Lees waar de kansen liggen

Akkerbouw
ING Economisch Bureau
Teelt uien in opmars
Akkerbouwers vertrouwen op verdere
exportgroei
De Nederlandse uienketen staat er goed voor. Dankzij
de combinatie van de hoogste hectareopbrengst ter
wereld en de laagste teelt-, verwerking- en transportkosten is ons land leidend op exportgebied. De qua
productie en prijsontwikkeling doorgaans cyclische
sector lijkt bovendien iets stabieler dan voorheen. Het
uienareaal is met ruim 30.000 hectare dit jaar groter
dan ooit. Ook vorig jaar steeg het areaal, terwijl de
teersprijzen in het afgelopen seizoen hoger bleven dan
het seizoen ervoor.
Het beteelde oppervlak voor poot- en plantuien stijgt in
het net begonnen seizoen 2014/2015 met 20%, dat van
zaaiuien met 2%. Terwijl het aantal agrarische bedrijven snel daalt en ook in de akkerbouw een afnemende
tendens kent, stijgt het aantal bedrijven dat uien teelt.
Het nieuwe seizoen lijkt dankzij gunstige groeiomstandigheden te beginnen met hoge volumes van een
bovendien goede kwaliteit. Daardoor ligt prijsvolatiliteit op de loer. De prijzen zullen vanwege het aanbod
normaliter minder hoog zijn dan in de twee voorbije
jaren. Dit drukt mogelijk de rendementen, maar biedt
wel een verdere stimulans voor exportgroei naar meer
en meer afzetgebieden. 90% van de Nederlandse uienproductie wordt nu al geëxporteerd. Andere kansen
voor de uienketen liggen op het terrein van technologische innovaties en kwaliteitsgaranties.
Ui steeds belangrijker akkerbouwproduct
In 2014 nemen uien bijna 6% van het grondoppervlak voor
akkerbouw in beslag. Granen (circa 37%), aardappelen
(30%) en suikerbieten (15%) beslaan een veel groter deel
van het areaal. Ui is als vierde belangrijkste akkerbouwproduct wel het enige waarvan sinds 2000 het aantal hectares
steeg, met in totaal circa 50% (zaaiuien 60%, poot- en plantuien 40%). Het totale akkerbouwoppervlak nam af met 18%.
Ook is voor het eerst in de historie het uienareaal (30.240
hectare) groter dan dat van gerst (27.640 voor zomer- en
wintergerst in totaal).
Er zijn momenteel 3.590 uienbedrijven: 2.870 houden zich
bezig met zaaiuien en 950 met poot- en plantuien. Een deel
van de akkerbouwbedrijven is actief in zowel zaai als plantuien. Het aantal zaaiuientelers steeg met 1% ten opzichte van
2013, dat van plantuientelers met liefst 15%. Het aantal plantuientelers is daarmee terug op het niveau van 2003. Deze
bedrijven hopen te profiteren van het vroege einde van het
handelsseizoen 2013/14 (lopend van juli tot en met juni) en
het groeizame weer in de lente. De eerste plantuien konden
daardoor extra vroeg worden geoogst.
Het aantal akkerbouwbedrijven verminderde sinds 2000 met
47%, het aantal zaaiuienbedrijven slechts 3%. Het aantal
plant- en pootuientelers nam in deze periode af met 15%. De
schaalgrootte van de akkerbouwbedrijven nam enorm toe,
met ruim 50%. Het gemiddelde uienareaal per bedrijf nam
zelfs met 66% toe: van 5,3 hectare per bedrijf in 2000 naar 7,8
ha nu. Van het totale uienareaal van 30.240 hectare, bestaat
22.390 hectare uit zaaiuien en 7.440 hectare uit poot- en plantuien (en 420 hectare uit zilveruien). Beide arealen kennen
een stijgende tendens (figuur 1 en 2).
Er zijn echter grenzen aan de groei van het uienareaal: een
verantwoord ondernemende akkerbouw mag op maximaal
1/8e deel van zijn areaal uien telen. De noodzaak van vruchtwisseling in het teeltplan (optimaal bodemgebruik is essentieel) is hiervoor een belangrijke natuurlijke reden. Anderzijds
zal de akkerbouwer (financiële) risico’s spreiden door te variëren in het beteelde oppervlak voor uien. Ook door te switchen tussen contractteelt met vaste prijzen of een vrije, speculatievere teelt kan een uienteler de eigen mate van risicobereidheid aanpassen.
Nederland wereldspeler op uienmarkt
De belangrijkste productielanden van uien zijn China (aandeel ruim 30%) en India. Nederland valt met een productie
van circa 1,3 miljard kilogram1 (gemiddelde van laatste vijf
jaar) en een aandeel van circa 2% net buiten de top tien. De
productie kent een stijgende trend: in 1980 was de productie
300 miljoen kilo. De productiegroei kwam volledig ten goede
aan de export.
1
Circa 45% uit Flevoland, circa 20% uit Zeeland.
In Nederland wordt inmiddels ongeveer 90% van de productie uitgevoerd, wereldwijd is dat hooguit 10%. Nederland is
met een exportaandeel van circa 20% daarmee net na India
de grootste uienexporteur ter wereld en voor gele uien zelfs
al ruim veertig jaar de nummer 1. India is ons land voorbijgestreefd dankzij de sterke positie in rode uien en sjalotten.
China, de Verenigde Staten, Mexico en Spanje volgen op de
exportranglijst op de derde tot en met zesde plaats.
Figuur 1. Areaal zaaiuien (x 1.000 ha.)
Bron: CBS
Figuur 2. Areaal poot- en plantuien (x 1.000 ha.)
Bron: CBS
SWOT analyse
Onderstaand worden de belangrijkste sterktes, zwakten, kansen en bedreigingen voor de uienteler benoemd.
1.Kracht van de sector: hoogste opbrengst plus laagste
teelt-, verwerking- en transportkosten ter wereld
Dat Nederland ondanks een klein productieaandeel toch een
dominerende rol speelt op de wereldmarkt is - naast het ondernemerschap pur sang en de bekendheid als betrouwbaar
handelspartner - het gevolg van de voordelen die ons land
kent op het gebied van de keten, de logistiek en de strategische positie.
Uien juli 2014 2
Hoge productopbrengsten
Een ui is de groente met het hoogste verbruik van water. Dat
is er in Nederland voldoende. De jaaropbrengst per hectare
is mede daardoor de hoogste ter wereld en bovendien structureel stijgend: in goede jaren 60 tot 80 en op sommige arealen zelfs ruim 100 ton bruto per hectare. Dit komt mede door
de ideale daglengte in het teeltseizoen. Bovendien zijn de
uien het hele jaar door te bewerken en te bewaren. Ook op
het gebied van veredeling van uien is Nederland leidend.
Efficiënte keten
De uiensector staat bekend als een efficiënte keten. Er zijn
ruim 3.500 telers, hooguit 50 verpakkers/sorteerders en circa
200 exporteurs. Tussen teler en verpakker zit in enkele gevallen nog een commissionair.
Alleen in Nederland zijn telers en sorteerbedrijven gesplitst.
In het buitenland heb je geen vrije uientelers. Nederlandse
telers zelf zijn te klein om te investeren in sorteer- en pakmachines. Dat doen de pakstations. Nergens ter wereld zijn sorteerders daardoor zo gespecialiseerd en goedkoop.
Havenlogistiek
Nederland heeft voor zowel de uienteelt als de uienhandel
van nature de juiste strategische locatie. De kosten voor de
vervoerslogistiek van uien zijn - exclusief de verpakkingskosten - nergens zo laag als in Nederland: van teler naar verpakkingsstation en van verpakker naar haven beiden € 0,01 per
kg. Wereldmarktleider Wiskerke Onions rijdt de uien vanuit
het pakstation in Kruiningen in Zeeland naar het Maersk depot in Vlissingen. Daarvandaan varen drie feeders per dag
met containers naar de Rotterdamse haven. Ook de havens
van Antwerpen en Bergen op Zoom liggen voor de pakstations in Zeeland en Flevoland dichtbij. Ter vergelijking: nr.2
Pasco Onions uit Texas in de V.S. moet voor zeevervoer eerst
naar Seattle (800 km retour).Vanuit Rotterdam worden de
uien per containerschip naar bijvoorbeeld exportbestemming nr.1 Senegal vervoerd, waar ze nog tot twee maanden
houd- en eetbaar zijn. Het vervoer per schip van Rotterdam
naar Dakar, Brazilië of Azië is goedkoper dan wegtransport
naar bijvoorbeeld Parijs. Bij het zeetransport richting Azië
vullen uienexporteurs de containers die van China e.d. naar
Rotterdam zijn gevaren met uien. Hierdoor hoeven ze niet
leeg terug en blijven de transportkosten relatief laag: ongeveer een derde van de kosten van Oost naar West.
2.Zwakte van de sector: onbalans in keten en weer- en
seizoenafhankelijkheid
Scheve verhoudingen in de keten
De ketenmacht ligt veelal bij de (bureau)exporteurs en de
retail. Bovendien beheersen circa 20 van de hooguit 50
groothandelaren sorteerders de markt. De hevig met elkaar
concurrerende uientelers zijn in grote mate van hen afhankelijk. Daarnaast zijn ze overgeleverd aan de grotendeels door
weer- en seizoensinvloeden bepaalde prijsontwikkelingen.
Vanwege de al flinterdunne marges maakt dat uientelers extra kwetsbaar. Wel kunnen ze kiezen uien langer te bewaren
en zo te speculeren op hogere prijzen bij latere levering in
het seizoen of anderzijds voor de zekerheid van vaste prijzen
van contractteelt.
Grote verschillen in prijzen per seizoen
Een kwantitatief en kwalitatief goede of juist slechte oogst is in
sterke mate bepalend voor de opbrengsten van de uienteler.
Uit figuur 3 blijkt dat hogere oogsten leiden tot lagere prijzen.
De recordoogst in 2011 leidde tot zeer slechte prijzen in het
handelsseizoen 2011/2012. Echter, de door de strenge winter
van 2013 veroorzaakte mindere oogst dat jaar leidde door
lagere opbrengsten en daardoor snel slinkende voorraden in
de uienschuren tot hogere prijzen in het afgelopen seizoen
(figuur 3).
Positief is echter dat de productie en de opbrengsten een
stijgende trend kennen (figuur 4). 2011/2012 was voor de
handelsprijzen een negatieve uitschieter en er zullen ongetwijfeld meer slechte jaren volgen, maar vier van de laatste
vijf jaren waren qua opbrengst bovengemiddeld goed. Bovendien zijn de exportvooruitzichten onveranderd positief.
Figuur 3. Prijs en productie zaaiuien (x 1.000 kg)
de jaren sterk variëren. Voor hen is risicospreiding dan ook
een must, bijvoorbeeld via de planning van de inkoop. Er zijn
allerlei combinaties mogelijk: er kan worden ingekocht tegen
een vaste prijs, deels tegen minimumprijs of zelfs onder de
kostprijs of tegen baalprijzen (incl. tarra) met bijvoorbeeld
een gedeelte kleine (hele vroege), middelgrote en grote uien. Aan de WUR wordt met het oog op het belang van risicospreiding een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van
een termijnmarkt voor uien.
3.Kansen vooral door bereiken nieuwe afzetmarkten
en technologische innovaties
De Nederlandse afzetmarkt is verzadigd en de kansen liggen
dus vooral in het buitenland. De wereldbevolking groeit met
bijna 200 miljoen mensen per jaar, diverse afzetlanden in
Azië en Afrika worden welvarender en de gemiddelde mens
eet 7,5 tot 8 kilo uien per jaar. Dit zijn gunstige factoren voor
de Nederlandse uiensector, een sector die al zeer exportgericht is en die de laatste 15 jaar het exportvolume met circa
75% zag toenemen.
De tendens tot extremere weersomstandigheden lijken vaker
tot misoogsten of zelfs tot een definitieve beëindiging van de
uienteelt elders op de wereld te leiden. Nederland is goed in
staat om dergelijke `gaten te vullen` en te profiteren van de
dan stijgende verkoopprijzen. Een voorbeeld uit het verleden
waren de voedselrellen om uien die optraden in LatijnsAmerika of het feit dat in Israël de uienteelt is gestopt vanwege het waterprobleem (tekort en verzilting) daar. De Nederlandse uienketen profiteert hiervan doordat Israël nu haar
uien uit ons land importeert.
Figuur 5. Export naar grootste afzetmarkt Afrika blijft
sneller groeien dan die binnen Europese Unie
Bron: CBS en LEI; bewerking ING Economisch Bureau
Figuur 4. Trend in opbrengst zaaiuien stijgend
Bron: Productschap Tuinbouw; bewerking ING Economisch Bureau
Bron: CBS en LEI; bewerking ING Economisch Bureau
Ook voor uienhandelaren kunnen de opbrengsten door prijsschommelingen tijdens het seizoen en tussen de verschillen-
Uien juli 2014 3
Wereldwijd nieuwe markten blijven ontwikkelen
In het uienseizoen 2012/13 werd voor het eerst meer dan 1
miljoen ton uien geëxporteerd. In het seizoen 2013/14 was de
uitvoer vanwege een lagere oogst 959.000 ton. Uientelers
slagen er prima in het aantal markten wereldwijd uit te breiden. Rusland en overig Oost-Europa, het Verre Oosten (Ma-
leisië, Indonesië), Latijns Amerika (Brazilië en recent Panama
en Costa Rica) en het Caribisch gebied tonen zich groeimarkten. Sinds 2008 is echter vooral Afrika als afzetmarkt
booming (figuur 5). De gemiddelde jaarlijkse volumegroei
naar Afrika was sindsdien 18%, terwijl de afzet binnen de
Europese Unie stagneerde. Daardoor daalde het Europese
marktaandeel van 48% naar 32% en steeg het Afrikaanse
aandeel van 29% naar 44%. Senegal is de laatste jaren het
belangrijkste exportland en Ivoorkust en Sierra Leone stonden in 2013 op plaats 3 en 4. Het V.K. is afzetland nr.2.
Technologische innovaties
Belangrijker dan de geïntroduceerde innovatie op het gebied
van een digitaal handelsplatform (uienhandel.com) zijn de
technologische innovaties die telers en sorteerders nog kunnen doen. Deze ondernemers doen er goed aan zich nog
meer te focussen op kwaliteit en voedselveiligheid (100%
controle). Telers focussen nog te vaak op maximalisatie van
het aantal kilo’s in plaats van op kwaliteit. Pakstations richten
zich op investeringen in nieuwe sorteermachines inclusief
camera’s (het ‘uien lezen’ gebeurt nu nog vaak handmatig).
Wiskerke beschikt over de eerste computergestuurde sorteermachine met infrarood laser en optische camera’s. Dergelijke investeringen zijn echter alleen rendabel bij een lage
kostprijs per product en dus hoge uitvoervolumes. Een technologische uitdaging ligt er nog op het gebied van het kunnen meten en het vervolgens verlagen van het (nu vaak nog
te hoge) stikstofniveau van uien.
4.Bedreigingen door toenemende concurrentie, valutarisico’s en gevaar van kwaliteitsverlies
Toenemende concurrentie leidt tot prijsdruk
Door de hoge uienprijzen van de laatste twee jaar zal niet
alleen in Nederland, maar ook in omliggende landen meer
geteeld worden. Dit heeft bij goede oogsten tot gevolg dat de
prijzen lager zullen gaan uitvallen.
Ook zal de zelfvoorziening in bijvoorbeeld de Afrikaanse
afzetlanden toenemen. In Senegal stopt de import vaak in
januari om eerst eigen uien te kunnen afzetten. Als deze op
zijn, gaat de grens weer open. Wanneer het lukt de huidige
lokale productie - tegen voldoende kwaliteit - te verveelvoudigen zal de Nederlandse uienafzet krimpen en zullen nieuwe afzetmarken gezocht moeten worden.
In bijvoorbeeld China is weliswaar sprake van uitvoergroei
van uien en van een hogere productkwaliteit, maar hun exportfocus zal vanwege de hogere toegevoegde waarde blijven liggen op industriële goederen. Bovendien heeft China
vanwege de aanhoudende bevolkingsgroei en de trek van
Uien juli 2014 4
platteland naar stad de eigen uien zelf hard nodig.
Afhankelijkheid van schommelingen wisselkoers
De uienexport vindt vooral plaats naar landen buiten de
Eurozone. Dit maakt de handel in flinke mate afhankelijk van
valutaire bewegingen. Wanneer de Hollandse prijzen hoog
zijn, zullen Aziatische landen uitwijken naar import uit India of
China. Export gedijt goed bij een goedkopere euro, naar
Afrika, Azië, Latijns-Amerika, maar ook naar het Verenigd
Koninkrijk. Goed nieuws dus dat ING Economisch Bureau een
verzwakking van de euro ten opzichte van zowel het Britse
pond als de Amerikaanse dollar verwacht (figuur 6).
Figuur 6. Lagere eurokoers gunstig voor uienexport
Bron: ING Economisch Bureau
Koprotrisico vraagt om focus op kwaliteit en innovatie
Extremer weer betekent ook meer regen en te veel vocht is
slecht voor de productkwaliteit. Koprot is nu vaak al een
groot probleem in de sector, zeker in een nat en warm groeiseizoen. Voor het imago van Nederland uienland, maar ook
voor de bedrijfskosten en dus het rendement kan dit negatieve implicaties hebben. Ook zijn er altijd risico’s dat de bodemvruchtbaarheid terugloopt. Dergelijke kwaliteitsproblemen in teelt en bewaring van uien leiden behalve tot lagere
productievolumes ook tot ontevredenheid bij afnemers. Het
minimaliseren van het koprotrisico vormt een grote uitdaging
voor de hele uienketen, van veredeling tot uitvoerland. Nog
meer focus op innovaties om zo de kwaliteit te verhogen zijn
dan ook een must.
Meer weten?
Kijk op ING.nl/zakelijk
Of bel met
Cor Bruns,
Sectormanager agrarische
productie
06 5431 3314
Henk van den Brink,
Sectoreconoom agrarisch
06 1930 3153
Wilt u nieuwe publicaties per e-mail ontvangen?
Ga naar ING.nl/economischepublicaties
Disclaimer
De informatie in dit rapport geeft de persoonlijke mening weer van de analist(en) en geen enkel deel van de beloning van de
analist(en) was, is, of zal direct of indirect gerelateerd zijn aan het opnemen van specifieke aanbevelingen of meningen in dit
rapport. De analisten die aan deze publicatie hebben bijgedragen voldoen allen aan de vereisten zoals gesteld door hun nationale toezichthouders aan de uitoefening van hun vak. Deze publicatie is opgesteld namens ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam en slechts bedoeld ter informatie van haar cliënten. ING Bank N.V. is onderdeel van ING Groep N.V. Deze publicatie
is geen beleggingsaanbeveling noch een aanbieding of uitnodiging tot koop of verkoop van enig financieel instrument. ING
Bank N.V. betrekt haar informatie van betrouwbaar geachte bronnen en heeft alle mogelijk zorg betracht om er voor te zorgen
dat ten tijde van de publicatie de informatie waarop zij haar visie in dit rapport heeft gebaseerd niet onjuist of misleidend is.
ING Bank N.V. geeft geen garantie dat de door haar gebruikte informatie accuraat of compleet is. De informatie in dit rapport
kan gewijzigd worden zonder enige vorm van aankondiging. ING Bank N.V. noch één of meer van haar directeuren of werknemers aanvaardt enige aansprakelijkheid voor enig direct of indirect verlies of schade voortkomend uit het gebruik van (de
inhoud van) deze publicatie alsmede voor druk- en zetfouten in deze publicatie. Auteursrecht en rechten ter bescherming van
gegevensbestanden zijn van toepassing op deze publicatie. Overneming van gegevens uit deze publicatie is toegestaan, mits
de bron wordt vermeld. In Nederland is ING Bank N.V. geregistreerd bij en staat onder toezicht van De Nederlandsche Bank
en de Autoriteit Financiële Markten.
De tekst is afgesloten op 28 juli 2014.