Secretariaat: Dorpsstraat 177 2992 AA Barendrecht Tel.: 0180-616133 E-mail: [email protected] Website: www.wmo-raadbarendrecht.nl Aan: College van Burgemeester en Wethouders Postbus 501 2990 EA Barendrecht Ons kenmerk: 2014/PW/06/1 Onderwerk: Concept Visie Participatiewet Barendrecht, 23 juni 2014. Geachte college, Naar aanleiding van uw verzoek om uw document 'Concept Visie Participatiewet' te bestuderen en u van feedback te voorzien het volgende. De werkgroep Participatie heeft leden uit zowel Barendrecht, Albrandswaard als Ridderkerk. Ieder met expertise op het gebied van participatie. De werkgroep vindt het in zijn algemeenheid een duidelijk stuk. Het is compact en helder geschreven. In het verwoorden van uw visie op participeren komen direct een aantal vragen naar voren. We geven ze puntsgewijs weer. Vervolgens hebben we onze concrete opmerkingen op het stuk 'Concept Visie Participatiewet' per paginanummer opgesomd. Algemene notities Als het gaat om principiële uitgangspunten hebben vindt de werkgroep dat uitkeringsonafhankelijk zijn geen doel op zich is. Het gaat om maximaal meedoen. Dat kan ook 12 uur per week zijn. Daarnaast is het van belang te beseffen dat er wel voor iedereen een plek is, maar niet voor iedereen betaald werk. In de beleidsvorming verwachten wij dat BAR de keuze maakt zich als werkgever te gaan profileren in een voorbeeldrol en dat ook uitdraagt. Kunt u dat uitwerken in uw visie? We missen in het document de visie op SROI en de controle daarop. Vanuit opdrachtnemers begrijpen we dat het qua controle mogelijk beter zou kunnen. Een ander issue dat we in het visiedocument graag terug zouden willen zien is de slag die gemaakt kan worden in de combinatie van zorgvraag en werkvraag. In de combinatie zijn er mogelijk synergievoordelen te behalen. In o.a. Rotterdam draait een project FitforWork. Vanuit de visie dat werken gezond is, worden bijvoorbeeld burgers met psychische beperkingen begeleid naar werk. Ziektekostenverzekeraars zijn in sommige situaties zelfs bereid om te investeren in dergelijke trajecten. Recente inzichten als resultaten van wetenschappelijke onderzoeken zouden ons inziens mogelijk kunnen leiden tot een gewijzigde visie en tot andere keuzes. Wij denken aan de onderzoeken van dr. Paul van der Aa over de effectiviteit van de re-integratie-euro en van Arjan van Dam over de perverse prikkel om hoofdzakelijk te investeren in de meest kansrijke werklozen. Op de lange duur blijkt dat investeren in mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt effectiever is. Wij vragen u als werkgroep aan de volgende vragen in uw beleidsvorming aandacht te geven. Dit, omdat dat voor ons hele belangrijke punten zijn: 1. Wordt er evenwichtig aandacht aan de verschillende doelgroepen gegeven? 2. De financiële prikkel in de Participatiewet sluit mogelijk mensen met een ernstige beperking uit vanwege de hoge kosten voor re-integratie. Dat geldt ook voor mensen zonder uitkering omdat de gemeente geen schadelastbeperking heeft. Specifieke notities Pagina 2: In de paragraaf 'meer taken, minder taken' wordt de conclusie getrokken uit alles uit dit 'ene Participatiebudget' bekostigd moet worden. Dat is feitelijk onjuist. Het participatiegeld is integraal onderdeel van Sociaal Deelfonds. In dit deelfonds worden de middelen voor participatie, de Jeugdwet en de nieuwe middelen voor de WMO 2015 samengevoegd en integraal verdeeld. Er zijn geen schotten tussen deze drie onderdelen. Dat betekent bijvoorbeeld dat middelen voor Jeugd en/of WMO ook ingezet kunnen worden voor Participatie en omgekeerd. De beleidsvrijheid die BAR krijgt kan optimaal benut worden. Het gaat om keuzes maken. We verwachten dat binnen BAR niet de boekhoudkundige controle de regie heeft maar dat beleid en idealen voorrang krijgen. Pagina 5: 'Veranderende arbeidsmarkt'. Werkgevers willen medewerkers die 100% productief zijn. In 2014 zijn gelukkig ook veel werkgevers die een 'inclusieve organisatie' nastreven waarbij ook medewerkers met een beperking actief zijn. Dan is 60% loonwaarde + 40% loonkostensubsidie samen ook 100%. Er zijn, ook binnen BAR, genoeg voorbeelden van werkgevers waarbij dat ook gepaard gaat met kostenreductie en productiviteitsstijging. Het lijkt ons goed om in de beleidsvorming een paar voorbeeldwerkgevers te betrekken. Eén zo’n voorbeeldwerkgever is lid van onze werkgroep. Pagina 6: In het beleid op het gebied van re-integratie worden vaak zaken genoemd met betrekking tot samenwerking met bedrijven. Onze ervaring is dat er in de praktijk onvoldoende resultaten geboekt worden op dit vlak. U schrijft dat het 'nadrukkelijk de bedoeling is verbinding te leggen met lokale werkgevers'. We denken dat er op dit punt veel winst te behalen is. In dit concept beleidsdocument is het een uitgangspunt zonder verdere uitwerking. Graag zien we in de vervolgstappen een onderscheidende, concrete, uitwerking hiervan. Pagina 7: Er staat dat de expertise van SW-bedrijven voor verschillende zaken in gezet kan worden. Aangezien BAR zelf geen deel meer uitmaakt van een gemeenschappelijke regeling, en daarmee zichzelf in het verleden een grote dienst heeft bewezen, vragen wij ons af of het verstandig is om met SW-bedrijven afspraken te maken. Enerzijds bevinden de locaties van SW-bedrijven zich buiten de gemeentegrenzen van BAR. Er moet dan vervoer geregeld worden. Anderzijds denken wij dat er lokale partijen en werkgevers zijn die ook de expertise van SW-bedrijven in huis hebben. Mogelijk is dan sprake van een kostenvoordeel. Plus dat er de afstand tot de arbeidsmarkt bij dergelijke partijen kleiner is. Pagina 8: Bij '5 In te zetten instrumenten' missen we de visie op loonkostensubsidie. Het doordenken over andere instrumenten als jobcarving, jobcrafting, groepstraining, BBL/BOL-trajecten wordt ook gemist. Werkgeversservicepunt: vertaalslag naar kennen van klanten en werkgever. In de praktijk blijft dit ons inziens vaak te onoverzichtelijk. Het is zaak een taakprofiel en persoonsprofiel te maken. Als tussenschakel verwachten wij met een intermediair/externe specialist het beste resultaat. Pagina 9: We adviseren om als gemeente niet de uitvoerder van het leerwerkbedrijf te worden. Een rol als regievoerder is meer passend. Ook om in de toekomst flexibel te kunnen in spelen op ontwikkelen. In andere gemeenten zien wij te vaak dat leerwerkbedrijven soort mini SW-bedrijfjes worden. Dat kan niet de bedoeling zijn. Het leerwerkbedrijf moet een reële werkomgeving zijn. Liefst intern bij een echt bedrijf. Er is dan sprake van productie plus maatschappelijke toevoeging. Diagnostische onderdelen en reële arbeid in diverse disciplines zijn de kern van een leerwerkomgeving. Het is van belang in te calculeren dat iemand niet altijd geheel uitkeringsonafhankelijk kan worden. Onze ervaring is dat een mix van dagbesteding, GGZ, LVG, etc prima werkt. Voorbeelden in de directe omgeving van succesvolle leerwerkbedrijven, geïntegreerd bij een instelling of bedrijf, zijn Zorginstelling Riederborgh (JobcoachorganisatieTalenta, inclusief BBL-opleidingen) in Ridderkerk, Dugros/Duifhuizen Lederwaren in Oud-Beijerland en de Ambachtse Bedrijven(Horeca, kringloop, houtbewerking en metaalbewerking) in Hendrik Ido Ambacht. Tot zover ons advies. Tot nadere toelichting bereid, De WMO-raad Barendrecht De voorzitter, Dick C. Kaasjager, arts Lid WMO-Participatie, Cees-Willem Dam De secretaris, Els Barendregt-Beukers
© Copyright 2024 ExpyDoc