Wtw 15641 Vergunning

Rijkswaterstaat
Ministerie van Infrastructuur en Milieu
beschikking
0 5 MAART 2014
Datum
Nummer
Onderwerp
RWS2014/10346 1
Watervergunning: wijziging van de vergunning van
ADM Europooft BV.
Dossiernummer 028.0957.A.wtw15641
Inhoudsopgave
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Aan hef
Besluit
Voorschriften
Aanvraag
Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het waterbeheer
Procedure
Conclusie
Ondertekening
Mededelingen
Bijlage
1.
Aanhef
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 4 november 2013 een aanvraag
ontvangen van ADM Europoort B.V. om de vigerende vergunning als bedoeld in
hoofdstuk 6 van de Waterwet voor het verrichten van handelingen in een
watersysteem te wijzigen.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer 028.0957.A.wtw15641.
De aanvraag betreft:
•
het brengen van stoffen, afkomstig van ADM Europoort B.V., gelegen aan
Elbeweg 125 in Europoort-Rotterdam in de Beneluxhaven.
2.
Besluit
Gelet op de bepalingen van de Waterwet, het Waterbesluit, de Waterregeling,
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene wet bestuursrecht
en de hieronder vermelde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur
en Milieu als volgt:
De aan ADM Europoort B.V. verleende vergunning van 17 april 1997,
AWU/97.6064 1 laatstelijk gewijzigd bij besluit van 14 december 2011,
ARE/SCV/2011.651 1 als volgt te wijzigen:
Pagina 1 van 16
3.
Voorschriften
Datum
A.
B.
Aan artikel 1 wordt het volgende lid toegevoegd:
18. ‘Bioscrubbersysteem’: de installatie bestaande uit 3 (in eerste instantie
2) bioscrubberunits; elke unit bestaat uit een gepakte kolom waarin
bacteriën aanwezig zijn die componenten (onder andere H2S)
verwijderen uit het afgas afkomstig uit het minerale-oliesysteem.
‘‘4/;O346
Artikel 2, eerste lid onder a wordt vervangen door:
a. Via lozingspunt 01 op het oppervlaktewater van de Beneluxhaven:
het eifluent via meetpunt 106, waarin de volgende afvalwaterstromen
mogen worden behandeld:
huishoudelijk afvalwater of daarmee vergelijkbaar afvalwater;
koelwaterspui van de raffinaderij;
koelwaterspui van de concentraat- en extractiefabriek na behandeling
in een vetafscheider;
was- en schrobwater van de verschillende procesgebouwen via een
bezinkput en vetafscheider (met uitzondering van het raffinaderij- en
lecithinegebouw);
door de bedrijfsvoering verontreinigd hemelwater van het
tankenpark zuid via een bezinkput en vetafscheider;
procesafvalwater van de hexaanextractie via een bezinkput en
vetafscheider;
afvalwater van de isolaatfabriek;
procesafvalwater van de raffinaderij via een bezinkput, vetafscheider
en flotatie-unit;
was- en schrobwater van het raffinaderij- en lecithinegebouw via een
bezinkput, vetafscheider en flotatie-unit;
verontreinigd hemelwater afkomstig van de verladingplaatsen en het
noordelijk open opslagterrein via een bezinkput, vetafscheider en
flotatie-unit;
laboratoriumafvalwater.
het effluent van het bioscrubbersysteem via meetpunt 107.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
C.
Aan Artikel 2, worden de volgende leden toegevoegd:
3. Vergunninghouder dient uiterlijk een maand voor ingebruikname van
het bioscrubbersysteem een aangepaste (riolerings)tekening aan de
waterbeheerder te overleggen met daarop aangegeven het nieuwe
meetpunt 107 en de aan- en afvoerleidingen ten behoeve van
dit systeem.
4. De in het vorige lid bedoelde tekening behoeft de schriftelijke
goedkeuring van de waterbeheerder.
Pagina 2 van 16
D. Artikel 3 te vervangen door het volgende artikel 3:
Datum
Artikel 3
lozingseisen effluent
Nummer
RWS-2014/10346 1
1.
Het eifluent van de AWZI ter plaatse van meetpunt 106 mag alleen worden
geloosd, als de volgende per parameter aangegeven lozingseisen niet worden
overschreden:
Parameter
CZV
Onopgeloste bestanddelen (ZS)
Stikstof-totaal (N-tot)
P- totaal (fosfaat)
1
II
200
14000
2500
30
4
III
30
1: Jaarvracht (kg/jaar).
II: Concentratie in steekmonster (mg/l).
III: Gemiddelde concentratie in steekmonster (mg/l).
2.
Het eifluent van het bioscrubbersysteem ter plaatse van meetpunt 107, mag
alleen worden geloosd, als de volgende per parameter aangegeven
lozingseisen niet worden overschreden:
Parameter
CZV
Onopgeloste bestanddelen (ZS)
Stikstof-totaal (N-tot)
P- totaal (fosfaat)
II
200
III
30
30
4
II: Concentratie in steekmonster (mg/l).
III: Gemiddelde concentratie in steekmonster (mg/l).
3.
De waarden van de in lid 1 en lid 2 genoemde parameters dienen
te worden bepaald volgens de in bijlage 2 genoemde voorschriften.
E.
Artikel 5, lid 1 en lid 2 worden vervangen door:
1. Het te lozen afvalwater dient ter plaatse van meetpunt 106 te allen tijde te
(kunnen) worden onderworpen aan debietmeting (met registratie en
integratie) en bemonstering ter verzameling van etmaalmonsters en
steekmonsters.
2. Het te lozen afvalwater dient ter plaatse van lozingspunten 01, 02 en 03,
alsmede ter plaatse van meetpunt 107 te allen tijde te (kunnen) worden
onderworpen aan bemonstering ter verzameling van steekmonsters.
F.
Aan Bijlage 2: Analysevoorschriften wordt het volgende toegevoegd:
De monstername ten behoeve van de emissiemetingen ter controle van
de naleving van de emissie-eisen voor het lozen wordt uitgevoerd volgens
NEN-6600-1 en de conservering van het monster wordt uitgevoerd volgens
NEN-EN-ISO 5667-3.
Pagina 3 van 16
4.
Aanvraag
4.1
Algemeen
4.1.1
Aanleiding
Datum
Nummer
RWS-2014/10345 1
ADM Europoort B.V (hierna ADM) beschikt over een watervergunning van
17 april 1997, AWU/97.6064 1 laatstelijk gewijzigd bij besluit van
14 december 2011, ARE/SCV/2011.651 1 voor het brengen van stoffen
in de Beneluxhaven.
Op 4 november 2013 heeft ADM een aanvraag om wijziging ingediend, om de
vigerende vergunning te wijzigen in verband met de bouw van een
bioscrubbersysteem. Deze installatie is nodig om de aanwezige geurcomponenten
(met name H2S) in het afgas afkomstig van het minerale-oliesysteem te
verwijderen. Hiermee wordt voorkomen dat de werking van het nageschakelde
bestaande biofilter nadelig wordt beïnvloed.
De bioscrubberinstallatie bestaat uit 3 scrubbers. Elke scrubber bestaat uit een
gepakte kolom waarin bacteriën aanwezig zijn om de stankcomponenten op
biologische wijze te verwijderen. De gepakte kolom wordt besproeid met
(naar verwachting 1- 20 m3/h) eifluent van de AWZI.
Dit heeft tot doel om:
het gewenste vochtgehalte in de kolom op peil te houden;
de bacteriën in de kolom van voldoende voedingstoffen (N en P) te voorzien;
de zuurgraad van het eifluent uit de bioscrubber te beperken tot ± pH 2.
Het in het afgas aanwezige H2S wordt in de kolom omgezet in H2S04; hierdoor
bevat het eifluent van de bioscrubber sulfaten. De zuurgraad van het eifluent is
circa pH 2.
Dit eifluent wordt direct geloosd op oppervlaktewater via een aparte leiding in de
bestaande riolering van lozingspunt 01. Het eifluent van het bioscrubbersysteem
is apart te bemonsteren.
-
-
-
-
Behandeling van het eifluent in de AWZI is, vanwege het sulfaatgehalte, niet
doelmatig. Bovendien bevat het ontvangend oppervlaktewater (zout water) van
nature al hoge sulfaatgehaltes.
Neutralisatie van het eifluent is, zoals in de bijlage bij de aanvraag is onderbouwd,
een kostbare zaak. Omdat het ontvangend oppervlaktewater, zoals blijkt uit de
bijlage ‘titratie zeewatermonster’, een goed bufferend vermogen heeft, is directe
lozing van het eifluent van het bioscrubbersysteem zonder nabehandeling volgens
de aanvraag, de meest efficiënte wijze.
Voor een meer gedetailleerde beschrijving van het nieuwe bioscrubbersysteem,
alsmede voor een toelichting op de werking ervan, wordt koftheidshalve verwezen
naar de aanvraag.
4.1.2
Bedrijfssituatie
ADM is een extractiebedrijf van oliezaden. Het productieproces betreft o.a. de
raffinage van plantaardige oliën (sojabonen en raapzaad). ADM beschikt over
twee productielijnen.
Pagina 4 van 16
Het afvalwater wordt verwerkt in een cascadegeschakelde biologische
zuiveringsinstallatie (AWZI).
De grondstoffen worden per schip of vrachtwagen aangevoerd en opgeslagen in
silo’s (droge grondstoffen) of in de verschillende tankparken (plantaardige olie).
Datum
RWS-2014/10346
4.2
Handelingen waarvoor wijziging van de vergunning wordt
aangevraagd
ADM vraagt op de volgende punten een wijziging van de vigerende vergunning:
•
de installatie van een bioscrubbersysteem om het afgas van de minerale
olie-installatie te zuiveren;
•
het lozen van effluent van een bioscrubbersysteem.
4.2.1
Beschrijving van het oppervlaktewaterlichaam waarin de
handelingen plaatsvinden
De lozing van ADM vindt plaats in de Beneluxhaven. Deze haven maakt deel uit
van het KRW-waterlichaam de Nieuwe Waterweg.
Het KRW-waterlichaam Nieuwe Waterweg behoort tot de overgangswateren,
categorie 02, (estuarium met matig getijdenverschil) en wordt aangemerkt als
kunstmatig waterlichaam. Dat wil zeggen een waterlichaam dat door menselijk
toedoen tot stand is gekomen.
Voor de sterk veranderde en kunstmatig aangelegde wateren wordt geaccepteerd
dat er menselijk beïnvloeding plaatsvindt en dat daardoor de Goed Ecologische
Toestand (GET) niet meer te bereiken is. Volgens de Kaderrichtlijn Water (KRW) is
het doel voor deze wateren de ecologische toestand die maximaal kan worden
bereikt met gelijkblijvende (menselijke verstoring van de) hydromorfologie.
Deze toestand wordt omschreven als het Goed Ecologisch Potentieel (GEP).
Functies van het watersysteem
Het Nationaal Waterplan kent aan de Rijkswateren verschillende gebruiksfuncties
toe die specifieke eisen stellen aan het beheer of gebruik van het betreffende
rijkswater. De functies zijn nader uitgewerkt in het Beheer- en Ontwikkeiplan voor
de Rijkswateren 2009-2015 (BPRW).
Een groot deel van het beheer is gericht op de instandhouding van de
basisfuncties en de bijbehorende infrastructuur. Uitgangspunt is daarbij te voldoen
aan de wettelijk vastgestelde eisen en doelstellingen.
Als de basisfuncties op orde zijn, ontstaan ook gunstige condities voor de
gebruiksfuncties. Een goede kwaliteit van het oppervlaktewater is bijvoorbeeld een
voorwaarde voor de winning van drinkwater en voor zwemmen. De aanwezigheid
van voldoende water is belangrijk voor de scheepvaart en de natuur.
Het BPRW maakt onderscheid in drie functiegroepen:
1. Basisfuncties: veiligheid, voldoende, schoon & (ecologisch) gezond water
•
Deze basisfuncties dienen een algemeen belang en worden zeker gesteld
met wetten.
•
Hier ligt een kerntaak die is voorzien van wettelijke instrumenten als
vergunningverlening, handhaving en heffingen.
Pagina 5 van 16
2. Scheepvaart: vlot, betrouwbaar en veilig verkeer over water (voor alle
verkeersdeelnemers)
• Deze gebruiksfunctie heeft een direct economisch en maatschappelijk
belang. Aan het beheer liggen beleidsmatige kaders, maatschappelijke
rentabiliteit en gebruikerswensen ten grondslag.
• Scheepvaart vormt een kerntaak van het beheer. Voor het betrouwbaar en
veilig afwikkelen bestaan wettelijke instrumenten.
3. Gebruiksfuncties (in totaal 11)
•
Het beheer voor de basisfuncties schept gunstige voorwaarden voor
gebruiksfuncties.
• Alle gebruikers zijn in beginsel welkom op het water, maar niet alles kan
altijd en overal.
Waar nodig gelden randvoorwaarden om basisfuncties en scheepvaart
veilig te stellen.
• Soms zijn voor de gebruiksfuncties extra beheerinspanningen nodig.
Datum
Nummer
Rw5-2014/10346 1
Voor het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn in het BPRW, naast de functies die
mogelijk vallen onder de beschermde gebieden, de navolgende gebruiksfuncties
beschreven:
•
koelwater;
•
energie;
• watersport, oeverrecreatie en pleziervaart;
•
beroeps- en sportvisserij;
•
oppervlaktedeifstoffen;
• archeologie, cultuurhistorie en landschap;
•
landbouw.
Rijkswaterstaat ondersteunt deze functies als een ‘gastheer’ op het water.
Beschermde gebieden:
Voor de gebruiksfuncties drinkwater, zwemwater, vis- en scheipdierwater en
natuur gelden aanvullend op de basiskwaliteit wettelijke eisen voor de
waterkwaliteit en/of het gebruik van de betreffende gebieden die voortvloeien uit
Europese verplichtingen. Deze functies vallen onder beschermde gebieden.
Binnen het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn geen zwemwaterlocaties.
Verder is de Nieuwe Waterweg niet aangewezen als Natura 2000 gebied of als
schelpdierwater en liggen er geen innamepunten voor drinkwater.
Voor dit waterlichaam zijn de strengere doelen voor beschermde gebieden dan
ook niet van toepassing. De doelen (en maatregelen) op basis van het generieke
beleid zijn dusdanig dat er geen sprake is van achteruitgang van de toestand van
het waterlichaam. De kwaliteit van het waterlichaam zal voor alle
parameters/kwaliteitselementen minimaal gelijk blijven.
Chemische toestand:
In de Nieuwe Waterweg (meetpunt Maassluis; toetsingspunt voor dit
waterlichaam) vindt geen normoverschrijding plaats van prioritaire stoffen in
water. Van de overige relevante stoffen voldoen koper, kobalt, zink en som PCB’s
in zwevend stof niet aan de norm. Kobalt overschrijdt de MAC waarde1.
Voor de locatie Maassluis zijn onvoldoende gegevens beschikbaar om correctie op
achtergrondgehalte en biobeschikbaarheid uit te voeren.
1
Gegevens ontleend aan: Brondocument voor het waterlichaam
Nieuwe Waterweg (Rijkswaterstaat 2009); WaterStand Zuid-Holland;
15 maart 2011.
Pagina 6 van 16
De metalen koper, kobalt en zink worden daardoor aangemerkt als aandachtsstof.
Dit geldt ook voor uranium en boot.
PCB’s zijn afkomstig van historische verontreiniging. De productie en het gebruik
van PCB’s is (inter)nationaal niet meer toegestaan. Deze verbodsbepalingen
zullen, in combinatie met de sanering van waterbodems, leiden tot een
aanzienlijke reductie in emissies van PCB’s.
Datum
Nummer
RwS-2014/10346
De prioritaire stoffen som PAK benzo(ghi)peryleen en indeno(1,2,3-c,d)pyreen,
som PBDE’s en tributyltin (in water) zijn aangemerkt als aandachtsstof vanwege
analytische beperkingen (een onvoldoende lage rapportagegrens). Datzelfde geldt
voor de stoffen 3-chloorpropeen, chlooretheen, cis-heptachloorepoxide, coumafos,
dibutyltin, dichloorvos, ethylazinfos, heptenofos, heptachloor, mevinfos,
methylazinfos, tetrabutyltin, triazofos en trichloorfon uit de categorie overig
relevante stoffen.
Voor deze stoffen worden geen reductieopgaven en maatregelen opgenomen in de
beheerplannen. In de periode tot het volgende SGBP(2015) zal nader onderzoek
moeten uitwijzen of het om probleemstoffen gaat of niet.
Van tributyltin is bekend dat het een probleem is voor de ecologie van het water.
Voor tributyltin is daarom een uitzondering gemaakt en is gebruik gemaakt van
aanvullende gegevens in zwevend stof om de stof te kunnen toetsen.
In de Nieuwe Waterweg voldoet tributyltin niet aan de MTR voor zwevend stof.
Door de uitvoering van (inter)nationaal beleid voor deze stof is de verwachting dat
in 2015 aan de Europese norm in de Nederlandse zoute wateren wordt voldaan.
Van de fysisch-chemische parameters voldoet op meetpunt Maassluis totaal
stikstof (N) niet aan het GEP (Goed Ecologisch Potentieel) en is geclassificeerd als
matig. Hierbij wordt in eerste instantie gekeken naar de ecologische toestand in
het waterlichaam.
Voor het waterlichaam Nieuwe Waterweg is er een reductieopgave van 20—40°h
voor stikstof, te bereiken door een afname van de belastingen van landbouw,
RWZI’s, buitenlandse bronnen en atmosferische depositie.
Ecologische toestand:
De ecologische kwaliteit van het waterlichaam wordt bepaald door de situatie van
de biologische kwaliteitselementen en de hiervoor beschreven hydromorfologische
en chemische kwaliteit voor overige relevante stoffen en fysisch-chemische
parameters. Voor het waterlichaam Nieuwe Waterweg zijn de volgende ecologische
kwaliteitselementen relevant:
• fytoplankton,
•
macrofauna en
•
vissen.
De huidige situatie per kwaliteitselement, ten opzichte van de natuurlijke
referentie, is weergegeven in de onderstaande tabel
Kwaliteitselement
Fytoplankton
Macroalgen en Fytobenthos
Macrofauna
Vissen
2006 t/m
200$
0,69
Doelen
-
-
0,34
0,52
0.35
0.53
0.60
=
GEP
Beoordeling
Goed
Matig
Matig
Pagina 7 van 16
In de situatie van 2009 voldoet fytoplankton al wel aan de goede ecologische
toestand (GET) van de natuurlijke referentie. Macrofauna en vissen scoren lager.
Maatregelenpakket
Er zijn voor het waterlichaam Nieuwe Waterweg in het BPRW geen specifieke
maatregelen voor verbetering van de chemie en nutriëntenbelasting opgenomen.
De verwachting is dat met het generieke beleid de aanvoer van stoffen in 2015
zover afgenomen is, dat de chemie en ecologie ondersteunende stoffen in 2015
geen knelpunt meer vormen. Met de uitvoering van de maatregelen worden de
doelen van het GEP gerealiseerd.
5.
Datum
Nummer
RWS-2014/10346 1
Toetsing van de aanvraag aan de doelstellingen van het
waterbeheer
De Waterwet omschrijft in artikel 6.21 in samenhang met artikel 2.1 van de
Waterwet het toetsingskader voor de beslissing op de aanvraag.
In artikel 2.1 zijn de algemene doelstellingen aangegeven die richtinggevend zijn
bij de uitvoering van het waterbeheer. Dit zijn:
a) voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en
waterschaarste;
b) in samenhang met de bescherming en verbetering van de chemische en
ecologische kwaliteit van watersystemen en
c) de vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.
Deze doelstellingen vormen in onderlinge samenhang het toetsingskader bij
vergunningverlening. Een vergunning wordt geweigerd indien de doelstellingen
van het waterbeheer zich tegen vergunningverlening verzetten en het niet
mogelijk is om de belangen van het waterbeheer door het verbinden van artikelen
of beperkingen voldoende te beschermen.
De doelstellingen zijn geconcretiseerd via normen en beleid ten aanzien van
veiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit en maatschappelijke functievervulling
door watersystemen. De uitwerking hiervan vindt plaats in de Waterwet,
in aanvullende regelgeving, in water- en beheerplannen op grond van hoofdstuk 4
van de Waterwet en in beleidsregels. De vastgestelde normen en het beleid zijn
richtinggevend bij de toetsing of een aangevraagde handeling verenigbaar is met
de doelstellingen voor het waterbeheer.
5.1
Beoordeling voor wat betreft het brengen van stoffen in een
oppervlaktewaterlichaam
5.1.1
Regelgeving en beleid
5.1.1.1 Landelijk beleid ten aanzien van emissies
Het Nationaal Waterplan houdt vast aan de leidende beginselen van het preventief
beleid zoals dat in de tweede helft van de vorige eeuw is ingezet: vermindering van
de verontreiniging door het toepassen van beste beschikbare technieken (BBT) en
waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen met het oog op het bereiken van
de gewenste waterkwaliteit. Voor het kwaliteitsbeheer in Rijkswateren heeft
daarnaast de Kaderrichtlijn Water (KRW) een grote sturende betekenis.
Pagina 8 van 16
De KRW vereist dat alle Luropese lidstaten streven naar een goede kwaliteit van alle
waterlichamen waarop de richtlijn van toepassing is. Deze algemene doelstelling
heeft een nadere uitwerking gekregen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring
water 2009.
Datum
RWS-2014/10346
Het eerste beginsel van het preventief beleid ‘vermindering van de verontreiniging’
houdt in dat verontreiniging ongeacht de stofsoort zoveel mogelijk wordt beperkt
(voorzorgprincipe). De invulling van dit beleidsuitgangspunt bestaat onder meer uit:
meer aandacht voor de ketenbenadering (waaronder kringloopsluiting),
implementatie van Esbjerg/OSPAR-afspraken (stofspecifieke aanpak emissies), meer
aandacht voor een integrale milieuafweging en meet aandacht voor
prioritering. Invulling van het voorzorgsprincipe is ook dat een bedrijf/lozer
ten minste ‘de beste beschikbare technieken’ toepast, zoals vastgelegd in de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). In artikel 1.1 van de Wabo is de
volgende definitie voor de ‘beste beschikbare technieken’ gegeven:
‘de voor het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu meest
doeltreffende technieken om de emissies en andere nadelige gevolgen voor het
milieu, die een inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk
is, zoveel mogelijk te beperken, die kosten en baten in aanmerking genomen
economisch en technisch haalbaar in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort,
kunnen worden toegepast, en die voor degene die de inrichting drijft, redelijkerwijs
in Nederland of daarbuiten te verkrijgen zijn; daarbij wordt onder technieken mede
begrepen het ontwerp van de inrichting, de wijze waarop zij wordt gebouwd en
onderhouden, alsmede de wijze van bedrijfsvoering en de wijze waarop de inrichting
buiten gebruik wordt gesteld’.
-
-
-
-
In de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor) bevat de aanwijzing van de
Nederlandse informatiedocumenten over beste beschikbare technieken
(BBT-documenten). Deze zijn weergegeven in tabel 2 van bijlage 1 bij de Mor.
De in de bijlage aangewezen BBT-documenten kunnen worden aangemerkt als
een adequate invulling van de actuele beste beschikbare technieken die door
het bevoegd gezag dienen te worden toegepast bij de vergunningverlening.
De gebruikte technieken zijn getoetst aan de uitgangspunten van de beste
beschikbare technieken.
Conclusie
Door het verlenen van deze vergunning wordt bereikt dat ten minste de voor de
inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast.
Het tweede beginsel ‘met het oog op het bereiken van de gewenste waterkwaliteit
waar nodig en mogelijk verdergaande maatregelen nemen’ houdt in dat als gevolg
van de te vergunnen lozing geen significante verslechtering van de waterkwaliteit
plaats mag vinden ten opzichte van de bestaande situatie en dat het bereiken van
de KRW-doelstellingen niet in gevaar mag worden gebracht. Het is daarom vooral
van toepassing op nieuwe lozingen of uitbreidingen van bestaande lozingen.
Pagina 9 van 16
Dit tweede beginsel is uitgewerkt in een emissie-immissiebenadering in het
Handboek Immissietoets, waarvoor de uitgangspunten zijn vastgesteld door het
Nationaal Water Overleg en waarin een nationale uitwerking is gegeven van
EU-richtsnoeren op grond van artikel 4, vierde lid, van de Richtlijn prioritaire
stoffen.
Het Handboek Immissietoets is aangewezen als BBT-document in tabel 2 van
bijlage 1 bij de Mor.
De immissietoets richt zich op de beoordeling van de gevolgen van een specifieke
restlozing op de waterkwaliteit (na toepassing van BBT). De immissietoets draagt bij
aan het verkrijgen van inzicht in het aandeel van een individuele lozing in de totale
concentratie van een stof in de mengzone, het betreffende waterlichaam en
bened enst rooms.
In de Waterwet is de verhouding tussen watervergunningen en de waterplannen
nader uitgewerkt. De Waterwet stelt dat met de plannen rekening moet worden
gehouden bij de vergunningverlening (artikel 6.la Waterbesluit). Verder verwijst
de Waterwet voor het kader van de vergunningverlening ook naar het stelsel van
milieukwaliteitseisen voor waterkwaliteit (artikel 6.21 in combinatie met
artikelen 2.1 en 2.10 van de Waterwet en artikel 4 van de KRW).
Bij vergunningverlening wordt daarom getoetst aan dezelfde getalswaarden voor
de waterkwaliteit die in het kader van het effectgerichte spoor in de vorm van de
milieukwaliteitseisen de waterplannen aansturen. De toetsing wordt uitgevoerd op
de manier die in het Handboek Immissietoets is aangegeven.
De KRW vraagt om te toetsen aan het beginsel van geen achteruitgang.
Voor nieuwe lozingen en uitbreidingen van bestaande lozingen wordt gekeken of de
waterbeheerder met het toestaan van de lozing hieraan kan voldoen.
Een toetsing aan de ruimte die er is om geen achteruitgang te veroorzaken maakt
daarom onderdeel uit van de immissietoets.
Datum
RWS2014/10346 1
Indien toepassing van BBT en eventuele verdergaande maatregelen niet leiden tot
het voldoen aan de criteria uit de Immissietoets, volgt een analyse van de voorziene
maatregelen in combinatie met de verwachte trends in ontwikkeling van de
milieukwaliteit voor dat waterlichaam en benedenstrooms gelegen waterlichamen.
Op basis daarvan kan eventueel een tijdelijke verslechtering van de situatie worden
toegestaan.
Getoetst moet worden of de verlening van de vergunning verenigbaar is met de
doelstellingen in artikel 2.1 of de belangen, bedoeld in artikel 6.11 van de Waterwet.
Indien dit niet het geval is wordt een vergunning geweigerd of worden onder
voorwaarden aanvullende eisen gesteld.
5.1.1.2 IPPC-inrichtïngen
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan bepalingen die voortvloeien uit de
Europese IPPC-richtlijn.
Beste Beschikbare Technieken
Een hoog niveau van bescherming van het milieu moet worden gerealiseerd door
aan deze vergunning artikelen te verbinden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen
die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet
mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken en ongedaan te maken.
Pagina 10 van 16
Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting tenminste de voor de inrichting in
aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) worden toegepast.
In bijlage 1 van de Regeling omgevingsrecht zijn door de minister van VROM
documenten aangewezen die gebruikt moeten worden bij het bepalen van de BBT.
In artikel 9.2 van de regeling is bepaald dat voor de zogenaamde gpbv-installaties
(ook wel IPPC-installatie genoemd) in ieder geval rekening moet worden gehouden
met de in tabel 1 van de bijlage vastgestelde Europese informatiedocumenten over
BBT. Verder is in artikel 9.2 van de regeling bepaald dat bij de vergunningverlening
tevens de in tabel 2 van de bijlage genoemde Nederlandse informatiedocumenten
over BBT moeten worden toegepast. Dit zijn onder andere de zogenaamde
bedrijfstakstudierapporten van de Commissie Integraal Waterbeheer en het
Landelijk Bestuurlijk Overleg Water.
Datum
4/1O346
Europese informatiedocumenten
In de zogenoemde ‘BAT reference documents’ (BREF’s) zijn voor IPPC-installaties
per bedrijfstak of per activiteit de beste beschikbare technieken weergegeven
(in het Engels Best Available Techniques = BAT). De BREF’s worden opgesteld voor
elke industriële activiteit die genoemd wordt in Bijlage 1 van de IPPC-richtlijn.
Daarnaast zijn er de zogenaamde horizontale BREF’s, waarin de BBT voor een
bepaalde activiteit zijn vastgesteld.
In Bijlage T van de IPPC-richtlijn is aangegeven welke categorieën van industriële
activiteiten onder de werkingssfeer van de Richtlijn vallen. In deze bijlage zijn de
installaties en activiteiten benoemd. ADM valt onder categorie 6.4 onder b.
De BREF’s uit de onderstaande tabel zijn van toepassing.
Verticale BREF
Horizontale BREF
Voedingsmiddelen
Afgas- en afvalwaterbehandeling
Monitoring
Cross media & economics
Toetsing 851
Bij de bepaling van de beste beschikbare technieken voor de onderhavige
lozingssituatie, zijn de in artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht vermelde
punten en de verplichtingen zoals die in de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 van het
Besluit omgevingsrecht zijn verwoord speciaal in aanmerking genomen.
Daarbij is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van
maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel.
5.1.1.3 Toetsing aan de beste beschikbare technieken (BBT)
De gebruikte technieken zijn getoetst aan de BREF’s. In een BREF wordt, per sector,
een overzicht gegeven van technieken, die als BBT kunnen worden beschouwd.
Daarnaast wordt beoordeeld of andere technieken dan die in de BREF’s worden
beschreven dienen te worden aangemerkt als BBT. Bij de beoordeling van de
aanvraag van deze vergunning is bekeken of er naast de BREF’s nog andere
technieken van toepassing zijn.
Pagina 11 van 16
Niet is gebleken dat er naast de technieken die in de BREF’s en in bijlage 1 van de
Regeling omgevingsrecht zijn omschreven andere technieken zijn die in onderhavige
situatie als BEl moeten worden aangemerkt.
Datum
Nummer
Het water dat in het bioscrubbersysteem wordt gebruikt is eifluent van de AWZI
van ADM. De reden hiervan is, dat dit effluent nog voedingsstoffen bevat, die in
het bioscrubbersysteem kunnen worden benut voor de groei van de bacteriën
welke het H2S in het afgas afkomstig van de minerale-olieinstallatie kunnen
verwijderen.
Het eifluent van het bioscrubberinsysteem zal hierdoor naar verwachting een
lagere vervuilingswaarde hebben dan het eifluent van de AWZI. Alleen komt er in
het bioscrubbersysteem zwavelzuur (sulfaten) als verontreiniging bij.
Hierdoor heeft dit eifluent een zeer lage zuurgraad (pH 2).
Behandeling van het eifluent van het bioscrubbersysteem in de AWZI wordt niet
doelmatig geacht, enerzijds omdat de AWZI nauwelijks of geen sulfaten
verwijderd, anderzijds omdat de kans op het ontstaan van licht slib toeneemt.
Wel zou het effluent van het bioscrubbersysteem voor lozing geneutraliseerd
kunnen worden. Hiervoor zou een doseerinstallatie en een opslagtank
geïnstalleerd moeten worden en daarnaast zouden grote hoeveelheden
chemicaliën nodig zijn voor neutralisatie. De investering- en exploitatiekosten
hiervoor verhouden zich niet tot het te bereiken effect.
Het ontvangend oppervlaktewater heeft een groot bufferend vermogen voor zuur.
RWS-2014/10346 T
Een directe lozing van het effluent van het bioscrubbersysteem wordt daarom
aanvaardbaar geacht.
5.1.1.4 Immissietoets
Volgens het beleidskader vindt de beoordeling van de rest-emissies van een
lozing naar oppervlaktewater via de systematiek van de Immissietoets plaats
die is uitgewerkt in het CIW-rapport “Emissie-immissie, prioritering van
bronnen en de immissietoets”.
Voor de beoordeling van de lozing van het eifluent van het bioscrubbersysteem zijn
alleen de zuurgraad en het sulfaatgehalte van belang. Voor wat betreft de
zuurgraad is in de aanvraag aangetoond dat het ontvangend oppervlaktewater een
groot bufferend vermogen heeft.
Vanwege het zoutgehalte van het oppervlaktewater waarop wordt geloosd en
het feit dat sulfaat door de hoge achtergrondconcentratie geen nadelige
effecten op het ontvangend oppervlaktewater zal veroorzaken, is de lozing
aanvaardbaar.
5.1.2
Overwegingen ten aanzien van de beperking van overstromingen,
wateroverlast en waterschaarste (veiligheid en waterkwantiteit)
De te verlenen vergunning conflicteert niet met deze belangen.
Pagina 12 van 16
5.1.3
Overwegingen ten aanzien van de bescherming en verbetering van
de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen
(waterkwaliteit)
Bij de toetsing van de vergunningaanvraag is beoordeeld of de functies van de
Nieuwe Waterweg nadelig worden beïnvloed door het lozen van het effiuent van het
bioscrubbersysteem. Uit deze toetsing is gebleken dat dit niet het geval is.
Het stellen van aanvullende voorwaarden is dan ook niet noodzakelijk.
Datum
Nummer
RWS-2014/10346 1
5.2
Toelichting wijziging voorschriften
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de artikelen van de
vergunning.
Artikel 2 ‘Afvalwaterstromen’
In artikel 2 van de vergunning zijn de afvalwaterstromen per lozingspunt benoemd
die op het oppervlaktewater geloosd mogen worden. Hieraan is het effluent van
het bioscrubbersysteem toegevoegd. Tevens wordt gevraagd een aangepaste
(riolerings)tekening ter goedkeuring te overleggen in verband met het nieuwe
meetpunt.
Ook heeft er een kleine redactionele wijziging plaatsgevonden.
Artikel 3 ‘Lozingseisen AWZI’
In artikel 3 zijn de lozingsnormen van het effluent van het bioscrubbersysteem
opgenomen. Een vrachteis voor deze afvalwaterstroom wordt overbodig geacht.
Verder zijn de normen gelijk aan die voor de AWZI.
Een lozingseis voor sulfaat wordt niet noodzakelijk geacht gezien de aard van het
ontvangende oppervlaktewater.
Artikel 5 ‘Meten en registreren’
In lid 1 van dit artikel stond abusievelijk een verkeerd meetpunt voor de AWZI
genoemd; dit is gecorrigeerd.
Aan lid 2 van dit artikel is het meetpunt van het bioscrubbersysteem toegevoegd.
Aan bijlage 2 is toegevoegd een bepaling met betrekking tot de uitvoering van de
monstername. Voor de duidelijkheid is de hele aangepaste bijlage opgenomen.
6.
Procedure
6.1
Algemeen
De Waterwet bepaalt dat op de voorbereiding van een beschikking tot het
verlenen van een vergunning voor het brengen van stoffen in een
oppervlaktewaterlichaam de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van
afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en afdeling 13.2 van de
Wet milieubeheer van toepassing zijn. In het Waterbesluit zijn hierop
uitzonderingen gemaakt. Een dergelijke uitzondering is in dit geval niet van
toepassing, zodat niet de reguliere voorbereidingsprocedure kan worden gevolgd.
Pagina 13 van 16
6.2
Behandeling van zienswijzen
De aanvraag met bijbehorende stukken en de ontwerpvergunning hebben van
9 januari 2014 tot en met 19 februari 2014 voor het naar voren brengen van
zienswijzen ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ontwerpvergunning zijn
geen zienswijzen naar voren gebracht. Hierdoor wordt de vergunning ongewijzigd
vastgesteld ten opzichte van het ontwerp.
Datum
Nummer
RWS-2014/10346 1
7.
Conclusie
De in de vergunning opgenomen artikelen waarborgen dat de doelstellingen van
het waterbeheer voldoende worden beschermd. Op grond van de overwegingen
bestaan er daarom geen bezwaren tegen het verlenen van de gevraagde
vergunning.
8.
Ondertekening
DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU,
namens deze,
afdelingshoofd Vergunningen
Rijkswaterstaat West-Nederland Zuid
mw. ir. A.H. Bos-Massop
Pagina 14 van 16
9.
Mededelingen
Datum
Bent u het niet eens met dit besluit?
Dan kunt u op grond van de Algemene wet bestuursrecht beroep indienen bij de
bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te
bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel
belanghebbende bij het besluit zijn.
Nummer
RwS2O14/10346 1
De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het opstellen van
een beroepschrift:
Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent?
Welk doel wilt u met uw beroep bereiken?
Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u
met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere,
wellicht eenvoudigere wijze bereiken?
-
-
-
Hoe dient u beroep in?
Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u binnen zes weken na de dag
waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw
beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar u woont. Indien u niet
zelf, maat namens een bedrijf of Organisatie een beroepschrift indient dan kunt u
het beroepschrift sturen naar de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de
organisatie is ingeschreven.
In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan:
uw naam en adres;
een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt
(bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden) en
zo mogelijk een kopie van het besluit;
de reden waarom u beroep instelt;
de datum en uw handtekening.
Voor de behandeling van een beroepschrift wordt een bedrag aan griffierecht in
rekening gebracht.
-
-
-
-
Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent
dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroep in behandeling is. Als u dit
niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan
kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de
Voorzieningenrechter van de rechtbank in het gebied waar u woont te vragen een
voorlopige voorziening te treffen. Indien u niet zelf, maar namens een bedrijf of
Organisatie een voorlopige voorziening aanvraagt kunt u een voorlopige
voorziening aanvragen bij de rechtbank in het gebied waar het bedrijf of de
Organisatie iS ingeschreven.
De rechtbank zal daarvoor griffierecht in rekening brengen.
U kunt ook digitaal beroep instellen bij genoemde rechtbank via
httO://loket.rechtsjraak.nl/bestuursrecht. daarvoor moet u wel beschikken over
een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de
precieze voorwaarden.
10.
Bijlage
Bijlage 2. Analysevoorschriften
Pagina 15 van 16
Bijlage 2 wordt gewijzigd im
Datum
Bijlage 2: Analysevoorschriften
Behorende bij de beschikking van de minister van Infrastructuur en Milieu van
heden met nummer RWS-2014/10346 1.
Nummer
Rw52014/10346 1
De in deze beschikking genoemde stoffen en/of parameters dienen te worden
bepaald volgens de voorschriften, vermeld in de methoden voor de analyse voor
afvalwater van het Nederlands Normalisatie Instituut (tegenwoordig NEN):
Stof/parameter
Onopgeloste bestanddelen
CZV
N-Kjeldahl
Nitraat en nitriet
N-totaal= N-Kjeldahl + nitraat + nitriet
P-totaal (als P)
Analysemethode
NEN 6621
NEN 6633
NEN 6646
NEN-EN-ISO 13395
NEN 6663
De monstername ten behoeve van de emissiemetingen ter controle van de
naleving van de emissie-eisen voor het lozen wordt uitgevoerd volgens
NEN-6600-1 en de conservering van het monster wordt uitgevoerd volgens
NEN-EN-ISO 5667-3.
Een wijziging van een normblad wordt automatisch van kracht, een jaar nadat de
wijziging in de Staatscourant is gepubliceerd. Indien de vergunninghouder een
andere, vergelijkbare methode wil gebruiken, behoeft dit voorafgaand schriftelijke
toestemming van de waterbeheer.
Pagina 16 van 16