Zorgverbreding in de peuterspeelzaal

Zorgverbreding in de peuterspeelzaal.
In onze doelstelling hebben we aangegeven dat we naast spelen, ontmoeten, ontwikkelen en
signaleren ook een rol hebben in het daadwerkelijk begeleiden en ondersteunen van
ontwikkelingsachterstanden en opvoedkundige problemen.
Hoe willen we dit bereiken.
Leidsters die bij onze stichting werken zijn allen in het bezit van een diploma op minimaal M.B.O.
niveau geëigend voor de werksoort.
Daarnaast zijn alle leidsters gecertificeerd V.V.E. leidster.
Onze speelzaal heeft gekozen voor het V.V.E. taalprogramma Puk en Ko.
Samen met het programma Ik en Ko, ontwikkeld voor de groepen 1 en 2 van de basisschool, vormt
het het taalprogramma Ko totaal.
De thema’s die voor Puk en Ko ontwikkeld zijn worden in onze speelzaal toegepast.
Het programma heeft ook een systeem van observeren/registreren.
Dit wordt in onze speelzaal gehanteerd, zij het enigszins aangepast aan onze situatie.
Kinderen die onze speelzaal bezoeken worden opgenomen in dit observatie/registratiesysteem.
We werken samen met basisscholen. Op een aantal basisscholen wordt Ik en Ko gebruikt, ander
scholen gebruiken o.a. Verbeterde Schatkist, dit programma sluit ook aan.
Bij het verder uitbouwen van V.V.E krijgen we begeleiding van het OCGH (onderwijskundig centrum
gewest Helmond).
Werkwijze en afspraken t.a.v. het observatie/registratiesysteem.
Binnen het systeem van observeren/registreren volgen we 5 ontwikkelingsgebieden van de kinderen:
- sociaal-emotionele ontwikkeling
- taalontwikkeling
- motorische ontwikkeling
- spel ontwikkeling
- ontluikende gecijferdheid (rekenprikkels)
Als kinderen op de peuterspeelzaal komen krijgen ze eerst een periode van gewenning van ongeveer
drie maanden. Na die gewenning worden ze in het systeem van observeren/registreren meegenomen.
Zijn kinderen al 2 jaar en 10 maanden voordat ze de speelzaal bezoeken, dan worden ze sneller in dit
systeem meegenomen.
Indien uit het observeren/registreren naar voren komt dat een kind op een of meerdere gebieden
problemen heeft dan wordt voor dit kind een handelingsplan opgesteld.
Ouders worden hiervan op de hoogte gesteld. Indien nodig zullen er meerdere gesprekken met de
ouders plaatsvinden. Tijdens de breng en haalmomenten kan ook informatie worden uitgewisseld.
Een maand voordat een kind naar de basisschool gaat wordt er een overdrachtsformulier ingevuld. Op
dit overdrachtsformulier zijn dezelfde ontwikkelingsgebieden vermeld als in het
observatie/registratiesysteem.
Het overdrachtsformulier wordt vanuit de bevindingen van het observatie/registratie systeem ingevuld.
Het overdrachtsformulier wordt met de ouders doorgesproken.
Op de basisschool kan naar dit formulier gevraagd worden. Ouders zijn er vrij in om dit op de
basisschool af te geven.
Kinderen die extra zorg vragen.
Dit wordt zichtbaar in het observatie/registratiesysteem.
Indien nodig wordt er een handelingsplan opgesteld.
Er wordt vermeld welke stappen er per kind worden genomen, wanneer, hoe en door wie er contact
met de ouders zal worden opgenomen Ook wordt vermeld met welke personen/instanties er eventueel
contact wordt opgenomen en door wie dit zal gebeuren. Indien er met andere persoenen/instanties
contact wordt opgenomen zal dit altijd en overleg met de ouders gebeuren.
Vanuit structurele observatie/registratie zal dit plan indien nodig bijgesteld worden.
Kinderen die op sociaal/medische indicatie zijn aangemeld worden vanaf plaatsing meteen
meegenomen in het observatie/registratiesysteem.
Kinderen die op de speelzaal komen en vanaf het begin opvallen worden ook meteen in het systeem
opgenomen.
Afstemming samenwerkingspartners
JGZ en kinderopvang:
Er is 4 maal per jaar overleg met JGZ, Korein Kinderplein en p.sp.z. Pinkeltje.
In dit overleg worden de doelgroepkinderen besproken die door de JGZ als zodanig worden
aangemerkt. Er wordt gezamenlijk bekeken wat de beste optie is voor betreffende kinderen.
- of plaatsing bij peuterspeelzaal
- of plaatsing bij kinderopvang
Kinderen die reeds geplaatst zijn en tot de doelgroep behoren worden met de JGZ doorgesproken.
De doelgroepcriteria zijn in samenwerking met de gemeente vastgesteld.
Doelgroepcriterium 1: Op basis van weging, zoals nu geldt voor basisscholen
Doelgroepcriterium 2: Gezinnen waar thuis weinig/geen Nederlands wordt spreken
Doelgroepcriterium 3: Kinderen uit risico gezinnen (vastgesteld in overleg met
de jeugdgezondheidszorg of andere instantie)
Doelgroepcriterium 4: Kinderen met een (geobserveerde) ontwikkelingsachterstand
Basisscholen:
Voor alle kinderen wordt een overdrachtsformulier ingevuld.
Dit wordt met ouders doorgesproken. Indien leidsters het van belang achten wordt aan de ouders
gevraagd of ze het kind warm mogen overdragen aan de basisschool. Doelgroepkinderen worden
altijd warm overgedragen.
Als het kind eenmaal op de basisschool zit kan er ook contact achteraf plaatsvinden.
De wet privacy wordt in acht genomen.
Handtekening bestuur
Handtekening leidsters
Beleid t.a.v. zorgkinderen
We onderscheiden twee groepen zorgkinderen.
1: Kinderen die voldoen aan de doelgroepcriteria vastgesteld in samenwerking met de gemeente.
Deze kinderen komen in aanmerking komen voor 4 dagdelen peuterspeelzaalbezoek en
kregelingrijgen korting op de ouderbijdrage vanuit de gemeente
2. Aandachtskinderen. deze groep kinderen vallen niet onder bovenstaande criteria, maar hebben
toch extra zorg nodig.
aanvullen met stuk Sandy over doelgroepkinderenen VVE beleid van de gemeente.
Procedures t.a.v.:
- Sociale en/of medische indicaties.
- signalering van probleemsituaties en achterstandsituaties.
- “moeilijk te handhaven” kinderen in de groep.
- Protocol “Vermoeden kindermishandeling”.
Sociale en/of medische indicaties.
De laatste jaren worden er steeds meer peuters op sociale en/of medische indicatie geplaatst. Verwijzers
zijn o.a.: huisarts, kinderarts, maatschappelijk werk, RIAGG, wijkverpleging, audiologisch centrum.
Het streven is om met de mogelijkheden die we hebben daar adequate begeleiding aan te geven.
Als een peuter op indicatie wordt geplaatst wordt er als volgt gewerkt:
De verwijzer neemt contact op met de hoofdleidster van de peuterspeelzaal.
Er worden nadere bijzonderheden doorgegeven, om te kunnen beoordelen of het een indicatie betreft. Er
wordt nagevraagd of het gezin, of betreffende peuter in behandeling is bij een bepaalde instelling, wat de
mogelijk te verwachten problemen zijn en in hoeverre de ouders aanspreekbaar zijn ten aanzien van de
problemen.
Daarna neemt de hoofdleidster contact op met de betreffende ouders.
Zij refereert aan het contact met de verwijzer, geeft aan wanneer de peuter geplaatst kan worden en heeft
een gesprek over de problemen. De peuter wordt op voorrang geplaatst met dien verstande dat hij
bovenaan op de wachtlijst komt.
Mocht er pas op langere termijn een plaats vrijkomen dan kan de peuter in overleg met betreffende
leidsters boventallig worden geplaatst.
Is de peuter eenmaal geplaatst dan worden de volgende stappen genomen:
- In eerste instantie is het belangrijk om de peuter en de ouders goed te begeleiden tijdens
de gewenningsfase.
Daarna wordt de peuter geobserveerd, en meegenomen in het observatie/
registratie systeem. De eerste voorlopige indrukken worden door de leidsters van
betreffende groep met elkaar besproken.
Er wordt een vertrouwensband opgebouwd met de ouders.
- Het gedrag wordt met de ouders besproken en nagegaan of dit gedrag thuis herkenbaar is.
Indien nodig observeert de hoofdleidster de peuter. Haar bevindingen worden met
betreffende leidsters doorgesproken.
Geeft de peuter op de speelzaal moeilijkheden dan wordt er een plan opgesteld hoe de
peuter te gaan begeleiden. Dit wordt herhaaldelijk doorgesproken met betreffende
leidsters en eventueel hoofdleidster en zonodig bijgesteld.
- Ouders proberen we in zoverre te begeleiden, door ze te ondersteunen in de opvoeding
en ze hierin a.h.w. een voorbeeld te geven. Schiet dit tekort dan kunnen we doorverwijzen naar b.v. Video-hometraining, Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, huisarts,
Jeugdgezondheidszorg.
- Bij vermoeden van mishandeling en/of seksueel misdrijf treedt het protocol in deze in
werking.
Signalering van probleemsituaties en achterstandssituaties.
De speelzaal heeft ook een functie ten aanzien van signalering van probleem en/of achterstandssituaties.
Als vanuit de speelzaal zulke situaties tijdig gesignaleerd worden, kan veel preventief werk verricht
worden. Valt een peuter in de groep op een of andere wijze op, dan wordt dezelfde procedure gevolgd als
bij peuters die op indicatie worden geplaatst.
“Moeilijk te handhaven” kinderen in de groep.
Onder “moeilijk te handhaven” kinderen verstaan we:
Kinderen die zich zodanig gedragen en/of hulp nodig hebben, dat het niet haalbaar is voor 2 leidsters
om zo’n kind in een groep met een groepsgrootte die voor ons gangbaar is, te begeleiden zonder dat
de rest van de groep structureel te kort komt.
We hanteren een periode van twee maanden om te bezien of een kind hanteerbaar is in de groep. Na
die twee maanden wordt de situatie met betreffende leidsters en hoofdleidster geëvalueerd. De
bevindingen hiervan worden met betrokken ouders/verzorgers doorgesproken. Afhankelijk van die
bevindingen kan het kind de speelzaal blijven bezoeken.
We zullen ouders naar andere instanties doorverwijzen indien een kind niet bij ons kan blijven.
Het is zaak om zo snel mogelijk bij signalering van problemen de hoofdleidster en de ouders hiervan
op de hoogte te stellen.
Extra hulpmiddelen die we evt. kunnen inzetten:
- Hulp van een ouder van betreffend kind
- Middelen waardoor het kind zich (beter) kan voortbewegen
- Begeleiding van buitenaf
- Aanpassing van de ruimte
Belangrijke criteria om betreffend kind wel/niet op de speelzaal te laten is:
- Heeft het kind er zelf voordeel bij
- Werkdruk van de leidsters
- Overlast voor de andere kinderen in de groep
Protocol “Vermoeden kindermishandeling”.
Dit protocol is inzichtelijk op elke speelzaal in de beleids/protocollen map.
Het voldoet aan de wet en regelgeving in deze.
Samengesteld: 2005
Handtekening vertegenwoordiging leidsters
Handtekening vertegenwoordiging bestuur