Download PDF - Onafhankelijke Ziekenfondsen

STUDIES
❝
Onderzoeksstudie over het
verbruik van geneesmiddelen in
rusthuizen
Dit onderzoek beoogt
hoofdzakelijk de
analyse van het
verbruik van
geneesmiddelen die
door apotheken of
ziekenhuisapotheken
afgeleverd worden
aan leden van de
Onafhankelijke
Ziekenfondsen die in
2011 in een rusthuis
verbleven, met als
doel elementen aan
te leveren die kunnen
bijdragen tot het
huidige debat. We
formuleren eveneens
aanbevelingen voor een
beter gebruik en beheer
van geneesmiddelen.
❞
1
Vander Stichele RH, Van de Voorde
C, Elseviers M, Verrue C, Soenen K,
Smet M, en al. Het verbruik
van geneesmiddelen in Belgische
rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen Health
Services Research (HSR). Brussel
Federaal kenniscentrum voor de
gezondheidszorg KCE
reports 47 B (D/2006/10.273/62).
2
Alldred DP, Raynor DK, Hughes
C, Barber N, Chen TF, Spoor
P. Interventions to optimize
prescribing for older people in
care homes. Cochrane Database
of Systematic Reviews 2013,
Issue 2. Art. No.: CD009095. DOI:
10.1002/14651858.CD009095.
pub2.
Het verbruik van geneesmiddelen bij ouderen ligt hoog. Ze lijden vaak aan meerdere (chronische)
aandoeningen en nemen verschillende geneesmiddelen tegelijk in. Uit de literatuur blijkt dat het
voorschrijven van geneesmiddelen aan patiënten in rustoorden voor bejaarden (ROB) of in rust- en
verzorgingstehuizen (RVT) niet optimaal verloopt. Internationaal onderzoek heeft aangetoond dat dit
kan leiden tot problemen zoals polymedicatie en bijwerkingen. Het is dus belangrijk dat het juiste geneesmiddel op het juiste moment wordt toegediend. Uit de Belgische studie PHEBE die enkele jaren
geleden werd uitgevoerd, kwamen dezelfde problemen naar voor: het gebruik van veel geneesmiddelen en combinaties geneesmiddelen, een potentieel probleem van te weinig voorschrijven bij de
helft van de bewoners en een hoog verbruik van benzodiazepines, antidepressiva en antipsychotica
(Vander Stichele et al., 2006)1.
Volgens een Cochrane review (Alldred et al., 2013)2 die acht studies onderzocht, kunnen verschillende
maatregelen een rol spelen bij de verbetering van de kwaliteit van voorschrijven: het medicatieschema
regelmatig opnieuw evalueren (medication review), multidisciplinair consult tussen artsen, apothekers
en verpleegkundigen, opleidingsprogramma’s voor artsen, ICT-ondersteuningsprogramma’s gebruiken enzovoort (Alldred et al., 2013). Deze review wijst erop dat een groot deel van de problemen met
de medicatie hiermee opgelost kunnen worden. Het is echter niet duidelijk in hoeverre deze maatregelen de levenskwaliteit, de ziekenhuisopname of de sterfte positief beïnvloeden (Alldred et al., 2013).
De talrijke publicaties van de laatste jaren hebben het RIZIV ertoe aangezet de eerste stappen te ondernemen om richtlijnen over het verbruik van geneesmiddelen en het proces voor geneesmiddelen
in ROB’s - RVT’s te publiceren. In dit kader heeft het RIZIV een studie opgestart. Bedoeling hiervan is
tweeledig: enerzijds een systeem vinden om de correcte keuze te maken en om rationeel geneesmiddelen voor te schrijven in overleg met de patiënt, en anderzijds aanbevelingen formuleren voor
het voorschrift, de aflevering en de toediening van geneesmiddelen. Verschillende rustoorden voor
bejaarden en rust- en verzorgingstehuizen hebben zich kandidaat gesteld om deel te nemen aan het
onderzoek. De resultaten zouden in 2016 moeten worden gecommuniceerd.
Op 01/01/2015 wordt de tarifering per eenheid ook in de rusthuizen ingevoerd voor vaste, orale terugbetaalde geneesmiddelen. Door de tarifering te beperken tot de hoeveelheden die effectief worden
afgeleverd, wordt verspilling vermeden en wordt de individuele voorbereiding van geneesmiddelen
aangemoedigd.
Güngör Karakaya, Claire Huyghebaert, Evelyn Macken
Dienst Studies & Strategie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen
01
Methodologie
De gegevens die voor dit onderzoek gebruikt worden, zijn gegevens van de Onafhankelijke
Ziekenfondsen en betreffen hoofdzakelijk het jaar 2011.
De doelgroep die in rusthuizen verblijft, wordt bepaald op basis van de groepen 32 (RVT) en 33
(ROB) van de referentietabel van het RIZIV.
We onderzoeken enkel geneesmiddelen die voorgeschreven werden tijdens het verblijf in het
rusthuis en die terugbetaald werden door de ziekte- en invaliditeitsverzekering (ZIV).
We houden enkel rekening met terugbetaalde geneesmiddelen die afgeleverd werden door een
apotheek of door een ziekenhuisapotheek aan niet-opgenomen patiënten.
Vallen hier dus buiten: geneesmiddelen die door het ziekenhuis afgeleverd worden aan
opgenomen patiënten (ongeacht het type opname) en geneesmiddelen die niet terugbetaald
worden door de ZIV.
Patiënten die na 30/09/2011 zijn opgenomen in het rusthuis, worden buiten beschouwing gelaten
in onze studie. Met andere woorden: patiënten die minder dan drie maanden in een rusthuis
verbleven in 2011, worden niet meegerekend in onze analyses. Hetzelfde geldt voor bewoners die
in de loop van 2011 lang in het ziekenhuis verbleven (meer dan 40 dagen).
De gegevens van leden die in 2007 en 2011 rusthuisbewoner waren, worden eveneens
geanalyseerd in functie van de evolutie van hun behandeling met antidepressiva en antipsychotica
(twee behandelingen die vaak gebruikt worden in rusthuizen) in de tijd. Wij onderzochten meer
bepaald op lange termijn hoe vaak in rusthuizen het gebruik van antidepressiva/antipsychotica
werd stopgezet en hoe het verbruiksvolume van die geneesmiddelen (gemeten in DDD) varieert.
❝
Ouderen
verbruiken veel
geneesmiddelen,
want ze lijden
vaak aan meerdere
(chronische)
aandoeningen
en nemen
verschillende
geneesmiddelen
tegelijk in.
❞
2
Bovendien wordt de impact van de institutionalisering op het verbruik van geneesmiddelen
onderzocht voor alle bewoners die voor het eerst geïnstitutionaliseerd werden in 2011 en die 6
maanden vóór en 6 maanden na hun opname in het rusthuis in onze gegevens aanwezig waren.
Omwille van de aard van onze administratieve gegevens kunnen we onmogelijk nagaan of alle
afgeleverde geneesmiddelen werkelijk gebruikt of ingenomen werden. Bijgevolg gaan we er bij
deze studie van uit dat alle afgeleverde geneesmiddelen gebruikt/verbruikt werden, waarbij we
ons bewust zijn van deze beperking.
02
Resultaten
Hieronder staan de voornaamste resultaten van de analyse van de administratieve gegevens. In de bijlagen op het einde van dit document vindt u een overzicht van alle resultaten.
❝
Het sterftecijfer is
bijzonder hoog bij
de intrede in een
rusthuis aangezien
bijna 90% van
de overlijdens
plaatsvindt
in de eerste 6
maanden van de
institutionalisering.
❞
1.
Populatie in rusthuizen
1.1. Voornaamste kenmerken die geïnstitutionaliseerde leden onderscheiden van
leden die thuis wonen
In 2013 tellen de Belgische rusthuizen meer dan 130.000 bedden. Op basis van onze administratieve
gegevens tellen we ongeveer 22.000 rusthuisbewoners die aangesloten zijn bij de Onafhankelijke
Ziekenfondsen (iets meer dan 1% van de leden en ongeveer 17% van het totaal aantal plaatsen
in rusthuizen). Daarvan verblijft 56% in een rustoord voor bejaarden (ROB) en 44% in een rust- en
verzorgingstehuis (RVT).
Tabel 1 toont enkele kenmerken die de aangesloten rusthuisbewoners onderscheidt van de nietgeïnstitutionaliseerde leden voor dezelfde leeftijdsgroep (ouder dan 70 jaar).
Ongeacht het type rusthuis zijn geïnstitutionaliseerde personen gemiddeld ouder (7 jaar) en het
merendeel zijn vrouwen (3 bewoners op 4 zijn vrouwen).
Daarnaast zijn er verhoudingsgewijs in rusthuizen meer bewoners in een kwetsbare situatie (RVV)
en weduwen/weduwnaars.
Het sterftecijfer van leden in rusthuizen ligt opmerkelijk hoger dan bij niet-geïnstitutionaliseerde leden van dezelfde leeftijd (sterftepercentage: 27% van de bewoners in RVT’s en 16%
van de bewoners in ROB’s vs 5% van de niet-geïnstitutionaliseerde leden - zie bijlage 1.11). Dit
percentage neemt toe met de afhankelijkheidsgraad zoals gedefinieerd volgens de Katz-schaal3:
9% sterfte bij bewoners zonder lichamelijke of psychische afhankelijkheid (categorie O van de
Katz-schaal), 15% sterfte in categorie A, 21% in categorie B, 34% in categorie C en 39% bij bewoners met een sterke lichamelijke en psychische afhankelijkheid (categorie Cd). Het sterftecijfer is
bijzonder hoog bij de opname in een rusthuis aangezien bijna 90% van de overlijdens plaatsvindt
in de eerste 6 maanden van de institutionalisering.
3
h t t p : / / w w w. i n a m i . b e / c a re /
nl/residential- care/specificinformation/katz.htm
ta b e l 1
enkele kenmerken van leden ouder dan 70 jaar
Niet ROB/RVT
ROB
RVT
ROB+RVT
Leeftijd (gemiddelde)
79
86
86
86
Vrouw (%)
59 %
73 %
77 %
75 %
RVV (%)
25 %
40 %
45 %
42 %
Weduwe(naar) (%)
37 %
63 %
65 %
64 %
Overlijden (%)
5%
16 %
27 %
21 %
Raadpleging huisarts (gemiddelde)
6
15
15
15
Raadpleging specialist (gemiddelde)
4
2
1
2
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
3
Personen in een rusthuis raadplegen vaker een huisarts (2,5 keer meer) en minder een specialist
(2 keer minder) dan personen die thuis wonen. De rusthuisbewoners raadplegen gemiddeld
15 keer per jaar een huisarts (ongeacht het type rusthuis en ongeacht hun lichamelijke
afhankelijkheid) en 2 keer per jaar een specialist. Een groot deel van de bewoners is chronisch
ziek4 (1 persoon op 2 in de rusthuizen in 2011 is erkend als chronisch zieke). Dit verklaart waarom
de huisarts zo vaak geraadpleegd wordt.
Personen in een ROB raadplegen 2 keer meer een specialist dan personen in een RVT (zie bijlage
2.1). Er is geen significant verschil tussen mannen en vrouwen wat betreft het aantal raadplegingen bij de huisarts of de specialist (zie bijlage 2.1).
❝
Personen in
een rusthuis
raadplegen vaker
een huisarts
(2,5 keer meer)
en minder een
specialist (2 keer
minder) dan
personen die thuis
wonen.
Ongeveer 30% van de personen in een ROB zijn psychisch en lichamelijk volledig onafhankelijk
(categorie O op de Katz-schaal), terwijl er in een RVT op zijn minst een psychische of lichamelijke
afhankelijk aanwezig is (categorie B, C en Cd; zie bijlage 1.4). Meer dan 50% van de bewoners in
een RVT zijn psychisch en lichamelijk afhankelijk (categorie Cd op de Katz-schaal), terwijl dit in een
ROB maar van toepassing is voor 15% van de bewoners (zie bijlage 1.4). Bovendien is bijna 70% van
de RVT-bewoners psychisch sterk afhankelijk terwijl in een ROB het merendeel van de bewoners
(70%) psychisch niet sterk afhankelijk is (zie bijlage 1.7).
Deze percentages en de verschillende sterftecijfers tonen aan dat de populatie in een RVT verschilt
van die in een ROB. De RVT-populatie hangt meer af van de hulp van een derde persoon en is qua
gezondheid zwakker dan de ROB-populatie.
1.2. Verdeling van de bewoners en van de instellingen volgens hun omvang
Grafiek 1 toont dat het merendeel (ongeveer 85%) van de geïnstitutionaliseerde leden van de
Onafhankelijke Ziekenfondsen in grote rusthuizen (> 50 bedden) verblijven. Die vertegenwoordigen
bijna 80% van de rusthuizen waar minstens 1 lid van de Onafhankelijke Ziekenfondsen verblijft. De
percentages liggen zichtbaar hoger in de RVT’s dan in de ROB’s (zie bijlage 1.3).
❞
grafiek 1
verdeling van de bewoners en instellingen volgens de omvang en het type van het rusthuis
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
4
Het statuut chronisch zieke wordt
bepaald op basis van het forfait
chronisch zieken (administratieve
bepaling).
4
1.3. Geïnstitutionaliseerde palliatieve patiënten
Uit tabel 2 kunnen we afleiden dat ongeveer 1% van de bewoners palliatieve patiënten zijn5 (ofwel
220 leden op een totaal van 21.894 bewoners). Daarnaast stellen we vast dat zo’n 90% van de palliatieve bewoners in de loop van de eerste twee jaar van de opname overlijdt (ongeacht het type
van het rusthuis).
bewoners die wel of geen palliatieve patiënten zijn en die al dan niet in de loop van de eerste twee jaren
van hun institutionalisering sterven
Bewoners
Overlijden
(2011 - 2012)
Palliatief
Nee
18
17 %
11
10 %
29
13 %
Ja
91
83 %
100
90 %
191
87 %
109
100 %
111
100 %
220
100 %
Nee
9.690
80 %
6.567
68 %
16.257
75 %
Ja
2.367
20 %
3.050
32 %
5.417
25 %
Totaal niet-palliatief
12.057
100 %
9.617
100 %
21.674
100 %
Totaal
12.166
Totaal palliatief
ta b e l 2
Niet-palliatief
ROB
RVT
9.728
Totaal
21.894
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011-2012
Een palliatieve bewoner raadpleegt vaker een huisarts dan een niet-palliatieve bewoner (17 keer
per jaar tegen 15 keer - zie bijlage 2.6). Er is echter geen significant verschil voor de raadpleging
van een specialist.
2.
Verbruik van geneesmiddelen in rusthuizen
2.1. Voorschriften voor geneesmiddelen volgens het orgaan of stelsel dat behandeld
wordt
Tabel 3 geeft het aantal en het percentage bewoners weer die behandeld werden met geneesmiddelen, alsook het aantal en het percentage voorschriften. De gegevens worden gerangschikt
volgens het orgaan of stelsel dat behandeld wordt (ATC-codes niveau 1). Er blijkt dat:
- 82% van de bewoners geneesmiddelen voorgeschreven kreeg die inwerken op het
centrale zenuwstelsel (ATC-code N) - het betreft vooral antidepressiva, antipsychotica
en narcotische analgetica. Deze geneesmiddelen vertegenwoordigen 28% van alle
geneesmiddelen die voorgeschreven worden aan personen in rusthuizen.
- 80% van de bewoners geneesmiddelen voorgeschreven kreeg die inwerken op de hart- en
bloedvaten (ATC-code C) - het betreft vooral lisdiuretica en bètablokkers. Deze geneesmiddelen
vertegenwoordigen 23% van alle geneesmiddelen die voorgeschreven worden aan personen in
rusthuizen.
-82% van de bewoners antimicrobiële middelen voor systemisch gebruik (ATC-code J)
voorgeschreven kreeg - het betreft vooral antibacteriële middelen en vaccins.
Deze geneesmiddelen vertegenwoordigen 7% van alle geneesmiddelen die voorgeschreven
worden aan personen in rusthuizen.
5
Dit statuut wordt bepaald op basis
van het forfait palliatieve zorg
(administratieve bepaling).
5
behandelde bewoners en voorschriften volgens het orgaan of stelsel dat behandeld wordt
Rechthebbende
ATC
❝
De geneesmiddelen
die het vaakst
voorgeschreven
worden in RVT’s,
en ROB’s werken
in op het centrale
zenuwstelsel
ta b e l 3
❞
Voorschrift
N
%
N
%
A
Maagdarmkanaal en stofwisseling
12.400
58 %
79.426
9%
B
Bloed en bloedvormende organen
13.417
62 %
145.298
16 %
C
Hartvaatstelsel
17.202
80 %
216.763
23 %
D
Dermatologische preparaten
3.822
18 %
10.513
1%
G
Urogenitaal stelsel en
geslachtshormonen
2.001
9%
8.227
1%
H
Systemische hormoonpreparaten,
behalve geslachtshormonen
5.877
27 %
21.792
2%
J
Antimicrobiële middelen voor
systemisch gebruik
17.659
82 %
66.629
7%
L
Cytostatica en immunomodulatoren
829
4%
5.101
1%
M
Skeletspierstelsel
6.497
30 %
24.649
3%
N
Zenuwstelsel
17.770
82 %
257.966
28 %
P
Antiparasitaire middelen, insecticiden,
insectenwerende middelen
235
1%
491
0%
R
Ademhalingsstelsel
9.113
42 %
64.663
7%
S
Zintuiglijke organen
4.779
22 %
19.750
2%
V
Diverse middelen
1.778
8%
4.875
1%
21.547
100 %
926.143
100 %
Algemeen totaal
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
2.2. Type voorschrijver van geneesmiddelen in rusthuizen
In 2011 bedroeg het aantal voorschrijvers per bewoner gemiddeld twee.
Als we kijken naar de voorschriften volgens het type voorschrijver, stellen we vast dat 92%
(respectievelijk 96%) van de voorschriften in ROB’s (respectievelijk in RVT’s) opgesteld worden door huisartsen. Specialisten schrijven dus minder vaak geneesmiddelen voor aan rusthuisbewoners. Als een specialist geneesmiddelen voorschrijft, betreft het vooral een specialist
van inwendige geneeskunde (22% van de gevallen), oogheelkunde (13%), neurologie (8%),
geriatrie (8%), psychiatrie (6%) of cardiologie (6%) (zie bijlage 3.8).
2.3. Meest afgeleverde geneesmiddelen in rusthuizen
De geneesmiddelen die in rusthuizen het meest afgeleverd worden aan personen van 60 jaar en
ouder, zijn (zie grafiek 2):
- antidepressiva (deze geneesmiddelen worden aan 53% van de bewoners voorgeschreven; voor
alle leden van dezelfde leeftijd is dat 21%). 49% (respectievelijk 42%) van de bewoners neemt
deze geneesmiddelen minstens 30 dagen (respectievelijk 90 dagen) in. Deze cijfers sluiten aan
bij die van het KCE (Vander Stichele et al., 2006);
- antipsychotica (deze geneesmiddelen worden aan 36% van de bewoners voorgeschreven; voor
alle leden is dat 7%). 24% (respectievelijk 12%) van alle bewoners neemt deze geneesmiddelen
minstens 30 dagen (respectievelijk 90 dagen) in. Deze cijfers sluiten aan bij die van het KCE
(Vander Stichele et al., 2006);
6
- antitrombotica (deze geneesmiddelen worden aan 54% van de bewoners voorgeschreven; voor
alle leden is dat 38%);
- lisduretica (31% voor de bewoners en 11 % voor alle leden);
- middelen bij maagzweren en reflux (46% voor de bewoners en 34% voor alle leden);
- geneesmiddelen tegen dementie (12% vs 2%);
- intraveneuze oplossingen (21% vs 8%);
- chinolonen (25% vs 15%);
- andere antibacteriële middelen (20% vs 8%);
- narcotische analgetica (29% vs 18%).
meest afgeleverde geneesmiddelen in rusthuizen (in % personen van 60 jaar en ouder)
(>=60 jaar)
grakiek 2
(>=60 jaar)
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
De verschillen in aflevering zijn vooral groot voor antidepressiva en antipsychotica. Die worden
in rusthuizen toegediend aan respectievelijk 53% en 36% van de bewoners, in vergelijking met
respectievelijk 21% en 7% aan alle leden van dezelfde leeftijd. Deze vaststelling bevestigt de
informatie in de literatuur over het verbruik van antidepressiva en antipsychotica in rusthuizen.
Het grote verschil tussen de instellingen voor de patiënten die antidepressiva of antipsychotica verbruiken, is zorgwekkend. Voor rusthuizen waar minstens 10 leden verblijven,
stellen we vast dat in bepaalde instellingen 90% en 75% van de patiënten antidepressiva
en antipsychotica verbruiken, terwijl dat in andere instellingen respectievelijk 29% en 5% is.
2.4. Aflevering van antidepressiva en antipsychotica volgens het gewest en het
statuut van het rusthuis
Uit een meer gedetailleerde analyse van de aflevering van antidepressiva en antipsychotica in rusthuizen blijkt dat:
- in rusthuizen in Wallonië antidepressiva toegediend worden aan 56% van de bewoners (55%
voor Brussel en 46% voor Vlaanderen) - zie tabel 4 ;
- in rusthuizen in Wallonië antipsychotica toegediend worden aan 37% van de bewoners (33%
voor Brussel en 36% voor Vlaanderen) - zie tabel 4 ;
- in 92% van de rusthuizen in Wallonië antidepressiva toegediend worden aan minstens 30% van
de bewoners (97% voor Brussel en 78% voor Vlaanderen) - zie tabel 5;
- in 66% van de rusthuizen in Wallonië antipsychotica toegediend worden aan minstens 30 % van
de bewoners (56% voor Brussel en 61 % voor Vlaanderen) - zie tabel 5;
7
-in 89% van de commerciële privérusthuizen (waar de helft van onze leden verblijven)
antidepressiva toegediend worden aan minstens 30 % van de bewoners, terwijl dat 83%
is in privérusthuizen van het type vzw of in OCMW-rusthuizen (zie tabel 6). Commerciële
privérusthuizen geven dus vaker antidepressiva aan hun bewoners dan de andere types
rusthuizen.
verbruik van antipsychotica en antidepressiva volgens het gewest van het rusthuis
Bewoner verbruikt:
% bewoner verbruikt:
antipsychoticum
antidepressivum
Bewoners
(totaal):
Brussel
1.889
3.185
5.743
33 %
55 %
Vlaanderen
2.191
2.816
6.131
36 %
46 %
Wallonië
3.583
5.391
9.661
37 %
56 %
Onbekend
4
6
12
33 %
50 %
Totaal
7.667
11.398
21.547
36 %
53 %
ta b e l 4
Gewest
antipsychoticum
antidepressivum
verbruik van antipsychotica en antidepressiva volgens het gewest van het rusthuis
Bewoners
(totaal):
ta b e l 5
Gewest
Rusthuis met < 30% verbruikers van:
antipsychoticum
antidepressivum
Totaal aantal
rusthuizen
% rusthuizen met < 30%
verbruikers van:
antipsychoticum
antidepressivum
Brussel
5.743
73
5
167
44 %
3%
Vlaanderen
6.131
273
154
700
39 %
22 %
Wallonië
9.661
208
52
620
34 %
8%
Onbekend
12
5
4
9
56 %
44 %
Totaal
21.547
559
215
1.496
37 %
14 %
verbruik van antipsychotica en antidepressiva volgens het statuut van het rusthuis
ta b e l 6
Statuut rusthuis
Bewoners
(totaal)
Rusthuis met < 30% verbruikers van:
antipsychoticum
antidepressivum
% rusthuizen met < 30%
verbruikers van:
antipsychoticum
antidepressivum
OCMW
4.986
131
64
373
35 %
17 %
Privé - vzw
6.067
189
75
481
39 %
16 %
Privé commercieel
10.482
234
72
633
37 %
11 %
Onbekend
12
5
4
9
56 %
44 %
Totaal
21.547
559
215
1.496
37 %
14 %
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
8
Totaal aantal
rusthuizen
2.5. Geneesmiddelen die potentieel ongeschikt zijn voor ouderen
We hebben ook onderzocht in welke mate de voorgeschreven geneesmiddelen beschouwd zouden kunnen worden als ‘potentieel ongeschikt voor ouderen’ (bijvoorbeeld omwille van toegenomen bijwerkingen, enzovoort).
De analyse werd uitgevoerd op basis van de Beers- criteria en de criteria START (Screening Tool
to Alert Doctors to Right Treatment)/STOPP (Screening Tool of Older Persons’ Potentially inappropriate Prescriptions) - merk op dat niet iedereen instemt met het gebruik van deze criteria -, alsook
op basis van het WZC-formularium (Farmaka).
Minstens 1 bewoner op 5 kreeg een antidepressivum dat als ongeschikt beschouwd wordt volgens de lijst van Beers. En slechts 1 bewoner op 10 kreeg een antidepressivum dat ‘geselecteerd’
werd volgens het WZC-formularium.
Volgens de lijst START/STOPP kregen minstens 4 bewoners op 10 een tricyclisch antidepressivum
in een ongeschikte situatie.
2.6. Kosten van de afgeleverde geneesmiddelen in rusthuizen
2.6.1.Volgens het orgaan of stelsel dat behandeld wordt
In tabel 7 ziet u dat de ZIV-uitgaven voor geneesmiddelen voor de leden van de Onafhankelijke Ziekenfondsen die in een rusthuis verblijven, in 2011 20,5 miljoen euro bedroegen
(dit is ongeveer 16% van wat de ZIV in totaal aan geneesmiddelen terugbetaalt aan de
rusthuizen). Gemiddeld is dit € 950 per jaar per rechthebbende.
Voor hetzelfde jaar hebben de rusthuisbewoners ongeveer 3,6 miljoen euro ten laste genomen
(remgeld), ofwel € 169 per jaar en per rechthebbende. Ter herinnering: deze bedragen betreffen
enkel geneesmiddelen die worden terugbetaald door de ZIV. Het deel dat de patiënt werkelijk ten
laste neemt, ligt bijgevolg waarschijnlijk hoger.
terugbetaling van de ZIV en remgeld voor geneesmiddelen die in rusthuizen worden voorgeschreven
ZIV
ta b e l 7
ATC
9
Rechthebbende
Remgeld
Gemiddelde
per
rechthebbende
(€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende
(€)
Totaal (€)
% total
A
Maagdarmkanaal en stofwisseling
12.400
129
1.595.027
8%
25
315.500
9%
B
Bloed en bloedvormende organen
13.417
221
2.961.204
14 %
34
450.516
12 %
C
Hartvaatstelsel
17.202
200
3.432.231
17 %
48
824.925
23 %
D
Dermatologische preparaten
3.822
28
106.387
1%
5
18.840
1%
G
Urogenitaal stelsel en
geslachtshormonen
2.001
53
105.348
1%
8
15.057
0%
H
Systemische hormoonpreparaten,
behalve geslachtshormonen
5.877
58
339.334
2%
5
31.380
1%
J
Antimicrobiële middelen voor
systemisch gebruik
17.659
50
876.768
4%
11
187.359
5%
L
Cytostatica en immunomodulatoren
829
975
808.640
4%
3
2.654
0%
M
Skeletspierstelsel
6.497
86
556.003
3%
16
105.414
3%
N
Zenuwstelsel
17.770
444
7.884.903
39 %
76
1.347.214
37 %
P
Antiparasitaire middelen, insecticiden,
insectenwerende middelen
235
15
3.528
0%
3
624
0%
R
Ademhalingsstelsel
9.113
112
1.019.441
5%
30
273.754
8%
S
Zintuiglijke organen
4.779
91
435.258
2%
12
55.624
2%
V
Diverse middelen
1.778
194
345.301
2%
6
10.463
0%
Totaal
21.547
950
20.469.373
100 %
169
3.639.323
100 %
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
De geneesmiddelen die betrekking hebben op de meeste bewoners en die het meest voorgeschreven worden, hebben een groot aandeel in deze bedragen (behalve antimicrobiële middelen
voor systemisch gebruik).
Geneesmiddelen die op het centrale zenuwstelstel werken, vertegenwoordigen 39% van
het bedrag dat in totaal voor geneesmiddelen terugbetaald werd door de ZIV, en 37% van
het remgeld. De geneesmiddelen die op het hartvaatstelsel werken, vertegenwoordigen
17% van het bedrag dat in totaal terugbetaald werd door de ZIV, en 23% van het remgeld.
Die twee groepen samen staan op zich al in voor meer dan de helft van het remgeld en van wat de
ZIV in het totaal terugbetaalde aan geneesmiddelen.
2.6.2.Volgens het type aflevering en het orgaan of stelsel dat behandeld wordt
Tabel 8 toont aan dat 92 % van de geneesmiddelen die de ZIV terugbetaalt, door officina-apotheken
afgeleverd worden en 8% door ziekenhuisapotheken.
De geneesmiddelen van ATC-codes B (bloed en bloedvormende organen), L (cytostatica
en immunomodulatoren) en S (zintuiglijke organen) worden vaker afgeleverd door
ziekenhuisapotheken dan andere geneesmiddelen en ze wegen meer door in de ZIVterugbetalingen. Respectievelijk staan ze in voor 22%, 19% en 41% van het totaalbedrag dat de ZIV
terugbetaalt voor geneesmiddelen.
terugbetalingen van de ZIV volgens het type aflevering van het geneesmiddel in rusthuizen en volgens
het orgaan of stelsel dat behandeld wordt
ta b e l 8
ATC
Officina (€)
Ziekenhuisapotheken (€)
Deel van
zuikenhuisapotheken (%)
A
Maagdarmkanaal en stofwisseling
1.539.603
55.424
3,5 %
B
Bloed en bloedvormende organen
2.311.080
650.124
22,0 %
C
Hartvaatstelsel
3.295.247
136.985
4,0 %
D
Dermatologische preparaten
103.846
2.540
2,4 %
G
Urogenitaal stelsel en
geslachtshormonen
94.084
11.264
10,7 %
H
Systemische hormoonpreparaten,
behalve geslachtshormonen
330.949
8.385
2,5 %
J
Antimicrobiële middelen voor
systemisch gebruik
836.987
39.781
4,5 %
L
Cytostatica en immunomodulatoren
654.138
154.502
19,1 %
M
Skeletspierstelsel
528.410
27.592
5,0 %
N
Zenuwstelsel
7.524.890
360.013
4,6 %
P
Antiparasitaire middelen,
insectenwerende middelen
3.488
39
1,1 %
R
Ademhalingsstelsel
984.019
35.422
3,5 %
S
Zintuiglijke organen
255.537
179.721
41,3 %
V
Diverse middelen
293.189
52.111
15,1 %
18.755.468
1.713.905
8,4 %
Totaal
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
10
2.6.3.Volgens het type en de omvang van de rusthuizen
Zowel in de ROB’s als in de RVT’s leidt de omvang van de rusthuizen (gemeten in aantal bedden)
niet tot een opmerkelijk verschil in de kosten per bewoner (ZIV-bedragen en remgeld) voor terugbetaalde geneesmiddelen, behalve in rusthuizen met minder dan twintig bedden.
ZIV-terugbetalingen en remgeld voor geneesmiddelen volgens type en omvang van rusthuizen
Omvang rusthuis in
aantal bedden
Rechthebbende
ZIV
Remgeld
A
%
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
0-19 bedden
81
1%
885
71.664
1%
166
13.407
1%
20-49 bedden
1.914
16 %
997
1.907.717
17 %
172
328.901
16 %
50-99 bedden
4.370
36 %
952
4.159.724
36 %
167
728.200
35 %
100 bedden en +
5.619
47 %
959
5.389.894
47 %
175
984.711
48 %
Totaal ROB
11.984
100 %
962
11.528.999
100 %
171
2.055.220
100%
0-19 bedden
11
0%
463
5.091
0%
114
1.250
0%
20-49 bedden
354
4%
917
324.666
4%
167
59.099
4%
50-99 bedden
3.359
35 %
882
2.961.445
33 %
166
558.192
35 %
100 bedden en +
5.839
61 %
967
5.649.172
63 %
165
965.562
61 %
Totaal RVT
9.563
100 %
935
8.940.373
100 %
166
1.584.103
100 %
Algemeen totaal
21.547
950
20.469.373
169
3.639.323
ROB
ta b e l 9
RVT
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
2.6.4.Volgens de Katz-schaal
Bewoners met categorie Cd (en O) op de Katz-schaal kosten betrekkelijk minder aan de ZIV voor
geneesmiddelen (en ook qua remgeld) dan bewoners met een andere categorie op de Katzschaal. Bewoners met een sterke psychische afhankelijkheid kosten de ZIV betrekkelijk minder aan
geneesmiddelen (en ook qua remgeld) in vergelijking met bewoners zonder sterke psychische
afhankelijkheid.
ZIV-terugbetalingen en remgeld voor geneesmiddelen in rusthuizen volgens de Katz-schaal
Rechthebbende
Categorie (Katz)
ZIV
Remgeld
%
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
A
3.428
16 %
1.018
3.488.368
17 %
183
626.696
17 %
B
4.956
23 %
1.062
5.263.980
26 %
175
869.119
24 %
C
2.764
13 %
1.020
2.820.327
14 %
197
544.920
15 %
Cd
7.040
33 %
827
5.822.693
28 %
151
1.061.576
29 %
O
3.358
16 %
915
3.071.505
15 %
160
536.484
15 %
Onbekend
1
0%
2.499
2.499
0%
529
529
0%
Totaal
21.547
100 %
950
20.469.373
100 %
169
3.639.323
100 %
ta b e l 1 0
A
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
11
2.6.5.Volgens het voorgeschreven geneesmiddel om een zeldzame ziekte te
behandelen
18 bewoners op 21.547 (ofwel 0,1%) verbruiken geneesmiddelen om een zeldzame ziekte te behandelen. Deze geneesmiddelen zijn ontzettend duur.
Het betreft onder andere de PPSB Solvent Detergent (7 bewoners), REFACTO AHP (1 bewoner),
NPLATE (1 bewoner), TRACLEER (2 bewoners), REVATIO (1 bewoner), GLIVEC (3 bewoner), TASIGNA
(1 bewoner), XAGRID (1 bewoner) en REVLIMID (2 bewoners).
geneesmiddelen die in rusthuizen voorgeschreven worden voor zeldzame ziektes
ZIV-Bedragen (€)
ta b e l 1 1
ATC
Voorschrift
B02BD01
P.P.S.B. Solvent Detergent
B02BD02
REFACTO AHP
B02BX04
Rechthebbende
Overlijden
2011 (2012)
Per
rechthebbende
gemiddeld
minimum
maximum
5.488
784
784
585
1.170
7
7
163
1
264.811
264.811
1.625
1.625
1.625
NPLATE
9
1
50.120
50.120
5.569
2.583
7.706
C02KX01
TRACLEER
8
2
60.969
30.484
7.621
4.878
12.194
G04BE03
REVATIO
5
1
6.765
6.765
1.353
173
3.122
L01XE01
GLIVEC
25
3
1
66.267
22.089
2.651
2.648
2.705
L01XE08
TASIGNA
1
1
1
4.234
4.234
4.234
4.234
4.234
L01XX35
XAGRID
2
1
1.475
1.475
737
492
983
L04AX04
REVLIMID
9
2
57.788
28.894
6.421
5.779
11.558
229
18
517.916
28.773
2.262
173
12.194
Totaal
totaal % in rusthuis
0,1 %
1 (2)
Per voorschrift
Totaal
2 (2)
2,5 %
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011-2012.
De bewoners die deze geneesmiddelen verbruikten, hebben de ZIV in 2011 gemiddeld € 28.773
gekost (dit is 30 keer meer dan een ‘gewone bewoner’).
De persoon die REFACTO AHP inneemt, kostte op zich al € 265.000 aan geneesmiddelen in 2011.
Van de 18 bewoners die geneesmiddelen verbruiken voor de behandeling van een zeldzame ziekte, zijn er 2 overleden in de loop van het jaar (2011) en 2 het volgende jaar (2012).
2.6.6.Volgens de geneesmiddelen die het duurst zijn voor de ZIV
De geneesmiddelen voor de behandeling van zeldzame ziektes (weesgeneesmiddelen en/of
middelen tegen hemofilie) behoren tot de duurste categorie. Daartoe behoren ook nog andere
geneesmiddelen zoals die die gebruikt worden bij de behandeling van kanker (bijvoorbeeld: VOTRIENT, ALIMTA, IRESSA).
12
duurste geneesmiddelen voor de ZIV die voorgeschreven worden in rusthuizen
Voorschrift
Rechthebbende
Totaalbedrag
ZIV (€)
ZIV-bedrag per
voorschrift (€)
ZIV-bedrag per
gerchtigde (€)
TRACLEER
8
2
60.969
7.621
30.484
NPLATE 500
7
1
44.954
6.422
44.954
REVLIMID
9
2
57.788
6.421
28.894
TASIGNA
1
1
4.234
4.234
4.234
VOTRIENT
1
1
3.538
3.538
3.538
DUODOPA
29
4
101.744
3.508
25.436
GLIVEC 100 MG
1
1
2.705
2.705
2.705
ALIMTA
1
1
2.671
2.671
2.671
GLIVEC 400 MG
24
2
63.562
2.648
31.781
NPLATE
2
1
5.166
2.583
5.166
IRESSA
2
1
4.710
2.355
4.710
ZYVOXID
4
4
7.162
1.791
1.791
TARCEVA 150 MG
7
4
11.775
1.682
2.944
REFACTO AHP
163
1
264.811
1.625
264.811
OXYGENE MEDICAL
9
1
14.237
1.582
14.237
THALIDOMIDE
4
1
6.315
1.579
6.315
TELZIR
2
1
2.817
1.409
2.817
SOMATULINE AUTOGEL INJECTABLE 120 MG
12
1
16.514
1.376
16.514
SANDOSTATINE LAR
26
4
35.275
1.357
8.819
REVATIO
5
1
6.765
1.353
6.765
VANTASSE
1
1
1.350
1.350
1.350
VFEND 200 MG
4
1
5.244
1.311
5.244
THYROGEN
1
1
1.305
1.305
1.305
OXYGENE MEDICAL LIQUIDE AIR PRODUCTS
11
2
12.759
1.160
6.380
VELCADE
28
3
31.756
1.134
10.585
VISUDYNE
1
1
1.117
1.117
1.117
ENBREL
43
4
46.560
1.083
11.640
HUMIRA 40 MG
23
2
24.826
1.079
12.413
LUCENTIS
169
64
172.925
1.023
2.702
SOL. STABLE PASTEURISEE DE PROTEINES PLASMATIQUES HUMA
18
2
17.933
996
8.966
ERBITUX
3
1
2.836
945
2.836
SOMATULINE AUTOGEL INJECTABLE 90 MG
16
3
15.055
941
5.018
ISENTRESS
18
2
16.089
894
8.044
BONDRONAT 50 MG
7
2
6.074
868
3.037
ta b e l 1 2
Geneesmiddelen (van duurste naar goedkoopste)
13
ta b e l 1 2 ( v e rvo lg )
duurste geneesmiddelen voor de ZIV die voorgeschreven worden in rusthuizen (vervolg)
Geneesmiddelen (van duurste naar goedkoopste)
Voorschrift
Rechthebbende
Totaalbedrag
ZIV (€)
ZIV-bedrag per
voorschrift (€)
ZIV-bedrag per
gerchtigde (€)
REOPRO
1
1
853
853
853
P.P.S.B.
2
2
1.684
842
842
SOMATULINE AUTOGEL INJECTABLE 60 MG
15
3
12.477
832
4.159
AVONEX BIO SET
12
1
9.854
821
9.854
OXYGENE MEDICAL LIQUIDE
17
3
13.959
821
4.653
P.P.S.B. Solvent Detergent
5
5
3.803
761
761
GENOTONORM
1
1
754
754
754
BETAFERON
25
2
18.854
754
9.427
XAGRID 0,5 MG
2
1
1.475
737
1.475
PREZISTA
10
2
7.279
728
3.639
REBIF
15
1
10.502
700
10.502
REBIF SERONO
12
1
8.196
683
8.196
OXYGENE MEDICAL LIQUIDE VIVISOL BTG-GTB
19
3
12.906
679
4.302
SANDOGLOBULINE
2
1
1.253
627
1.253
ARANESP
450
110
274.746
611
2.498
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011
2.6.7.Volgens het type geneesmiddel
In 2011 werd aan 99% van de rusthuisbewoners originele geneesmiddelen voorgeschreven, aan
83% werden generische geneesmiddelen voorgeschreven, en aan 27% werden kopieën voorgeschreven.
ta b e l 1 3
type geneesmiddelen die voorgeschreven werden in rusthuizen
Rechthebbende
Voorschrift
Aantal
%
Aantal
%
Bedrag (€)
%
Kopie
5.918
27 %
74.743
8%
488.337
2%
Generisch
17.865
83 %
149.137
16 %
2.303.922
11 %
Origineel
21.477
99 %
702.263
76 %
17.677.114
87 %
Totaal
21.547
100 %
926.143
100 %
20.469.373
100 %
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
14
ZIV
Type
geneesmiddel
De originele geneesmiddelen vertegenwoordigen 76 % van de voorschriften in rusthuizen en 87%
van de ZIV-uitgaven voor geneesmiddelen (zie grafiek 3). Het aandeel van de generische geneesmiddelen en de kopieën in de ZIV-uitgaven is klein omwille van de aard van de geneesmiddelen
zelf (die vaak goedkoper zijn).
aandeel van de verschillende types geneesmiddelen in de voorschriften en ZIV-uitgaven
grafiek 3
❝
De originele
geneesmiddelen
vertegenwoordigen
76 % van de
voorschriften in
rusthuizen en
87% van de ZIVuitgaven voor
geneesmiddelen.
❞
15
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
2.6.8.Volgens het aantal geneesmiddelen en de verschillende molecules
In 2011 kreeg een rusthuisbewoner gemiddeld 10 verschillende geneesmiddelen (molecules).
13% van de bewoners heeft 1 à 4 verschillende geneesmiddelen (molecules) ingenomen.
Hun uitgaven vertegenwoordigen 4% van het totaalbedrag aan geneesmiddelen dat de ZIV
terugbetaalt in rusthuizen. 38% van de bewoners nam 5 à 9 verschillende geneesmiddelen in,
wat overeenstemt met 30% van het budget van de ZIV voor de geneesmiddelen in rusthuizen.
30% gebruikte 10 à 14 verschillende geneesmiddelen, overeenkomende met 34% van de ZIVterugbetaling, en 19% nam meer dan 15 verschillende geneesmiddelen in, wat overeenstemt
met 33% van het budget van de ZIV voor de geneesmiddelen in rusthuizen. De bewoners met
polymedicatie hebben het meest gekost aan de ZIV.
Het is interessant op te merken dat ROB-bewoners vaker een groot aantal verschillende
geneesmiddelen (10 en meer) voorgeschreven krijgen dan de RVT-bewoners.
rusthuisbewoners en ZIV-terugbetalingen per groep verschillende geneesmiddelen/molecules
volgens type rusthuis
Verschillende
geneesmiddelen/molecules
Rechthebbende
ZIV
Aantal
%
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde (€)
ROB
1.396
6%
442.288
2%
317
RVT
1.315
6%
388.908
2%
296
Totaal 1 - 4
2.711
13 %
831.196
4%
307
ROB
4.335
20 %
3.003.742
15 %
693
RVT
3.919
18 %
3.057.797
15 %
780
Totaal 5 - 9
8.254
38 %
6.061.540
30 %
734
ROB
3.738
17 %
3.806.351
19 %
1.018
RVT
2.809
13 %
3.077.944
15 %
1.096
Totaal 10 - 14
6.547
30 %
6.884.295
34 %
1.052
ROB
2.515
12 %
4.276.618
21 %
1.700
RVT
1.520
7%
2.415.724
12 %
1.589
Totaal 15 en meer
4.035
19 %
6.692.342
33 %
1.659
Totaal
21.547
100 %
20.469.373
100 %
950
1-4
5-9
10 - 14
ta b e l 1 4
15 et plus
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2011.
Er is echter geen significant verschil tussen vrouwen en mannen, leeftijdsklassen of in de omvang
van de instellingen (zie bijlage 3.20 tot 3.22).
3.
Impact van de institutionalisering op het geneesmiddelenverbruik
3.1. Opvolging leden in rusthuizen tussen 2007 en 2011
In dit deel onderzoeken we de evolutie in de tijd van de toediening van antidepressiva en/of antipsychotica (twee behandelingen die vaak gebruikt worden in rusthuizen) aan leden die in 2007 en
in 2011 in een rusthuis verbleven.
Wij onderzoeken op lange termijn hoe vaak in rusthuizen het gebruik/de aflevering van antidepressiva/antipsychotica werd stopgezet en hoe het verbruiksvolume van die geneesmiddelen varieert (gemeten in DDD).
16
8.112 van de 21.547 leden die in een rusthuis verbleven in 2011, verbleven al in een rusthuis in
2007.
Van die 8.112 bewoners:
-kregen 5.478 (68%) bewoners minstens een antidepressivum of een antipsychoticum
voorgeschreven in 2007;
-kregen 5.409 (67%) bewoners minstens een antidepressivum of een antipsychoticum
voorgeschreven in 2011;
-kregen 4.573 (56%) bewoners minstens een antidepressivum of een antipsychoticum
voorgeschreven in 2007 en in 2011;
- 905 bewoners (11%) die in 2007 minstens één voorschrift hadden voor een antidepressivum of
een antipsychoticum, hadden er geen meer in 2011 (geen verbruik meer in 2011);
- 836 bewoners (10%) die in 2007 geen voorschrift hadden voor een antidepressivum of
een antipsychoticum, kregen minstens één voorschrift voor een antidepressivum of een
antipsychoticum in 2011 (begin van het gebruik na 2007 - niet noodzakelijk in 2011).
Op basis van de leden die in 2007 en in 2011 in een rusthuis verbleven (ofwel 8.112 personen),
geeft tabel 15 het aantal leden in een rusthuis weer die minstens één voorschrift hebben gekregen
voor een antidepressivum en/of een antipsychoticum, alsook hun aantal (totaal en gemiddeld)
DDD’s voor antidepressiva en/of antipsychotica in de loop van 2007 en/of 2011.
aantal leden in rusthuizen met een voorschrift voor antidepressiva en/of antipsychotica (in 2007 en/of 2011),
totaal aantal en gemiddelde DDD’s
Antidepressivum (AD)
OF
Antipsychoticum (AP)
Periode voorschrift
2007
2011
2007
2007 En
2011
ta b e l 1 5
2011
AD
AP
AD of AP
AD
AP
AD en AP
Leden in rusthuizen
4.458
2.900
5.478
1.880
1.880
1.880
DDD (totaal)
1.382.582
401.618
1.784.200
626.869
250.430
877.299
DDD (gemiddelde)
310
138
326
333
133
467
Leden in rusthuizen
4.219
2.956
5.409
1.766
1.766
1.766
DDD (totaal)
1.295.084
401.323
1.696.407
593.623
246.455
840.078
DDD (gemiddelde)
307
136
314
336
139
476
Leden in rusthuizen
3.805
2.472
4.573
1.062
1.062
1.062
DDD (totaal)
1.235.782
375.535
1.611.317
396.183
180.453
576.636
DDD (gemiddelde)
324
152
352
373
169
543
Leden in rusthuizen
3.654
2.536
4.573
1.062
1.062
1.062
DDD (totaal)
1.174.771
381.115
1.555.886
391.200
193.005
584.205
DDD (gemiddelde)
321
150
340
368
181
550
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2007-2011.
17
Antidepressivum (AD)
EN
Antipsychoticum (AP)
Van 2007 tot 2011 is het aantal bewoners aan wie een antidepressivum voorgeschreven werd,
met 5% gezakt (van 4.458 naar 4.219) terwijl het aantal bewoners aan wie een antipsychoticum
voorgeschreven werd, met 2% gestegen is (van 2.900 naar 2.956). Het aantal bewoners die een
voorschrift hebben gekregen voor een antidepressivum of een antipsychoticum, is gezakt van
5.748 naar 5.409 (ofwel 1%). Deze schommelingen blijven echter niet significatief (<= 5%).
Hetzelfde geldt voor wat betreft de bewoners die een voorschrift hebben gekregen voor antidepressiva of antipsychotica in 2007 OF 2011: daling (van 4%) van het aantal leden met een voorschrift voor antidepressiva tussen 2007 en 2011 en een stijging (van 2%) van het aantal leden met
een voorschrift voor antipsychotica.
Er is eveneens een niet-significante schommeling (kleiner dan 5%) tussen 2007 en 2011 van het
gemiddeld aantal DDD’s voor antidepressiva en antipsychotica.
Kortom: eenmaal de bewoners in een rusthuis verblijven, stoppen ze minder vaak hun behandeling met antidepressiva en antipsychotica. Hun verbruik van geneesmiddelen (gemeten in aantal
DDD’s) varieert niet in de tijd. Tussen 2007 en 2011 zetten 80% en 70% van de bewoners hun behandeling met respectievelijk antidepressiva en antipsychotica verder.
3.2. Impact van de institutionalisering in de eerste 6 maanden na de opname in het
rusthuis
In dit deel onderzoeken we de impact van de institutionalisering op het verbruik van geneesmiddelen in 2011 voor alle bewoners die voor het eerst geïnstitutionaliseerd werden in 2011, en voor
wie we over gegevens beschikken van 6 maanden vóór en 6 maanden na hun opname in het
rusthuis.
3.2.1.Impact op het aantal behandelde personen
Van de 21.547 leden die in 2011 in een rusthuis verbleven, zijn er 2.529 die voor het eerst geïnstitutionaliseerd werden in 2011 en voor dewelke we beschikken over gegevens van 6 maanden vóór
en 6 maanden na hun opname in het rusthuis.
ta b e l 1 6
aantal behandelde leden in de 6 maanden vóór en 6 maanden na de institutionalisering, 2011
Vroeger
(1)
Stoppen
(2)
Doen verder
(1) - (2)
Beginnen
(3)
Na
(1) - (2) + (3)
Antidepressivum (AD)
927
130
797
443
1.240
Antipsychoticum (AP)
407
90
317
418
735
Schommeling (%) na de opname in het rusthuis:
- AD
- AP
+ 34 %
+ 81 %
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2010-2012.
18
Van die 2.529 bewoners (zie tabel 16):
- kregen 927 (37%) bewoners minstens 1 antidepressivum voorgeschreven in de eerste 6
maanden vóór de institutionalisering;
- kregen 1.240 (49%) bewoners minstens 1 antidepressivum voorgeschreven in de eerste 6
maanden na de institutionalisering;
- zijn 443 bewoners (17%) begonnen met hun behandeling met antidepressiva bij hun opname;
- zijn 130 bewoners (5%) gestopt met hun behandeling met antidepressiva bij hun opname;
- zetten 797 bewoners (31%) hun behandeling met antidepressiva verder bij hun opname;
- kregen 407 (16%) bewoners minstens 1 antipsychoticum voorgeschreven in de eerste 6
maanden vóór de institutionalisering;
- kregen 735 (29%) bewoners minstens 1 antipsychoticum voorgeschreven in de eerste 6
maanden na de institutionalisering;
- zijn 418 bewoners (16%) begonnen met hun behandeling met antipsychotica bij hun opname;
- zijn 90 bewoners (3%) gestopt met hun behandeling met antipsychotica bij hun opname;
- zetten 317 bewoners (12%) hun behandeling met antipsychotica verder bij hun opname.
Deze cijfers tonen aan dat de opname in een rusthuis een grote invloed heeft op het deel
van de populatie dat behandeld wordt met antipsychotica (+81%) en antidepressiva
(+34%). De verklaring voor deze cijfers is dat een groot aantal leden met de behandeling start bij
de opname in een rusthuis. Het is echter veel uitzonderlijker dat een behandeling wordt stopgezet
bij de opname.
We gebruiken de statistische ‘Mc Nemar’-toets om het aantal bewoners met antidepressiva/
antipsychotica in de loop van de eerste 6 maanden na de institutionalisering te vergelijken met het
aantal bewoners met antidepressiva/antipsychotica in de loop van de 6 maanden vóór de opname
in het rusthuis. Hiervoor gebruiken we een kruistabel die de behandeling/niet-behandeling met
antidepressiva/antipsychotica vóór de institutionalisering (lijn) vergelijkt met de behandeling/nietbehandeling met antidepressiva/antipsychotica na de institutionalisering (kolom).
ta b e l 1 7
kruistabel die de behandeling/niet-behandeling vóór de institutionalisering vergelijkt met de
behandeling/niet-behandeling na de institutionalisering
Antidepressivum na
Geen antidepressivum na
Totaal
Antidepressivum vóór
797
130
927
Geen antidepressivum vóór
443
1.159
1.602
Totaal
1.240
1.289
2.529
Antipsychoticum na
Geen antipsychoticum na
Totaal
Antipsychoticum vóór
317
90
407
Geen antipsychoticum vóór
418
1.704
2.122
Totaal
735
1.794
2.529
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2010-2012.
19
Uit de tabel blijkt dat 130 bewoners hun behandeling met antidepressiva stopzetten bij hun opname in het rusthuis (130 op een totaal van 927, ofwel 14%). 443 bewoners beginnen hun behandeling met antidepressiva bij hun opname in het rusthuis (443 op een totaal van 1.240, ofwel 35,7%).
De nulhypothese die moet worden getoetst, is de gelijkheid van de verhoudingen (14% vs 35,7%).
De wet van de statistiek voor de nulhypothese is de wet van de chi-kwadraatverdeling met 1 vrijheidsgraad.
Op basis van de waarden in de kruistabel is chi-kwadraat gelijk aan 170,98 [=(443-130)²/(443+130)]
en de p-waarde < 0,00001. De nulhypothese is dus weerlegd. We kunnen besluiten dat de verhoudingen (14% versus 35,7%) beduidend verschillend zijn.
We besluiten dat personen vaker met antidepressiva behandeld worden na de institutionalisering (in vergelijking met de situatie ervoor).
Dezelfde test wordt uitgevoerd voor antipsychotica en het resultaat is hetzelfde: personen worden vaker met antipsychotica behandeld na de institutionalisering (in vergelijking met de situatie
ervoor).
Welke zijn de andere types geneesmiddelen/ATC-klassen die, naast de antidepressiva en de antipsychotica, het meest beïnvloed worden door de institutionalisering? Tabel 18 beantwoordt deze
vraag. We weerhouden enkel de ATC-klassen waarvoor een absolute variatie van het aantal behandelde leden van meer dan 75 of minder dan -75 werd waargenomen.
behandelde leden in de 6 maanden vóór en 6 maanden na de institutionalisering van 2011
Voor
ta b e l 1 8
ATC-klassen*
Na
Verschil
Aantal
% totaal
Aantal
% totaal
Aantal
%
N05A
Antipsychotica (neuroleptica)
407
17 %
735
29 %
328
81 %
N06A
Antidepressiva
927
39 %
1.240
50 %
313
34 %
B01A
Antithrombotica
1.097
46 %
1.378
55 %
281
26 %
J07B
Antivirale vaccins
649
27 %
897
36 %
248
38 %
A02B
Middelen bij maagzweren en reflux
806
34 %
1.041
42 %
235
29 %
C03C
Lisdiuretica
469
20 %
699
28 %
230
49 %
J01C
Betalactam-antibiotica, penicillines
375
16 %
578
23 %
203
54 %
J01M
Chinolonen
265
11 %
436
17 %
171
65 %
J01X
Andere antibacteriële middelen
189
8%
353
14 %
164
87 %
R03A
Sympathicomimetica via inhalatie
253
11 %
399
16 %
146
58 %
R05C
Expectorantia, excl. combinatiepreparaten met
antitussiva
183
8%
318
13 %
135
74 %
M01
Niet-steroïde anti-inflammatoire en antireumatische
middelen
470
20 %
347
14 %
-123
-26 %
C09A
Inhibitoren van het angiotensine-conversie-enzym
(ACEI), enkelvoudig
514
22 %
624
25 %
110
21 %
C07A
Bètablokkers, enkelvoudig
868
37 %
963
39 %
95
11 %
N06D
Geneesmiddelen tegen dementie
287
12 %
362
14 %
75
26 %
2.362
100 %
2.498
100 %
136
6%
Totaal (voorschrift voor minstens één geneesmiddel dat terugbetaald
wordt door de VP)
*Enkel de ATC-klassen die de grootste invloed ondervinden van de institutionalisering (namelijk variatie > 75 leden) zijn opgenomen.
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2010-2012.
20
De ATC-klassen zijn geklasseerd in dalende volgorde van impact van institutionalisering (in
absolute waarde). Voor alle ATC-klassen in deze tabel is er een stijging van het aantal behandelde
leden na de opname in het rusthuis, met uitzondering van de niet-steroïde ontstekingswerende
middelen en antireumatische middelen, waarvoor het aantal behandelde leden aanzienlijk daalt.
❝
De opname in
een rusthuis
verhoogt dus
aanzienlijk de kans
op het verbruik
van minstens 1
geneesmiddel:
99% van de
rusthuisbewoners
neemt minstens 1
geneesmiddel in de
6 maanden na de
institutionalisering
terwijl dat 93%
was in de 6
maanden vóór de
institutionalisering.
❞
6
Die 167 personen kregen elk
minstens 1 geneesmiddel
afgeleverd na hun opname en die
31 personen die geen voorschrift
voor geneesmiddele hadden,
namen geneesmiddelen vóór hun
opname.
21
De opname in een rusthuis had volgende gevolgen in de eerste 6 maanden na de institutionalisering
(2.529 leden ):
- een toename van het aantal patiënten die de volgende geneesmiddelen gekregen hebben:
• antipsychotica (+ 328 patiënten: een stijging van 81% van de populatie die hiermee behandeld
werd in de 6 maanden vóór de institutionalisering)
• antidepressiva (+ 313 patiënten, + 34% van de behandelde populatie)
• antithrombotica (+ 281 patiënten, +26% van de behandelde populatie)
• antivirale vaccins (+ 248 patiënten, +38% van de behandelde populatie)
- een daling van het aantal patiënten die behandeld wordt met niet-steroïde ontstekingswerende
en antireumatische middelen (-123 patiënten, ofwel een daling van 26% van de populatie die
hiermee behandeld worden in de 6 maanden vóór de institutionalisering).
3.2.2.Impact op de voorschriften van geneesmiddelen
167 leden (ofwel 7% van 2.529) hadden geen voorschrift voor geneesmiddelen in de 6 maanden
vóór hun opname in een rusthuis. Dit cijfer zakt naar 31 (ofwel 1%) in de eerste 6 maanden na de
institutionalisering6. De opname in een rusthuis verhoogt dus aanzienlijk de kans op het verbruik
van minstens 1 geneesmiddel: 99 % van de rusthuisbewoners neemt minstens 1 geneesmiddel in
de 6 maanden na de institutionalisering terwijl dat 93% was in de 6 maanden vóór de institutionalisering.
Tabellen 19 en 20 geven ons informatie over de verdeling van het aantal behandelde organen en
stelsels (ATC - 1e niveau) en de verdeling van het aantal afgeleverde therapeutische klassen (ATC
- 4e niveau), respectievelijk in de 6 maanden vóór en de 6 maanden na de institutionalisering in
2011.
Gemiddeld (idem voor de mediaan) worden 4 organen of stelsels behandeld in de 6 maanden
vóór de institutionalisering en 5 in de 6 maanden na de institutionalisering. Hetzelfde geldt voor
de afgeleverde therapeutische klassen, vóór en na de institutionalisering: het gemiddeld aantal
(idem voor de mediaan) voorschriften voor verschillende therapeutische klassen neemt toe na de
institutionalisering (overgang van 7 naar 8 klassen).
In beide gevallen stellen we een polymedicatie vast die iets hoger ligt na de opname in een
rusthuis.
Minstens 5% van de personen die voor het eerst in 2011 geïnstitutionaliseerd werden, verbruikten
geen (terugbetaalde) geneesmiddelen in de 6 maanden vóór de institutionalisering (7% om
precies te zijn, zie hogerop). Na de opname in een rusthuis daalt dat aantal (overgang van 167 naar
31, zie hogerop).
Samengevat: de institutionalisering doet niet alleen het aantal behandelde organen
ofstelsels en afgeleverde therapeutische klassen stijgen, maar ook de kans om minstens 1
geneesmiddel te verbruiken.
ta b e l 1 9
verdeling van het aantal behandelde organen of stelsels (ATC - 1e niveau) in de 6 maanden vóór en 6 maanden na de institutionalisering in 2011
A
P5
P10
P25
P50
P75
P90
P95
Gemiddelde
Minimum
Maximum
Voor
2529
0
1
3
4
6
7
8
4
0
12
Na
2529
2
2
3
5
6
7
8
5
0
11
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2010-2012.
ta b e l 2 0
verdeling van het aantal afgeleverde therapeutische klassen (ATC - 4e niveau) in de 6 maanden vóór en 6 maanden
na de institutionalisering in 2011
A
P5
P10
P25
P50
P75
P90
P95
Gemiddelde
Minimum
Maximum
Voor
2529
0
1
4
7
10
13
15
7
0
30
Na
2529
2
3
5
8
11
14
16
8
0
31
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2010-2012.
Tabel 21 stelt de verdeling van het aantal afgeleverde therapeutische klassen voor aan bewoners
die in de 6 maanden vóór hun institutionalisering geen geneesmiddelen verbruikten. Hieruit kunnen we twee zaken vaststellen:
- personen die vóór hun institutionalisering geen geneesmiddelen verbruikten, verbruikten
er erna allemaal minstens 1. De helft hiervan kreeg 6 verschillende therapeutische klassen
voorgeschreven in de 6 maanden na de opname in het rusthuis (idem voor het gemiddelde)
- het aantal afgeleverde therapeutische klassen is echter kleiner dan het aantal klassen van de
bewoners die reeds geneesmiddelen verbruikten vóór hun institutionalisering (tabel 20).
ta b e l 2 1
verdeling van het aantal afgeleverde therapeutische klassen aan bewoners die in de 6 maanden vóór hun institutionalisering
geen geneesmiddelen verbruikten (ATC - 4e niveau).
A
P5
P10
P25
P50
P75
P90
P95
Gemiddelde
Minimum
Maximum
Voor
167
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Na
167
1
2
3
6
9
12
12
6
1
17
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2010-2012;
Uit tabel 22 blijkt dat de opname in een rusthuis een duidelijke invloed heeft op het gemiddeld
dagelijks verbruik van antidepressiva en antipsychotica (standaard dagdosissen of DDD). We
stellen inderdaad vast dat er een stijging is van 32% en 55% voor het verbruik van respectievelijk
antidepressiva en antipsychotica bij leden die hun behandeling voortzetten bij de opname in het
rusthuis.
22
aantal leden in rusthuizen met een voorschrift voor antidepressiva en/of antipsychotica
(6 maanden vóór en/of na de institutionalisering), totaal aantal en gemiddelde DDD’s
Periode voorschrift
6 maanden vóór de opname
6 maanden na de opname
Antidepressivum (AD)
Antipsychoticum (AP)
Leden in rusthuizen
927
407
DDD (totaal)
123.495
20.044
DDD (gemiddelde)
133
49
Leden in rusthuizen
1.240
735
DDD (totaal)
208.560
54.405
DDD (gemiddelde)
168
74
+ 26 %
+ 51 %
Leden in rusthuizen
797
317
DDD (totaal)
114.005
17.992
DDD (gemiddelde)
143
56
Leden in rusthuizen
797
317
DDD (totaal)
150.962
27.800
DDD (gemiddelde)
189
87
+ 32 %
+ 55 %
Schommeling (%) in het gemiddeld aantal DDD’s na de opname
in rusthuis
6 maanden vóór
6 maanden vóór
en 6 maanden
na opname in
rusthuis
ta b e l 2 2
6 maanden na
Schommeling (%) in het gemiddeld aantal DDD's van de leden die
hun behandeling AD/AP voortzetten na hun opname
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2010-2012
Laten we nu bekijken welke de andere types geneesmiddelen/ATC-klassen zijn die het meest
beïnvloed worden door de institutionalisering. Tabel 23 beantwoordt deze vraag. We gebruiken
enkel de ATC-klassen derde niveau waarvoor er een absolute variatie is in het aantal DDD’s die
meer bedraagt dan 15.000 of minder dan - 15.000, en een relatieve variatie van het gemiddeld
aantal DDD’s die meer bedraagt dan 15% of minder dan -15%.
De ATC-klassen zijn geklasseerd in dalende volgorde van impact (relatieve variatie van het
gemiddeld aantal DDD’s). Alle ATC-klassen in de tabel ondervinden een stijging van het aantal
DDD’s (totaal en gemiddeld) na de opname in het rusthuis
Het totaal en gemiddeld aantal DDD’s in de 6 maanden vóór de opname in het rusthuis neemt
toe met respectievelijk 37% en 30% in de eerste 6 maanden na de institutionalisering. Kortom, de
opname in een rusthuis heeft een duidelijke invloed op het gemiddeld dagelijks verbruik (gemeten
in standaard dagdosissen of DDD) van terugbetaalde geneesmiddelen, in het bijzonder op het
verbruik van antipsychotica, antithrombotica, selectieve calciumantagonisten, antidepressiva,
lisdiuretica, middelen bij maagzweren en reflux en vasodilatantia bij hartziekten).
23
aantal behandelde leden en DDD’s (totaal en gemiddeld) in de 6 maanden vóór en 6 maanden na de institutionalisering in 2011
Voor
ATC-klassen*
N05A
B01A
C08C
N06A
C03C
A02B
C01D
Antipsychotica (neuroleptica)
Antithrombotica
Selectieve calciumantagonisten, met
hoofdzakelijk vasculaire weekrag
Antidepressiva
Lisdiuretica
Middelen bij maagzweren en reflux
Vasodilatantia voor hartziekten
ta b e l 2 3
Totaal (voorschrift van minstens één geneesmiddel dat
terugbetaald werd door de ZIV)
Na
Verschil
Aantal
% totaal
Aantal
% totaal
Aantal
%
Leden in
rusthuizen
407
17 %
735
29 %
328
81 %
DDD (totaal)
20.044
1%
54.405
2%
34.361
171 %
DDD (gemiddelde)
49
7%
74
8%
25
51 %
Leden in
rusthuizen
1.097
46 %
1.378
55 %
281
26 %
DDD (totaal)
181.103
11 %
291.419
13 %
110.316
61 %
DDD (gemiddelde)
165
24 %
211
23 %
46
28 %
Leden in
rusthuizen
499
21 %
558
22 %
59
12 %
DDD (totaal)
84.113
5%
120.258
5%
36.145
43 %
DDD (gemiddelde)
169
24 %
216
24 %
47
28 %
Leden in
rusthuizen
927
39 %
1.240
50 %
313
34 %
DDD (totaal)
123.496
7%
208.560
9%
85.064
69 %
DDD (gemiddelde)
133
19 %
168
18 %
35
26 %
Leden in
rusthuizen
469
20 %
699
28 %
230
49 %
DDD (totaal)
64.630
4%
118.252
5%
53.622
83 %
DDD (gemiddelde)
138
20 %
169
19 %
31
23 %
Leden in
rusthuizen
806
34 %
1.041
42 %
235
29 %
DDD (totaal)
107.686
6%
169.751
7%
62.065
58 %
DDD (gemiddelde)
134
19 %
163
18 %
29
22 %
Leden in
rusthuizen
255
11 %
261
10 %
6
2%
DDD (totaal)
78.269
5%
93.652
4%
15.383
20 %
DDD (gemiddelde)
307
44 %
359
39%
52
17 %
Leden in
rusthuizen
2.362
100 %
2.498
100 %
136
6%
DDD (totaal)
1.658.675
100 %
2.272.223
100 %
613.548
37 %
DDD (gemiddelde)
702
100 %
910
100 %
207
30 %
*Enkel de ATC-klassen die de grootste invloed ondervinden van de institutionalisering (namelijk absolute variatie van het aantal DDD’s > |15.000|
en relatieve variatie van het gemiddeld aantal DDD’s > |15%|) zijn opgenomen.
Bron: gegevens van de onafhankelijke ziekenfondsen, 2010-2012.
24
03
❝
Er werd ook
vastgesteld dat er
een grote schommeling is tussen
de verschillende
instellingen wat
betreft de verhouding patiënten die
antidepressiva of
antipsychotica
innemen.
❞
Besluit
Het profiel van de leden van 70 jaar en ouder die in een rusthuis verblijven, verschilt van
het profiel van de leden van dezelfde leeftijdsgroep die thuis wonen. De geïnstitutionaliseerde leden zijn ouder, met proportioneel meer vrouwen, chronisch zieken, rechthebbenden met
een verhoogde tegemoetkoming en weduw(e)n(aars). Ze raadplegen vaker een huisarts en het
sterftecijfer ligt hoger dan bij de leden die thuis wonen.
Er is ook een verschil tussen de patiënten in een RVT en een ROB. Er zijn meer leden die sterk
hulpbehoevend zijn in een RVT. Die personen hangen dus meer af van de hulp van een
derde persoon en hun gezondheid is in het algemeen zwakker dan de personen in een
ROB. Het sterftecijfer van bewoners van een RVT ligt aanzienlijk hoger dan bij bewoners
van een ROB (27% vs 16% in 2011).
De studie toont ook aan dat de polymedicatie zo goed als niet verandert na de institutionalisering.
Daarnaast is het verbruik van geneesmiddelen die inwerken op het zenuwstelsel (antidepressiva
en antipsychotica) en van geneesmiddelen waarvan het gebruik bij ouderen als ongeschikt
beschouwd wordt volgens de criteria van Beers en START/STOPP, zorgwekkend. Er werd ook
vastgesteld dat er een grote schommeling is tussen de verschillende instellingen voor wat betreft
de verhouding patiënten die antidepressiva of antipsychotica innemen. Ongeacht de factoren
die een eventueel verhoogd verbruik kunnen rechtvaardigen, is het duidelijk dat een rationeel
en efficiënt verbruik van geneesmiddelen (in het bijzonder van antipsychotica en antidepressiva)
moet worden aangemoedigd. Daarbij kunnen ook andere niet-medicamenteuze maatregelen de
situatie van de patiënt verbeteren.
Deze elementen, maar ook, meer in het algemeen, het specifieke kader en de specifieke situatie
eigen aan rusthuisbewoners, zetten ons aan tot een meer globale reflectie over de verschillende
aspecten rond het voorschrijven van en de aflevering van geneesmiddelen.
Aanbevelingen
• Het verbruik van geneesmiddelen in rusthuizen rationaliseren. Er moet gekeken
worden naar de keuze van het geneesmiddel (op basis van wetenschappelijke gegevens
en de kost/efficiëntie), het correcte gebruik ervan (aanwijzing, farmaceutische vorm,
...), maar ook naar het voorschrijfgedrag. We pleiten ervoor regelmatig feedback te
geven aan de artsen over hun voorschrijfgedrag en aan de rusthuizen over het gebruik
van geneesmiddelen in hun instelling. Bedoeling is aanbevelingen uit te werken over
het voorschrijven van geneesmiddelen (gebruik van geneesmiddelformularium en
medicatieschema) en de aflevering van geneesmiddelen in rusthuizen te optimaliseren.
• Een centrale rol voor de patiënt. Om de juiste behandeling te kiezen en die correct
toe te passen, is het belangrijk dat de verschillende zorgverstrekkers (artsen, apothekers,
verpleegkundigen) regelmatig overleggen. Hierbij moeten ze rekening houden
met de individuele behoeften van de patiënt. Door regelmatig de voorgeschreven
geneesmiddelen te herzien, is het mogelijk een eventuele overconsumptie of slecht
gebruik op te sporen en eventuele problemen met polymedicatie in te perken (interactie
met andere geneesmiddelen).
• De aflevering van geneesmiddelen in rusthuizen optimaliseren. Dankzij een
toename van de Individuele Medicatie Voorbereiding (IMV) die het risico op fouten bij
de bereiding van de medicatie voor de patiënt vermindert, verbetert de veiligheid en de
kwaliteit van de aflevering, en worden er minder niet-gebruikte geneesmiddelen verspild.
25
05
Bijlagen
1.
Kenmerken van de bewoners
1.1. Verdeling van de bewoners volgens geslacht,
leeftijdsgroep en type rusthuis, 2011
Geslacht
Leeftijdsgroep
ROB
V
20-29 jaar
1
0%
1
0%
2
0%
30-39 jaar
4
0%
3
0%
7
0%
40-49 jaar
19
0%
17
0%
36
0%
50-59 jaar
83
1%
55
1%
138
1%
60-69 jaar
325
4%
173
2%
498
3%
70-79 jaar
1.150
13 %
891
12 %
2.041
12 %
80-89 jaar
4.724
53 %
3.830
51 %
8.554
52 %
90 jaar en meer
2.618
29 %
2.482
33 %
5.100
31 %
8.924
100 %
7.452
100 %
16.376
100 %
20-29 jaar
1
0%
2
0%
3
0%
30-39 jaar
5
0%
5
0%
10
0%
40-49 jaar
29
1%
19
1%
48
1%
50-59 jaar
147
5%
60
3%
207
4%
60-69 jaar
394
12 %
167
7%
561
10 %
70-79 jaar
652
20 %
451
20 %
1.103
20 %
80-89 jaar
1.426
44 %
1.120
49 %
2.546
46 %
90 jaar en meer
588
18 %
452
20 %
1.040
19 %
Totaal M
3.242
100 %
2.276
100 %
5.518
100 %
Totaal
12.166
Totaal V
M
RVT
Totaal
9.728
21.894
1.2. Verdeling van de bewoners volgens sociaal statuut en type rusthuis, 2011
Status
26
ROB
RVT
Totaal
Niet-RVV
7.272
60%
5.349
55%
12.621
58%
RVV
4.894
40%
4.379
45%
9.273
42%
Totaal
12.166
100%
9.728
100%
21.894
100%
1.3. Verdeling volgens de omvang en het type rusthuis, 2011
Aantal
bedden
ROB
Bewoner
RVT
Instelling
Bewoner
Instelling
Totaal bewoner
Totaal instelling
0-19 bedden
240
2%
59
7%
137
1%
49
6%
377
2%
108
6%
20-49 bedden
1.653
14 %
217
25 %
293
3%
45
5%
1.946
9%
262
15 %
50-99 bedden
4.212
35 %
347
40 %
3.166
33 %
367
43 %
7.378
34 %
714
41 %
100 bedden
en +
6.061
50 %
240
28 %
6.132
63 %
400
46 %
12.193
56 %
640
37 %
Totaal
12.166
100 %
863
100 %
9.728
100 %
861
100 %
21.894
100 %
1.724
100 %
1.4. Verdeling van de bewoners volgens de Katz-schaal, 2011
Categorie (Katz)
ROB
Totaal
A
3.474
29 %
0
0%
3.474
16 %
B
2.385
20 %
2.651
27 %
5.036
23 %
C
1.012
8%
1.791
18 %
2.803
13 %
Cd
1.880
15 %
5.285
54 %
7.165
33 %
O
3.415
28 %
0
0%
3.415
16 %
0%
1
0%
1
0%
100 %
9.728
100 %
21.894
100 %
Onbekend
Totaal
27
RVT
12.166
1.5. Verdeling van de bewoners volgens de Katz-schaal, leeftijdsgroep en type rusthuis, 2011
Categorie (Katz)
A
0%
3
0%
40-49 jaar
16
0%
16
0%
50-59 jaar
59
2%
59
2%
60-69 jaar
209
6%
209
6%
70-79 jaar
531
15 %
531
15 %
80-89 jaar
1.737
50 %
1.737
50 %
90 jaar en meer
919
26 %
919
26 %
3.474
100 %
3.474
100 %
20-29 jaar
1
0%
0%
1
0%
30-39 jaar
1
0%
1
0%
2
0%
40-49 jaar
11
0%
13
0%
24
0%
50-59 jaar
41
2%
44
2%
85
2%
60-69 jaar
102
4%
109
4%
211
4%
70-79 jaar
339
14 %
387
15 %
726
14 %
80-89 jaar
1.258
53 %
1.412
53 %
2.670
53 %
90 jaar en meer
632
26 %
685
26 %
1.317
26 %
2.385
100 %
2.651
100 %
5.036
100 %
20-29 jaar
1
0%
1
0%
2
0%
30-39 jaar
1
0%
3
0%
4
0%
40-49 jaar
3
0%
10
1%
13
0%
50-59 jaar
17
2%
27
2%
44
2%
60-69 jaar
39
4%
84
5%
123
4%
70-79 jaar
118
12 %
286
16 %
404
14 %
80-89 jaar
510
50 %
841
47 %
1.351
48 %
90 jaar en meer
323
32 %
539
30 %
862
31 %
1.012
100 %
1.791
1000 %
2.803
100 %
0%
2
0%
2
0%
Totaal C
Cd
Totaal Cd
28
Totaal
3
Totaal B
C
RVT
30-39 jaar
Totaal A
B
ROB
20-29 jaar
30-39 jaar
1
0%
4
0%
5
0%
40-49 jaar
2
0%
13
0%
15
0%
50-59 jaar
23
1%
44
1%
67
1%
60-69 jaar
59
3%
146
3%
205
3%
70-79 jaar
252
13 %
669
13 %
921
13 %
80-89 jaar
962
51 %
2.697
51 %
3.659
51 %
90 jaar en meer
581
31 %
1.710
32 %
2.291
32 %
1.880
100 %
5.285
100 %
7.165
100 %
Categorie (Katz)
O
ROB
RVT
Totaal
30-39 jaar
3
0%
3
0%
40-49 jaar
16
0%
16
0%
50-59 jaar
90
3%
90
3%
60-69 jaar
310
9%
310
9%
70-79 jaar
562
16 %
562
16 %
80-89 jaar
1.683
49 %
1.683
49 %
90 jaar en meer
751
22 %
751
22 %
3.415
100 %
3.415
100 %
Total O
onbekende
60-69 jaar
1
1
1.6. Verdeling van de bewoners volgens geslacht, Katz-schaal en type rusthuis, 2011
Geslacht
Categorie (Katz)
V
RVT
A
2.582
29 %
B
1.816
20 %
C
749
Cd
O
Totaal
0%
2.582
16 %
2.028
27 %
3.844
23 %
8%
1.332
18 %
2.081
13 %
1.417
16 %
4.092
55 %
5.509
34 %
2.360
26 %
0%
2.360
14 %
8.924
100 %
100 %
16.376
100 %
A
892
28 %
0%
892
16 %
B
569
18 %
623
27 %
1.192
22 %
C
263
8%
459
20 %
722
13 %
Cd
463
14 %
1.193
52 %
1.656
30 %
O
1.055
33 %
0%
1.055
19 %
Totaal V
M
ROB
Onbekend
Totaal M
3.242
Totaal
12.166
7.452
0%
1
0%
1
0%
100 %
2.276
100 %
5.518
100 %
9.728
21.894
1.7. Verdeling van de bewoners volgens type afhankelijkheid en type rusthuis, 2011
Sterke psychische
afhankelijkheid
Neen
Sterke lichamelijke
afhankelijkheid
29
RVT
Totaal
Neen
8.578
70 %
2.609
27 %
11.187
51 %
Ja
209
2%
394
4%
603
3%
8.787
72 %
3.003
31 %
11.790
54 %
Neen
2.610
22 %
4.400
45 %
7.010
32 %
Ja
Totaal neen
Ja
ROB
769
6%
2.325
24 %
3.094
14 %
Totaal ja
3.379
28 %
6.725
69 %
10.104
46 %
Totaal
12.166
100 %
9.728
100 %
21.894
100 %
Een persoon is sterk afhankelijk als die minimum 3 op 4 scoort voor alle criteria in de evaluatieschaal, wat de aanvraag tot tussenkomst in een
zorginstelling (Katz-schaal) rechtvaardigt
1.8. Verdeling van de bewoners volgens de psychische afhankelijkheid,
leeftijdsgroep en type rusthuis, 2011
Sterke spychische afhankelijkheid
Neen
ROB
RVT
Totaal
20-29 jaar
1
0%
2
0%
3
0%
30-39 jaar
7
0%
4
0%
11
0%
40-49 jaar
37
0%
16
1%
53
0%
50-59 jaar
183
2%
44
1%
227
2%
60-69 jaar
585
7%
124
4%
709
6%
70-79 jaar
1.331
15 %
460
15 %
1.791
15 %
80-89 jaar
4.381
50 %
1.469
49 %
5.850
50 %
90 jaar en meer
2.262
26 %
884
29 %
3.146
27 %
8.787
100 %
3.003
100 %
11.790
100 %
20-29 jaar
1
0%
1
0%
2
0%
30-39 jaar
2
0%
4
0%
6
0%
40-49 jaar
11
0%
20
0%
31
0%
50-59 jaar
47
1%
71
1%
118
1%
60-69 jaar
134
4%
216
3%
350
3%
70-79 jaar
471
14 %
882
13 %
1.353
13 %
80-89 jaar
1.769
52 %
3.481
52 %
5.250
52 %
90 jaar en meer
Totaal neen
Ja
944
28 %
2.050
30 %
2.994
30 %
Totaal ja
3.379
100 %
6.725
100 %
10.104
100 %
Totaal
12.166
9.728
21.894
1.9. Verdeling van de palliatieve bewoners volgens geslacht, leeftijdsgroep en type
rusthuis, 2011
Palliatief
ROB
V
50-59 jaar
2
3%
60-69 jaar
2
3%
70-79 jaar
9
80-89 jaar
90 jaar en meer
Totaal V
M
Total M
Totaal
30
RVT
Totaal
0%
2
1%
1
1%
3
2%
11 %
9
13 %
18
12 %
42
53 %
33
48 %
75
51 %
24
30 %
26
38 %
50
34 %
79
100 %
69
100 %
148
100 %
0%
1
2%
1
1%
50-59 jaar
60-69 jaar
5
17 %
5
12 %
10
14 %
70-79 jaar
6
20 %
14
33 %
20
28 %
80-89 jaar
14
47 %
18
43 %
32
44 %
90 jaar en meer
5
17 %
4
10 %
9
13 %
30
100 %
42
100 %
72
100 %
109
111
220
1.10. Verdeling van de bewoners volgens palliatief statuut, psychische afhankelijkheid
en type rusthuis, 2011
Palliatief
Neen
Psychische
afhankelijkheid
RVT
Totaal
Neen
8.717
72 %
2.963
31 %
11.680
54 %
Ja
3.340
28 %
6.654
69 %
9.994
46 %
12.057
100 %
9.617
100 %
21.674
100 %
Neen
70
64 %
40
36 %
110
50 %
Ja
39
36 %
71
64 %
110
50 %
109
100 %
111
100 %
220
100 %
Totaal neen
Ja
ROB
Totaal ja
Totaal
12.166
9.728
21.894
1.11. Verdeling van de (niet-)overleden bewoners volgens leeftijdsgroep en type
rusthuis, 2011-2012
Overlijden
(2011 - 2012)
Neen
ROB
2
0%
3
0%
5
0%
30-39 jaar
8
0%
8
0%
16
0%
40-49 jaar
44
0%
34
0%
78
0%
50-59 jaar
207
2%
101
1%
308
1%
60-69 jaar
645
5%
261
3%
906
4%
70-79 jaar
1.533
13 %
972
10 %
2.505
11 %
80-89 jaar
4.940
41 %
3.425
35 %
8.365
38 %
90 jaar en
meer
2.329
19 %
1.774
18 %
4.103
19 %
9.708
80 %
6.578
68 %
16.286
74 %
40-49 jaar
3
0%
1
0%
4
0%
50-59 jaar
16
0%
11
0%
27
0%
60-69 jaar
60
0%
68
1%
128
1%
70-79 jaar
215
2%
306
3%
521
2%
80-89 jaar
968
8%
1.270
13 %
2.238
10 %
90 jaar en
meer
708
6%
946
10 %
1.654
8%
1.970
16 %
2.602
27 %
4.572
21 %
30-39 jaar
1
0%
0%
1
0%
40-49 jaar
1
0%
1
0%
2
0%
50-59 jaar
7
0%
3
0%
10
0%
60-69 jaar
14
0%
11
0%
25
0%
70-79 jaar
54
0%
64
1%
118
1%
80-89 jaar
242
2%
255
3%
497
2%
90 jaar en
meer
169
1%
214
2%
383
2%
488
4%
548
6%
1.036
5%
12.166
100 %
9.728
100 %
21.894
100 %
Totaal ja - 2011
Ja - 2012
Totaal ja - 2012
31
Totaal
Totaal
20-29 jaar
Totaal neen
Ja - 2011
RVT
1.12. Verdeling van de (niet-)overleden bewoners volgens palliatief statuut en type
rusthuis, 2011-2012
Overlijden (2011 2012)
Palliatief
Neen
RVT
Totaal
Neen
9.690
80 %
6.567
68 %
16.257
75 %
Ja
2.367
20 %
3.050
32 %
5.417
25 %
12.057
100 %
9.617
100 %
21.674
100 %
Neen
18
17 %
11
10 %
29
13 %
Ja
91
83 %
100
90 %
191
87 %
109
100 %
111
100 %
220
100 %
Totaal neen
Ja
ROB
Totaal ja
Totaal
12.166
9.728
21.894
Raadplegingen bij de huisarts of specialist
2.
2.1. Raadplegingen bij de huisarts/specialist volgens type rusthuis en geslacht, 2011
Rechthebbende
Raadpleging specialist
A
%
A
%
Gemiddelde
A
%
Gemiddelde
V
8.924
73 %
135.407
75 %
15,2
18.807
70 %
2,1
M
3.242
27 %
45.507
25 %
14,0
7.928
30 %
2,4
12.166
100 %
180.914
100 %
14,9
26.735
100 %
2,2
V
7.452
77 %
114.606
77 %
15,4
8.345
71 %
1,1
M
2.276
23 %
33.572
23 %
14,8
3.470
29 %
1,5
Totaal RVT
9.728
100 %
148.178
100 %
15,2
11.815
100 %
1,2
Totaal
21.894
15,0
38.550
ROB
Totaal ROB
RVT
32
Raadpleging huisarts
329.092
1,8
2.2. Raadplegingen bij de huisarts/specialist volgens type rusthuis en leeftijdsgroep, 2011
Rechthebbende
ROB
33
Raadpleging specialist
A
%
A
%
Gemiddelde
A
%
Gemiddelde
20-29 jaar
2
0%
11
0%
5,5
3
0%
1,5
30-39 jaar
9
0%
90
0%
10,0
27
0%
3,0
40-49 jaar
48
0%
622
0%
13,0
116
0%
2,4
50-59 jaar
230
2%
3.267
2%
14,2
625
2%
2,7
60-69 jaar
719
6%
10.758
6%
15,0
2.000
7%
2,8
70-79 jaar
1.802
15 %
27.078
15 %
15,0
5.042
19 %
2,8
80-89 jaar
6.150
51 %
92.285
51 %
15,0
14.253
53 %
2,3
90 jaar en
meer
3.206
26 %
46.803
26 %
14,6
4.669
17 %
1,5
12.166
100 %
180.914
100 %
14,9
26.735
100 %
2,2
20-29 jaar
3
0%
33
0%
11,0
9
0%
3,0
30-39 jaar
8
0%
147
0%
18,4
17
0%
2,1
40-49 jaar
36
0%
540
0%
15,0
130
1%
3,6
50-59 jaar
115
1%
1.984
1%
17,3
273
2%
2,4
60-69 jaar
340
3%
5.817
4%
17,1
577
5%
1,7
70-79 jaar
1.342
14 %
20.888
14 %
15,6
2.240
19 %
1,7
80-89 jaar
4.950
51 %
75.175
51 %
15,2
6.205
53 %
1,3
90 jaar en
meer
2.934
30 %
43.594
29 %
14,9
2.364
20 %
0,8
100 %
148.178
100 %
15,2
11.815
100 %
1,2
15,0
38.550
Totaal ROB
RVT
Raadpleging huisarts
Totaal RVT
9.728
Totaal
21.894
329.092
1,8
2.3. Raadplegingen bij de huisarts/specialist volgens geslacht en leeftijdsgroep, 2011
Rechthebbende
Raadpleging huisarts
Raadpleging specialist
A
%
A
%
Gemiddelde
A
%
Gemiddelde
20-29 jaar
2
0%
6
0%
3,0
2
0%
1,0
30-39 jaar
7
0%
79
0%
11,3
27
0%
3,9
40-49 jaar
36
0%
537
0%
14,9
116
0%
3,2
50-59 jaar
138
1%
2.174
1%
15,8
385
1%
2,8
60-69 jaar
498
3%
7.938
3%
15,9
1.302
5%
2,6
70-79 jaar
2.041
12 %
31.054
12 %
15,2
4.758
18 %
2,3
80-89 jaar
8.554
52 %
131.371
53 %
15,4
15.182
56 %
1,8
90 jaar en meer
5.100
31 %
76.854
31 %
15,1
5.380
20 %
1,1
16.376
100 %
250.013
100 %
15,3
27.152
100 %
1,7
20-29 jaar
3
0%
38
0%
12,7
10
0%
3,3
30-39 jaar
10
0%
158
0%
15,8
17
0%
1,7
40-49 jaar
48
1%
625
1%
13,0
130
1%
2,7
50-59 jaar
207
4%
3.077
4%
14,9
513
5%
2,5
60-69 jaar
561
10 %
8.637
11 %
15,4
1.275
11 %
2,3
70-79 jaar
1.103
20 %
16.912
21 %
15,3
2.524
22 %
2,3
80-89 jaar
2.546
46 %
36.089
46 %
14,2
5.276
46 %
2,1
90 jaar en meer
1.040
19 %
13.543
17 %
13,0
1.653
15 %
1,6
Totaal M
5.518
100 %
79.079
100 %
14,3
11.398
100 %
2,1
Totaal
21.894
15,0
38.550
V
Totaal V
M
329.092
1,8
2.4. Raadplegingen bij de huisarts/specialist volgens type en omvang van het rusthuis, 2011
Rechthebbende
ROB
Raadpleging specialist
A
%
A
%
Gemiddelde
A
%
Gemiddelde
0-19 bedden
83
1%
1.131
1%
13,6
145
1%
1,7
20-49 bedden
1.949
16 %
27.737
15 %
14,2
4.194
16 %
2,2
50-99 bedden
4.443
37 %
61.960
34 %
13,9
9.424
35 %
2,1
100 bedden en +
5.691
47 %
90.086
50 %
15,8
12.972
49 %
2,3
12.166
100 %
180.914
100 %
14,9
26.735
100 %
2,2
0-19 bedden
11
0%
189
0%
17,2
5
0%
0,5
20-49 bedden
362
4%
4.699
3%
13,0
509
4%
1,4
50-99 bedden
3.431
35 %
47.680
32 %
13,9
3.763
32 %
1,1
100 bedden en +
5.924
61 %
95.610
65 %
16,1
7.538
64 %
1,3
Totaal RVT
9.728
100 %
148.178
100 %
15,2
11.815
100 %
1,2
Totaal
21.894
15,0
38.550
Totaal ROB
RVT
34
Raadpleging huisarts
329.092
1,8
2.5. Raadplegingen bij de huisarts/specialist volgens psychische afhankelijkheid en type van het
rusthuis, 2011
Rechthebbende
Psychische afhankelijkheid
Raadpleging huisarts
Raadpleging specialist
A
%
A
%
Gemiddelde
A
%
Gemiddelde
ROB
8.787
75 %
133.326
73 %
15,2
22.145
80 %
2,5
RVT
3.003
25 %
48.615
27 %
16,2
5.431
20 %
1,8
11.790
100 %
181.941
100 %
15,4
27.576
100 %
2,3
ROB
3.379
33 %
47.588
32 %
14,1
4.590
42 %
1,4
RVT
6.725
67 %
99.563
68 %
14,8
6.384
58 %
0,9
Totaal afhankelijk
10.104
100 %
147.151
100 %
14,6
10.974
100 %
1,1
Totaal
21.894
15,0
38.550
Geen
afhankelijkheid
Totaal niet afhankelijk
Afhankelijkheid
329.092
1,8
2.6. Raadplegingen bij de huisarts/specialist volgens het palliatief statuut, 2011
Rechthebbende
Niet palliatief
Raadpleging specialist
A
%
A
%
Gemiddelde
A
%
Gemiddelde
21.674
99 %
325.407
99 %
15,0
38.198
99 %
1,8
220
1%
3.685
1%
16,8
352
1%
1,6
21.894
100 %
329.092
100 %
15,0
38.550
100 %
1,8
Palliatief
Totaal
Raadpleging huisarts
Geneesmiddelen in rusthuizen
3.
3.1. Behandelde bewoners en voorschriften volgens orgaan of stelsel dat behandeld wordt, 2011
ATC
Rechthebbende
A
%
A
%
A
Maagdarmkanaal en stofwisseling
12.400
58 %
79.426
9%
B
Bloed en bloedvormend organen
13.417
62 %
145.298
16 %
C
Hartvaatstelsel
17.202
80 %
216.763
23 %
D
Dermatologische preparaten
3.822
18 %
10.513
1%
G
Urogenitaal stelsel en geslachtshormonen
2.001
9%
8.227
1%
H
Systemische hormoonpreparaten, behalve geslachtshormonen
5.877
27 %
21.792
2%
J
Antimicrobiële middelen voor systemisch gebruik
17.659
82 %
66.629
7%
L
Cytostatica en immunomodulatoren
829
4%
5.101
1%
M
Skeletspierstelsel
6.497
30 %
24.649
3%
N
Zenuwstelsel
17.770
82 %
257.966
28 %
P
Antiparasitaire middelen, insecticiden, insectenwerende middelen
235
1%
491
0%
R
Ademhalingsstelsel
9.113
42 %
64.663
7%
S
Zintuiglijke organen
4.779
22 %
19.750
2%
V
Diverse middelen
1.778
8%
4.875
1%
21.547
100 %
926.143
100 %
Algemeen totaal
35
Voorschrift
3.2. Aantal bewoners die betrokken zijn bij de behandeling volgens geslacht, leeftijd en het organe of stelsel dat
behandeld wordt (op 10.000 bewoners), 2011
Geslacht
Leeftijd
Populatie van de groep
V
M
60-69 jaar
70-79 jaar
80-89 jaar
90 jaar en
meer
60-69 jaar
70-79 jaar
80-89 jaar
90 jaar en
meer
492
2.018
8.463
5.025
553
1.087
2.502
968
A
Maagdarmkanaal en stofwisseling
5.772
6.145
5.906
5.445
5.497
6.081
5.731
5.186
B
Bloed en bloedvormende organen
4.533
5.614
6.354
6.368
5.335
6.256
6.747
6.591
C
Hartvaatstelsel
6.809
7.676
8.257
8.265
6.908
7.498
7.974
7.810
D
Dermatologische preparaten
1.850
1.848
1.785
1.574
2.495
1.987
1.759
1.952
G
Urogenitaal stelsel en
geslachtshormonen
1.626
1.135
1.043
860
506
718
667
496
H
Systemische hormoonpreparaten,
behalve geslachtshormonen
3.110
3.315
3.014
2.561
1.863
2.236
2.334
2.014
J
Antimicrobiële middelen voor
systemisch gebruik
8.476
8.216
8.298
8.245
8.300
7.958
7.954
7.593
L
Cytostatica en immunomodulatoren
407
456
332
237
235
524
675
682
M
Skeletspierstelsel
3.760
3.593
3.294
2.643
2.767
2.723
2.590
2.231
N
Zenuwstelsel
9.248
8.969
8.385
7.682
8.463
8.464
8.245
7.180
P
Antiparasitaire middelen, insecticiden,
insectenwerende middelen
122
94
118
121
36
110
96
52
R
Ademhalingsstelsel
3.963
4.138
4.101
4.139
4.195
4.646
4.728
4.680
S
Zintuiglijke organen
1.646
1.967
2.243
2.454
1.410
1.858
2.370
2.448
V
Diverse middelen
1.341
996
750
585
1.139
1.334
991
764
36
3.3. Behandelde bewoners en voorschriften volgens de therapeutische hoofdgroep (ATC-code 2e niveau), 2011
37
3.4. Aantal bewoners die betrokken zijn bij de behandeling volgens geslacht, leeftijd en therapeutische
hoofdgroep (op 10.000 bewoners), 2011
38
3.5. Verschil tussen de totale populatie en de populatie betrokken bij de behandeling in een rusthuis volgens
geslacht, leeftijd en therapeutische hoofdgroep (op 10.000 bewoners), 2011*
39
* de gekleurde cellen zijn rusthuisbewoners die proportioneel meer betrokken zijn bij het medische voorschrift voor het
geslacht en de leeftijdsgroep dan de totale populatie (personen die thuis wonen en in rusthuizen verblijven).
3.6. Terugbetalingen van de ZIV en remgeld voor geneesmiddelen die in rusthuizen worden voorgeschreven, 2011
ZIV
ATC
Rechthebbende
Remgeld
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
A
Maagdarmkanaal en stofwisseling
12.400
129
1.595.027
8%
25
315.500
9%
B
Bloed en bloedvormende organe
13.417
221
2.961.204
14 %
34
450.516
12 %
C
Hartvaatstelsel
17.202
200
3.432.231
17 %
48
824.925
23 %
D
Dermatologische preparaten
3.822
28
106.387
1%
5
18.840
1%
G
Urogenitaal stelsel en geslachtshormonen
2.001
53
105.348
1%
8
15.057
0%
H
Systemische hormoonpreparaten, behalve
geslachtshormonen
5.877
58
339.334
2%
5
31.380
1%
J
Antimicrobiële middelen voor systemisch gebruik
17.659
50
876.768
4%
11
187.359
5%
L
Cytostatica en immunomodulatoren
829
975
808.640
4%
3
2.654
0%
M
Skeletspierstelsel
6.497
86
556.003
3%
16
105.414
3%
N
Zenuwstelsel
17.770
444
7.884.903
39 %
76
1.347.214
37 %
P
Antiparasitaire middelen, insecticide,
insectenwerende middelen
235
15
3.528
0%
3
624
0%
R
Ademhalingsstelsel
9.113
112
1.019.441
5%
30
273.754
8%
S
Zintuiglijke organen
4.779
91
435.258
2%
12
55.624
2%
V
Diverse middelen
1.778
194
345.301
2%
6
10.463
0%
21.547
950
20.469.373
100 %
169
3.639.323
100 %
Totaal
3.7. Terugbetalingen van de ZIV volgens het type aflevering van het geneesmiddel in rusthuizen, 2011
ATC
Ziekenhuisapotheken (%)
Deel van ziekenhuisapotheken (%)
A
Maagdarmkanaal en stofwisseling
1.539.603
55.424
3,5 %
B
Bloed en bloedvormende organe
2.311.080
650.124
22,0 %
C
Hartvaatstelsel
3.295.247
136.985
4,0 %
D
Dermatologische preparaten
103.846
2.540
2,4 %
G
Urogenitaal stelsel en geslachtshormonen
94.084
11.264
10,7 %
H
Systemische hormoonpreparaten, behalve
geslachtshormonen
330.949
8.385
2,5 %
J
Antimicrobiële middelen voor systemisch gebruik
836.987
39.781
4,5 %
L
Cytostatica en immunomodulatoren
654.138
154.502
19,1 %
M
Skeletspierstelsel
528.410
27.592
5,0 %
N
Zenuwstelsel
7.524.890
360.013
4,6 %
P
Antiparasitaire middelen, insecticide, insectenwerende
middelen
3.488
39
1,1 %
R
Ademhalingsstelsel
984.019
35.422
3,5 %
S
Zintuiglijke organen
255.537
179.721
41,3 %
V
Diverse middelen
293.189
52.111
15,1 %
18.755.468
1.713.905
8,4 %
Totaal
40
Officina
(€)
3.8. Voorschriften en terugbetalingen ZIV volgens type voorschrijver en type rusthuis, 2011
3.9. ZIV-terugbetalingen en remgeld voor geneesmiddelen volgens type en omvang van rusthuizen, 2011
Rechthebbende
Rusthuis/Aantal
bedden
VP
Remgeld
A
%
Gemiddelde per
rechthebbende
(€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende
(€)
Totaal (€)
% totaal
0-19 bedden
81
1%
885
71.664
1%
166
13.407
1%
20-49 bedden
1.914
16 %
997
1.907.717
17 %
172
328.901
16 %
50-99 bedden
4.370
36 %
952
4.159.724
36 %
167
728.200
35 %
100 bedden en +
5.619
47 %
959
5.389.894
47 %
175
984.711
48 %
Totaal ROB
11.984
100 %
962
11.528.999
100 %
171
2.055.220
100 %
0-19 bedden
11
0%
463
5.091
0%
114
1.250
0%
20-49 bedden
354
4%
917
324.666
4%
167
59.099
4%
50-99 bedden
3.359
35 %
882
2.961.445
33 %
166
558.192
35 %
100 bedden en +
5.839
61 %
967
5.649.172
63 %
165
965.562
61 %
Totaal RVT
9.563
100 %
935
8.940.373
100 %
166
1.584.103
100 %
Algemeen totaal
21.547
950
20.469.373
169
3.639.323
ROB
RVT
41
3.10. ZIV-terugbetalingen en remgeld voor geneesmiddelen in rusthuizen volgens geslacht en leeftijdsgroep,
2011
Rechthebbende
Geslacht/Leeftijd
VP
Remgeld
A
%
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
20-29 jaar
2
0%
264
529
0%
15
30
0%
30-39 jaar
7
0%
2.967
20.766
0%
91
637
0%
40-49 jaar
35
0%
2.462
86.174
1%
191
6.668
0%
50-59 jaar
137
1%
1.653
226.412
2%
193
26.448
1%
60-69 jaar
492
3%
1.550
762.660
5%
200
98.612
4%
70-79 jaar
2.018
12 %
1.211
2.443.589
17 %
200
404.151
15%
80-89 jaar
8.463
52 %
916
7.755.079
53 %
176
1.485.545
54 %
90 jaar en meer
5.025
31 %
679
3.414.059
23 %
145
731.111
27 %
Totaal V
16.179
100 %
909
14.709.267
100 %
170
2.753.203
100 %
20-29 jaar
3
0%
1.752
5.256
0%
236
708
0%
30-39 jaar
9
0%
1.035
9.314
0%
157
1.416
0%
40-49 jaar
48
1%
1.293
62.088
1%
157
7.523
1%
50-59 jaar
198
4%
1.685
333.565
6%
168
33.255
4%
60-69 jaar
553
10 %
1.868
1.033.007
18 %
181
100.242
11 %
70-79 jaar
1.087
20 %
1.094
1.188.923
21 %
180
195.340
22 %
80-89 jaar
2.502
47 %
973
2.433.996
42 %
169
422.166
48 %
90 jaar en meer
968
18 %
717
693.957
12 %
130
125.470
14 %
Totaal M
5.368
100 %
1.073
5.760.106
100 %
165
886.120
100 %
Algemeen totaal
21.547
950
20.469.373
169
3.639.323
V
M
42
3.11. ZIV-terugbetalingen en remgeld voor geneesmiddelen in rusthuizen volgens geslacht en palliatief statuut, 2011
Rechthebbende
Geslacht/Palliatief
VP
Remgeld
A
%
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
16.031
99 %
906
14.531.323
99 %
170
2.727.201
99 %
Palliatief
148
1%
1.202
177.944
1%
176
26.002
1%
Totaal V
16.179
100 %
909
14.709.267
100 %
170
2.753.203
100 %
5.296
99 %
1.074
5.689.738
99 %
165
875.322
99 %
Palliatief
72
1%
977
70.367
1%
150
10.798
1%
Totaal M
5.368
100 %
1.073
5.760.106
100 %
165
886.120
100 %
Algemeen totaal
21.547
950
20.469.373
169
3.639.323
V
Niet-palliatief
M
Niet-palliatief
3.12. ZIV-terugbetalingen en remgeld voor geneesmiddelen in rusthuizen volgens de Katz-schaal, 2011
Rechthebbende
Categorie (Katz)
VP
Remgeld
A
%
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
A
3.428
16 %
1.018
3.488.368
17 %
183
626.696
17 %
B
4.956
23 %
1.062
5.263.980
26 %
175
869.119
24 %
C
2.764
13 %
1.020
2.820.327
14 %
197
544.920
15 %
Cd
7.040
33 %
827
5.822.693
28 %
151
1.061.576
29 %
O
3.358
16 %
915
3.071.505
15 %
160
536.484
15 %
1
0%
2.499
2.499
0%
529
529
0%
21.547
100 %
950
20.469.373
100 %
169
3.639.323
100 %
Onbekend
Totaal
43
3.13. ZIV-terugbetalingen en remgeld voor geneesmiddelen in rusthuizen volgens psychische afhankelijkheid
en leeftijdsgroep, 2011
Geestelijke
afhankelijkheid
Rechthebbende
VP
Remgeld
A
%
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde per
rechthebbende (€)
Totaal (€)
% totaal
20-29 jaar
3
0%
1.752
5.256
0%
236
708
0%
30-39 jaar
10
0%
2.580
25.805
0%
125
1.249
0%
40-49 jaar
52
0%
1.764
91.754
1%
195
10.117
0%
50-59 jaar
221
2%
1.843
407.284
3%
196
43.328
2%
60-69 jaar
702
6%
1.906
1.337.727
11 %
201
141.309
7%
70-79 jaar
1.769
15 %
1.234
2.182.205
18 %
207
366.925
17 %
80-89 jaar
5.785
50 %
965
5.582.956
47 %
187
1.082.826
51 %
90 jaar en meer
3.075
26 %
717
2.203.690
19 %
155
475.786
22 %
Totaal niet afhankelijk
11.617
100 %
1.019
11.836.678
100 %
183
2.122.249
100 %
20-29 jaar
2
0%
264
529
0%
15
30
0%
30-39 jaar
6
0%
713
4.275
0%
134
803
0%
40-49 jaar
31
0%
1.823
56.508
1%
131
4.074
0%
50-59 jaar
114
1%
1.339
152.692
2%
144
16.375
1%
60-69 jaar
343
3%
1.335
457.940
5%
168
57.545
4%
70-79 jaar
1.336
13 %
1.086
1.450.307
17 %
174
232.566
15 %
80-89 jaar
5.180
52 %
889
4.606.119
53 %
159
824.885
54 %
90 jaar en meer
2.918
29 %
653
1.904.325
22 %
130
380.796
25 %
Totaal afhankelijk
9.930
100 %
869
8.632.695
100 %
153
1.517.074
100 %
Totaal
21.547
950
20.469.373
169
3.639.323
Geen afhankelijkheid
Afhankelijkheidsfactor
44
3.14. Geneesmiddelen die in rusthuizen voorgeschreven werden voor zeldzame ziektes, 2011
Gevallen
ATC
Rechthebbende
Bedragen VP (€)
Overlijden
2011
(2012)
Totaal
1 (2)
Rechthebbende
Gevallen
gemiddeld
gemiddeld
minimum
maximum
5.488
784
784
585
1.170
B02BD01
P.P.S.B. Solvent
Detergent
7
7
B02BD02
REFACTO AHP
163
1
264.811
264.811
1.625
1.625
1.625
B02BX04
NPLATE
9
1
50.120
50.120
5.569
2.583
7.706
C02KX01
TRACLEER
8
2
60.969
30.484
7.621
4.878
12.194
G04BE03
REVATIO
5
1
6.765
6.765
1.353
173
3.122
L01XE01
GLIVEC
25
3
1
66.267
22.089
2.651
2.648
2.705
L01XE08
TASIGNA
1
1
1
4.234
4.234
4.234
4.234
4.234
L01XX35
XAGRID
2
1
1.475
1.475
737
492
983
L04AX04
REVLIMID
9
2
57.788
28.894
6.421
5.779
11.558
229
18
517.916
28.773
2.262
173
12.194
Totaal zeldzame ziekte
Totaal % in rusthuis
2 (2)
0,1 %
2,5 %
3.15. Type geneesmiddelen die voorgeschreven werden in rusthuizen, 2011
Type geneesmiddel
Rechthebbende
Voorschrift
VP
Aantal
%
Aantal
%
Bedrag (€)
%
Kopie
5.918
27%
74.743
8%
488.337
2%
Generisch
17.865
83%
149.137
16%
2.303.922
11%
Origineel
21.477
99%
702.263
76%
17.677.114
86%
Totaal
21.547
100%
926.143
100%
20.469.373
100%
45
3.16. Type geneesmiddelen die voorgeschreven werden in rusthuizen volgens leeftijdsgroep, 2011
20-29 jaar
30-39 jaar
40-49 jaar
50-59 jaar
A
%
A
%
A
%
A
%
A
%
A
%
A
%
A
%
A
%
Kopie
1
0%
9
1%
29
1%
472
3%
2.033
4%
7.371
5%
37.584
8%
27.244
12 %
74.743
8%
Generisch
25
10 %
96
15 %
670
14 %
3.041
17 %
8.552
16 %
23.505
16 %
76.398
16 %
36.850
16 %
149.137
16 %
Origineel
229
90 %
551
84 %
4.124
86 %
14.616
81 %
44.516
81 %
117.003
79 %
357.081
76 %
164.143
72 %
702.263
76 %
Totaal voorschrift
255
100 %
656
100 %
4.823
100 %
18.129
100 %
55.101
100 %
147.879
100 %
471.063
100 %
228.237
100 %
926.143
100 %
Kopie
1
20 %
4
25 %
11
13 %
66
20 %
243
23 %
743
24 %
3.046
28 %
1.804
30 %
5.918
27 %
Generisch
4
80 %
13
81 %
65
78 %
278
83 %
870
83 %
2.641
85 %
9.120
83 %
4.874
81 %
17.865
83 %
Origineel
4
80 %
16
100 %
83
100 %
333
99 %
1.040
100 %
3.098
100 %
10.946
100 %
5.957
99 %
21.477
100 %
Totaal rechthebbende
5
100 %
16
100 %
83
100 %
335
100 %
1.045
100 %
3.105
100 %
10.965
100 %
5.993
100 %
21.547
100 %
Type
geneesmiddelen
per leeftijd
60-69 jaar
70-79 jaar
80-89 jaar
90 jaar en meer
Algemeen totaal
Voorschrift
Rechthebbende
3.17. Type geneesmiddelen die voorgeschreven werden volgens het type rusthuis, 2011
Rechthebbende
Voorschrift
VP
Aantal
%
Aantal
%
Bedrag (€)
%
Kopie
3.006
25 %
24.179
5%
168.215
1%
Generisch
10.054
84 %
86.107
17 %
1.330.789
12 %
Origineel
11.964
99 %
396.576
78 %
10.029.995
87 %
Totaal ROB
11.984
100 %
506.862
100 %
11.528.999
100 %
Kopie
2.912
30 %
50.564
12 %
320.121
4%
Generisch
7.811
82 %
63.030
15 %
973.133
11 %
Origineel
9.513
99 %
305.687
73 %
7.647.119
86 %
Totaal RVT
9.563
100 %
419.281
100 %
8.940.373
100 %
ROB
RVT
46
3.18. Duurste geneesmiddelen voor de ZIV die voorgeschreven werden in rusthuizen, 2011
47
3.19. Rusthuisbewoners en ZIV-terugbetalingen per groep geneesmiddelen/molecules volgens type rusthuis, 2011
Verschillende geneesmiddelen/
molecules
Rechthebbende
ZIV
A
%
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde (€)
ROB
1.396
6%
442.288
2%
317
RVT
1.315
6%
388.908
2%
296
Totaal 1 - 4
2.711
13 %
831.196
4%
307
ROB
4.335
20 %
3.003.742
15 %
693
RVT
3.919
18 %
3.057.797
15 %
780
Totaal 5 - 9
8.254
38 %
6.061.540
30 %
734
ROB
3.738
17 %
3.806.351
19 %
1.018
RVT
2.809
13 %
3.077.944
15 %
1.096
Totaal 10 - 14
6.547
30 %
6.884.295
34 %
1.052
ROB
2.515
12 %
4.276.618
21 %
1.700
RVT
1.520
7%
2.415.724
12 %
1.589
15 en meer
4.035
19 %
6.692.342
33 %
1.659
Totaal
21.547
100 %
20.469.373
100 %
950
1-4
5-9
10 - 14
15 en meer
48
3.20. Rusthuisbewoners en VP-terugbetalingen per groep
geneesmiddelen/molecules volgens geslacht, 2011
Verschillende geneesmiddelen/
molecules
Rechthebbende
ZIV
A
%
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde (€)
V
1.958
9%
591.519
3%
302
M
753
3%
239.677
1%
318
Totaal 1 - 4
2.711
13 %
831.196
4%
307
F
6.162
29 %
4.157.528
20 %
675
M
2.092
10 %
1.904.012
9%
910
Totaal 5 - 9
8.254
38 %
6.061.540
30 %
734
V
4.995
23 %
5.110.833
25 %
1.023
M
1.552
7%
1.773.462
9%
1.143
Totaal 10 - 14
6.547
30 %
6.884.295
34 %
1.052
V
3.064
14 %
4.849.387
24 %
1.583
M
971
5%
1.842.955
9%
1.898
Totaal 15 en meer
4.035
19 %
6.692.342
33 %
1.659
Totaal
21.547
100 %
20.469.373
100 %
950
1-4
5-9
10 - 14
15 en meer
49
3.21. Rusthuisbewoners en ZIV-terugbetalingen per groep geneesmiddelen/
molecules volgens leeftijdsgroep, 2011
Verschillende geneesmiddelen/
molecules
1-4
5-9
10 - 14
15 en meer
Totaal
20-29 jaar
1
2
1
1
5
30-39 jaar
3
8
4
1
16
40-49 jaar
17
37
14
15
83
50-59 jaar
55
131
83
66
335
60-69 jaar
163
369
296
217
1.045
70-79 jaar
352
1.122
927
704
3.105
80-89 jaar
1.239
4.081
3.428
2.217
10.965
90 jaar en meer
881
2.504
1.794
814
5.993
Totaal aantal rechthebbende
2.711
8.254
6.547
4.035
21.547
20-29 jaar
14
1.507
1.492
2.772
5.785
30-39 jaar
2.566
4.734
5.884
16.896
30.080
40-49 jaar
44.412
39.663
24.738
39.449
148.261
50-59 jaar
42.113
154.941
173.355
189.567
559.976
60-69 jaar
100.753
656.504
452.479
585.932
1.795.667
70-79 jaar
123.796
959.440
1.170.213
1.379.063
3.632.512
80-89 jaar
330.063
2.892.382
3.555.310
3.411.319
10.189.075
90 jaar en meer
187.478
1.352.369
1.500.824
1.067.344
4.108.016
Totaal bedrag ZIV (€)
831.196
6.061.540
6.884.295
6.692.342
20.469.373
20-29 jaar
14
753
1.492
2.772
1.157
30-39 jaar
855
592
1.471
16.896
1.880
40-49 jaar
2.612
1.072
1.767
2.630
1.786
50-59 jaar
766
1.183
2.089
2.872
1.672
60-69 jaar
618
1.779
1.529
2.700
1.718
70-79 jaar
352
855
1.262
1.959
1.170
80-89 jaar
266
709
1.037
1.539
929
90 jaar en meer
213
540
837
1.311
685
Algemeen gemiddelde ZIV (€)
307
734
1.052
1.659
950
Aantal rechthebbende
Bedrag ZIV (€)
Gemiddeld bedrag ZIV (€)
50
3.22. Rusthuisbewoners en ZIV-terugbetalingen per groep
geneesmiddelen/molecules volgens omvang rusthuis, 2011
Verschillende geneesmiddelen/
molecules
Rechthebbende
ZIV
A
%
Totaal (€)
% totaal
Gemiddelde (€)
0-19 bedden
6
0%
1.206
0%
201
20-49 bedden
263
1%
75.130
0%
286
50-99 bedden
955
4%
293.006
1%
307
100 bedden en +
1.487
7%
461.854
2%
311
Totaal 1 - 4
2.711
13 %
831.196
4%
307
0-19 bedden
39
0%
26.256
0%
673
20-49 bedden
820
4%
565.217
3%
689
50-99 bedden
2.893
13 %
1.985.863
10 %
686
100 bedden en +
4.502
21 %
3.484.204
17 %
774
Totaal 5 - 9
8.254
38 %
6.061.540
30 %
734
0-19 bedden
31
0%
30.744
0%
992
20-49 bedden
713
3%
736.430
4%
1.033
50-99 bedden
2.400
11 %
2.471.244
12 %
1.030
100 bedden en +
3.403
16 %
3.645.878
18 %
1.071
Totaal 10 - 14
6.547
30 %
6.884.295
34 %
1.052
0-19 bedden
16
0%
18.548
0%
1.159
20-49 bedden
472
2%
855.607
4%
1.813
50-99 bedden
1.481
7%
2.371.057
12 %
1.601
100 bedden en +
2.066
10 %
3.447.130
17 %
1.669
Totaal 15 en meer
4.035
19 %
6.692.342
33 %
1.659
Totaal
21.547
100 %
20.469.373
100 %
950
1-4
5-9
10 - 14
15 en meer
51
01
St.-Huibrechtsstraat 19 - 1150 Brussel
T 02 778 92 11 - F 02 778 94 04
Onze studies op
www.mloz.be
(©) Onafhankelijke Ziekenfondsen, mei 2014
(Ondernemingsnummer 411 766 483)
De Landsbond van de Onafhankelijke Ziekenfondsen groepeert:
52