Lezingensessies (deze staan open voor het

Reuvensdagen 20 en 21 november 2014, Koninklijke Schouwburg, Den Haag
Papers inzenden tot en met 9 juni 2014 aan [email protected]
Voorwaarden: zie www.reuvensdagen.nl
Lezingensessies (deze staan open voor het inzenden van papers)
1. Laat-neolithicum en Vroege Bronstijd aan de kust en in Nederland : recent onderzoek, nieuwe
ideeën?
Voorzitter: Harry Fokkens (Universiteit Leiden)
Laat-neolithicum en Vroege Bronstijd behoren tot de ‘ondergeschoven kindjes’ van de archeologie.
Weliswaar is er recent een aantal mooie boeken verschenen over laat-neolithicum in Noord-Holland,
maar toch gaat het bij het meeste commerciële onderzoek vaak om ‘bijvangst’. Dat maakt het niet
minder interessant. Deze sessie wil een platform bieden aan recent onderzoek van vindplaatsen met
sporen uit laat-neolithicum en vroege bronstijd en nodigt sprekers uit om daaraan bij te dragen. In
discussie willen we graag de vraag aan de orde stellen hoe men denkt dat het komt dat we zo weinig
(nederzettings)sporen uit deze periode ontdekken.
2. Vici bij de Romeinse kust. De nieuwe stand van zaken
Organisator en beoogd voorzitter: Ab Waasdorp (Gemeente Den Haag)
Mede door het Odyssee-project is de afgelopen jaren eindelijk gedegen onderzoek naar Romeinse
vici in het kustgebied mogelijk geworden, met concrete resultaten als gevolg. Aardenburg, Den Haag
- Ockenburgh en Valkenburg – De Woerd, al deze vici leverden een verrassend nieuw beeld over het
leven van hun bewoners, hun bezigheden en hun relaties met het leger en met het achterland. Tijd
om een balans op te maken.
3. Wol als rode draad
Voorzitter: Laura Kooistra (BIAXconsult)
Wol heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis, maar laat door zijn vergankelijkheid weinig
sporen na in het bodemarchief. Noodgedwongen richt de archeologie zich daarom op de processen
die samenhangen met de wolproductie en de lakennijverheid. Maar hoe herkennen we deze
processen archeologisch? Zijn die processen voor alle perioden dezelfde of veranderen ze in de loop
van tijd? En hoe kunnen we de rol van de wolnijverheid in de samenleving vatten? Heeft de
archeologie daar handvatten voor, of kunnen we alleen maar varen op de historische bronnen?
Deze sessie is bedoeld om beter zicht te krijgen op de archeologische sporen van de wol- en
lakennijverheid. Hierbij zijn niet alleen alle stadia van de wolproductie en wolverwerking interessant:
van het houden van schapen en de daarvoor geschikte landschappen tot de methodieken en
benodigde infrastructuur voor de verwerking van wol en schapenvachten, of het maken en verven
van bijvoorbeeld een wollen kleed. Ook de handel in schapen,de wol en het eindproduct maakt
onderdeel uit van de wolnijverheid.
4. Kennisontwikkeling van het rivierengebied en de grote wateren
Organisator: Marjolein Verschuur (RCE)
Voor de ontwikkeling van verwachtingsmodellen en daarmee de verwachtingskaarten voor de
zogenaamde aquatische gebieden bestaat er een kennisachterstand ten opzichte van terrestrische
gebieden. Mede doordat ze gebaseerd zijn op de IKAW en een beperkt aantal archeologische
onderzoeken en gegevens, geven de verwachtingskaarten voor de uiterwaarden van het
rivierengebied en voor de grote wateren vaak een lage of onbekende verwachting. Toch worden ook
in deze gebieden tijdens werkzaamheden met grote regelmaat belangwekkende vindplaatsen
ontdekt. In opdracht van Rijkswaterstaat en de RCE zijn daarom in 2014 twee nieuwe
1
Reuvensdagen 20 en 21 november 2014, Koninklijke Schouwburg, Den Haag
Papers inzenden tot en met 9 juni 2014 aan [email protected]
Voorwaarden: zie www.reuvensdagen.nl
verwachtingskaarten voor de uiterwaarden van het rivierengebied in de Rijn-Maas delta en de
bovenstroomse Maas ontwikkeld. De methodiek die hieraan ten grondslag ligt is geschikt voor de
planning van grote projecten in het rivierengebied, maar is ook bruikbaar als basis voor het maken
van verwachtingskaarten op gemeentelijk niveau. Ook voor de Noordzee, Waddenzee en het
Markermeer worden momenteel verwachtingskaarten ontwikkeld. Deze kaarten hebben elk een
eigen insteek die aansluit bij de aard van het gebied en de beschikbare data. Tegelijkertijd werken
gemeenten aan inventarisaties van hun (binnenstedelijke) watergebieden en wordt gepoogd
verstoring van deze gebieden door ‘metaalvisserij’ een halt toe te roepen.
Tijdens de lezingensessie willen we aandacht besteden aan deze nieuwe producten en de
mogelijkheden voor toepassing voor archeologische professionals en gemeenten. Tegelijkertijd is
deze lezingensessie een mooie gelegenheid voor archeologen en fysisch geografen werkzaam in de
aquatische gebieden om de laatste stand van kennis te bespreken.
5. Wisselwerking archeologie en forensisch onderzoek
Voorzitter: Roos de Leeuwe (Nederlands Forensisch Instituut)
Sinds CSI op televisie is verschenen, is ook in Nederland forensisch onderzoek hot. Letterlijk betekent
het ‘sporenonderzoek in het kader van een strafrechtelijk onderzoek’. Voor een archeoloog is het
duidelijk: zowel archeologen en forensisch onderzoekers doen sporenonderzoek. Er zijn veel
overeenkomsten tussen de vakgebieden en vastleggen is bij beide een zeer belangrijk onderdeel, net
zoals het maken van een reconstructie om te achterhalen wat er in het verleden gebeurd is.
Forensische technieken worden al langer in de archeologie toegepast, denk maar aan het onderzoek
naar de dood van de bekende farao Toetanckamon of ‘plaats delict: de Alkmaarse Paardenmarkt’,
waarbij 16e-eeuwse musketkogels met forensische methoden werden onderzocht. Het is echter een
wisselwerking, want archeologische methoden en technieken worden ook in forensisch onderzoek
toegepast. Een voorbeeld hiervan is de forensische archeologie, waarbij archeologische methoden en
technieken worden ingezet bij onderzoek naar clandestiene graven, vermiste personen en de
datering van botmateriaal, Andere voorbeelden van archeologische toepassingen in een forensische
context zijn gezichtsreconstructies op basis van de schedel en isotopen-onderzoek om de herkomst
van een onbekende persoon te bepalen. Forensische technieken kunnen ook worden toegepast bij
archeologisch onderzoek naar WOII of massagraven.
6. Hollands Glorie II
Voorzitter: Jeroen van der Vliet (Rijksmuseum) en Benno van Tilburg (RCE)
Van boomstamkano tot Zuiderzeewrak, de maritieme archeologie richt zich op het onderzoek van
menselijke activiteiten op en rond het water door de eeuwen heen. Daarbij is van oudsher sprake
van een brede kennisuitwisseling (multi-disciplinaire aanpak) met de historische wetenschappen en
scheepsbouwkunde. In dit vervolg op de succesvolle sessie vorig jaar in Groningen, gaan we nader in
op een specifiek aspect in de maritieme archeologie en geschiedenis: de materiële cultuur van de
kustvaart, zeevisserij en andere vormen van (commerciële) exploitatie van de Nederlandse kust en
de brede riviermondingen.
Wij leven in het grootste deltagebied van Europa. Die delta is van oudsher een uiterst rijk en
gevarieerd voedselwingebied gebleken, die al in de prehistorie groepen jagers-verzamelaars aantrok;
de vele kreken, meren en riviertjes in het kustgebied bieden immers ruime mogelijkheden voor de
jacht op vis en gevogelte. Tot in het begin van de 20ste eeuw blijft visserij de belangrijkste vorm van
2
Reuvensdagen 20 en 21 november 2014, Koninklijke Schouwburg, Den Haag
Papers inzenden tot en met 9 juni 2014 aan [email protected]
Voorwaarden: zie www.reuvensdagen.nl
bestaan voor menig dorp langs de langgerekte Nederlandse kust, die tot de aanleg van de Afsluitdijk
ook de vele plaatsen rond de Zuiderzee omvat.
Het is ook hier dat de vroegste handelsnederzettingen ontstaan en de scheepsbouw zich ontwikkelt:
vanaf de kust wordt de wijde wereld voorbij de horizon verkend. Op schilderijen uit de Gouden Eeuw
is goed te zien hoe intensief de kust wordt gebruikt: handelsschepen op weg naar Azië varen langs de
kust, vissers brengen hun vis aan wal, regenten zoeken er vertier te paard of in een zeilwagen. De
rede van Texel vormt tijdens deze bloeiperiode de grootste natuurlijke haven van Europa, de
Zuiderzee een groot maritiem verkeersplein. Deze lijnen laten zich prima doortrekken naar het heden
met Europoort, toerisme, oliewinning en windmolenparken op volle zee. Al deze verschillende
activiteiten op het strand en in de kustwateren hebben hun sporen nagelaten, in deze sessie komen
deze sporen uitgebreid aan bod.
7. Limes als werelderfgoed
Beoogd voorzitter: Harold Koster (provincie Zuid Holland)
De Nederlandse Limessamenwerking bereidt het nominatiedossier voor de voordracht van de Limes
als Werelderfgoed voor. In november 2014 wordt daartoe een belangrijke stap gezet, als de
hoofdlijnen van de nominatie aan het Rijk worden aangeboden zodat het Rijk de volgorde van de in
te dienen Werelderfgoedkandidaten kan bepalen.
In deze sessie belichten we hoe het Werelderfgoedtraject eruit ziet. Wat houdt een
Werelderfgoednominatie in en welke aspecten komen daarbij kijken? Hoe definiëren we de Limes?
Hoe selecteren we de terreinen die straks voorgedragen worden? Hoe verhoudt inhoudelijke
onderbouwing zich tot ruimtelijk-economische mogelijkheden? En wat heeft de maatschappij er
eigenlijk aan?
Paneldiscussies
1. Positieve ervaringen met archeologische begeleidingen: landschap en de gemeentelijke AMZ
Organisator: Monika van Alkemade (gemeente Den Haag)
Tijdens de Reuvensdagen 2013 werd in de sessie “Een nieuwe leefomgeving voor de
prospectiearcheologie” gesteld dat de aandacht voor het landschap is toegenomen, maar nog te
weinig navolging vindt in onderzoeksstrategieën die leiden tot nieuwe, betekenisvolle kennis over
het archeologische landschap en de aanwezigheid daarin van de mens. De kenniscyclus dreigt dus te
stagneren. Voortbordurend daarop zal de gemeente Den Haag in deze sessie laten zien hoe zij
kansen benut om via de gemeentelijke AMZ een landschappelijke aanpak te realiseren. De
presentatie omvat casestudies die illustreren hoe archeologische begeleidingen kunnen worden
ingezet om inzicht te verwerven in het landschap in de brede zin van het woord (biotisch/biologie en
abiotisch/geo(morfo)logie) en hoe de resultaten daarvan ten goede komen aan de gemeentelijke
AMZ. In de discussie daarna buigen we ons over de vraag hoe de kenniscyclus weer in gang gezet kan
worden. Wat is ervoor nodig om in de huidige AMZ-context een landschappelijke aanpak te
realiseren? Wat zijn de kansen en knelpunten? Verdient de Haagse aanpak navolging? En is dat
overal haalbaar?
2. Archeologie en ethiek
Initiatiefnemer: Hans Schraven
Voorzitter: Riemer Knoop
3
Reuvensdagen 20 en 21 november 2014, Koninklijke Schouwburg, Den Haag
Papers inzenden tot en met 9 juni 2014 aan [email protected]
Voorwaarden: zie www.reuvensdagen.nl
Iedere archeoloog kent de beroepscodes van het vakgebied. De geschreven en ongeschreven mores
van hoe je je als professional en ook als amateur dient te gedragen in dienst van de bescherming van
het erfgoed. Ook wetenschappelijke gedragscodes zijn van toepassing op het archeologische
werkveld. Tussen ‘goed’ en ‘slecht’ zit echter een heel groot grijs gebied en waar loopt precies de
grens tussen wat nog net wel kan en wat absoluut niet meer. Aan de hand van casus uit de dagelijkse
praktijk zal in deze ‘lagerhuisdiscussie’ met een panel gezocht worden naar de grenzen en gekeken
worden naar de beweegredenen van archeologen grenzen op te rekken of – in de ogen van collega’s
– zelfs te overschrijden. Ook komt het solistisch optreden van archeologen aan bod: creëren
archeologen voldoende mogelijkheden voor second opinions en organiseren zij hun feedback wel
altijd even goed?
3. Een toekomst voor artefacten en monsters
Voorzitter: Roel Lauwerier
Bij archeologisch veldonderzoek worden niet alleen artefacten maar ook monsters en materialen
voor specialistisch onderzoek geborgen. Echter, waar artefacten standaard worden geregistreerd en
opgeslagen in de archeologische depots is dit niet het geval voor zeefresiduen, slijpplaten, DNA-en
isotopenmonsters etc. Die worden vaak na afronding van het onderzoek gedeselecteerd of blijven
deels achter bij de specialisten (binnen en buiten Nederland), met als consequentie dat ze
kwijtraken, worden weggegooid of dat hun bestaan wordt vergeten. Ook meetgegevens - zoals
uitkomsten van chemische of isotopenanalyses of micromorfologische interpretaties - zijn vaak niet
gedeponeerd waardoor deze onderzoeksgegevens ook gevaar lopen te verdwijnen. In deze sessie
willen we deze problematiek behandelen, en proberen oplossingen te zoeken. De sessie zal bestaan
uit een aantal presentaties gevolgd door een paneldiscussie.
Overige werkvormen
1. Workshop Vlaardingenaardewerk
Voorzitter: Simone Bloo
Het aardewerk uit de Vlaardingencultuur is in het verleden regelmatig onderzocht. Er is een typologie
opgezet gekoppeld aan stratigrafie uit de jaren zestig van de vorige eeuw, maar hier zitten hiaten in
en het is gebaseerd op afwezigheid van bepaalde vormen. De typologie is daardoor moeilijk
bruikbaar bij het determineren van het aardewerk. Nieuwe pogingen tot het opzetten van een
chronologische typologie stranden door gebrek aan materiaal en goede dateringen. Ook is niet altijd
duidelijk welke termen waar voor gebruikt worden (vormtype B versus VL1b versus midden-fase,
bijvoorbeeld). Op de Steentijddag 2014 zijn deze problemen besproken aan de hand van de Haagse
Wateringse Binnentuinen, een grote vindplaats met meerdere huisplattegronden en enorm veel
scherven. Tijdens de Reuvensdagen willen we een eenheid in het verhaal (over onder andere
vormenrijkdom, verschraling, versieringstypen, aan- of afwezigheid van beker-aardewerk) en in de
determinaties te krijgen met als doel dat het aardewerk van diverse vindplaatsen makkelijker
onderling te vergelijken is. Ook het Stein-aardewerk uit Oost- en Zuid-Nederland willen we hierbij
betrekken.
In een beperkt aantal lezingen willen we de problematiek schetsen en daarna in de discussie een
antwoord proberen te formuleren. Dit willen we dan graag meteen toetsen aan materiaal van
diverse vindplaatsen dat we ter plekke kunnen onderzoeken en vergelijken.
Medewerking is inmidddels toegezegd door Monique van Veen, Daan Raemaekers, Sandra
Beckerman en Leo Verhart.
4
Reuvensdagen 20 en 21 november 2014, Koninklijke Schouwburg, Den Haag
Papers inzenden tot en met 9 juni 2014 aan [email protected]
Voorwaarden: zie www.reuvensdagen.nl
2. Round table Depotvondsten voorspeld: voorbij het natte voeten model
Voorzitter: Bjorn Smit (RCE)
Vooralsnog voorspellen de huidige verwachtingsmodellen de ligging van prehistorische
nederzettingen en in mindere mate de ligging van grafvelden in het huidige landschap. Echter rituele
aspecten van prehistorische gemeenschappen komen in deze modellen niet of nauwelijks aan bod.
Met betrekking tot depot- en rituele vondsten wordt toch veelal gedacht aan locaties in of nabij
water in “marginal landschapes”. Een goed voorbeeld hiervan zijn de ‘toevalsvondsten’ van rituele
deposities op locaties in landschapszones die veelal een lage verwachting hebben. Doel van
workshop is bediscussiëren in hoeverre de locatie waar depotvondsten of rituele vondsten liggen te
voorspellen is. Om deze discussie vorm te geven zullen er twee korte bijdragen geleverd worden
door een voor- en tegenstander van het voorspellen van depot- en rituele vondsten. Overigens is het
uitdrukkelijk niet de bedoeling om de algemene discussie over verwachtingsmodellen te voeren. Het
resultaat van deze round table is inzichten te verwerven en visies te ontwikkelen over hoe in de
toekomst de ligging van depot- en rituele vondsten te voorspellen is.
3.Steentijdvindplaatsen aks ‘bijvangst’ van opgravingen Hoe gaan we er mee om en wat leren we
ervan?
Voorzitter: Eelco Rensink
Tijdens (grootschalige) opgravingen van vindplaatsen uit bijvoorbeeld de late prehistorie of Romeinse
tijd komt het voor dat ouder vondstmateriaal en/of sporen uit de Steentijd onverwachts aan het licht
komen. Gezien de regelmaat waarmee dit gebeurt, met name in het Pleistocene deel van Nederland,
verdient deze categorie van niet-gekarteerde vindplaatsen onze volle aandacht. Feitelijk is er sprake
van toevalvondsten tijdens gravend onderzoek. Wat zijn de kenmerken van deze Steentijdvindplaatsen, waarom zijn ze tijdens vooronderzoek niet als zodanig herkend en hoe wordt er tijdens
de reeds lopende opgraving mee omgegaan? Wat kunnen we leren van onze ervaringen met het oog
op betere methoden en technieken van prospectie in de toekomst?
4. Open source tools voor archeologisch Nederland
Organisator: Rein van ’t Veer
Er valt in de Nederlandse archeologie veel te winnen met betere tools voor informatiebeheer. Het
E&L-projectteam (Erfgoed & Locatie, DEN) faciliteert erfgoedinstellingen in het betrekken en
verbreden van hun eigen doelgroepen, door de mogelijkheden van locatief historisch erfgoed in te
zetten gebaseerd op de principes van het semantisch web.
De workshop richt zich op het inventariseren van de wensen van de archeologische
gebruikersgemeenschap: diegenen die werken met archeologische gegevens en die kansen zien in de
ontwikkeling van web-gebaseerde gereedschappen voor het verzamelen, verrijken, ontsluiten en
overdragen van archeologische kennis, in open en interoperabele samenwerkingsvormen.
Mogelijke wensen kunnen zijn:
• Gezamenlijke ontwikkeling van opensource-software voor het web.
• Online kaart-gebaseerde multi-user-webtools voor kantoor en veld, met centrale opslag.
• Tools voor het georefereren van kaartmateriaal, vectoriseren van oud onderzoek, import,
invoer en export van veldgegevens, of geotaggen van beeldmateriaal.
• Data uit verschillende bronnen (ook uit andere erfgoeddomeinen) combineren en waar
mogelijk downloaden, zoals historisch kaartmateriaal, monumenten of prenten.
• Embedden van digitale kaarten op de eigen website.
5
Reuvensdagen 20 en 21 november 2014, Koninklijke Schouwburg, Den Haag
Papers inzenden tot en met 9 juni 2014 aan [email protected]
Voorwaarden: zie www.reuvensdagen.nl
•
Aanleggen van referentiecollecties voor bijvoorbeeld typologieën van aardewerk of
huistypen.
• Slimme toepassingsonderdelen voor bijvoorbeeld stratigrafische analyse en -visualisatie.
• Dynamische datamodellen, nieuwe referentiedata direct beschikbaar stellen voor andere
gebruikers.
• Open data waar het kan, gesloten waar het moet.
• Mogelijkheden voor de overdracht van data.
Om alle mogelijke wensen zo goed mogelijk te kunnen inventariseren en ook daadwerkelijk gewenste
en zinvolle ontwikkelingen te realiseren is de betrokkenheid van deelnemers essentieel. We zoeken
voor deze workshop dus actieve, enthousiaste meedenkers, en deelnemers die 'eigenaar' willen
worden van een bepaalde toepassing en die bereid zijn hierin op de een of andere manier bij te
dragen.
6