Uittreksel 1 Oude en nieuwe opzeggingstermijnen

eenheidsstatuut.book Page 26 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
26
Deel 2 • De nieuwe ontslagregels
Deze in de praktijk gekende regels werden behouden door de Wet Eenheidsstatuut.
14. De uitwerking van de betekening van de opzegging is eveneens ongewijzigd
gebleven. Tijdens de opzeggingstermijn blijft de arbeidsovereenkomst bestaan.
Eén van de partijen kan echter steeds de arbeidsovereenkomst verbreken; dit
betreft een onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst waardoor
een opzeggingsvergoeding verschuldigd zal zijn (zie nr. 46 e.v.).
A FDELING 2
Oude opzeggingstermijnen vóór 1 januari 2014
15. Alvorens de nieuwe opzeggingstermijnen te analyseren, geven wij een overzicht van de toepasselijke regels vóór de inwerkingtreding van de Wet Eenheidsstatuut. Het merendeel van deze regels blijft immers van belang voor de arbeidsovereenkomsten met aanvang vóór 1 januari 2014.
Met betrekking tot de ‘oude’ regels kan een onderscheid gemaakt worden tussen
de regels van toepassing op contracten gesloten vóór en na 1 januari 2012. De
IPA-Wet introduceerde reeds nieuwe opzeggingstermijnen om een geleidelijke
harmonisatie te bekomen van beide statuten.
De IPA-Wet is echter alleen van toepassing op nieuwe overeenkomsten waarvan
de uitvoering aanving na 31 december 2011 (volgens de letter van de wet, vanaf
1 januari 2012)62. In tegenstelling tot de Wet Eenheidsstatuut had de IPA-Wet
dus geen impact op de bestaande arbeidsovereenkomsten63.
Ondanks de (beperkte) verhoging van de opzeggingstermijnen voor arbeiders
door de IPA-Wet, bleef een groot verschil bestaan tussen arbeiders en bedienden.
De IPA-Wet kon dan ook slechts als een eerste stap naar een harmonisatie van
beide statuten gezien worden; zeker niet als een definitieve fase.
§ 1. Arbeidsovereenkomsten gesloten vóór 1 januari 2012
I. Arbeiders
16. Het oude artikel 59, tweede lid van de Arbeidsovereenkomstenwet64 voorzag in volgende opzeggingstermijnen voor arbeiders:
62
63
64
Art. 11 IPA-Wet, dat art. 65/1 in de Arbeidsovereenkomstenwet invoegde; en art. 26 IPA-Wet, dat
art. 86/1 in de Arbeidsovereenkomstenwet invoegde; opgeheven door art. 40 respectievelijk 54 Wet
Eenheidsstatuut.
De IPA-Wet voorziet dat de regels van kracht vóór de inwerkingtreding van toepassing blijven, zelfs in
het geval dat een arbeidsovereenkomst – voorafgegaan door een andere overeenkomst tussen dezelfde
partijen – een aanvang neemt vanaf 1 januari 2012, wanneer de onderbreking tussen de twee opeenvolgende overeenkomsten niet langer is dan zeven dagen; opgeheven door art. 40 Wet Eenheidsstatuut.
Opgeheven door art. 34 Wet Eenheidsstatuut.
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 27 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
Hoofdstuk 1 • Beëindiging arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur door opzegging
Anciënniteit
27
Opzeggingstermijn
Werkgever
Arbeider
< 20 jaar
28 dagen
14 dagen
≥ 20 jaar
56 dagen
28 dagen
CAO nr. 75 heeft deze opzeggingstermijnen voor arbeiders in geval van opzegging door de werkgever verhoogd als volgt:
Anciënniteit
Opzeggingstermijn werkgever
Tussen 6 maanden en minder dan 5 jaar
35 dagen
Tussen 5 jaar en minder dan 10 jaar
42 dagen
Tussen 10 jaar en minder dan 15 jaar
56 dagen
Tussen 15 jaar en minder dan 20 jaar
84 dagen
Vanaf 20 jaar
112 dagen
CAO nr. 75 vond echter geen toepassing wanneer op het niveau van de bedrijfstak:
–
hetzij krachtens een koninklijk besluit of een collectieve arbeidsovereenkomst opzeggingstermijnen van toepassing zijn, die van de wettelijke termijnen afwijken;
–
hetzij voor de arbeiders collectieve akkoorden van toepassing zijn, die
voorzien in een eigen stelsel van verruimde stabiliteit van werkgelegenheid
of inkomen via aanvullende bestaanszekerheidsregelingen of via equivalente regelingen65.
Het oude artikel 61 van de Arbeidsovereenkomstenwet voorzag inderdaad dat
op voorstel van het paritair comité of van de NAR de Koning de opzeggingstermijnen kon wijzigen in het belang van bepaalde bijzondere categorieën van
werknemers of voor de opzeggingen die om sociale of economische redenen werden gegeven.
In een groot aantal sectoren werden op deze manier afwijkende opzeggingstermijnen ingevoegd.
Het opgeheven artikel 59, vijfde lid van de Arbeidsovereenkomstenwet66 verklaarde de opzeggingstermijnen van CAO nr. 75 in ieder geval van toepassing
wanneer de opzegging werd gegeven door een werkgever die niet onder het toepassingsgebied viel van de CAO-Wet67 (i.e. de werkgevers behorend tot de
65
66
67
Art. 3 CAO nr. 75.
Opgeheven door art. 34 Wet Eenheidsstatuut.
Deze paragraaf werd ingevoegd door de wet van 22 april 2003 die de art. 38bis, 51bis en 59 van de
wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten wijzigden, BS 13 mei 2003; thans opgeheven door art. 34 Wet Eenheidsstatuut.
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 28 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
28
Deel 2 • De nieuwe ontslagregels
publieke sector die arbeiders tewerkstelden op basis van een arbeidsovereenkomst).
Overeenkomstig artikel 60 van de Arbeidsovereenkomsten, thans opgeheven
door de Wet Eenheidsstatuut68, was het ook mogelijk om voor arbeiders die
minder dan zes maanden ononderbroken in dienst van dezelfde onderneming
waren, in de arbeidsovereenkomst in een afwijkende opzeggingstermijn te voorzien. De door de werkgever in acht te nemen termijn mocht niet korter zijn dan
zeven dagen. De opzeggingstermijn die de arbeider moest in acht nemen, mocht
niet de helft overschrijden van de termijn die was overeengekomen in geval van
opzegging door de werkgever.
II. Bedienden
17. Overeenkomstig het oude artikel 82, § 2 van de Arbeidsovereenkomstenwet
(opgeheven door de Wet Eenheidsstatuut69) bedroeg de opzeggingstermijn die
door de werkgever moest worden in acht genomen voor de bedienden met een
jaarloon niet hoger dan 32.254 EUR70 (‘lagere bedienden’), ten minste drie
maanden voor zij die minder dan vijf jaar in dienst waren. Deze termijn nam toe
met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst bij
dezelfde werkgever (gekend als ‘het wettelijk minimum’). In geval van opzegging
door de bediende werden deze opzeggingstermijnen tot de helft teruggebracht
zonder dat ze drie maanden mochten overschrijden.
Overeenkomstig het oude artikel 82, § 3 van de Arbeidsovereenkomstenwet
(opgeheven door de Wet Eenheidsstatuut71) werden de door de werkgever en de
bediende in acht te nemen opzeggingstermijnen voor de bedienden met een jaarloon hoger dan 32.254 EUR72 (‘hogere bedienden’), hetzij bij overeenkomst,
gesloten ten vroegste op het ogenblik waarop de opzegging werd gegeven, hetzij
door de rechter vastgesteld. De opzeggingstermijnen konden evenwel niet lager
zijn dan het wettelijk minimum.
Het oude artikel 82, § 5 van de Arbeidsovereenkomstenwet (opgeheven door de
Wet Eenheidsstatuut73) bepaalde ten slotte dat wanneer het jaarloon op het
ogenblik van de indiensttreding 64.508 EUR74 overschreed (‘hoogste bedienden’), de door de werkgever in acht te nemen opzeggingstermijn mocht worden
vastgesteld bij overeenkomst gesloten ten laatste op dat ogenblik.
68
69
70
71
72
73
74
Art. 35 Wet Eenheidsstatuut.
Art. 50 Wet Eenheidsstatuut.
Bedrag van toepassing op 1 januari 2013.
Art. 50 Wet Eenheidsstatuut.
Bedrag van toepassing op 1 januari 2013.
Art. 50 Wet Eenheidsstatuut.
Bedrag van toepassing op 1 januari 2013.
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 29 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
Hoofdstuk 1 • Beëindiging arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur door opzegging
29
§ 2. Arbeidsovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2012
I. Arbeiders
18. Voor de arbeiders voorzag de IPA-Wet in beperkt verhoogde opzeggingstermijnen. Voor arbeidsovereenkomsten voor arbeiders gesloten vanaf 1 januari
2012 waren de opzeggingstermijnen in het geval van opzegging door de werkgever als volgt:
Anciënniteit
Opzeggingstermijn werkgever
Minder dan 6 maanden
28 dagen
Tussen 6 maanden en 5 jaar
40 dagen
Tussen 5 jaar en 10 jaar
48 dagen
Tussen 10 jaar en 15 jaar
64 dagen
Tussen 15 jaar en 20 jaar
97 dagen
Vanaf 20 jaar
129 dagen
De opzeggingstermijn in geval van opzegging door de werknemer werd behouden door de IPA-Wet, i.e. 14 dagen. Deze termijn verdubbelde wanneer arbeiders ononderbroken in dienst waren van dezelfde onderneming voor minstens
20 jaar75, i.e. 28 dagen.
Gelet op het feit dat voor de meerderheid van de sectoren afwijkende opzeggingstermijnen werden aangenomen via koninklijke besluiten, dienden de
sociale partners deze afwijkende termijnen te bevestigen of ze vóór 1 januari
2013 in overeenstemming te brengen met de IPA-Wet. Bij ontstentenis van een
voorstel door de sociale partners moesten de opzeggingstermijnen voor de
opzeggingen (in hoofde van de werkgever) betekend vanaf 1 januari 2013, verhoogd worden met een coëfficient van 1,15, zonder de opzeggingstermijnen
vastgesteld door de IPA-Wet te kunnen overschrijden76.
Ter informatie kan een overzicht per sector van de opzeggingstermijnen voor
arbeiders, zoals van toepassing op 31 december 2013, worden teruggevonden
op de website van de FOD WASO77.
II. Bedienden
19. De belangrijkste wijziging van de IPA-Wet betrof de hogere bedienden voor
wie op dat ogenblik een vaste opzeggingstermijn werd bepaald. Voor de lagere
bedienden bleven de bestaande regels van toepassing.
75
76
77
Art. 12 IPA-Wet voegde art. 65/2 Arbeidsovereenkomstenwet in; opgeheven door art. 40 Wet Eenheidsstatuut.
Art. 13 IPA-Wet voegde art. 65/3 Arbeidsovereenkomstenwet in; opgeheven door art. 40 Wet Eenheidsstatuut.
Zie www.werk.belgie.be/defaultTab.aspx?id=4010, zoals geraadpleegd op 13 april 2014.
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 30 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
30
Deel 2 • De nieuwe ontslagregels
Overeenkomstig artikel 86/2, § 1 van de Arbeidsovereenkomstenwet (opgeheven door de Wet Eenheidsstatuut78) golden de volgende opzeggingstermijnen
voor de bedienden met een jaarlijks loon hoger dan 32.254 EUR79 in geval van
een opzegging door de werkgever:
Anciënniteit
Opzeggingstermijn werkgever
Minder dan 3 jaar
91 dagen
Tussen 3 jaar en 4 jaar
120 dagen
Tussen 4 jaar en 5 jaar
150 dagen
Tussen 5 jaar en 6 jaar
182 dagen
Vanaf 6 jaar
30 dagen per begonnen jaar anciënniteit
Overeenkomstig artikel 86/2, § 2 van de Arbeidsovereenkomstenwet (opgeheven door de Wet Eenheidsstatuut80) golden de volgende opzeggingstermijnen
voor de bedienden met een jaarlijks loon hoger dan 32.254 EUR81 in geval van
opzegging door de werkgever vanaf 1 januari 2014:
Anciënniteit
Opzeggingstermijn werkgever
Minder dan 3 jaar
91 dagen
Tussen 3 jaar en 4 jaar
116 dagen
Tussen 4 jaar en 5 jaar
145 dagen
Tussen 5 jaar en 6 jaar
182 dagen
Vanaf 6 jaar
29 dagen per begonnen jaar anciënniteit
Door de inwerkingtreding van de Wet Eenheidsstatuut zal bovenstaande tabel
uiteraard nooit in de praktijk toegepast zijn.
In geval van opzegging door de werknemer waren volgende opzeggingstermijnen van toepassing82:
Anciënniteit
Opzeggingstermijn werknemer
Minder dan 5 jaar
45 dagen
Tussen 5 jaar en 10 jaar
90 dagen
Vanaf 10 jaar
135 dagen
Meer dan 15 jaar en jaarlijks loon hoger dan 64.508 EURa
180 dagen
a.
Bedrag van toepassing op 1 januari 2013.
78
Art. 54 Wet Eenheidsstatuut.
Bedrag van toepassing op 1 januari 2013.
Art. 54 Wet Eenheidsstatuut.
Bedrag van toepassing op 1 januari 2013.
Art. 86/2, § 1, tweede lid Arbeidsovereenkomstenwet; opgeheven door art. 54 Wet Eenheidsstatuut.
79
80
81
82
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 31 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
Hoofdstuk 1 • Beëindiging arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur door opzegging
31
Wanneer het jaarlijks loon 64.508 EUR83 overschreed op het ogenblik van
indiensttreding, konden de opzeggingstermijnen in hoofde van de werkgever
worden bepaald bij overeenkomst, gesloten ten laatste op dat ogenblik. De
opzeggingstermijnen mochten in elk geval niet lager zijn dan het wettelijk minimum (zie nr. 17). Bij ontstentenis van een overeenkomst waren de bepalingen
overeenkomstig artikel 86/2, § 1 en 2 van de Arbeidsovereenkomstenwet van
toepassing.
Hierbij dient benadrukt dat de opzeggingstermijnen voor de hogere bedienden
van de IPA-Wet in de toekomst géén toepassing meer zullen vinden; zelfs indien
de overeenkomst een aanvang nam tussen 1 januari 2012 en 1 januari 2014. De
Wet Eenheidsstatuut heeft immers in een bijzondere overgangsregeling voorzien
voor de hogere bedienden (zie nr. 32 e.v.).
A FDELING 3
Nieuwe opzeggingstermijnen vanaf 1 januari 2014
§ 1. Inleiding
20. De essentie van de Wet Eenheidsstatuut betreft de invoering van identieke
opzeggingstermijnen voor arbeiders en bedienden als gevolg van het arrest van
het Grondwettelijk Hof van 7 juli 2011 (zie nr. 3 e.v.). Het nieuwe artikel 37/2
van de Arbeidsovereenkomstenwet84 voorziet in (nieuwe) opzeggingstermijnen
uitgedrukt in weken en van toepassing op arbeidsovereenkomsten gesloten
vanaf 1 januari 2014. De memorie van toelichting verduidelijkt dat deze termijnen “zijn aangepast aan de huidige structuur van de arbeidsmarkt”85.
De meest ingrijpende verandering betreft echter het feit dat de termijnen – in
tegenstelling tot de IPA-Wet – van toepassing zijn op álle arbeidsovereenkomsten (weliswaar met een overgangsregeling voor het verleden voor de lopende
arbeidsovereenkomsten (zie nr. 28 e.v.)).
De nieuwe opzeggingstermijnen worden gedetailleerd uiteengezet in dit hoofdstuk en aan het einde weergegeven in een overzichtstabel (zie infra, § 5).
Vanuit een werknemersstandpunt zijn de nieuwe opzeggingstermijnen in ieder
geval een grote sprong voorwaarts voor de arbeiders. Voor de hogere bedienden
daarentegen kunnen de termijnen in bepaalde gevallen een zware achteruitgang
betekenen wanneer men ze vergelijkt met de termijnen die wiskundige formules86 (zoals de formule Claeys) aangaven.
83
84
85
86
Bedrag van toepassing op 1 januari 2013.
Ingevoegd door art. 3 Wet Eenheidsstatuut.
MvT, Parl.St. Kamer 2013-14, DOC 53 3144/001, 12.
Uitgewerkt op basis van rechtspraak.
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 32 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
32
Deel 2 • De nieuwe ontslagregels
§ 2. Begrip anciënniteit
21. De uitsluitende factor die thans nog een rol speelt bij het bepalen van de
toepasselijke opzeggingstermijn, is de anciënniteit. Dit laatste geldt voor alle
werknemers over hun hele loopbaan. Men houdt dus geen rekening meer met
leeftijd, verloning of functie. De nieuwe opzeggingstermijnen luiden daarmee
ook het einde in van de wiskundige formules, waarvoor verschillende factoren
gebruikt werden (ook voor de ‘oude’ contracten).
De Wet Eenheidsstatuut heeft een definitie inzake anciënniteit toegevoegd aan
de Arbeidsovereenkomstenwet. De memorie van toelichting stelt dat het gaat
om een definitie zoals gekend in rechtspraak en rechtsleer87.
Artikel 37/4 van de Arbeidsovereenkomstenwet88 bepaalt: “De opzeggingstermijnen worden berekend met inachtneming van de verworven anciënniteit op
het ogenblik dat de opzeggingstermijn ingaat.
Onder anciënniteit wordt verstaan de periode gedurende dewelke de werknemer
ononderbroken in dienst is gebleven van dezelfde onderneming.”
De memorie van toelichting verduidelijkt dat met het begrip “dezelfde onderneming dan ook wordt bedoeld de economische exploitatie-eenheid die de
onderneming vormt zoals volgt uit de rechtspraak van het Hof van Cassatie”89.
Het laatste lid van het nieuwe artikel 37/4 verwijst naar de verworven anciënniteit als uitzendkracht, die onder bepaalde voorwaarden ook in rekening moet
worden gebracht. Deze regel is echter niet nieuw aangezien de IPA-Wet deze
reeds had ingevoegd in de artikelen 65/4 en 86/2 van de Arbeidsovereenkomstenwet (thans opgeheven90)91.
87
88
89
90
91
MvT, Parl.St. Kamer 2013-14, DOC 53 3144/001, 16. De memorie van toelichting verwijst naar Cass.
9 maart 1992, JTT 1992, 219 en Cass. 13 januari 2003, JTT 2003, 268. Zie echter de bemerking van
H.F. LENAERTS, “Le droit de la rupture du contrat de travail révolutionné”, Or. 2014, 5: “On notera
toutefois que cette définition est reprise de l’article 59 de la L.C.T. (et de l’article 65/2, § 1e, dernier
alinéa de la L.C.T.), là où pour les employés il était question d’années de ‘service chez le même employeur’ (article 82).”
Ingevoegd door art. 5 Wet Eenheidsstatuut.
Zie Cass. 9 maart 1992, Pas. 1992, I, 611; Cass. 13 januari 2003, JTT 2003, 268.
Art. 40, respectievelijk 54 Wet Eenheidsstatuut.
Zie de bemerking van H.F. LENAERTS, “Le droit de la rupture du contrat de travail révolutionné”, Or.
2014, 14: “Suite à la loi A.I.P. du 12 avril 2011, la L.C.T. applicable au 31 décembre 2013 faisait une
distinction selon que le contrat de travail ait pris cours avant le 1er janvier 2012 ou à partir de cette
date. Cette distinction ne présente aucune utilité pour les employés ‘supérieurs’ puisque la partie du
préavis pour la période antérieure au 1er janvier 2014 est fixée par la L.S.U. Par contre, elle peut encore
présenter un intérêt pour les ouvriers et pour les employés ‘inférieurs’. En effet, au 31 décembre 2013,
deux régimes distincts étaient applicables à ces travailleurs selon que leur contrat avait pris cours avant
ou après le 1er janvier 2012. Ce n’est que pour les seconds que la loi spécifiait explicitement que
certaines périodes d’intérim étaient prises en compte pour le calcul de l’ancienneté (avec un maximum
d’un an). Ceci n’aura sans doute pas d’incidence directe pour les employés entrés en service à partir du
1er janvier 2012 (la prise en compte éventuelle d’une durée d’un an d’intérim ne leur permettant pas
de passer un ‘cap’ de 5 ans d’ancienneté) mais pourrait avoir une certaine incidence pour certains
ouvriers.”
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 33 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
Hoofdstuk 1 • Beëindiging arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur door opzegging
33
Artikel 37/4, derde lid van de Arbeidsovereenkomstenwet stelt in dit verband:
“Wanneer de opzegging wordt gegeven door de werkgever, komt bovendien de
vroegere periode van tewerkstelling, die een werknemer als uitzendkracht heeft
verricht bij de werkgever in de hoedanigheid van gebruiker, in aanmerking voor
de berekening van de anciënniteit met een maximum van één jaar, voor zover de
aanwerving volgt op de periode van uitzendarbeid en de functie uitgeoefend bij
de werkgever identiek is aan deze die als uitzendkracht werd uitgeoefend. Elke
periode van inactiviteit van zeven dagen of minder geldt als een periode van
tewerkstelling als uitzendkracht.”
Op basis van bovenstaande paragraaf zal de anciënniteit als uitzendkracht voor
maximaal één jaar in aanmerking moeten worden genomen in het geval van
opzegging door de werkgever. Dit laatste enkel in het geval dat de aanwerving
als werknemer onmiddellijk of met een onderbreking van maximaal zeven dagen
volgt op de periode van uitzendarbeid. Indien de aanwerving dus op een later
ogenblik plaatsvindt, zal geen rekening moeten worden gehouden met de voorafgaande periode van tewerkstelling als uitzendkracht voor de berekening van
de anciënniteit van de werknemer.
§ 3. Aanvang opzeggingstermijn
22. Vóór de inwerkingtreding van de Wet Eenheidsstatuut verschilden de regels
inzake de aanvang van de opzeggingstermijn voor arbeiders en bedienden.
Overeenkomstig het oude artikel 82, § 1 van de Arbeidsovereenkomstenwet92
ging de opzeggingstermijn van een bediende in op de eerste dag van de maand
volgend op die waarin kennis van opzegging was gegeven.
Artikel 59, eerste lid van de Arbeidsovereenkomstenwet93, daarentegen, voorzag dat de opzeggingstermijn van een arbeider inging op de maandag volgend
op de week waarin kennis van opzegging was gegeven.
De opzeggingstermijnen worden thans uitgedrukt in weken overeenkomstig het
nieuwe artikel 37/1 van de Arbeidsovereenkomstenwet. Dit artikel veralgemeent dus de vroegere regel van toepassing op de arbeiders: de opzeggingstermijn gaat in op de maandag volgend op de week waarin de opzeggingstermijn
ter kennis werd gegeven, zowel voor arbeiders als bedienden94.
§ 4. Duur opzeggingstermijn
23. De belangrijkste wijziging ingevoerd door de Wet Eenheidsstatuut betreft de
duur van de opzeggingstermijnen.
92
93
94
Opgeheven door art. 50 Wet Eenheidsstatuut.
Opgeheven door art. 34 Wet Eenheidsstatuut.
Art. 2 Wet Eenheidsstatuut.
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 34 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
34
Deel 2 • De nieuwe ontslagregels
I. Opzegging door de werkgever
24. De nieuwe opzeggingstermijnen in hoofde van de werkgever nemen geleidelijk toe naargelang de anciënniteit van de werknemer, waarbij men drie fasen
kan onderscheiden.
De eerste fase begint op het moment van de indiensttreding en duurt tot en met
het vierde jaar anciënniteit. Deze fase kan worden onderverdeeld in twee stappen. Tijdens de eerste twee jaren evolueert de opzeggingstermijn op kwartaalbasis en vanaf het derde jaar op jaarlijkse basis. De opbouw van de opzeggingstermijn tijdens de eerste fase is onregelmatig: afhankelijk van de anciënniteit
neemt deze ofwel met één week, ofwel met twee weken toe.
De memorie van toelichting stelt hierover: “Zo zijn er bijvoorbeeld korte opzeggingstermijnen bij het begin van de loopbaan om zo de rem op aanwervingen
weg te werken en op die manier een betere mobiliteit op de arbeidsmarkt toe te
laten.”95
De tweede fase begint bij het vijfde jaar anciënniteit van de werknemer en loopt
tot en met het 19de jaar anciënniteit. Tijdens deze periode is de opbouw van de
opzeggingstermijn regelmatig. De opzeggingstermijn neemt telkens toe met drie
weken per begonnen jaar anciënniteit.
Het 20ste anciënniteitsjaar is een scharnierjaar dat het begin aankondigt van de
derde fase. Tijdens het 20ste anciënniteitsjaar krijgt de werknemer twee extra
weken opzeggingstermijn.
Ten slotte is de derde fase de fase waarin de opbouw vertraagt. Tijdens deze fase
neemt de opzeggingstermijn slechts toe met één week per begonnen jaar anciënniteit. De ratio legis is duidelijk: “Deze vertraging in de opbouw van de opzeggingstermijn wil het in dienst houden van werknemers met een lange anciënniteit
niet bestraffen.”96
Schematisch kan de opbouw in fasen als volgt worden weergegeven:
Fase 1
0 - < 5 jaar anciënniteit
95
96
Fase 2
5 - < 20 jaar anciënniteit
Scharnierjaar
20
ste
jaar
Fase 3
> 20 jaar anciënniteit
MvT, Parl.St. Kamer 2013-14, DOC 53 3144/001, 12.
MvT, Parl.St. Kamer 2013-14, DOC 53 3144/001, 12.
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 35 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
Hoofdstuk 1 • Beëindiging arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur door opzegging
35
De opdeling in fasen, reeds duidelijk aangegeven in het compromisvoorstel van
5 juli 2013, wordt uiteengezet in artikel 37/2, § 1 van de Arbeidsovereenkomstenwet97 met de volgende opzeggingstermijnen:
Anciënniteit
Opzeggingstermijn werkgever
Minder dan 3 maanden
2 weken
Tussen 3 maanden en minder dan 6 maanden
4 weken
Tussen 6 maanden en minder dan 9 maanden
6 weken
Tussen 9 maanden en minder dan 12 maanden
7 weken
Tussen 12 maanden en minder dan 15 maanden
8 weken
Tussen 15 maanden en minder dan 18 maanden
9 weken
Tussen 18 maanden en minder dan 21 maanden
10 weken
Tussen 21 maanden en minder dan 24 maanden
11 weken
Tussen 2 jaar en minder dan 3 jaar
12 weken
Tussen 3 jaar en minder dan 4 jaar
13 weken
Tussen 4 jaar en minder dan 5 jaar
15 weken
Tussen 5 jaar en minder dan 20 jaar
+ 3 weken per begonnen jaar anciënniteit
Tussen 20 jaar en minder dan 21 jaar
+ 2 weken
Vanaf 21 jaar
+ 1 week per begonnen jaar anciënniteit
De memorie van toelichting verduidelijkt ten slotte: “Zodra een werknemer een
nieuwe periode van drie maanden of een nieuw jaar aanvat, valt hij in de ermee
overeenstemmende schijf.”98
II. Opzegging door de werknemer
25. De opzeggingstermijnen die de werknemer dient te respecteren in geval van
opzegging worden uiteengezet in artikel 37/2, § 2 van de Arbeidsovereenkomstenwet99. Deze komen overeen met de helft van de opzeggingstermijnen die
zouden moeten worden nageleefd in geval van opzegging door de werkgever,
afgerond op de laagste eenheid wanneer dat nodig is100. De maximale opzeggingstermijn die een werknemer dient na te leven, bereikt hij vanaf zijn achtste
jaar anciënniteit: dit is 13 weken.
97
98
99
100
Ingevoegd door art. 3 Wet Eenheidsstatuut.
MvT, Parl.St. Kamer 2013-14, DOC 53 3144/001, 14.
Ingevoegd door art. 3 Wet Eenheidsstatuut.
MvT, Parl.St. Kamer 2013-14, DOC 53 3144/001, 14.
larcier • bibliotheek sociaal recht
eenheidsstatuut.book Page 36 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
36
Deel 2 • De nieuwe ontslagregels
Volgende termijnen zijn van toepassing:
Anciënniteit
Opzeggingstermijn werknemer
Minder dan 3 maanden
1 week
Tussen 3 maanden en minder dan 6 maanden
2 weken
Tussen 6 maanden en minder dan 12 maanden
3 weken
Tussen 12 maanden en minder dan 18 maanden
4 weken
Tussen 18 maanden en minder dan 2 jaar
5 weken
Tussen 2 jaar en minder dan 4 jaar
6 weken
Tussen 4 jaar en minder dan 5 jaar
7 weken
Tussen 5 jaar en minder dan 6 jaar
9 weken
Tussen 6 jaar en minder dan 7 jaar
10 weken
Tussen 7 jaar en minder dan 8 jaar
12 weken
Vanaf 8 jaar
13 weken
Opnieuw geldt dat vanaf het ogenblik dat een werknemer een nieuwe periode
van anciënniteit aanvat, hij in de ermee overeenstemmende schijf valt101.
III. Tegenopzegging
26. In geval van tegenopzegging door de werknemer gelden dezelfde opzeggingstermijnen als bij opzegging door de werknemer, maar geplafonneerd op
vier weken.
Artikel 37/2, § 3 van de Arbeidsovereenkomstenwet102 voorziet dat de werknemer wanneer hij werd opgezegd door zijn werkgever en hij een nieuwe dienstbetrekking heeft gevonden, de arbeidsovereenkomst kan opzeggen mits een verkorte opzeggingstermijn. Deze termijnen werden vastgesteld als volgt:
Anciënniteit
101
102
Opzeggingstermijn werknemer
Minder dan 3 maanden
1 week
Tussen 3 maanden en minder dan 6 maanden
2 weken
Tussen 6 maanden en minder dan 12 maanden
3 weken
Vanaf 12 maanden
4 weken
MvT, Parl.St. Kamer 2013-14, DOC 3144/001, 14-15.
Art. 3 Wet Eenheidsstatuut.
larcier • bibliotheek sociaal recht
*
2
4
6
7
8
9
10
11
12
13
15
18
21
24
27
• 3 - < 6 maanden
• 6 - < 9 maanden
• 9 - < 12 maanden
• 12 - < 15 maanden
• 15 - < 18 maanden
• 18 - < 21 maanden
• 21 - < 24 maanden
• 2 jaar - < 3 jaar
• 3 jaar - < 4 jaar
• 4 jaar - < 5 jaar
• 5 jaar - < 6 jaar (+3w/j)
• 6 jaar - < 7 jaar
• 7 jaar - < 8 jaar
• 8 jaar - < 9 jaar
(weken)
13 (MAX)*
12
10
9
7
6
6
5
5
4
4
3
3
2
1
(weken)
4 (MAX)*
3
3
2
1
(weken)
Opzegging Opzegging Tegenopzegging
WN
WG
< 3 maanden
Anciënniteit
36
39
42
45
• 12 jaar - < 13 jaar
• 13 jaar - < 14 jaar
• 14 jaar - < 15 jaar
• 23 jaar - < 24 jaar
• 22 jaar - < 23 jaar
• 21 jaar - < 22 jaar (+1w/j)
• 20 jaar - < 21 jaar
• 19 jaar - < 20 jaar
• 18 jaar - < 19 jaar
• 17 jaar - < 18 jaar
• 16 jaar - < 17 jaar
65
64
63
62
60
57
54
51
48
33
• 11 jaar - < 12 jaar
• 15 jaar - < 16 jaar
30
• 10 jaar - < 11 jaar
(weken)
Opzegging
WG
• 9 jaar - < 10 jaar
Anciënniteit
68
69
70
71
• 27 jaar - < 28 jaar
• 28 jaar - < 29 jaar
• 29 jaar - < 30 jaar
• 45 jaar - < 46 jaar
…
• 36 jaar - < 37 jaar
• 35 jaar - < 36 jaar
• 34 jaar - < 35 jaar
• 33 jaar - < 34 jaar
• 32 jaar - < 33 jaar
• 31 jaar - < 32 jaar
87
…
78
77
76
75
74
73
72
67
• 26 jaar - < 27 jaar
• 30 jaar - < 31 jaar
66
• 25 jaar - < 26 jaar
(weken)
Opzegging
WG
• 24 jaar - < 25 jaar
Anciënniteit
eenheidsstatuut.book Page 37 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
Hoofdstuk 1 • Beëindiging arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur door opzegging
larcier • bibliotheek sociaal recht
37
§ 5. Overzichtstabel
Eens het maximum wordt bereikt, vindt dit toepassing voor alle daaropvolgende anciënniteitsschijven.
eenheidsstatuut.book Page 38 Monday, June 30, 2014 11:15 AM
38
Deel 2 • De nieuwe ontslagregels
A FDELING 4
Overgangsregeling voor arbeidsovereenkomsten met
aanvang vóór 1 januari 2014
§ 1. Betekening opzegging vóór inwerkingtreding van de Wet
Eenheidsstatuut
27. De opzeggingstermijnen die betekend werden vóór de inwerkingtreding van
de Wet Eenheidsstatuut blijven hun uitwerking behouden103.
De regels die in deze afdeling zullen worden uiteengezet, gelden derhalve voor
de arbeidsovereenkomsten met aanvang vóór 1 januari 2014 voor zover geen
opzeggingstermijn werd betekend.
Voorbeeld
Een opzeggingsbrief wordt per aangetekend schrijven verstuurd op 30 december
2013 door de werkgever. De vraag stelt zich of de Wet Eenheidsstatuut van
toepassing is op deze opzegging.
Artikel 110 van de Wet Eenheidsstatuut bepaalt dat de wet in werking treedt op
1 januari 2014. Artikel 111 van dezelfde wet stelt vervolgens dat “de opzeggingen betekend vóór de inwerkingtreding van deze wet al hun gevolgen blijven
behouden”.
Een opzeggingsbrief – verstuurd door de werkgever – kan o.a. ‘betekend’ worden per aangetekend schrijven met uitwerking de derde werkdag volgend op de
dag van de verzending. Volgens de rechtspraak heeft de betekening van een
opzeggingsbrief via een aangetekend schrijven, als rechtshandeling104, pas definitief plaatsgevonden op deze derde werkdag (= kennisgeving)105.
Indien een aangetekende opzeggingsbrief vertrekt op 30 december 2013, zal de
betekening pas definitief plaatsvinden op vrijdag 3 januari 2014 (1 januari is
een feestdag). Dit betekent na de inwerkingtreding van de Wet Eenheidsstatuut,
waardoor de ‘nieuwe’ regels van toepassing zijn. De opzeg zal ingaan op maandag 6 januari 2014. Dit betreft de maandag volgend op de week waarin de
opzeggingstermijn ter kennis werd gebracht (overeenkomstig artikel 37/1 van de
Arbeidsovereenkomstenwet ingevoegd door artikel 2 Wet Eenheidsstatuut).
§ 2. Principe van de berekeningswijze in twee stappen
28. Wat de Wet Eenheidsstatuut onderscheidt van de IPA-Wet, is de onmiddellijke toepassing op alle arbeidsovereenkomsten: zowel de overeenkomsten met
103
104
105
Art. 111 Wet Eenheidsstatuut.
M. JAMOULLE, Le contrat de travail, Luik, 1986, 197; M. RIGAUX en P. HUMBLET, “Ontslagmacht,
ontslagrecht en vastheid van betrekking: een systeem”, RW 1988-89, 729-743; J. CLESSE, Congé et
contrat de travail, Luik, 1992, 31.
Arbh. Luik 5 november 1992, JTT 1993, 311.
larcier • bibliotheek sociaal recht