blauw in Pinkhof Geneeskundig woordenboek

‘maandag 20 januari 2014 = Blue Monday’ – blauw in Pinkhof Geneeskundig woordenboek
acrocyanoseN blauw-rode verkleuring van de acra.
zie ook raynaudfenomeen
acrocyanosis e frigoreL acrocyanose door koude-inwerking.
acyanopsieN / acyanopsiaL zie blauwblindheid
 <G a(n)- [zgn. ‘alpha privans’] = niet; G kyanos = blauw; G ops (opos) = het
oog, opsis = het zien
asfyxie | asphyxia cyanoticaL zie traumatische asfyxie
Bacterium
Bacterium pyocyaneumL Pseudomonas aeruginosa. 
zie taaluitleg in taalartikel infectieziekten en hun verwekker,
naamgeving van ~
blue babyE cyanotische pasgeborene.
zie ook morbus caeruleus
blue bloaterE COPD-patiënt die wordt gekenmerkt door
jong-middelbare leeftijd, chronisch hoesten, opgeven van vaak
purulent sputum, hypoxemie, soms ook hypercapnie, later ook
gedecompenseerd cor pulmonale; verouderd begrip, oorspronkelijk gesteld als tegenhanger van pink puffer; later is
gebleken dat beide uitingen meer moeten worden gezien als
extremen van een reeks waarin zich zeer veel overgangsvormen bevinden.  zie ook pink puffer  verouder(en)de, ‘obsolete’ term
blue drumL blauw gekleurd slijmig vocht in het middenoor bij
otitis media serosa a.g.v. bloedlekkage uit het vat.
blue naevusBE / blue nevusAE zie naevus caeruleus
caeruleusL blauw; vb. morbus caeruleus, phlegmasia caerulea, striae caeruleae (mv. van caerulea).  schrijfwijze ‘coeruleus’ (Nomina Anatomica) is verouderd  uitspr. seeruu-; -ea, -eum
cataract
cataracta caeruleaL blauwachtig cataract.  <L coeruleus =
blauw
centrale cyanoseN cyanose t.g.v. onvoldoende oxygenatie
in de longen, of een overgang van veel zuurstofarm bloed in de
grote circulatie bij bepaalde aangeboren hartgebreken.
cyanemieN / cyanaemiaL blauwige kleur van het bloed bij
cyanose.  zie taaluitleg in taalartikel bastaardwoorden in
medische vaktaal  <G kyanos = blauw; G haima = bloed > -emie
cyanideN zuurrest van blauwzuur met iongroep -CN; zeer
giftig.  zie ook blauwzuurvergiftiging
cyanide-intoxicatieN vergiftiging die wordt gekenmerkt door
een rozige huidskleur, naar amandelen ruikende uitademingslucht en dyspneu; mogelijk verstikking door remming van de
intracellulaire ademhalingsenzymen.
 syn blauwzuurvergiftiging
bacterie | cyanobacteriënN blauwgroene bacteriën, zich
onderscheidend van andere bacteriën door chlorofyl en vermogen tot fotosynthese; meeste cyanobacteriën hebben
blauwgroene kleur, sommige zijn roodbruin; kunnen bij warm
weer in het water ontstaan, i.h.b. zoet, stilstaand water van
vijvers en zwemplassen; vormen op wateroppervlak een
olieachtige laag; wordt die dikker, dan sterven algen af en
ontstaat groenachtige, stinkende brij; daarin geproduceerde
toxische stoffen (hepatotoxinen, neurotoxinen, cytotoxinen en
irritantia) kunnen lichaam binnendringen via de mond (niet via
huid); werden vroeger als algen beschouwd, vandaar lekenterm ‘blauwalg’; zijn evenmin een wier.  syn blauwalg
cyanobacterioïde lichaampjesN zie Cyclospora
cyanocobalamineN fysiologisch inactieve vorm van vitamine
B12.
cyanopsieN een vorm van chromopsie waarbij alle voorwerpen
blauw of met een blauwwaas worden waargenomen.
 <G kyanos = blauw; G ops (opos) = het oog, opsis = het zien
cyanoseN / cyanosisLE blauwe verkleuring, i.h.b. van huid
en slijmvliezen, door overmaat van gereduceerde hemoglobine in het bloed.  syn blauwkleuring
cyanotic spellE periode van levensbedreigende aanvalsgewijze hypoxemie en metabole acidose door tijdelijke toename
van de vernauwing van de hypertrofische rechter ventrikeluitstroombaan; de longdoorbloeding daalt en er ontstaat een
toename van recht-linksshunt over een ventrikelseptumdefect;
o.a. voorkomend bij de tetralogie van Fallot; levensbedreigend
indien langer dan enkele minuten.  <E spell = aanval, vloek
cyanoticusL cyanotisch; vb. induratio cyanotica.  overige
Latijnse woordverbuiging(en) -ca, -cum
cyanotischN gekenmerkt door, behorend bij cyanose.
erytrocyanose | erythrocyanosis crurum puellarumL
vorm van perniosis bij vrouwen, aan de onderbenen.
zie ook erytrocyanose
erytrocyanoseN / erythrocyanosisLE de aanwezigheid
van blauwrode, onregelmatige gezwollen plekken op de huid.
▼ erytrocytose <G erythros = rood; G kyanos = blauw
fluoresceïne-isothiocyanaatN (FITC) veel gebruikt fluorchroom; fluoresceert groen bij bestraling met blauw licht.
locus caeruleusL blauwe plek in de zijwand van de vierde
hersenventrikel.  ‘locus coeruleus’ is verouderde Lat. schrijfwijze (Nomina Anatomica)  TA
maculae caeruleaeL blauwe huidvlekken a.g.v. beten van
luizen.
moederbluesN zie postpartumblues
morbus caeruleusL cyanose bij de pasgeborene t.g.v. congenitaal hartgebrek of congenitale atelectase.  syn blauwe
baby  <L morbus caeruleus = blauwe ziekte; verouder(en)de, ‘obsolete’ term
naevus caeruleusL blauw doorschemerende, lenticulaire,
soms licht verheven papulonodeuze laesie die ontstaat door
een dermale vermeerdering van melanocyten; in tegenstelling
tot de mongolenvlek blijft de blue naevus bestaan.
 syn blauwe naevus
naevus fuscocaeruleus ophthalmomaxillarisL zie
otanaevus
perifere cyanoseN cyanose in perifere lichaamsdelen t.g.v.
vertraging van de bloedstroom.
phlegmasia caerulea dolensL acute hevige ontsteking van
de diepe beenaderen, met oedeem, cyanose, huidbloedingen.
postpartum bluesE lichte verschijnselen van depressie die
vanaf de derde of vierde dag na de bevalling kunnen optreden
en die doorgaans slechts enkele dagen duren; bij ernstigere
symptomen en langere duur spreekt men van ‘post-partumdepressie’ of ‘zwangerschapspsychose’.  syn puerperale
stemmingsstoornisN, huildagenN, kraamtranenN, moederbluesN, maternity bluesE
zie ook post-partumdepressie, zwangerschapspsychose
 <E the blues = zwaarmoedigheid
pyocyanoseN infectie met Pseudomonas pyocyanea.
sea-blue histiocyteE zie oceaanblauwe histiocytose
striae caeruleaeL blauwe striae.
syncyanineN het blauwe pigment dat door Pseudomonas
syncyanea wordt geproduceerd.
xanthocyanopsieN rood-groenblindheid waarbij geel en
blauw wél worden gezien.  zie ook anerytropsie  <G xanthos =
geel; G kyanos = blauw; G ops (opos) = het oog, opsis = het zien