NAAR AANLEIDING VAN: »EEN WOORD OVER DE SPRA. A.KKUNST HER MALEISCHE T AAL DOOR D. GERTH VAN WIJK. " Met belangsteHing heb ik kannis genomen van een beoordeeling mijner onlangs verschenen Spraakleer der Maleische taal, voorkomende in deel IV, afl. VI, van het Tijdschrift voor het B. B . De lof daarin toagezwaaid aan mUn werk, geeft den schrijver van dat artikel, den Heer A. A. Fokker, er recht op, dat aandacht geschonken worde aan de opmerkingen, die hil het noodig geacht heaft in het midden te brengen, opmerkingen welke natuurlijk ten doel hebben mU in de gelegenh eid te stellen eventu~el leemten aan te vullen of onjuistheden te verbeteren . Het is op grond van deze overweging, dat ik mij er toe zet het bedoelde opstel, althans gedeeJtelijk, reeds tersto nd aan een bespreking te onderwerpen j ik zeg gedeeltelijk,omdat de tijd voor een gezette behandeling van het geheel mij op 't oogenblik ontbreekt. Waar Recen sent er op wijst, dat in § 40 '<:: staat i. pl. v. en daarbij de opmerking v(legt, dat in een leerboek een dergelijke drukfout niet mag voorkomen, moet ik de j uistheid daarvan niet aileen ten volle toegeven, maar zelfs erkennen, dat ik helaas reeds op meer zulke onnau wkeuri gheden gestuit ben. Ik heb, horribile dictu, zelfs djoeadah aangetroffen verdwaald in de lijst der aan het Tamil ontleende woorden, terwij l het natuurlijk geplaatst moet zyn in die der Perzische. Mij n eenige verontschuldiging is, dat mm bij . correctie van eigen werk gevaar loopt fouten over het hoofd te zien en te'1ezen niet wat t Deel V, 1890. l -2 or staat, maar wat er staan moest; mg althaos is het zoo gegaan . De uitspraak. Of ik zelf penoh, tegoh, semboh gehoord heb ? Ik zou die vraag niet bevestigend du rven beantwoorden, daar ik gedurende mgn verblijf te Riou weI van enkele woorden van dien vorm aanteekening beb gehouden, maar niet juist Daar aile onderzoek heb gedaan, wat ono oodig was; dat ik zelf . boenoh, soenggoh, soeroh, poeloh, sentoh gehoord beb, dat weI , want ik heb ze opgeteek end; natuurlijk spel ik dus de overige op dezelfde wijs. Mg, die jaren op Sum. W. K. had doorgebracbt, waar ik gewoon was aan de voile oe niet aileen maar nog weI met sterke nablazing (sit venia verbo) h. v. soenggoehe {l) , moest de klank dien ik te Riou vernam weI treffen; mit s nu die 0 niet al te scherp-kort wordt uitgesproken, acht ik de door deu Hr. v. d. W . gebruikte transcriptie oh werkelijk de beste voorstelling van den klank , dien men te Riou hoort. (In de noot op pag. 28 heb ik er op gewezen, dat elders de uitspraak oeh is; ik zal het dus niemand ten kwade duiden, zoo hg Hever op die wUs spelt). In mu n opvatting ben ik ni,et weinig versterkt door een Minangkabauer, sinds jaren te Taudjoeng P inang vel'blijf houdende, die als hg in ons karakter met mtj correspondeert altgd saloeroh, soeroh, fegoh scbrUft eu op mgn navraag waarom hij dat doet, antwoordt dat dit de Riousche uitspraak is (diseboet orang Riou, bersalahan den gan boenji di Padang) . .:.-. De volgende opmerking is mg niet recht duidelgk. "De a op 't eind van een woord klinkt e,' dit is de uitspraak van het Riouwsch-Maleisch en niet a.Waarom dan ook die niet nls oe ware opgegeven? Klinkert en Von de Wall aar(1) Er zijn er die b . v. memboenoeh vOlgens de Minangkabausche uitspraa k trans cribeeren memboenoeeh of memboenoeah. m. i. ten on r echte. Die h is in het Min. zeer lemas, zoodat cen Minangkabauer phon etisch transcribeer t memboenoee. Ik beh oud de h in het scbrift om den vorm van h et woord n'e! te vermin ken. maar om den klank voor te stellen doet zij geen dien st, en ze n u als sluiter te gebr uiken is m. i. minder juist. 69879 T'1. 3r U .• J -3~ zelen beide niet zulks te doen. Men dient toch de uitspraak eener bepaalde streek als de ware aan te nemen en er niet een te maken. Welnu, waar men het "brouwen" der r als zui vere uitspraak opgeeft, daar dip-nt ook de eind-a als e te worden verklaard. De Europeaan, die nooit buiten Java Maleisch gehoord heeft, weet niet beter of poera-poera wordt uitgesproken zooals iedet· Hollander die woorden zoo gespeld zou uitspreken, de a als a en de r scherp; maar wie ooit Riouwsch heeft gehoord zal inzien, dat de uitspraak is poeghrepoeghre." Duidelijkshal ve was het niet ovcrtollig geweest hierbij te voegen, dat ghr een graphische voorstelling is van de gebrou wde 1', anders vrees ik dat die spelling poeghre tot een onmogelijke uitspraak zou leiden. Uit deze opmerking zou men kunnen opmaken , dat de Heeren Kl. en v. d. W . een geheel andere spelliog volgen dan ik. Maar wat is het geval; de Hr. Kl. geeft in zijn spraakkunst op: "aan het eind van een woord spreekt de Maleier van den Riou-Archi pel de a ongeveer uit als eu in beu1·t." Ik zeg ill § 23: "te Riou heeft die a de n klank van een zachte eu (of de Duitsche 0)" (deze voors:elliog door eu acht ik juister dan door e) j ik voeg daarbij, dat <lit in het Woordb. van v. d. W. door a wordt weergegeven. Verder zegt de Hr. KI. : "de l ' wordt door den Maleier gebruuwd, nauwelijks hoorbaar achter in de keel uitgesproken .". Ik in § 19: »de " wordt in sommige streken (want het is niet overa) even sterk, men vergelijke h. v. de L Rota met Agam) zacht brouwend uitgesproken". Zoekt meo nu in Kl.'s Nederl.·Mal. woordenboek onder schijn, dan vindt men weI poera-poera, juist zooals ik het zou schrijven, maar niet poeghre-poeghl'e; evenmin als bij den Hr. v. d. W. Mij dunkt tl'ouwens, dat het voldoende is op te geven, hoe de letters uitgesproken worden. Beschaafde Maleiers, zooals -4Datoek Ismail en wijlen Radja Hasan van P enjengat, schreven mij in hun brieven in ons karakter doerhaka, soedara en al zulke woordeo, maar niet met ,qhr of e. De transcriptie p oeas, Riau en dergelijke. R. zegt: "in het Arabische schrift wordt poewas geschreven pa met korten oeklank enz." Ik weet weI dat dit een gewone voorstelling is, maar zij is verkeerd en daarom kom ik er tegen op. Al gebruikt men voor het Maleisch de Arab. letterteekens, dan gaat het nog niet aan de Maleische spelling te verwringen naar de orthographische regels van het Arabisch, dat als taal niets met het Maleisch uitstaande heeft, Waarom zou in poewas de oe kort en in poelas b. v, die oe lang zijn, in boewang kort en in boedjang lang? Vergelijken wij deze woorden met overeenkomstige in het Javaansch, dan vinden wij 1L1 ,u,\ 1L1 rlEn, beide met dezelfde soekoe. Hetzelfde geldt voor de i in Riau, dia enz, En nu het al of niet gebruiken van w enj in de transcriptie; het is waar, wij schrijven vrouwen maar in het enkelvoud vrouw j dat by verlenging die w behouden blijft is rationeel. Vergelijking van woorden als vrouw, nauwgezet enz. met het Duitsch, Frau, genau en dergelijke, zou doen veronderstellen, dat die w niet juist noodzakelijk is om de uitspraak terug te geven; men kan ondertusschen misschien beweren , dat die sluitende w in onze taal meer hoorbaar is en daar wij sedert jaar en dag gewoon zijn aan het gebruik dier letter, die in geen geval foutief is, kan er geen bezwaar tegen het behoud er van bestaan. Hoe weinig echter die w noodig is om de verbinding tusschen ou of au met den volgenden klinker voor te stell en blijkt uit het Duitsche Frauen en dergelijke. Ik verbeeld mij, dat een Franschman, die geen Hollandsch kent en wien dus de in zijn taal niet bestaande w geheel vreemd is, zal schrijven pouas evenals louange. Met ruw, duw enz. is het een weinig anders ; daar is de w zeer duidelijk hoorbaar en moet zij dns geschreven worden -5dat zij bij verlenging van zulke woorden niet verd wijnt, is alweer zeer rationeel. Dat zij echter niet noodig is om de verbindiug tusschen u en den volgenden klinker voor te stellen, blijkt uit woorden als duo, duet, duel, die zeker door niemand dztwo, duwet, duwel zullen geschreven worden. Het omtrent w gezegde is hetzelfde voor j. Schrijft iemand nu bij voorkeur poewas, dtfa, Rtfouw. enz., niemand zal hem dit als een fou t kunnen aanrekenen, want het is geen fout; alleen ik gebruik die w en j niet, omdat zij VOOl' de voorstelling der uitspraak onnoodig zijn en ik liefst geen noodelooze letters bezig, terwij l ik opkom tegen de bewering, dat zij noodig zouden zijn om het Arab.-Maleische schrift weer te geven. Dat eindelijk de spelling knieen minder zuiver zou zijn dan kniejen is minder juist uitgedrukt ; het woord is knie, de bijvoeging van j geeft dus een onzuivere spelling; vandaar dat die letter verbannen is. De Duitscher heeft van Knie nooit Kniejl!. altijd Kniee gemaakt. " Waar de Hr. G. v. W . de aan 't echte Maleisch vreemde letterteekens bespreekt, wordt wederom vaag de waarde daarvan opgegeven". In § 37 schrijf ik:" . .... " behoeft hier nog slechts een enkele opmerkiDg gemaakt te worden omtrent de uitspraak dier letters nl. zooals *<Ie Maleiers ze uitsprekeD, wanneer zij Arab. wo()rden in het Maleisch gebruikeu ; bij het lezen van den Koran . of andere Arab. geschriften wordt natuurlijk zooveel mogelijk gestreefd naar een zuivere Arabische uitspraak." Mij dunkt dit is nogal duidelijk en niet vaag. Ik heb er geen oogenblik aan gedacht de Arab. uitspraak op te geven, die moet men in een Arab. niet in een Mal. grammatica leeren; in deze laatsce behoort zij m i. volstrekt niet te huis, al deel ik op mijn college er een en ander omtrent mede. Hoe een Arabier in het Arabisch J> en b uitspreekt, is voor het Maleisch geheel onverschillig' voor die 6taal is het de vraag hoe de Mateier het doet. De Maleier nu zegt niet thaif (Engelsche zach te th) of dhaif, maar laip; ~u:, niet met een begin letter , die tusschen t, d en b in ligt, maar flink weg lalim ;niet thalatha (Eugelsche scherpe thy, maar salasa evenals sahabat of sabat (sohbat) . In plaats van een scherpe l had ik misschien betel' gezegd een scherp of duidelijk uitgesproken l. Caspari vergelijkt j o. a. met de Fransche z of de Duitsche s in Rose, weise, wat nogal vrii weI overeenkomt met onze z j maar ik beoordeel niet of ze veel zachter is, ik deel aileen mede, dat als de Malejer van die letter niet dj maakt, wat meestal wei het geval is, hij er denzelfden klank aan geeft als wij aan onze z . De j heb ik, naar R. terecht opmerkt, ik erken het tot mijn spijt, over het hoofd gezien..Wat den klemtoon aangaat. Uit den aard mijner betrekking heb ik jarell lang Maleiers Maleisch hooren lezen, niet zingende maar wat wij lezen noemen ; een beetje meer accentuatie zou daarbij al licht hoorbaar zljn, meer althans dan bij gewoon spreken. 'foch heb ik nooit iets anders waargenomen, dan wat de Hr. v. d . W. daaromtrent opgeeft; afwijkingen hoorde ik slechts zeer zelden en gan was altij d Europeesche of Javaansche invloed merkbaar. Waar gezegd is, dat de klemtoon in het algemeen zeer zwak is, dat aile lettergrepen nagenoeg denzelfden nadt'uk hebben en datI zoo op de laatste of voorlaatste wat meer klemtooll gelegd wordt, dit niet geschiedt door er sterker op te drukken, maar aileen door ze wat gerektel' uit te spreken , daar kan het moeielijk mijn bedoeling geweest ziju, dat in perbantoean b. v. op ban een sterke nadruk moet gelegd ~orden , maar nog verkeerder zou het Zij ll een sterken nadruk I.e leggen op toe. De stamwoordelijke werkwoorden. Met eenige verbazing las ik, dat de abt Favre poelang, datang enz. verklaart ala retourne, 7venu, dUB alB participH~n . Aangezien ik die bewering ollmogelijk gelooven kon , sloeg ik onmiddellijk zijn woordenboek op en yond daar tot mijn geruststelling : poe lang, retourner, s'en retourner j datang 1 arriver, venir, avoir lieu, dus uiet als vec leden deelwoord maar als werkwoord, juist zooals ik ze verklallr en wat ook de eenige mogelijke verklaring is. Dat ada orang datang kan beteekenen: er is iemand gekornen, weI zeker, maar niet omdat datang gekomen beteekent, maar omdat men iers vertelt, dat gebeurd, verieden is; ada vervult daarbij Diet de rol van ons hulpwerkwoord is, het is volBtrekt uiet noodig om dien verI eden tijd nit te drukken; komarin saja datang, gisteren ben ik gekomen; tjoba lihat ada , doea orang datang, zie eens daar komen twee menschen, Ietterlijk : daar zijn twee menschen die komen of komende ; esoek harilah ia (akan) poelang, (1 ) morgen zal hij tuugkeeren. T oean kiaskanlah pada jang lainlain, zag ik met den Maleier, de opgegeven voorbeelden zijn duidelijk genoeg, dat men ze op andere dergelijke woorden kan toepassen . Roti panggang v e r t a len wij weI door geroosterd brood, maar daarom is panggang niet het verleden deelwoord geroosterd, evenmin als in rookvleesch rook een deelwoord is, omdat dil in het Fransch door fume wordt weergegeven. En nu dient tegen het woordenboek van Favre gewaarschuwd te worden, wie er zich in dit geval aan hondt, wordt op een dwaalspoor gebracht j in dat woordenboek toch worden de stammen van tranBitieve werkwoorden vertaald door het passieve deelwoord , wat geheel foutief is. Reeds jaren geleden heeft de Hr. v. d. T. op het verkeerde hiervan gewezen en geleerd, dat, wil men b. v. ambil vertalen , dit niet moet gescbieden door (1) Akan het futurum uitdrukkende wordt in het Agamsche dialect g ewoonlijk ka, b. v. ka-poelang, ka-pergi (ka-pai), ka-tiba, ka-ditanak enz. Na tuurlij k mag dit ka niet, zooals ik onlangs gedr ukt h~b gevonden, .. erward worden met het praefix ka 6f lee, dat in het Bata viaasch uit het Javaltnsch is overgenomen, katoekar, katimpa, katoebroek katemoe enz. -8 gehaald, maar door worde gehaald, Maleische imperatief j ambil is geen deelwoord, dat is b. v. terambil. In het W oord b. van v. d. W. vindt men dan oo k wei het stamwoord ambil opgegeven maar zondel' vertaling en daarn aast het werkwoord mengambil met de beteekenissen nemen enz ; ell zoo by aIle niet-stamwoordeltike werkwoorden . Hetzelfde is natnurlijk het geval io Pijll. 's woordenboek. Dat de beteekenis van roti panggang niet dnidelijk is, indien men panggang opvat als het onovergankelyke zegwoord roosteren, gelijk R. terecht opmerkt, spreekt van zelf; immel's dan houdt men panggang voor iets wat het niet is. Maar Ileemt men panggang voor Wilt het weI is, geeft men het de waarde die het wezenlyk heeft n1. die van stam van een transitief werkwoord, dan is de verklaring zeer eenvoudig. Onze zamengestelde substantieven bestaande uit den stam van een transitief werkwoord en een substantief worden nl. in he't Maleiseh zeer dikwijls weergegeven door een samengestelde uitdrukking uit dezeltde bestanddeelen bestaande, maa r volgens het Maleische jdioom in omgekeerde volgorde, het bepalende woord achter. Ik zeg dikwijls, want het spreekt van zelf, dat wij weI eens een samengesteld woord zuBen gebruiken, waar het Maleisch met een enkelvoudig volstaat, eo dat omgekeerd ons enkelvoudig woord in het Maleisch wei eens vertegenwoordigd is door een samengestelde uitdrukkin g, b. v. naaif'ter. Zoo is nu in het Maleisch pisau tjoekoer, een scheermes, uiet een geschoren mes; zoo is djoeroe masak, niet een gekookte djoeroe, m!lar s. v. v. een kook-djoeroe, iemand die zich met koken bezig houdt, kok; zoo toekang djahit, ajar basoh enz. Zoo is ook ajam panggang uitstekend door den Hr. v. d. W. in zyn Woo rdb. vertaald ('t was of hij gevoelde dat verkeerde uitleggiDg kon en zou plaats hebben) roost-kip ; of nu dat woord al Diet in het Neder!. Woordenb. van v. Dale b. v. voorkomt. doet niets tel' zake, het is dezelfde vorm als braadvleesch h. v. en tegen zijn samenscelling kan geen enkel bezwaar bestaan . Zoo - 9 -vertaalt ook Pijn, in zijn W oordb, pisang goreng zeer juist door bafc-pisang. Het Bpijt mij nu, dat ik in het hoofd stuk over Samenstelling en N eveostelliog niet bij dit punt stilgestaan heb, maar ben R. dankbaar voor zijo opmerking, die myn aandacht gevestigd heeft op een blijkbaar in mijo werk bestaande leemte, welke eventueel behoort aangevuld te worden. R. zegt dat behal ve mengatahoei en menghendaki (mengahendaki?) woorden van dien vorm hem erg verdacht voorkomen en ze in goed Maleisch niet mogen gebruikt worden; hij voegt er bij, »dit is o. a. het gevoelen va n Dr. v. d. Tuuk", Waar blijkt dit? Voor zoover mij bekend heeft genoemde taalgeleerde zich slechts op twee plaatseo over dien vorm uitgelaten, in de Aanteekeningen op zijn Maleisch leesboek, 1868, en io het W oordb. van v. d, W. Maar R. zal toch die twee plaatsen weI niet aanhalen om zijn bewerio g te bewijzen, waot daaruit blijk t juist het omgekeerde. "In § 169 komt voor, dat in relatieve zinnen, waarin het relatieve pronomen objekt del' handeling is, altijd het passief moet gebruikt worden. Dat dit veelal het geval is, is zeker, maar toch komt ook het actief nu en da n voor, evenals in 't Jav. plaats heeft." Daarop wordt een voorbeeld opgegeveo, dat ongetwijfeld goed is, al behoort het volgens R. 's opmerking meer in de Bpreektaal te huis; deze omstandigheid zal zeker geen gebrek kunnen geacht worden. In mijn spraakleer wordt § 168 gezegd, dat als het objekt v66r het werkwoord staat, de zin in het passief moet geconstrueerd worden ; in § 169, dat ingevolge het bovengezegde een relatieve zin, als het reI. pron. objek t is, eveneens in het passief moet geco nstrueerd worden ; in § 172 dat, ofschoon het bovengezegde als algemeene reg~1 geldt, het toch weI gebeuren kan, dat zulk een zin in het actief wordt geconstrueerd, wa nneer nl. de nadruk niet aHeeo op het objekt maar ook op het
© Copyright 2024 ExpyDoc