Onderwijsagenda - Vrije Universiteit Amsterdam

ONDERWIJS
OP KOERS
ONDERWIJSAGENDA
VRIJE UNIVERSITEIT
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
1
INHOUD
INLEIDING3
Doelstellingen en resultaten
Terugblik 2013 en vooruitblik 2014
3
4
HOOFDSTUK 1: DOELSTELLINGEN EN RESULTATEN
7
1.1 Kwaliteitszorg op orde
1.2 Kwaliteit en studiesucces bacheloronderwijs
1.3 Onderscheidend en internationaal zichtbaar
(post) graduate onderwijs
1.4 Inspirerende en professionele docenten
1.5 Hoogwaardige student- en onderwijsondersteuning
9
10
10
HOOFDSTUK 2: AANPAK
13
HOOFDSTUK 3: PRIORITEITEN EN PLANNING 2014
17
2.1 2.2 2.3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 Organisatie
Prestatieplannen en projecten
Financiering
Kwaliteitszorg op orde
Kwaliteit en studiesucces bacheloronderwijs
Onderscheidend en internationaal zichtbaar
(post) graduate onderwijs
Inspirerende en professionele docenten
Hoogwaardige student- en onderwijsondersteuning
BIJLAGE: BACHELOR- EN MASTERRICHTLIJN
2
ONDERWIJS OP KOERS
7
8
13
14
14
17
17
18
18
18
21
INLEIDING
Het onderwijs heeft voor de VU grote prioriteit.
Daar zijn verschillende redenen voor:
• De groei van het aantal studenten
(van 15.777 in 2002 naar 25.063 in 2011)
heeft ertoe geleid dat de kwaliteit van het
onderwijs onder druk staat. De VU is haar
imago van betrokken, goed georganiseerde
universiteit kwijtgeraakt.
• Het aantal studenten dat binnen 4 jaar
hun bachelor diploma haalt (in 2011 63%)
is te laag.
• Uit de Nationale Studenten Enquête (NSE)
blijkt dat studenten van de VU negatiever
oordelen over de voorbereiding op de
beroepsloopbaan, de informatie­
voorziening, toetsing en beoordeling,
betrokkenheid van docenten en de
huisvesting dan studenten van andere
universiteiten.
De samenleving, de politiek en niet in de
­laatste plaats de studenten, stellen terecht
steeds hogere eisen aan het onderwijs. De VU
heeft de afgelopen jaren belangrijke stappen
gezet om de kwaliteit van het onderwijs, het
studiesucces en de studenttevredenheid te
verbeteren. Jaarplannen en jaarverslagen
laten zien dat de faculteiten serieus werk
maken van de verbetering van de kwaliteit van
het onderwijs. We zijn er echter nog niet. In
het Instellingsplan en de daarop gebaseerde
prestatieafspraken met OCW heeft de VU de
lat hoog gelegd. Het realiseren van onze
ambities vraagt een integrale aanpak, gericht
op het tot stand brengen van een ambitieuze
onderwijscultuur, waarin veel van studenten
wordt gevraagd, docenten uitdagend onder­
wijs geven, de onderwijsorganisatie op orde
is en verantwoordelijkheden eenduidig zijn
belegd, de ondersteuning van het onderwijs
goed verloopt en de kwaliteitszorg uitstekend
georganiseerd is.
Om de integrale aanpak te waarborgen zijn de
diverse onderwijsplannen zoals geformuleerd
in de Onderwijsvisie, het Instellingsplan en de
daaruit voortgekomen richtlijnen voor het
bachelor- en masteronderwijs1 en het project­
plan Instellingstoets Kwaliteitszorg in één
document samengevat: De Onderwijs­agenda.
In de Onderwijsagenda wordt focus en priori­
tering aangebracht en wordt de aansturing op
de uitvoering van de plannen aangescherpt.
DOELSTELLINGEN EN RESULTATEN
De Onderwijsagenda heeft vijf algemene
doelstellingen:
1. Kwaliteitszorg op orde
2.Kwaliteit en studiesucces bachelor­
onderwijs
3.Onderscheidend en internationaal zicht­
baar (post) graduate onderwijs
4. Inspirerende en professionele docenten
5.Hoogwaardige student- en onderwijs­
ondersteuning
De beoogde resultaten van de Onderwijs­
agenda zijn:
a.De VU doorloopt in 2014 met succes de
Instellingstoets Kwaliteitszorg en pakt
eventuele verbeterpunten aan.
b.De VU realiseert in 2015 de prestatie­
afspraken rond rendement en excellentie
met de voormalige staatssecretaris, dat
wil zeggen:
• 75% van de studenten die zich na het
eerste jaar herinschrijft haalt binnen
4 jaar het bachelor diploma (in 2011:
63%).
1. Zie bijlage
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
3
• H
et percentage voltijd bachelor­
studenten dat na 1 jaar studie niet meer
bij de VU staat ingeschreven bedraagt
15% of minder (in 2011: 18,3%).
• Minder dan 7% stapt na 1 jaar studie
over naar een andere studie (in 2011:
7,2%).
• 10% van alle bachelorstudenten neemt
deel aan een honoursprogramma
(inclusief het AUC) (in 2011: 7.6%).
• Alle eerstejaarsstudenten hebben per
week gemiddeld ten minste 12 contact­
uren (onderwijs en tutoring) (in 2011:
12 uur).2
• Het aantal bachelorprogramma’s is
teruggebracht tot (minder dan) 40
(in 2011: 50).3
c.In 2016 zijn alle masteropleidingen
gebaseerd op internationaal zichtbaar
onderzoek, is het rendement van de
masteropleidingen verhoogd en draagt het
aanbod aan post-graduate onderwijs bij
aan zinvolle kennis­circulatie tussen het
afnemend veld en de VU.
d.In 2015 zijn docenten geprofessionaliseerd
en tellen onderwijsprestaties zichtbaar
mee in een wetenschappelijke loopbaan.
e.De VU scoort in 2015 aanzienlijk beter op het
gebied van studenttevredenheid in de NSE.
In hoofdstuk 1 worden zowel de vijf doel­
stellingen als de beoogde resultaten verder
uitgewerkt.
TERUGBLIK 2013 EN VOORUITBLIK 2014
Zoals de term agenda al aangeeft wordt
jaarlijks een update van de plannen gemaakt.
De eerste versie van de onderwijsagenda
stamt van januari 2013, de voorliggende
versie betreft de stand van zaken en priori­
teiten voor 2014.
2013
In 2013 lag de nadruk op het vaststellen van de
prestatieplannen van faculteiten en diensten
en het toekennen van de bijbehorende
budgetten. Daarnaast zijn grote stappen gezet
in de voorbereiding op de Instellingstoets
Kwaliteitszorg. De onderwijsvisie is geactua­
liseerd en in een groot aantal sessies met
faculteiten, medewerkers en studenten
besproken. Ook zijn de richtlijnen voor
bachelor- en masteronderwijs aangepast en
is een procedure vastgesteld waarbij facul­
teiten op grond van onderwijsinhoudelijke
redenen het CvB om toestemming voor
uitzondering op de richtlijn kunnen vragen.
Tot slot is de organisatie rond de Onderwijsagenda ingericht.
Na een jaar kunnen we vaststellen dat een
aantal beoogde resultaten is behaald en
dat we met de meeste andere op de goede
weg zijn:
• Kwaliteitszorg: de leden van examen­c­ommissie zijn geschoold en worden beter
ondersteund. Sinds afgelopen september
worden cursussen voor een groot deel
digitaal geëvalueerd.
• Bacheloronderwijs: studenten kunnen hun
programma flexibeler invullen doordat
alle opleidingen de uniforme jaarkalender
2. Met de staatssecretaris van OCW is afgesproken dat eerstejaarsstudenten tenminste 12 contact­
uren per week hebben. Intern hanteert de VU een hogere ambitie, die ook is vastgelegd in de richtlijn
bacheloronderwijs Vrije Universiteit: tenminste 14 contacturen in het eerste bachelorjaar en
tenminste 12 contacturen in het tweede en derde bachelorjaar.
3. Daarnaast bevat de prestatieafspraak de afspraak om de indirecte kosten te reduceren van 20,7% in
2011 naar 19,7% in 2015.
4
ONDERWIJS OP KOERS
van 8-8-4 hebben ingevoerd. Alle
op­leidingen hebben een mentor en/of
tutorsysteem ingevoerd.
• Graduate Onderwijs: de start van de master
wordt duidelijker gemarkeerd na invoering
van de harde knip in september 2013.
Ook is een begin gemaakt met het cohort­model voor de masters: studenten kunnen
niet meer halverwege een programma
instromen maar starten aan het begin;
de meeste opleidingen hebben maar één
instroommoment. Uitzonderingen zijn
alleen toegestaan na expliciete instem­
ming van het CvB.
• Professionele docenten: het scholing­
programma voor docenten is gecomple­
teerd door naast de BKO ook met een SKO
traject te starten én met een leergang
Onderwijskundig leiderschap. Het percen­
tage docenten met een BKO is sinds de
nulmeting in 2011 gestegen van 24% naar
41% per september 2013.
• Student- en onderwijsondersteuning: in mei
2013 is de digitale toetszaal geopend.
Afgelopen zomer zijn in het gebied rond de
centrale hal meer zit- en overlegplekken
voor studenten gecreëerd. Een aantal
etages in het hoofdgebouw is opnieuw
ingericht, waarbij onder andere de collegezalen zijn gemoderniseerd. De capaciteit
van het draadloos netwerk is uitgebreid.
Er is een gecombineerde en ruimere
balie voor IT, Studentenadministratie
en Internationalisering ingericht.
Op 16 oktober 2013 is de app Studyspot
geïntroduceerd, waarmee studenten kun­
nen zien of er ergens zaalruimte leeg is die
ze vervolgens zelf kunnen reserveren.
2014
In deze 2014 versie van de Onderwijsagenda
is een aantal wijzigingen aangebracht:
• De doelen en resultaten zijn aangepast
aan de actuele onderwijsvisie, de prestatieafspraken met OCW en de Lerarenagenda
van de VSNU (zie hoofdstuk 1).
• De beoogde resultaten zijn geactualiseerd.
Wat is gerealiseerd is er uit of wat door de
herziening onderwijsvisie en bachelor- en
masterrichtlijnen is vervallen, is geschrapt
en bij alle resultaten is een termijn
opgenomen. Ook zijn de resultaten uit het
Projectplan Instellingstoets Kwaliteitszorg
toegevoegd.
• De organisatie rond de Onderwijsagenda
is gedetailleerder beschreven
(zie hoofdstuk 2).
• Er is een overzicht met het totaal aan
middelen voor de Onderwijsagenda
toegevoegd en een verdeling van de
prestatiemiddelen over de faculteiten.
• Er is een hoofdstuk met prioriteiten en
planning 2014 toegevoegd (zie hoofdstuk 3).
• De projecten zijn geactualiseerd en voor­
zien van deadlines en de stand van zaken.
• Tot slot is de tekst wat ingekort en zijn
bepaalde hoofdstukken samengevoegd.
Begin 2015 verschijnt opnieuw een update van
de Onderwijsagenda.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
5
HOOFDSTUK 1
DOELSTELLINGEN EN
RESULTATEN
In dit hoofdstuk worden de vijf algemene
doelstellingen beschreven en wordt per
doelstelling aangegeven wat subdoelen zijn
en tot welke resultaten deze zullen leiden.
1.1
KWALITEITSZORG OP ORDE
Doel
De kwaliteitszorg van de VU wordt verder
op orde gebracht. Het doel hiervan is:
a.De VU optimaal voorbereiden op de
Instellingstoets Kwaliteitszorg.
b.De kwaliteitszorg op een hoog niveau
consolideren.
Beoogde resultaten
Ad a. De VU is in februari 2014 optimaal voorbereid op de Instellingstoets Kwaliteitszorg:
• De onderwijsvisie is vastgesteld en
verankerd.
• Het handboek onderwijskwaliteit is
geactualiseerd.
• Het systeem van kwaliteitszorg is
geactualiseerd en geïmplementeerd.
• Er is in de planning en controle cyclus
systematisch aandacht voor het
accreditatieportret.
• Het overkoepelend personeelsbeleid op
het terrein van het onderwijs is beschreven.
• Het besturingsmodel is vastgesteld.
• Een aantal bepalende documenten is
vastgelegd in een brochure.
• Er heeft een derde interne audit
plaats­gevonden.
• De kritische reflectie is gereed.
• De bezoeken van de commissie zijn goed
voorbereid.
Ad b. De kwaliteitszorg is per december 2015
structureel verbeterd:
• De sinds september 2013 beschikbare
ondersteuning en scholing voor de leden
van de facultaire examencommissies
wordt geconsolideerd.
• Er is sinds 1 november 2013 een digitaal
evaluatie systeem beschikbaar voor alle
faculteiten.
• Voor de zomer van 2014 wordt het beleid
op het gebied van toetsen en beoordelen
vastgelegd in facultair toetsbeleid en
toetsplannen op opleidingsniveau.
• Voor 1 april 2014 wordt een plan vast­
gesteld om de planning en control cycli
rond onderwijs en de begroting beter te
integreren (nieuw).
• Per september 2014 is er een integraal
toetsloket waar informatie en advies over
en ondersteuning bij het ontwikkelen van
toetsen verkrijgbaar is (nieuw).
• Er zijn per september 2014 adequate
formats voor en informatie ten behoeve
van sturing op de prestatieafspraken
beschikbaar.
• Er worden vanaf september 2014 jaarlijkse
professionaliseringssessies georganiseerd
voor OPDO-leden, opleidingsdirecteuren
en beleidsmedewerkers om best practices
uit te wisselen
• Er is per 1 oktober 2014 een plan van
aanpak om de verbeterpunten uit de
Instellingstoets Kwaliteitszorg aan te
pakken (nieuw).
• De kwaliteitszorgprocessen worden vanaf
1 september 2015 in toenemende mate
digitaal ondersteund.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
7
1.2KWALITEIT EN STUDIESUCCES
BACHELORONDERWIJS
Doel
De beoogde doelen zijn:
a.Studenten beter begeleiden zodat ze
minder vaak uitvallen of switchen en
sneller afstuderen.
b.Meer studenten laten deelnemen aan
excellentietrajecten.
c.Het onderwijs zo organiseren dat
studenten hun bachelorprogramma
flexibeler en breder kunnen invullen.
Beoogde resultaten
Ad a. Studenten beter begeleiden zodat ze
minder vaak uitvallen of switchen en sneller
afstuderen:
• Alle bacheloropleidingen hebben vanaf
1 september 2015 14 contacturen in het
1e jaar, 12 contacturen in het 2e en 3e jaar.
• Elke aankomende student krijgt vanaf
1 mei 2014 studiebegeleiding voor de poort
door invoering van matching en studie­
keuze­begeleiding.
• Dankzij een geïntegreerde introductie
periode verloopt voor alle eerstejaars
studenten vanaf 1 september 2015 de
overgang van middelbare school naar
universiteit soepeler (nieuw).
• Alle opleidingen hebben per september
2013 een plan van aanpak opgesteld
met maatregelen om het rendement te
verbeteren en voeren dat uit.
Ad b. Meer studenten laten deelnemen aan
excellentietrajecten:
• Meer honoursplaatsen en meer deel­
nemers zodat per 1 september 2015 ten
minste 10% van de studenten aan een
honourstraject begint.
• Elke student doet vanaf 1 september 2015
een internationale ervaring op in de
bachelorfase.
Ad c. Het onderwijs zo organiseren dat
studenten hun bachelorprogramma
flexibeler en breder kunnen invullen:
• Bacheloropleidingen:
-- Hebben vanaf 1 september 2014 een
vaste structuur bestaande uit een
major van minimaal 90 EC en een
minor/keuzeruimte van 30 EC.
-- Hebben vanaf september 2014 leer­
lijnen met niveauaanduiding per vak.
-- Hebben vanaf september 2014 een
academische kern van ten minste 24 EC
met in ieder geval academische
vorming, methoden en technieken van
wetenschappelijk onderzoek en wijs­
gerige vorming.
-- Worden sinds september 2013 geroos­
terd in de uniforme jaarkalender met
een semesterindeling van 8-8-4.
• Het aantal bachelors wordt teruggebracht
tot 40 door:
-- Brede bachelors in de faculteit.
Letteren per 1 september 2013
-- Intensievere samenwerking tussen
opleidingen in het Amsterdamse bèta
cluster vanaf 1 september 2015.
-- Het invoeren van een brede bachelor
H2LS per 1 september 20174.
4. Onder voorbehoud dat er in 2014 een positieve businesscase kan worden opgesteld
8
ONDERWIJS OP KOERS
1.3 ONDERSCHEIDEND EN
INTERNATIONAAL ZICHTBAAR
(POST) GRADUATE ONDERWIJS
Doel
De beoogde doelen zijn:
a.Een VU-breed internationaal aantrekkelijk
en zichtbaar aanbod aan master­
opleidingen.
b.Invoeren van het cohort model bij
masteropleidingen.
c.Kostendekkend post-graduate onderwijs
dat bijdraagt aan maatschappelijke en
economische valorisatie en is gericht op
kenniscirculatie.
d.Meer en betere universitair geschoolde
leraren opleiden (nieuw nav VSNU
Lerarenagenda).
Beoogde resultaten
Ad a. Een internationaal aantrekkelijk en
zichtbaar aanbod aan masteropleidingen:
• Vanaf 1 september 2014 structureel
verhogen van het aantal instromende
studenten met een buitenlandse voor­
opleiding in de Engelstalige master­
opleidingen (nieuw in onderwijsagenda,
aansluitend op IP doelstelling).
• Er worden vanaf 1 september 2016 alleen
masters aangeboden die gekoppeld zijn
aan internationaal zichtbaar onderzoek.
• Vanaf september 2016 is 85% van de
reguliere5 masteropleidingen Engelstalig.
• Vanaf september 2016 bieden faculteiten
een evenwichtig portfolio aan van zowel
breed toegankelijke als selectieve master­
opleidingen (nieuw: afschaffen doorstroommaster).
Ad b. Invoeren van het cohort model bij
masters:
• Vanaf 1 september 2013 bestaat er tussen
elke BA en MA een harde knip.
• Elk student start bij het begin van het
programma (september 2013).
• Elke master heeft jaarlijks één instroom­
moment (september 2013).
• Er is jaarlijks één feestelijk moment voor
het afstuderen: de Graduation Day
(november 2015).
• Per september 2015 is een intake gesprek
onderdeel van de selectieprocedure voor
masters (nieuw: onderwijsvisie).
Ad c. Kostendekkend post-graduate onderwijs dat bijdraagt aan maatschappelijke
en economische valorisatie en is gericht op
kenniscirculatie:
• Per september 2014 is er een uitgewerkte
en door het CvB vastgestelde visie op het
soort post-graduate onderwijs dat de VU
aanbiedt.
• Per januari 2016 is er zijn de belangrijkste
randvoorwaarden voor goed postgraduate onderwijs6 gecreëerd.
• Per 1 januari 2016 is het aantal deelnemers
aan post-graduate onderwijs toegenomen
met ten minste 5% ten opzichte van
september 2012.
• Per 1 september 2015 start de Amsterdam
University Business school.
Ad d: Meer en beter universitair geschoolde
leraren opleiden:
• Per 1 september 2014 is de samenwerking
met de academische opleidingsscholen
geïntensiveerd.
• Vanaf 1 september 2015 wordt een flexibel
opleidingsarrangement aangeboden.
5. Regulier wil zeggen zonder postinitiële en zonder leraren opleidingen
6. Op het gebied van marketingcommunicatie, HRM, IT-infrastructuur en overige faciliteiten
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
9
• Per 1 september 2015 heeft 60% van de
lerarenopleiders (van de ULO) een VELON7
registratie.
1.5HOOGWAARDIGE STUDENT- EN
ONDERWIJSONDERSTEUNING
1.4INSPIRERENDE EN
PROFESSIONELE DOCENTEN
Ambitie is dat de studenten van de VU meer
tevreden zijn waardoor de VU in 2015 hoger
scoort in de NSE dankzij:
a.Kwalitatief hoogwaardige student- en
onderwijsondersteuning.
b.Goed beschikbare en gestroomlijnde
(studie)informatie.
Doel
De kwaliteit van onderwijs wordt in sterke
mate bepaald door de kwaliteit van docenten.
Goed onderwijs vraagt inspirerende en pro­
fessionele docenten. De beoogde doelen zijn:
a.Een toename van het aantal didactisch
geschoolde docenten
b.Meer zichtbare waardering voor
onderwijsprestaties.
Beoogde resultaten
Ad a. Een toename van het aantal didactisch
geschoolde docenten:
• Per 1 december 2015 heeft 60% van de staf
een Basis kwalificatie onderwijs (BKO).
• Per 1 december 2015 heeft 15% van de staf
een Senior kwalificatie onderwijs (SKO).
• Per 1 september 2015 hebben 25 docenten
de leergang Onderwijskundig leiderschap
afgerond.
• Per 1 september 2015 heeft de eerste
groep van 15 docenten de pilot inter­
culturele competenties afgerond (nieuw
nav diversiteitsprogramma).
Ad b. Meer zichtbare waardering voor
onderwijsprestaties:
• Per 1 januari 2015 zijn in de beoordelings­
meetlatten voor wetenschappelijk
personeel de onderwijsprestaties
geconcretiseerd (nieuw, nav conferentie
talentbeleid).
• Per 1 januari 2017 zijn 10 hoogleraren
met een onderwijsprofiel benoemd.
• Per 1 januari 2017 hebben 40 UHD’s een
sabbatical opgenomen.
7. VELON = Vereniging lerarenopleiders Nederland
10
ONDERWIJS OP KOERS
Doel
Beoogde resultaten
Ad a. Kwalitatief hoogwaardige student- en
onderwijsondersteuning:
• Per 1 november 2014 is de capaciteit en
betrouwbaarheid van het WI-FI meetbaar
verbeterd.
• Per 1 april 2014 voert de rector eens per
kwartaal een gesprek met een studenten­
panel over de student- en onderwijs­
ondersteuning (nieuw nav audit).
• Per november 2014 is er een heldere visie
op wat de consequenties van intensivering
en herinrichting van het onderwijs zijn
voor de eisen die aan onderwijsruimtes en
onderwijsfaciliteiten worden gesteld.
• Per 1 januari 2016 is de digitale leer­
omgeving geüpgrade.
Ad b. Goed beschikbare en gestroomlijnde
(studie)informatie:
• Per 1 september 2014 is de nakijktermijn
van toetsen teruggebracht tot 10 werk­
dagen.
• Per 1 januari 2015 wordt jaarlijks een
enquête onder alumni gehouden en de
resultaten ervan besproken met het OPDO
(nieuw nav de onderwijsvisie).
• Per 1 september 2015 is het digitaal
informatieloket voor studenten operatio­
neel en is de communicatie met studenten
gestroomlijnd.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
11
HOOFDSTUK 2
AANPAK
2.1ORGANISATIE
De bestuurlijke aansturing van de
Onderwijsagenda ligt bij het CvB; de rector
magnificus is als de portefeuillehouder voor
het onderwijs de eerstverantwoordelijke voor
het realiseren van de Onderwijsagenda en
voor de bestuurlijke aansturing van de
faculteiten en diensten, voor zover het hun
bijdragen aan de Onderwijsagenda betreft.
Voor de duur van de Onderwijsagenda (20132015) is een programmamanager onderwijs
aangesteld, die onder aansturing van de
rector magnificus de uitvoering van
de Onderwijsagenda coördineert. Taken van
de programmamanager onderwijs zijn:
• Bewaken van de voortgang van de
Onderwijsagenda.
• Zorgen voor afstemming tussen de
betrokken diensten en faculteiten.
• Analyseren van de tussentijdse resultaten.
• Waar nodig voorstellen doen voor aan­
passingen in de Onderwijsagenda en het
aanpalende beleid.
De organisatie van de Onderwijsagenda
bestaat uit vier gremia:
a.Het OPDO, dat onder leiding van de rector
magnificus de regie voert over de uit­
voering van de Onderwijsagenda. Daarbij
gaat het vooral om de afstemming tussen
de faculteiten en de uitvoering van
VU-brede projecten. In het OPDO worden
besluiten genomen over de uitvoering van
de Onderwijsagenda.
b.De Project werkgroep van het OPDO die het
projectportfolio van het OPDO toetst en de
voortgang ervan monitort. De werkgroep
wordt voorgezeten door de programma­
manager onderwijs en bestaat verder
uit drie OPDO-leden (afkomstig uit resp.
de alfa, bèta en gamma faculteiten), een
vertegenwoordiger van Bureau project­
regie en de secretaris van het OPDO.
c.Het programmateam Onderwijsagenda, dat
wekelijks de voortgang van de onderwijs­
agenda bespreekt. Het programmateam
bestaat uit het hoofd Onderwijs en
Kwaliteitszorg van de dienst SOZ, de
secretaris van het OPDO, de programma­
secretaris en de programmamanager
onderwijs (vz.). Afhankelijk van de agenda
schuiven medewerkers van de dienst
Communicatie en Marketing en Bureau
Projectregie aan.
d.De denktank Onderwijsagenda die maande­
lijks de tussentijdse resultaten analyseert
en voorstellen doet voor aan­passingen.
De denktank bestaat uit de programma­
manager onderwijs (vz.) en de programmasecretaris en is verder samengesteld uit
ondersteunend personeel met expertise
op het terrein van financiële control en
statistische analyse.
Om de beoogde verbetering van de kwaliteit
van het onderwijs en het studiesucces daad­
werkelijk te realiseren is een andere manier
van werken nodig. Dat stelt hoge eisen,
vooral aan de portefeuillehouders onderwijs.
Er wordt in overleg met het OPDO een
professionaliseringsprogramma opgesteld
om hen toe te rusten voor hun nieuwe rol.
Dit programma start voor de zomer van 2014
met een werkbezoek aan een buitenlandse
universiteit. Optioneel volgen afzonderlijke
OPDO-leden individuele trajecten.
In de maandelijkse nieuwsbrief Onderwijs op
Koers, wordt over de voortgang van de onder­
wijsagenda gecommuniceerd. Daarnaast zijn
er enkele themapagina’s op VUnet over de
Instellingstoets Kwaliteitszorg en
Onderwijsagenda waar behalve informatie
over recente ontwikkelingen ook achtergrond
stukken te vinden zijn. De rector bezoekt
regelmatig faculteiten om op hun onderwijs­
dagen en verwante bijeenkomsten over het
onderwijs te spreken.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
13
De programmamanager schuift, waar nodig,
aan bij diverse overleggen (zoals het HO, het
ICTO overleg) om vragen over de onderwijs­
agenda te beantwoorden.
2.2PRESTATIEPLANNEN EN
PROJECTEN
De uitvoering van de Onderwijsagenda vindt
plaats langs twee lijnen:
a.Meerjarige afspraken met faculteiten,
vastgelegd in prestatieplannen.
b.VU-brede projecten.
Ad a. Prestatieplannen
Het CvB heeft op 8 juli 2013 de prestatie­
plannen van de faculteiten vastgesteld.
In die plannen geven faculteiten aan welke
maatregelen zij de komende jaren nemen
om de doelen uit de Onderwijsagenda te
realiseren. De voortgang van de plannen
wordt gemonitord via de P&C-cyclus en elk
half jaar besproken in de portefeuille­
houdersoverleggen. Wanneer daar aanleiding
toe is vindt tussentijds overleg plaats met de
programmamanager onderwijs en een of
meer leden van het programmateam.
Ad b. Projecten
Het verbeteren van de kwaliteit van het
onderwijs en het studiesucces vraagt niet
alleen inzet van de faculteiten, maar nadruk­
kelijk ook van de diensten. Daarbij gaat het
zowel om de ondersteuning en facilitering
van faculteiten, als om de bijdragen aan
de VU-brede projecten. Een deel van de VUbrede projecten valt onder het programma
Ondersteunen Studeren en Doceren (OSD).
De betrokken diensten zijn: Student en
Onderwijszaken (SOZ), Informatietechnologie
(IT), Universitaire Lerarenopleiding (ULO),
Universiteitsbibliotheek VU (UBVU),
Facilitaire Campus Organisatie (FCO),
Communicatie en Marketing (C&M) en HRM,
ARBO en Milieu (HRMAM). De diensten
rapporteren in hun jaarplannen aan het CvB
over hun bijdrage aan de Onderwijsagenda.
De voortgang wordt, behalve in de P&C
cyclus, gemonitord door de stuurgroep van
het programma OSD en, voor projecten die
daar buiten vallen, door het programmateam
Onderwijsagenda. In beide gevallen onder­
steunt Bureau Projectregie het monitoren
van de voortgang.
2.3 FINANCIERING
Voor de uitvoering van de Onderwijsagenda
zijn uit het budget voor de prestatieafspraken
met OCW en de middelen voor het
Instellingsplan voor de periode 2013-2015
extra middelen beschikbaar gesteld. In tabel 1
Tabel 1
Beschikbare middelen (in Mln. €)
Beschikbare middelen
2013
2014
2015
10,9
9,7
10,3
7,3
5,8
4,7
0
1,1
1,1
Uitgaven
Reeds toegewezen aan projecten/faculteiten
Reserveringen
Extra aanvraag Onderwijsagenda
Buffer extra maatregelen
Subtotaal Uitgaven
Verschil
14
ONDERWIJS OP KOERS
0
1,9
3,1
3,7
,9
1,4
10,9
9,7
10,3
0
0
0
een overzicht van de bestemming van het
budget op hoofd­lijnen.
faculteit op schema ligt met het uitvoeren van
haar prestatieplan.
Deze middelen zijn bestemd voor:
a.De kosten van de programmaorganisatie.
b.Financiering van VU-brede projecten die
deel uitmaken van de onderwijsagenda.
c.De prestatiemiddelen voor de faculteiten
(inclusief ACTA en VUmc) voor de uitvoe­
ring van hun prestatieplannen.
d.Buffer voor extra maatregelen faculteiten
en/of VU breed.
Ad d. Buffer
Ad a. Kosten programmaorganisatie
Uit dit budget worden de personele lasten
van de programmamanager, programma­
secretaris en het secretariaat gefinancierd;
ontvangen diensten een vergoeding voor de
inzet van medewerkers voor de Onderwijs­
agenda; wordt de ondersteuning van Bureau
Projectregie voor de Onderwijsagenda
vergoed en worden materiële lasten (zoals
de uitgave van de Onderwijsnieuwsbrief)
vergoed.
Ad b. VU-brede projecten
Dit budget is bestemd voor het Onderwijsagenda gedeelte van de projecten van OSD
maar ook voor niet-OSD projecten.
Voorbeelden van niet-OSD projecten zijn:
het project Instellingstoets kwaliteitszorg,
BKO, SKO en de leergang onderwijskundig
leiderschap.
De Projectwerkgroep adviseert namens het
OPDO over het vrijgeven van de middelen voor
VU-brede projecten op basis van concrete
projectvoorstellen en rapporteert hierover
aan het OPDO.
De prestatieafspraken die de VU met OCW
heeft gemaakt zijn ambitieus. Hoewel
faculteiten en diensten zich buitengewoon
inspannen om de afspraken te halen, blijft de
kans bestaan dat het op grond van de huidige
maatregelen onvoldoende lukt. De buffer is
een reservering die kan worden ingezet als
blijkt dat er extra inzet, zowel in capaciteit als
materiële middelen, nodig is, hetzij VU-breed,
hetzij bij een of meer faculteiten. Recente
voorbeelden zijn de extra capaciteit voor
de voorbereiding op de Instellingstoets
Kwaliteitszorg, een reservering voor extra
capaciteit voor voorjaar 2014 tijdens de facul­
taire matchingsactiviteiten en extra middelen
voor FBW en FSW om de afgesproken extra
prestaties mogelijk te maken.
De bevoegdheid om middelen uit de buffer toe
te wijzen ligt bij het OPDO en is – in het geval
van projecten – gemandateerd aan de
Projectwerkgroep.
Ad c. Prestatiemiddelen faculteiten
De middelen voor bijdragen aan de faculteiten
zijn in 2013 voor drie jaar toegekend. Daarbij
geldt wel dat 30% van de toegekende budget­
ten pas wordt vrijgegeven na de eerste PO’s
van elk kalenderjaar, als is vastgesteld dat de
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
15
HOOFDSTUK 3
PRIORITEITEN EN
PLANNING 2014
Hieronder wordt per doelstelling aangegeven
wat de prioriteiten in 2014 zijn en wat de
deadlines zijn voor het realiseren van de
beoogde deelresultaten.
3.2 KWALITEIT EN STUDIESUCCES
BACHELORONDERWIJS
3.1 KWALITEITSZORG OP ORDE
a. Digitale vragenlijst online beschikbaar,
februari 2014.
b. Regeling matching vastgesteld,
januari 2014.
c. SAP-SLM aangepast aan matchings­
regeling, mei 2014.
d. Facultaire matching voorbereid, mei 2014.
e. Advies werkgroep selectie over afschaffen
loting en numerus fixus, september 2014.
Instellingstoets Kwaliteitszorg:
a. Voorbereiden Instellingstoets.
Gereed februari 2014.
b. Opstellen Kritische reflectie.
Gereed februari 2014.
c. Bezoek auditcommissie, maart 2014.
d. Trails april 2014.
e. Uitslag, juni 2014, NVAO.
f. Plan aanpakken verbeterpunten
vastgesteld, oktober 2014.
Structureel verbeteren kwaliteitszorg:
a. Beter integreren van de planning & control
cycli voor onderwijs en begroting, plan
gereed 1 april 2014.
b. Het beleid op het gebied van toetsen en
beoordelen vastleggen in facultair
toetsbeleid en toetsplannen op opleidings­
niveau, gereed zomer 2014.
c. Openen integraal toetsloket,
september 2014.
d. Opstellen formats voor en beschikbaar
stellen van informatie ten behoeve van
sturing op de prestatieafspraken,
september 2014.
e. Organiseren van jaarlijks professionalise­
ringssessies voor OPDO-leden, opleidings­
directeuren en beleidsmedewerkers
om best practices uit te wisselen,
september 2014.
Invoering matching en studiekeuze
begeleiding:
Invoeren geïntegreerde introductie
eerstejaars studenten:
a. Start pilot geïntegreerde introductie
bij drie faculteiten, september 2014.
Rendementsmaatregelen per faculteit:
a. Voortgang maatregelen beoordeeld,
maart 2014.
b. Restant 30% budget vrijgegeven,
april 2014.
c. Uitwisselen best practices in OPDO,
mei 2014.
Excellentie en Honours:
a. Aangepast Honoursprogramma van start
per 1 september 2014.
Vaste structuur bacheloronderwijs:
a. Major-minor structuur ingevoerd bij
alle opleidingen, 1 september 2014.
b. Niveauaanduidingen vakken ingevoerd bij
alle opleidingen, 1 september 2014.
c. Academische kern ingevoerd bij alle
opleidingen, 1 september 2014.
d. Eventuele verzoeken van faculteiten om in
specifieke gevallen te mogen afwijken van
richtlijn aan het CvB voorgelegd, maart
2014.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
17
3.3ONDERSCHEIDEND EN
INTERNATIONAAL ZICHTBAAR
(POST) GRADUATE ONDERWIJS
c. Plan voor voortgezette scholing van
universitair geschoolde docenten VO
gereed en besproken in OPDO, mei 2014.
Cohort model masteropleidingen:
3.4INSPIRERENDE EN
PROFESSIONELE DOCENTEN
a. Evaluatie Graduation Day afgerond en in
OPDO besproken, februari 2014.
b. Graduation Day8 ingevoerd bij alle
masteropleidingen, november 2015.
Een VU-breed internationaal aantrekkelijk en zichtbaar aanbod aan masters:
a. Format masterportfolio vastgesteld,
maart 2014.
b. Start aanpassen masteraanbod aan
verdwijnen doorstroommasters,
september 2014.
Kostendekkend post-graduate onderwijs
dat bijdraagt aan maatschappelijke en
economische valorisatie en is gericht op
kenniscirculatie:
a. Projectvoorstel voor het verduidelijken en
versterken van de positie van het postgraduate onderwijs in de VU organisatie
opgesteld en besproken in het OPDO,
juni 2014.
b. VU-brede visie op post-graduate
onderwijs opgesteld en door CvB
vast­gesteld, september 2014.
c. Nieuwe structuur voor post-graduate
onderwijs in Economisch domein
vast­gesteld, juni 2014.
Meer en beter universitair geschoolde
leraren opleiden:
a. Plan van aanpak intensiveren samen­
werking academische opleidingsscholen
en creëren flexibel opleidingsarrangement
gereed, april 2014.
b. Plan van aanpak herontwerp universitaire
lerarenopleidingen gereed en besproken
in OPDO, mei 2014.
8. Na positieve evaluatie
18
ONDERWIJS OP KOERS
Didactisch geschoolde docenten:
a. 1e SKO cursus is geëvalueerd en
besproken in OPDO, maart 2014.
b. Faculteiten hebben deelnemers aan
BKO-cursussen in academisch jaar 2014
gepland en doorgeven aan VUOC,
april 2014.
c. Decanen en rector hebben hun BKO
afgerond en gehaald, juni 2014.
d. Tweede leergang onderwijskundig
leiderschap start, juni 2014.
e. Pilot training interculturele competenties
start, juni 2014.
Onderwijsprestaties zichtbaar
gewaardeerd:
a. Er is een projectgroep ingesteld die
de uitkomsten van de talentconferentie
van januari 2014 vertaalt in concrete
meet­latten voor onderwijsprestaties,
februari 2014.
3.5HOOGWAARDIGE STUDENT- EN
ONDERWIJSONDERSTEUNING
Student- en onderwijsondersteuning:
a. De capaciteit en betrouwbaarheid van
WI-FI is meetbaar verbeterd in het W&N
gebouw, Metropolitan en het Hoofdgebouw
per juli 2014 en in het Transitorium en MF
gebouw per 1 november 2014.
b. Er is een heldere visie wat de
consequenties van intensivering en
herinrichting van het onderwijs zijn voor
de eisen die aan onderwijsruimtes en
onderwijs­faciliteiten worden gesteld,
november 2014.
c. De rector voert met ingang van april 2014
eens per kwartaal een gesprek met een
studentenpanel over de student- en
onderwijsondersteuning.
Goed beschikbare en gestroomlijnde
(studie)informatie:
a. Per 1 september 2014 is de nakijk­termijn
van toetsen teruggebracht tot 10 werk­dagen.
b. Voor 1 december 2014 is een plan
voor een jaarlijkse enquête onder alumni
opgesteld.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
19
BIJLAGE
20
ONDERWIJS OP KOERS
BACHELOR- EN MASTERRICHTLIJN
Vrije Universiteit
Herzien op 11 november 2013 door het College van Bestuur
Preambule
De onderwijsdoelstelling van de VU, zoals verwoord in de Onderwijsvisie is onverkort: talent tot
rijpheid te brengen door het opleiden van academische professionals die in staat zijn zelfstandig te
denken en wetenschappelijk te redeneren, die problemen kunnen oplossen, die het betoog van
anderen kritisch kunnen analyseren, in staat zijn ongedachte verbanden te leggen, bereid zijn verantwoordelijkheid te nemen en af te leggen en in staat zijn leiding te geven binnen een maatschappij
die zich kenmerkt door een hoge graad van dynamiek, diversiteit, complexiteit en internationalisering.
Om deze doelstelling te bereiken hebben zowel de Bacheloropleidingen als de Master­
opleidingen van de VU een aantal profilerende kenmerken. Deze zijn vastgelegd in respectie­
velijk de Bachelor- en Masterrichtlijn. De navolgende, door het CvB vastgestelde, richtlijnen,
zoals bedoeld in art. 9.5 en art. 9.15 van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk
Onderzoek, geven het kader waaraan de bachelor- en masteropleidingen van de Vu moeten
voldoen. Afwijken van de richtlijnen door opleidingen is alleen mogelijk op grond van domein­
specifieke, vakinhoudelijke dan wel vakdidactische overwegingen en alleen met toestemming
vooraf van het CvB. Opleidingen verantwoorden in hun opleidingsjaarverslag hoe zij de richt­
lijnen toepassen.
Wettelijk kader: Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek
Artikel 9.5 9
Het college van bestuur kan richtlijnen vaststellen met het oog op de organisatie en
coördinatie van de uitoefening van de in de artikelen 9.14, derde lid, en 9.15, eerste lid,
bedoelde bevoegdheden.
Artikel 9.15 De decaan is, onverminderd artikel 9.5, voorts belast met:
a. het vaststellen van de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, alsmede
de regelmatige beoordeling daarvan, [..]
d. het houden van toezicht op de uitvoering van de onderwijs- en examenregeling en op
het jaarlijks onderzoekprogramma, alsmede het uitbrengen van regelmatig verslag
hieromtrent aan het college van bestuur,[..].
Op grond van bovenstaande richtlijn bepaalt het College van Bestuur dat de Faculteits­besturen
het onderwijs structureren, zoals hieronder uiteengezet.
9. vanwege Artikel 3 van het Bestuursreglement VU hier onverminderd van toepassing zijnde.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
21
RICHTLIJN BACHELORONDERWIJS
A. Algemeen
1. Faculteiten bieden alleen bachelor­
opleidingen aan die staan geregistreerd in
het Croho.
2. Een faculteit kan zelfstandig of samen
met een andere faculteit of instelling(en)
een opleiding, of een onderdeel daarvan,
verzorgen10.
3. De bacheloropleidingen kennen een
modulaire opbouw met als structuur:
a. een academische kern;
b. een major van ten minste 90 EC;
c. een keuzeruimte van ten minste 30 EC.
4. Alle vakken hebben een omvang van 6 EC
en worden vermeld in de Universitaire
Onderwijscatalogus, waarbij in ieder geval
de inhoud, de niveauaanduiding (zie B.1.1.d)
en, waar van toepassing, de ingangseisen
staan vermeld. In uitzonderlijke gevallen
kan, om onderwijsinhoudelijke dan wel
domeinspecifieke redenen, een vak een
omvang van 3 EC of een veelvoud daarvan
hebben. Per programma bedraagt het
aantal vakken met een afwijkende omvang
niet meer dan 18 EC van het totaal.
5. Alle vakken worden aangeboden volgens
de universitaire jaarkalender.
6. De inschrijving voor vakken vindt plaats in
de door het College van Bestuur bepaalde
periodes.
B. De bacheloropleiding
1. Onderwijsprogramma
De bacheloropleidingen zijn zo ingericht dat
de actieve participatie van studenten en
(derhalve) hun studiesucces bevorderd
worden. Hiertoe:
a.Worden activerende onderwijsvormen
gebruikt die bewezen effectief zijn;
b.Biedt een opleiding minimaal 12 contact­
uren per week; in het eerste jaar minimaal
14 contacturen per week;
c.Omvat een studiepunt in totaal 28 uur aan
contacturen en zelfstudie;
d. Zijn vakken ingedeeld in drie niveaus:
inleidend (100), verdiepend (200) en
gevorderd (300);
e. En is de toetsing van de student
afgerond bij het einde van het vak.
De bacheloropleiding bevat minimaal de
volgende componenten:
a.Een herkenbare academische kern11 van
ten minste 24 EC grotendeels geconcen­
treerd in de eerste twee studiejaren en
gespecificeerd naar de aard van het
domein, waartoe de opleiding behoort
bestaande uit in ieder geval academische
vorming, methoden en technieken van
wetenschappelijk onderzoek en wijsgerige
vorming. De academische kern wordt zo
nodig aangevuld met een of meer andere
vakken op het gebied van academische
vorming, methoden en technieken en/of
wetenschapsfilosofie of -geschiedenis.
10. C
onform wetgeving inzake de Joint Degree.
De examencommissie van de bacheloropleiding verstrekt de student het getuigschrift na voltooiing
van de bacheloropleiding, indien met het door de student gevolgde onderwijsprogramma wordt
voldaan aan het domeinspecifiek referentiekader en ten minste 50% van het door de student
gevolgde onderwijsprogramma is verzorgd door die opleiding
11. In de studiegids wordt per opleiding aangegeven hoe de academische kern is opgebouwd.
22
ONDERWIJS OP KOERS
b.Een keuzeruimte van minimaal 30 EC,
waarbij de student kan kiezen voor een
minor als geprogrammeerde set van vak­
ken of vrij kan kiezen uit vakken binnen of
buiten de faculteit, waarbij een minimum
van 5 vakken, waarvan minimaal 2 op
niveau 300, gevolgd dient te worden12.
c.Een major van ten minste 90, samen te
stellen uit een door de opleiding vast­
gesteld pakket aan verplichte en keuze­
vakken op 100, 200 en 300 niveau, inclusief
een afsluitend werkstuk van 6 EC of een
veelvoud daarvan.
d.En voldoet aan de eisen volgens het rele­
vante domeinspecifieke referentiekader,
c.q. landelijke) eindtermen en/of de
geldende beroepsreglementering.
2. Toetsing en beoordeling in vakken
e bacheloropleiding voldoet aan het
D
VU-toetsbeleid13, waarvan in ieder geval
onderstaande bepalingen deel uitmaken:
a.De resultaten worden binnen tien werk­
dagen na het afnemen van een toets
bekend gemaakt14.
b.Er wordt zo frequent en vroegtijdig
mogelijk getoetst. Hiertoe wordt tijdig
gedurende de onderwijsperiode een
feedbackmoment ingesteld, op grond
waarvan de docent de vorderingen van de
student evalueert en aan hem of haar
kenbaar maakt. Daarnaast wordt elk vak
afgerond met een afsluitende toets.
c.Indien de student voldaan heeft aan de
inspanningen zoals vermeld in de vak­
beschrijving, dan wordt hij, bij een
onvoldoende eindbeoordeling, éénmaal
in de gelegenheid gesteld om op een door
de docent/examinator te bepalen wijze,
alsnog een voldoende te halen15.
3. Studentbegeleiding
Studentbegeleiding bestaat ten minste uit de
volgende onderdelen:
a.De introductie van eerstejaarsstudenten in
de eerste week van het eerste semester;
de introductie heeft tot doel de studenten
welkom te heten, kennis te laten maken
met docenten, wegwijs te maken in en te
informeren over de studie.
b.Toewijzing van een begeleider aan alle
bachelorstudenten die hen gedurende het
eerste semester in de studie introduceert,
en een begeleider die voor hen beschikbaar
is voor begeleiding in de verdere studie en
bij het maken van keuzes gedurende de
bachelorfase.
c.Een advies na het eerste jaar
(cf. BSA-regeling VU) over het al dan
niet voort­zetten van de studie.
d.Advies bij het vinden van het juiste vervolg
na het behalen van een bachelorgraad.
12. I ndien bepaalde keuzes van een student ten aanzien van de invulling van de keuzeruimte
consequenties hebben voor civiel effect verbonden aan de bachelor- of de daarop volgende
masteropleiding, dan dient de student hier expliciet op gewezen te worden.
13. Zie Handboek Onderwijskwaliteit.
14. E
en paper valt onder de definitie van toets en valt daarmee dus ook onder de 10 dagen nakijk­
termijn. Een faculteit kan toestemming voor een generieke uitzondering van deze 10 dagen richtlijn
aanvragen voor grote vakken die met papers worden afgesloten.
15. H
erkansingen noodzakelijk vanwege persoonlijke omstandigheden die de student hebben
verhinderd het tentamen af te leggen (ziekte, calamiteiten, etc.) vallen onder de hardheidsclausule.
Het principe dat ten minste een 4 moet zijn behaald, voordat aan een herkansing kan worden
deelgenomen, is geschrapt en kan worden heroverwogen.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
23
Toelichting bij enkele bepalingen,
op verzoek van de GV.
Artikel 1 lid 2: Academische kern
Het Instellingsplan geeft een opsomming
van de onderwerpen die deel behoren uit te
maken van de academische kern. Het gaat
dan in ieder geval om academische verken­
ningen, methoden en technieken van weten­
schappelijk onderzoek en wijsgerige vorming.
De acade­mische kern heeft een omvang van
ten minste 24 maar bij voorkeur 30 EC. De
student krijgt een verplichte kern aan onder­
werpen aangeboden. Daarnaast heeft hij de
keuze uit optionele onderwerpen.
Artikel 2 lid 3
De bedoeling van deze tussentijdse feedback
is dat de student kan nagaan of hij voldoende
vorderingen maakt. Het stimuleert de student
direct bij aanvang van het onderwijs met de
studie te beginnen en niet te wachten tot
de week van het tentamen. De vorm van de
toetsing is geheel vrij.
24
ONDERWIJS OP KOERS
Artikel 2 (oorspronkelijk lid 4: Kennis en vaardigheden opgedaan bij de vakken, behorend tot
de academische kern, vormt integraal onderdeel
van toetsing gedurende de gehele opleiding)
Een academische attitude en academische
basisvaardigheden maken vanzelfsprekend
deel uit van een universitaire opleiding. In de
visie die ten grondslag ligt aan deze richtlijn
wordt er daarom van uitgegaan dat de
studenten die deze kennis en vaardigheden
hebben verworven, deze ook blijven toepassen
na afronding van de onderdelen van de
academische kern. Zij kunnen daar op worden
aangesproken. Voldoen de werkstukken of
tentamens die de studenten inleveren niet
aan de standaard die de academische kern
beoogt te onderwijzen, dan zal dat gevolgen
hebben voor de toekenning van beoordelingen.
RICHTLIJN MASTERONDERWIJS
A. Algemeen
1. Faculteiten bieden alleen master­
opleidingen aan die staan geregistreerd in
het CROHO. Bij (her)accreditatie zijn
afstudeerrichtingen binnen een opleiding
expliciet vermeld. Binnen een opleiding
hebben afstudeerrichtingen een gemeen­
schappelijk deel16.
2.Masteropleidingen die zich richten op een
internationale doelgroep en die mede
voorbereiden op beroepen op een inter­
nationale arbeidsmarkt worden in het
Engels aangeboden . De instructietaal
wordt in de OER vermeld17.
3.Masteropleidingen kennen een modulaire
opbouw bestaande uit een gemeenschap­
pelijk deel, een vakspecifiek deel en een
individuele masterthesis of wetenschap­
pelijke stage18. Alle vakken hebben een
omvang van 6 EC en worden vermeld in de
Universitaire Onderwijscatalogus, waarbij
in ieder geval de inhoud, de, de niveau­
aanduidingen en waar van toepassing, de
ingangseisen staan vermeld19. In uitzonderlijke gevallen mag, om onderwijsinhoude­
lijke redenen, een vak een omvang van
3 EC of een veelvoud daarvan hebben.
4.Masteropleidingen (inclusief master­
opleidingen leidend tot een joint degree)
hebben een minimuminstroom van
20 reguliere studenten. Als een Masteropleiding gedurende twee opeenvolgende
jaren onder een instroom van 20 studen­
ten zakt, maken CvB en faculteitsbestuur
in het Bestuurlijk Overleg afspraken over
het al dan niet afbouwen en sluiten van de
opleiding20.
5.Masteropleidingen starten op 1 september.
Een 2e instroommoment per 1 februari is
alleen mogelijk met instemming van het
CvB en onder voorwaarde dat er ten minste
20 reguliere studenten op die datum instromen en het programma zo is ingericht dat
de studenten van de tweede instroom de
opleiding binnen de nominale studieduur
van de opleiding kunnen voltooien21.
16. A
fstudeerrichtingen: dit is de staande praktijk bij heraccreditatie. Voor afstudeerrichtingen kan
apart worden geworven, mits duidelijk wordt gemaakt dat zij onderdeel zijn van een opleiding
en duidelijk wordt gemaakt dat de studenten het getuigschrift van de opleiding verkrijgen.
Afstudeerrichtingen worden – als regel – op het diplomasupplement vermeld. Gemeendschappelijk
deel: is gebaseerd op de cohortbenadering, waarbij het niet gaat om de efficiency van een opleiding
maar om het principe dat studenten niet individueel een programma doorlopen maar tenminste een
vaste groep medestudenten moeten kunnen kennen. Ook hier geldt: een faculteit kan het CvB om
toestemming voor een uitzondering vragen.
17. I nstructietaal: de WHW (art.7.2) stelt dat het onderwijs in het Nederlands wordt gegeven. Als
reden om een andere taal te gebruiken wordt onder meer genoemd “indien de specifieke aard,
de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe
noodzaakt overeenkomstig een door het instellingsbestuur vastgestelde gedragscode”.
18. Masteropleidingen faciliteren studenten bij hun oriëntatie op de arbeidsmarkt, op een
vervolgopleiding of op een onderzoeksplaats. Het kan gaan om een onderdeel van een vak,
behorende tot het curriculum, of om extracurriculaire activiteiten.
19. N
iveau 400 gespecialiseerde cursus; Niveau 500: wetenschappelijk georiënteerde cursus;
Niveau 600: zeer gespecialiseerde cursus.
20. Onder reguliere studenten wordt verstaan studenten die aan de VU het wettelijk collegegeld of het
instellingscollegegeld voor die opleiding betalen. Inschrijvingen met bewijs-betaald-collegegeld,
zoals bijvakstudenten, tellen niet mee.
21. E
r zijn twee argumenten voor een minimuminstroom: de cohortgedachte en een financiële
overweging. Voor de cohortgedachte zouden ook inschrijvingen met bewijs betaald collegegeld mee
mogen tellen. Vanuit financieringsperspectief zijn 20 studenten per jaar nodig.
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
25
6.Masteropleidingen laten alleen studenten
toe die een bachelorgetuigschrift behaald
hebben en alle vastgestelde deficiënties
weggewerkt hebben (harde knip)22.
7.Masteropleidingen hebben VU-breed vast
te stellen uiterste aanmelddata voor
nieuwe studenten23.
8.De inschrijving voor mastervakken vindt
plaats in de door het College van Bestuur
bepaalde periodes.
9.Voorwaarde voor een af te geven
VU-getuigschrift is dat ten minste de helft
van de studiepunten van de master­
opleiding, waaronder die voor de master­
thesis, door de VU is afgegeven24.
10.Voorwaarde voor een mede door de VU af
te geven joint master degree is dat ten
minste een evenredig deel van het joint
degree program door de VU wordt verzorgd.
B. Ingangseisen masteropleidingen
1.Toelatingseisen worden geformuleerd in
termen van kennis, inzicht en vaardigheden.
De toelatings- en vooropleidingseisen zijn
afgeleid van de eindtermen van de master­
opleiding. De eisen zijn zodanig vastgesteld
dat toegelaten studenten in redelijkheid
binnen de voor de opleiding vastgestelde
studielast en studieduur aan de eindtermen
van de masteropleiding kunnen voldoen.
Deze eisen staan vermeld in de OER van
de opleiding. Per afstudeerrichting kunnen
aanvullende eisen worden gesteld.
2.Voor toelating tot een masteropleiding is
tenminste een wo-bachelorgetuigschrift
of een vergelijkbaar getuigschrift op het
betreffende vakgebied vereist, ongeacht
de invulling van de keuzeruimte of minor
van 30 studiepunten in die bachelor­
opleiding25.
3.Faculteiten kunnen naast de algemene
toelatingsvoorwaarden, een of meer van
de volgende aanvullende eisen stellen
voor toelating een of meer van hun
opleidingen:
a.Motivatie en talent;
b.Niveau van relevante kennis en vaar­
digheden én beheersing van methoden
en technieken uit het betreffende
vakgebied;
c.Algemeen academisch denk- en
werk­niveau;
22. Studenten die aan alle vereisten hebben voldaan, maar om administratieve redenen het getuig­
schrift nog niet hebben ontvangen kunnen voorwaardelijk worden toegelaten. Door herziening van
de roosters voor herkansingen e.d. aan het eind van het derde jaar wordt ernaar gestreefd deze
groep zo klein mogelijk te houden.
23. U
iterste aanmelddata worden na overleg met CSA, BI en hoofden onderwijsbureaus in een volgende
versie van de richtlijn ingevoerd. Deze zullen tijdig aan faculteiten en studenten bekend worden
gemaakt.
24. Een faculteit kan samen met een of meer faculteiten van andere instellingen een masteropleiding
of onderdelen daarvan verzorgen. In dit en in het volgende artikel wordt aangegeven welke
voorwaarden de VU hanteert voor het afgeven van een VU getuigschrift in het geval dat delen
van het onderwijs door andere instellingen worden verzorgd. Onderscheid wordt gemaakt
tussen het in een opleiding inbouwen van onderdelen die door andere universiteiten worden
verzorgd (joint programming) en het gezamenlijk afgeven van een diploma (joint degree). Het
uitbesteden van onderwijs aan andere universiteiten behoort - binnen de grenzen van het
redelijke- tot de programmeervrijheid van de opleiding. De Richtlijn geeft nu aan welk deel van
de opleiding tenminste aan de VU moet zijn gevolgd, wil de VU daar een VU - getuigschrift aan
verbinden. Als de samenwerking verder gaat en leidt tot een joint degree, is accreditatie en
macrodoelmatigheidstoetsing vereist. Door de Nederlandse accreditatie krijgt de VU het recht om
aan zo’n gezamenlijke opleiding een mede door de VU afgegeven getuigschrift te verbinden.
25. De bepaling mbt de minor/keuzeruimte beoogt de keuzevrijheid in de bachelor te beschermen.
26
ONDERWIJS OP KOERS
d.Beheersing van de in de opleiding
gehanteerde taal of talen.
4.In de OER van de masteropleiding worden
de onder de onder 3 genoemde aanvul­
lende eisen vermeld.
5.Voor alle WO afgestudeerden met een
ander bachelor getuigschrift dan bedoeld
onder 2 en voor HBO-bachelorstudenten is
toestemming van de facultaire toelatings­
commissie nodig.
6. Het bewijs van toelating voor studenten
genoemd in artikel 5 wordt in ieder geval
afgegeven voor HBO-bachelorstudenten
die hebben voldaan aan de eisen van de op
hen van toepassing verklaarde premasterprogramma’s26.
7.Bij de voorlichting over de opleiding wordt
de eventuele selectieprocedure en
-methode vermeld.
8.Bij de voorlichting over de masteropleiding
wordt aangegeven hoe afgestudeerde
HBO- bachelors zich kunnen kwalificeren
en onder welke voorwaarden de VU daar­
voor faciliteiten (bijvoorbeeld premaster­
programma’s) beschikbaar stelt.
9.Voor Engelstalige masteropleidingen geldt
voor Nederlandse studenten dezelfde
VU-toelatingseis met betrekking tot de
Engelse taalvaardigheid als voor buiten­
landse studenten. Waar dat voor het
succesvol afronden van een opleiding
noodzakelijk is, kan de faculteit voor alle
studenten hogere toelatingseis vast­
stellen27.
10. W
aar van toepassing wordt bij de voor­
lichting aangegeven welke eisen aan de
combinatie van bachelor- en master­
opleidingen worden gesteld met het oog
op beroepsvereisten of civiel effect.
11.Op verzoek van het faculteitsbestuur kan
het CvB voor een masteropleiding een
maximumopnamecapaciteit vaststellen.
Invoeringsbepaling
De Richtlijn Bachelor en Masteronderwijs is
vastgesteld op 06/07/2011 en treedt in
werking vanaf 1 september 2012. De richtlijn
is door het College van Bestuur herzien op
11 november 2013.
26. In de nieuwe opzet kunnen faculteiten
standaard-premastertrajecten aanbieden.
Voor studenten die meer nodig hebben dan
zo’n standaardprogramma kan de faculteit
aanvullende eisen stellen. Dit artikel beoogt te
garanderen dat studenten die door de faculteit
zijn toegelaten tot dit standaardprogramma
en aan de eindtermen van dit programma
hebben voldaan, vervolgens automatisch
toegang krijgen tot de masteropleiding.
27. D
e minimum eisen zijn reeds eerder in het
kader van het internationaliseringsbeleid
vastgesteld.
• IELTS: 6.5 - the Academic test and not the
General one!
• TOEFL paper-based test: 580
• TOEFL computer-based test: 237
• TOEFL Internet-based test: 92-93
• Cambridge Certificate in Advanced English
(CAE): A & B
• Cambridge Certificate of Proficiency in
English (CPE): A, B & C
COLOFON
Tekst
Programma Onderwijsagenda
Fotografie
Studio VU, Yvonne Compier
Vormgeving
Haagsblauw, Den Haag
Druk
Mewadruk
januari 2014
ONDERWIJSAGENDA VRIJE UNIVERSITEIT
27
WWW.VU.NL
FEBRUARI 2014
28
ONDERWIJS OP KOERS