Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid Onderzoekcentrum Drechtsteden drs. F.W. Winterwerp dr. M.G. Weide drs. M.C.A. Bakx januari 2014 Colofon Opdrachtgever Tekst Drukwerk Informatie Onderzoekcentrum Drechtsteden Onderzoekcentrum Drechtsteden Impuls Publiciteit, Sliedrecht GR Drechtsteden Onderzoekcentrum Drechtsteden Postbus 619 3300 AP Dordrecht 078 – 770 39 05 www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl Overnemen van delen van de tekst is toegestaan onder voorwaarde van een duidelijke bronvermelding. Inhoud Managementsamenvatting .....................................................................5 Synthese ................................................................................................7 1 Inleiding........................................................................................11 1.1 Aanleiding en doel .......................................................................... 11 1.2 Context ......................................................................................... 12 1.3 Vraagstelling .................................................................................. 13 1.4 Opzet............................................................................................ 13 1.5 Leeswijzer ..................................................................................... 14 2 Het programma regionaal arbeidsmarktbeleid ..............................15 2.1 Inhoudelijke opgave ....................................................................... 15 2.2 Programma.................................................................................... 16 3 Aanpak, opbrengsten en aandachtspunten....................................19 3.1 Aanpak.......................................................................................... 19 3.2 Matching vraag en aanbod ............................................................... 21 3.3 Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt .................................................. 25 3.4 Kennisinfrastructuur ....................................................................... 28 3.5 Vergroten urgentiebesef .................................................................. 30 3.6 Opbrengsten en effecten ................................................................. 31 3.8 Conclusies ..................................................................................... 38 4 Programmatisch werken ...............................................................41 4.1 Programma’s: Een theoretisch kader................................................. 41 4.2 Het programma arbeidsmarktbeleid .................................................. 44 4.3 Meerwaarde ................................................................................... 48 4.4 Aandachtspunten............................................................................ 49 4.5 Conclusies ..................................................................................... 51 Bijlagen ................................................................................................53 Bijlage 1 Netwerkstructuur Programma regionaal arbeidsmarktbeleid ......... 55 Bijlage 2 Lijst met geïnterviewde personen.............................................. 56 Managementsamenvatting Het programma regionaal arbeidsmarktbeleid geeft invulling aan het programma Arbeidsmarkt en kennisinfrastructuur in het Regionaal Meerjarenprogramma (rMJP) Drechtsteden 2011-2014. Met dit programma wordt tevens invulling gegeven aan een belangrijke prioriteit in het collegeprogramma van de gemeente Dordrecht. Het Onderzoekcentrum Drechtsteden (OCD) voerde een tussenevaluatie uit. De overall conclusie van deze tussenevaluatie is dat de doelen van het programma regionaal arbeidsmarktbeleid in de twee en half jaar van zijn bestaan duidelijk dichterbij zijn gekomen. Het programma heeft veel in gang gezet en resultaten opgeleverd. Impulsen van het programma hebben geleid tot meer verbinding tussen ondernemers, onderwijs en overheid en tussen onderwijsinstellingen en ondernemers onderling. Door de extra focus op maritiem is de regio veel beter op de kaart gekomen, zijn deuren naar bovenregionale netwerken ontsloten en zijn de Drechtsteden via de agenda Zuidvleugel aangesloten op het topsectorenbeleid. Daarmee zijn extra fondsen en subsidies ontsloten. Op alle vier de programmalijnen zijn concrete resultaten geboekt. Door innovatie en vernieuwing van instrumenten is de match tussen vraag en aanbod verbeterd, met positieve effecten voor de ontwikkeling van de Wwb en de vacaturevervulling van bedrijven. Voor de onderkant van de arbeidmarkt ligt er een uitgewerkt arrangement voor het inzetten en dichterbij de arbeidsmarkt brengen van mensen met een uitkering met een lage verdiencapaciteit via wijkgebonden leerwerkbedrijven. Ook in de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt zijn slagen gemaakt en, hoewel niet alle ambities in deze programmalijn zijn verwezenlijkt, is ook de kennisinfrastructuur in het hoger onderwijs versterkt. En ook het urgentiebesef bij bedrijven is zeker toegenomen. De programmatische aanpak heeft bij dit alles duidelijk zijn meerwaarde bewezen. Het programma mag dan veel hebben opgeleverd, tegelijkertijd is er nog veel te doen. Veel is een kwestie van lange adem. Veel mensen staan nog aan de kant, veel talent blijft onderbenut. Om nog meer slagen te maken en effecten te bereiken zal het programma moeten blijven bestaan. Het is nu zaak resultaten te verankeren en het programma door te ontwikkelen. Aandachtspunten daarbij zijn: o Zet nog meer in op profilering van de regio als dé regio voor maritieme maakindustrie en de benutting van bovenregionale netwerken. o Blijf de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt agenderen. o Verbind het programma waar mogelijk met economisch beleid. o Blijf vooral bottom-up initiatieven ondersteunen, maak het niet te groot en te complex. En blijf daarbij naar de verbinding zoeken. Blijf versterken wat goed is. o Borg succesvolle initiatieven en versterk waar mogelijk de executiekracht van die initiatieven. De vraag daarbij is wel hoe je als overheid je invloed hierop kunt maximaliseren. Daar zou over moeten worden nagedacht. o Maak je successen zichtbaarder naar het bedrijfsleven en werk aan een breder commitment bij dat bedrijfsleven. o Geef het programma meer gemixed regionaal vorm. Dat komt ook het commitment in de regiogemeenten ten goede. o Maak duidelijke keuzes waar je op gaat inzetten en waarop niet. Communiceer dat ook duidelijk met de buitenwereld. o En, ten slotte, geef aandacht aan het HRM aspect voor de programmamedewerkers. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 5 6 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Synthese Het programma regionaal arbeidsmarktbeleid geeft invulling aan het programma Arbeidsmarkt en kennisinfrastructuur in het Regionaal Meerjarenprogramma (rMJP) Drechtsteden 2011-2014. Met dit programma wordt tevens invulling gegeven aan een belangrijke prioriteit in het collegeprogramma van de gemeente Dordrecht. Wat zijn tot op heden de opbrengsten van dit programma? En wat is de meerwaarde van de programmatische aanpak? Het Onderzoekcentrum Drechtsteden is gevraagd in een tussenevaluatie antwoord te geven op deze vragen. Met programmatische aanpak veel bereikt Een regionaal programma is een logisch antwoord op een complexe opgave als het regionaal arbeidsmarktbeleid. De regio heeft met de SDD wel een eigen uitvoeringsorganisatie voor de bijstand, maar verder is men voor het bereiken van de gestelde doelen toch grotendeels mede afhankelijk van andere partners: onderwijs, ondernemers, andere uitvoeringsorganisaties en intermediairs. Het moet dus vooral samen gebeuren, iets wat de inspectie SZW in een recent rapport over twintig jaar regionaal arbeidsmarktbeleid nog eens benadrukt. Dat betekent voor de regionale overheid vooral een rol als initiator, aanjager, smeder van allianties en coalities, facilitator, verbinder en verknoper. De meerwaarde van de programmatisch aanpak daarbij is in het geval van het programma regionaal arbeidsmarktbeleid evident gebleken. Het programma heeft gezorgd voor een sterke focus op doelen en een duidelijke agenda waar externe partijen op kunnen aanhaken. Het is een herkenbaar platform voor allianties. Programmatisch werken is een geschikte manier om netwerken op te bouwen en te benutten en geeft de mogelijkheid om snel en flexibel te schakelen, waardoor de overheid zich echt als partner van de betrokken partijen heeft kunnen opstellen en de slagkracht is vergroot. Belangrijk is ook dat in een programma de juiste mensen met de noodzakelijke competenties bijeen kunnen worden gebracht. Zij moeten de rol van makelaar in beleid kunnen vervullen. In het programma regionaal arbeidmarktbeleid is dat ook gelukt: er zijn talrijke allianties en coalities gesmeed, men heeft gebruik gemaakt van kansrijke momenten (‘windows of opportunity’) en die ook regelmatig zelf gecreëerd. Meer verbinding, regio beter op de kaart Het programma heeft duidelijk geleid tot meer verbinding tussen ondernemers, onderwijs en overheid. Maar ook tussen onderwijsinstellingen en ondernemers onderling. Voorbeelden van de vele allianties zijn het Marterplan Beroepsonderwijs 2.0, de Maritime Delta en de samenwerking tussen het STC en het DaVinci College in het CIV (Centrum voor Innovatief Vakmanschap) Maritiem. Dit alles was niet tot stand gekomen zonder de aansluiting bij de agenda Zuidvleugel en het topsectorenbeleid. Het programma heeft met zijn extra focus op maritiem de Drechtsteden beter op de kaart gezet en deuren naar bovenregionale netwerken geopend. Daardoor zijn ook extra subsidies en fondsen ontsloten om in te zetten in de regio. Deze focus heeft er ook voor gezorgd dat maritieme duurzame techniek nu op alle niveaus, ook in het vmbo, (veel) meer op de agenda staat. Flexibel en succesvol geschakeld zonder focus te verliezen Een programmatisch aanpak helpt ook om de lange termijn focus vast te houden. De sterke toename van de werkloosheid en de aankondiging van de Participatiewet noopte tot meer aandacht voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Dit is succesvol opgepakt. Met de Impuls Onderkant Arbeidmarkt ligt er nu een uitgewerkt arrangement voor het inzetten en dichterbij de arbeidsmarkt brengen van mensen met een uitkering met een lage verdiencapaciteit via wijkgebonden leerwerkbedrijven. Veel partijen hebben zich hier al aan verbonden. Dit wordt nu verder in de gemeenten ingevuld. In totaal Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 7 gaat het om ruim 700 leerwerkplekken, waarmee ook scholingsmogelijkheden worden geboden voor jongeren die niet in een reguliere opleiding passen. Ook ligt er nu een uitgewerkt plan voor de uitvoering van de Participatiewet, inclusief een plan van aanpak voor een gezamenlijke integrale werkgeversbenadering en aanscherping van de SROI-regels (Social Return on Investment). En er is een nieuw actieplan jeugdwerkloosheid dat invulling geeft aan de beschikbare middelen die door het kabinet zijn toegezegd. Ondanks de extra inzet op deze dossiers heeft het programma de focus op de lange termijn doelen in de andere programmalijnen goed vast kunnen houden en zijn daar de afgelopen tijd ook belangrijke slagen gemaakt. Innovatie en vernieuwing (Mede) dankzij impulsen van het programma regionaal arbeidsmarktbeleid is er in het arbeidsmarktinstrumentarium de afgelopen jaren heel wat innovatie en vernieuwing tot stand gebracht. Boven noemden we al de Impuls Onderkant Arbeidsmarkt. In de programmalijn ‘verbetering match’ kunnen daar Baanbrekend Drechtsteden, Metalent, het Servicepunt Zorg en Welzijn, het project Welslagen, en de vernieuwde aanpak van de jeugdwerkloosheid aan worden toegevoegd. In de programmalijn ‘verbeteren aansluiting onderwijsarbeidsmarkt’ kunnen met name het Masterplan Beroepsonderwijs, het CIVMaritiem, het programma Maritime Delta en TechniekDock als vernieuwend worden aangemerkt. Het gaat niet om het vehikel Niet alles wat op enig moment - samen met partners - is geïnitieerd is succesvol gebleken. Dat had uiteenlopende oorzaken. Veelal is daar echter door de gepleegde inspanningen wel iets voor in de plaats gekomen. Bijvoorbeeld de samenwerking van de onderwijsinstellingen De Erasmus Academie, InHolland en Unesco-IHE in het onderwijscentrum De Wereldwaag in Dordrecht. Of succesvolle andere initiatieven maakten een bepaald initiatief overbodig (Servicepunt Techniek). Het gaat dan ook niet zozeer om het vehikel als wel om de output en de effecten daarvan die door de allianties/coalities tot stand worden gebracht. Versterken wat goed is Het zijn, aansluitend op het voorgaande, inderdaad vooral de partners, de allianties en coalities die uiteindelijk voornamelijk voor de output en de effecten moeten zorgen. Alliantienetwerk management is dan ook van cruciaal belang. Zijn de allianties nog gezond en produceren zij naar wens? De inzet van het programma daarbij is om zoveel mogelijk het goede te versterken. Bijvoorbeeld Metalent. Dit initiatief is ontstaan uit het vorige actieplan jeugdwerkloosheid en is daarna verder doorgegroeid, mede door steun vanuit het programma. Inmiddels zijn 100 metaalbedrijven in de Rijndelta partner van Metalent en is dit project zeer succesvol in het matchen van jongeren aan de vraag in deze bedrijven. Metalent krijgt nu ook weer een rol toebedeeld in het nieuwe actieplan jeugdwerkloosheid en in het op te stellen regionale sectorplan voor de maritieme sector, en is partner in het Leerwerkloket nieuwe stijl. Dit laatste is een ander voorbeeld. Het al langer bestaande en succesvolle Leerwerkloket diende op een andere (financiële) leest te worden geschoeid. Het programma heeft de lead genomen om hiervoor een breed gedragen businessplan tot stand te brengen, waardoor het voortbestaan van dit instrument voor de komende jaren is gewaarborgd. Match vraag en aanbod verbeterd Wat is nu die output en wat zijn nu die effecten in programmalijn 1, het verbeteren van de match? Via Baanbrekend, de Servicepunten Zorg en Welzijn en Techniek, het project Welslagen, Metalent en de aanpak van de jeugdwerkloosheid zijn tot en met de eerste helft van 2013 zo’n 2.500 matches 8 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! tot stand gebracht.1 Dit heeft geleid tot een substantieel gunstigere ontwikkeling van de Wwb dan landelijk gemiddeld, vooral onder jongeren. En ook de Nww <27 nam beduidend minder toe dan landelijk gemiddeld. Succesvolle matches betekenen tegelijkertijd veelal ook dat bedrijven en instellingen zijn geholpen bij hun vacaturevervulling en/of de gewenste instroom van jong talent. Onderwijs en arbeidsmarkt beter aangesloten Ook in de programmalijn verbeteren onderwijs-arbeidsmarkt zijn zoals boven al aangegeven belangrijke slagen gemaakt. Dit zit nog meer in het tot stand brengen van nieuwe verbindingen en onderwijsvernieuwing. Een belangrijke activiteit hier was ook TechniekDock, waardoor zo’n 3.000 leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs kennis hebben gemaakt met duurzame maritieme techniek. Het Masterplan Beroepsonderwijs, het CIV Maritiem en de Maritime Delta zijn hier de belangrijkste gesmede allianties die uiteindelijk ook voor een toename van de gekwalificeerde uitstroom uit het technisch onderwijs moeten zorgen. En van waaruit samen met het bedrijfsleven wordt gewerkt aan een hogere kwaliteit van het technisch onderwijs en de versterking van de innovatiekracht van het maritieme cluster. Kennisinfrastructuur versterkt Met als belangrijkste opbrengst de opening van de Wereldwaag met zijn partners EcoShape en de Erasmus Academie is de kennisinfrastructuur ontegenzeggelijk versterkt. Ook de doorontwikkeling van EcoShape zelf en de voortzetting van de huisvesting van deze organisatie in Dordrecht draagt bij aan de regionale kennisinfrastructuur. Het aantal hbo-studenten is al toegenomen en zal nog verder toenemen. Dit heeft ook zijn spin-off naar de Levendige Binnenstad. Urgentiebesef wel groter, maar richting MKB nog een slag in te slaan Ondanks de crisis heeft de permanente aandacht van het programma er toe geleid dat het urgentiebesef over toekomstige knelpunten op de arbeidsmarkt wel is toegenomen. Het aantal bedrijven dat er actief mee aan de slag gaat en aansluiting zoekt bij de ontwikkelde initiatieven groeit, maar is tegelijkertijd ook nog gering. Richting MKB is hier nog een slag in te slaan. Overall: doelen dichterbij gekomen Kijkend naar de opbrengsten van bijna twee en een half jaar programma regionaal arbeidsmarktbeleid kan de conclusie niet anders zijn dan dat de doelen dichterbij zijn gekomen. Dat geldt zowel voor ‘een arbeidsmarkt die aansluit op de (toekomstige) vraag van het bedrijfsleven’ als voor ‘een arbeidsmarkt die mensen insluit door hun talent centraal te stellen in plaats van ze uit te sluiten op basis van wat ze niet kunnen’. Tegelijkertijd zijn we er nog lang niet. Veel mensen staan nog aan de kant, veel talent blijft onderbenut, veel is een kwestie van lange adem. En hoe nu verder? Een ding is duidelijk: om nog meer slagen te maken en effecten te bereiken zal het programma moeten blijven bestaan. Dat is ook de mening van externe partijen. Het programma heeft veel in gang gezet en resultaten opgeleverd. Het is nu zaak resultaten te verankeren en het programma door te ontwikkelen. Aandachtspunten daarbij zijn ons inziens2: o Zet nog meer in op profilering van de regio als dé regio voor maritieme maakindustrie en de benutting van bovenregionale netwerken. o Blijf de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt agenderen; nog steeds worden voor de toekomst tekorten aan vakbekwaam (technisch) personeel voorzien. o Verbind het programma waar mogelijk met economisch beleid. 1 2 Het eerste actieplan jeugdwerkloosheid tellen we hierin alleen vanaf begin 2011 mee Mede gebaseerd op de interviews met externe stakeholders en de programmamedewerkers Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 9 o o o o o o 10 Blijf vooral bottom-up initiatieven ondersteunen, maak het niet te groot en te complex. En blijf daarbij naar de verbinding zoeken. Blijf versterken wat goed is. Borg succesvolle initiatieven en versterk waar mogelijk de executiekracht van die initiatieven. De vraag daarbij is wel hoe je als overheid je invloed hierop kunt maximaliseren. Daar zou over moeten worden nagedacht. Maak je successen zichtbaarder naar het bedrijfsleven en werk aan een breder commitment bij dat bedrijfsleven. Geef het programma meer gemixed regionaal vorm. Dat komt ook het commitment in de regiogemeenten ten goede. Maak duidelijke keuzes waar je op gaat inzetten en waarop niet. Communiceer dat ook duidelijk met de buitenwereld. En, ten slotte, geef aandacht aan het HRM aspect voor de programmamedewerkers. Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! 1 Inleiding Arbeidsmarkt en kennisinfrastructuur is één van de vijf programma’s in het Regionaal Meerjarenprogramma (rMJP) Drechtsteden 2011-2014. Deze opgave is ingevuld met het programma regionaal arbeidsmarktbeleid, met Dordrecht als trekker en regisseur. Met dit programma wordt tevens invulling gegeven aan een belangrijke prioriteit in het collegeprogramma van de gemeente Dordrecht. Wat wil men bereiken? Hoe pakt men dit aan? Doet met hiervoor de goede dingen? En wat levert het op? En wat is de meerwaarde van de programmatische aanpak? Wij, het Onderzoekcentrum Drechtsteden, geven in een tussenevaluatie antwoord op deze vragen. kernboodschap arbeidsmarktbeleid Wij streven naar een vitale economie en een regio waarin het prettig leven is. Werk en werkgelegenheid zijn essentieel om succesvol te zijn in dat streven. Dat geldt voor de ondernemingen en werkgevers in onze regio, maar ook voor onze inwoners. Werk is de beste garantie dat zoveel mogelijk mensen in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Daarom heeft arbeidsmarktbeleid hoge prioriteit in deze coalitieperiode. Bron: Actieplan 2011 Arbeidsmarktbeleid 1.1 Aanleiding en doel De arbeidsmarkt in de Drechtsteden staat onder druk. Een groot aantal werkenden verlaat de komende jaren de arbeidsmarkt, maar er is onvoldoende vervanging. Werkgevers, vooral in bepaalde sectoren, krijgen naar verwachting te maken met een tekort aan vakmensen. Het programma arbeidsmarktbeleid moet de arbeidsmarkt in de regio een nieuwe impuls geven. Hierin werken ondernemers, onderwijs en overheid nauw samen. Het programma richt zich op een betere aansluiting van de arbeidsmarkt op de (toekomstige) vraag van het bedrijfsleven door te werken aan drie transities: • • • van school naar werk, van werk naar werk, van uitkering naar werk. De focus ligt hierbij op de sectoren maritiem/techniek, zorg/welzijn en recreatie/toerisme. Met het programma regionaal arbeidsmarktbeleid wordt invulling gegeven aan het programma Arbeidsmarkt en kennisinfrastructuur van het rMJP Drechtsteden 2011-2014 én aan het speerpunt arbeidsmarktbeleid van de gemeente Dordrecht. Het programma is opgezet als een ‘stads’programma met een regionale verantwoording. De gemeente Dordrecht is vanuit haar hoedanigheid als centrumgemeente trekker en voornaamste financier van het programma. Binnen vier programmalijnen zijn doelen geformuleerd en zijn en worden activiteiten en projecten opgezet. Via vijf veranderopgaven is extra focus aangebracht. Het programma is formeel gestart per 1 februari 2011 en heeft een looptijd van drie jaar. In maart 2013 heeft de gemeente Dordrecht opdracht gegeven het programma tussentijds te evalueren. In deze rapportage doen we hiervan verslag. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 11 1.2 Context Belang en invulling regionaal arbeidsmarktbeleid Regionaal arbeidsmarktbeleid is niet van vandaag of gisteren. Al sinds de oprichting van de Regionale Besturen voor de Arbeidsvoorziening in 1991 probeert men via regionaal beleid vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar af te stemmen. In de afgelopen twintig jaar is hiermee echter maar beperkte vooruitgang geboekt, zo blijkt uit een recente studie van de Inspectie SZW.3 Belemmerende factoren zijn, naast een gebrek aan zicht op de (toekomstige) vraag en aanbod, vooral verschillen in cultuur, focus, denk- en werkwijzen, financiering en belangen tussen de verschillende spelers. De samenwerking beperkt zich in het algemeen dan ook vooral tot afstemming en beleidsontwikkeling, zo constateert de Inspectie. Concrete resultaten worden veel minder vaak geboekt. Desondanks blijft regionaal arbeidsmarktbeleid voor de landelijke overheid van belang en krijgen (centrum)gemeenten hierin nadrukkelijk een regierol toebedeeld. Zij dienen publieke en private partijen bij elkaar te brengen en verbinding te leggen met de terreinen onderwijs, zorg en welzijn. Het moet nu echt meer samen aldus de Inspectie. Dat een coördinatiestrategie via samenwerking met andere belanghebbende organisaties ook daadwerkelijk effectief is, blijkt uit een recent proefschrift over arbeidsmarktstrategieën van gemeenten.4 De regierol kent zowel een inhoudelijke (beleid maken) als een praktische (problemen oplossen) component. Je zou kunnen zeggen dat de gemeente Dordrecht met het programma regionaal arbeidsmarktbeleid dus ook haar regierol heeft opgepakt. De vraag is hoe dat in de praktijk is uitgewerkt en hoe de regionale invalshoek vorm heeft gekregen. Duidelijk is in elk geval dat het realiseren van een effectief regionaal arbeidsmarktbeleid geen sinecure is. De tussenevaluatie vindt mede tegen deze achtergrond plaats. rMJP 2011-2014 Arbeidsmarkt en kennisinfrastructuur is één van de vijf programma’s in het rMJP 2011-2014 en is daarin samen met economie en woonklimaat ook één van de prioritaire thema’s. Het rMJP schrijft hierover: ‘om economie en arbeidsmarkt een impuls te geven gaan wij met het bedrijfsleven, het onderwijs en met elkaar allianties aan. Daarbij past een regierol van de overheid. We helpen mee om bruggen te slaan tussen bedrijven en opleidingen. Daarbij maken we zoveel mogelijk gebruik van bestaande samenwerkingsverbanden en platforms en zetten zo min mogelijk nieuwe initiatieven op’.5 Daarbij ligt het zwaartepunt van sturing niet alleen bij de overheid (government) maar wordt dit gezamenlijk met maatschappelijke actoren ingevuld (governance). Vanuit deze sturingsfilosofie is het programma regionaal arbeidsmarktbeleid ‘nieuwe stijl’ nu bijna drie jaar onderweg. De rMJP actualisatie heeft daarbij nog extra focus aangebracht op de Drechtsteden als Maritieme en logistieke topregio, een Sociaal Sterke Drechtsteden en de doorontwikkeling van de samenwerking, inclusief het versterken van de externe oriëntatie.6 Economische situatie verslechterd Het programma is gestart tegen de achtergrond van op de korte termijn verwachte fors toenemende knelpunten in de personeelsvoorziening in combinatie met het gegeven dat ook nog steeds veel mensen langs de kant stonden. Sinds de start van het programma is de arbeidsmarkt veranderd. Door 3 4 5 6 Inspectie SZW (2013). Regierol gemeenten bij regionaal arbeidsmarktbeleid. Edzes, A.J.E. (2010). Arbeidsmarktstrategieën van gemeenten, proefschrift RUG Samen stad in Uitvoering. Regionaal Meerjarenprogramma (rMJP) Drechtsteden 2011-2014 rMJP actualisatie 2012 12 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! de economische crisis moesten veel bedrijven sluiten of inkrimpen, met een daling van de werkgelegenheid, het aantal ingediende vacatures en de beschikbaarheid van BBL-plaatsen en een forse stijging van de werkloosheid tot gevolg. Dit wordt nog eens extra versterkt door de bezuinigingen en de daardoor teruglopende werkgelegenheid bij de overheid. De werkloosheid is met name de tweede helft van het vorig jaar en de eerste helft van dit jaar sterk gegroeid. Per 1.7.2013 telt de regio 5.200 Wwb-ers, 5.500 mensen in de WW en 3.200 Wajongers. Het aantal niet-werkende werkzoekenden ligt per 1.7.2013 op ruim 7.700, bijna 50% meer dan per 1.1.2012. Figuur 3.5 Ontwikkeling WW, Wwb en Nww Drechtsteden, 2011-2013 (eind juni) 8000 7.746 6000 5.552 5.221 4000 3.226 2000 0 WW Wwb 1.1.2011 1.1.2012 Nww 1.1.2013 Wajong 1.7.2013 Bronnen: SDD en UWV De crisis is nog niet voorbij en de groei van de werkloosheid zal naar verwachting voorlopig nog doorzetten. Daarnaast heeft beleid van de landelijke overheid op het sociale domein (jeugdzorg, AWBZ, participatie) gevolgen voor de (toekomstige) arbeidsmarkt. Dit alles heeft ook consequenties (gehad) voor (de invulling van) het programma arbeidsmarktbeleid. Een en ander neemt overigens niet weg dat vooral voor de periode na 2014 nog steeds forse tekorten aan met name vakbekwaam technisch personeel worden voorzien.7 Wat dat betreft is de context dus niet veranderd. 1.3 Vraagstelling De focus van de evaluatie ligt op twee vragen: 1. 2. 1.4 Wat zijn de opbrengsten van het beleid? Waar zijn vertragingen/ belemmeringen opgetreden en wat zijn verbeterpunten? Welke lessen kunnen getrokken worden uit de programmatische aanpak? Wat is de meerwaarde, wat zijn succesfactoren en knelpunten? Opzet Om deze twee vragen te kunnen beantwoorden hebben we het ‘dossier’ van het programma arbeidsmarktbeleid doorgenomen. Dit betrof het programmaplan, jaarplannen, voortgangsverslagen, notities, notulen, intentieverklaringen en andere relevante stukken. Daarnaast hebben we interviews gehouden met de programmalijnmanagers, programmadirecteur en portefeuillehouder, en met 7 OCD (2013), Monitor Economie en Arbeidsmarkt Drechtsteden 2013 Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 13 diverse partners en stakeholders (uitkeringsinstanties, werkgevers, kenniscentra en onderwijs). In deze interviews hebben we beide onderwerpen aan de orde gesteld. In figuur 2 is een en ander schematisch weergegeven. Figuur 2: Analysemodel programma arbeidsmarktbeleid inhoud proces meerwaarde programmatische aanpak opbrengsten verbeterpunten aanpak agenda voor de toekomst: strategisch – tactisch - operationeel De tussenevaluatie betreft voornamelijk de periode tot en met het eerste halfjaar van 2013. Gedurende het onderzoeksproces stond het beleid natuurlijk niet stil en hebben zich uiteraard ook weer allerlei ontwikkelingen voorgedaan. Voor zover het daarbij om fundamentele zaken ging, zijn die zo veel mogelijk in de rapportage meegenomen. 1.5 Leeswijzer Voordat we de hoofdvragen beantwoorden, geven we eerst een beschrijving van het programma in zijn geheel (hoofdstuk 2). Daarna zoomen we in op de doelen, activiteiten en resultaten en opbrengsten binnen de programmalijnen (hoofdstuk 3). Dit hoofdstuk sluiten we af met een aantal conclusies en aandachtspunten en aanzetten voor een agenda voor de toekomst. Vervolgens gaan we in op de programmatische aanpak (hoofdstuk 4). Wat is daarvan de meerwaarde? Wat zijn lessen en aandachtspunten? In de synthese voorin het rapport vindt u de belangrijkste bevindingen, conclusies en aanbevelingen. Een en ander is nog eens kort samengevat in de managementsamenvatting. 14 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! 2 Het programma regionaal arbeidsmarktbeleid Wat is de inhoudelijke opgave van het programma arbeidsmarktbeleid, wat zijn de doelen en programmalijnen? En hoe wordt het programma aangestuurd en ingebed? Alvorens in hoofdstuk 3 meer in detail in te zoomen op de programmalijnen bespreken we in dit hoofdstuk kort het programma. missie programma arbeidsmarktbeleid Wij ontwikkelen een arbeidsmarkt die aansluit op de (toekomstige) vraag van het bedrijfsleven. Deze arbeidsmarkt sluit mensen in door hun talent centraal te stellen in plaats van mensen uit te sluiten op basis van wat ze niet kunnen. Bron: folder Dordt Werkt! 2.1 Inhoudelijke opgave Drie transities, vier programmalijnen, vijf veranderopgaven Het programma arbeidsmarktbeleid is, zoals eerder al vermeld, gericht op drie transities: van school naar werk, van werk naar werk en van uitkering naar werk. Hieraan gekoppeld zijn de volgende doelstellingen/programmalijnen (zie figuur 1): • • • • matching vraag en aanbod op de arbeidsmark verbeteren aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt; verbeteren kennisinfrastructuur; vergroten urgentiebesef bij werkgevers. Figuur 1 Programma arbeidsmarktbeleid Participatiewet Impuls onderkant arbeidsmarkt Werkschool Programmalijn Matching Vraag en Aanbod o/d Arbeidsmarkt Programmalijn Verbeteren aansluiting Onderwijs arbeidsmarkt Programmalijn Verbeteren kennisinfrastructuur Programmalijn Vergroten urgentiebesef bij ondernemers en HRM Sectorale Leer Werk Bedrijven Maritime Delta Communicatiestrategie Bron: folder Dordt werkt! Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 15 Deze programmalijnen zijn deels ingevuld met vijf ‘veranderopgaven’: Impuls Onderkant Arbeidsmarkt (IOA), Werkschool, sectorale leer-werk- en werk-naarwerk-bedrijven, en Maritieme Campus (inmiddels Maritime Delta). Daarnaast is de voorbereiding van de implementatie van de Participatiewet (voorheen Wet werken naar vermogen) een veranderopgave. De algemene doelen zijn verder geconcretiseerd binnen de programmalijnen. Hieraan zijn deels ook prestatie-indicatoren gekoppeld. Hier komen we in het volgende hoofdstuk op terug. Strategie en rol Om de doelen te bereiken hanteert men de volgende strategie:8 1. 2. 3. 4. intern: meer samenhang en effectiviteit in aanpak op economisch, onderwijs en sociaal domein; de markt zoveel mogelijk haar werk laten doen en bevorderen van actieve betrokkenheid van ondernemers in de arbeidsmarktaanpak; verbeteren samenwerking en relaties tussen ondernemers, onderwijs en overheidsinstellingen; meer kansen en subsidies benutten. Per programmalijn is dat verder uitgewerkt in concrete activiteiten. In het programmaplan zijn deze geformuleerd in termen als transparant maken, ontwikkelen, opzetten, verbeteren, inrichten, verbinden, opstarten, vorm en inhoud geven, koppelen en ondersteunen. Waar het gaat om de uitvoering is telkens de samenwerking met uitkeringsinstanties, werkgevers, brancheorganisaties, kenniscentra en onderwijs genoemd. Hiermee wordt de rol van het programma neergezet als trekkende, verbindende, initiërende, ondersteunende, faciliterende en aanjagende kracht. Dit zien we ook terug in het actieplan 2011, waarin bij de uitwerking van een van de programmalijnen de rol van het programmabureau expliciet is benoemd. De activiteiten binnen het programma richten zich dan ook vooral op deze rol. In het volgende hoofdstuk komen we daar op terug. 2.2 Programma Regionaal ‘stads’programma Met het programma arbeidsmarktbeleid wordt zoals gezegd zowel invulling gegeven aan het programma Arbeidsmarkt en kennisinfrastructuur in het rMJP, als aan één van de prioriteiten in het collegeprogramma van de gemeente Dordrecht. Eerder gaven we al aan dat de overheid centrumgemeenten uitdrukkelijk een regierol toebedeelt in het regionaal arbeidsmarktbeleid. Dordrecht is ook eerder al voor verschillende arbeidsmarktregelingen (Leren & Werken, Aanpak Jeugdwerkloosheid en ESF subsidies) door het Rijk aangewezen als centrumgemeente voor zowel de Drechtsteden als Alblasserwaard/ Vijfheerenlanden. Het ‘beleggen’ van dit programma bij Dordrecht is dus niet meer dan logisch. De verantwoording van het programma vindt plaats op regionaal niveau als onderdeel van het regionaal Meerjarenprogramma (rMJP). Binnen de gemeente Dordrecht wordt al sinds 2002 gewerkt met programma’s om te kunnen sturen op dynamische vragen en oplossingen met een grote politieke gevoeligheid. Deze organisatievorm wordt ingezet naast sectoren (voor stabiele vragen en oplossingen met politieke gevoeligheid) en bedrijven (stabiele vragen en oplossingen met geringe politieke gevoeligheid). Sturing via een programma heeft in principe meerwaarde wanneer een (groot) aantal projecten en andere activiteiten met een belangrijke onderlinge samenhang moet worden uitgevoerd. De hypothese is dat de reguliere lijnorganisatie 8 SBC. Programmaplan Arbeidsmarktbeleid (2010-2014) 16 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! onvoldoende in staat is om deze complexe opgaven aan te pakken. Een apart, flexibel bestuurlijk arrangement kan dit mogelijk wel. Organisatorische inbedding Het programma arbeidsmarktbeleid bestaat uit een programmabureau, waarin medewerkers vanuit diverse lijnorganisaties participeren. Vanuit Dordrecht betreft dat verschillende sectoren: stadsontwikkeling, projectmanagement en maatschappelijke ontwikkeling. Ook is er een medewerker van de gemeente Alblasserdam fulltime aan het programma verbonden. De eerste anderhalf draaide ook een medewerker van de SDD fulltime mee. De communicatie is belegd bij het SCD. Per programmalijn is er een trekker/manager. Eén van hen heeft ook meer algemene taken en een overkoepelende coördinerende rol. De programmadirecteur is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het programma. Sturing Bestuurlijk portefeuillehouder is de wethouder onderwijs, arbeidsmarktbeleid en werkgelegenheid van de gemeente Dordrecht, tevens regionaal portefeuillehouder. Verantwoording vindt plaats via het regionale meerjarenprogramma, via halfjaarlijkse voortgangsrapportages aan het Drechtstedenbestuur en raadsinformatiebrieven aan de Drechtraad. Binnen het programma vindt sturing onder andere plaats via het tweewekelijkse programmateam overleg. Eens in de zes weken worden hier ook ambtenaren van alle regiogemeenten voor uitgenodigd. Financiering De gemeente Dordrecht maakt in de periode 20120-2014 jaarlijks 400.000 euro vrij ten behoeve van het programma. De middelen zijn bestemd voor de programmaorganisatie, ondersteunende activiteiten (communicatie, arbeidsmarktanalyse) en innovatiebudget. Ook gelden die Dordrecht ontvangt voor bijvoorbeeld het Actieplan Jeugdwerkloosheid komen terecht bij het programma arbeidsmarktbeleid. Het programma zet ook nadrukkelijk in op ‘financial engineering’: het benutten van subsidies en fondsen van hogere overheden. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 17 18 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! 3 Aanpak, opbrengsten en aandachtspunten De uitwerking van het programma arbeidsmarktbeleid verloopt langs vier programmalijnen. Hieraan gekoppeld zijn vijf veranderopgaven. Wat is de algemene aanpak in het programma? Wat zijn de doelen, activiteiten en resultaten per programmalijn? En wat zijn nu de werkelijke opbrengsten? Zijn de doelen dichterbij gekomen? En welke aandachtspunten zijn er voor het vervolg? In dit hoofdstuk gaan we hier op in. De beschrijving van de programmalijnen is op hoofdlijnen. Basis voor de beschrijving zijn het programmaplan, de jaarplannen en de verschillende voortgangsrapportages. Per programmalijn geven we een beeld van (de aard van) de activiteiten waarop is/wordt ingezet en wat de resultaten en - voor zover al zichtbaar – de effecten zijn. We sluiten het hoofdstuk af met een aantal algemene conclusies. Is het doel ’het ontwikkelen van een arbeidsmarkt die aansluit op de (toekomstige) vraag van het bedrijfsleven’ dichterbij gekomen? En is dit dan meer ‘een arbeidsmarkt die mensen insluit door hun talent centraal te stellen in plaats van mensen uit te sluiten op basis van wat ze niet kunnen’? En welke inhoudelijke aandachtspunten zijn er voor het vervolg? Maar voordat we op dit ales ingaan, kijken we eerst terug naar het plan van aanpak. Doet men, gezien deze doelen, de juiste dingen? Bereikt met de groep die men wil bereiken? Kortom, is men op de goede weg? 3.1 Aanpak “Het doel van arbeidsmarktbeleid is vraag en aanbod (werkgevers en werkzoekende) aan elkaar te koppelen, opdat economisch vitale regio’s ontstaan. De ondernemers kunnen hierdoor goede bedrijfsresultaten boeken; de werkzoekenden kunnen hierdoor voorzien in hun levensonderhoud en de kwaliteit van hun lever verbeteren. Onderwijs is het instrument bij uitstek om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar te laten aansluiten.” Bron: Programmaplan Arbeidsmarktbeleid (2010-2014) Visie, doelen en activiteiten In het programmaplan arbeidsmarktbeleid staat een duidelijke visie beschreven op de arbeidsmarkt, haar partners en de manier waarop deze functioneert. De arbeidsmarkt is een autonoom opererend systeem, waarbij werkgevers en werknemers uit eigen belang naar elkaar op zoek gaan en elkaar vinden. Het merendeel van de matches komt zonder overheidsbemoeienis tot stand. De rol van het onderwijs is daarin ondersteunend. Hoe betere het aanbod aansluit op de vraag, des te beter functioneert de arbeidsmarkt. De overheid komt pas in beeld, wanneer de arbeidsmarkt niet goed functioneert. Het gaat dan om ‘de onderkant’ van de arbeidsmarkt, waarbij het moeilijker is vraag en aanbod te matchen. Omdat de overheid mensen die niet zelf in hun levensonderhoud kunnen voorzien financieel ondersteunt, heeft zij er belang bij deze groep zo snel mogelijk weer terug te leiden naar de arbeidsmarkt. In het geheel is de uitvoerende rol van de overheid dus beperkt. Dit zien we terug in het programma arbeidsmarktbeleid en de strategie (zie kader). Deze is er vooral op gericht ondernemers en onderwijs in beweging te krijgen. Om vanuit een eigen gevoeld belang ervoor te zorgen dat vraag en aanbod beter op elkaar aansluiten. Hieruit blijkt dus ook dat men wel een rol van de overheid ziet in de bredere context van arbeidsmarktbeleid. Daar waar het onderwijs onvoldoende opleidt voor de vraag vanuit de arbeidsmarkt, heeft de overheid de taak hierop te sturen. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 19 strategie • intern: meer samenhang en effectiviteit in aanpak op economisch, onderwijs en sociaal domein; • de markt zoveel mogelijk haar werk laten doen en bevorderen van actieve betrokkenheid van ondernemers in de arbeidsmarktaanpak; • verbeteren samenwerking en relaties tussen ondernemers, onderwijs en overheidsinstellingen; • meer kansen en subsidies benutten. De doelen (en prestatie-indicatoren) moeten dus vooral door de partners van de overheid behaald worden. Uiteindelijk zijn het de partners en de gesmede allianties en coalities die voor de output en de effecten moeten zorgen. Daarom is het ook zo belangrijk om in de gaten te houden of de allianties gezond blijven en waar mogelijk geborgd worden. In deze evaluatie beschouwen wij de SDD ook als ‘partner’, omdat deze dienst een zelfstandig opererende uitvoeringsorganisatie is. De eerste anderhalf jaar heeft een medewerker van de SDD weliswaar fulltime meegedraaid in het programma, maar als we uitgaan van de binnen het programma geformuleerde strategie lijkt het logisch ook de SDD als partner te zien en niet als onderdeel van het programma. Wél een partner die een verlengstuk is van de gemeente en als zodanig ‘dichterbij’ staat dan onderwijs, ondernemers en UWV. Als we door die bril naar de activiteiten van het programma kijken, dan gaat het er dus vooral om relevante partners te verbinden, te activeren en te faciliteren. Dat is ook precies de rol die het programmateam heeft opgepakt. Activiteiten die zij uitvoeren zijn voor, ten behoeve van of samen met deze partners. Deze sluiten dus aan bij de doelen van het programma, zoals verwoord in de strategie. Belangrijk is natuurlijk wel om vervolgens vast te stellen of daarmee de uiteindelijke doelen, zoals deze in prestatie-indicatoren zijn neergelegd, gehaald worden. Van belang bij dit alles is nog te vermelden dat binnen deze aanpak de insteek ook is om in principe niet verder te gaan dan cofinanciering. Wel is er ook een budget beschikbaar voor ‘out of the pocket aanjaaguitgaven’. Bereik Het merendeel van de activiteiten van het programma richt zich op het activeren en verbinden van relevante stakeholders. Er is veel energie gestoken in het opzetten, verbreden en versterken van allianties op verschillende niveaus. En met het organiseren van verschillende typen bijeenkomsten, zijn veel stakeholders bereikt en met elkaar in verbinding gebracht: onderwijsinstellingen, ondernemers, branche-, kennis- en uitvoeringsorganisaties. Ook de communicatiemiddelen die zijn ingezet hebben een behoorlijk bereik. Aandachtspunt is hierbij nog het bereik onder kleinere ondernemers in de regiogemeenten. Verder heeft men een aantal activiteiten ondersteund/ gefaciliteerd gericht op leerlingen en hun ouders. Ook hiermee zijn veel leerlingen en ouders bereikt. 20 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! 3.2 Matching vraag en aanbod “De mismatch op de arbeidsmarkt vindt voornamelijk plaats bij die mensen, die een grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Deze hebben meestal recht op een uitkering van de overheid (sociale dienst of UWV). Vanuit de trampolinegedachte van de uitkeringen is het streven de uitkeringssituatie tijdelijk te laten zijn en daarbij het bestaande instrumentarium maximaal op participatie in te zetten.” Bron: Programmaplan Arbeidsmarktbeleid (2010-2014) Doelen Binnen deze programmalijn ligt het accent op de transitie van uitkering naar werk. Doel is mensen die nu niet op eigen kracht aan het werk kunnen, te ondersteunen en te stimuleren om weer in te stromen op de arbeidsmarkt. Ook wordt met deze programmalijn beoogd om instroom in de uitkering te voorkomen. Daarbij worden alle mogelijke beleidsinstrumenten ingezet. Hierbij zet men ook sterk in op het optimaliseren van de werkgeversbenadering. De doelen zijn vertaald in een aantal prestatie-indicatoren, die in overleg met uitvoeringsinstanties nog nader ingevuld zouden moeten worden. Dat is niet gebeurd en met de uitvoeringsinstanties zijn ook geen afspraken gemaakt over behaalde resultaten. En in het voor 2011 opgesteld actieplan komen deze prestatie-indicatoren niet terug.9 Gezien de economische situatie de afgelopen periode is het ook de vraag in hoeverre de genoemde prestatie-indicatoren nog realistisch zijn. Wel is er een programmakaart met twee indicatoren: de ontwikkeling van het aantal niet-werkende werkzoekenden en het aantal personen met een bijstandsuitkering ten opzichte van het landelijk gemiddelde. Zie hiervoor verder paragraaf 3.6. Activiteiten De programmalijn sluit gedeeltelijk aan bij –reguliere- activiteiten van de Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) en UWV-Werkbedrijf (UWV). Met de toename van de werkloosheid kwamen ook de veranderopgaven Impuls Onderkant Arbeidsmarkt en Sectorale leerwerk-/werk-naar-werkbedrijven in beeld. En de naderende invoering van de Participatiewet noodzaakte tot voorbereiding van de implementatie. Er is vooral veel energie gestoken in: • extra ondersteuning van reguliere activiteiten SDD en UWV voor matching mensen met een uitkering; • branchegerichte matching werkzoekenden en werkgevers; • aanpak jeugdwerkloosheid; • Impuls Onderkant Arbeidsmarkt • voorbereiding invoering Participatiewet inclusief integrale werkgeversbenadering. Resultaten De belangrijkste resultaten staan hieronder puntsgewijs kort beschreven. • Baanbrekend Drechtsteden, een innovatief samenwerkingsverband van de SDD en Randstad groep Nederland, is maart 2011 gestart in de Drechtsteden en daarna uitgebreid naar meer gemeenten. Dit samenwerkingsverband is in de beginfase ondersteund door het programma door middel van financiële bijdragen aan de organisatie van netwerkbijeenkomsten. In de Drechtsteden zijn vanaf de start tot en met de eerste helft 9 Gemeente Dordrecht (2011). Actieplan 2011 Arbeidsmarktbeleid Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 21 van 2013 900 matches gerealiseerd in diverse branches. Dit blijft iets achter bij de ambitie van de SDD. • Sectorale Servicepunten voor de sectoren Zorg en Welzijn en Techniek zijn begin 2011 gestart in samenwerking met diverse partners: werkgevers, brancheorganisaties, kenniscentra, UWV en onderwijs. Het Servicepunt Zorg en Welzijn is nog steeds operationeel. Recent is in een nieuw afgesloten convenant de samenwerking bekrachtigd. Inmiddels zijn 150 mensen naar werk begeleid en zijn onder meer een vacaturebank opgezet, banenmarkten en kennisbijeenkomsten georganiseerd en 500 mensen geïnformeerd over werk in de sector. Ook heeft het servicepunt een rol gespeeld in het weer aan het werk helpen van de helft van de werknemers die collectief waren ontslagen in de kinderopvang. Het Servicepunt is ook belast met de uitvoering van het project “Welslagen”, waarin werkzoekenden die langer dan een jaar in de uitkering zitten een BBLtraject in de zorgsector kunnen volgen om uiteindelijk als verzorgende niveau 3 in te stromen. Het Servicepunt Techniek heeft in 2011 80 mensen van werk naar werk bemiddeld, maar is niet langer operationeel. Er zijn pogingen gedaan dit servicepunt een doorstart te geven, maar dat is niet gelukt. Dat heeft vooral te maken met het gebrek aan ervaren noodzaak doordat er inmiddels andere allianties in de techniek succesvol zijn zoals de Stichting Talent voor Techniek, Metalent en de Duurzaamheidsfabriek. Dit geeft aan dat het bij het arbeidsmarktbeleid veelal niet om de vehikels gaat, maar om de allianties, de coalities. Er is ook een aanzet gegeven tot een Servicepunt Transport en Logistiek, maar dat is niet operationeel geworden. “Door de participatie van uitzendbureaus in het Servicepunt Transport en Logistiek kreeg dit project een te commercieel karakter, waardoor bedrijven zich uiteindelijk terugtrokken.” Bron: interviewverslag stakeholder • Er is veel energie gestoken in de aanpak van de jeugdwerkloosheid. Het Regionaal Actieplan Jeugdwerkloosheid ‘Geef jongeren een kans’ is in 2011 formeel afgerond. Dit was onderdeel van het programma arbeidsmarktbeleid. Na afronding van het project kon door het doorlopen van Europese subsidies (ESF) een aantal leerwerkprojecten worden voortgezet. Daarnaast is er een open call geweest voor nieuwe initiatieven om jeugdwerkloosheid in de regio aan te pakken, gekoppeld aan het event Kompas voor Succes. Dit heeft veel publiciteit gekregen. De zes winnaars zijn eind 2012 met de uitvoering gestart. Ambitie is in 2013 ruim 100 jongeren te helpen aan een baan of leerwerktraject. Op dit moment (eind juni 2013) zijn er 47 toezeggingen. Inmiddels heeft het kabinet opnieuw extra middelen beschikbaar gesteld voor een regionale aanpak van de jeugdwerkloosheid. De Drechtsteden hebben in juni 2013 hiertoe een actieplan ingediend. In september is het convenant getekend. Ambitie is vóór 1 januari 2015 voor 1.000 jongeren een stage, leerwerkplek of reguliere baan te vinden. De Startersbeurs, die jongeren de gelegenheid geeft een half jaar lang bij een werkgever werkervaring op te doen, wordt hierbij onder andere als instrument ingezet. Met steun uit het vorige actieplan jeugdwerkloosheid is vanuit de regionale metaalbedrijven in de Rijndelta het innovatieve instrument Metalent ontstaan (zie kader). Metalent heeft zich ontwikkeld tot een zeer succesvol 22 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! instrument voor instroom en opleiden van jongeren in de metaal en maritieme sector. Metalent diende ook als voorbeeld voor de oprichting van meerdere sectorale leerwerk-/werk-naar-werkbedrijven. De insteek van het programma is om zoveel gebruik te maken van wat goed is en dat verder te versterken. Zo krijgt Metalent ook weer een prominente rol in het nieuwe actieplan jeugdwerkloosheid en het op te stellen regionale sectorplan voor de Maritieme sector. Metalent Metalent, een project van Deltametaal, richt zich in het bijzonder op de instroom van jongeren met een vmbo-diploma. Daarnaast is Metalent een scholingspool met mbo- en hbo-leerlingen in dienst. Metalent functioneert als een bedrijfsvakschool voor het MKB. In samenwerking met de drie ROC’s en de regionale bedrijfsscholen is een praktijkgerichte verkorte BBLopleiding ontwikkeld op mbo-2 niveau. Inmiddels nemen 100 metaalbedrijven in de Rijndelta deel in dit samenwerkingsverband. Een bedrijf als Scheepswerf Slob bijvoorbeeld werft alleen nog maar jongeren via Metalent. In totaal zijn sinds de start in januari 2010 ruim 150 jongeren geplaatst op leerwerkbanen, arrangementen of stages. • Ook in de veranderopgave Impuls Onderkant Arbeidsmarkt is veel energie gestoken. Doel is om mensen met een uitkering die een lage verdiencapaciteit hebben (groep 3 mensen uit de Participatiewet) te activeren en dichterbij de arbeidsmarkt te brengen en tevens maatschappelijk nuttig werk te laten doen. Er is een arrangement uitgewerkt waar gemeenten een beroep op kunnen doen. In juni 2012 besluit het DSB tot een meervoudige lokale aanpak en in juli 2012 tekenen 12 partijen een intentieverklaring met als doel 200 leerwerkplekken te realiseren in Dordrecht en 500 in de andere regiogemeenten. In het kader van de participatiewet is er gewerkt aan een gedeelde visie. Uitgangspunt is dat mensen die naar verwachting langdurig een uitkering zullen ontvangen, een tegenprestatie moeten verrichten in hun wijk of buurt. Wijkgebonden leerwerkbedrijven zorgen voor arbeidsvolgende dagbesteding voor deze groep mensen en revitaliseren daarmee tevens de sociale structuren in een wijk. Deze leerwerkbedrijven bieden ook scholingsmogelijkheden voor jongeren die niet in een reguliere opleiding passen. Per juli 2013 is de centrale intake van de leerlingen bij Stichting Mee belegd. Zij zetten ook een leerlingvolgsysteem op. De leerwerkbedrijven zijn bij deze service desk aangesloten. De impuls in daarmee geborgd. Er is bijna sprake van een structurele voorziening. De verwachting is dat het nagestreefde aantal leerwerkplekken ruimschoots gehaald zal worden. • De Impuls Onderkant Arbeidsmarkt is mede geïnitieerd tegen de achtergrond van de invoering van de Participatiewet, die door gemeenten zal moeten worden uitgevoerd. De visie op en het plan voor de uitvoering van de Participatiewet zijn in nauwe samenwerking tussen SDD, Drechtwerk en het programma arbeidsmarktbeleid uitgewerkt en liggen ter vaststelling bij het DSB. Besluitvorming hierover zal in november plaats vinden. In anticipatie op de wet is besloten onderdelen van Drechtwerk onder te brengen bij de SDD en het Servicecentrum Drechtsteden. Belangrijkste reden hiervoor is dat de wet ertoe leidt dat de instroom naar de wet sociale werkvoorziening (WSW) volledig wordt geblokkeerd. Mensen die daarvoor nog konden instromen in de WSW of Wajong vallen straks onder de participatiewet en komen bij de SDD terecht. Daarom is integratie van Drechtwerk in SDD en SCD een logische stap. De formele integratie van SW-taken in de GRD zal per 1 januari 2015 zijn afgerond. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 23 Binnen dit kader is samen met SDD en UWV ook gewerkt aan een plan van aanpak voor een gezamenlijke integrale werkgeversbenadering. Onderdeel van de invoering van de Participatewet en de Impuls Onderkant is ook de aanscherping van de SROI-regels (Social Return On Investment). • Veranderopgave sectorale leerwerk-/werk-naar-werkbedrijven Metalent is een voorbeeld van een succesvol sectoraal leerwerk-/werk-naarwerkbedrijf. In deze veranderopgave is gewerkt aan de oprichting en doorontwikkeling van een aantal andere sectorale leerwerk-/werk-naarwerkbedrijven naar het voorbeeld van Metalent: in de transport (Flex Drechtsteden), de bouw (SSPB, BST en Herbouw), de binnenvaart (MATE van TriviumLindenhof), detailhandel in de Dordtse binnenstad en in het toerisme (regionaal). Ook waren er plannen voor de elektro/loodgieters branche en het callcenter. Niet alles is succesvol gebleken. Dat heeft met verschillende factoren te maken: te grote complexiteit (Flex Drechtsteden), te weinig draagvlak (toerisme) of gebrek aan financiële middelen (detailhandel). Met name het project in de bouw is wel succesvol. BST en Herbouw zijn samengegaan in de Stichting Herbouw en deze samenwerking is operationeel. De rol van het programma hierin is nu vooral het verbinden met verbouwingen van gemeentelijk vastgoed (Wereldwaag, Onderwijsmuseum). Voor wat betreft het MATE project kan het ook mogelijk nog gaan om een stukje cofinanciering. De belangrijkste activiteiten binnen deze programmalijn met hun resultaten zijn hiermee kort beschreven. Voor de volledigheid noemen wij hier eveneens nog kort het Leerwerkloket en de banenmarkten, branchemanifestaties en werkgeversbijeenkomsten. 24 • Werkenden en werkzoekenden kunnen bij het Leerwerkloket terecht met vragen over opleidingsmogelijkheden. Zij worden doorverwezen naar een BBL-traject, naar een BOL-opleiding of een EVC-procedure, of worden zelfs direct bemiddeld naar werk. Dit al langer bestaande - succesvolle instrument verkeert in een transitie fase en wordt alleen voortgezet als er co-financiering komt van gemeente/sociale dienst en een ROC. Voor de regio Drechtsteden is recent door een programmamedewerker een businessplan voor het Leerwerkloket nieuwe stijl opgesteld en door de partners (regio Drechtsteden, Da Vinci College, UWV, Dordtmij, All4work4all, Tempoteam, Werkgevers Drechtsteden, Metalent, SBB en SBB Kenniscentra en SDD) ondertekend. • Banenmarkten, branchemanifestaties en werkgeversbijeenkomsten zijn op verschillende momenten voor verschillende doelgroepen georganiseerd door Baanbrekend Drechtsteden, UWV, brancheservicepunten, onderwijs en de gemeente. Naast reguliere banenmarkten, noemen we de Maritime Innovation Experience, verzorgen van masterclasses op de Zakenbeurs van Drechtsteden Business, het arbeidsmarktevent Kompas naar succes, de bedrijvenbijeenkomst Talent voor metaal en regionaal ondernemersontbijt. Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! 3.3 Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt “Om de mismatch op de arbeidsmarkt tegen te gaan willen we de afstand tussen onderwijs en arbeidsmarkt zo klein mogelijk maken. Dat is mogelijk door nauwe samenwerking tussen de partners (ondernemers uit diverse branches, onderwijsinstellingen en overheid).” Bron: Programmaplan Arbeidsmarktbeleid (2010-2014) Doelen Deze programmalijn sluit aan bij de transities van school naar werk en van werk naar werk. Een belangrijk doel is het stimuleren van leerlingen om een richting te kiezen die bij hen past en die (loop)baanperspectief biedt. Liefst een richting in de techniek of zorg. Om onderwijs op de arbeidsmarkt te laten aansluiten is de samenwerking met ondernemers belangrijk om de vereisten voor de opleiding en de behoeften op de arbeidsmarkt te kunnen volgen, zodat daarop kan worden geanticipeerd. Meer vraaggericht onderwijs kortom. Met doorgaande leerlijnen die de uitval minimaliseren. Ten slotte wil men dat zittende medewerkers bij bedrijven en instellingen kennis en ervaring kunnen bijspijkeren en aan anderen kunnen overdragen. Aan de doelen was oorspronkelijk een aantal prestatie-indicatoren gekoppeld. Het is echter niet realistisch nu, 2,5 jaar na de start van het programma, al veel concrete effecten te verwachten op deze doelen (zie verder 3.5). Activiteiten Binnen deze lijn is veel energie gestoken in de volgende zaken: • regionale samenwerking beroepsonderwijs; • verbinding onderwijs-bedrijfsleven; • voorlichting/promoten, instroom en afstemming onderwijs-arbeidsmarkt techniek/in het maritieme cluster; • Maritieme Campus Resultaten Binnen deze programmalijn zijn de belangrijkste resultaten: • Het Masterplan beroepsonderwijs 2.0 is gericht op de aansluiting van vmbo en mbo op het bedrijfsleven. Hier is vanuit het programma veel energie in gestoken. Doel is een kwaliteitsimpuls te geven aan het beroepsonderwijs in de regio. In dit kader is extra aandacht voor (promotie van) techniek. In maart 2012 is door 10 scholen voor beroepsonderwijs in de regio een convenant getekend. Herschikking van vmbo beroepsgerichte opleidingen en meer samenwerking tussen deze opleidingen onderling en met het bedrijfsleven door LOC-vorming op subregionaal niveau is één van de ambities. In 2013 is afgesproken dat onderwijsinstellingen samen met het bedrijfsleven in het kader van doorlopende leerlijnen verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van een vakmanschaproute en technologieroute. Dit is onderdeel van het programma ‘Toptechniek in bedrijf’. Het Platform Bèta Technek steunt dit initiatief en faciliteert de regio bij de uitvoering van de eigen regionale plannen. Er is een makelaar arbeidsmarkt-beroepsonderwijs aangesteld, betaald door de scholen zelf, die binnen deze context een verdere impuls moet geven aan de programmatische verbinding tussen het beroepsonderwijs en bedrijfsleven. De winst van het Masterplan is dat maritieme duurzame techniek nu op alle niveaus volop op de agenda staat, ook in het vmbo. Er zijn strategische verbindingen gelegd die nu een praktische invulling krijgen vanaf de werkvloer in het onderwijs. Zoals het professionaliseren van docenten in samenwerking met het bedrijfsleven. De subregionale LOC-vorming loopt Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 25 niet overal even gemakkelijk. In Zwijndrecht en Dordrecht (waar zeer recent een fusie is aangekondigd tussen Insula en Stedelijk Dalton) wel, in de West-Alblasserwaard wat minder. Zoals zo vaak is de praktijk behoorlijk weerbarstig. De vmbo scholen in de West-Alblasserwaard doen ook niet mee met de vakmanschap- en technologieroute. Wel zijn zij met elkaar in overleg en pakken zij samen zaken op zoals de afstemming van examenprogramma’s. “Herschikking van beroepsgerichte opleidingen is ook extreem lastig. De partijen zijn ongelijkwaardig, onduidelijk is waar voor elke partij de winst zit.” Bron: interviewverslag stakeholder “Het Masterplan Beroepsonderwijs is heel ambitieus, maar stuit ook op praktische bezwaren. Vakmanschap- en technologieroute zijn bedoeld voor betere doorgaande leerlijnen vmbo-mbo. Maar het laatste jaar vmbo volgen op het Leerpark willen ouders en scholen in de WestAlblasserwaard helemaal niet.” Bron: interviewverslag stakeholder • Veranderopgave Maritieme Campus/Maritime Delta Maritime Delta is een bovenregionaal platform voor de koppeling van vraag en aanbod in de maritieme sector. Dit is formeel februari 2013 gestart. Maritime Delta is een doorontwikkeling van de Maritieme Campus. Dit was een initiatief van het programma arbeidsmarktbeleid en is door steun vanuit het programma goed van de grond gekomen. Binnen het door Dordrecht aangegane partnerschap met de Kennisalliantie en aangestuurd vanuit het programma heeft een medewerker van de Kennisalliantie een jaar lang nagenoeg fulltime kwartier gemaakt op deze veranderopgave. Het initiatief is verbreed naar de hele Rijndelta en heeft een plek gekregen in het Uitvoeringsprogramma Economische Agenda Zuidvleugel. In de fase van kwartiermaken heeft de Maritieme Campus al diverse belangrijke spinoffs opgeleverd, waaronder een gezamenlijk optrekken met andere partijen om de innovatiekracht van het maritieme MKB te versterken en een gezamenlijke aanvraag voor een CIV Maritieme techniek (zie volgende punt). In Maritime Delta werken gemeenten, onderwijsinstellingen, kennisinstellingen en bedrijfsleven in de Zuidvleugel samen. Doel van de samenwerking is innovatiekracht van het MKB versterken, onderwijs afstemmen op de vraag van de arbeidsmarkt, talent voor de maritieme sector behouden en de sector goed te positioneren bij jongeren, hun ouders, investeerders en ondernemers. De Kennisalliantie is uitvoerend coördinatiepunt van het programma. In het kader van Maritime Delta is in maart 2013 het project ‘HBO Maritieme Delta’ gestart, opgezet door Scheepsbouw Nederland, Deltametaal en de Kennisalliantie, gericht op afstudeerstages en duale trajecten van HBO-ers bij het maritieme midden- en kleinbedrijf. De pilot heeft al geleid tot 100 geïnteresseerde studenten, 20 enthousiaste bedrijven en diverse matches. • 26 Er is mede dankzij intensieve bemoeienis vanuit het programma arbeidsmarktbeleid een Centrum Innovatief Vakmanschap (CIV) Maritiem opgericht, waarin de STC-Group, het Da Vinci College, de gemeenten Rotterdam en Dordrecht en het bedrijfsleven samenwerken. Dit resultaat Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! kan worden gezien als een spin-off van (het kwartiermaken voor) de Maritieme Campus. Net als de Maritieme Campus vindt deze ontwikkeling zijn verankering in de economische agenda Zuidvleugel. In een Centrum voor innovatief vakmanschap werken ondernemers, wetenschappers, docenten en studenten samen aan het bevorderen van de kwaliteit van het onderwijs, gericht op een topsector die in een regio sterk vertegenwoordigd is. De samenwerking is er mede op gericht om de innovatiekracht van de maritieme sector te vergroten en de toestroom van hoogwaardig gekwalificeerd personeel te bevorderen. “De gemeente heeft veel geïnvesteerd in de samenwerking met het STC. Hard meegeholpen bij het aanvragen van de status CIV. Als dat niet samen was gebeurd, dan was het er waarschijnlijk niet van gekomen” Bron: interviewverslag stakeholder In de periode maart-juni 2013 hebben zo’n 3.000 leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs in de Duurzaamheidsfabriek kennis gemaakt met duurzame maritieme techniek. Deze eerste editie van TechniekDock, dat onderdeel is van CIV Maritiem en de maritieme sector moet promoten, is geïnitieerd en aangejaagd vanuit het programma arbeidsmarktbeleid. • Veranderopgave Werkschool De werkschool is een landelijk concept dat in december 2011 in de regio Zuid-Holland Zuid is gestart. Uitgangspunt is dat vanuit de vraag van de werkgever trajecten opgestart worden voor leerlingen van de VSO, Praktijkonderwijs en MBO1/AKA. Doelgroep zijn jongeren met een preWajong indicatie. De werkschool garandeert deze jongeren gedurende 3 jaar scholing, stage, leerwerkplek, werk en begeleiding en ontzorgt de leerling en werkgever. Het project is een strategische alliantie van VSO, Praktijkonderwijs, DVC, jeugdzorg, leerplicht en bedrijfsleven. De werkschool is bijna een jaar later dan gepland operationeel geworden. Het aantal gestarte kandidaten blijft sterk achter bij de ambitie. Dat heeft vooral te maken met de randvoorwaarden. Alleen instromers uit de doelgroep krijgen van het UWV een budget mee. Hierdoor was de doelgroep feitelijk sterk ingeperkt. De gedachte om de doelgroep te verbreden met geld uit het participatiebudget is niet verder uitgewerkt. Mede omdat alle plaatsingen hebben plaatsgevonden in de leerwerkbedrijven van de Impuls Onderkant Arbeidsmarkt is onlangs het besluit genomen dat niet met de Werkschool verder wordt gegaan. Met bovenstaande hebben we de belangrijkste ondernomen activiteiten met hun resultaten binnen deze programmalijn benoemd. Daarnaast zijn ook onderstaande initiatieven nog het vermelden waard. • In 2011 is de Stichting Talent voor Techniek gestart. Hierin werken alle opleidingsbedrijven in de techniek samen. Hun doel is promotie, instroom techniek vmbo en acquisitie van leerwerkplekken. Ook het Platform Promotie Wetenschap en Techniek Dordrecht is gericht op promotie van techniek in het primair onderwijs en instroom in de richting techniek. Het programma arbeidsmarktbeleid ondersteunt en verbindt deze initiatieven met elkaar en met het Masterplan Beroepsonderwijs, de CIV Maritiem en de Maritieme Campus. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 27 Verder participeert de Drechtsteden in het Techniekpact Regio Zuid-West Nederland, samen met de gemeente Rotterdam en partners uit Zeeland, West-Brabant, Haaglanden en Holland Rijnland. Dit regionale Techniekpact vormt de input voor een nationaal Techniekpact. Met Zeeland en WestBrabant zal een gezamenlijke agenda worden ontwikkeld. Het Masterplan Beroepsonderwijs wordt gebruikt om de uitvoering structureel vorm te geven in de Drechtsteden. • 3.4 Kennisinfrastructuur “Een vitale regionale economie, waar hoger onderwijs een belangrijke bijdrage aan levert. Tevens verhoogt de aanwezigheid van studenten de aantrekkelijkheid van Dordrecht, wat op zijn beurt weer een goede vestigingsfactor van bedrijven is.” Bron: Programmaplan Arbeidsmarktbeleid (2010-2014) Doelen Deze programmalijn sluit aan bij de transitie van school naar werk. Het verbeteren van de kennisinfrastructuur in de Drechtsteden, mede door het aantrekken van hoger onderwijs, is een belangrijk speerpunt voor de gemeente Dordrecht. Binnen het programma arbeidsmarktbeleid is het aantrekken van hoger beroepsonderwijs van belang, om aan te sluiten op de vraag vanuit het bedrijfsleven. Maar het aantrekken van hoger onderwijs heeft nog een breder doel. Het aantrekken van studenten, draagt naar verwachting bij aan de levendigheid van de stad, geeft een stimulans aan culturele activiteiten en zorgt mogelijk voor een nieuwe verbinding va hoger opgeleiden met de stad. De prestatie-indicator die hieraan is gekoppeld is dan ook het minimaal waarborgen en verhogen van het aantal studenten HBO. Activiteiten De activiteiten binnen deze programmalijn zijn vooral gericht op: • aantrekken hoger onderwijs; • versterken van bestaande HBO-opleidingen. Resultaten 28 • De ambitie om een University College (UCD) in Dordrecht op te zetten op het gebied van water, maritiem en deltatechnologie, is niet verwezenlijkt. In 2012 is een kwartiermaker aangetrokken, die aan de slag is gegaan met het voorbereiden van de macro-doelmatigheidstoets en het curriculum. Eind juni lag er een plan van aanpak voor een 3-jarige bachelor opleiding. Bestuurlijk zijn er diverse gesprekken gevoerd met TU Delft en de Erasmus Universiteit Rotterdam. Deze hebben echter uiteindelijk besloten niet voor een nieuw UCD in Dordrecht te kiezen. TU Delft wil wel samen met Dordrecht een agenda ontwikkelen om hun onderwijs te verbinden met het bedrijfsleven in de regio. • Voorkomend uit de nauwe betrokkenheid van de STC-Group bij de verwezenlijking van de ambitie om in Dordrecht een University College te vestigen, zijn samen met de STC-Group de mogelijkheden verkend om vanaf september 2014 een internationale masteropleiding Shipping & Transport in Dordrecht te starten. Dit was onderdeel van een beoogde meeromvattende samenwerkingsovereenkomst. Helaas heeft ook deze lijn Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! op de korte termijn niet tot concrete resultaten in termen van nieuw opleidingenaanbod geleid. • In april 2013 is wel het onderwijscentrum de Wereldwaag geopend in een historisch pand in de Dordtse binnenstad. Partners zijn EcoShape Building with Nature (een innovatieprogramma waarbinnen waterbouwkundige infrastructuren worden ontwikkeld) en Hovo (onderwijs voor volwassenen) van de Erasmus Academie Rotterdam. De ambitie is binnen dit pand hoger onderwijs activiteiten te organiseren voor 3.000 studenten in het eerste jaar. Inmiddels hebben per juli 2013 800 studenten aan activiteiten deelgenomen. EcoShape verzorgt onder andere opleidingssessies voor internationale studenten van UNESCO-IHE. Ook de onderwijsactiviteiten van het STC zullen (deels) hun plek vinden in de Wereldwaag. De Wereldwaag is tevens een leerwerkbedrijf. En het onderwijscentrum draagt bij aan de levendigheid in de Binnenstad. In die zin is er dus ook een verbinding met een ander belangrijk stadsprogramma. “Hier komt het programma bij elkaar. Alle lijnen komen hier samen. Het pand is bijv. opgeknapt door leerwerkbedrijf Herbouw, de catering wordt verzorgd Den Witte Haen, het schoonmaken verloopt via Drechtwerk en daarnaast re-integreert de beheerder van het pand in de Wereldwaag.” Bron: interviewverslag programmamedewerker 10 • Ook de doorontwikkeling van EcoShape zelf en de voortzetting van de huisvesting van deze organisatie in Dordrecht draagt bij aan de regionale kennisinfrastructuur. • Daarnaast is geïnvesteerd in een samenwerking tussen de Christelijke Hogeschool Ede en het Albert Schweitzer ziekenhuis, met als doel de zorgprofessional in de Drechtsteden te ontwikkelen naar het jaar 2020. Er ligt een overeenkomst tussen deze twee organisaties om een incompany opleiding verpleegkunde voor te bereiden. De gemeente Dordrecht heeft een faciliterende rol. Er is een initiatiefgroep samengesteld vanuit de deelnemende partners, die eind oktober 2013 een onderzoeksplan met doelen, resultaten en randvoorwaarden moet opleveren. • Betrekkelijk nieuw zijn verder ook de verkorte duale hbo ‘associate degree’ (AD) opleidingen maintenance & mechanics en engineering aan de Hogeschool Rotterdam, die geheel in samenwerking met het bedrijfsleven zijn ingevuld. Het praktijkgedeelte van AD Engineering vindt plaats in de Duurzaamheidsfabriek in Dordrecht. • Ten slotte is er samen met het onderwijs gewerkt aan behoud en uitbreiding van de bestaande hbo-opleidingen in Dordrecht. InHolland is in samenwerking met het Da Vinci College het nieuwe AD-traject “business economy” gestart. Hogeschool Da Vinci verzorgt de opleidingen Toegepaste Psychologie, Ondernemerschap en Tweede Graad Lerarenopleiding, nu nog onder licentie van Saxion Next. In 2013 hoopt Da Vinci deze opleidingen zelfstandig te kunnen gaan verzorgen.10 Zeer recent is bekend geworden dat het Da Vinci College door het Ministerie van Onderwijs als zelfstandige school voor hoger beroepsonderwijs is erkend. Verdere versterking van HBO opleidingen in de regio gaat vooralsnog vooral in samenwerking met Hogeschool Da Vinci plaatsvinden. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 29 3.5 Vergroten urgentiebesef “Om het programma succesvol te kunnen laten zijn, is het belangrijk veel nadruk te leggen op de urgentie van de situatie. […] We willen de verbinding leggen met ondernemers en met onderwijs om te komen tot duurzame lange termijnoplossingen. Om dat vruchtbaar te laten zijn is het van groot belang bij die andere partijen het gevoel van urgentie te vergroten.” Bron: Programmaplan Arbeidsmarktbeleid (2010-2014) Doelen Hoofddoel van deze –overkoepellende- programmalijn is het vergroten van het urgentiebesef bij ondernemers en HRM, dat de situatie op de arbeidsmarkt op de lange termijn wezenlijk anders is dan op de korte termijn. Belangrijk is daarbij actuele en betrouwbare informatie over vraag en aanbodontwikkelingen op de regionale arbeidsmarkt. Activiteiten De activiteiten binnen deze programmalijn zijn gericht op: regionale arbeidsmarktanalyses; programmacommunicatie; het organiseren van jaarlijkse arbeidsmarktevents. Resultaten De belangrijkste resultaten zijn: • Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd om vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt in kaart te brengen.11,12 Daarnaast is er samen met het OCD een Arbeidsmarktmonitor opgezet13 die inmiddels is doorontwikkeld tot de monitor Economie en Arbeidsmarkt.14 Behalve deze monitoren brengt het OCD elk kwartaal de conjunctuurnotitie uit,15 waarin globaal de belangrijkste trends op de arbeidsmarkt worden geschetst. Deze producten zijn in nauw overleg met het programma arbeidsmarktbeleid tot stand gekomen. 11 12 13 14 15 • Op het terrein van communicatie zijn diverse instrumenten ingezet, te beginnen met de website www.dordtwerkt.nl, een digitale nieuwsbrief (ongeveer zes per jaar) en het organiseren van netwerkbijeenkomsten voor stakeholders. Voorbeelden zijn het jaarlijkse ondernemersontbijt met Dordt Onderneemt en een ondernemersdiner in DelTri verband samen met Rotterdam en West-Brabant. Daarnaast is een groot aantal bijeenkomsten georganiseerd met als thema het verzilveren van talent. Ook is in dit kader via ‘storytelling’ gewerkt aan een overkoepelend verhaal over arbeidsmarktbeleid in de Drechtsteden. • Ten slotte is ieder jaar een groot arbeidsmarktevent georganiseerd: ‘Kompas naar succes’, ‘Benutten talent’ en ‘Alle hens aan dek’. IVA/OCD (2011). Trek in techniek. Tilburg/Zwijndrecht Winterwerp, F. (2012). Maritieme maakindustrie en waterbouw Rijndelta. Onderzoekcentrum Drechtsteden. Winterwerp, F. (2011). Arbeidsmarktmonitor 2011. Onderzoekcentrum Drechtsteden. Winterwerp, F., A.L.C. Leijs (2013). Monitor Economie en arbeidsmarkt Drechtsteden 2013. Onderzoekcentrum Drechtsteden. Zie www.onderzoekcentrumdrechtsteden.nl 30 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! 3.6 Opbrengsten en effecten Wat zijn nu de opbrengsten van het programma? Wat heeft het opgeleverd? Hierna geven we allereerst een overzicht van de belangrijkste opbrengsten op drie niveaus: strategisch, tactisch en operationeel. Hierbij kijken we naar het totale programma. Naast de resultaten die we halen uit de dossieranalyse, maken we hiervoor ook gebruik van de input uit de interviews die we hebben gehouden. Vervolgens gaan we nader in op de effecten van het programma. Strategisch Het strategische niveau is het hoogste niveau waarop beleid wordt geformuleerd. Opbrengsten op dit niveau zijn bijvoorbeeld ontwikkelen van een beleidsvisie, leggen van verbindingen en sluiten van allianties, creëren van draagvlak en attitudeverandering. De belangrijkste opbrengsten op dit niveau benoemen we hierna kort. Meer verbinding drie O’s, talrijke allianties en coalities gesmeed Er is sprake van een duidelijke verbetering van de relatie tussen ondernemers, onderwijs en overheid. Men trekt veel meer met elkaar op en dat leidt tot goede initiatieven. Werkgevers voelen zich beter gehoord en het onderwijs staat meer open voor de behoefte van de arbeidsmarkt. Er is duidelijk sprake van een gedeelde agenda. Ook het onderwijs onderling is veel meer met elkaar in gesprek. Dat zijn winstpunten. We zien dit terug in de talrijke allianties en coalities die zijn gesmeed, zowel in de regio als bovenregionaal. Voorbeelden hiervan zijn het Masterplan Beroepsonderwijs 2.0, Maritieme Campus/Maritime Delta, en de samenwerking tussen het STC en het DaVinci College. Maar ook de samenwerking in het kader van Impuls Onderkant Arbeidsmarkt. Het programma arbeidsmarktbeleid heeft hier een belangrijke rol in gehad als initiator, aanjager en verbinder en zet ook in op het gezond houden en het verder versterken van de allianties. Op de kaart gezet met maritiem Het programma arbeidsmarktbeleid heeft de Drechtsteden op de kaart gezet op het terrein van maritiem. De ontsluiting op bovenregionale netwerken heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. Aansluiting bij de agenda Zuidvleugel heeft deuren geopend. De Drechtsteden hebben hier duidelijk een positie verworven. En zijn ook ingeplugd in het topsectorenbeleid. Zonder dat was er geen CIV Maritiem gekomen en was de regio niet aangehaakt in de Maritime Delta. Maritieme duurzame techniek op alle niveaus veel meer op de agenda Het programma heeft er voor gezorgd dat maritieme duurzame techniek nu op alle niveaus, ook in het vmbo, veel meer op de agenda staat. Ook de Duurzaamheidsfabriek, een samenwerkingsverband van de gemeente Dordrecht en het DaVinci College, speelt hierin een belangrijke rol. Visie in kader participatiewet neergezet Er ligt een gezamenlijk geschreven visie voor de aanpak van de onderkant van de arbeidsmarkt, waarbij sprake is van één werkgeversbenadering en een geïntegreerde aanpak voor alle mensen met een uitkering. Urgentiebesef toegenomen Het urgentiebesef bij ondernemers en onderwijs is duidelijk toegenomen. Dat er een tekort aan vakkrachten in de techniek komt, is inmiddels doorgedrongen bij werkgevers en onderwijs. Wel heeft de economische crisis een dempende invloed gehad op dit urgentiebesef. Tactisch Het tactisch niveau is het niveau waarop een algemene beleidsvisie wordt geconcretiseerd in een plan van aanpak of concreet instrument. Mensen, Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 31 middelen en randvoorwaarden zijn op dit niveau van belang. Voorbeelden van opbrengsten op dit niveau zijn een concreet plan van aanpak, opleidingstraject, leerwerkbedrijf en voorlichtingsaanpak. We kunnen voor het programma arbeidsmarktbeleid op dit niveau de volgende opbrengsten benoemen. Aanpak Jeugdwerkloosheid Er ligt een nieuw actieplan jeugdwerkloosheid klaar dat invulling geeft aan de beschikbare middelen die door het kabinet zijn toegezegd. Dit actieplan zorgt weer voor extra verbindingen met bestaande succesvolle initiatieven. Eerder heeft de Open Call voor nieuwe initiatieven gezorgd die momenteel worden uitgevoerd. Aanpak Onderkant Arbeidsmarkt startklaar Er ligt een breed gedragen aanpak voor het inzetten van mensen met een uitkering in wijken en buurten via wijkgebonden leerwerkbedrijven. Op dit moment wordt deze aanpak in de praktijk uitgerold. Plan voor uitvoering Participatiewet, gezamenlijke werkgeversbenadering en aanscherping SROI De gezamenlijk geschreven visie is uitgewerkt in een concreet plan voor de uitvoering van de Participatiewet en een gezamenlijke werkgeversbenadering van SDD en UWV. Onderdeel is ook een aanscherping van de SROI-regels. Businessplan Leerwerkloket nieuwe stijl Er ligt een door alle partijen ondertekend businessplan voor een Leerwerkloket nieuwe stijl, dat dit loket in elk geval voor 2014 en - afhankelijk van het beschikbaar stellen van rijksmiddelen - ook voor 2015 veilig stelt. Masterplan beroepsonderwijs en LOC’s Het Masterplan beroepsonderwijs vormt de basis voor de verdere ontwikkeling van een technologie route en vakmanschaproute. Op subregionaal niveau wordt gewerkt aan LOC’s. Maritime Delta Het kwartiermaken voor de Maritieme Campus heeft geresulteerd in een concreet plan van aanpak voor de ‘Maritime Delta’. Hierin werkt een groot aantal partijen uit de markt, het onderwijs, overheid en intermediairs samen aan de versterking van de maritieme cluster in de Rijndelta. Nieuw opleidingenaanbod Het programma heeft geleid tot een vernieuwing en uitbreiding van het opleidingenaanbod: het CIV-Maritiem, opleidingssessies van EcoShape en Hovo van de Erasmus Academie. Wereldwaag, nieuw centrum voor hoger onderwijs activiteiten Hoewel de Wereldwaag nog maar een half jaar formeel bestaat, zijn hier al diverse hoger onderwijs modules en opleidingensessies verzorgd. Van daaruit worden ook andere activiteiten georganiseerd. De Wereldwaag is ook een leerwerkbedrijf. TechniekDock als voorbeeldproject Met TechniekDock is een succesvolle formule ontwikkeld voor kennismaking van leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs met duurzame maritieme techniek. Werkschool gestart maar niet voortgezet De Werkschool is van start gegaan. Wel blijft de instroom duidelijk achter bij de ambitie. Inmiddels is besloten niet meer met de Werkschool verder te gaan. Door de structurele voorziening die door de Impuls Onderkant Arbeidsmarkt tot stand is gekomen, is de Werkschool overbodig geworden. 32 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Leerwerk en werk-naar-werkbedrijven in bedrijf Er zijn veel initiatieven genomen, dan wel ondersteund om leerwerk- dan wel werk-naar-werkbedrijven op te zetten. Die hebben niet allemaal al iets concreets opgeleverd. Een aantal projecten is mislukt, omdat het niet mogelijk was financiering te verkrijgen. Het meest succesvolle initiatief is Metalent, dat een bredere insteek heeft. Veel subsidies en fondsen binnengehaald Door de expliciete inzet op ‘financial engineering’ en de gerealiseerde aansluiting op de agenda Zuidvleugel is de financiële spin-off van het programma substantieel. Operationeel Het operationele niveau is het niveau van uitvoering. Opbrengsten op dit niveau zijn (nieuwe) concrete activiteiten en daadwerkelijk (verbeterde) samenwerking en daaraan gekoppelde resultaten. Het gaat hier dan concreet om extra plaatsingen op een baan, leerwerkplek of werkervaringsplaats, doorgeleiding naar een opleiding en instroom in en uitstroom uit opleidingen techniek of zorg. Maar ook intensivering van de samenwerking op operationeel niveau, de feitelijke uitvoering van nieuwe opleidingen, de uitvoering van het Masterplan Beroepskolom en activiteiten in het kader van de aanpak van de jeugdwerkloosheid vallen hieronder. Ook het bereik van leerlingen met een voorlichtingscampagne kan op dit niveau als opbrengst worden gezien. De inzet van het programma arbeidsmarktbeleid is om zoveel mogelijk de bestaande bewezen succesvolle projecten/initiatieven te versterken. Een voorbeeld is Metalent. Dit initiatief is ontstaan uit het vorige actieplan jeugdwerkloosheid en is daarna verder doorgegroeid, mede door steun vanuit het programma. Inmiddels zijn 100 metaalbedrijven in de Rijndelta partner van Metalent en is dit project zeer succesvol in het matchen van jongeren aan de vraag in deze bedrijven. Metalent krijgt nu ook weer een rol toebedeeld in het nieuwe actieplan jeugdwerkloosheid, kan een belangrijke rol gaan spelen in de sectorplannen en is partner in het Leerwerkloket nieuwe stijl. Dit laatste is een ander voorbeeld. Het al langer bestaande en succesvolle Leerwerkloket diende op een andere (financiële) leest te worden geschoeid. Het programma heeft de lead genomen om hiervoor een breed gedragen businessplan tot stand te brengen, waardoor het voortbestaan van dit instrument voor de komende jaren is gewaarborgd. Het valt buiten het bestek van deze evaluatie om alle aantallen matches, bemiddelingen, aantallen deelnemers aan opleidingen enzovoort op een rijtje te zetten. Hier volstaan we met een korte opsomming van de ons inziens belangrijkste operationele resultaten in meer algemene termen16: • Via Baanbrekend (bijna 1.000), de Servicepunten Zorg en Welzijn en Techniek (230), het project Welslagen (enkele tientallen) en Metalent (ruim 150) zijn veel matches tot stand gebracht tussen vraag en aanbod. Het gaat daarbij zowel om directe plaatsingen op een reguliere baan als om plaatsingen in leerwerkbanen, arrangementen en/of stages. • De aanpak jeugdwerkloosheid bestond uit afronding van het actieplan 2009-2011, verder benutting van de doorlopende ESF-middelen en de Open Call. Met de inzet van het actieplan zijn over de hele looptijd in de regio Zuid-Holland Zuid (Werkpleinen Dordrecht en Gorkum) ruim 600 jongeren geplaatst op een baan, ruim 300 op een leerwerkbaan en zo’n 150 op een stage. Het ging daarbij vooral om jongeren zonder startkwalificatie.17 Met de doorlopende ESF-middelen zijn in totaal ruim 500 extra leerwerkplekken voor jongeren gerealiseerd, met de Open Call nog eens 130. 16 De genoemde aantallen hebben betrekking op de periode 2011 t/m eerste helft 2013 17 RadarAdies (2011), Lessons Learned, Evaluatie actieplan jeugdwerkloosheid Zuid-Holland Zuid, Amsterdam Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 33 • • • • • • In het kader van de Impuls Onderkant Arbeidsmarkt zijn ruim 700 plekken gecreëerd voor mensen met een lage verdiencapaciteit. Circa 3.000 leerlingen primair en voortgezet onderwijs hebben kennis gemaakt met duurzame maritieme techniek. In het eerste halfjaar van 2013 hebben 800 studenten deelgenomen aan hoger onderwijs activiteiten in de Wereldwaag. Maritime Delta heeft al geleid tot een aantal operationele resultaten, zoals het project ‘HBO Maritieme Delta’ en meer samenwerking op het gebied van het versterken van de innovatiekracht van het maritieme MKB. Hetzelfde geldt voor het Masterplan Beroepsonderwijs. De gelegde strategische verbindingen krijgen nu een praktische invulling op de werkvloer. Zo wordt samen met het bedrijfsleven gewerkt aan het professionaliseren van docenten. De intensivering van de samenwerking met het bedrijfsleven krijgt in de praktijk vooral gestalte in de Duurzaamheidsfabriek. Ook de operationele samenwerking tussen SDD en UWV heeft via het programma een impuls gekregen. De indruk is daarbij wel dat daar nog een slag is te maken. Benadrukt dient hier nogmaals te worden dat de invloed van het programma op de daadwerkelijke operationele opbrengsten, uitgezonderd de aanpak van de jeugdwerkloosheid en zelf georganiseerde events, betrekkelijk gering is. Het zijn vooral de partners die voor de gewenste output moeten zorgen. Maar uiteindelijk gaat het natuurlijk wel om de effecten. Wat valt daarover te zeggen? In welke mate is sprake van doelbereik en in welke mate draagt de gerealiseerde output daaraan bij? Effecten Voor een beeld van de effecten sluiten we aan bij de programmakaarten van het rMJP. De daar genoemde indicatoren met hun ontwikkeling staan weergegeven in tabel 3.1 Omdat de aanpak van de jeugdwerkloosheid een belangrijk onderdeel uitmaakt van het programma hebben we de indicatoren voor de verbetering van de match met een aantal kengetallen over de ontwikkeling van de jeugdwerkloosheid aangevuld. Wat leert ons deze tabel? Verbeteren matching vraag en aanbod In de periode 2011-2013 liep de WW in de Drechtsteden relatief sterk op en nam het aantal nieuw ingediende vacatures meer terug dan landelijk gemiddeld.18 De totale Nww groeide echter gemiddeld en de Wwb ruim beneden gemiddeld. Kijken we naar indicatoren over jeugdwerkloosheid vanaf begin 2011 dan zien we een zeer forse toename van de WW <27 jaar (sterker dan landelijk en sterker dan van de totale WW) gepaard gaan met een veel minder sterke toename van de Nww <27 jaar en een sterke daling van de Wwb <27 jaar. Gelet op de ontwikkelingen aan de vraagkant heeft de regio op de ontwikkeling van de Nww en vooral de Wwb dus goed gepresteerd. En kennelijk zijn we in de regio redelijk goed in staat geweest om jongeren na een kort verblijf in de WW weer door te geleiden naar werk en/of opleiding. Substantiële bijdrage programma De bijdrage van het programma hieraan valt nader te adstrueren door te kijken naar absolute aantallen. De Wwb beliep per 1.1.2011 een totaal van 5.100 personen waarvan 670 jonger dan 27 jaar. En er stonden in totaal 5.800 personen als Nww-er ingeschreven, waarvan 850 jonger dan 27 jaar. De boven onder operationele resultaten genoemde aantallen matches zijn in verhouding hiermee substantieel, zeker daar waar het gaat om jongeren. Dat betekent dus ook dat het programma substantieel heeft bijgedragen aan het beperken van het aantal uitkeringsgerechtigden en het aantal werkzoekenden in de regio. 18 OCD (2013), Monitor Economie en Arbeidsmarkt Drechtsteden 2013 34 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Overigens gaat het niet alleen om het beperken van de werkloosheid. Het gaat ook om de benutting van talent door het vervullen van vacatures. Met name de matches via Metalent zorgen voor een welkome aanwas van getalenteerde jongeren in technische beroepen. Maar ook matches via Baanbrekend en de Servicepunten ‘ontzorgen’ werkgevers. In die zin is de boven gemiddelde daling van het aantal bij het UWV ingediende nieuwe vacatures deels waarschijnlijk juist ook een uiting van de verbeterde match tussen vraag en aanbod in de regio. Verbeteren aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt Het is nog te vroeg om als effect van de gesmede allianties en andere activiteiten in deze programmalijn echt structurele veranderingen in deelnamecijfers te kunnen zien. Eerste positieve tekenen zijn er echter al wel. Zo is de daling in het aantal leerlingen vmbo-techniek tot stilstand gekomen, terwijl het aantal landelijk nog blijft dalen. En is het aantal voortijdig schoolverlaters mbo in schooljaar 2011/2012 gedaald (gelijk met de landelijke ontwikkeling). Ook zit er een stijgende lijn in het aantal gediplomeerden mbo elektro, installatie en metaal. In de regio is, tegen de landelijke ontwikkeling in, het aantal leerlingen in mbo zorg en welzijn licht gegroeid. Het aantal werknemers in de zorg is niet toegenomen (landelijk is dit wel zo), maar op de middellange termijn wordt wel weer groei verwacht. Tabel 3.1 Samenvatting programma Arbeidsmarkt en kennisinfrastructuur: ontwikkelingen vanaf 2011 ontwikkeling t.o.v. landelijke Drechtsteden1 ontwikkeling2 verbeteren matching vraag en aanbod Wwb + Nww 0 Wwb <27 + + Nww <27 + jeugdwerkloosheid als percentage van + totale werkloosheid verbeteren aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt aantal leerlingen vmbo 0 techniekonderwijs aantal techniekleerlingen met + startkwalificatie aantal voortijdig schoolverlaters mbo + aantal leerlingen mbo zorgonderwijs + aantal werknemers in zorg 0 verbeteren kennisinfrastructuur aantal studenten in het hbo + + + 0 + - nvt vergroten urgentiebesef geen indicatoren 1 + is in absolute zin verbeterd; - is in absolute zin verslechterd + is gunstig ten opzichte van landelijk gemiddeld; - is ongunstig Bron ontwikkelingen: OCD, Monitor Economie en Arbeidsmarkt 2013 2 Verbeteren kennisinfrastructuur Wat betreft het verbeteren van de kennisinfrastructuur is het aantal hbostudenten een kengetal. Doelstelling was het minimaal waarborgen van dit aantal. Gelet op alle activiteiten in de Wereldwaag zal deze doelstelling zeker zijn gehaald. Voor de nabije toekomst kunnen we verwachten dat dit aantal substantieel zal toenemen. De vraag daarbij is overigens nog wel hoe je iedereen die iets in de Wereldwaag doet gaat tellen. Er is wel een verschil met voltijds hbo-studenten. Daar zou nog naar gekeken moeten worden. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 35 Vergroten urgentiebesef Uit de interviews met stakeholders uit het bedrijfsleven komt naar voren dat het urgentiebesef bij bedrijven - ondanks de crisis - zeker is toegenomen. Anderzijds is het aantal bedrijven dat actief aansluiting zoekt bij de ontwikkelde initiatieven weliswaar groeiende, maar nog steeds wel betrekkelijk gering. “Het urgentiebesef bij bedrijven is wel toegenomen. Maar dat wil nog niet zeggen dat ze er allemaal actief mee aan de slag gaan. ‘Het bedrijfsleven’ is heel gevarieerd.” Bron: interviewverslag stakeholder 3.7 Aandachtspunten en adviezen voor het vervolg Kijken we naar de opbrengsten dan is er veel gebeurd. Maar wat zijn nog aandachtspunten in het programma? Waar kan volgens ons en volgens de geïnterviewden nog aan gewerkt worden? En wat vindt men een belangrijk onderwerp voor de agenda van de toekomst? We noemen hier de belangrijkste punten. Profileer de regio en benut bovenregionale netwerken De regio is op de kaart gezet, maar kan en moet nóg meer geprofileerd worden als dé regio voor maritieme maakindustrie. Niet alleen in Nederland, maar ook internationaal. Hieraan gekoppeld het advies om je nog meer in bovenregionale netwerken te profileren. Dat geldt breder voor de portefeuillehouders in de regio. Nu ligt de profilering nog te veel bij enkele mensen. Dat maakt dit kwetsbaar. Door meer op bovenregionaal niveau mee te doen, kan je ook profiteren van ‘wat je zelf niet kan’. “Laat je zien met trots, de borst vooruit, als regio die internationaal wat te bieden heeft op het gebied van maritiem.” Bron: Interviewverslag stakeholder “Werk aan profilering/branding van de regio als dé maritieme regio van Nederland en Europa. Daar kan echt nog veel meer aan gedaan worden,vooral ook internationaal.” Bron: Interviewverslag stakeholder Blijf aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt agenderen De aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt, met name in de (maritieme) techniek, blijft hét topic in de komende jaren. Uit de monitor economie en arbeidsmarkt komt ook naar voren dat er ondanks de ruime arbeidsmarkt van dit moment nog altijd tekorten aan vakbekwaam technisch personeel worden ervaren en dat deze na 2013 alleen nog maar zullen oplopen. Het gaat hierbij niet alleen om hoger opgeleiden, maar ook om vmbo en mbo. 19 Het is dus belangrijk dit thema te blijven agenderen, ook omdat bedrijven in de huidige situatie andere prioriteiten hebben. “Ook lijkt het urgentiebesef bij bedrijven over toekomstige knelpunten in de personeelsvoorziening wel gegroeid. Alleen, om vervolgens ook actief in nieuwe instroom te investeren is weer een andere zaak: heel veel bedrijven zijn nog vooral bezig met de ‘waan van de dag’ en hebben zoiets van ‘wie dan leeft, wie dan zorgt’ en vertrouwen erop dat het wel wordt opgelost.” Bron: Interviewverslag stakeholder 19 36 Ook uit de recent beschikbaar gekomen nieuwste prognoses van het ROA blijkt dat er op termijn nog steeds forse tekorten aan technisch geschoold personeel worden voorzien. Bron: ROA (2013), De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018, Maastricht Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Deel successen, werk aan commitment en ontzorg In dit kader is het ook belangrijk om je successen beter zichtbaar te maken richting het bedrijfsleven. De groep bedrijven die nu met iets meedoet is wel groeiende, maar nog steeds klein. Die commitment moet omhoog. Bij de meeste bedrijven ontbreekt nog een lange termijn visie. Dat geldt vooral voor het MKB. Zij hebben het in deze tijd ook erg moeilijk; bedrijven moeten alle zeilen bijzetten om te overleven. Kleine bedrijven hebben ook de mankracht niet om tijd in begeleiding te steken. Grotere bedrijven willen wel. Daar kan je meer gebruik maken van de CEO’s. Spreek hen aan en geef hen de lead. Het blijft wel belangrijk bedrijven te ontzorgen. Er zijn voldoende ondernemers die jongeren zonder startkwalificatie (met een uitkering) een kans willen geven, maar zij vragen wel dat jongeren ‘werkgereed’ zijn gemaakt via voorschakel trajecten. Daar moet je dus aan werken, samen met ondernemers en onderwijs. Hierbij blijft wel de vraag wat je als overheid nog zelf oppakt en financiert en wat niet. Verbind het programma meer met economisch beleid Het programma arbeidsmarktbeleid staat nu nog wat los van het economisch beleid. Daar zou je meer verbindingen moeten leggen. Bijvoorbeeld door de bedrijventerreinenstrategie te koppelen aan banen die je wilt creëren. Daardoor kun je het programma versterken. Ondersteun bottom-up initiatieven en let op haalbaarheid Ondernemers, onderwijs en andere partners moeten het samen doen. Het is dan ook belangrijk om initiatieven die vanuit de uitvoering komen te ondersteunen. Bijvoorbeeld de branchegerichte leerwerkbedrijven. Gebruik wat er is en bouw dat uit. Dat gebeurt nu ook al. Blijf daarbij wel oog houden voor de haalbaarheid van initiatieven. En maak het niet te groot en complex. Iets dat organisch groeit kan beter geborgd worden dan iets wat te groot wordt opgetuigd. “Ga voort op de ingeslagen weg. Blijf gezamenlijk optrekken en speel daarbij kort op de bal. Blijf het beschikbare geld zoveel mogelijk benutten voor zaken in de uitvoering die bottom-up worden aangedragen.” Bron: Interviewverslag stakeholder Werk aan executiekracht en verbinding op uitvoeringsniveau Het programma heeft op strategisch en tactisch niveau veel opgeleverd, maar de executiekracht lijkt nog wel betrekkelijk gering. Toch gaat het er uiteindelijk om dat er op het niveau van de uitvoering resultaten worden geboekt. Daarvoor heb je de partners nodig die de uitvoering verzorgen. Die zijn soms lastig te beïnvloeden, want hebben hun eigen prioriteiten. Zo zou het onderwijs nog meer moeten samenwerken; de doorlopende leerlijnen en opleidingrichtingen (meer techniek) zijn nog een aandachtspunt. Het Masterplan Beroepsonderwijs is mooi op papier, maar dit in de praktijk uitrollen is minder makkelijk. Hiervoor is niet bij alle scholen even veel draagvlak. Je kan proberen meer druk uit te oefenen, maar dit heeft ook zijn tijd nodig. ’Het gras gaat niet harder groeien als je eraan trekt’. Wat de leerwerkbedrijven betreft, ligt de bal bij ondernemers, onderwijs en andere partners. Financiële ondersteuning kan wel een voorwaarde zijn om initiatieven te laten slagen. Hier moet je als overheid een keuze in maken. Belangrijk is ook om op uitvoeringsniveau telkens weer de verbinding tot stand blijven te brengen. Aandachtspunt is ook de onderlinge verbinding en aanhaking van UWV en SDD. Daar lijkt nu met het plan voor een gezamenlijke werkgeversbenadering een belangrijke stap in gemaakt te worden. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 37 “Er is op strategisch niveau meer awareness ontstaan. En er is een breed netwerk gevormd en een lobby opgezet.[…] Het advies voor de komende vier jaar: Zoek naar de executie op de drie lijnen.” Bron: Interviewverslag stakeholder Veranker en ontwikkel door Het programma moet door blijven gaan: dat is de boodschap die we uit de interviews mee hebben gekregen. Het programma heeft veel in gang gezet en resultaten opgeleverd. Nu is het zaak de resultaten te verankeren en het programma door te ontwikkelen. De borging moet in principe via de initiatieven zelf gebeuren. Onderwijs, ondernemers en brancheorganisaties moeten het zelf gaan dragen. Dat gebeurt deels ook, vooral waar initiatieven op veel draagvlak kunnen rekenen. Maar dat is niet altijd het geval. Er zijn ook initiatieven gesneuveld, omdat er een harde spelregel is dat het bij cofinanciering alleen om opstartkosten mag gaan. Daarna moeten ze zelfstandig verder kunnen. Dat hoeft niet erg te zijn. Belangrijk is vooral de succesvolle initiatieven te borgen. Bij de doorontwikkeling van het programma is het advies keuzes te maken en meer focus aan te brengen. Waar ga je op inzetten en wat doe je niet? Zo zijn er weinig activiteiten ontwikkeld op het terrein van recreatie/toerisme. Ga je hier de komende jaren meer op inzetten of laat je deze sector juist vallen als speerpunt? En horen activiteiten voor de onderkant van de arbeidsmarkt wel in een dergelijk programma thuis? Ook moet je nadenken over je eigen rol als overheid. En over de structuur en ophanging van het programma. Op dit laatste komen we in hoofdstuk 4 nog terug. “De portefeuillehouder heeft voor de toekomst als droom een educatief centrum Techniek en Wetenschap. Dat zou dan in de Duurzaamheidsfabriek moeten komen. Het mooiste zou zijn als dan leerlingen die interesse hebben getoond in techniek, telkens opnieuw gewezen zouden worden (via een app of op een andere manier) op interessante gebeurtenissen/ activiteiten rondom techniek. Je moet dat zien als een soort begeleiding, waarbij de interesse warm gehouden wordt. Zodat ze uiteindelijk eerder zullen kiezen voor techniek..” Bron: interviewverslag portefeuillehouder 3.8 Conclusies Ja, het doel ’het ontwikkelen van een arbeidsmarkt die aansluit op de (toekomstige) vraag van het bedrijfsleven’ is dichterbij gekomen. Dat is de eerste conclusie die we kunnen trekken als we kijken naar de opbrengsten. Het programma arbeidsmarktbeleid heeft onderwijs en ondernemers in beweging gebracht om samen aan de slag te gaan hun vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Maar ook breder zijn er samenwerkingsverbanden opgezet. En van het primair tot hoger onderwijs hebben jongeren kennis gemaakt met techniek. Dichterbij, want er liggen intenties, plannen en aanpakken. Maar de realisering en concrete uitvoering moet deels nog plaats vinden, ook al is er op sommige vlakken al het een en ander gebeurd. Dat heeft voor een deel te maken met het tijdpad. De ontwikkeling en implementatie van opleidingen en instrumenten heeft zijn tijd nodig. En door de economische crisis is de ‘sense of urgency’ bij bedrijven minder geworden. Er is simpelweg minder vraag en (te) veel aanbod. Daardoor heeft het programma haar ambitie moeten bijstellen. Dat er desalniettemin slagen zijn gemaakt is een goed resultaat. Is dit nu meer ‘een arbeidsmarkt die mensen insluit door hun talent centraal te stellen in plaats van mensen uit te sluiten op basis van wat ze niet kunnen’? Kijken we naar de inspanningen in het kader van de onderkant van de arbeidsmarkt, dan kunnen we ook deze vraag positief beantwoorden. Hiermee 38 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! wordt de doelgroep bereikt die het minste aansluiting vindt op de arbeidsmarkt. Verder wordt er via diverse lijnen gewerkt aan het geschikt maken en matchen van aanbod op de vraag. Er worden dus stappen gezet in de richting van het doel. Dat het, gezien de economische situatie, nu lastiger is bedrijven ‘warm’ te maken om jongeren op een leerwerkplek te plaatsen, doet daar niets aan af. Dat men er nog lang niet is, is ook duidelijk. Met de oplopende werkloosheid ligt er een enorme sociale opgave die nog geadresseerd moet worden. Die opgave ligt ook bij het programma arbeidsmarktbeleid. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 39 40 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! 4 Programmatisch werken Het programma arbeidsmarktbeleid geeft als Dordts ‘stads’programma met een regionale verantwoording invulling aan het programma Arbeidsmarkt en kennisinfrastructuur van het rMJP. Maar, wat is een programma? Hoe is dit programma arbeidsmarktbeleid vormgegeven? Wat is de meerwaarde van programmatisch werken? En, wat zijn, met oog op de nabije toekomst, leerpunten voor het programmatisch werken? Dit zijn vragen die in dit hoofdstuk aan de orde komen. De organisatiestructuur van de gemeente Dordrecht kent sinds 2002 drie verschillende organisatievormen. Vormen die samenhangen met de inhoudelijke vraag en de daarbij behorende sturing. De drie vormen zijn: 1. Programma’s: sturing van dynamische vragen en oplossingen met grote politieke gevoeligheid, ingevuld door strategisch management, direct volgen en handelen; 2. Sectoren: sturing van stabiele vragen en oplossingen met politieke gevoeligheid, ingevuld door afspraken, monitoring en tussentijdse toetsing; 3. Bedrijven: sturing van stabiele vragen en oplossingen met geringe politieke gevoeligheid, ingevuld op afstand door contracten en resultaatverplichtingen. De gemeente beschouwt deze basisstructuur nog steeds als een passende structuur, omdat de organisatie in staat zou zijn om flexibel, snel en adequaat te kunnen reageren op veranderende vragen en behoeften. Tevens wordt er geconstateerd dat het belang van programmasturing binnen de organisatie toeneemt.20 Het ‘instrument’ programmasturing is ook ingezet om de arbeidsmarktopgaven op te pakken. 4.1 Programma’s: Een theoretisch kader Definitie Een programma kan gedefinieerd worden als een tijdelijke verzameling van doelen, inspanningen en middelen die gericht zijn op het realiseren van strategische, projectoverstijgende (ER-)doelen (meER, betEr etc.).21 In die zin is een programma ook een soort paraplu van projecten. Maar hiervoor geldt wel dat het geheel meer is dan de som der delen. Een programma is iets anders dan een groot project. Doelen realiseren “Een programma stuurt op doelen. Een project stuurt op resultaten. […] “Een set aan activiteiten om doelen te realiseren. Die definitie kan je verder uitbreiden naar ‘uitgezet in de tijd en helder geformuleerde doelen’. Maar, de basis blijft de focus op het realiseren van doelen”. Bron: Interview drs. R. Stotijn, managing consultant Berenschot Wanneer meerdere projecten en andere activiteiten met een onderlinge samenhang moeten worden uitgevoerd, wordt er vaak gekozen voor sturing via een programma. De vooronderstelling is dat een programma het meest geschikte bestuurlijk arrangement is om complexe opgaven (in samenhang) op te pakken. Complexe, integrale opgaven kunnen via losse projecten van de lijnorganisatie minder doeltreffend worden opgepakt. 20 21 Bron: Stadsbestuurscentrum, gemeente Dordrecht, Voorstel evaluatie programmasturing Bron: www.twynstraguddekennisbank.nl Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 41 Programmatisch werken helpt om samenhang te bereiken en prioriteiten te stellen, zodat de diverse inspanningen effectief worden uitgevoerd. De beoogde doelen komen (door de sterke focus daarop) dichterbij22. Voorwaarden programmatische aanpak Wanneer is de programma-aanpak zinvol? Oftewel, wat zijn voorwaarden om een opgave programmatisch aan te pakken? Op basis van het handboek ‘Programmamanagement: Sturen op samenhang’ (Van der Tak & Wijnen, Twynstra Gudde, 2002) en de interviews kunnen we de volgende voorwaarden onderscheiden: 1. als er sprake is van een unieke en tijdelijke opgave; 2. als er sprake is van een complexe opgave; 3. als het doelengericht moet; 4. als samenwerken met anderen moet; 5. wanneer beperkte middelen beschikbaar zijn. Programmamanager “Een programmamanager moet lui en slim zijn. Hij moet sturen op outcome in plaats van output. Hij moet niet als projectmanager optreden.” Bron: Interview drs. R. Stotijn, managing consultant Berenschot Een voorwaarde van een andere orde is de voorwaarde die gesteld wordt aan een programmamanager. Hij of zij is degene die invulling moet geven aan het programma. Niet iedereen is hier geschikt voor. Dit vraagt om specifieke competenties en kennis. Een goede programmamanager staat voor de doelen, is inspirerend en kan bovenal op een slimme manier mensen, projecten en schaalniveaus verbinden en verknopen. Sfeer van gezamenlijkheid “Als programma’s alleen maar werden bestuurd via de financiële en technische aspecten, zouden vele vermoedelijk geen succes worden. […] Die sfeer van verbinding creëren is misschien wel het belangrijkste sturingsdomein voor de programmamanager. Er moet een cultuur worden opgebouwd waarin teamleden het beste van zichzelf willen geven.” Bron: Programmatisch creëren, J. Bos, A. van Loon H. Licht, Scriptum, 2013 Programmasturing Het sturen op verschillende (soorten) doelen vormt de kern van programmasturing. De relatie tussen de strategische (ER-)doelen, SMARTdoelen en inspanningen kan worden weergegeven in een D.I.M.: een DoelenInspanningen-Middelen-boom. Het inzichtelijk maken van deze relaties geeft structuur aan het programma. “Tevens is het D.I.M van grote waarde bij het beoordelen van, reageren en anticiperen op nieuwe ontwikkelingen” (Van der Tak & Wijnen, Twynstra Gudde, 2002). Het helpt programmamanagers die verantwoordelijk zijn voor de realisatie van inspanningen ook om de bedoeling van hun inspanningen en de samenhang met andere activiteiten te begrijpen23. Naast het D.I.M. zijn er nog de criteria waarop gestuurd dient te worden: tempo, haalbaarheid, efficiëntie, flexibiliteit en doelgerichtheid (THEFD). Hiermee kan de planning en voortgangsbewaking van het programma in de gaten gehouden worden. 22 Bron: Programmamanagement: Sturen op samenhang, Theo van der Tak & Ger Wijnen, Twynstra Gudde, Kluwer, 2002 23 Bron: Programmatisch creëren, J. Bos, A. van Loon H. Licht, Scriptum, 2013 42 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! D.I.M. “Een structuur is toch bepalend voor het succes”. Bron: Interview drs. R. Stotijn, managing consultant Berenschot Er is niet één standaard recept van programmatisch werken. De precieze invulling hangt af van de inhoudelijke opgave. Basisingrediënten zijn wel D.I.M. en THEFD. Figuur 4.1 Doelen Inspanningen Middelen (D.I.M.) ER-doelen SMART-doelen Inspanningen Middelen fte/€ fte/€ fte/€ fte/€ fte/€ fte/€ fte/€ Bron: Programmasturing: doelen geven samenhang, Theo van der Tak, Twynstra Gudde, 2009, bewerking OCD Figuur 4.2 Sturen op samenhang tempo doelgerichtheid haalbaarheid THEFD: doelen sturen op samenhang flexibiliteit efficiëntie Bron: Programmasturing: doelen geven samenhang, Theo van der Tak, Twynstra Gudde, 2009, bewerking OCD Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 43 4.2 Het programma arbeidsmarktbeleid Organisatie en financiering Het programma arbeidsmarktbeleid bestaat uit een programmabureau, waarin medewerkers vanuit diverse lijnorganisaties participeren. Per programmalijn is er, zoals in hoofdstuk 2 al is aangegeven, een trekker/manager. Eén van deze managers heeft ook meer algemene taken. De programmadirecteur is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van het programma. Bestuurlijk portefeuillehouder is de wethouder onderwijs, arbeidsmarktbeleid en werkgelegenheid van de gemeente Dordrecht, tevens regionaal portefeuillehouder. Verantwoording vindt plaats via het regionale meerjarenprogramma. De gemeente Dordrecht maakt in de periode 2010-2014 jaarlijks 400.000 euro vrij ten behoeve van het programma. De middelen zijn bestemd voor de programmaorganisatie, ondersteunende activiteiten (communicatie, arbeidsmarktanalyse) en innovatiebudget. De uitvoering Redenen wanneer een programmatische aanpak zinvol is, zo beschreven we eerder al, zijn: als er sprake is van een complexe opgave, als er sprake is van een unieke en tijdelijke opgave, als het doelengericht moet, wanneer beperkte middelen beschikbaar zijn en als samenwerken met anderen moet. Aan al deze ‘voorwaarden’ is bij het programma arbeidsmarktbeleid voldaan: “Onze visie en beschrijving van de (regionale) arbeidsmarkt maken duidelijk dat het onmogelijk is de arbeidsmarkt als geïsoleerd beleidsthema te benaderen. Daarbij komt ook dat de partners in het arbeidsmarktbeleid talrijk zijn. […] Voor het gemak maken we op dit terrein onderscheid tussen drie O’s: Ondernemers, Onderwijs en Overheid. Samenwerking tussen deze groepen en tussen de partijen binnen de groepen is essentieel om het gezamenlijk doel (een goed functionerende arbeidsmarkt voor nu en de toekomst) na te streven”, zo valt te lezen in het Programmaplan Arbeidsmarktbeleid 2010-2014 van de gemeente Dordrecht. De redenen waarom er gekozen is om de arbeidsmarktopgave programmatisch aan te pakken sluiten aan bij de voorwaarden voor programmatisch werken. De gemeente Dordrecht geeft de uitvoering zorgen voor meer samenhang en anderzijds activiteiten van ondernemers en onderwijs. faciliterende, aanjagende en verbindende rol. meer kansen en subsidies te benutten. enerzijds vorm door intern te door extern aan te sluiten bij De overheid heeft hier een Zo probeert de overheid actief De keuze voor een programmatische aanpak “De keuze voor een programma is een subjectieve en een situationele: als manager van een organisatie vind je een opgave uniek en daar ga je tijdelijk op een andere dan gebruikelijke manier aandacht en energie aan geven”. Bron: Programmamanagement: Sturen op samenhang, Theo van der Tak & Ger Wijnen, Twynstra Gudde, Kluwer, 2002 De doelen van het programma arbeidsmarktbeleid Hoewel er, zoals eerder gezegd, niet één juiste manier van programmatisch werken is, is het wel wenselijk om volgens een bepaalde structuur te werken. Immers, zonder een kader lijkt sturen op samenhang niet of nauwelijks mogelijk. D.I.M. en THEFD zijn belangrijker ingrediënten. We bekijken hoe deze ingrediënten uitpakken in het programma arbeidsmarktbeleid. 44 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Doelen Inspanningen Middelen In het Programmaplan Arbeidsmarktbeleid (2010-2014) vinden we naast een hoofdstuk ‘Doelstellingen’ ook een hoofdstuk ‘Programmalijnen’ terug. De drie hoofddoelstellingen van het programma (in een later stadium is hier nog een vierde hoofddoel aan toegevoegd) die in het hoofdstuk Doelstellingen beschreven staan, worden in het hoofdstuk Programmalijnen verder uitgewerkt. Iedere programmalijn begint met een (ER-)doel, gevolgd door een paragraaf met “meer/minder doelen”. Hieraan zijn vervolgens prestatie-indicatoren gekoppeld die tussentijdse monitoring en bijsturing mogelijk moeten maken. Daarnaast worden onder het kopje ‘Wat gaan we daarvoor doen?’ nog puntsgewijs de inspanningen op een rij gezet. Het slothoofdstuk van het Programmaplan kent een paragraaf ‘Middelen’. Dit hoofdstuk bevat een korte, algemene beschrijving van de middelen: “Arbeidsmarkt is in het Politiek Akkoord benoemd als één van de drie transformaties van de huidige coalitie. Daarom willen we hier een aanzienlijke impuls aan geven door middel van een extensivering van €400.000 in de periode 2011-2014.” De middelen worden hier niet direct aan de doelen en inspanningen gekoppeld. Programmaplan “De doelstellingen moeten een vertaling krijgen in concrete prestatieindicatoren, zogenaamde meer/minder doelen (bijvoorbeeld meer werkgelegenheid in de regio of meer studenten in het hoger onderwijs). Dit geeft niet alleen focus aan het programma, maar biedt tevens noodzakelijke informatie voor tussentijdse evaluatie en eventuele bijsturing van het programma”. Bron: Programmaplan Arbeidsmarktbeleid (2010-2014), gemeente Dordrecht, 2010 Hoewel er door het programmateam weliswaar niet letterlijk een D.I.M. of doelenboom geformuleerd is, laat een analyse van het Programmaplan (en de diverse Voortgangsrapportages) zien dat het programmatisch werken wel degelijk volgens een bepaalde structuur is vorm gegeven. Figuur 4.3 Doel 1 ER-doelen verbeterde matching vraag en aanbod op arbeidsmarkt SMARTdoelen vergroten marktaandeel vacatures verminderen aandeel niet-werkende werkzoekenden jaarlijkse taakstelling uitstroom naar werk van jongeren daling aantal WWB klanten is 3% gunstiger dan landelijk gemiddelde minimaal 35% deelnemers traject stroomt uit naar werk inspanningen Inspanningen: •Transparant maken regionale arbeidsmarkt door periodiek in beeld brengen van sectoren en branches met baanopeningen •Opzetten van duale trajecten in de zorg en de techniek in samenwerking met werkgevers, brancheorganisaties, kenniscentra en onderwijs. •Etc. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 45 De gedeeltelijk SMART geformuleerde doelen komen in het actieplan 2011 overigens niet terug. Het is ook niet bij alle inspanningen en doelen (prestatieindicatoren) even eenvoudig om de relatie te leggen met de uiteindelijke effecten. Mede daarom zijn in de programmakaart twee indicatoren blijven staan: de ontwikkeling van het aantal niet-wekende werkzoekenden en het aantal personen met een bijstandsuitkering ten opzichte van het landelijk gemiddelde. THEFD Programmatisch werken behelst meer dan het bijeenbrengen van doelen, inspanningen en middelen. Anders gezegd, met een D.I.M. in de hand dient er ook gestuurd te worden op samenhang. Dit kan door te werken met THEFD: tempo, haalbaarheid, efficiëntie, flexibiliteit en doelgerichtheid. In de alledaagse praktijk wordt er soms expliciet op de THEFD ‘criteria’ gestuurd, maar vaak ook impliciet. In het programma arbeidsmarktbeleid was vooral het laatste het geval. In hoeverre zien we de THEFD ingrediënten terug binnen het programma arbeidsmarktbeleid? Samenvattend zien we dat: • Tempo een belangrijke opbrengst is van het programmatisch werken aan de regionale arbeidsmarkt. We zien dat niet zo zeer het in de tijd vastleggen belangrijk is voor het programma arbeidsmarktbeleid, maar dat met name snelheid maken een meerwaarde is. Programmatisch werken helpt om snelle stappen te kunnen maken. In de lijn, zo werd gezegd, moet er vaak te veel rekening gehouden worden met alle verschillende betrokken mensen en partijen. • Het sturen op haalbaarheid is niet altijd eenvoudig, omdat dit niet alleen afhankelijk is van de inspanningen van de gemeente. De haalbaarheid moet vaak in de loop van het proces blijken. Een voorbeeld hiervan is de inzet op het binnenhalen van het University College. In de loop van het proces bleek het realiseren van een University College in Dordrecht niet haalbaar. Wel kwam daar als gevolg van alle inspanningen iets anders voor in de plaats. Ook kunnen gestarte initiatieven worden ‘ingehaald’ door andere en daardoor overbodig worden (Servicepunt Techniek). Dit raakt een fundamenteel punt, namelijk dat het niet om de op enig moment geïnitieerde vehikels gaat, maar om de output en de effecten daarvan die door de allianties/coalities tot stand worden gebracht. Dit raakt ook het punt ‘flexibiliteit’. • Voor de efficiëntie geldt dat er met relatief weinig middelen relatief redelijk wat resultaten geboekt zijn. De inspanningen en middelen die beschikbaar zijn lijken behoorlijk doelmatig te zijn ingezet. Bij de aanpak van de jeugdwerkloosheid is het bijvoorbeeld gelukt om door middel van cofinanciering met ESF-middelen in de regio een flink aantal extra leerwerkplekken te realiseren. • Flexibiliteit: meebewegen en snel schakelen is een absolute voorwaarde om succes te boeken, dat is ook gebeurd. Er is meerdere malen snel geschakeld en gebruik gemaakt van een ‘window of opportunity’ (zie kader op de volgende bladzijde) om van kansrijke ontwikkelingen te kunnen profiteren. Een voorbeeld hiervan is de Maritime Delta. De kans deed zich voor om aan te haken bij en te investeren in de Maritieme Campus, later omgedoopt tot Maritime Delta. Inmiddels is de Maritime Delta uitgegroeid tot het bovenregionaal platform voor de versterking van de maritieme cluster. • Doelgerichtheid tenslotte: De afzonderlijke projecten lijken alle bij te dragen aan de ER-doelen. Hier is ook duidelijk op gestuurd door tussentijds de Veranderopgaven te benoemen en te bemensen. De Impuls Onderkant Arbeidsmarkt is een voorbeeld van een ‘project’ dat heel doelgericht is aangepakt. 46 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Het programma arbeidsmarktbeleid als makelaar in beleid Wanneer we kijken naar het programma arbeidsmarktbeleid kunnen we concluderen dat zowel de programmadirecteur, de afzonderlijke programmamanagers en het programma als geheel regelmatig in staat is geweest om op treden als ‘policy entrepeneur’ (zie kader ‘windows of opportunity’). Ze zijn in staat geweest om binnen het krachtenveld van de drie O’s, de problemen en de oplossingen, te anticiperen op ‘windows of opportunity’ én om de rol van makelaar in beleid te vervullen. ‘Windows of opportunity’ Het regionaal arbeidsmarktbeleid en de rol van gemeente daarin kan inzichtelijk gemaakt worden aan de hand van het zogenaamde ‘Stromenmodel’ van de Amerikaanse bestuurskundige Kingdon. In zijn optiek kenmerken bestuurs- en beleidsopgaven zich door het complexe samenspel van mensen en organisaties die met zeer verschillende zaken bezig zijn. Deze mensen en organisaties functioneren binnen een ingewikkeld politiek systeem waarin voortdurend nieuwe opgaven actueel en belangrijk worden. In deze ‘georganiseerde anarchie’ is er sprake van een aantal min of meer gescheiden stromen. Allereerst is er een stoom van problemen: maatschappelijke ontwikkelingen die naar voren worden gebracht als opgaven die een overheid zou moeten oppakken. Ten tweede is er de stroom van partijen: de diverse partijen die bij de opgave betrokken zijn. De derde stroom is de oplossingenstroom. Volgens Kingdon geldt, net als voor problemen, dat ook oplossingen hun pleitbezorgers kennen. Allerlei partijen dragen oplossingen aan. Figuur: Stromenmodel ‘window of opportunity’ problemen partijen oplossingen Betekenisvol beleid wordt gevormd wanneer de drie stromen bij elkaar komen. Het samenvloeien van de drie stromen kan gebeuren wanneer zich een kansrijk moment voortdoet een ‘window of opportunity’, maar kan ook bewust gecreëerd worden door zogenaamde beleidsmakelaars: ‘policy entrepeneurs’. Dat zijn personen (of groepen) met veel politiek-bestuurlijke know-how die in staat zijn om problemen, oplossingen en partijen bij elkaar te brengen. Bron: Openbaar bestuur: Beleid, organisatie en politiek, M.A.P. Bovens, P. ’t Hart, M.J.W. van Twist en U. Rosenthal, Kluwer, 2001 Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 47 4.3 Meerwaarde Als voornaamste meerwaarde van programmatisch werken zien we: Focus op doelen Een belangrijke meerwaarde van het programmatisch werken is het doelgericht werken. Programmatisch werken zorgt voor een sterke focus op doelen, dat zien we zowel in de literatuur als bij de bestudering van het programma en komt ook naar voren uit de interviews. Programmatisch werken structureert. Doordat doelen geëxpliciteerd worden en er een relatie wordt gelegd met inspanningen en middelen, is duidelijk waar er op gestuurd dient te worden. Dit zorgt voor samenhang. Bij het programma arbeidsmarktbeleid zijn vooraf heldere doelen geformuleerd. De prioriteiten van het programma arbeidsmarkt waren vanaf de start van het programma duidelijk. Ondanks de oplopende werkloosheid is het ook gelukt om die focus vast te houden. Bijkomend voordeel is dat dit niet alleen de inspanningen van de gemeente richting gaf, maar dat ook externe partijen hierop konden aanhaken. Het geeft een duidelijke heldere agenda. Figuur 5.4: Doelgericht werken als meerwaarde doelen Bron: Programmasturing: doelen geven samenhang, Theo van der Tak, Twynstra Gudde, 2009, bewerking OCD Een sterk netwerk voor allianties Programmatisch werken blijkt een geschikte manier om netwerken te bouwen én te benutten. “Met een programma kan je aanhaken op (bovenregionale) ontwikkelingen, kan je in beeld komen, bestuurlijk zaken uitventen en netwerken benutten”. De overheid kan zich, te midden van de andere ‘O’s’, profileren als aanjager en facilitator. Een programma kan in die zin een herkenbaar platform zijn voor allianties. Een platform dat voor partners interessant is om bij aan te sluiten. Bij een onderdeel uit ‘de lijn’ is het voor ondernemers en onderwijs lastiger aan te haken. “Samen schakelen met het bedrijfsleven kan alleen in een programma”. 48 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Meer snelheid en slagkracht Er wordt programmatisch gewerkt om snelle stappen te kunnen maken in de collegeperiode. Een groot netwerk opbouwen, allianties smeden en tempo maken zijn belangrijkste pluspunten. In de lijn moet er soms te veel rekening gehouden worden met alle verschillende betrokken mensen en partijen. Een geïnterviewde voegt daaraan toe: “Je kunt veel sneller resultaten tastbaar en zichtbaar maken waardoor je snel partijen kunt binden en daardoor de gevraagde versnelling tot stand brengen”. Als gevolg van de hogere handelingssnelheid kan de gemeente zich, zo wordt gezegd, echt als ‘partner’ opstellen van de betrokken partijen, waardoor ook de slagkracht groter is. Er kunnen meer doelen bereikt worden. Flexibel schakelen Om een opgave als arbeidsmarkt adequaat aan te kunnen pakken is het belangrijk om tijdig in te kunnen spelen op nieuwe (conjuncturele) ontwikkelingen. Doelen en/of inspanningen en middelen kunnen tijdens het proces, bij voorbeeld onder invloed van de conjuncturele ontwikkelingen, veranderen. In dat geval is het belangrijk om hier snel op in te kunnen spelen, zodat kansen benut kunnen worden. Bij een programma kan dat. “Groot voordeel boven de lijn is dat je minder ballast mee hebt”. Er kan dus snel geschakeld worden met een programma. In het geval van het programma arbeidsmarktbeleid is dat ook gebeurd. Zo is het programma, toen de kans zich voordeed, aangehaakt bij bovenregionale ontwikkelingen om vervolgens extra middelen te verkrijgen. 4.4 Aandachtspunten Programmatisch werken kent dus ontegenzeggelijk diverse voordelen. Eigenlijk staat het voor een complexe opgave als die van het regionaal arbeidsmarktbeleid niet ter discussie. Voor de doorontwikkeling van het programma en het programmatisch werken in zijn algemeenheid zijn er ons inziens de volgende aandachtspunten: HRM verantwoordelijkheid De programmadirecteur van het programma arbeidsmarktbeleid heeft geen HRM verantwoordelijkheid. De sectoren blijven daarin leidend. Dit is een gemis. Programmamedewerkers én hun ontwikkelbehoefte lopen zo het risico uit beeld te raken, maar ook de groei van de medewerkers kan zich aan het oog onttrekken. In de praktijk levert de programmadirecteur wel input voor de functioneringsgesprekken. Dat is echter geen optimale situatie. Na het programma “Het is niet uitzonderlijk dat medewerkers die hard aan een programma hebben gewerkt na afloop lang ‘boven de markt blijven hangen’, of dat mensen uit onzekerheid over hun toekomst al vroegtijdig vertrekken en de programma-organisatie te snel leeg loopt”. Bron: Programmatisch creëren, J. Bos, A. van Loon H. Licht, Scriptum, 2013 Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 49 Coördineren en leren Het programmateam overlegt tweewekelijks. Dat is goed. Een sfeer van gezamenlijkheid is immers een belangrijk sturingsdomein voor de programmadirecteur. ‘Gaat het goed met het netwerkalliantiemanagement?’ is één van de centrale vragen van dit overleg. Een goede vraag en belangrijk uiteraard om dit telkens in de gaten te houden. Er moet echter voor worden gewaakt dat deze externe gerichtheid de interne samenhang en coördinatie niet te veel overschaduwt. Binnen het programma zou mogelijk nog meer van elkaar geleerd kunnen worden. Bepaalde projecten binnen het programma, van verschillende programmamanagers, zouden elkaar (nog meer) kunnen versterken. Permanente expliciete aandacht voor het ‘doorverknopen’ binnen het programma is belangrijk. Leren van elkaar kan een betekenisvolle bijvangst zijn van deze versterking van de inhoudelijke coördinatie. Naast onderlinge inhoudelijke coördinatie is de afstemming met de lijnorganisatie niet altijd even optimaal. Hier valt winst te boeken. Een heldere organisatiestructuur Om een krachtig antwoord te kunnen bieden op de complexe arbeidsmarktopgaven zijn scherpe keuzes noodzakelijk. Als de externe complexiteit groot is, is het van belang dat de ‘interne complexiteit’ (de manier waarop het programma organisatorisch is vormgegeven) klein is. Dat verhoogt de slagkracht van het programma en het overheidsoptreden. Het programma arbeidsmarktbeleid kent drie transities, vier programmalijnen en vijf veranderopgaven. Op papier oogt dit wat complex. Dit zou naar de buitenwereld onduidelijkheden op kunnen leveren: hoe verhouden veranderopgaven zich tot de programmalijnen? En waarom worden bijv. de Sectorale Leer Werk Bedrijven in de centrale figuur (zie figuur 1) aan de Programmalijn Vergroten Urgentiebesef gekoppeld? Om in de toekomst eventuele onduidelijkheden te voorkomen én de focus op de doelen vast te houden, is het belangrijk om de interne complexiteit zo klein mogelijk te houden. Een heldere organisatiestructuur geeft richting en zorgt voor focus. Dit is ook van belang voor de profilering van het programma richting (potentiële) partners. Regionale verantwoording en regionale aansluiting De gemeente Dordrecht financiert het ‘stads’programma arbeidsmarktbeleid met 400.000 euro per jaar. De formele verantwoording van het programma vindt plaats via het regionale meerjarenprogramma. Inhoudelijk roept deze manier van verantwoorden vragen op: waar gaat de gemeenteraad van Dordrecht over? En waar gaat de Drechtraad over? Naast deze politiekbestuurlijke (regionale) kanttekening, kunnen er ook vraagtekens geplaatst worden bij de regionale ambtelijke aansluiting bij het programma. De bestuurders lijken op regionaal niveau goed te zijn aangehaakt bij het programma, ambtelijk lijkt dit minder het geval. Dordrecht heeft als trekker een hele grote rol, maar de betrokkenheid van ambtenaren uit de overige Drechtsteden gemeenten kan versterkt worden. Budget, uitvoering en strategie Het ontbreken van eigen budget om ontwikkelingen op gang te brengen “helpt niet mee”. Voor een programmamanager is het handig om te beschikken over eigen budget, wanneer er tempo gemaakt dient te worden. Het gaat hier niet zozeer om een tekort aan budget, maar om de snelle beschikbaarheid. In het verlengde hiervan geldt dat er relatief veel budget gereserveerd is voor ‘strategie’ en relatief weinig voor ‘uitvoering’. Dit was voor de beginfase van het programma en binnen de gekozen strategie een logische keuze. Maar, gelet op de sterk opgelopen werkloosheid, zou deze verhouding in budget voor het vervolg van het programma onderwerp van gesprek kunnen zijn. 50 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! 4.5 Conclusies Programmatisch werken staat als aanpak niet ter discussie. Doorontwikkeling is mogelijk en wenselijk. Er is niet één standaard recept voor programmatisch werken. De precieze invulling hangt af van de inhoudelijke opgave. Hoewel er niet één standaard recept is, zijn bepaalde ingrediënten wel belangrijk: een D.I.M. en THEFD helpen bij het sturen op samenhang. De focus op doelen en ambities is de voornaamste meerwaarde van deze werkwijze. Bij de start van een programma worden doelen geëxpliciteerd en wordt er een relatie gelegd met inspanningen en middelen. Dit zorgt voor structuur en laat duidelijk zien waar op gestuurd dient te worden. Meer snelheid en slagkracht zijn eveneens belangrijke pluspunten van programmatisch werken. Er kan een versnelling tot stand gebracht worden. Een andere meerwaarde van het programmatisch werken is de mogelijkheid die het voor de overheid biedt om flexibel te schakelen en aan te haken op (boven)regionale ontwikkelingen. Zonder een regionaal programma was aansluiting op bovenregionale netwerken niet gelukt. Met name de aansluiting op de agenda Zuidvleugel heeft veel deuren geopend. En een programma biedt een platform, een duidelijke agenda waar onderwijs en ondernemers op kunnen aanhaken. Een belangrijk aandachtspunt is de HRM verantwoordelijkheid. Programmamedewerkers en de ontwikkelbehoeften die zij hebben zijn niet altijd voldoende in beeld. Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 51 52 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Bijlagen Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 53 54 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt! Bijlage 1 Netwerkstructuur Programma regionaal arbeidsmarktbeleid Participatiewet Yvonne Bieshaar, Marco Wilke, Gido ten Dolle Netwerk-MT Sociaal Netwerk-MT Economie Impuls onderkant Arbeidsmarkt Gerard van Andel PFO Sociaal Werkschool Programmalijn Matching Vraag en Aanbod o/d Arbeidsmarkt Stanley Ramkhelawan Diverse medewerkers SDD Programmalijn Verbeteren Kennisinfrastructuur Rian Maaten Contactpersonen Arbeidsmarkt Drechtstedengemeenten Programmalijn Projectmedewerker Verantwoordelijk wethouder Verbeteren (ESF) Bert van de Burgt aansluiting Margriet Luth Onderwijs arbeidsmarkt Marco de Lange Programmaondersteuning Aisha Ashruf Programmalijn Vergroten urgentiebesef bij ondernemers en HRM Stanley Ramkhelawan Sectorale Leer Werk Bedrijven Frank Moesman Maritime Delta Programmadirecteur Gido ten Dolle Bestuurs- en managementondersteuning Annemarie van der Kroon Communicatiestrategie Pia Pottuit Tussenevaluatie programma regionaal arbeidsmarktbeleid 55 Bijlage 2 Lijst met geïnterviewde personen Programmateam: Gido ten Dolle, programmadirecteur Stanley Ramkhelawan, programmamanager Frank Moesman, programmalijnmanager Marco de Lange, programmalijnmanager Rian Maaten, programmalijnmanager Regionaal portefeuillehouder: Bert van de Burgt, wethouder Dordrecht Programmanetwerk: Yvonne Bieshaar, directeur Sociale Dienst Drechtsteden (SDD) Sander van der Wal, Kennisalliantie Zuid-Holland Bert van Pelt, Duurzaamheidsfabriek Trudie van der Hoek, projectleider gemeente Papendrecht Overheid: Peter Verheij, wethouder Alblasserdam Lodewijk Lacroix, secretaris Zuidvleugel Uitvoeringsorganisaties: Marina Siebkes, UWV WERKbedrijf, regiomanager Drechtsteden Onderwijs/Kennisinstellingen: Marleen Michielsen, Da Vinci College, domeinleider techniek Erik van Noordenne, directeur Grienden College Nico van Buren, directeur Kennisalliantie Zuid-Holland Bedrijfsleven: Teun Muller, voorzitter Werkgevers Drechtsteden Marco de Korte, directeur Deltametaal (Metalent) Astrid Kee, directeur Scheepswerf Slob Tom Stuij, directeur Mondial Movers Theo van Bakel, bestuurder Internos/de Merwelanden 56 Op weg naar een vitale arbeidsmarkt!
© Copyright 2025 ExpyDoc