pdf downloaden

Hoofdstuk 5
Insemineren, de theorie
Wanneer na het kalven
insemineren?
Een goede vruchtbaarheid begint bij een goede bronst van de koe. Goed bronstig
kan een koe pas worden als ze goed in haar vel zit en helemaal gezond is. Ruim twee
weken na het kalven worden koeien een eerste keer bronstig, maar dat is voor veehouders niet altijd te zien. Het zijn vaak ‘stille bronsten’. Pas na zo’n 50 dagen en
twee bronsten is de cyclus van de koe op orde en kan ze geïnsemineerd worden. Dit
is een situatie waarbij alles volgens het boekje is verlopen. De koe heeft vlot gekalfd,
is niet met de nageboorte blijven staan en verder is ze ook gezond.
De verschijnselen bij bronst en het percentage non return
voor-bronst
bronst
na-bronst
– duur: 8 uur
– nerveus gedrag
– loeien, afzonderen
– ruiken aan andere koeien
– bespringt andere koeien
– wordt zelf niet besprongen
– gezwollen rode kling
–- soms helder taai bronstslijm
– duur: 18 uur
– sta-gedrag
– nerveus, opgewonden
– duur: 12 uur
– geen sta-gedrag
– daling melkgift
– daling voeropname
–- bespringt andere koeien
– wordt besprongen
– gezwollen rode kling
– helder taai bronstslijm,
soms tot op de grond
– daling melkgift
– daling voeropname
– besnuffelt andere koeien
– bespringt nog wel
– vaak afbloeden (80-85%)
– soms bronstslijm
– melkgift normaal
– eetlust normaal
% non return
70
60
50
40
30
20
beste tijd om te insemineren
te vroeg
0
3
6
9
12
15
18
21
te laat
matig
24
27
30
33
bronstduur (uren)
Beslissen van kalf tot koe
47
Hoofdstuk 5 - Insemineren, de theorie
Samen werkt het beter:
bedrijfsbegeleiding
Melkveehouders krijgen regelmatig
de KI-dierenarts in de stal voor de
vruchtbaarheidsbegeleiding. De KIdierenarts controleert de probleemkoeien en probeert antwoorden te
vinden op de vraag waarom een
koe niet bronstig wordt. KoeAttenties Productie [88] kan daarbij
behulpzaam zijn en ook de
Vruchtbaarheidsattentie kan inzicht
geven in de actuele situatie op het
bedrijf. Via de computer is die informatie al voor het bedrijfsbezoek uit
te wisselen.
Tussenkalftijd
De tussenkalftijd (tkt) geeft het aantal dagen aan tussen twee kalvingen. Elk jaar
een kalf is ideaal, maar in Vlaanderen ligt de tussenkalftijd rond de 405 dagen. Veel
veehouders beginnen later met insemineren van de koeien, nadat ze hun piekproductie hebben gehad. In deze piekperiode zitten de koeien in een negatieve energiebalans en hebben moeite om drachtig te worden. Later na het kalven
insemineren betekent dat de koe vlotter drachtig wordt. Het inseminatiegetal, het
aantal inseminaties dat nodig is voor het drachtig krijgen van de koe, is dan ook
lager. Gemiddeld zijn 1,8 inseminaties nodig om een koe drachtig te krijgen.
Vruchtbaarheid en melkproductie werken elkaar een beetje tegen. Het betekent dat
fokken op koeien die veel melk produceren het nadeel heeft dat de koeien minder
vruchtbaar worden. Het is daarom belangrijk om de vruchtbaarheid op het bedrijf
goed te blijven volgen. STO-Vruchtbaarheid [92] geeft hierbij inzicht en vergelijkt
de resultaten met voorgaande kwartalen.
Steeds meer veehouders maken gebruik van de kennis van de dierenartsen die in
combinatie met de MPR- en Koe-Attentiegegevens en STO-Vruchtbaarheid zorgen voor
optimale resultaten
Hulpmiddelen
Bij het herkennen van tochtige koeien is een aantal hulpmiddelen beschikbaar. Zo
begint het met een goede registratie. De koekalender en bedrijfsbegeleidingskaart
zijn hiervoor heel geschikt, terwijl steeds meer veehouders de registratie via de computer uitvoeren. Naast programma’s die op de eigen computer werken is ondersteuning ook mogelijk via Koe-Attenties Voortplanting [88]. Dit zijn attentielijsten
48
Beslissen van kalf tot koe
Hoofdstuk 5 - Insemineren, de theorie
Vraag
Wanneer moet een koe drachtig
worden om een tussenkalftijd van
365 dagen te halen?
Op dag 85. De draagtijd van een
koe bedraagt 280 dagen, oftewel
zo’n 9 maanden. Om deze streefdatum te bereiken zullen veehouders
vanaf dag 50 na het kalven al
beginnen met het insemineren van
de koe.
waarop niet alleen aangegeven staat welke koeien geïnsemineerd moeten worden,
maar ook drachtigheidscontrole, droogzetten en afkalven staan als attenties voor
de komende periode.
Daarnaast kunnen veehouders stappentellers inzetten bij de bronstdetectie.
Stappentellers zijn kleine kastjes die de activiteit van koeien kunnen meten. Ze worden aan de voorbenen van de koe bevestigd. Activiteitenmeters om de halsband van
de koe hebben dezelfde functie. Veehouders gebruiken de activiteitenmeters ook
als algemene signalering. Wanneer koeien zich niet lekker voelen of klauwproblemen hebben zullen ze minder activiteit laten zien.
Ook kleurstofcapsules, of gewoon dikke strepen van een markeerstift zijn handige
hulpmiddelen bij de bronstwaarneming. Als een koe bronstig is dan is dat te zien
aan de capsule die van kleur verandert, of aan de verf die van het staartbeen is verdwenen.
Antwoord
Conditiescore
De conditiescore van een koe geeft aan hoeveel vleesbedekking een dier heeft, oftewel hoe mager of bevleesd een koe is. Koeien met conditiescore 1 zijn mager, die
met conditiescore 5 zijn vet. De meeste koeien verliezen conditie in het begin van
de lactatie. Ze geven gewoonweg meer melk dan de energie die ze via het voer opnemen. Met andere woorden: de ‘output’ is hoger dan de ‘input’. De kunst is deze
negatieve energiebalans zo kort mogelijk te laten duren en het energietekort zo
klein mogelijk te maken om de dieren gezond én vruchtbaar te houden. Koeien die
veel afvallen zijn vatbaarder voor ziekten en worden moeilijk drachtig. De conditiescore wordt ook wel afgekort tot ‘BCS’, het Engelstalige Body Condition Score.
Maximaal 1 punt verval
Het verval in conditiescore mag maximaal één punt bedragen op een schaal
van 1 tot 5.
Een paar voorbeelden: dieren die meer dan één punt conditie verliezen laten
hun bronst 14 dagen later zien dan dieren die een half punt in conditie verminderen. De kans dat dieren met veel conditieverlies drachtig worden na de eerste inseminatie is slechts 17 procent, terwijl bij dieren die maar een halve punt
conditie verliezen de drachtigheid op 65 procent ligt.
Teruggang in punten conditiescore en vruchtbaarheid
kengetal vruchtbaarheid
afkalven-1e ovulatie in dagen
afkalven-1e bronst in dagen
afkalven-1e inseminatie in dagen
drachtigheidspercentage na 1e ins.
teruggang in punten conditiescore
0,5
0,5 - 1,0
>1,0
27
48
68
65
31
41
67
53
42
62
79
17
Beslissen van kalf tot koe
49
Hoofdstuk 5 - Insemineren, de theorie
Inspecteur scoort de
conditie tussen 1 en 9
Koeien mogen niet te vet worden. Aan het eind van de lactatie en ook in de droogstand lopen koeien het risico te vet te worden. Dat verhoogt de kans op problemen
bij het kalven doordat ook het kalf te zwaar wordt en vooral doordat de geboorteweg vervet. Bij te vette koeien is ook vaak de voeropname te laag. Al tijdens de droogstand begint er een vetmobilisatie. Dit gemobiliseerde vet zal deels door de koe
gebruikt worden als energie. Het overtollige vet (er is nog geen melkproductie)
wordt opgeslagen in de lever, waardoor leververvetting ontstaat. Dit heeft gezondheids- en vruchtbaarheidsproblemen tot gevolg, zoals met de nageboorte blijven
staan, slepende melkziekte, verlate eisprong en cysteuze eierstokken.
Conditiescoreverloop mag maximaal één punt zijn
In de loop van de lactatie schommelt de conditiescore bij koeien tussen de beide
onderstaande lijnen. Vooral in het begin van de lactatie verliest een koe conditie.
Dit verlies mag maximaal één punt bedragen om te voorkomen dat koeien problemen met de gezondheid en de vruchtbaarheid krijgen. Is de conditie verder
teruggelopen, dan is het drachtigheidspercentage na de eerste inseminatie lager.
De conditiescore moet tussen de normlijnen vallen. Dan is de koe niet te vet en niet te
mager en past haar energieopname bij haar behoefte en lactatiestadium
conditiescore
Bedrijfsinspecteurs scoren ook de
conditie van de koeien. Zij gebruiken echter niet de score tussen 1
en 5 zoals gebruikelijk in de praktijk. Net als alle andere exterieurkenmerken op het keuringsrapport
[103] krijgt de conditiescore een
beoordeling tussen 1 en 9. Hiermee
beoordeelt de inspecteur de vet- en
spierbedekking van de zitbeenderen, de lendenen en de koekoeksgaten; 1 staat voor weinig bedekking, 9 voor veel. Deze meer verfijnde onderverdeling is nodig voor het
maken van een fokwaarde, waarbij
de verschillen tussen stieren duidelijk uitkomen.
Voorkom leververvetting
5
4,5
4
3,5
3
2,5
2
1,5
1
afk 30
60
90
120
150
180 210
240 270
300
330
droog
lactatiestadium (dagen)
De conditiescore kan zo iets zeggen over de voedingstoestand van het dier. Met deze
gegevens kunnen veehouders maatregelen nemen op het gebied van de voeding en
het management. Zowel de KI-dierenarts als de inspecteur bepalen de conditiescore bij dieren, terwijl veel veehouders het zelf ook regelmatig doen. Vooral aan het
begin van de lactatie is het belangrijk in de gaten te houden hoe de conditiescore
zich van week tot week ontwikkelt om zo snel te kunnen bijsturen. Het is belangrijk een schatting te maken van de vet- en spierbedekking van de zitbeenderen, de
lendenen en de koekoeksgaten. Een score van 3 tot 3,5 is daarbij ideaal. Het geraamte en de bedekking met vlees zijn dan goed in balans.
50
Beslissen van kalf tot koe
Hoofdstuk 5 - Insemineren, de theorie
Score 1
Zeer slechte
conditie
(uitgemergeld)
Score 2
Geraamte duidelijk
zichtbaar
Score 3
Geraamte en
bedekking
goed in balans
Score 4
Score 5
Bedekking
heeft de overhand
Veel te vet
De conditiescorekaart met een veel gehanteerde conditiescore. In deze score is 4 de de ideale conditie bij afkalven
Beslissen van kalf tot koe
51
Hoofdstuk 5 - Insemineren, de theorie
Bewegingsscore niet verwarren met beengebruik
Beengebruik wordt ook door de
bedrijfsinspecteur beoordeeld. Het
geeft het gebruik van de benen
weer. Daarbij kijkt de inspecteur
naar de passen die de koeien
maken, zowel de lengte als de richting van de pas (zie het keuringsrapport [103]). Dat is dus iets
anders dan de bewegingsscore die
veehouders zelf kunnen scoren en
waarbij de klauwgezondheid beoordeeld wordt.
Bewegingsscore
Om de bronst te laten zien moeten koeien goed te been zijn. De klauwgezondheid
is met de bewegingsscore te meten. Met de cijfers van 1 tot en met 5 is aan te geven
hoe mobiel de koe is of in hoeverre ze kreupel is. De kromming van de rug is daarbij een belangrijk ijkpunt. Op een bedrijf met een goede klauwgezondheid scoort
80 procent van de koeien een 1 of een 2. Bij een score van 65 procent moet de ‘alarmbel’ wel afgaan, ook wanneer de gemiddelde score van de koeien tussen 2,5 en 3
ligt. Een gemiddelde rond de 2 is goed. De score zegt overigens niets over de aard
van de aandoening, zoals stinkpoot of de ziekte van Mortellaro. Het scoren kan
ieder kwartaal en veehouders kunnen dat al leunend op het voerhek doen. Terwijl
de koeien voorbij lopen om naar buiten te gaan zijn de probleemgevallen op te sporen. Op probleembedrijven wordt maandelijks scoren aanbevolen om vooral ook
het effect van maatregelen te meten.
Bij de koe draait alles om goed beenwerk
Per score voor beweging is bekend tot welke daling in voeropname en melkproductie klauwproblemen leiden. Veel veehouders zien vruchtbaarheid en mastitis
als grote schadepost op het bedrijf. Ook klauwproblemen en slecht beenwerk
geven veel schade. Bij klauwproblemen ontstaat soms onherstelbare schade aan
de klauwen. Daarnaast is ook het risico groot dat de voeropname fors terugloopt.
Het gevolg daarvan is minder melkproductie en meer problemen met de gezondheid en de vruchtbaarheid.
Score beweging en percentage verminderde voeropname en melkproductie
bewegingsscore
Vraag
Waarom zijn robotboeren over het
algemeen nog actiever bij het
genezen en voorkomen van klauwproblemen?
Om drie keer per dag uit eigen
beweging naar het automatisch
melksysteem te gaan moeten de
koeien vlot ter been zijn. Als de
koeien niet helemaal goed lopen
merken robotboeren dat direct aan
hun lijst met attentiekoeien. Er
staan meer dieren dan normaal op
de lijst, die aangeeft welke dieren
al te lang niet gemolken zijn.
Antwoord
52
Beslissen van kalf tot koe
1
2
3
4
5
voeropname
melkproductie
0
–1
–3
–7
–16
0
0
–5
–17
–36
Hoofdstuk 5 - Insemineren, de theorie
Bewegingsscore geeft de klauwgezondheid weer
Bewegingsscore 1
Normaal
Staat en loopt normaal. Alle klauwen worden doelbewust neergezet.
Bewegingsscore 2
Licht afwijkend
Staat met rechte rug maar kromt de rug
in beweging, gang is licht afwijkend.
Bewegingsscore 3
Lichte kreupelheid
Staat en loopt met een kromme rug. Korte
stappen met één of meerdere poten.
Bewegingsscore 4
Kreupel
Kromme rug in stilstand en beweging.
Eén of meerdere klauwen worden ontlast.
Bewegingsscore 5
Ernstig kreupel
Kromme rug. Weigert op een klauw te
staan of hinkt. Blijft liggen of heeft grote
moeite op te staan.
Beslissen van kalf tot koe
53