Trainingsmethoden en oefeningen

Inleiding
Een paar jaar geleden luidden Johan Cruijff en Wim Jansen de noodklok. De technische basiskwaliteiten van voetballers in
Nederland zijn belabberd. Jeugdspelers ontwikkelen onvoldoende technische vaardigheden, omdat jeugdtrainers er te
weinig aandacht aan besteden. "Je moet er eens op letten hoe slecht de technische basiskwaliteiten zijn: balaanname,
inspelen, kaatsen, tweebenigheid. Dingen die ze in de jeugd hadden moeten leren'; zeiden Cruijff en Jansen in een
interview met VI. "Het in de juiste richting aannemen van de bal, hoe je een bal aanneemt. Dat soort basiselementen.
De bal rondspelen om hem diep te kunnen spelen. Spelers moeten worden getraind in het zien van de mogelijkheden.
Tweebenigheid is ook zoiets. In de jeugd moet eventueel worden gezegd, doe eens drie maanden alles met je zwakke
been. Zeker op het technische vlak ligt een enorme verantwoordelijkheid bij de jeugdopleiders”.
Deze uitspraken geven nog eens duidelijk aan dat er bij de jeugd intensief getraind moet worden op alle technieken. Met
name de uitspraak van Cruijff en Jansen dat kinderen tot 12 jaar leraren nodig hebben, spreekt mij erg aan. Maar dan wel
leraren die zelf alle technieken goed beheersen.
1
Coerver-methode
Ais jeugdtrainer werk je wekelijks met jonge spelers. Je helpt ze om plezier te hebben, en dat is verschrikkelijk belangrijk.
Maar je kunt ze ook helpen om zich als voetballers enorm te verbeteren. Ongeacht op welk 'niveau' ze spelen.
Met behulp van de technieken van de Wiel Coerver methode kun je jonge spelers veel beter maken. Ik gebruik deze
methode al jaren bij verschillende clubs als jeugdtrainer. Daarbij heb ik met eigen ogen gezien hoe kinderen zich
spectaculair verbeterden, dankzij de oefenstof. En dan bedoel ik kinderen van alle niveaus en leeftijden. Bij BVV
Barendrecht zijn de resultaten goed zichtbaar: A 1 speelt dit jaar in de landelijke 1 e divisie met alleen BVO-teams, B1
speelt al een aantal jaren op 2e divisie niveau. Beide teams spelen opbouwend en aanvallend voetbal.
De Coerver-methode is niet het aanleren van trucjes en het aanleren van kappen en draaien, integendeel. De oefenstof
van Coerver is gericht op het aanleren van technische vaardigheden en het verbeteren van de coördinatie, waardoor
jonge spelers echt beter worden.
Globaal is de ontwikkeling: van 6 tot 9 jaar kennismaken met en aanleren van alle technieken, van 10 tot 14 jaar de
beheersing van de bewegingen en van 15 tot 18 jaar het kunnen toepassen in alle wedstrijdsituaties. Vanuit de
basisvaardigheden benutten spelers hun eigen kwaliteiten. Ais voetballers baas zijn over de bal, dan komen alle
kwaliteiten beter tot hun recht. Ook de tactische.
De Coerver-oefenstof leent zich uitstekend voor het aanleren van technische vaardigheden en verbeteren coördinatie
vanwege de volgende aspecten:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Veel balcontacten
Tweebenigheid wordt als vanzelfsprekend geoefend
Simpele en overzichtelijke vormen
Goed coachbaar (mits de trainer de vormen zelf goed beheerst)
Veel mogelijkheden om verschillende technieken in te slijpen Makkelijk te variëren in complexiteit
Vaak snelle progressie (wat zeer stimulerend werkt; succes is doping)
Goed combineerbaar met conditionele doelstellingen
Simpel als huiswerk mee te geven
Weinig ruimte nodig
"Coerver" voegt naast de technische bagage wezenlijk iets toe aan het bewegen (lichaamscoördinatie) van spelers
In combinatie met pass- en trapvormen uit te bouwen tot meer complexe oefenvormen voor oudere
leeftijdsgroepen
DVD
De oefenstof van Coerver werd de laatste jaren in beeld gebracht op diverse DVD's, maar helaas waren die voor de
meeste jeugdtrainers niet bruikbaar. Op die DVD's laten zeer vaardige jeugdspelers zien wat ze kunnen, maar er wordt
niet aangegeven en getoond hoe de kinderen zo vaardig zijn geworden.
Daarom heb ik besloten deze DVD te maken. Hierop is te zien hoe de Coerver-technieken eenvoudig kunnen worden
gebruikt met kinderen die nog volop aan het leren zijn, en dus niet met kinderen die alles al kunnen. Ais jeugdtrainer kun
je deze technieken toepassen in de training met je team(s). En geloof mij: als je de stof consequent en goed voorbereid
toepast in de trainingen, zal het bij de kinderen leiden tot spectaculaire verbeteringen.
Aan de DVD werken verschillende leeftijdgroepen mee: F-pupillen, jongens en een meisje van de D- en E-Ieeftijd, spelers
uit de C -junioren en A-spelers. Bij BVV Barendrecht hebben we op basis van de Coerver-stof een uitgebreide set
oefeningen ontwikkeld waarmee tijdens de trainingen wordt gewerkt. Alle oefeningen zijn op de DVD te zien. Deze zijn
gericht op essentiële technische vaardigheden, zoals balgevoel, snel voetenwerk, schijn- en passeerbewegingen. Bij
verschillende oefeningen komen ook traptechniek en het aan- en meenemen van de bal aan bod. De DVD is overzichtelijk
ingedeeld in hoofdstukken, waarin telkens een oefening of onderdeel centraal staat. Alle oefeningen zijn verderop in het
boekje uitvoerig beschreven.
2
Mijn werkwijze
Ais jeugdtrainer geloof ik in het goed aanleren van voetbaltechnieken op een 'geïsoleerde' manier. Balgevoel, een goede
lichaamscoördinatie, een bal goed passen met de binnenkant voet, schieten met de wreef, een bal goed aannemen,
tweebenigheid: dat zijn belangrijke onderdelen. Een speler die dit op jonge leeftijd aanleert heeft er zijn hele
(voetbal)leven plezier van.
Maar het is niet eenvoudig om deze dingen aan te leren onder weerstand, dus in een wedstrijd- of spelvorm tijdens de
training. In zo'n vorm kiezen speler(tje)s voor de makkelijkste oplossing, omdat hun doel is om het spel of het partijtje te
winnen. En niet om technieken aan te leren. Neem als voorbeeld het oefenen van het verkeerde been: in een partij- of
spelvorm komt dat er niet van. Maar het leren gebruiken van het zwakke been is voor jeugdspelers een "must"!
Om iets 'moeilijks' aan te leren, moet je als trainer eerst de weerstand wegnemen. Dus via individuele oefeningen. Door
die te herhalen, leer je die technieken. Bijvoorbeeld goed passen, goed aannemen en het mindere been gebruiken. Ais
dat eenmaal is aangeleerd, kun je als trainer langzaam weerstand inbouwen om een verdere ontwikkeling te maken. En
dan is weerstand nog een heel ruim begrip: voor spelertjes van zeven of acht jaar oud is de bal op zich al een behoorlijke
weerstand. Natuurlijk hoort bij een jeugdtraining het spelen van partijtjes met volledige weerstand! De spelers(tjes)
moeten dan wel worden gestimuleerd om zoveel mogelijk de geleerde bewegingen toe te passen. Dat kan heel simpel;
zeg dat ze "alles" voetballend moeten oplossen, niet de bal wegtrappen zonder te hebben gekeken, de bal niet
uittrappen, maar voetballend in balbezit moeten komen. En acties maken, initiatief nemen, durven!
Waf is een goede jeugdtrainer?
Je hebt het vast wel eens gehoord, en misschien ook wel eens zelf geroepen: “Mijn doelstelling dit jaar is: de El kampioen
maken." Het is in mijn optiek een doelstelling voor de korte termijn. Het opleiden van spelers is winnen op lange termijn.
Het afleveren van goede spelers, dat is een echte doelstelling. En dat hoeft een doelstelling op korte termijn niet te bijten:
als er wordt gewonnen volgens een van te voren opgezet plan, waar je niet van afwijkt als het even niet lukt, is dat alleen
maar prachtig. Maar het winnen van wedstrijden moet zeker bij de jongere categorieën, niet de hoofddoelstelling zijn.
Als jeugdtrainer ben je voor je groep kinderen ontzettend belangrijk. Je leert ze voetballen en met z'n allen streef je een
doel na. Maar er is meer. Jouw gedrag bepaalt mede het zelfbeeld van de kinderen. Voor sommigen is de trainer/leider in
een bepaalde periode in hun leven belangrijker dan de ouders. Een goede jeugdtrainer beïnvloedt spelers, prikkelt ze en
zorgt ervoor dat jeugdspelers zich voortdurend ontwikkelen door onder andere hun technische 'gereedschapskist' steeds
weer te verbeteren, uit te breiden en te onderhouden.
Een jeugdtrainer die reële doelstellingen heeft, verliest nooit. In topvoetbal gaat het om het resultaat en om het team,
niet om het individu. In jeugdvoetbal is dat anders. Het belangrijkst is de individuele speler en zijn ontwikkeling.
Natuurlijk is het winnen van wedstrijden een doel, maar niet zaligmakend. Ais kinderen na een seizoen plezier hebben
gehad om met jou als leider / trainer om te gaan, beter zijn gaan voetballen en uitkijken naar het volgend seizoen is dat
belangrijker dan het winnen van wedstrijden.
Verliezen is niet hetzelfde als falen. Het mag niet betekenen dat ze zich minderwaardig voelen. Succes is niet hetzelfde als
winnen. Voetballende kinderen hebben wel controle over hun inzet, maar slechts in zeer beperkte mate over winnen of
verliezen. Ais kinderen heel goed hun best hebben gedaan, zijn ze nooit"losers'~
Coachen achteraf heeft geen zin. Een kind ergens de schuld van geven is vaak grievend en nutteloos. Het commanderen
van een jonge speler ('hoe vaak moet ik je nog vertellen' ... ) geeft angst, bestraffing creëert faalangst, afkeer en
vijandigheid. Bij fouten heeft een kind juist ondersteuning nodig, en aanwijzingen over hoe het beter kan. Bestraffende of
sarcastische opmerkingen zijn dodelijk voor hun zelfbeeld.
Ais je beloont, is belangrijk wat je beloont: iemand die net heel goed heeft gespeeld, is makkelijk te belonen. Maar veel
belangrijker is het om iemand te belonen die heel erg zijn best heeft gedaan, maar waarbij het soms net niet lukte.
Beloon de inspanning, zie die nooit als vanzelfsprekend. Geef een schouderklopje, applaus of een compliment. Niet voor
de drie punten; maar voor hun inzet.
Coaching bij jeugd moet mijns inziens trouwens voldoen aan drie kenmerken.
• Stimulerend, d.w.z. geen afwachtende houding met armen over elkaar of op de rug, maar op een enthousiaste manier
de kinderen begeleiden.
• Positief, steeds weer complimenten geven als het goed gaat en ze op een vriendelijke manier helpen als"het"niet lukt.
• Vormend, zowel tijdens trainingen en wedstrijden. Kinderen moeten steeds "een stukje" verder komen (technisch en
tactisch).
3
ledereen kan veel leren van het kijken naar anderen. Dit geldt vooral voor jongeren. Zij kijken tegen je op als trainer,
erken dat als je een scheidsrechter niet met respect behandelt, verwacht dan niet dat zij zich wel goed gedragen.
Geef dus steeds het goede voorbeeld door respect te tonen. Voor spelers, tegenstanders, ouders, scheidsrechters, leiders
van de tegenpartij. Trainers en leiders moeten geen ego hebben, maar wel beseffen hoe belangrijk ze zijn. Jeugdtrainer
zijn is een vak apart. Je wilt de kinderen veelleren, maar ze plezier geven is net zo belangrijk. De "kwaliteit"van de trainer
is zeer belangrijk voor kinderen om ze iets te leren. Soms is de kwaliteit van de trainer beslissend voor kinderen om te
blijven voetballen of om te stoppen. En bij de kwaliteit hoort natuurlijk ook een goede eigen vaardigheid, met name het
beheersen van alle (Coerver) -technieken.
Tenslotte geef ik je de kenmerken van hoe een in mijn ogen echt goede training voor in dit geval D pupillen er uitziet.
Kenmerken van een goede training voor D-spelers.
Voor de training 4:4 partijtjes. Zodra de jongens op het veld komen, beginnen ze (zo mogelijk 10 -15 minuten voor de
training) op klaarstaande veldjes partijtjes te spelen. Vrij spelen zonder coaching.
Vervolgens:
- 20 minuten individuele techniek d.m.v. Coerver oefenstof.
Aanleren en verbeteren van balgevoel, coördinatievermogen en handelingssnelheid. Baas worden over de bal en blijven
bij weerstand en een hogere handelingssnelheid!
- 35 - 40 minuten te verdelen over twee thema's:
- Technieken als: traptechniek, aan- en meenemen, enz., ook in combinatie met Coerver technieken
- 1:1 en 2 tegen 2 met verminderde- en volledige weerstand (gebruiken van zoveel mogelijk bewegingen)
- "Tactische"vorming in de vorm van; wat is de gedekte ruimte, vrij staan en toch niet aanspeelbaar zijn, aannemen met
het juiste been, open aannemen met b.v. positiespel; 3:1,5:2
- 4:4 in de basisvorm en in specifieke vormen zoals; lijnvoetbal, met een breed veld met 4 doeltjes, met grote doelen
Nu (hier) wel nadrukkelijk met coaching
- 15 minuten 4:4 slotpartijtje als laatste trainingsonderdeel
De basisvorm: spelen vanuit een ruitopstelling op een veldje van 25 x 30 meter
Niet (te)veel coachen, de kinderen laten voetballen
Belangrijke facetten voor de D groep zijn het maken van veel individuele acties, een hogere handelingssnelheid en leren
vanuit een positie te spelen.
Alle technische vormen moeten geconcentreerd en zorgvuldig worden uitgevoerd. De partijvormen worden scherp
gespeeld met inzet en beleving.
Hoofdstuk 1
Balgevoel
1.01 Dribbelen
Dribbelen is de meest eenvoudige vorm van het krijgen en verbeteren van het balgevoel. Rustige looppas met de bal aan
de voet. De bal elke pas raken met afwisselend binnen- en buitenkant van de voet. De bal verandert steeds van richting.
Ontspannen op de voorvoeten lopen en met korte tikjes de bal meenemen. Natuurlijk wordt ook met het zwakke been
geoefend. Lastig in het begin, maar al gauw lukt het steeds beter. Tenslotte, na 4 balcontacten met het ene been de bal
overnemen met het andere been. In een beweging de bal overnemen met het andere been.
1.02 Vooruit en achteruit rollen met voetzool
Beginnend in wandeltempo de bal met de onderkant van de voorvoet elke pas een stukje meenernen. Goed met de punt
van de onderkant van de voetzool de bal raken en elke pas om en om met sterke en zwakke been de bal meenemen.
Vooruit lopend en achteruit lopend. Daarna in een looppas, waarbij het bovenlichaam goed in balans moet blijven, niet
achterover hellen en goed op de voorvoeten blijven bewegen.
1.03 Met de voetzool terughalen en vooruitduwen
Met de voetzool de bal terughalen en direct daarna vooruitduwen met binnenkant voet. Na 2 tikken met buiten- en
binnenkant voet de bal weer terughalen en dan de voet snel breed maken om de bal recht vooruit te duwen. Op het
moment van terughalen van de bal mag het standbeen niet"staan'; maar moet in beweging zijn. De bal komt terug en ook
het standbeen gaat iets naar achter. Steeds goed op de voorvoeten bewegen. Na ook met het zwakke been te hebben
4
geoefend, wordt nu na elke beweging gewisseld van been. Steeds na het vooruit meenemen, gaat de bal over naar het
andere been.
1.04 Zijwaarts lopend de bal met de voetzool meenemen
De bal zijwaarts lopend met de voetzool meenemen. Goed zijwaarts lopen en draaiend vanuit de heupen de bal elke pas
raken. Op de voorvoeten lopen en de knieën omhoog bewegen. Heen met het sterke been en terug, met het gezicht
dezelfde kant op, de bal met het zwakke been meenemen. De bal zo goed mogelijk in rechte lijn laten rollen.
1.05 Met voetzool schuin vooruit spelen
Met de punt van de voetzool de bal voorlangs spelen met afwisselend sterke- en zwakke been. Na het voorlangs spelen
steeds een paar tussenpasjes. De voet goed strekken en de bal zowel met het sterke- als zwakke been netjes voorlangs
spelen. De bal niet stilleggen of zijwaarts spelen, maar schuin voorlangs met de juiste snelheid
1.06 Onderkant voet op bal en met andere voet vooruitspelen
Onderkant voet op bal en tegelijk met de punt van de andere voet de bal een klein tikje geven. Beide benen maken
tegelijk een actie. Rechts op de bal, links een tikje. Meteen links op de bal en rechts een tik tegen de bal. De bal kortbij
houden, niet te ver wegspelen om de bal direct weer stil te kunnen leggen.
1.07 Idem, maar nu achterlangs
Ais oefening 6, maar nu wordt de bal achter het eerste been langs gespeeld. Na de voet op de bal te hebben geplaatst,
het lichaam een kwartslag draaien en met binnenkant voet de bal een tikje geven. Deze beweging kan later als
passeerbeweging worden gebruikt. De bal aan de ene kant van de tegenstander en zelf aan de andere kant de
tegenstander voorbijlopen.
1.08 De bal met onderkant voet raken
Op de plaats de bal snel met de onderkanten van de voeten raken. Afwisselend met sterke en zwakke been. De bal wordt
geraakt, maar blijft op de plaats. Niet achterover hellen. Het bovenlichaam zoveel mogelijk boven de bal.
1.09 De bal met de voetzool afrollen
De bal met de voetzool afrollen van teen tot hak en terug, met rechts schuin voorlangs naar links en met links naar rechts.
Goed van teen tot hak en terug de bal afrollen. Goed contact hebben met de bal. Bij het wisselen van been, het lichaam
draaien om voorlangs met het andere been af te rollen. Het stand been is niet statisch, maar beweegt op de voorvoet
mee.
1.10 Zijwaarts afrollen
Met de binnenkant van de voet de bal zijwaarts voorlangs afrollen. Voordat de voet op de grand komt, terugrallen en met
het andere been oefenen. Goed contact houden met de bal. Na de oefening stilstaand te hebben geoefend, gaat het
stand been huppelend mee. De bal wordt nu 4 a 5 keer afgerold voordat de bal wordt overgenomen met het andere
been.
1.11 Met binnenkant voet (voetzool) schuin vooruit afrollen
Stilstaand met binnenkant voet of voetzool schuin vooruit de bal afrollen, heen en terug. Doen alsof de bal met
binnenkant voet wordt gepasst, maar over de bal rallen (de voet komt op de grand) en weer terug. Steeds om en om met
het sterke- en zwakke been oefenen.
Hoofdstuk 2
Basisbewegingen
2.01 De bal voorlangs spelen met binnenkant voet
De bal schuin voorlangs spelen met binnenkant voet en met de buitenkant van de andere voet 2 tikken verlengen. De bal
geen nieuwe richting geven. Na de tweede tik de bal weer voorlangs spelen. Elke pas de bal raken. De bal zowel met het
sterke als het zwakke been met binnenkant voet netjes schuin voorlangs spelen en direct met buitenkant meenemen.
5
2.02 Kappen met binnenkant voet op binnenkant andere voet
In zig zag baan de bal terugkappen met binnenkant voet op de binnenkant andere voet. Meenemen met binnenkant voet,
1 tik met buitenkant voet en terugkappen met dat been.
De bal moet worden teruggekapt. Met binnenkant wreef onder het lichaam kappen. Niet stil komen staan, maar
doorbewegen door de gekapte bal direct met binnenkant voet andere been mee te nemen.
2.03 Kappen met binnen- en buitenkant voet
De bal met de binnenkant voet kappen en met de buitenkant van dezelfde voet meenemen. Dan buitenkant kappen en
binnenkant meenemen. Eerst alleen met het sterke been en daarna met het zwakke been oefenen. Ook hier moet de bal
worden teruggekapt. Met de buitenkant door het lichaam goed te strekken, waarbij het standbeen duidelijk voor de bal
blijft.
2.04 De bal voorlangs spelen met de punt van de voetzool
De bal voorlangs spelen met de punt van de voetzool, met de buitenkant andere voet 2 tikken verlengen. Ook hier de bal
geen nieuwe richting geven. Dwing de bal ook met het zwakke been schuin vooruit te spelen en niet terug of dwars
voorlangs. Elke pas de bal raken, dus niet lopen zonder de bal te raken.
2.05 Met de punt van de voet onder het lichaam draaien
De bal met de punt van de voet onder het lichaam draaien, over de bal stappen en met de binnenkant andere voet schuin
vooruit meenemen. De bal 1 tik met buitenkant voet en dan met het andere been onder het lichaam draaien. Niet echt
op de bal staan, maar in een vloeiende beweging de bal stilleggen en doorstappen. Doorbewegen en niet stil komen
staan. In zig zag vorm de bal elke pas raken.
2.06 De overstap
Met binnenkant voet van het dribbelbeen een overstap om de bal maken en de bal met de binnenkant van de andere
voet voorlangs meenemen. Na 2 tikken, de tweede tik met de buitenkant van de voet met dat been om de bal stappen.
Om de bal stappen dat wil hier zeggen van buiten naar binnen. Na de 2 rustige tikken een korte felle overstap om de bal
en na de overstap op de voorvoet komen om goed te kunnen draaien.
2.07 De bal terughalen en schuin vooruit spelen
De bal met de voetzool terughalen en met de buitenkant van dezelfde voet schuin vooruit spelen. Direct de bal
terughalen met de onderkant van de andere voet en schuin vooruit wegduwen met de buitenkant van dat been. Niet
dribbelen, maar de bal gelijk weer terughalen. Ook nu weer de bal onderkant voet terughalen, maar nu de bal met de
buitenkant van het andere been schuin wegspelen. De bal onder het Lichaam terughalen en goed wegstappen.
Na het terughalen van de bal wegstappen en de bal met de binnenkant van het andere been meenemen. Bij deze vorm na
het meenemen met de binnenkant van de voet de bal 1 tik met de buitenkant voet meenemen
2.08 Terughalen en met het andere been meenemen.
De bal terughalen met onderkant van de voorvoet, stoppen binnenkant zelfde voet en met het andere been schuin
vooruit meenemen. Na het meenemen met het andere been 1 tik met buitenkant voet en de bal met dat been
terughalen. Niet stil komen staan, maar direct door bewegen.
2.09 Terughalen en zijwaarts meenemen
Met de voetzool de bal terughalen en met de buitenkant van de voet zijwaarts duwen. Twee tikken recht vooruit, met de
voetzool terughalen en de bal binnenkant voet voorlangs duwen en weer 2 tikken recht vooruit. De bal goed zijwaarts en
voorlangs meenemen. Na zijwaarts meenemen is het 1 e balcontact met binnenkant voet en het 2e met buitenkant voet.
Na voorlangs is het 1 e balcontact met de buitenkant van de voet. Het standbeen moet met de bal terugbewegen. Zeker
bij voorlangs moet ruimte worden gemaakt om de bal echt voorlangs te kunnen spelen.
6
2.10 Terughalen en achterlangs spelen
Met de voetzool terughalen, dwars achter het standbeen langs spelen en met binnenkant andere been direct recht
vooruit meenemen. Twee tikken en de bal met dat been terughalen. Zodra de bal achterlangs gaat is het andere been
onderweg om de bal direct recht vooruit mee te nemen. Ook hier heel belangrijk dat het stand been meebeweegt.
2.11 Voorlangs de bal stappen
Met de voetzool de bal stoppen, voorlangs de bal stappen en de bal met de buitenkant van het andere been zijwaarts
meenemen. Direct met de voetzool stoppen en met dat been voorlangs stappen. Niet dribbelen, maar steeds gelijk na het
zijwaarts spelen de bal stilleggen, voet neerzetten en de nieuwe actie inzetten.
2.12 Schaarbeweging met stilliggende bal
De schaarbeweging in "stilstand'~ Met de voet om stilliggende bal stappen en met buitenkant van het andere been de bal
schuin vooruit meenemen, 1 tik. Direct met de voetzool van dat been stoppen en met dat been de schaar inzetten.
Een korte snelle actie om de bal en de bal goed zijwaarts met het andere been meenemen.
Hoofdstuk 3
SNEL VOETENWERK
3.01 Tussentikken binnenkant voeten
Op de plaats snelle tussentikken met de binnenkanten van beide voeten. Bij alle volgende oefeningen tussentikken op
deze wijze. Steeds na een aantal tussentikken alle snel voetenwerk bewegingen uitvoeren
De houding is:
• goed op de voorvoeten
• door de knieën buigen
• knieën recht omhoog bewegen
• rechte rug
3.02 Zijwaarts de bal meenemen
De bal door tikjes met binnenkanten van de voorvoeten zijwaarts meenemen, heen en terug. Met korte tikjes de bal een
stukje naar links meenemen, terugkomen op de plaats en vervolgens naar de andere kant. Door de knieën buigen en
ontspannen op de voorvoeten bewegen.
3.03 Voor het Lichaam langs rollen
Voor het Lichaam langs rollen met de hele voetzool. Na een aantal tussentikken de bal van teen tot hak en terug afrollen.
Goed contact van de voetzool met de bal. Voorlangs afrollen door met het linker been naar rechts af te rollen en
andersom. Het stand been beweegt op de voorvoet mee.
3.04 Met binnenkant voet de bal afrollen
Met binnenkant voet de bal schuin voorlangs afrollen, heen en terug. Doen alsof met binnenkant voet wordt gepasst,
maar de bal met onderkant voet terugrollen. Goed contact houden met de bal. Steeds na enkele tussentikken met
afwisselend sterke- en zwakke been de beweging inzetten.
3.05 Overstap om de bal
Na tussentikken om de bal stappen. Een Y2 draai maken en de bal met het andere been een eerste tussentik geven. Korte
snelle overstap en op de voorvoet de draai maken. In ritme komen door steeds na 4 tussentikken met afwisselend rechts
en links om de bal te stappen. Een variatie is de bal, na de Y2 draai met de buitenkant van het overstap been de bal de
eerste tik te geven.
3.06 Onder voetzool terughalen en achterlangs spelen
De bal onder voetzool terughalen, achter het standbeen langs spelen, een Y2 draai maken en de bal met de binnenkant
van hetzelfde been meenemen.
Na tussentikken de bal met de onderkant van het andere been terughalen.
7
Een snelle 1/2 draai waarbij op de voorvoet van het standbeen wordt meebewogen.
Op dezelfde manier de bal terughalen, maar nu wordt de bal na de 1/2 draai direct met de buitenkant van hetzelfde been
meegenomen. Na tussentikken de bal met het andere been terughalen.
3.07 Met binnenkant wreef achter het standbeen
Na een paar tussentikken de bal met de binnenkant van de wreef achter het standbeen spelen. De bal gaat iets naar
de"buitenkant" en wordt na de Y2 draai meteen meegenomen met de binnenkant van het andere been.
De bal goed met de binnenkant van de wreef raken en door de knieën buigen.
3.08 Met onderkant voet terughalen op hetzelfde been
De bal recht vooruit spelen met binnenkant voet en met de onderkant voet van hetzelfde been terughalen op het zelfde
been. Tussentikken en dan de bal met het andere been wegspelen. De bal goed recht vooruit spelen door de voet goed
dwars achter de bal te plaatsen.
3.09 Met onderkant voet terughalen op het andere been
De bal schuin vooruitspelen met de binnenkant van de voet en met onderkant andere voet terughalen op"eerste"voet. Na
een aantal tussentikken de bal met het andere been wegspelen. Het bewegingstempo opvoeren. Het aantal tussentikken
steeds minder maken.
3.10 Van binnen naar buiten afrollen
De bal met de voetzool van binnen naar buiten afrollen en direct op de andere voet duwen. Na het afrollen komt de voet
niet op de grond, maar wordt de bal direct naar de andere voet gespeeld. Een zijwaartse pas maken voor de bal de
andere voet raakt.
3.11 Van buiten naar binnen afrollen
De bal met binnenkant voet van buiten naar binnen afrollen en met de buitenkant van dat been de bal zijwaarts
wegduwen. Tussentikken en met het andere been de bal afrollen. Na het wegduwen met de buitenkant direct de 1 e tik
met de binnenkant van dat been.
3.12 Voet op de bal en meenemen binnenkant andere voet
Voet op de bal, over de bal stappen, tussentikken en met andere voet op de bal.
Niet echt op de bal staan, maar in een vloeiende beweging de bal stilleggen en overnemen met het andere been.
Doorbewegen en niet stil staan. In zigzag richting vooruit bewegen.
3.13 Zidane beweging als snel voetenwerk
De bal met voetzool stoppen of terughalen, over de bal stappen en in een 1/2 draai de bal met voetzool andere been
meenemen. Recht heen en terug oefenen na een paar tussentikken. Na de 1/2 draai direct de nieuwe richting nemen
door het bovenlichaam boven de bal te brengen
3.14 Overstap en direct met de voetzool terughalen
De bal schuin vooruit spelen, een overstap maken met het andere been en de bal direct met de voetzool van dat been
terughalen. Na tussentikken de bal met het andere been schuin vooruit spelen.
3.15 Afrollen, tussentikken en met andere been afrollen
De bal met binnenkant voet afrollen op de binnenkant voet andere been, tussentikken en met het andere been afrollen.
Zijwaarts oefenen. Eerst 3 tussentikken, daarna slechts 1 tik.
8
3.16 Schuin vooruit zig zag tikken
De bal schuin vooruit zig zag tikkend meenemen. Na 4 a 5 tikken van richting veranderen. ln hoog tempo de bal
ontspannen op de binnenkanten van de voeten tikken.
3.17 Kappen binnenkant voet
Ais de vorige oefening, maar nu wordt van richting veranderd door de bal met binnenkant voet van het buitenste been op
de binnenkant van het andere been kappen. De bal moet steeds worden teruggekapt met de binnenkant van de wreef
3.18 Terughalen en met buitenkant voet meenemen
De bal schuin vooruit spelen, met onderkant voet andere been terughalen en direct met buitenkant de bal schuin vooruit
duwen. Na tussentikken de bal met het andere been schuin vooruit spelen. Bij het vooruit duwen goed door de knieën
buigen.
3.19 Terughalen en met binnenkant andere voet meenemen
De bal schuin vooruit zig zag tikkend meenemen. Na 4 a 5 tikken van richting veranderen door de bal met de onderkant
van het binnenste been terug te halen en met binnenkant andere been de nieuwe richting te kiezen.
Hoofdstuk 4 HALVE
DRAAIEN
4.01 Kappen met binnenkant voet
De bal kappen met binnenkant voet en in een 1/2 draai de bal meenemen met binnenkant voet zelfde been. De bal recht
terug kappen en niet stilleggen of schuin terugspelen. Na de 1/2 draai direct weer balcontact.
4.02 Kappen met buitenkant voet
De bal kappen met buitenkant voet en in een 1/2 draai de bal meenemen met buitenkant voet. Het standbeen blijft
duidelijk achter de bal. Ook hier, de bal recht terug kappen en niet stilleggen of schuin terugspelen. Na de 1/2 draai direct
weer balcontact. Beide benen oefenen.
4.03 "Afrollend"kappen
De bal kappen door met de binnenkant voet over de bal te rallen. De bal meteen met buitenkant voet in een 1/2 draai
meenemen. Met een felle beweging over de bal rallen en contact houden met de bal. Met sterke- en zwakke been
oefenen.
4.04 Overstap om de bal
Een overstap om de bal van buiten naar binnen en na de 1/2 draai de bal meenemen met de binnenkant van het andere
been. Na een paar tikken met binnen- en buitenkant voet met dat been een overstap maken. Een korte felle overstap en
op de voorvoet de draai maken.
Dezelfde overstap maken, maar de bal nu meenemen met de buitenkant van hetzelfde been. Na de 1e tik de bal
overnemen met het andere been en met dat been de overstap maken.
Nu de overstap maken met het andere been. Eerst met alleen sterke been dribbelen en met het zwakke been de overstap
maken, daarna andersom. Zonder tussenpassen de overstap maken.
De drie bovenstaande vormen, maar nu eerst een ‘vooractie’ maken. De bal met de voetzool terughalen en met
binnenkant voet recht vooruit duwen en dan de overstap maken. De bal goed terughalen met onderkant voet, met
binnenkant voet recht vooruit duwen en direct de overstap maken.
4.05 Onderkant voet terughalen en met andere voet meenemen
De bal met onderkant voet terughalen en met buitenkant zelfde voet na een 1/2 draai meenemen, met rechts dribbelen
dan naar rechts draaien. De bal recht terughalen en direct weer balcontact.
9
4.06 Voet kort over de bal en met buitenkant zelfde voet meenemen
Voorvoet op bal, de voet over de bal zetten en na 1/2 draai met buitenkant zelfde voet meenemen. Naar de kant van het
dribbelbeen de 1/2 draai maken. Met rechts dribbelen, dan naar rechts draaien. De voet zijwaarts kort over de bal zetten
om de bal meteen mee te kunnen nemen.
4.07 Over de bal stappen en met de buitenkant andere voet meenemen
De voorvoet op de bal zetten, over de bal stappen en met de buitenkant andere voet meenemen. Nu de 1/ 2 draai dus de
andere kant op maken. Ais met het rechter been wordt gedribbeld, dan naar links draaien.
4.08 De bal terughalen, achter het standbeen langs spelen en meenemen na 1/2 draai met
a. Binnenkant zelfde been
Eerst met alleen het sterke been oefenen en daarna met het zwakke been.
b. Buitenkant andere been
De bal met de voetzool terughalen, achter het standbeen langs spelen en meenemen na de 1/2 draai met binnenkant
zelfde been. Nu na de 1/2 draai de bal met de buitenkant andere been meenemen. Hier dus steeds wisselen van been na
de draai.
4.09 Voet op bal en over de bal stappen
Voet op bal en na een snelle 1/2 draai de bal met andere voet meenemen. Niet op de bal staan, maar de bal stilleggen en
doordraaien. Doorbewegen en niet stil staan. De bal met de binnenkant van de andere voet meenemen.
4.10 Terughalen en achterlangs"slepen"
De bal met onderkant voet terughalen en met binnenkant zelfde voet achter het standbeen langs"slepen"in een 3/4
draai. De bal hard terughalen zodat de draai gemaakt kan worden. Na het meenemen de bal overnemen met het andere
been en met dat been terughalen
4.11 Binnenkant kappen en met de buitenkant andere voet meenemen
Met binnenkant voet de bal kappen op de binnenkant van het andere been. De bal wordt vervolgens meegenomen in een
Y2 draai met de buitenkant van dat been. De bal moet hard en recht worden teruggekapt.
4.12 Achter het stand been langs kappen
De bal met wreef achter het standbeen langs kappen en direct na de 1/2 draai meenemen met de binnenkant van het
andere been. De bal goed met de binnenkant van de wreef kappen en van het standbeen wegspelen. Goed door de
knieën buigen.
4.13 Zidane beweging als 1/2 draai met variaties
De bal met voetzool stoppen of terughalen, over de bal stappen en direct met voetzool andere been meenemen. Na de
1/2 draai de bal met de binnenkant van de voet het 1 e balcontact en meteen de goede kant op bewegen door
bovenlichaam boven de bal te brengen.
De bal met de voetzool van het eerste been terughalen en met de binnenkant voet van het andere been meeslepen.
Nu niet als 1/2 draai, maar na het 2e balcontact zijwaarts of in willekeurige richting de bal meenemen.
Hoofdstuk 5 SCHIJN- EN PASSEERBEWEGINGEN
5.01 Schaarbeweging
De schaar als passeerbeweging. Met de voet van binnen naar buiten om de bal en met de buitenkant van het andere
been de bal zijwaarts meenemen. Na 2 tikken recht vooruit de schaar met dat been inzetten. De bal kort aan de voet
houden en elke pas de bal raken.
De dubbele schaar. De beweging wordt direct ook met het andere been ingezet. Snelle bewegingen om de bal. Om en om
de schaar inzetten met het sterke been en het zwakke been.
10
5.02 Voorlangs trekken en uitwerkingen
De bal met de binnenkant voet voorlangs op de binnenkant van de andere voet trekken. Voorlangs en niet schuin vooruit.
De bal slepen, niet tikken en een zijwaartse pas maken om de beweging breed te maken. Steeds na 2 tikken recht vooruit
met binnen- en buitenkant voet de beweging inzetten en beide benen oefenen.
Naar binnenkant dreigen door te doen alsof de bal voorlangs wordt gesleept, maar de bal naar zijkant meenemen met
buitenkant voet.
Nu wordt de bal over de voet van de tegenstander gewipt. Door de bal een klein stukje te slepen, kan de voet goed onder
de bal komen. Houd ook hier de bal dichtbij en speel hem niet te ver naar buiten.
Eerst een stukje voorlangs slepen, dan de bal naar de buitenkant dreigen mee te nemen, maar voorlangs de bal stappen
en de bal met andere been buitenkant meenemen.
Ook nu een stukje voorlangs slepen, en vervolgens een schaarbeweging om de bal en de bal met de buitenkant van het
andere been zijwaarts meenemen
5.03 Uitvalstap zijwaarts
Vanuit een dribbel doen alsof de bal met de buitenkant van de voet zijwaarts wordt meegenomen. Maar voorlangs de bal
stappen en de bal verder recht vooruit dribbelen. Afwisselend met sterke- en zwakke been dribbelen. Goed met het
Lichaam zijwaarts bewegen en door de knieën buigen.
Nu wordt de bal na de zijwaartse lichaamsbeweging met de buitenkant van het andere been zijwaarts meegenomen. Ook
nu met beide benen inzetten en enkel en dubbel uitvoeren.
5.04 Zidane beweging als passeeractie
De bal vlak voor de tegenstander met voetzool stoppen of terughalen, over de bal stappen en direct met voetzool andere
been overnemen en met de buitenkant voet van dat been langs de tegenstander wegdraaien. Het Lichaam moet tussen
de bal en de tegenstander komen. Zowel met recht als links inzetten.
5.05 Kappen en de bal met buitenkant andere voet meenemen
De bal voor de tegenstander kappen met binnenkant voet, doordraaien en de bal met buitenkant voet langs de
tegenstander meenemen. Met beide benen de kapbeweging maken.
5.06 locomotief beweging
Boven een stilliggende bal de locomotief beweging maken door te doen alsof de bal wordt teruggehaald met onderkant
voet. De bal wordt met de wreef recht vooruit meegenomen. Meteen wordt de bal stilgelegd en 2 passen doorgelopen.
Na omkeren de beweging met het andere been maken.
Nu met een rollende bal. Eerst wordt de bal tik meegenomen en boven de bewegende bal wordt de beweging uitgevoerd.
5.07 Overstap en de bal zijwaarts meenemen
Een overstap van binnen naar buiten om de bal maken en de bal met de buitenkant van hetzelfde been zijwaarts
meenemen. Een korte felle stap om de bal, de voet neerzetten en de bal meenemen. Na 2 tikken recht vooruit, de
beweging met het andere been inzetten.
5.08 Terughalen en achter het standbeen vooruit spelen
De bal terughalen met voetzool, schuin achter het standbeen vooruit spelen, 1 tik met buitenkant andere voet en met dat
been de bal terughalen.
Doen alsof de bal wordt geschoten en explosief de bal onderkant voet terughalen.
11
5.09 Dreigend dribbelen
Snel bewegend recht vooruit, voorlangs en zijwaarts dribbelen. De bal elke pas met afwisselend binnen- en buitenkant
voet raken. Op de voorvoeten bewegen en goed door de knieën buigen. ln een hoog bewegingstempo dribbelen. Niet
snel voorwaarts bewegen / lopen maar heel veel balcontacten zonder snel vooruit te gaan. Steeds dreigend naar de
zijkanten. Eerst met sterke been dribbelen, dan met alleen zwakke been en tenslotte steeds na vier balcontacten wissel
en van been.
5.10 Schijnbewegingen in een serie
In hoog tempo achter elkaar schijn- en passeerbewegingen inzetten. Bijvoorbeeld de schaar, het voorlangs trekken, de
lichaamsschijnbeweging door voorlangs de bal te stappen en de overstap waarbij de bal met de buitenkant zelfde been
wordt meegenomen. De bewegingen snel achter elkaar oefenen waarbij zo weinig mogelijk tussendoor wordt gedribbeld.
Het accent ligt op handelingssnelheid. Natuurlijk kunnen ook andere schijn- en passeerbewegingen worden gebruikt. Wel
moeten de bewegingen al redelijk tot goed worden beheerst.
Hoofdstuk 6 AANNAME/TRAPTECHNIEK
6.01 Opbouw balaanname
Een bal op de juiste manier aannemen is niet zo makkelijk. Hier is te zien hoe stap voor stap geleerd wordt hoe de bal zo
aan te nemen dat de bal onder controle komt.
Eerst stilstaand de bal met de voetzool ophalen, meenemen en terugduwen. Het is de bedoeling dat de voet de bal
tegemoet gaat en op het moment dat de voet contact maakt met de bal de voet meegeeft. Dezelfde aanname, maar nu
wordt op de plaats bewogen. De voet ontspannen en steeds vanaf het raakmoment contact van de voet met de bal.
Vervolgens wordt de van dichtbij aangespeelde bal met binnenkant voet aangenomen. De voet gaat de bal tegemoet en
met de binnenkant van de voet wordt de bal mee terug genomen. Ook deze vorm in stilstand en in beweging op de
plaats. Belangrijk is dat de bal stil komt te liggen naast het standbeen.
De afstanden zijn nu groter en er is een loopbeweging naar de bal. Echter op het moment van de balaanname wordt in
deze fase van het leren, stilgestaan op het moment van de balaanname.
Ais in stilstand de vaart goed uit de bal kan worden gehaald, komt de laatste en moeilijkste fase. Op het moment van de
balaanname wordt niet meer stilgehouden, maar er wordt doorbewogen. Om ook nu vaart uit de bal te halen gaat in de
loop de voet eerst naar de bal en de ontspannen voet haalt de vaart uit de bal. De bal moet kort aan de voeten worden
gehouden en mag niet wegspringen.
Om het belang van het doorbewegen te tonen, wordt hier een vooractie gemaakt. Los komen van de tegenstander, de bal
aannemen en om de meter voorsprang op de tegenstander te behouden, moet de bal in voorwaartse beweging worden
aangenomen.
6.02 De bal zijwaarts aannemen
De bal kan op verschillende manieren zijwaarts worden aangenomen. Drie mogelijkheden worden getoond, waarbij we
ook een aantal halve draaien gebruiken.
De eerste aanname gebeurt met buitenkant van de voet. De bal wordt zijwaarts meegenomen, na een paar balcontacten
gekapt met binnenkant voet en teruggeplaatst met binnenkant andere been. Bij de aanname goed door de knieën buigen
en de bal met gevoel zijwaarts sturen.
De tweede vorm is de aanname met binnenkant voet waarbij direct de bal wordt afgeschermd. Met rechts de
afschermende stap naar de bal en de bal met links zijwaarts meenemen. Na de halve draai, in dit geval de overstap, wordt
de bal met rechts gepasst.
De volgende aanname is het voorlangs meenemen van de bal. Hier met het rechter been naar links. Na de kapbeweging
met buitenkant voet, de pass geven met het rechter been.
Bij alle aan- en meeneem vormen is het belangrijk goed vaart uit de bal te halen en bal dichtbij te houden om direct weer
balcontact te hebben.
12
Natuurlijk moeten alle aannamen met beide benen worden geoefend, maar dat spreekt voor zich. Verder kunnen alle
halve draaien worden gebruikt.
De vierde en laatste aanname is het meenemen van de bal achter het stand been langs. Hier met rechts naar de linker
kant. De bal met gevoel zijwaarts meenemen en na de overstap en het na de draai meenemen met buitenkant zelfde
been, de pass met rechts geven.
Oefenen van het aan- en meenemen van de bal kan niet vaak genoeg worden getraind. Een goed gevoel in de benen
krijgen om de balsteeds goed onder controle te krijgen is een kwestie van veel trainen.
6.03 Recht vooruit aannemen, 1/2 draai en passeren
Na een voorbeweging om los te komen van de tegenstander een aangespeelde bal in de beweging naar de bal
doorbewegend aannemen. Vervolgens na een 1/2 draai de tegenstander passeren met een schijn- of passeerbeweging.
Natuurlijk moeten alle halve draaien en passeerbewegingen worden geoefend met beide benen. Het goed aannemen van
de bal na een vooractie met een tegenstander in de rug zonder stil te komen staan staat in deze vorm centraal.
6.04 De bal afschermend aannemen
Ook hier weer na de vooractie de bal aannemen, maar nu met de voetzool. De bal ver van de tegenstander onder de
voet"vasthouden" en de inkomende medespeler op het juiste moment de bal meegeven. Aannemen, afschermen,
wachten en de bal meegeven.
6.05 Direct kaatsen, de 1-2 combinatie
Bij de laatste vorm in deze serie wordt de bal niet aangenomen, maar direct gekaatst. De 1-2 combinatie dus. Belangrijk
hierbij is dat de bal op het juiste been en met de juiste snelheid wordt ingespeeld. De bal met het buitenste been kaatsen,
dat is hier links en met het logische, in dit geval, het rechter been inspelen. De bal wordt schuin terug en zonder effect
gekaatst. De bal direct diep spelen door de opkomende speler met het rechter been. Naast de kaats wordt ook de pass
met binnenkant voet en het voorlangs aannemen met het ene been en doorspelen met het andere been getraind.
6.06 Opbouw traptechniek met binnenkant voet
Van korte afstand de bal met binnenkant voet naar elkaar spelen. Een stilliggende bal overspelen. De voet goed breed
maken voor een zo groot mogelijk raakvlak en licht doorzwaaien. Na eerst met het sterke been te oefenen, de bal met het
zwakke been overspelen.
Zowel stilstaand als in beweging op de voorvoeten.
Vervolgens de bal niet meer stilleggen, maar direct spelen. Eerst met het sterke been naar het sterke been van de ander
spelen en daarna hetzelfde met het zwakke been. Tenslotte de bal afwisselend met het sterke en zwakke been spelen,
waarbij steeds ook op het juiste been, dus ook wisselend, van de medespeler wordt gespeeld. Een oefening waarbij door
heel veel balcontacten in korte tijd een goed gevoel voor de trap met binnenkant voet wordt verkregen en kan worden
onderhouden.
Met de juiste houding kan vervolgens over grotere afstanden de bal zuiver worden gepasst. De trap met de binnenkant
van de voet wordt gebruikt voor afstanden tot 10- 12 meter. Het is de meest zuivere traptechniek omdat het raakvlak met
de voet groot is. Door vaak en regelmatig te oefenen is het heel goed mogelijk deze traptechniek met beide benen goed
aan te leren.
Voor passes over grotere afstand en het hard op doel schieten is de wreeftrap het meest geschikt. Een kleiner raakvlak,
daardoor minder nauwkeurig maar er kan wel veel harder worden geschoten. De bal met een gestrekte aangespannen
voet met binnenkant van de wreef raken. Natuurlijk spelen stand van het standbeen en het raakpunt op de bal een grote
rol op het trappen m.b.t. een hoge of laag blijvende bal en het meegeven van effect. Moeilijker dan voor de binnenkant
voet, maar door veelvuldig oefenen kan ook met het van nature mindere been een goed wreeftrap worden aangeleerd.
13
Hoofdstuk 7 SOUPLESSE
7.01 Kappen met buitenkant voet
Veel basisbewegingen zijn te gebruiken in dit hoofdstuk. De nadruk ligt steeds op souplesse ligt. De bal met buitenkant
voet kappen en direct met buitenkant voet meenemen. Met een felle beweging de bal kappen. Het standbeen blijft
steeds ver voor de bal.
7.02 Voorlangs spelen en met de buitenkant meenemen
De bal voorlangs spelen met de punt van de voetzool en de bal met de buitenkant andere voet meenemen. Goed door de
knieën buigen en soepel bewegen. De benen kruisen elkaar.
7.03 Overstap met dribbelbeen
Met de binnenkant van de voet van het dribbelbeen een overstap om de bal en de bal met de binnenkant van de andere
voet voorlangs meenemen. Met een grote pas de overstap maken, door de knieën buigen, soepel bewegen, en
bovenlichaam goed boven de bal houden.
7.04 Schaar in stilstand.
Schaarbeweging met een stilliggende bal. Met voet van binnen naar buiten om de stilliggende bal en met buitenkant
andere been de bal tik schuin vooruit meenemen. Met een grote en soepele stap de bal direct stilleggen met de
onderkant van de voet.
7.05 Zijwaarts voorlangs stappen
De balstoppen met de voetzool, hetzelfde been voorlangs de bal zijwaarts zetten en de bal met de buitenkant andere
voet zijwaarts meenemen. Het been zo ver mogelijk zijwaarts naast de bal zetten. De beweging moet soepel en breed
worden uitgevoerd.
7.06 Terughalen en met buitenkant andere voet meenemen
De bal terughalen met de voetzool en met buitenkant andere voet schuin vooruit meenemen. De bal van ver terughalen,
wegstappen en goed door de knieën buigen bij het meenemen met de buitenkant van de voet.
7.07 Voorlangs en zijwaarts met buitenkant voet
De bal terughalen met voetzool en afwisselend met binnen- en buitenkant voet schuin vooruit naar buiten meeduwen
met de buitenkant van de voet. Eerst alleen het sterke en daarna met het zwakke been. Steeds goed draaien in de enkel.
7.08 Binnenkant voet afrollen
De bal met de binnenkant van de voet afrollen, met binnenkant andere voet stoppen en opnieuw afrollen. Goed draaien
in de heupen en de bal met binnenkant voet kappend stilleggen met een felle soepele beweging.
7.09 Overstap en met binnenkant andere voet meenemen
Overstap om de bal. De bal met binnenkant andere voet 1 tik meenemen en direct met voetzool eerste been de bal
stoppen. Heen en terug oefenen.
Na de overstap de bal"vallend" meenemen en de bal met een grote stap met onderkant voet stoppen.
7.10 Met buitenkanten voeten voorlangs spelen
De bal zig zag met buitenkanten van de voeten voorlangs spelen. Met het linker been voorlangs naar links en andersom.
Het standbeen blijft duidelijk voor de bal. De benen kruisen elkaar. Goed draaien in de heupen.
14
Hoofdstuk 8 AFDRAAIEN / WEGDRAAIEN
8.01 Binnenkant voet afdraaien
De bal met de binnenkant van de voet afdraaien door met 2 kapbewegingen een 3/4 draai te maken. Na de draai wissel
en van been en met dat been de beweging inzetten. Niet om de bal heen lopen, maar de bal kappend van richting laten
veranderen.
8.02 Buitenkant voet afdraaien
Nu met de buitenkant van de voet de bal kappen. Met de buitenkant van de voet afdraaien door met 2 kapbewegingen
een 3/4 draai te maken. Na de draai wisselen van been en met dat been de beweging inzetten. Bij het kappen met de
buitenkant voet blijft het standbeen duidelijk achter de bal.
8.03 Overstap van buiten naar binnen
Met de overstap van buiten naar binnen wegdraaien van de tegenstander.
Met het rechter been naar rechts dribbelen en met het dribbelbeen op het juiste moment de overstap maken. Een %
draai maken met 2 kapbewegingen met het linker been de beweging inzetten.
8.04 Onder voetzool terughalen en achterlangs spelen
De bal onder voetzool terughalen en met de binnenkant van de wreef achter het standbeen langs tikken. De bal met de
buitenkant van het andere been meenemen.
De bal in 1 beweging met onderkant voet achter het standbeen langs spelen. Ook nu met de buitenkant van het andere
been de bal meenemen.
8.05 Onderkant voet terughalen en voorlangs meenemen
De bal met onderkant voet terughalen met het buitenste been en met binnenkant voet van het andere been voorlangs
meenemen. Bal terughalen, wegstappen en in 1 beweging meenemen. Nu de bal met de buitenkant van de andere voet
meenemen.
Goed door de knieën buigen om de bal explosief te kunnen meenemen.
8.06 Bal achter het stand been kappen
De bal achter het standbeen met binnenkant voet afkappen en direct met de binnenkant van het andere been schuin
vooruit meenemen. De bal van het stand been wegspelen. Goed door de knieën buigen.
8.07 Voet op bal en wegdraaien
Voet op bal, met snelle beweging wegdraaien zijwaarts en de bal met binnenkant andere voet meenemen. Een snelle en
soepele beweging maken.
8.08 Zidane beweging
Bal met voetzool stoppen of terughalen, over de bal stappen en direct met voetzool andere been meenemen. Met links
naar rechts dribbelen, terughalen met links, overnemen met rechts en met binnenkant links de bal afschermend
meenemen.
Hoofdstuk 9 DIVERSE BEWEGINGEN
9.01 Terughalen en overstap
De bal met de voetzool terughalen en met de buitenkant van hetzelfde been schuin voorwaarts duwen. Direct een
overstap met het andere been en met binnenkant 1e been schuin voorwaarts meenemen. Eerst alle balcontacten met
het sterke been en de overstap met het zwakke been. Daarna andersom.
Bij elke pas balcontact.
15
9.02 Afrollen, stoppen en terughalen
De bal afrollen met binnenkant voet schuin voorwaarts. Met andere voet de bal stoppen, met dat been de bal onderkant
voet terughalen en direct met dat been de bal schuin vooruit de bal afrollen
9.03 5chaarbeweging na vooractie
Linker voet op de bal zetten. Met de binnenkant van het rechter been de bal achter het linker been langs spelen en
meteen een schaarbeweging maken met het linker been. Met het rechter been de bal zijwaarts meenemen.
Vooraf aan de organisatievormen
Een aantal organisatievormen waarin de bewegingen uit de verschillende hoofdstukken kunnen worden uitgevoerd.
De organisatievormen zijn eenvoudig gehouden met weinig ingewikkelde looplijnen.
Bij het toepassen van de organisatievormen is het belangrijk dat steeds met beide benen wordt geoefend. B.v. links en
rechtsom in een rechthoek of vierkant.
Opbouw van weerstanden bij de techniek oefeningen
•
•
•
•
•
•
Geen weerstand, in de vrije ruimte oefenen in eigen tempo
o Het bewegingsverloop aanleren
o De bal en de coördinatie zijn weerstanden
Snelheid van uitvoeren gaat omhoog, d.w.z. niet "harder lopen': maar met een hogere handelingssnelheid
Het moment van de beweging wordt niet door de speler maar door de trainer bepaald Pion als weerstand, daar
moet de beweging worden gemaakt
Tegemoet komende speler met bal (hij maakt dezelfde beweging)
Tegenstander die (passieve) druk zet
Volledige weerstand van de tegenstander
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25