Schrijvers over muziek | De la musique et des mots Benno Barnard : Henry Purcell BOZAR LITERATURE vroeg 11 schrijvers een tekst te schrijven over een concert dat dit seizoen in het Paleis voor Schone Kunsten plaatsvindt. De literaire hommages aan hun favoriete componisten en muzikanten zijn elke maand te lezen in de concertprogrammaboekjes. De teksten zijn ook gebundeld in de aparte publicatie The Space between the Notes. Benno Barnard schreef over King Arthur van Henry Purcell naar aanleiding van de uitvoering door La Fenice op 10 februari 2015. Voorafgaand aan het concert is er een gesprek met de auteur. BOZAR LITERATURE a demandé à 11 écrivains de rédiger un texte sur un compositeur ou musicien de leur choix programmé par BOZAR MUSIC cette saison. Chaque mois, vous découvrirez dans nos programmes de concert un de ces 11 hommages littéraires. Ceux-ci feront également l’objet d’un recueil The Space between the Notes. L’écrivain Benno Barnard partage sa passion pour King Arthur de Henry Purcell à l’occasion de l’exécution de cette œuvre par La Fenice le 10 février 2015. Concert précédé d’un entretien avec l’auteur. Arthur, koning van een erotisch eiland De gelukkige die een beetje Venus ooit de aria ‘Fairest Isle’ heeft horen zingen, is sindsdien ongeneeslijk anglofiel, of anders is hij potdoof. Die aria komt uit de zogenaamde semi-opera King Arthur, or the British Worthy van Henry Purcell, libretto John Dryden. We schrijven het jaar 1691, twee jaar na de Glorious Revolution. Dryden was als Hofdichter katholiek geworden, maar na de revolutie uit zijn ambt ontzet, zodat hij begrijpelijk genoeg ietwat sceptisch stond tegenover de nieuwe protestantse vorsten, William III en Mary II. Zijn libretto bevat dan ook de nodige kritische kwinkslagen aan het adres van de anglicaanse (protestantse) staatskerk. Het zegt veel over het glorieuze van de revolutie dat dit werd geduld en niet weggesneden door een censor. Tegen deze politieke achtergrond ontvouwt zich het tamelijk krankzinnige verhaal over de verloofde van koning Arthur, die geschaakt wordt door de Saksische koning van Kent. Arthur gaat naar haar op zoek en dwaalt door betoverde bossen, dwaallichten spoken rond zijn ridders, niets is wat het lijkt, maar alles is in hoge mate Engels, midzomernachtsdroomachtig en tamelijk ondeugend. In die Brits-mythologische sfeer wordt het patriottische karakter nooit militaristisch van aard; het is integendeel erotisch: dit ‘fairest isle’, dit ‘mooiste van alle eilanden’, is de zetel van de liefde en de favoriete natie van Cupido. Een semi-opera bevat gesproken tekst en het libretto is dus belangrijker dan het onverstaanbaar gekwinkeleer in de meeste opera’s. Het opmerkelijkste aan King Arthur – behalve de geniale barok van Purcell – lijkt mij het superieure spel dat Dryden speelt met de populaire clichés over Engeland als een koud en vochtig eiland, bewoond door koppige roodharigen met lelijke vrouwen. Zo is er de welbekende scène waarin Cupido de ‘Koude Genius’ van Brittannië opwekt en hem uitscheldt voor seniele ouwe dwaas. De liefde zegeviert, het wordt weer lente – C.S.Lewis imiteert de symboliek van Engeland dat als het ware verrijst vanuit smeltende sneeuw in The Lion, the Witch and the Wardrobe – en iedereen valt in iedereens armen. Het is, behalve Britse mythologie, ook een vermakelijke parodie op de buitenlandse vooroordelen over het Britse klimaat, zoals die overal bestaan en misschien wel het allermeest in het vaderland van de opera. Het verhaal is verrukkelijk oppervlakkig, sensueel, erotisch en seksueel. Niks legendarische lelijkheid van de vrouwelijke eilandbewoners, niks verkrampte bovenlip en geen seks alsjeblieft, wij zijn Brits. Nee, ook dat cliché wordt geparodieerd: het ‘mooiste eiland’ uit de aria van Venus is één groot liefdesnest, één geurige hooiberg, één weelderige heuvelflank vol herdertjes en herderinnetjes. Natuurlijk, die libidineuze teneur van King Arthur valt voor ons besef moeilijk te rijmen met de godsdienstige preoccupaties van de zeventiende eeuw. Maar we moeten voor ogen houden dat de meeste Engelsen buitengewoon opgelucht waren dat ze Oliver Cromwell en die afschuwelijke puriteinen hadden verjaagd. Seksuele allusies waren dan ook alomtegenwoordig in het theater van de Restauratie (de periode na 1660, toen de monarchie hersteld was). Het grote publiek was er dol op. Gelooft u dus nooit Engelsen die pretenderen preuts te zijn: het is een wellustig volkje. Benno Barnard (1954) houdt volgens eigen zeggen evenveel van Engeland als van zijn vrouw (die Amerikaanse is). Hij heeft een deel van zijn jeugd in Engeland doorgebracht, wat van hem een minnaar van de Engelse poëzie en het Engelse platteland heeft gemaakt, maar ook van het anglicanisme, de monarchie en bij uitbreiding de hele Britse geschiedenis. Een vage buitenlander (2009) is een uitermate persoonlijk verslag van die obsessieve liefde: ‘een kinderboek voor volwassenen’. Foto © Renata Barnard Arthur, roi d’une île érotique Le bonheur qu’il y a à entendre une Vénus un tant soit peu douée chanter l’aria Fairest Isle fait de quiconque n’est pas sourd comme un pot un anglophile impénitent. Cet air provient de King Arthur, or The British Worthy, semi-opéra de Henry Purcell sur un livret de John Dryden. L’œuvre a été donnée pour la première fois en 1691, deux ans après la Glorieuse Révolution. Poète de cour, Dryden était devenu catholique ; déchu de sa charge à la suite de ces événements, on comprend qu’il ait nourri un certain scepticisme à l’égard de Guillaume III et Marie II, les nouveaux souverains protestants. En conséquence, son livret renferme des saillies envers l’Église anglicane. Les ciseaux d’Anastasie ne sont pas passés par là : la chose est révélatrice de la dimension glorieuse de la révolution en question. C’est sur cette toile de fond politique que se déroule l’histoire plutôt échevelée de la fiancée du roi Arthur, ravie par le roi saxon du Kent. Arthur part à la recherche de sa belle, il erre à travers des forêts enchantées ; des feux follets rodent autour de ses chevaliers. Tout est faux-semblant et paraît en même temps très « anglais », baignant dans une atmosphère plutôt polissonne de songe d’une nuit d‘été. À l’intérieur de cette mythologie britannique, le caractère patriotique ne revêt en rien une nature militariste ; il est au contraire érotique : cette fairest isle, la « plus belle de toutes les îles », figure le siège de l’amour et la nation préférée de Cupidon. Le texte d’un semi-opéra étant en partie parlé, le livret se révèle plus important que les ramages inintelligibles de la plupart des opéras. L’élément le plus remarquable de King Arthur – à côté du génie baroque de Purcell – me semble être l’incomparable partition que joue Dryden avec les clichés populaires qui réduisent l’Angleterre à une île froide et humide, peuplée de rouquins butés et de femmes laides. Par exemple dans la fameuse scène où Cupidon arrache le « Génie du froid » de la Grande-Bretagne à son sommeil glaciaire avant de le traiter de vieux fou sénile. L’amour triomphe, le printemps fait son retour – dans Le Lion, la Sorcière blanche et l’Armoire magique, C. S. Lewis reprendra le symbolisme d’une Angleterre ressuscitant des neiges – et tout le monde tombe dans les bras de tout le monde. À la mythologie britannique s’ajoute une parodie amusante des préjugés que cultivent les étrangers quant au climat de l’île, préjugés qui existent partout et peut-être plus encore dans la patrie de l’opéra. L’histoire est d’une exquise superficialité, sensuelle, érotique et empreinte de sexe. La laideur légendaire de la gent féminine ? la lèvre retroussée à l’idée de trousser ou de se faire trousser ? non, rien de tout cela. Ce cliché est lui aussi parodié : la « plus belle île » de l’aria de Vénus est une alcôve à ciel ouvert, une meule de foin odorante, une colline luxuriante sur les flancs de laquelle grouillent bergers et bergères. Aujourd’hui bien sûr, nous éprouvons quelque difficulté à concilier teneur libidineuse du King Arthur et préoccupations religieuses du XVIIe siècle. En réalité, il ne faut pas oublier que la plupart des Anglais furent extrêmement soulagés d’être débarrassés d’Oliver Cromwell et des abominables puritains. Les allusions sexuelles étaient monnaie courante dans le théâtre de la Restauration (la période postérieure à 1660, une fois la monarchie restaurée). Le grand public en raffolait. En d’autres mots, ne croyez jamais un Anglais ou une Anglaise qui se dit prude : les Anglais sont un peuple de voluptueux. (Traduction : Daniel Cunin) Né aux Pays-Bas en 1954, Benno Barnard dit aimer tout autant l’Angleterre que son épouse (d’origine américaine). Il a souvent séjourné dans ce pays, devenant un anglophile inconditionnel Trois livres ont paru en français au Castor Astral : Le Naufragé, (2003), Fragments d’un siècle. Une autobiographie généalogique (2005) et La Créature : monologue (théâtre) (2007). Photo © Renata Barnard