Forum mei GVD low - Vlaams Secretariaat van het Katholiek

05
Jaargang 45 • Maandblad • verschijnt niet in juli en augustus
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X - P509707 • Afzendadres: Guimardstraat 1 • 1040 Brussel
V l a a m s s e c r e ta r i a at va n h e t k at h o l i e k o n d e r w i j s
MEI 2014
in dit nummer
Nieuw nascholingsaanbod VVKBaO / Duurzame schoolreis
De andere verbeeld/verbeeld gevaar / Goed communiceren
forum nr. 05 • mei 2014
Hoofdartikel
Vrijheid van vereniging onder druk!?
3
In de kern
Geroepen om te dienen.
4
Persbericht
Scholenbouw via publiek-private samenwerking
eindelijk van start
5
Het katholiek onderwijs vraagt onverkorte
uitvoering van de afspraken van 2010.
6
Basisonderwijs
Diocesane colloquia voor het basisonderwijs
7
Speels, leerrijk en geïntegreerd werk maken van
11
talensensibilisering en taalinitiatie. Hoe doe je dat?
Een vingerafdruk van de school
Het nascholingsaanbod rond identiteit
12
Laagdrempelig ICT integreren. Kan dat?
14
Secundair onderwijs
De andere verbeeld / verbeeld gevaar
Beeldvorming over ‘de andere’ in religieuze kunst
16
Congres directeurs secundair onderwijs
Houffalize 12 tot 14 maart 2014
18
Internaten
Kiezen voor een internaat is vaak kiezen voor
aandacht, tijd en betrokkenheid
20
Hoger onderwijs
Studenten lerarenopleiding en de Groote Oorlog
22
Pedagogische ondersteuning
Bewust op schoolreis?
25
Schoolbesturen
Goed communiceren:
een permanente opdracht voor het bestuur
28
Diocesane jaarvergaderingen voor besturen 2014
31
Vrijheid van vereniging onder druk !?
We beleven blijkbaar een moment in ons samenleven waarin voorheen (bevochten en) verworven grondwettelijke
vrijheden zonder veel protest op de helling worden gezet.
In het VSKO memorandum naar de verkiezingen van 25 mei hebben we aandacht gevraagd voor de steeds groeiende
en verstikkende regeldrift van de overheid, die de ruimte voor de invulling van het eigen pedagogisch project, maar
ook het vertrouwen in de professionele ‘veldwerker’ steeds meer beknot en op termijn een bedreiging vormt voor de
echte kwaliteit van het onderwijs in Vlaanderen.
Enkele maanden geleden hebben we de aandacht gevestigd op een beweging in de samenleving, die elke verwijzing
naar religie wil terugdringen naar de privésfeer, weg van de publieke ruimte. Mag de diversiteit aan wegen naar
zingeving nog zichtbaar zijn in een open, verdraagzame samenleving? Ook binnen het onderwijs moet en zal het
aanbod van het levensbeschouwelijk vak zwaar ter discussie worden gesteld. Onderwijs wil ook zijn opdracht voor de
totale persoonsvorming van kinderen en jongeren, die het is toevertrouwd blijvend invullen. Niet beperkt tot kennisoverdracht en aanleren van attitudes en vaardigheden (learning to learn en learning to do), maar ook gemeenschapsvormen (learning to live together) en zingeving (learning to be). In de groei naar volwassenheid willen we onze
leerlingen, studenten en cursisten uitdagen tot het maken van fundamentele keuzes over wat voor hen zin zal geven
aan hun leven, wat de toetssteen zal zijn voor hun denken, handelen en spreken.
En nu gaan stemmen op om vragen te stellen bij het fundamentele recht op verenigen. Niet het samenbrengen van
bijv. de buurt voor een gezellige straatbarbecue of het aanbieden van mogelijkheden om in een ontspannen sfeer te
‘sportelen’. Neen, daarvoor zullen en moeten middelen worden gevonden. Ik wil het belang van deze initiatieven
niet onderschatten als tegenwicht tegen vereenzaming van mensen en tegen de verzuring in de samenleving.
Het wordt blijkbaar problematisch wanneer personen of instellingen zich verenigen om naast het versterken van de
verbondenheid ook een stem te willen laten horen naar de overheid, naar het beleid toe. Wanneer zo’n vereniging,
i.c. een onderwijskoepel zoals het VSKO, naast dienstverlening aan zijn leden ook aan beleidsbeïnvloeding wil doen.
Woorden als instandhouding van een voorbije machtsbaronie, middelenopslorpende organisatie tot zelfs bewijs van
afwending van onderwijsmiddelen worden in de mond genomen.
Het legitimeren van onze koepelwerking in het domein van de beleidsbeïnvloeding situeert zich op twee vlakken. In
de eerste plaats zorgt het overleg met een georganiseerd, vertegenwoordigend middenveld voor een hogere kwaliteit
van beleidsvoering. Vanuit de eigen deskundigheid is dit middenveld een evenwaardige gesprekspartner voor de
overheid om na te denken over de doelmatigheid, de redelijkheid, de noodzakelijkheid en de werkbaarheid van beleidsbeslissingen, zowel bij de totstandkoming als bij de evaluatie van het gevoerde beleid. Voor zover dit middenveld
de vinger aan de pols houdt bij zijn eigen achterban is het ook het best geplaatst om woordvoerder te zijn voor de
vragen en noden uit dat werkveld, maar terzelfdertijd is het een onvervangbare partner voor die overheid om de door
het beleid gemaakte keuzes (na overleg en onderhandeling) te vertalen en te verdedigen in het eigen werkveld en
zo het noodzakelijke draagvlak voor een correcte uitvoering te verwerven.
De tweede reden, die het bestaansrecht van een middenveldorganisatie legitimeert is misschien nog belangrijker.
Ook geeft de koepel een stem aan de stemlozen. Zonder middenveld ligt de weg open naar een recht voor de sterksten. De stap naar beleidsbeïnvloeding wordt dan voorbehouden aan wie beschikt over de juiste contacten en toegangen. Meer zelfs, zonder georganiseerd middenveld kan elk beleid gelegitimeerd worden : er is immers altijd wel
een particuliere voor- of tegenstander te vinden.
Om al deze redenen dient niet alleen blijvend zorg te worden gedragen voor een correcte toepassing van het grondwettelijk beginsel, maar moet deze vrijheid van vereniging door de samenleving en door een betrokken overheid
worden gekoesterd.
Mieke Van Hecke
Directeur-generaal VSKO
© Mareo Mertens
l
e
k
i
t
r
a
d
Hoof
IN DE KERN
geroepen om te dienen
E
lk jaar opnieuw besteedt de Kerk in de maand mei aandacht aan
roepingenzondag. Velen denken dan aan de roeping van priesters
en missionarissen, maar dit is toch wel een te enge interpretatie. Immers elke mens wordt geroepen: de een tot leerkracht, de ander
tot opvoeder, boekhouder, arbeider, kok, landbouwer, schrijver of wie
weet wat nog allemaal. Dat alles is alleen maar mooi en zinvol als het
gebeurt vanuit een verlangen en heel graag doen. De grootste gemene
deler van ‘roeping’ is leven vanuit een passie. Het is zich inzetten met
heel je wezen, met je diepste zijn, voor datgene -heel uniek- waarvan
je het gevoel hebt: dit moet ik doen!
Een roeping is dat ene doel dat elk in zich voelt groeien, dat alleen
maar duidelijker en groter wordt, tot wij het niet meer kunnen negeren.
We gaan erop in en alleen dan leven we voluit, niet noodzakelijk gemakkelijker of leuker, maar wel vanuit de diepste kern van wie we zijn.
Elke roeping heeft ook te maken met dienstbaarheid. Zo is elke functie
in de onderwijswereld een roeping tot dienstbaarheid. Iedereen is geroepen om te dienen en niet om gediend te worden.
Vanuit deze dienstbaarheid heeft roeping steeds te maken met gemeenschapsvorming. De vrienden van Jezus hebben destijds na zijn verrijzenis het verlangen gevoeld om mensen uit alle rangen en standen, uit
alle rassen en talen, uit alle naties samen te brengen. Ze hebben hen
uitgenodigd om een nieuw volk te vormen, het volk van God, met een
eigen wet: de wet van de liefde en de gerechtigheid. Vele mensen zijn
op die roep en uitnodiging ingegaan.
Ook vandaag heeft de wereld nood aan gemeenschap. Dit geldt ook
voor scholen, internaten en onderwijsinstellingen. Ze zijn plaatsen waar
het goed is om als directie, leerkrachten en leerlingen samen te leven
en niet alleen om kennis te verwerven, maar ook om te bouwen aan
een wereld waar er zorg en aandacht is voor elkaar. Waar niemand
uitgesloten of gepest wordt en waar de armsten en de kleinsten graag
gezien zijn en alle steun krijgen om te groeien. Dat is een eerste licht
dat schijnt over de roeping: geroepen om gemeenschap te zijn.
En dan is er nog een tweede licht. Iedereen weet uit ervaring dat een
goede gemeenschap er niet vanzelf komt. Er zijn mensen nodig die zich
willen inzetten voor die gemeenschap. En inzet klinkt misschien nog
te zwak. De vraag die het evangelie ons toeroept is: wie wil zijn leven
geven opdat er gemeenschap zou groeien? De gemeenschap van de
school heeft mensen nodig die hun leven willen geven. Dat is ook zo
voor andere gemeenschappen én voor de gemeenschap van de Kerk.
Een bijzondere rol in deze gemeenschapsvorming is er naast de school
weggelegd voor onze gezinnen. Vele christelijke gezinnen zijn immers
een verzamelplek van gemeenschap. Voor de eigen kinderen ongetwijfeld, maar dikwijls ook voor andere gelovigen, die er een thuis vinden.
Gezinnen zijn geroepen om de basisspelers en sterkhouders van de
maatschappij te zijn en om in navolging van Jezus hun leven te geven.
Zij zijn als de trainers van een ploeg. Van hun inzet en fijngevoeligheid
hangt de hele opvoeding van de jonge mensen af en wie zij zullen
worden in hun leven: eveneens geroepen tot dienstbaarheid!
Op 25 mei a.s. zijn er verkiezingen. Velen voelen zich ‘geroepen’ om
kandidaat te zijn voor een of andere politieke functie. Maar willen zij
dit ook doen uit dienstbaarheid? Zijn zij zich ten volle bewust dat
‘minister’ dienaar betekent? Velen van hen zijn eerder ‘mini-sterren’,
die maar even aan het firmament fonkelen. Niets is immers zo vergankelijk als politieke macht. Vaak omdat de echte dienstbaarheid in functie van de medemensen ontbreekt. Vele politici zijn te veel tegen iets
of iemand: tegen de vreemdelingen of de asielzoekers, tegen de Walen
en de PS, tegen de sociale zekerheid, tegen de onderwijshervormingen,
tegen het katholiek onderwijs of de godsdienstles, tegen… Een tegenhouding leidt steeds tot een negatieve mentaliteit van ontgoocheling,
pessimisme en cynisme. Wie kiest voor dienstbaarheid kiest voor de
gemeenschap en voor de medemens, en heeft aandacht voor elke instantie en voor het geluk van elke mens. Hij kiest niet tegen… Hij
houdt zich niet bezig met pietluttigheden en details, maar met de
essentie en opent perspectieven van hoop en geloof in de toekomst.
Zulke kandidaten verdienen een stem en mogen ‘geroepen’ worden om
te dienen en niet om gediend te worden.
En inmiddels mogen wij bij onszelf de vraag stellen: wat is mijn roeping
en hoe maak ik die elke dag in onze scholen en internaten waar in
dienstbaarheid voor de mensen die mij worden toevertrouwd?
Jan Vander Velpen
VSKO-pastor
CONTACTBLAD VOOR SCHOOLBESTUREN, PEDAGOGISCH BEGELEIDERS
DIRECTIES EN PERSONEELSLEDEN VAN HET KATHOLIEK ONDERWIJS
MAANDBLAD
Verschijnt niet in juli en augustus
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER
Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO
Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
EINDCOÖRDINATIE: Willy Bombeek
EINDREDACTIE: Rita Herdies
REDACTIELEDEN: Willy Bombeek, Jan-Baptist De Smet, Isabelle Dobbelaere,
Rita Herdies, André Janssens, Janwillem Ravyst, Dimitri Vandekerkove, Marijke
Van Bogaert, Mieke Van Hecke, Ann Verreth
4
mei 2014
REDACTIEADRES:
VSKO - Forum - Guimardstraat 1 - 1040 Brussel
Tel.: 02 507 06 19 • Fax: 02 513 36 45
E-mail: [email protected] - Website: www.vsko.be
ABONNEMENT
Jaarabonnement: 23,10 euro (inclusief BTW)
38,10 euro: buitenland. Te storten op rekeningnr.
000-0947400-01 van LICAP cvba, 1040 Brussel
PRE-PRESS EN DRUK: Licap cvba, tel. 02 509 96 83
COVER: © Ilse Prinsen/2010
PERSBERICHT
Scholenbouw via publiek-private samenwerking eindelijk van start
Eerstesteenlegging van de eerste vrije school in het DBFM-project, in Arendonk
,,Ik ben een tevreden directeur, een gelukkig man’’
(Willy Brion, Sint-Clara, Arendonk)
Scholenbouw is een major issue in Vlaanderen. Dat is zeker zo in het vrij onderwijs. De middelen van Agion (Agentschap voor Infrastructuurwerken in het Gesubsidieerd Onderwjjs) zijn relatief beperkt. Jaren al volstaat de toelage van de overheid voor Agion
lang niet om de toename van aangevraagde bouwprojecten te betalen waardoor de wachtlijst alsmaar langer wordt. Die bedraagt nu
meer dan 2.5 miljard euro. Onderwijsminister na onderwijsminister bespaarde op stenen want die betogen niet. Merkwaardig dat er
niet méér politieke commotie over bestaat.
DBFM-systematiek
Minister Vandenbroucke bedacht een alternatief scholenbouwcircuit: via een publiek-private samenwerking zouden 211 scholen
worden gebouwd, volgens de DBFM-formule (design, build, finance, maintain). Meteen zou de Agionlijst op significante wijze worden
ingekort. Het idee werd gelanceerd in 2006. De nv Scholen van Morgen met BNP Paribas Fortis en AG Real Estate als private partners
en de Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) als publieke partner, haalden het project binnen. De uitrol ervan is toevertrouwd
aan een afgevaardigd-bouwheer die een zestigtal personeelsleden aanstuurt om afspraken te maken met architecten, aannemers en
schoolbesturen en die afspraken om te zetten in bouwprojecten binnen de afspraken en de decretaal afgesproken data. Door de
grote complexiteit, de benodigde middelen (1.5 miljard euro), de juridische implicaties enz. zijn we nu pas, in 2014, in de bouwfase beland. Een écht betekenisvolle verkorting van de wachtlijst brengt de DBFM-operatie ook niet mee. Het worden uiteindelijk
ongeveer 165 nieuwe scholen, waarvan meer dan honderd vrije scholen. Nog dit kalenderjaar zullen er 50 bouwplaatsen voor
nieuwe scholen geopend worden.
De nv Scholen van Morgen (DBFM-vennootschap) ontwerpt, financiert en bouwt dus de scholen als bouwheer en niet het verantwoordelijke schoolbestuur. Meer nog, de DBFM-vennootschap zal betrokken gebouwen ook 30 jaar onderhouden. Natuurlijk is er
frequent en diepgaand overleg met de schoolbesturen maar het is toch wennen. Via een jaarlijkse beschikbaarheidsvergoeding betaalt
het schoolbestuur 30 jaar lang zelf nog 28.5% (secundair) tot 18.5% (basisonderwijs) van de bouwkost. Er hoeft niet up-front
betaald te worden en dus ook niet te worden geleend. De prijs blijft wel aanzienlijk en de beschikbaarheid van voldoende middelen
blijft afhankelijk van de leerlingentaantallen (werkingsmiddelen evolueren mee met het aantal leerlingen). Dankzij de DBFM-operatie zullen binnen twee jaar meer dan honderd vrije scholen over prima accommodatie beschikken. Een pluim voor de schoolbesturen
die instappen in het project. In die zin is er veel reden om blij te zijn.
Arendonk wijst de weg
Blij was ook Willy Brion, directeur van Sint-Clara in Arendonk: op 1 april werd de eerste steen van de eerste vrije school in het
project gelegd, in Arendonk. Nog in april vond ook de eerstesteenlegging plaats in Sint-Eduardus, Merksem.
In Arendonk dachten vele collega’s, ouders, leerlingen, sympathisanten mee na over het concept van de school. Het vooruitzicht
om op 1 september 2015 onderwijs in een hoogkwalitatieve en nieuwe schoolomgeving te kunnen aanbieden maakt hen allen laaiend enthousiast. Participatie van de stakeholders van de school was een belangrijke parameter bij het gekozen concept. Directeur
mei 2014
5
PERSBERICHT
Willy Brion: ,,Ook al zijn we enorm fier op en verheugd over dit bouwproject, wij beseffen dat niet de stenen, maar de mensen de
stuwende kracht en het kloppende hart van ons onderwijs zijn“. Mieke Van Hecke, directeur-generaal VSKO, zei tijdens haar toespraak
bij deze eerste steenlegging dat DBFM helemaal geen evidentie is voor een katholieke school. Immers, de besturen engageren zich
voor 30 jaar. Mieke Van Hecke: ,,Onze schoolbesturen maken deel uit van het enige onderwijsnet in Vlaanderen dat een belangrijk
deel van elke investering zelf moet betalen. Zij moeten zich behelpen met een loutere onderwijsbegroting en kunnen niet putten
uit een ruimer budget waarvan onderwijs slechts één onderdeel is. Onze vzw’s kunnen ook alleen putten uit werkingstoelagen en
investeringssubsidies of in dit geval, een beschikbaarheidstoelage. Die werkingstoelagen zijn sterk afhankelijk van de evolutie van
de schoolbevolking en onderhevig aan de nukken van een overheid die per jaar beslist of de toelagen geheel of gedeeltelijk worden
aangepast aan de levensduurte.
In Arendonk was de instap in DBFM een noodzakelijke maar moedige keuze en er spreekt vertrouwen uit in de kwaliteit van het
onderwijs, in de sterkte van het aanbod, in de toekomst van de school, in de kracht van de medewerkers. Scholen en schoolbesturen
moeten weten dat we met het VSKO klaar zijn om ondersteuning te bieden, waar nodig.
Elke langetermijnrelatie staat of valt met het vertrouwen dat partijen in elkaar hebben. Ik spreek de hoop uit dat dat vertrouwen
verder mag groeien en vaste grond mag vinden in een samenwerking die het louter contractuele overstijgt. Dan kan het schoolbestuur
zich optimaal bekommeren om haar kerntaak: kwaliteitsvol secundair onderwijs aanbieden.”
Het katholiek onderwijs vraagt onverkorte uitvoering
van de afspraken van 2010
In 2010 kwamen de onderwijskoepels en het GO! samen bij Vlaams minister P. Smet om een antwoord te zoeken op het capaciteitsprobleem. De uitdaging was om rekening houdend met de beschikbare middelen en de eigenheid van de onderwijsverstrekkers het
acute probleem op te lossen.
Op deze vergadering werd een consensus bereikt waarbij het vrij katholiek onderwijs toegelaten heeft om tijdelijk haar decretaal
aandeel in de vrijgemaakte middelen te laten aanwenden door de andere onderwijsverstrekkers. Hiermee stelde het katholiek onderwijs ‘stoeltjes voor kinderen’ centraal. Evenwel met de uitdrukkelijke afspraak dat het evenwicht op termijn hersteld zal worden van
zodra alle onderwijsnetten volwaardige capaciteitsdossiers kunnen indienen. Dat is op dit ogenblik het geval. Omwille van de toen
bestaande eensgezindheid over deze werkwijze werd op geen enkel ogenblik deze afspraak in een document geformaliseerd.
In Vlaanderen wordt door schoolbesturen van drie onderwijsnetten onderwijs aangeboden. Elk van die onderwijsnetten wordt gekenmerkt door eigen mogelijkheden en beperkingen. Het ene net hoeft geen eigen aandeel van een investeringsdossier uit werkingstoelagen bij te passen. Een ander net heeft ruimere financiële mogelijkheden omdat het put uit een ruimer budget en heeft een
grotere hefboom en sneller en meer informatie om tijdig een veelomvattende strategie te ontwikkelen.
Om ervoor te zorgen dat die ongelijkheid tussen de onderwijsnetten niet weegt op investeringsmogelijkheden in schoolgebouwen,
heeft de wetgever in Onderwijsdecreet II een sleutel opgenomen om de middelen voor investeringen in schoolgebouwen over de
onderwijsnetten te verdelen pro rata van de Vlaamse gemiddelde leerlingenaantallen in het leerplichtonderwijs.
Het katholiek onderwijs heeft geen centraal beslissingsorgaan per centrumstad en wordt door haar zwakke financiële positie gedwongen om heel zorgzaam om te gaan met de middelen. Daardoor kan niet onmiddellijk een antwoord geboden worden op elke
acute vraag.
Het VSKO is verrast door de commotie en betreurt dat de bereikte consensus van 2010 op de helling geplaatst wordt en roept de
collega’s onderwijsverstrekkers op om de oplossing voor het capaciteitsprobleem niet te laten verworden tot een schoolstrijd.
6
mei 2014
BASISONDERWIJS
diocesane colloquia voor het basisonderwijs
2013-2014
D
e diocesane colloquia voor het basisonderwijs 2013-2014 zijn achter de rug.
In volgende vijf bijdragen brengen deelnemers aan die directiedagen verslag uit.
Bisdom Antwerpen (K)in(d)spiratie
De elfde driedaagse voor directeurs basisonderwijs trok met 237 deelnemers op 19, 20
en 21 maart 2014 naar Blankenberge. Drie
dagen de tijd nemen om het kind centraal te
plaatsen en daarover met collega’s samen na
te denken.
© Nele Van Oosten
Johan Deklerck, criminoloog (KU Leuven),
schetste in het openingsreferaat de rode
draad. Kinderen van nu groeien op in de
herfsttij van de moderniteit, in een samenleving die van welvaartstaat naar veiligheidsstaat evolueert. Dat heeft gevolgen voor
normativiteit en gezag maar ook invloed op
de leer- en leefwereld van de leerlingen. De
spreker daagde ons uit tot onvoorwaardelijke
ervaringsgerichtheid: Wees als onderwijs de
‘compagnon de route’ in de leer- én de leefwereld van het kind.
Journalist Jan Beddegenoodts bracht knap
het Palestijns conflict in beeld, ook vanuit
de ogen van de jongere generatie. Thank God
it’s Friday is een beklijvende documentaire
over de nederzettingen. Twee dorpen op –
letterlijk – een steenworp van elkaar, maar
zo’n aparte werelden. De zaal en ook ‘brave
Hendrik’ werd er stil van.
Op donderdag zetten twaalf werkwinkels onze
‘kindspiratie’ op scherp: we werkten onder
andere rond kindgerichte didactiek; rond jongens kans geven om jongen te zijn; rond het
stoppen van de verschoolsing; rond inspirerende kinderrechten; rond de basisschool als
eerste fase in levenslang leren; en rond positieve communicatie. Een rijk en goed gesmaakt aanbod.
Op vrijdagochtend werd het begeleidingsplan
2014-2015 voorgesteld. Ook de begeleidingsdienst wil inzetten op effecten tot op de
klasvloer zodat de leerlingen er beter van
kunnen worden. De deelnemers kregen tijdens
de pauze uitgebreid de kans om de nieuwe
manier van werken met intensieve trajecten
te leren kennen. Stand-up comedian Piv Huvluv bracht als afsluiter zijn voorstelling Piv@
school. Die voorstelling, speciaal bedoeld voor
onderwijsmensen, leidde tot hilarisch herkenbare momenten in de zaal.
Het inspirerend vierend moment maakte ons
nog even stil en zette kinderen dichtbij en
veraf nog één keer heel pertinent op de voorgrond. Onze eigen ‘driedaagse congresband’
zong een laatste maal Kindspiratie dat zijn
wij.
De deelnemers kunnen tevreden terugblikken.
Ze gingen met een rugzak vol inspiratie terug
naar de eigen school.
Bisdom Brugge - Inspireren,
groeien, verbinden
De drie-eenheid ‘inspireren, groeien en verbinden’ bracht op donderdag 13 en vrijdag
14 februari 2014 bijna 300 directies basisonderwijs uit het bisdom Brugge op de been
voor een boeiende tweedaagse in Duinse
Polders.
Bisdom Antwerpen, driedaagse band
mei 2014
7
Tijdens het aandachtig beluisterd openingsreferaat door Rik Vanderhauwaert, directeur
van de dienst nascholing en internationalisering van het VSKO, en Stefaan Misschaert,
directeur van het begeleidingscentrum Katholiek Onderwijs Brugge, werden de aanwezige
directeurs getrakteerd op een virtueel schoolbezoek aan Dene Magna.
levensbeschouwelijke, maatschappelijke en
sociologische invloeden in het denken over
leren en opvoeden. Bernart Lernout verkende
de werking van het menselijke brein vanuit
de zeven kerntalenten van een genie. Marc
Mathyssen zette het didactisch handelen van
de leerkracht in de kijker door te focussen op
wat effectief werkt in de klas.
Na jaren van interne reflectie en bijsturing
van de schooleigen visie en missie op onderwijs kreeg die Britse secundaire school enkele keren het kwaliteitslabel ‘uitmuntendheid’
opgespeld door de Britse overheidsinspectie.
Hun gezamenlijk streven naar een effectief
hoogstaand onderwijs voor alle leerlingen
resulteerde in een inspirerende aanpak waarbij hospiteren, coaching en feedback op het
handelen van de leerkracht geen holle begrippen zijn: “Every learner shall achieve their
maximum potential and enjoy this process
while learning.” (uit: Schoolvisie Dene Magna).
Werken in Dene Magna betekent voor de leerkrachten onder meer dat ze zich inschakelen
in een doelgerichte manier van werken met
een kritische blik op het eigen handelen. Via
gerichte observaties, hospiteerbeurten, filmopnames en reflectiegesprekken met leerlingen,
zoeken leerkrachten er samen naar meer effectiviteit en rendement van het didactisch
proces.
In zijn bemoedigende slottoespraak refereerde vicaris van onderwijs, Filip Debruyne,
aan de eigenheid van het opvoedingsproject
van het katholiek onderwijs als onuitputtelijke bron van inspiratie. Volgens hem zijn wij
ook zelf ‘aan zet’ om geïnspireerd leiding te
geven aan wie ons is toevertrouwd.
Diezelfde succesfactoren staan volgens directeur Stefaan Misschaert dan ook centraal in
het begeleidingswerk en in het handelen van
elkeen die ‘leren’ tot zijn kernopdracht rekent.
© JDM
Gespreid over de tweedaagse konden de aanwezige directeurs dat inzicht versterken in
drie verdiepende sessies. Johan L. Vanderhoeven focuste in zijn betoog op historische,
Tijdens het congres werd duidelijk dat de thematiek van deze tweedaagse op veel bijval
kon rekenen bij de directeurs van het basisonderwijs. Hoofdbegeleider Didier Finet kon
aan het eind van het congres dan ook met
overtuiging stellen dat de verbondenheid tussen de directeurs intens voelbaar was en de
opgedane visies en inzichten straks, net als
de eindeloze kronkel van Max Bill, van binnenuit naar buiten gedragen kunnen worden.
Bisdom Gent
Als ik de wereld kon maken …
Als ik de wereld kon maken is de titel van een
kijkboek voor jonge kinderen geschreven door
Susie Morgenstern en Jiang Hong Chen. Dat
boek inspireerde het driedaags colloquium
voor directies van het bisdom Gent. Traditiegetrouw waren we van 19 tot 21 februari 2014
te gast in Ol fosse d’outh bij Houffalize in het
hartje van de Ardennen. Bijna 300 directies
waren op de afspraak.
De kinderen van vandaag zullen leven in de
wereld van morgen. Het onderwijs heeft als
opdracht ieder kind de nodige kennis, vaardigheden en attitudes bij te brengen om in
de wereld van morgen gelukkig te kunnen
leven. Vanuit elke hoek van de samenleving
wordt de school gewezen op die opdracht.
Unizo wil een kweekschool van toekomstige
ondernemers. De ondernemingen schuiven
wetenschap en techniek naar voor. De sportwereld wil faciliteiten om topsporters op te
leiden. De ideale school is voor hen de school
die het kind klaarstoomt om zich naadloos
in te schakelen in de samenleving van morgen.
Daarbij wordt heel dikwijls vergeten dat de
kinderen van vandaag de wereld van morgen
ook vorm zullen geven. We kunnen hopen dat
de kinderen de wereld van morgen een stukje beter kunnen maken dan hij nu is. Welke
richting dat uit kan gaan wordt nu al op de
scholen bepaald. Het mens- en wereldbeeld
dat model staat binnen ons onderwijs, staat
ook model voor de wereld van morgen.
Beide bewegingen zijn even belangrijk. De
school heeft de verantwoordelijkheid om kinderen te vormen die in de toekomstige wereld
gelukkig kunnen worden. Maar even groot is
de verantwoordelijkheid om, vanuit de droom
over een betere wereld, kinderen te vormen
tot de architecten van een wereld waar elke
mens gelukkig in kan worden.
Machteld Verhelst, pedagogisch coördinator
van VVKBaO, citeerde in het openingsreferaat
Nelson Mandela: “While children need to be
guided, they also have a right to be whatever
they want to be […] they can achieve this
only if they are given the space to dream and
live out their dreams.” Machteld stelde de
Bisdom Brugge, sessie tweedaagse directeurs
8
mei 2014
Het openingsreferaat op de eerste colloquiumdag werd muzikaal omkaderd door het duo
Wouter Vandenabeele en BaO Sissoko. Ze
brachten authentieke wereldmuziek met een
unieke mix van Westerse vioolklanken en
Afrikaanse Kora.
Tijdens de tweede dag van het colloquium
gingen de directies in werkwinkels aan de
slag. Er was keuze tussen 22 verschillende
onderwerpen. Vooral de werkwinkels die innovatie als centraal thema hadden, kenden
veel succes. Maar ook de meer didactisch
gerichte onderwerpen werden fel gesmaakt.
Op de slotdag konden de deelnemers kiezen
tussen drie referaten. Kinderrechtencommissaris Bruno Vanobbergen zou ingaan op de
betekenis van kinderrechten voor onderwijs.
Heel wat aanwezigen keken uit naar het referaat. Want kinderrechten dreigen op school
soms in een sfeer van juridisering terecht te
komen. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling
zijn. Kinderrechten moeten op school verschijnen als een referentiekader dat een pedagogische ruimte schept waarin leerling én
leerkracht tot hun recht kunnen komen. Jammer genoeg kon Bruno Vanobbergen wegens
ziekte zijn veelbelovende lezing niet brengen.
Gelukkig waren er nog twee sprekers voorzien.
Hein Van Rentherghem, inspecteur-adviseur
godsdienst, reflecteerde op onderwijs en samenleving. Het gaat in onderwijs over veel
meer dan techniek en didactiek. Het gaat
over de mens en zijn wereld. “Deze wereld
die ik liever zou kleuren dan bewonen”, dicht
Hans Lodeizen. Opvoeden en onderwijzen
hebben te maken met het ‘bewonen’ van onze
wereld, maar evenzeer met het inkleuren ervan. Na afloop van het referaat was elke
luisteraar daarvan overtuigd.
In haar bijdrage over leerkrachtenevaluatie
toonde Dr. Melissa Tuytens, de derde referaathouder, aan hoe personeelsbeleid een hefboom
kan zijn voor meer inspiratie en motivatie bij
leerkrachten en leerlingen. Ze hield een plei-
© Greet Mertens
trend van een overdreven mechanistische en
utilitaristische kijk op onderwijs aan de kaak.
In het onderwijs dat we aan onze kinderen
willen aanbieden, trekken we niet de kaart
van een vorming die zich richt op een individualistische maatschappij zonder verbondenheid, die enkel draait om productiviteit,
economische groei of het maken van winst.
Ze gaf heel concreet aan hoe een open en
stimulerend klasklimaat, doordachte groeperingsvormen, oog voor gelijke kansen en het
ontwikkelen van talenten, sterke didactiek
en gerichte interactie met leerlingen nu al in
onze scholen bijdragen tot het ontwikkelen
van het geloof van kinderen dat ze zelf de
wereld beter kunnen maken.
Bisdom Gent
dooi om de leerkrachtenevaluatie een volwaardige plaats te geven binnen het schoolbeleid.
Rood was de overheersende kleur in de beeldende vormgeving van het colloquium. Dat
mocht het symbool zijn de warme verbondenheid van directies en begeleiders. Zij kregen
gedurende drie dagen nieuwe adem om
daarna tevreden en vol met nieuwe ideeën
terug naar de scholen te keren.
Bisdom Hasselt The Connector!
Het congres voor directeurs basisonderwijs
van het bisdom Hasselt vond plaats in De
Kinkhoorn en Ravelingen in Oostende van 19
tot en met 21 maart 2014.
Het overkoepelend thema van het congres
was verbinding. In ons begeleidingswerk
merken wij voortdurend dat duurzaam onderwijs en fundamenteel leren enkel gerealiseerd
worden … in verbinding. Het kadert bovendien binnen de eigenheid en de visie van het
katholiek basisonderwijs – neergeschreven in
de Opdrachten voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen – om het duo uniciteit en
verbondenheid als motief te nemen voor
schoolopbouw en onderwijs. Inspiratie voor
dit thema vonden we onder meer in het boek
De kracht van verbinding van Ellie van der Est.
Zij was in avant-première onze gast op de
directiedag van 7 februari 2014.
Met de titel The Connector verwijzen we naar
CONgres voor dirECTOR, waarbij we de focus
leggen op de directeur als ‘verbinder’. Wij
visualiseerden het congres en kleedden het
in als een film: de directeur als regisseur,
leerkrachten als acteurs, de school als filmset
… Onze ‘crew’ onthaalde de directeurs. Een
affiche, de regisseursstoel, de rode loper en
filmklapper ontbraken niet. De uitreiking van
De Connectors was een feit … In de openingsfilm was professor Vandenberghe de hoofdacteur. Regisseur Lieven Debrauwere nam de
slotfilm voor zijn rekening. De directeurs
kozen hun eigen filmprogramma.
Binnen het thema kwam in elke sessie één
van onderstaande elementen aan bod:
• de kracht van het relationele, bewust communiceren als sleutel tot verbinding;
• de noodzaak van verbinding met jezelf;
• de waarde van verbinding voor een gemeenschappelijke visie van de school, de
waarde van gedeelde zingeving.
Die facetten waren de leidraad bij de keuze
van de sprekers en de invulling van het programma. Elke sessie werd ingeleid door een
heuse trailer. De rol van de directeur van een
katholieke basisschool werd telkens verbonden met de inhoud van de sessie.
Je bent directeur in een school
van katholiek basis onderwijs …
Je speelt een hoofdrol als
‘the Connector’
Of speel je een bijrol?
Je moet toch vooral beantwoorden
aan externe regelgeving en verwachtingen?
Ben je een speelbal of een spelbepaler?
Kan je je school ontwikkelen
op basis van je eigen opvoedingsproject?
Laten we het vragen aan Prof. Vandenberghe
Je bent directeur in een school
van katholiek basisonderwijs …
Je speelt een hoofdrol als
‘the Connector’
mei 2014
9
Bisdom Mechelen-Brussel Een open deur naar …
terhoeven toelichting over de vernieuwingen
binnen het vicariaat en een duiding van het
nieuwe logo. Jurgen Mettepenningen, directeur van de dienst Identiteit, sloot vervolgens
aan met een aantal beschouwingen over onze
droomschool, waar de ontplooiing van elk
kind centraal staat, waar de aanwezigheid
van Jezus te zien en te voelen is in contacten
met leerlingen, ouders, leraars en directies,
waar de deuren open staan voor een fijne
babbel of een vertrouwelijk gesprek.
gelijk kregen de deelnemers ook een aantal
tips om innovaties wél tot een goed einde te
brengen: een goede start neem je door een
diepgaande analyse van het probleem. Samen
met een leidinggevend leerteam blijf je vanuit een gedragen visie op het veranderingsproces gefocust, en communiceer je erover.
Wimpel weerstand niet af, maar geef er aandacht aan, beschouw een implementatiedip
als een leermoment en vraag externe ondersteuning waar nodig.
Van 27 tot 29 november 2013 trokken 256
directeurs van het aartsbisdom MechelenBrussel naar Houffalize voor hun jaarlijks
driedaags colloquium. Het thema dit jaar was
Open deur naar … en dat was al onmiddellijk
zichtbaar bij aankomst.
De deelnemers werden verwelkomd door hoofdbegeleider Jo Coppens en kregen vervolgens
van bisschoppelijk afgevaardigde Fons Uyt-
“70 procent van veranderingsprocessen mislukt in scholen.” Met die woorden begon
Guido Vandevenne in de namiddag zijn openingsreferaat. Vanuit zijn jarenlange ervaring
als nascholer, schoolbegeleider, hoofdbegeleider secundair en sinds 2009 directeur DPB
Mechelen-Brussel, gaf hij aan de hand van
een aantal concrete casussen de mogelijke
valkuilen aan bij veranderingsprocessen. Te-
Na dat door het publiek gesmaakt openingsreferaat, werden de deuren van de werkwinkels gedurende het verdere verloop van het
colloquium geopend. De deelnemers hadden
keuze uit 25 werkwinkels – voor elk wat wils:
een aantal werkwinkels speelden in op de
leerplanactualiteit, andere hadden aandacht
voor communicatie en taal of focusten op de
brede ontwikkeling van kinderen, of richtten
zich op op het beleid … Daarbij verloren we
de verschillende doelgroepen niet uit het oog:
directies van kleuterscholen, directies van
lagere scholen en coördinerend directies.
Een school lééft
van persoonlijke verhalen, van anekdotes,
van oude en nieuwe foto’s,
van liedjes en teksten.
Daar gaat het om: verbinding!
Vraag maar aan Lieven Debrauwer
© Paul Nys
Er was ook nog ruimte voor toelichting vanuit de Directiecommissie Basisonderwijs en
VVKBaO over hun toekomstplannen en voor
heel wat informele babbels bij het aperitief
of de avondlijke ontmoetingen in de bar. Op
vrijdagmiddag werden de open deuren op
ludieke wijze gesloten door Piv Huvluv.
Bisdom Hasselt
In de wandelgangen hoorden we tussendoor
heel wat positieve reacties van de directies,
diezelfde positieve reacties konden we ook
lezen bij de evaluatie van de workshops. Eén
reactie, die heel wat andere samenvat, willen
we hier graag vermelden: “Ik vond het een
zeer fijne, verrijkende en boeiende driedaagse. De sessies hebben me krachtiger gemaakt
als schoolleider en inzicht gegeven in mijn
eigen handelen. Ik kijk al uit naar volgend
jaar.”
Wij doen dat ook!
Nele Van Oosten (bisdom Antwerpen)
Mathias Chlarie (bisdom Brugge)
Peter Steyaert (bisdom Gent)
Paul Nijs en crew (bisdom Hasselt)
© G. Français
Marina Slegtinck (bisdom Mechelen-Brussel)
Bisdom Mechelen-Brussel
10
mei 2014
BASISONDERWIJS
speels, leerrijk en geïntegreerd werk maken van
talensensibilisering en taalinitiatie. Hoe doe je dat?
Vreemdetalenbeleid
V
reemdetalenonderwijs staat de laatste jaren hoog op de agenda en terecht. In de
talennota volgt de minister de Europese richtlijnen die vooropstellen dat leerlingen
die de secundaire school verlaten, naast hun moedertaal twee vreemde talen moeten
kennen. De talige diversiteit in de klassen neemt ook toe. En kinderen groeien steeds vaker
op in een meertalige omgeving.
Meer dan redenen genoeg voor VVKBaO om
scholen aan te moedigen om in hun vreemdetalenbeleid, naast formeel Frans, ook talensensibilisering en taalinitiatie een plaats
te geven. Scholen kunnen daarbij rekenen op
een nieuw nascholingsaanbod. We willen
leerkrachten handvatten bieden om kinderen
op een speelse, leerrijke en geïntegreerde
manier bewust te maken van de diversiteit
aan talen en hen te begeleiden bij hun eerste
stappen in de Franse taal.
talen en prikkelt hun nieuwsgierigheid. Ze
leren over de vreemde talen en taalvariëteiten en over de (meer)talige identiteiten van
henzelf en van hun klasgenoten. Een meertalige identiteit krijgt erkenning. Kinderen
leren er respect voor te hebben. Door talensensibiliserend te werken ontwikkelen ze
vaardigheden die hen niet alleen kunnen
helpen om vreemde talen te leren, maar ook
de eigen moedertaal verder te ontwikkelen.
Taalinitiatie kan sinds 2004 al aangeboden worden vanaf de kleuterschool.
Het wil jonge kinderen initiëren in één vreemde taal die ze later formeel zullen leren.
De eerste taal die geïnitieerd mag worden, is het Frans.
Daarnaast mogen ook Engels en Duits aangeboden worden.
Waarom talensensibilisering?
Veel kinderen worden dagelijks geconfronteerd
met meer dan één taal. Meertaligheid behoort
tot hun leefwereld. Het is dan ook zinvol om
dat stukje van hun leefwereld in de klas te
brengen. Jonge kinderen zijn nieuwsgierig,
staan open voor andere talen en culturen.
Die open attitude biedt scholen een uitgelezen kans om kinderen van jongsaf aan met
talen in contact te brengen.
Talensensibilisering wil kinderen bewust maken van de veelheid aan talen en de daarbij
horende culturen in de eigen schoolomgeving
en ruimer, in de wereld. Het is niet de bedoeling dat de kinderen die talen leren gebruiken,
wel dat ze gevoelig worden voor de talige
diversiteit.
Talensensibilisering brengt kinderen op een
zelfontdekkende, speelse en gestructureerde
manier in contact met allerlei aspecten van
Tijdens deze nascholing verduidelijken we de
doelen van talensensibilisering. We leggen
de link met het Ontwikkelingsplan en de leerplannen. Aan de hand van actieve werkvormen
en praktische voorbeelden ervaren leerkrachten wat we verstaan onder talensensibilisering. Die voorbeelden zijn het uitgangspunt
om samen na te denken over de vele kansen
om talensensibiliserend te werken in de dagelijkse klaspraktijk.
We zetten hen aan om bij elke activiteit
vooraf goed na te denken over een aantal
vragen: Wat is de essentie van deze activiteit?
Welke kennis wil ik met deze activiteit in de
kijker plaatsen? Welke vaardigheden kan ik
stimuleren bij de kinderen? Welke attitudes
probeer ik op te wekken? Op die manier willen we leerkrachten op weg zetten om doelgerichter talensensibiliserende activiteiten
te plannen en bewuster spontane momenten
aan te grijpen.
Taalinitiatie Frans
Een andere opstap naar het latere leren van
vreemde talen is taalinitiatie. Taalinitiatie
wordt soms verward met talensensibilisering.
Beide begrippen zijn echter geen synoniemen,
ook al zijn er wel overeenkomsten, zoals de
pedagogisch-didactische aanpak. Taalinitiatie kan sinds 2004 al aangeboden worden
vanaf de kleuterschool. Het wil jonge kinderen initiëren in één vreemde taal die ze later
formeel zullen leren. De eerste taal die geinitieerd mag worden, is het Frans. Daarnaast
mogen ook Engels en Duits aangeboden
worden.
Net als bij talensensibilisering
gebeurt taalinitiatie op een speelse en
geïntegreerde manier. Taalinitiatie is
geen apart ‘leergebied’. Het wordt
ingebed in andere leergebieden.
VVKBaO vertrekt vanuit de visie dat jonge
kinderen best op een speelse manier en via
gevarieerde, laagdrempelige activiteiten kennismaken met de Franse taal. De nieuwsgierigheid, openheid en spontaneïteit van jonge
kinderen zijn de leidraad tijdens die ontdekkingstocht. Plezier, verwondering en verrassing zijn daarbij sleutelbegrippen. Met taalinitiatie willen we kinderen uitnodigen om
te luisteren, te begrijpen, durven mee te doen,
ontdekken, verwonderd zijn, plezier beleven
... kortom, we willen hen warm maken om
Frans te leren.
Om kinderen kennis te laten maken met een
nieuwe taal is het aangewezen dat leerkrachten inzicht hebben in de manier waarop ze
taal verwerven. Naast dat basisprincipe staat
ook de didactische aanpak van taalinitiatie
op het programma van het nascholingsaanbod.
Net als bij talensensibilisering gebeurt taalinitiatie op een speelse en geïntegreerde
manier. Taalinitiatie is geen apart ‘leergebied’.
Het wordt ingebed in andere leergebieden.
Dat betekent dat doelen en inhouden uit
verschillende leergebieden samen aan bod
mei 2014
11
komen. Hoe kunnen leerkrachten taalinitiatie
Frans geïntegreerd aanpakken en doelgericht
werken aan zowel taalinitiatie als andere
leergebieden? Om dat in de vingers te krijgen,
gaan we tijdens de sessie samen met de leerkrachten aan de slag vanuit zinvolle contexten, aansluitend bij belangstellingscentra en
thema’s. We leggen ook daarbij de link met
het Ontwikkelingsplan en de leerplannen.
Hoe zeg je dat in het Frans?
Een andere voorwaarde om een taal te leren
is een goed taalaanbod. Een goed mondje Frans
spreken is essentieel. Toch is niet alleen wat
we in het Frans zeggen belangrijk, het komt
er vooral op aan hoe we het formuleren. Tijdens
deze sessie willen we leerkrachten (Frans)
talige handvatten bieden om een activiteit
taalinitiatie te begeleiden. Hoe kun je in een-
voudig en begrijpbaar Frans een opdracht
geven, een activiteit leiden, een prentenboek
vertellen, een lied, een versje aanleren, een
spel spelen met de kinderen …? We vertrekken
daarbij vanuit de klaspraktijk. Samen met de
leerkrachten buigen we ons over een aantal
activiteiten taalinitiatie en we zoeken samen
eenvoudige Franse zinnen en structuren die
daarbij gebruikt kunnen worden. We hebben
ook aandacht voor praktische tips en suggesties om talige opdrachten te ondersteunen
met passend materiaal (media – ICT) en passende lichaamstaal.
Tot slot
Goed vreemdetalenonderwijs vraagt een kwaliteitsvolle methodologische en didactische
aanpak. Via talensensibilisering, taalinitiatie
en formeel taalonderwijs Frans willen we de
kinderen aanzetten tot levenslang leren van
talen. Het is dan ook een uitdaging voor
leerkrachten en teams om er zich blijvend in
te professionaliseren.
Greet Van Mello,
pedagogisch begeleider VVKBaO
Meer info
Wil je graag meer informatie over de
nascholingen Frans die VVKBaO organiseert, neem dan een kijkje op www.
nascholing.be (> basisonderwijs).
Vanaf 1 mei 2014 vind je op die website
het aanbod voor volgend schooljaar en
heb je de mogelijkheid om in te schrijven. Je kunt ook contact opnemen met
de projectleider, Greet Van Mello
([email protected]).
een vingerafdruk van de school
Het nascholingsaanbod rond identiteit
O
p 21 november 2013 werd de vernieuwde publicatie Opdrachten voor het katholiek
basisonderwijs in Vlaanderen (OKB) voorgesteld (zie ook Forum, december 2013).
Dat was een eerste stap in het implementatieproces van een inspirerend referentiedocument. Het nascholingsproject Ons eigen opvoedingsproject, de vingerafdruk van
onze school wil verder haar steentje bijdragen aan dat implementatieproces door scholen
tot op de klasvloer daadwerkelijk te ondersteunen in hun zoektocht naar het expliciteren
van hun eigenheid.
Zowel vraagals aanbod gestuurd
Het nascholingsproject rond identiteit mag
in september 2014 vijf kaarsjes uitblazen.
Elke jaargang werkten we vanuit eenzelfde
bezorgdheid modules uit: Hoe kunnen we
individuele leerkrachten en schoolteams uit
het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen
ondersteunen in hun identiteitsbetrokken
werking? Welke ondersteuningsvragen detecteren we tijdens onze contacten met de werkvloer? Hoe kunnen we daar in het aanbod
een zinvol antwoord op bieden?
12
mei 2014
Dekt de vlag de lading?
In het ruime aanbod van modules dat in die
vijf schooljaren de revue passeerden scoren
er twee opmerkelijk goed in de hitlijst. De
module Dekt de vlag de lading is de absolute
lijsstrekker. Met die module gaan we met het
team op zoek naar aanwezige krachtbronnen
en realisaties qua identiteit. Er wordt expliciete aandacht besteed aan het borgen van
die waardevolle opbrengst. Van daaruit laat
het schoolteam zich bevragen, appelleren en
uitdagen. Het proces wordt de leidraad bij
het herschrijven of herformuleren van het
schooleigen opvoedingsproject.
Als kinderen vragen stellen over God
Een tweede blijver is de module Als kinderen
vragen stellen over God. Leerkrachten worden
in hun persoonlijke levensbeschouwelijke
identiteit en hun eigen geloven vaak bevraagd
door levensvragen van kinderen. Die vragen
nodigen hen als volwassenen uit om levensbeschouwelijke betekenissen aan de oppervlakte te brengen. De vragen dagen hen uit
om te bekijken welke plaats ze momenteel
toebedeeld krijgen in hun eigen levensverhaal.
Omdat het geloofsvragen van kinderen betreft,
wordt de betrokkenheid van de leerkrachten
aanzienlijk vergroot. Er ontstaat een ontvankelijke ruimte om de beroepsspiritualiteit
groeikansen te bieden. Met deze module willen we de geloofscommunicatie en de onderwijservaring tussen leerkrachten op gang
brengen en/of verder verdiepen.
NIEUW! Identiteit op school:
een verhaal van elke dag
De identiteit van een school moet meer te
zijn dan een sterk inhoudelijk opvoedingsproject. Daar begint het mee! Leden van een
schoolteam dienen elkaar te vinden in een
breed gedragen visie die hopelijk is gegroeid
zinvolle manier kunnen omgaan met de
levensbeschouwelijke diversiteit die zich
aandient. Niet op z’n minst tijdens momenten
dat de pastoraal op school naar uitdrukkingsvormen vraagt. Daarom willen we de
deelnemers helpen vaardig te worden in het
zien van kansen om binnen de pastorale werking van hun school meer rekening te houden
met de aanwezige levensbeschouwelijke diversiteit. We willen hen inspireren aan de
hand van voorbeelden en bekijken welke
kansen ze bieden in hun eigen klas- en schoolpraktijk. We willen hen tevens uitnodigen om
vandaaruit op zoek te gaan naar andere en
nieuwe opportuniteiten.
Opdrachten voor het katholiek
basisonderwijs in Vlaanderen
in de kijker
vanuit een intens proces van betrokkenheid.
Maar die visie dient zich daadwerkelijk te
realiseren. In herkenbare klas- en schoolsituaties bekijken individuele leerkrachten en
schoolteams hoe zij het geïnspireerd mens- en
wereldbeeld uit hun schooleigen opvoedingsproject kunnen laten oplichten op een geïntegreerde manier. We helpen dat te expliciteren in heel concrete situaties tot op de
klasvloer: denk maar aan de start van het
schooljaar, ouder- en kindcontacten, speelplaats- en conflictbemiddeling, meerdaagse
extramuros activiteiten, het schoolfeest, het
vieren van verjaardagen, de pedagogische
studiedag en de personeelsvergadering.
Vanuit die voorzet onderzoeken we hoe we
op eenzelfde manier met andere vergelijkbare en herkenbare klas- en schoolsituaties
identiteitsbetrokken aan de slag kunnen gaan.
NIEUW!
De magie van wonderverhalen
In het omgaan met de Bijbel en specifiek met
de wonderverhalen, stuiten nogal wat leerkrachten uit het basisonderwijs op vragen
over betekenisverlening. Sommige lezers
verstaan de Bijbel als een ‘geschiedenisboek’.
De wonderverhalen moet je volgens hen lezen
als een relaas van waargebeurde feiten. Jezus
en andere Bijbelse wonderdoeners waren met
andere woorden de magiërs van hun tijd.
Anderen catalogeren die verhalen resoluut
onder de rubriek ‘fictie’.
Ook kinderen zijn in de eerste plaats gevoelig voor de letterlijke betekenis van beelden
en verhalen. Ze stellen ons, als professionals,
voor moeilijke en vaak erg uitdagende vragen
als het over wonderverhalen gaat. In deze
navorming bekijken we hoe we die verhalen
op een zinvolle manier kunnen lezen en begrijpen. Maar ook hoe we het verwijzend
karakter ervan kunnen duidelijk maken aan
kinderen.
Deze module zal, net als de meeste andere
modules, niet alleen teamgericht worden
aangeboden maar in elk diocees ook individugericht. Dat wil zeggen dat individuele
leerkrachten uit diverse basisscholen op een
afgesproken locatie worden uitgenodigd. Tijdens die individugerichte sessie splitsen we
na de pauze de groep op per niveau en bieden
we een praktijkgericht aanbod voor zowel de
kleuteronderwijzers als voor hun collega’s uit
de lagere school.
NIEUW! Pastoraal en
levensbeschouwelijke diversiteit
Met deze module willen we de visie rond pastoraal en levensbeschouwelijke diversiteit
verruimen vanuit verschillende kaders. Maar
we willen nog een stapje verder gaan. Vele
schoolteams weten niet goed hoe ze op een
Met dit aanbod willen we directies basisonderwijs en hun kernteam binnenleiden in de
structuur van Opdrachten voor het katholiek
basisonderwijs in Vlaanderen (OKB). We tonen
hen hoe ze de publicatie als referentie- en
inspiratiedocument kunnen aanwenden. Naast
het aanduiden van de krachtlijnen, de gelaagdheid en de verschillende invalshoeken laten
we de deelnemers ook ervaren hoe OKB kan
ondersteunen bij het bevragen van de schooleigen identiteit en de ontwikkeling van het
eigen opvoedingsproject.
Deze module wordt bisdomspecifiek aangeboden. De locatie wordt bekend gemaakt via
de website van de dienst nascholing. Maar
ook scholengemeenschappen en andere groeperingsvormen van directies met hun kernteam
kunnen dit aanbod opvragen.
Ludo Guelinckx,
pedagogisch begeleider VVKBaO
Meer info
Voor meer informatie
over de verschillende modules kun je
terecht bij de projectleider:
[email protected] of op de
website www.nascholing.be/vvkbao.
mei 2014
13
BASISONDERWIJS
laagdrempelig ICT integreren
kan dat? Een nascholingstraject over ICT-integratie
D
e voorbije drie schooljaren heeft het I2O-project heel wat schoolteams van basis-en
secundair onderwijs begeleid in hun ICT-werking. I2O is een ICT-nascholingsproject.
Het letterwoord staat voor Ondersteuning ICT-integratie in onderwijs.
Het aantal computers, laptops en tablets in basis- en secundaire scholen is er de afgelopen
jaren flink op vooruitgegaan. Uit recent onderzoek blijkt dat leerkrachten ook vaker ICT
gebruiken tijdens de les. Toch is dat nog niet overal het geval. In het I2O-project worden
scholen en leerkrachten ondersteund om ICT te integreren in de les. Doel is om de pedagogisch-didactische competenties van leerkrachten te verhogen. In dit artikel lees je hoe
dat concreet verloopt.
Het gebruik van ICT biedt leerkrachten bij
het lesgeven heel wat mogelijkheden. In
plaats van een verslagje te schrijven, kunnen leerlingen een foto- of videoreportage
maken. Via Google Street View en Google
Maps kan de leerkracht samen met de leerlingen de komende leeruitstap voorbereiden.
Ze kunnen de educatieve filmpjes uit de
Beeldbank (www.schooltv.nl/beeldbank)
gebruiken om het thema Wereldoorlog I te
documenteren. Het gebruik van sensoren
biedt leerwinst tijdens de les natuurwetenschappen en wetenschappelijk werk, interactieve projectbundels bevorderen het zelfstandig werken van de leerlingen tijdens de
lessen techniek. Voor de moderne vreemde
talen kunnen leerkrachten authentiek online
materiaal inzetten, creatief spreken en schrijven kan ook via ICT gebeuren. Door ICT zo
te integreren in de lessen worden leerplandoelen en ICT-eindtermen bereikt.
I2O doelstellingen
Niet voor alle leerkrachten is het evident om
ICT op een zinvolle manier te integreren. Dat
komt vooral omdat die leerkrachten hun
pedagogisch-didactische competenties om
ICT in te zetten laag inschatten. Het I2Oproject heeft als doel die leerkrachten via
gerichte ondersteuning handvatten aan te
reiken die hen in staat stellen ICT op een
doelgerichte en efficiënte manier in hun dagelijkse werking te implementeren. De doelgroep zijn zowel leerkrachten uit het basisonderwijs, buitengewoon onderwijs en
secundair onderwijs. Zo worden leerkrachten
samengebracht in netwerken en kunnen de
14
mei 2014
nascholers gerichte ondersteuning per schoolteam en op de klasvloer bieden.
De werking van het project is gestoeld op
onderstaande tien strategische doelstellingen
waaraan in elke interventie wordt gewerkt:.
• integratie van ICT in leerplaninhouden;
• ondersteuning van implementatiestrategieën tot op het klasniveau;
• ondersteuning van didactische werkvormen,
nodig voor ICT-integratie;
• verdere ontwikkeling van technische competenties van leerkrachten;
• facilitering en verankering van materialen
voor leerkrachten in de dagelijkse klaspraktijk;
• integratie van ICT als functioneel element
in het klasmanagement;
• ondersteuning van het gebruik van ICT als
element in de evaluatie en het evalueren
van ICT-competenties bij leerlingen;
• communicatie met het schoolbeleid, het
lokaal en het centraal beleid met betrekking
tot de omkadering van ICT-integratie;
• stimulering van ethisch verantwoord ICTgebruik in de reguliere werking van de
school;
• integratie van ICT in de reguliere nascholing en begeleiding en aandacht voor aansluiting met de lerarenopleiding.
I2O in het gewoon en buitengewoon basisonderwijs
I2O focust op de leerkrachten uit het vijfde
en zesde leerjaar gewoon en buitengewoon
basisonderwijs en de ICT-coördinator. Dat kan
in overleg uitgebreid worden tot de volledige
bovenbouw en eventueel onderbouw.
De inhoud wordt volledig op maat van de
school (of scholengemeenschap) gestoeld in
samenspraak met leerkrachten, directie(s),
de ICT-coördinator(en) en de I2O-ondersteuner. Het traject duurt minstens een volledig
schooljaar en omvat een vijftal interventies.
De leerkrachten leren eenvoudige ICT-toepassingen die de doelstellingen van een zelfgekozen thema uit een zelfgekozen leergebied
ondersteunen. Nadien gebruiken de leerkrachten die ICT-toepassingen tijdens de les. Zo
maken ze écht werk van ICT-integratie op de
klasvloer. Tijdens de intake met de directie
wordt een tijdspad opgesteld voor het volledige schooljaar. De intakes en interventies
vinden plaats tijdens of na de lesuren (op
bijvoorbeeld lesvrije momenten, personeelsvergaderingen, een pedagogische werkdag of
woensdagnamiddagen).
I2O in het gewoon
secundair onderwijs
I2O focust op leerkrachten natuurwetenschappen, techniek, technische activiteiten, wiskunde-wetenschappelijk werk en techniekwetenschappen van de eerste graad secundair
onderwijs, leerkrachten Frans en leerkrachten
Engels, alle niveaus secundair onderwijs. In
onderling overleg kan voor natuurwetenschappen en techniek-wetenschappen ook de
tweede graad aan bod komen.
Binnen het secundair onderwijs is ‘maatwerk’
eveneens mogelijk. Kiest de school voor een
‘traject’ op maat, dan start ook hier de begeleiding met een intake waarbij directie,
leerkrachten en ook de ICT-coördinator betrokken is. Er wordt een afspraak met de betrokken leerkrachten gemaakt waar de vraag
vanuit het team geconcretiseerd wordt. Samen
met de betrokken leerkrachten wordt nagegaan
of en zo ja op welke manier ICT een meerwaarde kan betekenen voor het gekozen
thema of de gekozen les(senreeks) en op
welke manier ICT (nog) meer kan geïmplementeerd worden in hun klaspraktijk. Het
aantal interventies is afhankelijk van de vraag
van de school. De interventies kunnen zowel
tijdens als na de schooluren doorgaan.
Naast het teamgebonden traject op maat,
worden er ook een drietal vakgebonden na-
scholingen per bisdom georganiseerd. Tijdens
die contactmomenten wordt gefocust op
leerplandoelen binnen natuurwetenschappentechniek-technische vaardigheden, wetenschappelijk werk, techniek-wetenschappen
en moderne vreemde talen. Er wordt nagegaan
op welke manier ICT een meerwaarde kan
betekenen. Leerkrachten gaan tijdens de nascholing zelf aan de slag om een aantal technische vaardigheden (verder) te ontwikkelen.
Ervaringen van nascholers
met I2O
Het I2O-project kan beroep doen op een vijftal projectondersteuners die elk halftijds bij
het project betrokken zijn. Gino Vanherweghe (voor het basisonderwijs) en Ria Rombouts
(voor het secundair onderwijs) zijn twee van
hen. We blikken samen met hen terug op hun
ervaringen.
Waarom kiest een school om in te stappen in het I2O-project?
Ria: Alle leerkrachten zijn overtuigd van het
nut van ICT-integratie in de lessen. Toch
denken leerkrachten nog steeds onterecht dat
ze zelf ook ICT-specialist moeten zijn en onderschatten ze hun didactische ICT-competenties. Soms hebben ze ook minder kennis
van de tools en programma’s die allemaal
(meestal gratis) voorhanden zijn. Ook weten
leerkrachten bijvoorbeeld niet goed hoe ze
de lesgang moeten organiseren om ICT optimale kansen te bieden. Op al deze en andere
vragen biedt het I2O-project op een laagdrempelige manier een antwoord.
Wat zijn je ervaringen met de deelnemende scholen en leerkrachten?
Gino: Tijdens het traject besteed ik veel aandacht aan de professionalisering en ondersteuning van de leerkrachten, door hen te
laten werken met zeer laagdrempelige tools
en programma’s. Ik leer leerkrachten enerzijds
een aantal technisch-instrumentele vaardigheden aan rond bijvoorbeeld leren werken
met beeldmateriaal. Anderzijds denk ik samen
met de leerkrachten na over de ICT-doelen
en de concretisering ervan op de klasvloer.
Het is bijvoorbeeld niet voor alle leerkrachten
duidelijk wat het ICT-doel 5 (“De leerlingen
kunnen ICT gebruiken om eigen ideeën vorm
te geven”) nu net voor de eigen leeftijdsgroep
betekent. Maar als ze dan bijvoorbeeld de
leerlingen door gebruik te laten maken van
een fototoestel of een webcam zelf een verslag kunnen laten maken van een leeruitstap,
wordt dat ICT-doel meteen duidelijk.
Ik wil ook nog opmerken dat er ook hulpkaarten zijn ontwikkeld om een technisch aspect
van ICT-integratie snel onder de knie te krijgen. Die stellen we ter beschikking via de
website van de nascholing. Leerkrachten,
leerlingen en andere personeelsleden kunnen
de hulpkaarten gebruiken.
Zie je een effect bij de teamleden?
Gino: Omdat we ook de schoolleiding en de
ICT-coördinator(en) betrekken in het traject
kunnen we ook het ICT-beleid van de school
beïnvloeden. Door een goed ICT-beleid zien
we ICT-coördinatoren evolueren van technische ondersteuners naar pedagogische ondersteuners voor hun eigen team.
De ICT-coördinator ziet zich aldus meer en
meer voor de uitdaging geplaatst de collegateamleden te ondersteunen bij het benutten
van ICT. Dat ervaren ze als een grote meerwaarde, zo blijkt uit evaluaties. Het feit dat
we doorstoten tot op de klasvloer vinden
teamleden zeer positief. Dat lezen we ook in
het recentste rapport van de visitatiecommissie.
Heb je zicht op het effect van het leren
in de klas?
Ria: Na elke interventie gaan de leerkrachten
enthousiast terug naar de klas. Ze proberen
het geleerde volop uit. Door goed te reflecteren over hun ICT-handelen, krijgen leerkrachten meer zelfvertrouwen met betrekking
tot ICT-integratie. Daar worden de leerlingen
dus automatisch beter van.
Marcel Vanlommel,
pedagogisch begeleider VVKBaO
en projectleider I2O voor basisonderwijs
MEER INFO
Wil je graag meer informatie over
deze en andere nascholingen
neem dan een kijkje op
www.nascholing.be.
Je vindt er het aanbod voor het
volgende schooljaar. Je kunt voor
dit project contact nemen met
de projectleider via
[email protected].
Beeldbank:
www.schooltv.nl/beeldbank
mei 2014
15
SECUNDAIR ONDERWIJS
de andere verbeeld / verbeeld gevaar
Beeldvorming over ‘de andere’ in religieuze kunst
D
e andere verbeeld / verbeeld gevaar is een erfgoedproject dat Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS) in samenwerking met diverse organisaties waaronder het
VVKSO en met steun van de Vlaamse overheid heeft opgestart. Dit leidde onder
andere tot een rondreizende tentoonstelling voor secundaire scholen.
Wie zijn KMS?
Kerkwerk Multicultureel Samenleven (KMS) is
een socioculturele organisatie die zich binnen
de Vlaamse kerk situeert met als opdracht te
sensibiliseren, vormingen aan te bieden en
beweging te maken rond vier werkingsassen:
de interculturele diversiteit, het keren van
racisme en discriminatie, de interlevensbeschouwelijke dialoog en de rechten van de
personen in asiel en migratie.
Aanleiding van het project
Op zaterdag 10 mei 2008, publiceerde Meryem Kanmaz een artikel in De Standaard,
met als titel Heisa over beeld ‘Mohamed’ in
kerk Dendermonde. In de Turkse Krant Yeniçag
was enkele dagen eerder een artikel verschenen met ‘breaking news’ uit België. Het onderstel van de preekstoel in de Onze-LieveVrouwkerk van Dendermonde zou de profeet
Mohammed afbeelden, vertrappeld door twee
engelen. ‘Maak een einde aan deze zwijnerij’,
kopte de Turkse krant op haar voorpagina.
Volgens de website The Brussels Journal, waaruit Yeniçag de informatie haalde, gaat het
om de profeet Mohammed. Volgens de beheerder van de website zou de sculptuur de
triomf van het christendom op de islam symboliseren. De Turken waren boos en zagen
het als de zoveelste belediging op rij, na de
Deense cartoonkwestie, de anti-islamfilm van
Geert Wilders en de uitlatingen van paus Benedictus XVI over de profeet.
Wat is er van waar? Navraag bij historici bracht
aan het licht dat de vormgeving van deze
prachtige preekstoel samenhangt met de
context van toen, nl. het Beleg van Wenen
(1683), waarbij de Osmanen en de islam voor
de tweede keer aan de poorten van Wenen
stonden en ook verslagen werden.
16
mei 2014
Waarover gaat DE ANDERE VERBEELD / VERBEELD GEVAAR?
Naar aanleiding van deze persheisa is KMS
aan een onderzoek begonnen over beeldvorming in religieuze kunst en daarvoor op
speurtocht gegaan in Vlaamse kerken, musea
en archieven. Dat heeft geleid tot een driejarig erfgoedproject, dat gesubsidieerd wordt
door de Vlaamse overheid en onder andere
ondersteund wordt door het VVKSO.
De andere verbeeld / verbeeld gevaar onderzoekt de beeldvorming over ‘de andere’ in de
religieuze kunst. KMS wil hiermee een belangrijk deel van ons kunstpatrimonium ontsluiten, maar wil ook een link leggen met de
actuele Westerse beeldvorming over ‘de andere’. Daar waar de Kerk, al dan niet in samenwerking met de politiek, vroeger een
grote impact op de beeldvorming uitoefende,
zijn vandaag de audiovisuele media invloedrijk en alomtegenwoordig: naïeve voorstel-
lingen van ‘de Arabier’ in films, eenzijdige
rapportering over moslimvrouwen in het
nieuws, stereotiepe voorstellingen van ‘de
zwarte’ in oorlogsfotografie, de ‘ontbrekende’
andere in reclamecampagnes, enz.
Maar wie is ‘de andere’ waarnaar de vele religieuze kunstwerken refereren? Om dat in
kaart te brengen, heeft KMS (reproducties
van) religieuze kunstwerken verzameld,
waarin de ‘andere’ verbeeld wordt. Stuk voor
stuk zijn dit getuigenissen van een ander
tijdperk, van een andere opvatting over de
‘vreemde’, ‘exotische’ of ‘ketterse’ medemens.
De kunstwerken tonen aan dat ‘de andere’
een geconstrueerd begrip is. In die zin is het
project een uitnodiging om de diverse maatschappij van vandaag op een andere manier
te bekijken en om de medemens te aanvaarden als mede-mens.
Vanuit deze verkenning van de bestaande
literatuur, gecombineerd met verdere bibliografische opzoekingen en terreinonderzoek,
werd het materiaal van beelden en teksten
gegroepeerd rond een aantal prototypes,
waarvoor we telkens zowel een wetenschappelijk gefundeerde achtergrondtekst als een
aantal reproducties van relevante kunstvoorstellingen aanbieden:
• De zwarte: zwarten krijgen door de eeuwen
heen vele rollen toebedeeld in de kunst,
Magdalenakerk Brugge
positief, negatief, neutraal, van beul tot
rijk geklede koning, van schurk tot nieuwe
christen.
• De ketter: hier brachten wij alles samen in
verband met beeldvorming en propaganda
in de strijd reformatie – contrareformatie,
met specifieke aandacht voor de rol van de
barok.
• De jood: bij herhaling wordt de jood de
zondebok, van kruistochten tot in onze
tijden. Daarnaast wordt hij vaak ook clichématig en stereotiep voorgesteld.
• De Turk, moslim: Arabische expansie, kruistochten, opkomst en neergang van de
Osmanen, oorlogen tussen Habsburgers en
Osmanen, oriëntalisme, kolonialisme, imperialisme, hedendaags islamitisch extremisme, al deze fenomenen lieten hun
sporen na op de beeldvorming en in de
kunst.
Een rondreizende tentoonstelling voor scholen
KMS heeft met dit materiaal een rondreizende tentoonstelling opgezet, die sinds
november 2013 de diverse Vlaamse provincies
aandoet en die met didactisch materiaal en
informatie een aanbod wil doen voor secundaire scholen. Wij reiken hierbij ook handvatten aan om op het eerste gezicht duistere
symbolen en beeldtaal binnen het bereik van
de leerlingen te brengen en hun gevoeligheid
ervoor te stimuleren.
De vormgeving en setting van de expo verwijs
naar huidige beeldvormingsapparaten (media,
reclame en pers). Op een aantal ‘mupi’s’ (dragers voor massabereikcampagnes) worden
religieus geïnspireerde kunstwerken getoond.
De link tussen religieuze kunst en reclame is
geen toeval: religieuze kunst was eeuwenlang
hét beeldvormingsapparaat, nu oefenen de
reclamewereld en de media een grote invloed
uit op onze beeldvorming. De setting van de
tentoonstelling is laagdrempelig en herkenbaar
voor jongeren, met talrijke referenties naar
de hedendaagse beeldcultuur. Naast de verwijzing naar reclameboodschappen, wordt er
een gratis krantje aangeboden dat integraal
deel uitmaakt van de tentoonstelling.
Doelgroep en doelstellingen
De tentoonstelling werd ontwikkeld voor jongeren uit de tweede en derde graad van het
secundair onderwijs en voor alle onderwijsvormen. Het spreekt voor zich dat er ook
vanuit de leerplannen geschiedenis (vooral
in de tweede graad), esthetica, PAV en godsdienst diverse aanknopingspunten zijn met
de inhoud en de doelstellingen van het project en van de tentoonstelling. Daarnaast
biedt de tentoonstelling een uitgelezen kans
om te werken aan de vakoverschrijdende
eindtermen.
Scholen kunnen de tentoonstelling met of
zonder gids bezoeken. In samenwerking met
de lerarenopleiding van de HUB en VIVES
heeft KMS een lesmap uitgewerkt zodat leraren er een boeiende uitstap van kunnen ma-
ken en werken aan de beide doelstellingen
van de expo:
• Maatschappelijk: onze kijk op de andere
vroeger en nu kritisch analyseren. Stereotypen, vooroordelen en racistische denkbeelden kunnen al op vroege leeftijd ontstaan. KMS wil jongeren daarom objectief
en genuanceerd leren kijken naar ‘de andere’.
• Kunsthistorisch: van erfgoed bewust maken
en beeldtaal leren verstaan. Religie is voor
Westerse jongeren minder prominent aanwezig. Een gevolg hiervan is dat ook de
kennis over en de interesse in de religieuze kunst vermindert. Nochtans is een
groot deel van het Vlaams kunstpatrimonium religieus geïnspireerd. De beeldtaal
van de christelijke kunst is daarom de
moeite waard om opnieuw ontdekt te worden. Zo wordt het grote kunstpatrimonium
opnieuw actueel, toegankelijk, begrijpelijk
en boeiend.
Praktisch
CONTACT, INFO EN RESERVATIE:
www.deandereverbeeld.wordpress.com
LOCATIES:
De tentoonstelling is dit schooljaar nog te
bezoeken in de Sint-Theodarduskerk in
Beringen (24 april 2014 – 22 mei 2014)
en in de Christuskoningkerk in Genk
(26 mei 2014 – 30 juni 2014).
In het schooljaar 2014-2015 kunt u de tentoonstelling onder meer verwachten in Leuven,
Borgerhout, Aarschot, Grimbergen en Turnhout.
Gust De Preter en Karen Wyckmans
[email protected]
Begijnhofkerk Brussel
mei 2014
17
SECUNDAIR ONDERWIJS
congres directeurs secundair onderwijs
Houffalize 12 tot 14 maart 2014
O
nder een stralende, zelfs zomerse lentezon trokken bijna 200 directeurs, pedagogisch begeleiders en genodigden uit het secundair onderwijs van het aartsbisdom
Mechelen-Brussel voor drie dagen naar Houffalize. In een ontspannen sfeer konden
ze hun aandacht richten op elkaar en op de schare eminente sprekers die het organiserend
comité van directeurs voor hen had uitgezocht.
‘Welk leesteken hoort bij
christelijke identiteit?’
© Thierry Dierickx.
Jürgen Mettepenningen, directeur van de
dienst Identiteit van het Vicariaat onderwijs
Mechelen-Brussel, zette met zijn referaat
meteen de toon voor de eerste dag. Met de
vraag “? , . ! … - Welk leesteken hoort bij
‘christelijke identiteit’?” als titel prikkelde hij
de toehoorders om stil te staan bij wat christelijke identiteit voor een katholieke school
vandaag betekent, in een context waar christelijke inspiratie dreigt ondergesneeuwd te
geraken en met een Kerk in crisis. Het draait
in onze scholen rond onze leerlingen en hun
vorming tot geëngageerde volwassenen. Van
de directeur wordt veel verwacht, maar rond
de katholieke identiteit moet hij of zij geen
keuze maken; dat aspect is immers een nietonderhandelbaar facet van zijn opdracht. (Heel
wat zaken staan al vast.) De directeur is de
eerste rentmeester van de christelijke identiteit van de school die hem of haar is toevertrouwd. Jürgen Mettepenningen gebruikte het beeld van vier deuren: de deur van de
directeur (staat die open of niet?), de deur
die elke schooldag opengaat (hoe beginnen
we de dag? Zijn we een dialoogschool?), de
deur naar de andere levensbeschouwingen
18
mei 2014
(op een frisse manier in de dialoog gaan
staan) en de deur naar de andere scholen (in
welke mate wordt identiteit gebruikt om al
dan niet naar andere scholen of besturen toe
te gaan?). Met het beeld van de ‘lege brooddoos’ vestigde hij de aandacht op het probleem van armoede en hoe scholen daarop
in kunnen spelen en met het beeld van peters
en meters brak hij een lans voor ‘mind buddies’ ter ondersteuning van jonge leerkrachten. Tenslotte was er het beeld van het zout,
dat de maaltijd kruidt, maar dat al van in het
begin naast de kookpot staat.
Datzelfde beeld kwam later op de dag terug,
bij de gebedsviering in de kerk van Houffalize. Daar was een grote rol weggelegd voor
het gelegenheidskoor van zangtalenten onder
de directeurs, dat onder leiding van de directeur van het Lemmensinstituut, passende
liederen ten gehore bracht. Vijf directeurs
brachten getuigenissen van hoe bepaalde
gebeurtenissen en ervaringen in hun school
de katholieke identiteit ervan kruiden. Iedereen kreeg een zoutvaatje mee, met een bodempje zout. Met dit ‘salaris’ op zak toog
iedereen met een goed gevoel terug naar Ol
Fosse d’Outh, het vertrouwde congrescentrum.
Sociale media en schoolbeleid
Op de tweede dag loodste Filip Bourgeois ons
door ‘Sociale media en schoolbeleid’. De sociale media bieden voor scholen kansen maar
creëren ook problemen. De spreker schetste
vijf facetten van een schoolbeleid rond sociale media: communicatie, reputatiemanagement, online media in de les, mediawijsheid
en online huisregels. Zo’n beleid helpt ook
het cyberpesten tegengaan.
Online-communicatie naar ouders en leerlingen biedt heel wat voordelen. Sociale media
zijn ook interessante kanalen voor personeelsrekrutering. Reputatiemanagement is nodig
om cyberpesten tegen te gaan. De school
treedt hiervoor het best preventief op, door
onder meer te werken aan een leerlingvriendelijk klimaat en het reputatiebewust handelen van leerkrachten.
Mediawijsheid is een belangrijke nieuwe opdracht voor scholen. De sociale media kunnen
het pedagogisch-didactisch proces ondersteunen en aantrekkelijker maken, maar dat hoeven geen publieke sociale media te zijn.
Vanwege de immense impact van wat je online doet, zijn er huisregels nodig en afspraken met alle schoolbetrokkenen. In de namiddag ging Filip Bourgeois voor geïnteresseerden
verder in op sommige aspecten van dat beleid.
Van de schoolbank naar de
werkbank en terug
Fons Leroy leidde ons ‘van de schoolbank naar
de werkbank en terug’. Hij wees er herhaaldelijk op dat onderwijs en de arbeidsmarkt
partners zijn, die het best de zaken samen
aanpakken. Hoe meer middelen er naar onderwijs gaan, hoe vlotter de arbeidsmarkt
loopt. De spreker was zich bewust van de
vele hiaten en ‘koude’ overgangen tussen
beiden. De uitdagingen zijn gigantisch. De
volgende vijf jaar zijn er 370 000 à 400 000
vacatures in te vullen en voor heel wat knelpuntberoepen zal dat een heel moeilijke
opgave worden, zeker nu de babyboomgeneratie massaal met pensioen gaat. Het onderwijs moet beseffen welke immense gevolgen
verkeerde studiekeuzes hebben op de arbeidsmarkt. Er moet een cultuur ontstaan van
(levenslang) leren als onderdeel van een
© Guido François
schrijdend de knowhow zou worden samengebracht. Anderen vonden dat onze leerkrachten wel die competenties hebben en stellen
al hun hoop in de samenwerking en krachtenbundeling van de drie begeleidingsdiensten.
Niet alle nascholingsmiddelen blijken (efficient) te worden gebruikt en niet alle leraren
zijn gemotiveerd om levenslang bij te leren.
Slottoespraak van Fons Uytterhoeven, bisschoppelijk afgevaardigde voor het onderwijs,
met op de achtergrond de politici die deelnamen aan het debat
maatschappelijk werkgelegenheidsbeleid. Het
onderwijs zou voldoende sleutelvaardigheden
moeten meegeven: leergierigheid, ondernemingszin, creativiteit, om de jongeren beter
te wapenen voor de wijzigende arbeidsmarkt.
We moeten talenten stimuleren. De hervorming
van het secundair onderwijs is mee ingegeven
door de verwachtingen van de arbeidsmarkt.
Die heeft zich te weinig in dienst gesteld van
het onderwijs, gaf Fons Leroy ootmoedig toe.
Er kunnen meer stimulansen uitgaan van de
arbeidsmarkt door bv. leerlingen te laten
proeven van verschillende werkgebieden.
Leroy wil echt werk maken van een coalitie
met het onderwijs. Hij gebruikte daarbij het
beeld van een perfect op elkaar ingespeeld
estafetteteam dat de stok met de juiste snelheid en op het juiste moment doorgeeft.
text’. Hij vond als jonge psychiater antwoorden op zijn vele twijfelvragen in een zengroep.
Daar vond hij niet alleen soelaas voor zichzelf,
hij besliste er ook anderen mee te helpen. Er
bestaan vele misvattingen over mindfulness.
Maex was wat ongelukkig met de hype die er
rond werd gecreëerd. Hij liet ons met een
oefening zelf ondervinden hoe belangrijk
‘aandacht voor elkaars verhaal’ is, meer bepaald de kwaliteit van die aandacht. Mindfulness is een ruimte van milde open aandacht
creëren. Hij daagde ons uit de vertaalslag te
maken naar de schoolsituatie.
Het laatste beeld was een mooie voorafspiegeling van de sportieve invulling die sommige
deelnemers konden geven aan de ontspannende namiddagactiviteiten: mountainbiken,
natuurwandeling, al dan niet gecombineerd
met een bezoek aan de brouwerij Achouffe
(met proeverij), zwemmen … De avond bood
ruimte voor toneel met een ernstiger onderwerp: dementie. Het werd een aangrijpende
voorstelling van ‘Oblivium’, door Edelhard
Moens en Chris Vervloet, twee leerkrachten
uit ons bisdom.
Even later toonde het publiek zich bijzonder
mild in de aandacht die het gaf aan het debat
tussen de onderwijsdeskundigen uit verschillende politieke partijen, met journalist Guy
Tegenbos als moderator. Elisabeth Meuleman
van Groen was verontschuldigd, maar Kris Van
Dijck (N-VA), Kathleen Helsen (CD&V), Kathleen Deckx (sp.a) en Marleen Vanderpoorten
(Open VLD) waren wel op het appel. Veel
aandacht ging naar het pas goedgekeurde Mdecreet. Er zal nog veel geïnvesteerd moeten
worden in competentieontwikkeling van leerkrachten. Waarom kunnen niet alle leerkrachten eerst vorming krijgen alvorens een onderwijshervorming wordt ingevoerd, zoals in
Canada? De politici zochten excuses in de
fundamenteel veranderde instroom in de lerarenopleiding, of verwezen naar het voorstel
van de ‘schools of education’ waar netover-
‘Aandacht voor elkaars verhaal’
Van aftakeling van geestelijke vermogens tot
het gericht aanwenden ervan: Edel Maex, de
eerste spreker op vrijdag, wijdde ons in de
geheimen in van ‘Mindfulness, inhoud en con-
Debat onderwijskundigen
uit politieke partijen
De hervorming van het secundair onderwijs
bleek voor de meerderheidspartijen een serieus discussiepunt, maar het masterplan dat
voorligt is volgens hun vertegenwoordigers
een voldoende basis om de knelpunten aan
te pakken. Kris Van Dijck noemde domeinscholen heel interessant als we van een leeg
blad konden beginnen, maar Vlaanderen is
geen leeg blad. Kathleen Helsen vond de vrijheid van schoolbesturen heel belangrijk, maar
ze dienen wel hun verantwoordelijkheid te
nemen door bv. de eerste graad oriënterend
in te richten. Marleen Vanderpoorten stelde
dat veel zaken nu al kunnen en Kathleen
Deckx beweerde dat Minister Pascal Smet niet
van plan was om scholen veel vrijheid te
geven en zei dat het belangrijk is dat jongeren op de juiste plaats terechtkomen.
Toen na een tijd de toehoorders vragen konden stellen, profiteerden de directeurs ervan
om de politici op tegenstrijdigheden in het
beleid te wijzen, o.a. in verband met de begeleiding van jonge leerkrachten: de mentoruren hadden nooit afgeschaft mogen worden.
Tot slot van het congres greep bisschoppelijk
afgevaardigde voor het onderwijs Fons Uytterhoeven eerdere uitspraken van sprekers
aan om zijn boodschap mee te geven. In een
maatschappij die bijzonder complex is, zou
onze christelijke boodschap van naastenliefde en orde in de chaos de baseline moeten
zijn. Hij sprak zich uit tegen rapporten met
medianen en gemiddelden, die minder goed
presterende leerlingen verder de put in duwen.
De hervorming van het leerplichtonderwijs
belangt niet alleen het secundair onderwijs
aan en inclusie heeft niet alleen met buitengewoon onderwijs te maken. We moeten het
gewone ook buitengewoon maken. Wij moeten een sprong maken, niet in maar naar het
onbekende. We weten niet precies waar we
zullen uitkomen, maar kennen wel de richting.
Daartoe wil het vicariaat onderwijs schoolbesturen en directeurs blijven ondersteunen.
Een bemoedigend orgelpunt van een geslaagd
congres.
Guido François,
directeur dienst Schoolorganisatie Vicariaat
onderwijs Mechelen-Brussel
mei 2014
19
INTERNATEN
kiezen voor een internaat is vaak kiezen
voor aandacht, tijd en betrokkenheid
Interview
I
n het internaat Mariavreugde in Borgloon, opgericht door de Zusters van Liefde, is René
Verstappen internaatsbeheerder. Internaten zitten in de lift, dat blijkt al een paar jaar
uit de cijfers en uit de betekenisvolle rol die ze in onze huidige haastige samenleving
kunnen spelen. Studiebegeleiding, structuur en warmte behoren tot de corebusiness van
het internaat. Dat heeft alles te maken met een sterk opvoedingsproject en een groeiende
professionalisering van de internaatsmedewerkers. Wat daar allemaal bij komt kijken
verneemt u in volgend gesprek met Anja Dingenen, directeur Dienst Internaten en René
Verstappen, internaatsbeheerder.
Op het tweetalig en autonoom internaat in
Borgloon, pal op de taalgrens, is René Verstappen reeds eenentwintig jaar internaatsbeheerder. Brengen we een virtueel bezoek
aan het internaat, dan valt meteen de transparante voorstelling en toegankelijke en zeer
uitgebreide informatie op. Een aantrekkelijke
website leidt ons door het autonoom internaat, niet behorend tot een school. Honderd
kinderen uit scholen in zowel Borgloon als
in Tongeren komen er op internaat. De website opent met een “mission statement”. René
Verstappen samen met zijn internaatsmedewerkers en de kinderen leven er samen rond
een aantal thema’s: eenvoud, dienstbaarheid,
warmhartigheid, vergeven en vergeten, respect, verantwoordelijkheid en verbondenheid.
‘Respect’ is bijvoorbeeld “kunnen loslaten
(…). Het is bevrijdend nabij zijn. (…) Respect
voor een ander kan niet zonder duidelijke
grenzen te stellen”. Of nog, onder ‘Verbondenheid’: “solidariteit is een permanente opdracht, gestoeld op belangstelling voor en
ondersteuning van mekaars initiatieven.”
aan bij de ouders. Meestal zit ik met de ouders
en de leerling drie kwartier samen, nadien laat
ik ze tijdens een rondleiding zien wat ik verteld heb. Ze kunnen dan ook luisteren naar
hoe de andere leerlingen het internaat beleven.
Een intake gesprek vindt meestal plaats wanneer de kinderen er ook zijn.
In het internaat pal op de taalgrens komen
zowel Waalse als Vlaamse kinderen. Van een
goede communicatie op het internaat maakt
René Verstappen een erezaak.
Anderen overkomt het, op school, in het gezinsleven: er zijn kinderen en jongeren die
‘van de weg’ geraken.
Hoe kom je in het internaat?
René Verstappen: Meestal via mond-aan-mond
reclame. Er vindt steeds een intakegesprek
plaats waarin ik enkele vaste regels duidelijk
maak. ‘Je bent van maandag tot vrijdag op
internaat, dus ook op woensdagnamiddag’. Dat
leg ik de mensen graag uit. ‘Er is geen optie
voor een andere activiteit die je leuker zou
vinden’. Er worden tijdens dat gesprek praktische dingen en ideeën besproken, dat slaat
20
mei 2014
Welke ouders kiezen voor een internaat?
René Verstappen: Hier in Borgloon heb je
naast Vlaamse ook Waalse ouders. Sommige
ouders hebben een project in gedachten. Zij
plannen de schooljaren van hun kind, en
kiezen bijvoorbeeld twee jaar in Vlaanderen
en daarna elders. Andere ouders werken preventief, bijvoorbeeld omwille van een drukke
zaak die moeilijk combineerbaar is met een
goed opgevolgde opvoeding van de kinderen.
Ouders constateren soms schoolproblemen,
slechte studiepunten, leerlingen die (te) veel
tijd over hebben voor andere dingen. Ouders
willen ingrijpen.
Wat zijn de grote problemen?
René Verstappen: Op tijd gaan slapen. Kinderen zijn moe, slapen onvoldoende. Het
leven is chaotisch. Ik raad ouders aan om
tijdens het weekeinde eens op smartschool
samen met zoon- of dochterlief te kijken,
maar dat is moeilijk, want “wat is dat paswoord ook al weer?”
Problemen hebben dikwijls te maken met het
onvoldoende investeren in opvoeding.
Anja Dingenen: Opvoeding wordt vaak uitbesteed, aan de scholen, aan het internaat.
René Verstappen: Het weekeinde is ‘quality
time, niet aan onze kop zeuren’. Het gaat
vaak om de betrokkenheid van ouders bij de
opvoeding van hun kind.
Anja Dingenen: In veel gevallen is het inderdaad zo dat we op de eerste plaats de
ouders moeten ‘opvoeden’. Heel eenvoudige
zaken: structuur en warmte. Dat is vanzelfsprekend in opvoeding, maar niet langer in
de samenleving vandaag. Men plakt veel
kinderen een etiket op en men stelt diagnoses. Veel van die kinderen zijn gewoon normaal, maar door gebrek aan structuur en
betrokkenheid zijn ze de richting kwijt.
René Verstappen: Ik hanteer op internaat
begrippen als “pedagogische ADHD” en “pedagogische ASS”. Met de term pedagogisch
neem ik bewust afstand van medicalisering.
Omdat je met het geven van een pil ook de
schuld bij het kind legt (“er scheelt iets met
u”). Wij merken dat eenvoudige dingen helpen: 17 u. studie, 18 u. avondeten, 21 u.
bedtijd. En niet te vergeten; er is iemand die
naar uw cijfers kijkt. Dat doet het internaat:
aandacht, tijd, betrokkenheid.
Gaat u ook naar de scholen?
René Verstappen: Ik ga zeker niet naar oudercontacten, maar soms is het nuttig eens
samen rond de tafel te zitten, dan maak ik
een afspraak met het CLB, de leerkracht en
de ouders.
Bij de inschrijvingen maak ik afspraken met
de school, zodat de ouders hun kind ook op
school kunnen inschrijven, niet alleen op het
internaat. Ouders vergeten dat wel eens. Je
merkt dat voor de ouders het internaat een
cruciale rol speelt in de opvoeding. Wij noemen ons dan ook “partners in opvoeding”.
Uw internaat is autonoom, hoe wordt u
ondersteund door uw bestuur?
René Verstappen: Tot 2008 hadden wij geen
gesubsidieerde opvoeders. Tot dan hadden
wij echt veel geld nodig om te kunnen overleven, dat kon nog dankzij de grote steun
van de kloosterorde, de Zusters van Liefde.
Dankzij de subsidies is er veel verbeterd; wij
kunnen nu met de raad van beheer nadenken
over wat nodig is. Ik heb een tienjarenplan
voor renovatie. We zijn al een tijdje bezig en
dat gaat vlot.
Hebt u ook internen die door de jeugdrechter zijn doorverwezen?
René Verstappen: Ik zie eigenlijk het verschil
niet tussen jongeren die in een woelige scheiding zitten en jongeren die de jeugdrechter
heeft doorverwezen. Jongeren met een criminele achtergrond hebben we niet.
Anja Dingenen: Het is belangrijk dat we die
kinderen – doorverwezen door de jeugdrechter – kunnen opnemen. Vaak gaat het om
jongeren met een problematische achtergrond,
maar wiens gedrag in groep geen onoverkomelijke problemen stelt. Als ze niet in groep
kunnen functioneren, moet naar een andere
oplossing gezocht worden. Veel jeugdrechters
en consulenten weten dat ook wel.
Je hebt soms zwaardere problemen met kinderen die niet geplaatst zijn dan met kinderen uit de Bijzondere Jeugdzorg.
Welke opleiding hebben uw begeleiders?
René Verstappen: Vier onder hen hebben een
opleiding orthopedagogie gevolgd, één is
onderwijzer.
We hebben ook navorming op het VSKO: jaarlijkse studiedagen rond jaarthema, leerbegeleiding, seminaries voor beheerders en opvoeders, omgaan met grensoverschrijdend
gedrag, specifieke projecten voor internaatsmedewerkers. Soms zijn er ook interessante Limburgse initiatieven.
Ik denk dat je als beheerder een goede coach
moet zijn. Mensen ondersteunen, niet overdrijven met vergaderen, strategisch handelen,
bijscholen, kort op de bal spelen. Ze moeten
weten dat ze op u kunnen rekenen en je moet
hen leren proactief te handelen.
Op ons internaat is weinig wisselend personeel. Een nieuwe internaatsmedewerker heeft
zowat drie jaar nodig om te weten hoe de
zaken echt draaien en wat routine te krijgen.
Anja Dingenen: Het gaat over een visie op
opvoeden. Routine is een negatief woord.
Het gaat meer om preventie, weten welke
problemen je kunt verwachten en hoe je ze
oplost.
René Verstappen: Wij gaan bijvoorbeeld jaarlijks kajakken. Met 100 leerlingen de Maas
op. Niet iedereen vindt kajakken fijn, maar
er wordt wel voor lekker eten gezorgd. We
passen de activiteit aan de leefgroep aan,
gaan op voorhand ter plaatse een kijkje nemen en zorgen ervoor dat we goed voorbereid
zijn. De kleintjes zetten we op een raft – tien
man in een boot, met een opvoeder. De ouderen mogen peddelen. Driekwart van hen
ligt in het water die dag, daar zorgen zij voor.
Wij zetten foto’s en films op Facebook.
Op zo’n woensdagnamiddag maak je pas echt
een “mission statement”. Het gaat hier niet
over het kajakken, maar over de groep, en de
ouders die reikhalzend naar de verhalen uitkijken.
Wat zijn de uitdagingen van een internaat?
Anja Dingenen: Goed personeel en een goede infrastructuur. Sinds de invoering van de
studiemeester-opvoeder zijn er mogelijkheden
om een internaat eigentijds te maken, ook
qua infrastructuur.
Op het internaat in Borgloon is duidelijk een
visie en een project waar René 100% achter
staat, wat zijn opvoeders waarmaken en wat
hij wil bewaken. Ik denk dat dit voor veel
internaten een uitdaging is. Professionalisering is heel belangrijk. Los van bijkomende
middelen voor de vrije internaten vinden wij
het belangrijk dat de vrije internaten, die
onderwijsinstellingen zijn net als de scholen,
ook middelen voor nascholing en pedagogische begeleiding krijgen. Veel zorgvragen
ontstaan bij gebrek aan structuur, warmte en
begeleiding. Opvoeding is zo cruciaal in een
samenleving en goede opvoeders zijn broodnodig. Pedagogische begeleiding en nascholing van internaatmedewerkers vinden wij dan
ook prioritair.
Met onze troeven gaan wij soms regelrecht
in tegen wat leeft bij ouders en kinderen,
maar uiteindelijk komen ouders naar ons net
omwille van die troeven als structuur en
warmte. Het is een uitdaging om het eigen
pedagogisch project te blijven waarmaken,
onze opvoeders daarin mee te nemen en ouders te blijven overtuigen.
René Verstappen: Ik denk dat men zich duidelijk moet profileren, durven de zaken benoemen (ADHD of “pedagogische ADHD”?)
en een alternatief aanbieden, zij het voor
sommigen wat ‘flauw’, want steeds met structuur: op tijd slapen, op tijd studeren en op
tijd eten, samen in de leefgroep.
Er zijn 98 vrije internaten in Vlaanderen.
Dit schooljaar zijn er twee nieuwe, zelfstandige internaten bijgekomen: het
Internaat Sint-Maartensscholen Ieper
en het Internaat KSO Tielt, beide aanvankelijk opgestart als vestiging van een
ander internaat en nu, vanaf 40 internen,
als volwaardig internaat begonnen. Elk
internaat krijgt van de overheid werkingsmiddelen en omkadering van één
beheerder (directiefunctie) en 2 (als het
internaat enkel leerlingen secundair
onderwijs opvangt) of 2,5 (als het internaat ook leerlingen basisonderwijs
heeft) studiemeesters-opvoeders internaat. We hebben in totaal 259 studiemeesters-opvoeders (FTE) in onze internaten. Alle andere opvoeders hebben
een bediendecontract. Er zijn nog meer
dan 200 opvoeders (FTE) met bediendecontract. Dit schooljaar zitten er 8300
internen in de vrije internaten, een
stijging van zo’n 800 t.o.v. het dieptepunt in 2002. De meerderheid van de
internen zit in het secundair onderwijs
en ongeveer 9% zit in het basisonderwijs. Een vijftal internaten vangen ook
kleuters op. Het gaat dit schooljaar over
54 kleuters.
Goed om weten: er zijn meer jongens
(52,5 %) dan meisjes (47,5%) in de vrije
internaten. Wat de onderwijsvormen
betreft zien we dat 23,7 % van de internen in ASO zit, 27,8% zit in TSO,
16,6% volgt BSO en 3,5% volgt KSO.
1,75% van de internen zit in het Hoger
Beroepsonderwijs en 0,17% volgt het
Deeltijds Beroepsonderwijs. Het overwicht in TSO is voor een groot stuk te
wijten aan de instroom van internen in
de drie grote hotelscholen in bisdom
Brugge (Ter Duinen Koksijde, Ter Groene
Poorte Brugge en Spermalie Brugge).
Zij zijn samen goed voor 1.327 internen
van de 3.723 internen in het bisdom.
Elk van deze drie hotelscholen telt tussen de 430 en de 450 internen.
Interview: Willy Bombeek
Redactie: Rita Herdies
mei 2014
21
HOGER ONDERWIJS
studenten lerarenopleiding
en de groote oorlog 1914-1918
D
e lerarenopleidingen richten de aandacht van hun studenten op WO I en dat niet
alleen n.a.v. “2014-18 100 jaar Groote Oorlog”. Het wordt al jaren verwerkt in zeer
verscheiden vakken en soms voor dit onderwerp niet evidente vakken. We trokken
ten velde… naar Gent, Aalst en Kortrijk in het spoor van enkele projecten en spraken er
met enkele docenten.
Studenten van de Arteveldehogeschool gidsen studenten
over oorlogspoëzie tijdens
een uitstap naar WestVlaanderen
“It’s a long way to Tipperary,
It’s a long way to go.
It’s a long way to Tipperary.”
Het idee ontstond in het eerste jaar van de
opleiding vanuit de vaststelling dat een aantal studenten veel en een aantal studenten
weinig kennis hadden over WO I.
Per tien organiseren de studenten deze uitstap
voor een groep van een 50-tal eerstejaars
studenten. De studenten moeten de uitstap
promoten/voorstellen aan de eerstejaars, alle
voorbereiding maken, een brief schrijven, de
hele uitstap organiseren een studentengids
uitschrijven en de uitstap ook zelf gidsen.
Dit allemaal in de taal van hun eerste of
tweede onderwijsvak, het Engels. Zij krijgen
hiervoor een budget van 10 euro per student.
Het vertrek van deze jaarlijkse excursies in
december is voorzien om 13u. Op de bus
voorzien de studenten alvast een introductie
op de dag. Heel vaak zit een bezoek aan in
Flanders Fields en Tyne Cot cemetery in het
aanbod van de studenten, wat zeker niet mis
is. Vaak zorgen studenten echter ook voor
een originele invalshoek.
Zo zorgde een groep voor soep op basis van
een recept uit de WO I uitgedeeld door een
uit de klei getrokken West-Vlaamse grootmoeder. Het doet ons teruggaan naar de
gaarkeukens in vele dorpen tijdens WO I.
Andere studenten slagen in het regelen van
22
mei 2014
een museumbezoek tijdens de sluitingsperiode van het Passchendaelen memorial museum. Ook een Hollywood insteek ontbreekt
niet. Een groep studenten vroeg de deelnemers
mee te helpen aan hun film, die – aldus het
script van de uitstap – dreigde te floppen
door een gebrek aan degelijke voorbereiding.
Het bracht de deelnemers op heel verschillende locaties, waar ze informatie moesten
verzamelen over WO I. Tegelijk met het verzamelen van informatie leerde de studenten
video te integreren in hun project. Iets frivoler kan ook: –“tot grote paniek van de chef
protocol- verdwijnen tijdens een bezoek van
The Queen in het kader van de herdenking
100 jaar Groote Oorlog haar hondjes ( Holly,
Willow, Candy en Vulcan).” Aan de eerstejaars
om ze te zoeken. Het bracht hen naar een
onderbelicht aspect van de oorlog: de ontspanning van de frontsoldaten. In Talbot
house konden de soldaten muziek luisteren
en iets drinken tijdens de oorlog. Nu wordt
dit museum uitgebaat door Engelsen en krijgen de studenten er naast een rondleiding,
een English Tea geserveerd. Tijdens het bezoek
loopt op de achtergrond een nieuwsuitzending
over de verdwijning van de hondjes met interviews en tips. De integratie van multimedia werd hier zeer doorgedreven toegepast.
Als afsluiter voor alle groepen zorgt de Last
Post aan de Menenpoort in Ieper voor de
laatste beklijvende noot van deze dag.
Docenten “Project 2” onderwijsvak Engels
In het derde jaar van de lerarenopleiding secundair onderwijs aan de Arteveldehogeschool
organiseren de studenten Engels in het vak
Projecten 2 een uitstap rond oorlogspoëzie
naar West-Vlaanderen.
Muzische vorming
“Ten oorlog” in de lerarenopleiding van HUB-KAHO
campus Dirk Martens
In Vlaamse velden
klappen rozen open
Tussen witte kruisjes,
rij op rij,
Die onze plaats hier merken,
wijl in ‘t zwerk
De leeuweriken fluitend werken,
onverhoord
Verstomd door het gebulder
op de grond
Naar In Flanders Fields van John
McCrae (1872-1918) vertaald door Tom
Lanoye.
Stap voor stap zorgen de docenten ervoor dat
de studenten tijdens de lessen muzische vorming ervaren waarom creatief denken, originaliteit, verwondering opwekken, … belangrijk
zijn bij het ontwikkelen van de persoonlijkheid
van de kinderen. Tijdens deze muzo’s komen
beeldopvoeding, muziek, bewegingsexpressie,
muzisch taalgebruik en dramatisch spel geïntegreerd aan bod. In hun derde bachelor werken studenten in groep een muzische middag
(een ‘muzo’) uit voor kinderen van een basisschool. Dit jaar met “Ten oorlog” als thema.
Ze werden aangemoedigd om dit muzische
verhaal historisch correct te kaderen.
Als inspiratiemoment werden de makers van
het tv-programma ‘Ten Oorlog’ uitgenodigd.
Zij vertelden over hun reis langs de frontlijn
van Nieuwpoort tot Tripoli. Ze belichtten het
thema oorlog op een andere manier. Wie was
de mens achter de soldaat, de dokter in het
veldhospitaal of de geliefde van de soldaat?
De twee verantwoordelijken van het Stadsarchief Aalst gaven de studenten dan weer meer
uitleg over Aalst in tijden van oorlog.
Studenten ontwerpen een Muzo-middag
Een groep studenten koos ervoor om een waar
gebeurd oorlogsverhaal over Gustaaf Lodewijck
Van der Burght te vertellen. Lotte en Simon
waren op de zolder aan het spelen toen ze
plots een oude koffer ontdekten waarin kledij en spullen van Lottes overgrootvader
lagen. Het bleek dat hij in de Eerste Wereldoorlog gesneuveld was, maar meer wisten
Simon en Lotte daar niet over. Ze besluiten
om uit te zoeken hoe hun overgrootvader
gestorven is…
Een andere muzo vertelde dan weer het verhaal van Vliegende maandag in augustus 1914
te Aalst. In verschillende landen was de oorlog net uitgebroken, maar in België bleef men
nog even van het geweld gespaard. Er was
echter een hoedenmaakster, die elke dag
nieuws meebracht uit de grote stad Brussel.
Die ene dag kwam ze met veel armgezwaai
en luid getier de straten van Aalst binnen
gestormd. “De oorlog begint! De soldaten,
ze komen! Ze zijn onderweg!” Het ongeloof
sloeg snel om. Zonder al te veel tijd te verliezen namen de mensen de benen. Alles
lieten ze achter, al snel bleven de straten
desolaat achter. Achteraf bleek dat de angst
ongegrond was. De soldaten bleven weg, en
één voor één keerden de mensen terug naar
hun huizen.
Deze ondoordachte en impulsieve vlucht staat
sindsdien bekend als ‘vliegende maandag’.
Ook koos één groep studenten als uitgangspunt ‘Lichtpuntjes in de duisternis… Soms
zijn ze groot. Soms zijn ze klein. Je hoeft ze
niet te zoeken. Je kunt ze ook zijn.’, een muzo
waarbij het thema “hoop” centraal stond.
Een muzische middag voor de kinderen
van de ingeschreven basisscholen
De studenten wisten de uitgenodigde kinderen van de basisscholen duidelijk te prikkelen
en zorgden voor verwondering. Dit door aangrijpende dagboekverhalen voor te lezen of
ontroerende, zelfgemaakte filmfragmenten te
bekijken.1
Studenten organiseerden een inleefspel rond
trouwen in WO I. Ondanks alle geweld trouwden de mensen met elkaar. De leerlingen analyseerden verschillende huwelijksfoto’s. In een
tableau vivant gaven ze de foto’s zelf vorm.
Als afsluiter van de muzische voor- of namiddag werd telkens een sfeervol slotmoment
voorzien. Zo werd bijvoorbeeld een herdenkingsceremonie georganiseerd. De kinderen
mochten hun zelfgemaakte klaprozen in de
grond plaatsen op een herdenkingsplaats.
Vervolgens werd één minuut stilte gehouden
en een studente speelde ‘the last post’ op
haar saxofoon.
Veerle Van Cromphaut, Tine Van den Broeck
en Elfi Van Keymeulen
Docenten module muzische school BALO
Zelfontdekkend leren en
beleven: geïntegreerd
project ‘Uit & Thuis’
in Vives campus Torhout
Derdejaarsstudenten van de lerarenopleiding
lager onderwijs gaan met leerlingen uit een
basisschool op actieve leeruitstap in het kader
van WOI. Over de Eerste Wereldoorlog geven
de studenten een inleidende les, na de uitstap
is er verwerking met oog voor vredeseducatie.
Hoe je als leraar omgaat met de mix van wereldoriëntatie, herinnerings- en vredeseducatie,
ICT en muzische vorming wordt hiermee vanuit
de praktijk duidelijk.
Het uitwerken van het project wordt een
schoolvoorbeeld van actief, samenwerkend
en zelfgestuurd leren, zowel voor de studenten als voor de leerlingen. Een groep studenten wordt toegewezen aan een klas van de
derde graad. Iedere groep krijgt een excursieplaats, met daarin drie locaties die bezocht
zullen worden. Zo gingen de studenten al
naar Nieuwpoort, Diksmuide, Ieper, Zonnebeke, Passendale, Poperinge… In principe
bezoeken ze dan een begraafplaats, een museum en een andere locatie (een monument,
een element in het landschap…). Met introductiesessies rond het werken met film, We-
1 Filmpjes gemaakt in samenwerking met Canon Cultuurcel LABO-traject. Alle filmpjes zijn te bekijken op Ingebeeld.be
mei 2014
23
stellen ze een draaiboek op, waarin ze hun
inleidende les helemaal uitschrijven. Hierbij
voorzien ze ook fiches met achtergrondinformatie voor de leerkracht en leerlingenfiches,
waarmee de leerlingen zo veel mogelijk actief
en zelfontdekkend leren, ontdekken en beleven. De studenten krijgen nu ook met de
praktische kant van een excursie te maken.
Er moet een haalbare timing opgesteld worden en een brief voor de ouders. Er worden
afspraken gemaakt met het museum, de plaats
waar ’s middags gegeten wordt, het vervoer
moet geregeld worden. Dit is het ‘thuis’-deel
van het project. De studenten werken hiervoor
samen vanop de campus.
bQuest, het voeren van onderzoek… gaat het
project van start. Dit is teamwerk voor studenten én lectoren. De studenten bezoeken
samen de locaties en komen tot een eerste
voorstel van inhoud en timing voor de excursie. Ze filmen tijdens hun bezoek en maken
zo een promofilm die ze tijdens hun inleidende les aan de leerlingen zullen tonen. Dan
Dan gaan ze ‘uit’: naar de school om de voorbereidende les te geven. Hierin komt de Eerste
Wereldoorlog aan bod vanuit wereldoriëntatie:
oorzaken, aanleiding, kaartwerk, bondgenootschappen, het verloop van de oorlog, het
aspect wereld-oorlog, invloed op natuur, techniek en mens… De promofilm en de WebQuest
worden ingezet. De volgende dag is dan de
excursiedag. De studenten begeleiden de klas
en werken met de leerlingen in groepjes op
de diverse locaties. Nu is er ook plaats voor
velerlei opdrachten: kijken, luisteren, denken,
puzzelen, bespreken, beluisteren… Waar mogelijk wordt ook een muzische vredesboodschap
meegegeven via een stil moment of met een
inbreng van de leerlingen. De dag daarna gaan
de studenten terug naar de klas om de verwerking te leiden. Hierin worden zo nodig
werkblaadjes ingevuld, maar er is ook tijd voor
actualisering en reflectie.
Eens terug thuis is er tijd voor optimalisatie
van het ontwikkelde materiaal. Dat wordt dan
ten slotte gepresenteerd aan de medestudenten en de vertegenwoordigers van de scholen.
Het materiaal wordt digitaal ter beschikking
gesteld aan de deelnemende scholen. Zo krijgen onze studenten een concrete ervaring
van hoe ze met herdenking, herinnerings- en
vredeseducatie aan de slag kunnen en bieden
we ook de scholen een aantal in de praktijk
geteste voorstellen hierrond aan. Dat de
meeste scholen meteen een volgende editie
boeken, zegt genoeg over de waardering voor
dit project.
Christa Campo,
docent bachelor lager onderwijs
Bavo Verlackt
Stafmedewerker VVKHO
Studienamiddag “Pastoraal en Levensbeschouwelijke Diversiteit in katholieke scholen”
Brussel - 14 mei 2014
Pastoraal op school. Meer dan ooit is het een uitdaging. Een hele groep is de band met de traditie verloren die vroeger die pastoraal
vorm en richting gaf. Dat geeft al levensbeschouwelijke diversiteit. Bovendien neemt het aantal anders- en niet-gelovigen in de school
toe. En daarbinnen zijn er nog talloze schakeringen en nuances: levensbeschouwelijke verschillen. Voeg daar tenslotte aan toe dat een
school vooral uit kinderen en jongeren bestaat die zelf op zoek zijn naar een eigen identiteit en zingeving.
Hoe gaan we daar mee om? Met welke bril kijken we ernaar? De werkgroep PALED (Pastoraal en Levensbeschouwelijke Diversiteit) is
– na een grondige terreinverkenning – op zoek gegaan naar de vragen die dat oproept en naar aanzetten tot antwoorden. De publicatie
waartoe dit leidde is de weerslag van een denkproces over pastoraal op school in een hedendaagse, superdiverse context. Het is geen
kookboek, waarin je handige uitgepunte recepten vindt voor een goede pastoraal op school. Wel worden blikopeners aangereikt die aan
het denken zetten, tools die aan het werk zetten.
Deelname in de onkosten: 15€ (publicatie inbegrepen)
Locatie: HUB-Hermes, Stormstraat 2, 1000 Brussel.
Info m.b.t. de bereikbaarheid: http://www.hubkaho.be/HUB_KAHO/Campus_Brussel/
Hoe-bereiken.html
Doelpubliek: pedagogisch begeleiders, directies, schoolbestuurders, pastoraal verantwoordelijken en geïnteresseerden van basis-, secundair, hoger en buitengewoon onderwijs.
INSCHRIJVEN VÓÓR 7 MEI!
Meer info: www.vsko.be/paled of [email protected]
24
mei 2014
© Imelda-Instituut Brussel
Tijdens de studiedag op 14 mei tussen 13.30 u. en 17.00 u. willen we u die voorstellen. Na een welkom van Mieke Van Hecke, directeurgeneraal van het VSKO, en een inleiding door redacteur van de publicatie, Peter Keersmaekers, is er een pallet van werkwinkels om interactief in te gaan op de inhoud van de publicatie. We sluiten af met een bezinning
en een receptie.
PEDAGOGISCHE ONDERSTEUNING
bewust op schoolreis?
De school vanuit christelijke inspiratie oriënteren naar duurzame ontwikkeling
E
en artikelenreeks in de tijdschriften van het VSKO wil de scholen informeren over duurzame ontwikkeling en educatie voor duurzame
ontwikkeling met voorbeelden uit het onderwijs en daarbuiten.
In dit artikel maken we kennis met de non-profit organisatie ‘ViaVia Tourism Academy’ die duurzaam toerisme stimuleert, zowel in
het Noorden als in het Zuiden. Wij gingen praten met projectmedewerker Greet Huybrechts die tevens duurzaamheidscoördinator is bij
Joker. Zij is tevens de coördinator van het ‘Lerend Netwerk Duurzaam en Innovatief Toerisme’ voor secundair en hoger onderwijs met een
richting toerisme. Verder vind je 10 tips om ‘Bewust op schoolreis’ te gaan en de aankondiging van een website waar je de duurzaamheid
van je schoolreizen kan testen.
Interview met Greet Huybrechts van Via Via Tourism Academy
Wie is Via Via Tourism Academy ?
Via Via Tourism Academy is een non-profit
organisatie, opgericht in 2001, die duurzaam
toerisme wil ontwikkelen. Wij hebben een
werking in het Noorden en het Zuiden. We
maken deel uit van het Joker Via Via Netwerk.
Duurzaamheid speelt in dit netwerk een belangrijke rol. Zo ontving Joker in 2014 als
eerste Belgische touroperator het Travelife
duurzaamheidscertificaat. Het label bevestigt
dat we aan meer dan 150 criteria in verband
met maatschappelijk verantwoord ondernemen
voldoen.
In het Zuiden speelt toerisme een heel belangrijke rol in de ontwikkeling van een land
en van de mensen ter plaatse. We richten ons
(o.m. in Peru, Indonesië, India, Vietnam, Mali,
Malawi, Mozambique en Zuid-Afrika) op lokale overheden, educatieve instellingen,
ondernemers en reisgidsen. Zo organiseren
we bijvoorbeeld opleidingen om toerisme op
een duurzame en innovatieve manier in te
zetten. Het gaat hierbij om sensibilisering
maar ook om het overbrengen van kennis. Op
die manier versterken we de regio en haar
inwoners. In het Noorden sensibiliseren we
reizigers, studenten, docenten en natuurlijk
de toeristische sector over duurzaam toerisme. Internationale samenwerking en uitwisseling tussen Noord en Zuid zijn hierbij onontbeerlijk om projecten te doen slagen. Bij
dit alles gaat het om kennis, ervaring en het
delen hiervan. Vandaar dat we werken met
lerende netwerken.
Jullie bieden als organisatie dus regelmatig
vormingen aan?
Dit jaar hebben we bv. in Mozambique, samen
met de regering en hogescholen, een aantal
docenten opgeleid om een bachelorjaar rond
tourconsulting op te zetten. We reikten ook
al het didactisch materiaal hiervoor aan.
Er bestaat een opleidingsmodule die we al
een aantal keren in het buitenland gegeven
hebben die gericht is naar regeringen en touroperators waarin we de link tussen duurzaamheid, toerisme en innovatie sterk benadrukken.
Daarnaast is er net een Europees project ‘Innoguide’ afgerond. In dat kader hebben we
een e-learning platform opgesteld voor reisgidsen, reisbegeleiders en hun docenten
specifiek rond de drie competenties: duurzaamheid, interculturaliteit en beleving.
Interculturaliteit is hierin een belangrijke
pijler. Op dit platform (http://learning.viaviatourismacademy.com/innoguide) vind je
allerhande didactisch materiaal m.b.t. deze
competenties.
Wat doen jullie naar het Vlaamse onderwijs toe?
We vertrekken vanuit duurzaamheid als motor
tot innovatie. Innovatie is voor ons heel belangrijk. Daarom hebben wij in Vlaanderen
het ‘Lerend Netwerk Duurzaam en Innovatief Toerisme’ opgericht. Aanvankelijk was
dit netwerk gericht naar de opleidingen toerisme in de hogescholen maar enkele jaren
geleden is de doelgroep uitgebreid met de
opleidingen toerisme in het secundair onderwijs. Zo heb ik twee jaar geleden een nascholing gegeven en daar waren veel leerkrachten
uit de ongeveer veertig scholen aanwezig die
een opleiding toerisme aanbieden. Het toen
ontwikkelde materiaal is ook nog steeds toegankelijk op ons online platform (zie hieronder). We richten ons tot alle docenten van
de Nederlandstalige bachelors Toerisme en
Hotelmanagement en tot alle leerkrachten
van de Nederlandstalige secundaire toerismescholen. Ook bouwden we een structurele
samenwerking op met de pedagogische begeleidingsdiensten VSKO, GO!, POV en OVSG.
In het netwerk bieden we nieuwe inhouden
aan met de focus op duurzaamheid, trends en
innovatie in de toeristische sector. Hieraan
gekoppeld ontvangen de deelnemers educatief
materiaal en leermethodes rond deze thema’s.
Tevens is het een forum waar kennis en ervaring wordt uitgewisseld tussen onderwijzend
personeel en andere leden omtrent bestpractices en mogelijkheden voor innovatie.
Hiertoe organiseren we drie studiedagen per
jaar rond specifieke thema’s. Een studiedag
kan bestaan uit een bezoek aan een toeristische attractie of toeristisch bedrijf, één of
meerdere lezingen en/of een workshop die je
aanzet tot innovatief denken. We hebben het
bv. al gehad over duurzame festivals (met
ook aandacht voor duurzaam transport naar
festivals), streekproducten & lokale economie
& tewerkstelling, duurzaamheid als communicatie en marketing tool, historische attracties & beleving …..
Het Lerend Netwerk Duurzaam en Innovatief
Toerisme is een samenwerking tussen Toerisme
Vlaanderen en de ViaVia Tourism Academy vzw.
mei 2014
25
Naast het lerend netwerk, is er ook een online
Platform voor Duurzaam en Innovatief Toerisme. Wij zetten al het educatief materiaal
van de studiedagen op dit forum maar leraren
en docenten kunnen hier ook bestaand en
zelfgemaakt lesmateriaal opzetten, onderverdeeld in secundair en hoger onderwijs, bevindingen uitwisselen, activiteiten posten
enz. Alle geïnteresseerden kunnen contact
opnemen met mij: Greet Huybrechts via
[email protected]. Je kan je
ook altijd bij mij inschrijven voor onze tweejaarlijkse nieuwsbrief en uitnodigingen voor
de studiedagen.
Wat is een duurzame ontwikkeling van toerisme? Wat zijn er kenmerken van?
Volgens Toerisme Vlaanderen streeft’ een
duurzame ontwikkeling van toerisme in een
land, regio of een toeristische bestemming
naar een evenwicht in de relatie tussen economische, ecologische en socio-culturele
aspecten. Het is een participatieproces dat
leidt tot kwaliteitsverbetering waar alle betrokken partijen nu en in de toekomst baat
bij hebben’.
Je herkent hierin de drie klassieke ‘P’s van
duurzaamheid: People, Planet, Profit. Als
ViaVia Tourism Academy vinden wij Pleasure,
de beleving, ook heel belangrijk. Voor ons
gaat het dus om de vier P’s en om het zoeken
van een evenwicht tussen deze pijlers. Dat
is het leuke aan duurzaamheid: het is dynamisch, het gaat steeds om het maken van
keuzes. Zo zijn de reizen van Joker gekenmerkt
door een aantal criteria: er wordt gereisd in
kleine groepen waardoor de impact van de
aanwezigheid er van ter plaatse kleiner is, er
wordt overnacht in eenvoudige logies die
veelal in handen zijn van plaatselijke families,
er wordt zo veel mogelijk gekozen voor openbaar vervoer waar mogelijk, tijdens de wandeltochten is er veel respect voor de natuur
en via ons eerlijk prijsbeleid komt het geld
dat de reiziger uitgeeft rechtstreeks ten
goede aan de plaatselijke bevolking,
Wat is voor jou een belangrijk aandachtspunt voor scholen t.a.v. toerisme?
Tegenwoordig heb je op school zo’n grote
diversiteit, zo’n mooie mix van culturen. Op
die manier beschik je over een schat aan info.
Onlangs gaven wij, in opdracht van Toerisme
Vlaanderen, een workshop over hoe je een
goede service kan verlenen aan toeristen uit
Japan, Rusland, China, India. Je zou aan de
leerlingen uit andere landen kunnen vragen
hoe zij vinden dat toeristen uit hun land hier
moeten ontvangen worden.
Vertrek bij het organiseren van toeristische
uitstappen ook zo veel mogelijk vanuit de
passie van studenten en leerlingen. Laat hen
vanuit deze passies mee schoolreizen invullen,
laat hen contact maken met jongeren met
dezelfde passies op de plaats van bestemming.
Zo blijf je ook meer in de leefwereld van de
jongeren. En besteed voldoende aandacht aan
beleving, aan doen.
Heb je algemene tips voor scholen m.b.t.
duurzaamheid?
Als het gaat over schoolreizen, dan denk ik aan
de papierberg die hierover in scholen wordt
verspreid. Maak gebruik van tweezijdig bedrukte papieren of nog beter, verspreid meer en
meer info via platforms, social media en mails.
Lisbet Colson,
Coordinator Dienst Vakoverschrijdende Thema’s
Bewust op schoolreis: 10 tips
Voor deze tips hebben wij ons gebaseerd op ‘Anders op schoolreis’,
een initiatief van de opleiding toerisme en recreatiemanagement
in Howest, Kortrijk, op aanvullingen van Ann Ysebrandt, studiegebiedverantwoordelijke toerisme van VVKSO en op bemerkingen van
Greet Huybrechts.
1. Zet je geld (en je tijd)goed in
Dichtbij of veraf
Overloop samen met je collega’s het totaalaanbod aan uitstappen
en reizen. Is een verplaatsing telkens noodzakelijk om de doelstellingen te bereiken? Durf de meerwaarde van verre bestemmingen
in vraag te stellen. Misschien loont het de moeite om dicht(er) bij
huis te blijven (kust, Ardennen, citytrips, …)? Dit heeft ook voordelen. Je kan leerlingen van plaatselijke scholen laten gidsen en
eventueel vice versa, je kan lokalen van plaatselijke scholen als
refter gebruiken, … Als je toch naar het buitenland gaat, maak
dan een duidelijke overweging van wat je wil zien/doen : neem die
dingen op in het programma die we hier niet kunnen zien/doen.
Ga bv. in Madrid de Spaanse meesters bekijken en laat de Vlaamse
daar voor wat ze zijn..
Vervoer
Beperk en optimaliseer je verplaatsingen. Combineer halve dagen
tot een dagprogramma. Heb je een kleine groep leerlingen, ga dan
samen met andere scholen op reis. Dit kan de prijs drukken. Opteer
bij lange busreizen (Italië, Barcelona, Kroatië) voor een nachtbus.
Zo spaar je minstens één overnachting..
Uiteraard onderzoek je de mogelijkheden van verplaatsingen met
een beperkte CO2 uitstoot zoals met de trein, de fiets en te voet.
Je kan ook kiezen voor een autocar die b.v. fietsen kan vervoeren.
26
mei 2014
Kies het juiste moment
Kies je moment goed uit : iedereen weet dat het dode seizoen of
laag seizoen veel goedkoper kan zijn. Vanuit duurzaamheidsoogpunt
is een betere spreiding van het toerisme wel te verkiezen boven
sterke concentratie in piekperiodes. Heel veel scholen bezoeken
tijdens dezelfde weken dezelfde bestemmingen, die dan overspoeld
worden door schoolgroepen. Dat komt de duurzaamheid van de
reizen niet ten goede. Men kan bijvoorbeeld wel streven naar het
inzetten van de meest milieuvriendelijke bussen maar in de piekperiodes wordt toch àl het beschikbare rollend materieel ingezet.
Men kan streven naar activiteiten die leerlingen in contact brengen
met de plaatselijke bevolking (de P van People), maar in de piekperiodes ervaart deze bevolking dit al snel als overlast.
Accommodatie
Stacaravans, huisjes of kleine tweesterrenhotels vormen goedkope
alternatieven voor hotels. Buiten het seizoen kan je fikse kortingen
bekomen: onderhandelen is dus de boodschap. De scholen die in huisjes of bungalows verblijven, laten hun leerlingen meestal zelf koken.
Zo realiseren ze verschillende vakoverschrijdende eindtermen en drukken ook in belangrijke mate de kostprijs. Overweeg te kamperen.
Match leerlingen en gidsen
Je leerlingen voorbereiden op uitstappen of museumbezoeken zorgt
er zeker voor dat ze aandachtiger zijn en meer opsteken. Even belangrijk is het om gidsen op de hoogte te stellen van wat jij van hen
verwacht, wie je leerlingen zijn, wat hun taalniveau of voorkennis is,
hoe ze het best aangepakt kunnen worden… Hoe beter vorm en inhoud
van bezoek of activiteit afgestemd zijn op jouw groep, hoe groter de
meerwaarde. Nodig gidsen uit tot het vertellen van verhalen.
2. Varieer
Streef naar een evenwichtig programma. Steek de dagen niet te
vol. Breng ook variatie aan in je aanbod. Laat verschillende collega’s een inbreng doen. Gegidst bezoek in de morgen? Ga dan voor
actie en beleving in de namiddag. Diep je thema uit met een
workshop, rally, spel of speurtocht. Zo spreek je niet alleen de geest,
maar ook het hart en lichaam van je leerlingen aan; de boodschap
zal meer beklijven.. Trek je naar een grootstad, verken dan ook eens
een park of maak een daguitstap. Na drie dagen Barcelona doet
een dagje in de bergen wonderen. Voorzie ook keuzeprogramma’s
en voldoende vrijetijd om de leerlingen tot rust te laten komen of
hun eigen interesses te volgen. Inspraak vinden ze heel belangrijk.
De groep in twee of drie opsplitsen is vaak te prefereren boven het
meesleuren van de hele groep.
3. Ga voor ‘beleven’
Maak tijd om dingen zelf te doen, te ondervinden. Niet alles moet
100% vastliggen of voorgekauwd zijn. Afhankelijk natuurlijk van
de veiligheid op de bestemming en de leeftijd van de leerlingen
zijn hier meer of minder mogelijkheden.
Doen is beleven, is onthouden. Zet zoveel mogelijk informatie om
in actie. Romeinen die als boetedoening op hun knieën de Spaanse trappen beklimmen, Engelsen die queueën aan de bushalte, koffiepauzes, siësta’s, after work drinks: vertel er niet over, doe het.
En waar je ook bent: kom in beweging. Wandel, jog, fiets, step, zeil
of kajak. Leerlingen die hun energie kwijt kunnen, letten beter op
tijdens ‘infomomenten’. Screen je programma en “activeer” het!
4. Ga voor ‘anders bekeken’
Schaf zeker de highlights niet af, maar je moet niet alles gezien
hebben. Maak tijd en ruimte om minder voor de hand liggende
plaatsen te ontdekken. Minder bezochte wijken, steden, zelfs landen bieden kleur, authenticiteit, gastvrije en nieuwsgierige locals,
goedkope lunches… Zelf niet bekend? Alternatieve gidsorganisaties
of vzw’s tonen je graag de weg.
5. Ga voor ‘anders ontmoeten’
Reizen is ontmoeten. Eet, drink, dans, musiceer, bid of baad zoals
locals, met locals. Laat je rondleiden door lokale gidsen, bezoek
een moskee of hamam of volg een workshop. Lunch in een typische
taverne. Kook je zelf? Doe je inkopen op de lokale markt en/of plan
een veggiedag. Wie zijn reis goed uitstippelt, kan vaak gunstige
prijzen bekomen in lokale restaurants. Ga voor een simpel, maar
voedzaam (en typisch) menu op een afgesproken tijdstip zodat de
eigenaars het bezoek optimaal kunnen voorbereiden.
Ook vrijwilligerswerk, deelnemen aan een lokaal evenement of feest,
ludieke opdrachten en rally’s zijn uitstekende manieren om in contact te komen met de lokale bevolking. Elk jaar naar dezelfde bestemming? Investeer in een samenwerking met een lokale school
of vrijwilligersorganisatie!
6. Ga voor leerlingen, door leerlingen
Begin je reis op school. De voorbereiding moet vooral ‘goesting’
opwekken om te gaan. Laat je leerlingen info verzamelen, lokale
gewoontes onderzoeken, keuze-activiteiten voorstellen, contacten
leggen. Laat ze zelf prijzen vergelijken en conclusies trekken, duurzame alternatieven zoeken. Las leuke afwisselingen in die de leerlingen weer ‘oppeppen’ en geef ze ook hier inspraak. Spits opdrachten binnen taal- en andere vakken toe op een bestemming
(leren kaart lezen, afstanden bekijken ...). Je leerlingen als gidsen,
reisleiders, organisatoren!
7. Ga ervoor
Wie op veilig speelt en zich aan de klassiekers houdt, zorgt nooit
voor verrassingen of waarlijk memorabele momenten. Durf te experimenteren. Je leerlingen hebben een jonge, flexibele geest, maak
er gebruik van! Probeer elk jaar minstens een nieuwigheid uit. Niet
gelukt? Volgende keer beter. Na een paar jaar ziet je reis er stukken
leuker uit.
8. Evalueer
Vraag om constructieve feedback van alle betrokkenen, ook van de
leerlingen. Niet alleen toon je je leerlingen dat je hun mening naar
waarde schat, het laat je ook toe minder geslaagde elementen van de
reis te vervangen. Beoordeel elk onderdeel van de reis, elke activiteit,
elke gids. Behoud enkel het goede. Laat ook ruimte voor suggesties.
9. Werk samen
Hoe meer eensgezindheid en input vanuit verschillende vakken,
hoe geslaagder de keuze en uitvoering van de reis. Het verdeelt
ook de werklast. Taken en verantwoordelijkheden goed op voorhand
vastleggen. Aan de directie vragen om overleg te creëren, maar
ook ruimte en middelen om van een schoolreis werkelijk een pedagogisch, maar ook onvergetelijk, project te maken. Schoolreizen
zouden nooit een sleur mogen worden, of een overbelasting voor
een enkeling. Voor een kleine meerkost neemt een reisagent de
praktische kant van de zaak op zich. Hij biedt garantie, ervaring
en een eigen netwerk van chauffeurs, gidsen, activiteiten en logies.
Hij moet op voorhand wel weten dat er aan een school niet zo veel
te verdienen valt.
10.Geslaagd! en duurzaam ?
Elk van bovenstaande tips verhoogt de duurzaamheid van je reis. Verrast? Naast ecologie, gaat duurzaamheid ook over kennis en respect voor
een plaats en haar bevolking, over begrip en interactie. Kies voor lokaal, authentiek en kleinschalig: het bestendigt de cultuur en genereert
inkomsten. Denk ook aan de planeet. Schrap dat vliegtuig (of compenseer de uitstoot) en kies voor de autocar, na fiets en benen het meest
duurzame transportmiddel. Ga voor logies met een label en vraag al je leveranciers naar hun duurzaamheidsbeleid. Vraag creëert aanbod! Duurzaam toerisme streeft er dus naar de negatieve impact op de leefomgeving (Planet) van de bestemming, haar economie (Profit), lokale cultuur
en tradities (People) te beperken en de positieve impact te verhogen. En zo de beleving van de toerist te versterken (Pleasure)!
Website waar je de duurzaamheid van jouw schoolreizen kan testen
Begin volgend schooljaar lanceert de opleiding Toerisme en recreatiemanagement van Howest een website waar je de duurzaamheid van jouw
schoolreizen kan testen. Je zal hier ook een database vinden met innovatieve én duurzame bouwstenen (transport, accommodatie, activiteiten)
voor je excursies in binnen- en buitenland. Voor meer info kan je terecht op ‘[email protected]’.
mei 2014
27
SCHOOLBESTUREN
goed communiceren:
een permanente opdracht
voor het bestuur
Enkele kapstokken voor goed communiceren uit het voorjaarsseminarie voor besturen
D
at goed communiceren een evidente opdracht is in al wat men doet, wordt algemeen
onderschreven. Op bestuurlijk vlak raakt het aan alle aspecten van het beleid dat
een bestuur voert. Ook in de Gids voor besturen (Licap, 2013) wordt het beklemtoond: het communicatiebeleid is er een van de acht beleidsdomeinen van een bestuur (zie
Gids, blz. 86 – 91). Uit het besef dat het een evidente opdracht is, volgt echter niet noodzakelijk dat het ook vanzelfsprekend is om dat goed in praktijk te brengen. Goed communiceren is belangrijk maar tegelijk ook moeilijk en het vraagt voortdurende aandacht.
PIJLERS INTERNE COMMUNICATIE
Communicatiestructuur
Organisatiestructuur
EFFICIENTE INZET
IS TRANSPARANT
NAAR DOELGROEPEN
EFFECTIEVE
ROLLEN
OVERLEGSTRUCTUUR
ZIJN GEKEND
OPVOEDINGSPROJECT
28
OPEN FORMELE
STRUCTUUR
VAN KANALEN
mei 2014
-
VISIE
-
CULTUUR
GESPREKKEN
EN OVERLEG
CONSTRUCTIEVE
INFORMELE
GESPREKKEN
STRATEGISCHE DOELEN
Viviane Jehin, schoolbegeleider voor het secundair onderwijs in het aartsbisdom Mechelen-Brussel en docent aan de Katholieke
Hogeschool Limburg, genoot zelf een opleiding
in de communicatiewetenschappen en bouwde, zowel binnen als buiten het onderwijs,
ervaring op in de professionele communicatie.
Leidinggevenden uit de privésector doen regelmatig een beroep op haar als communicatiecoach. Zij was de geknipte persoon om
in verschillende bisdommen inhoud te geven
aan de module Goed communiceren van het
voorjaarsseminarie voor besturen. Meer bepaald ging zij met de deelnemers op verkenningstocht in de wereld van de interne communicatie. Dit artikel geeft weerklank aan
enkele basisinzichten uit dat seminarie.
Goede communicatie:
een definitie
Goede communicatie is een kunst en een
kwestie van vallen en opstaan, een vaardigheid die men nooit helemaal verworven heeft.
Het is “de kunst om informatie uit te wisselen,
en wel op zo’n manier dat de betrokkenen
niet alleen een beter inzicht verwerven in
wat er gecommuniceerd wordt, maar ook een
open relatie behouden en een groter respect
voor elkaar krijgen.” Naast een duidelijke
boodschap staat wederkerig respect erin centraal. In een respectvolle taal emoties verwoorden kan daarbij helpen.
De pijlers
van interne communicatie
Interne communicatie steunt op drie pijlers:
een duidelijke organisatiestructuur, een duidelijke communicatiestructuur en een open
en constructieve communicatiecultuur (zie
afbeelding p. 28). Elke pijler bevat twee
steunpunten, die samen zes deeldomeinen
in goede communicatie vormen. In diverse
communicatiemodellen zijn die zes deeldomeinen telkens terug te vinden. In de praktijk
gaat het natuurlijk niet om losse blokken,
maar om aspecten die elkaar beïnvloeden en
doorkruisen.
Organisatiestructuur
Communicatiestructuur
Wie is waarvoor verantwoordelijk? Wie vervult
welke taak of rol? Met welke vraag kan men
bij wie terecht? Voor iedereen, zowel de bestuurders zelf als de medewerkers in de school,
is duidelijkheid daaromtrent van belang. Een
transparant organogram en een heldere rolverdeling die door alle betrokkenen gekend
is, zijn wezenlijke componenten in het functioneren van een organisatie. De Gids voor
besturen bevat een voorbeeld voor interne
taakverdeling tussen de bestuursleden (blz.
112). Een model van taakverdeling tussen
bestuur en directie is uitgewerkt in de vormingssyllabus Schouder aan schouder – exploreren van de verhouding tussen bestuur
en directie (te vinden in de E-gids via url
vimko.vsko.be, trefwoord ‘directie’ in de zoekindex).
Op een transparante organisatiestructuur
bouwt men een duidelijke communicatiestructuur. Welke communicatiekanalen en -middelen zijn beschikbaar? Welke overlegstructuren
zijn er? Welke communicatiemiddelen gebruiken we wanneer? Het inzetten van de gepaste communicatiemiddelen in functie van
de verwachtingen of het doel is een basisregel. Het middel dient steeds gelieerd te zijn
aan het doel van de communicatie. Het
doelen-middelen schema kan daarbij helpen
(zie afbeelding). Het doel ‘weten’ of ‘meedelen’ heeft genoeg aan eenrichtingsverkeer via
schriftelijke communicatie. Begrip nastreven
is een hogere ambitie. Vanaf dan zal men
mondeling moeten ondersteunen. Een hoge
ambitie (zich betrokken of verbonden voelen)
veronderstelt een sterke interactiviteit. Het
schema houdt impliciet een pleidooi in voor
meer mondelinge en tweerichtingscommunicatie. Het bevat impliciet eveneens een kritiek
op het heden ten dage veelvuldig gebruik van
e-mail, ook in gevallen waarin het volgens
het doel-middelen schema minder of niet
geschikt is. Met bovenstaande vragen en het
schema kan een bestuur zijn communicatieplan opstellen. Ook de matrix voor het inventariseren van de bestaande communicatiestructuur uit de Gids voor besturen (blz.
91) kan daarbij dienst bewijzen. De mondelinge communicatie moet daar als bijkomend
middel alleszins aan toegevoegd worden.
Wederzijdse verwachtingen en gedelegeerde
bevoegdheden (volmachten) schriftelijk vastleggen komt de transparantie en duidelijkheid
alleszins ten goede. Voor iedereen is dat
zinvol, in het bijzonder voor de beginnende
bestuursleden.
Is er in de taakverdeling binnen het bestuur
ook voorzien dat een bestuurder het domein
communicatie onder de hoede neemt?
DOELEN-MIDDELEN SCHEMA
7
AMBITIE
informeren
communiceren
6
ZICH
VERBONDEN
VOELEN
5
ZICH
BETROKKEN
VOELEN
4
ONDERSTEUNEN
3
BEGRIP
HEBBEN
2
• begrip hebben:
presentatie
infomoment
• ondersteunen:
leermomenten,
nascholing
• zich betrokken
voelen: werkoverleg,
werksessies
• zich verbonden voelen: samen problemen aanpakken
ERVAN
WETEN
1
0
• ervan weten:
e-mail, intranet,
nieuwsbrief, …
Om up to date te blijven is het nodig om
voortdurend veel informatie te verwerken.
Om door het bos de bomen te blijven zien in
die veelheid is het mogelijk om ook op dat
vlak in een taakverdeling te voorzien: wie
volgt welk type van informatie op en wat moet
iedereen weten? Welke informatiebronnen en
nieuwsbrieven zijn essentieel, welke eerder
bijkomstig of overbodig? De website besturen.
vsko.be en de E-gids met url vimko.vsko.be
zijn alleszins aanbevolen nieuwsleveranciers
voor bestuurders. Een bijzonder aandachtspunt
betreft het beheer van de beschikbare documenten. Weet elke bestuurder welke documenten er bewaard worden en waar ze te vinden
zijn?
Een degelijke communicatiestructuur omvat
uiteraard ook een effectieve overlegstructuur.
Eenvoudig gezegd: vergaderingen met efficiente communicatie zijn heilzaam! In dat
verband is het artikel ‘Efficiënt besturen –
bestuursvergaderingen onder de loep’ in Forum 2013, nr. 05 (mei 2013) zeker het (her-)
lezen waard.
INTERACTIVITEIT
mei 2014
29
De kernvragen op een rijtje
• Is er een transparante organisatiestructuur
met gekende en geaccepteerde rolverdeling?
• Worden communicatiemiddelen doelgericht
ingezet?
• Overleggen we doelbewust (informeren –
discussiëren – besluiten) en koppelen we
mondeling terug?
• Maak ik actief gebruik van de bestaande
informatiekanalen in functie van mijn behoeften?
© Pierre Colla
• Hanteer ik code groen (hard voor inhoud
& zacht voor persoon)?
Succes!
André Janssens
directeur
dienst voor inrichtende machten VSKO
Communicatiecultuur
Deze derde pijler is vaak in de praktijk het moeilijkst, omdat hij zich eerder situeert op het vlak
van attitudes dan van kennis. De communicatiecultuur gaat o.a. over de manier om een gesprek
te voeren. De basisregel is: open communicatie vraagt aandacht voor constructieve feedback en
feed forward. Het principe is vrij eenvoudig maar het dagelijks consequent toepassen is een
ander paar mouwen.
Enkele gulden tips
• Vraag naar het doel of verduidelijk het doel.
• Spreek vanuit ik-perspectief.
• Wees zo concreet mogelijk.
• Bied uitzicht: pin je niet vast op het verleden maar richt de blik op de toekomst
(feed forward).
• Doe vaststellingen, blijf zo objectief mogelijk, interpreteer niet.
• Focus op de inhoud, niet op de persoon.
• Benoem emoties om te vermijden emotioneel te worden.
• Vermijd waarom-vragen (ze lokken een verdedigende reactie uit).
• Geef advies of opties of vraag naar opties.
ERRATUM
In het artikel ”Een welzijnsbeleid op
school – “De preventieadviseur wikt,
het schoolbestuur beschikt” (Forum,
maart 2014) is een storende fout
geslopen. Ten onrechte wordt gesteld
dat het schoolbestuur het advies van
het CPBW nodig heeft om de prestatieduur van de preventieadviseur te
wijzigen. Correct is dat het schoolbestuur hiervoor het akkoord van het
CPBW nodig heeft.
Elektronische communicatie
VVKHO – ond.vsko.be H-ogelijn Kort, uw tweewekelijkse blik op de hogeschoolactualiteit
ONDERWIJSKWALITEIT. EEN ZAAK VOOR PEERS ONDER ELKAAR OF VOOR POLITIEK EN DEMOCRATIE?
Geef de onderwijsinstellingen een grote vrijheid en autonomie, maar leg hen ook een grote verantwoordingsplicht op. Op die manier kunnen controle en overheidsinmenging verminderen, als de doelstellingen voor de onderwijsinstellingen tenminste duidelijk zijn en als
aantoonbaar gemaakt kan worden in welke mate zij gehaald worden. Maar is die formule in de praktijk altijd zo gemakkelijk toe te passen?
Aan de hand van het verslag van het Rekenhof over de kwaliteitsbewaking in het hoger onderwijs probeert Adri De Brabandere, eerste
auditeur-revisor Rekenhof, die vraag op te lossen. De bijdrage geeft de inhoud weer van zijn presentatie op de VVKHO-studienamiddag van
14 februari 2014 ‘De bedreigde beleidsruimte van de hogescholen !(?)’.
Het integrale document is beschikbaar op Ond.vsko.be, In de kijker.
30
mei 2014
SCHOOLBESTUREN
diocesane jaarvergaderingen
voor besturen 2014
A
lle besturen die bij de Vereniging van Inrichtende Machten van het Katholiek Onderwijs (VIMKO) zijn aangesloten, worden per bisdom uitgenodigd op een jaarlijkse
algemene ledenvergadering. De editie 2014 is in aantocht. Dus: maak plaats in uw
agenda, geachte bestuurder. Alle bestuursleden zijn welkom.
Data en locaties van deze avondvergaderingen
Bisdom Gent
Maandag 26 mei 2014
Diocesaan Onderwijsbureau – DOB
Marialand 31 - 9000 Gent
Aartsbisdom
Mechelen-Brussel
Dinsdag 3 juni 2014
Provinciehuis van Vlaams-Brabant
Provincieplein 1 - 3010 Leuven
Bisdom Antwerpen
Woensdag 4 juni 2014
Diocesaan Secretariaat
van het Katholiek Onderwijs – DSKO - Noorderlaan 108 - 2030 Antwerpen
Bisdom Hasselt
Donderdag 5 juni 2014
Diocesane Onderwijsdiensten – DOd
Tulpinstraat 75 - 3500 Hasselt
Bisdom Brugge
Woensdag 11 juni 2014
Diocesaan centrum Groenhove
Bosdreef 5 - 8820 Torhout
Een blik op de diocesane werking voor de besturen en op de VIMKO-werking zijn vaste ingrediënten, gekruid met wat heet van de naald is in de
wereld van het onderwijs.
Elk bestuur ontvangt uit het eigen bisdom een uitnodiging met het gedetailleerde programma.
De uitnodigingsbrieven van de verschillende bisdommen zijn - zodra voorhanden - tevens te vinden op de website besturen.vsko.be.
mei 2014
31
INNERLIJKE RUIMTE VOOR GOD
God van Abraham, Isaak en Jakob,
als mijn relaties vertroebeld zijn,
als ik bang ben, in de put zit,
als het duister valt,
wees me ook dan nabij.
Ook als ik twijfel aan U
en uw aanwezigheid niet voel,
laat me dan vertrouwen op U
en geloven in
onze blijvende verbondenheid.
Zoals Jakob zou ik graag ervaren
dat hemel en aarde
op elkaar betrokken zijn,
© Koen Lemmens
dat een ‘ladder‘ me altijd met U verbindt,
dat ik altijd welkom bij U ben.
Geef me een teken dat U me beschermt
waar ik ook ben of heenga.
Stilvallen, rustpunt, meditatie.
Een kaarsje ontsteken, licht dat gedachten
en gebeden laat bewegen, ‘ruimte’ geven aan het mystieke.
Dat U waakt over mij en mijn familie.
Dat U me kansen blijft geven om te groeien,
over fouten en ontgoochelingen heen.
Graag wil ik ruimte voor U maken,
U in mijn binnenste op het spoor komen,
en, zoals Jakob, zeggen:
Uit de beschouwing van Leeftocht 9
We hebben ruimte nodig.
Vrije ruimte om te denken,
te voelen
en ongehinderd te spreken.
Ruimte om een ander te ontmoeten
in zijn uniciteit.
Gewijde ruimte om rustig
te worden,
stil te vallen
en God
te ontmoeten.
Ruimte diep in ons hart
om bij de bron te komen
van ons bestaan.
‘Wat een ontzagwekkende plaats is dit,
Een school moet ruimte
besteden aan zorg
en zorgen voor ruimte?
Hoe doen jullie dat?
Besteden jullie aandacht
aan zinvragen
en aan het verlangen
naar diepte in het leven?
Hoe voeden jullie de
‘innerlijke ruimte’?
dit is niets anders dan het huis van God,
dit moet de poort van de hemel zijn!’
Dan kan ik met Huub Oosterhuis bidden:
‘Ik zal niet rusten, geen ogenblik,
voordat ik heb gevonden:
een plek waar Hij wonen kan,
een plaats om te rusten voor Hem
die God is, de enige ware.’
Vanuit deze ontvankelijkheid
Welke koers varen jullie
betreffende de nieuwe
communicatiemiddelen
en de digitale ruimte?
kan ik openstaan voor anderen
en me actief inzetten voor mensen in nood,
zoals Jezus het ons voorleefde.
Amen
Leeftocht – Maandelijkse inspiratiebron – Een verademing voor onderwijsmensen – Proviand voor onderweg. Leeftocht vind je in digitale
vorm, met extra linken, op pastoraal.vsko.be. Aarzel niet om je impressie te mailen naar [email protected]. Bij dit meinummer van Forum
vind je het Leeftochtnummer van juni “Uit een stuk”. Het meinummer van Leeftocht “In de wolken” kreeg je reeds in april toegestuurd.
Jg. 29, Oprapen of laten liggen
nr. 9, mei 2014