JAARVERSLAG 2013 STICHTING PENSIOENFONDS GRONTMIJ De Bilt, 12 juni 2014 1 Inhoudsopgave Kerncijfers................................................................................................................................................... 3 1 Karakteristieken van het pensioenfonds ............................................................................................... 4 2 Verslag van het Verantwoordingsorgaan ............................................................................................ 19 3 Reactie Bestuur op Verantwoordingsorgaan ...................................................................................... 20 4 Actuele ontwikkelingen ...................................................................................................................... 21 5 Beleggingen ...................................................................................................................................... 22 6 Actuarieel Verslag ............................................................................................................................. 26 7 Risico ................................................................................................................................................ 28 8 Jaarrekening ..................................................................................................................................... 31 9 Overige gegevens ............................................................................................................................. 57 10 Personalia ......................................................................................................................................... 61 11 Colofon.............................................................................................................................................. 62 2 Kerncijfers 2013 2012 2011 2010 2009 2008 1.960 2.128 2.322 2.433 2.708 2.716 1.420 1.371 1.281 1.211 1.140 1.095 2.845 2.774 2.698 2.660 2.475 2.399 6.225 6.273 6.301 6.304 6.323 6.210 31% 34% 37% 39% 43% 44% 761.653 760.217 679.177 630.880 562.280 504.191 698.494 728.978 671.452 572.376 504.241 471.887 68.421 53.708 29.106 77.984 76.677 48.854 Aantal verzekerden en pensioengerechtigden Deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers met premievrije rechten Totaal % deelnemers Financiële gegevens (bedragen in € 1.000) Beleggingen voor risico fonds (incl. derivaten) Technische voorzieningen voor risico fonds Reserves 2,75% 2,44% 2,74% 3,46% 3,85% 3,60% 19.037 20.560 22.199 21.188 22.160 21.526 22.567 21.470 20.024 18.577 17.008 16.200 9.696 4.854 5.390 1.059 8.027 12.015 -17.656 80.330 43.824 65.292 48.690 -42.696 -7.960 85.184 49.214 66.351 56.717 -30.681 387 390 Vermogensbeheer **** 0,34% 0,36% Transactiekosten **** 0,09% 0,10% -0,8% 12,7% 8,0% 11,9% 11,7% -5,5% 109,8% 107,4% 104,3% 113,6% 115,2% 110,4% 108,0% 102,5% 111,7% 111,2% 112,2% 113,8% 114,6% 110,5% 104,1% 104,1% 104,2% 104,2% 104,2% 105,0% Gewogen gemiddelde rekenrente Premie-inkomsten (incl. DC) Uitkeringen Directe beleggingsopbrengsten voor risico fonds* Indirecte beleggingsopbrengsten voor risico fonds** Totale beleggingsopbrengsten voor risico fonds Kostenratio's Kosten per deelnemer (in euro's)*** Rendement Totaal rendement op beleggingen Dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad Economische dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad Minimaal vereiste dekkingsgraad * Directe beleggingsopbrengsten: dividend en rente ** Indirecte beleggingsopbrengsten: verk oopresultaat en herwaardering *** Deelnemers zijn actieven en pensioengerechtigden **** % van gemiddeld belegd vermogen 3 1 Karakteristieken van het pensioenfonds Profiel en doelstelling Stichting Pensioenfonds Grontmij (hierna: SPG) is statutair gevestigd te De Bilt. De Stichting is ingeschreven in de Kamer van Koophandel, Handelsregister 41177281. Het pensioenfonds is een ondernemingspensioenfonds en is aangesloten bij de Pensioenfederatie. De Pensioenfederatie is in 2010 voortgekomen uit de samenwerking van de koepels voor ondernemings- (OPF), beroeps- (UvB) en bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Het bestuur stelt het beleid van het Pensioenfonds vast en is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit beleid. Het bestuur heeft acht leden. Het pensioenfonds heeft tot doel het verlenen of doen verlenen van pensioenen en toeslagen daarop aan de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioensgerechtigden of hun nagelaten betrekkingen. De aangesloten ondernemingen zijn Grontmij Nederland Holding B.V. gevestigd in De Bilt, ten deze handelend voor zich en als gevolmachtigde van Grontmij N.V., Grontmij Business Services B.V. en Grontmij Assetmanagement Holding B.V. en als zodanig deze vennootschappen rechtsgeldig vertegenwoordigend. SPG verzorgt de pensioenen van ongeveer 6.300 medewerkers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers (slapers) met premievrije rechten. Voor hen wordt € 762 miljoen vermogen beheerd. Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Grontmij heeft in juni van 2012 een missie, een visie en een ambitie vastgesteld. Deze zijn leidend voor alle doelstellingen die het fonds nastreeft en inspanningen die het fonds daarvoor doet. Missie Stichting Pensioenfonds Grontmij (SPG) geeft professionele invulling aan de pensioenovereenkomsten die de werkgever heeft afgesloten met haar (gewezen) medewerkers. Visie Binnen zowel de huidige als de komende wettelijke kaders streeft SPG naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers, zowel nu als in de toekomst, zo goed als mogelijk in stand te houden. De uitdaging daarbij is om pensioenbewustzijn en reële pensioenverwachtingen te realiseren. Om deze te kunnen realiseren staat voorop dat zowel communicatie als transparantie door het Pensioenfonds van groot belang wordt geacht, zodat het fonds betrokkenheid realiseert. Om onze missie uit te voeren en hoge kwaliteit te leveren, is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de werkgever, adviseurs en uitvoerende partijen op het gebied van vermogensbeheer. Ambitie De ambitie is de missie en de visie tot uiting te laten komen, waarmee het gewenste imago bereikt wordt. Deze ambitie wordt bereikt met behulp van een vaste stijl die gekenmerkt wordt door transparantie en begrijpelijkheid. 4 Bestuur, uitvoering en verantwoordingsorgaan (situatie op 31 december 2013) Bestuur Aftredend Bestuursleden namens de aangesloten ondernemingen: ing. E.R. Visser Voorzitter H.W. Groenevelt Lid ir. H. Snoek Plv. Voorzitter M. van der Spek QC Lid 1 november 2017 1 november 2016 1 november 2015 1 november 2014 Bestuursleden namens de deelnemers: ir. N.J.M. van Dalen Lid drs. ing. J.J. Reeskamp Secretaris drs. M.A.H. Schoppink Lid 1 november 2017 1 november 2016 1 november 2015 Bestuurslid namens de pensioengerechtigden: ir. J.J. Betzema Plv Secretaris 1 november 2016 Beleggingscommissie mr. ing. W.J.M. Berndsen ing. E.R. Visser ir. H. Snoek ir. J.J. Betzema drs. ing. J.J. Reeskamp J. Kuiper Voorzitter Lid Lid Lid Lid Adviseur Commissie Governance ing. E.R. Visser drs. M.A.H. Schoppink H.W. Groenevelt mr. ing. W.J.M. Berndsen J.M. Kühne Voorzitter Lid Lid Adviseur Adviseur Auditcommissie M. van der Spek QC ing. E.R. Visser ir. N.J.M. van Dalen drs. ing. J.J. Reeskamp mr. ing. W.J.M. Berndsen J. Kuiper Voorzitter Lid Lid Lid Adviseur Adviseur Pensioenbureau mr. ing. W.J.M. Berndsen G.A. Hardeman A.A.M. Krooder-de Groot J.M. Kühne J. Kuiper H. Tiesman-Parastatidis Directeur Financieel administratief medewerker Secretarieel administratief medewerker Adviseur Controller Secretarieel administratief medewerker Verantwoordingsorgaan Aftredend Leden namens de aangesloten ondernemingen: J.P. Bosman Lid H. Lubberts Voorzitter 1 januari 2016 1 januari 2018 Leden namens de werknemers: A.C.J. Sengers Secretaris R. Meijer Lid 1 januari 2018 1 januari 2016 Leden namens de pensioengerechtigden: A. Nijmeijer Plv. Voorzitter ir. H. van Diggelen Plv. Secretaris 1 januari 2018 1 januari 2016 Compliance officer B.M. Peters van het Nederlands Compliance Instituut Certificerend actuaris drs. T.J.R. Veerman AAG van Towers Watson B.V. Adviserend actuaris drs. H. Zaghdoudi AAG van Towers Watson B.V. Accountant N.M. Pul RA van Ernst & Young Accountants LLP Adviseur beleggingen dr. P.A. van Aalst van Strategeon Investment Consultancy B.V. 5 Verslag van het bestuur Bestuur Het Algemeen Bestuur bestond op 1 januari 2013 uit vier vertegenwoordigers van de aangesloten ondernemingen, drie vertegenwoordigers van de (gewezen) deelnemers en één vertegenwoordiger van de pensioengerechtigden. Er waren drie vacatures. In 2012 heeft er een verkiezing plaatsgevonden voor de zetels van de heer ir. J.J. Betzema en mevrouw K.C.C. van Os onder de (gewezen) werknemers. Mevrouw Van Os en de heer Helder traden af als bestuurslid per 1 januari 2013. De verkiezingen onder de pensioengerechtigden voor de functie van de heer J. Helder heeft geleid tot de benoeming van de heer ir. J.J. Betzema. Hij meldde zich als enige kandidaat en werd benoemd als bestuurslid namens de pensioengerechtigden. De heren ir. N.J.M. van Dalen en drs. M.A.H. Schoppink zijn gekozen door de (gewezen) deelnemers. De heer drs. ing. J.J. Reeskamp is benoemd tot secretaris. De heer Betzema is benoemd tot plaatsvervangend secretaris. Het Verantwoordingsorgaan heeft zes leden, iedere geleding is evenredig vertegenwoordigd. Er is een rooster van aftreden waarbij afgetreden wordt na vier jaar. Iedere twee jaar treedt de helft van iedere geleding af. Per 1 januari 2014 stonden op de nominatie om af te treden de heer H. Lubberts, namens de werkgever, de heer A.C.J. Sengers namens de werknemers, en de heer A. Nijmeijer namens de pensioengerechtigden. Hierop is aktie ondernomen in 2013. De werkgever en de ondernemingsraad hebben dezelfde personen weer voorgedragen. Zij zijn beiden door het bestuur in 2013 herbenoemd per 1 januari 2014. Onder de pensioengerechtigden is een uitvraag gedaan naar kandidaten terwijl de heer A. Nijmeijer zich verkiesbaar heeft gesteld. Er zijn geen tegenkandidaten aangedragen. Ook de heer A. Nijmeijer is herbenoemd door het bestuur. Het Algemeen Bestuur is in 2013 acht keer bijeen geweest ter vergadering. Nagenoeg alle onderwerpen worden voorbereid in commissies: de Auditcommissie, de Beleggingscommissie en de Commissie Governance. Het Dagelijks Bestuur treedt met name op als agendacommissie voor de vergaderingen van het Algemeen Bestuur. Hierna wordt een toelichting gegeven op een aantal van de door het bestuur besproken onderwerpen. Pensioenregeling Nieuw pensioenreglement 2014 Het bestuur van het pensioenfonds is verantwoordelijk voor en draagt zorg voor de uitvoering van de pensioenregeling. De inhoud van de pensioenregeling is in 2013 tussen werkgever en vakbonden besproken. Tussen hen is een akkoord tot wijzigen gesloten op de volgende punten: 1. De eindleeftijd wezenpensioen wordt 23 jaar. 2. De Individueel beschikbare premieregeling stopt. Evenals de basispensioenregeling wordt dit een Collectief DC met een middelloonsystematiek. Voor de opbouw is 75% premie beschikbaar ten opzichte van de basisregeling. 3. De pensioenleeftijd is 66 jaar en wordt 67 jaar vanaf 2014. Dit gezien de aanpassing in de PensioenWet. 4. Er zal een interne collectieve waardeoverdracht plaatsvinden, zowel van de pensioenaanspraken binnen het fonds, als van de pensioenkapitalen bij Robeco. Hiervan is melding gemaakt aan DNB. 5. Het pensioenfonds zal vanaf 2014 geen bemoeienis meer hebben met pensioenopbouw buiten de salarisschalen (bijsparen) en pensioenopbouw boven het maximum van salarisschaal 17 uit de Cao. De pensioenopbouw in het aangepaste pensioenreglement 2014 start voor iedereen per 1 januari 2014. In 2013 zijn de voorbereidingen getroffen om op 1 januari de nieuwe pensioenregeling van kracht te laten zijn. Het bestuur voert de overeengekomen regeling uit op basis van een uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en pensioenfonds. De term Collective Defined Contribution-regeling blijft in 2014 van toepassing op de basisregeling en wordt van toepassing op de aanvullende excedent regeling. Een CDC-regeling is een pensioenregeling waarbij de werkgever zonder verdere verplichtingen zich verbindt een vast premiepercentage over de pensioengrondslag te betalen. Het aanwenden van de premie vindt plaats in de vorm van een pensioenreglement met een middelloonsystematiek. De pensioenopbouw in pensioenreglement 2001 is in 2013 geen onderwerp van gesprek geweest. Dit reglement betreft in 2013 een zeer kleine groep deelnemers geboren vóór 1950 én in dienst op 31 december 2005. In 2013 gingen de laatste actieve medewerkers van Grontmij onder dit pensioenreglement op 64 jaar met Tijdelijk Ouderdomspensioen (TOP). 6 Opbouw actieven 2013 Voor actieven onder Reglement 2012 kon in 2013 de opbouw van 2,1% (reglement 2012) toegekend worden en er was een saldo voor het premiedepot beschikbaar en nodig van € 1,425 miljoen. De inhoud van het premiedepot werd in 2013 geheel aangewend voor de pensioenopbouw. Omdat er in 2012 geen algemene Cao-verhoging bij Grontmij is geweest, werd er geen premie ingezet voor toeslagverlening voor de actieven. Hier was ook geen ruimte voor. Eindloonregeling voor actieve medewerkers versus toeslagverlening In een eindloonregeling wordt de opbouw van pensioenaanspraken mede bepaald op basis van het laatstverdiende loon. Het laatstverdiende loon is gebaseerd op de Cao-verhoging (1% in 2013) en eventuele toegekende individuele en algemene salarisverhoging gedurende het jaar. De eindloonregeling valt ook onder de CDC-regeling, dus ook hier is meegewogen of de ambitie in de eindloonregeling in 2013 volledig uitgevoerd kon worden. Deze vraag is positief beantwoord. SPG kent in 2013 nog één eindloonregeling in Reglement 2001 voor actieve deelnemers. Dit is in 2014 niet meer van toepassing omdat er geen actieve deelnemers met reglement 2001 meer zijn. Concrete toeslagverlening vindt in een eindloonregeling niet plaats. De toeslagverlening wordt vervangen door de zogenaamde backservice in een eindloonregeling. Voorwaardelijk toeslagenbeleid (Indexatiebeleid) actieven Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt voor zover mogelijk gefinancierd uit de doorsneepremie, het premiedepot actieven en uit de algemene middelen van het fonds, waarbij wordt aangesloten bij de beleidsstaffel voor toeslagen zoals deze geldt voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, en opgenomen in pensioenreglement 2012 (art. 18 lid 3). Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling bij de toeslagverlening mee laten wegen. Eén en ander brengt mee dat het bestuur te allen tijde bevoegd is de systematiek van toeslagverlening en de geformuleerde ambitie aan de omstandigheden aan te passen. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is daarmee niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslag wordt verleend. Indien wordt aangesloten bij de hierboven genoemde beleidsstaffel voor toeslagen, dan vindt toeslagverlening voor actieve deelnemers en de pensioenaanspraken bij voortzetting deelnemerschap als gevolg van arbeidsongeschiktheid plaats op basis van de Cao-verhoging over het vorige boekjaar, met een maximum van 2% op jaarbasis op basis van het totaal van de in de vorige alinea genoemde financieringsbronnen. Op de pensioenaanspraken voor actieven wordt dus jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van de Cao-verhoging over het vorige boekjaar met een maximum van 2% op jaarbasis. Het bestuur beslist jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast. Op 1 januari 2013 is geen toeslag verleend aan de actieven, omdat er binnen de Cao van Grontmij geen algemene salarisverhoging in 2012 heeft plaatsgevonden. Inhaaltoeslagen Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van inhaaltoeslagen. Als leidraad voor inhaaltoeslagen zijn door het bestuur uitgangspunten geformuleerd, die in artikel 25 van het pensioenreglement 2012 en in de ABTN zijn opgenomen. Voorwaardelijke toeslagverlening premievrije aanspraken en pensioengerechtigden SPG streeft een toekomstbestendige pensioenregeling na, waarbij een waardevast pensioen hoog in het vaandel staat. Een pensioenaanspraak die niet aan inflatie wordt aangepast, zal op den duur sterk in koopkracht verminderen. Daarom is het van belang dat de opgebouwde pensioenaanspraken jaarlijks worden aangepast aan de inflatie. Deze indexatie wordt toeslagverlening genoemd. De toeslagverlening is voorwaardelijk; er wordt pas toeslag verleend als er voldoende geld is en er dus aan strenge eisen wordt voldaan. Beleidsmatig leidt een dekkingsgraad gelijk of lager dan het minimaal vereist eigen vermogen niet tot toeslagverlening per 1 januari. Bij de bepaling van de dekkingsgraad wordt het premiedepot buiten het fondsvermogen gehouden. Op 31 december 2013 was de geschatte economische dekkingsgraad 108%. De minimaal vereiste dekkingsgraad 104,1%, de vereiste dekkingsgraad is 111,7%. De nominale dekkingsgraad, dit is de dekkingsgraad waarmee DNB rekent was 109,8%. DNB publiceert en hanteert een andere rente termijnstructuur dan op basis van de werkelijke dagelijkse marktrente waarmee het vermogen van het fonds wordt bepaald. Naar mening van het bestuur kan de nominale dekkingsgraad een vertekend beeld geven van de werkelijke financiële situatie van het fonds. Het bestuur acht het daarom meer prudent om met de economische dekkingsgraad te werken, die op dezelfde basis wordt vastgesteld als het vermogen van het fonds. 7 Naast de beleidsstaffel is de economische dekkingsgraad de basis voor het bepalen van de toeslagverlening. Het bestuur heeft mede op basis van de economische dekkingsgraad van 108% op 31 december 2013, begin 2014 besloten om per 1 januari 2014 een toeslag te verlenen van 0,5% aan premievrije aanspraken en pensioengerechtigden. Achterstand in de toeslagverlening In de tabel wordt een overzicht gegeven van de toeslagverlening van de ingegane pensioenen en van de premievrije pensioenrechten sinds 2007. Tevens is de verhoging van de Grontmij Cao toegevoegd over deze periode. Sinds 2012 is in het pensioenreglement opgenomen dat een achterstand in de toeslagverlening in de toekomst van maximaal 10 jaar onder voorwaarden ingehaald zou kunnen worden. In de tabel is af te lezen dat de jaren 2012, 2013 en 2014 daarvoor in aanmerking komen omdat de gehanteerde prijsindex hoger is dan de feitelijke toeslagverlening. Jaar CPI Prijsindex CPI Prijsindex Toeslagverlening Cao Grontmij alle huishoudens ter herstel (%) pensioenfonds verhoging (%) afgeleid (%) (%) 2007 1,40 2,30 2,50 2008 1,19 1,19 2,50 2009 2,82 2,82* 1,90 2010 0,07 0,07 0,00 2011 1,35 0,00 0,50 + 1,00** 2012 2,47 2,47 0,00 0,00 2013 2,10 2,10 0,00 1,00 2014 1,10 0,60 0,50 1,00 * Toegekend vanaf januari 2010 ** 0,5% per 1 maart 2011 en 1,0% per 1 december 2011 Voor de actieven is er geen achterstand in toeslagverlening. De AOW In Nederland bestaat het pensioenstelsel uit drie pijlers. De eerste pijler, de AOW het basispensioen genoemd, ging in op 65 jaar en komt van de Nederlandse overheid. In de tweede pijler bouwen werknemers via hun werkgever vaak een aanvullend ouderdomspensioen op. In de derde pijler kan zelf voor extra pensioen gezorgd worden door bijvoorbeeld een lijfrenteverzekering af te sluiten of te sparen. Omdat iedere ingezetene (onder voorwaarden) AOW ontvangt, wordt bij het bepalen van het aanvullend pensioen bij de werkgever, rekening gehouden met die AOW. Bij een pensioenregeling is de AOW-franchise dat deel van het salaris waarover geen pensioen wordt opgebouwd. Dit bedrag wordt van het salaris afgetrokken, het bedrag dat overblijft heet de pensioengrondslag. Er wordt alleen premie betaald en pensioen opgebouwd over het deel van het salaris dat boven de AOW-franchise ligt, dus over de pensioengrondslag. AOW-ingangsdatum De overheid verhoogt voor de AOW getrapt per jaar de AOW-leeftijd. Voor pensioen is de leeftijd in 2013 nog 66 jaar, maar dit wordt per 1 januari 2014 67 jaar. Beide besluiten vallen onder verschillende wetgeving. Dit is complex, maar voor iedereen is het mogelijk het pensioen vanaf de gewenste leeftijd uit te laten betalen. Wil een deelnemer vroeger met pensioen dan vraagt de deelnemer dit aan bij het pensioenfonds op basis van de flexibiliseringsmogelijkheden in het pensioenreglement. Voor deelnemers die werken onder de Grontmij Cao kent Grontmij een functioneel leeftijdsontslag op de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit is opgenomen in de Cao. Op die leeftijd worden alle Grontmij-ers ‘automatisch’ ontslagen; de diensttijd loopt af op de AOW-gerechtigde leeftijd. Omdat de deelnemers hun pensioeningangsdatum kunnen wijzigen zullen velen het pensioen in willen laten gaan op de AOWgerechtigde leeftijd. Als het pensioen eerder ingaat wordt het pensioen wel lager. Wijzigingen (en daarmee kortingen) op de AOW worden niet door het pensioenfonds gecompenseerd. Vervallen partnertoeslag 2015: het AOW-hiaat Een AOW-er met een jongere partner, krijgt, tot het moment dat de partner AOW-er is, een partnertoeslag. De hoogte van de partnertoeslag is afhankelijk van de inkomsten die de partner dan heeft, en ook van het feit of de partner buiten Nederland gewoond of gewerkt heeft. De partnertoeslag wordt vanaf 2015 afgeschaft voor wie vanaf 2015 65 jaar wordt. Heeft de partner zelf geen inkomen dan ontstaat het zogenaamde AOW-hiaat. Het hiaat verdwijnt op het moment dat de jongere partner zelf ook AOW krijgt. 8 Tweeverdienershiaat Het zogenaamde tweeverdienershiaat ontstaat doordat pensioenfondsen bij het bepalen van de AOWfranchise in de pensioenregeling rekening houden met de AOW van ongehuwden. De AOW voor ongehuwden ligt ongeveer € 5.000 bruto hoger dan voor een gehuwde. Hoe hoger de AOW-franchise, hoe lager de pensioengrondslag. Pensioenpremies 2013 De ontvangen premies (excl. Individueel DC) bedragen in 2013 € 18.280.000 ( 2012 € 19.818.000). De conform de ABTN vastgestelde interne (zuivere) kostendekkende premie was € 19.552.000 (2012: € 19.181.000). Automatisering Pensioenbureau In 2011 is een nieuw automatiseringspakket voor de administratie van pensioenen in gebruik genomen (IVPA). Het Reglement 2012 is begin 2012 in dit pensioenpakket ingericht. In de afgelopen jaren is veel geïnvesteerd om het geautomatiseerd werken verder door te voeren, maar ook om te voldoen aan de steeds hogere controle behoeften en eisen van deze tijd. De investering hierin brengt niet direct een kostenverlaging met zich mee. Wel brengt dit een betere risicobeheersing met zich mee. In dit bestuursverslag is eerder ingegaan op het nieuwe pensioenreglement 2014. Ook voor de inrichting hiervan in de automatisering is in 2013 geïnvesteerd en zal in 2014 geïnvesteerd worden. Denk hierbij ook aan de informatieplicht aan deelnemers rechtstreeks en via de website www.mijnpensioenoverzicht.nl . Vakbonden De werknemersvertegenwoordigers in het bestuur hebben in 2012 en 2013 contact gehad met de vakbonden om behoefte aan informatief overleg in te vullen. Dit is een continu proces. Kostenvergoedingen Bestuursleden Per 1-1-2012 zijn vergoedingen vastgesteld voor bestuursleden die geen dienstverband met Grontmij meer hebben. Een bestuurslid met een enkelvoudige taak ontvangt € 500,-- per jaar, een bestuurslid met een meervoudige taak ontvangt € 1.000 per jaar, en een bestuurslid met een complexe portefeuille ontvangt € 1.500,- per jaar. De leden van het Verantwoordingsorgaan (hierna VO) die geen dienstverband meer met Grontmij hebben ontvangen € 200,- per jaar. In 2013 is op verzoek van de werkgever overleg geweest over meer kostendekkende vergoedingen op basis van de markt, de normen van de pensioenfederatie en een kleinschalig onderzoek bij ondernemingspensioenfondsen in dezelfde branche. Vanaf 2014 zal op basis van een Reglement Vergoedingen aangepaste vergoedingen aan en voor bestuursleden en de organen van het pensioenfonds betaald worden. Het Verantwoordingsorgaan heeft een positief advies gegeven op een voorgenomen besluit, gevolgd door een definitief besluit van het bestuur. Beleggingen Het totaal aan pensioenuitkeringen vindt bij de meeste pensioenfondsen haar herkomst grofweg gemiddeld slechts voor 20% uit premie. De rest van het pensioen wordt opgebouwd door rendement uit beleggingen. Om rendement te kunnen halen, wordt risico genomen. Tussen rendement en risico bestaat een duidelijk verband. Een hoger rendement kan alleen behaald worden met een hoger risico. Omgekeerd is de belegger bereid met minder genoegen te nemen als de onzekerheid kleiner is. Het is een continue afweging tussen gewenst rendement en acceptabel risico. Beleggen en risico’s nemen gebeurt binnen een kader van weten regelgeving, alsook onder toezicht van DNB. 9 De prudent person-regel (art 135 PW) Het prudent person principe moet getoetst worden aan de regels die verzekeraars zijn opgelegd bij het naleven van dit principe. Dit betekent voor pensioenfondsen, dat zeer uitgebreide studies worden gedaan over ontwikkelingen in verschillende effecten als aandelen en obligaties en er verschillende scenario’s worden doorgerekend. Het beleggingsprofiel dat het beste resultaat en de meest optimale verhouding geeft tussen rendement en garantie voldoet aan het prudent person principe.1 In dit kader is in 2012 de strategische beleggingsmix aangepast en zijn de aanpassingen in 2013 verder doorgevoerd. Ten aanzien van het vastgoed is echter een terughoudend beleid gevoerd, afwijkend van het staande beleid. De reden hiervan is dat het voor vastgoed nog steeds moeilijk is de waarde objectief vast te stellen. Taxaties zijn een benadering. De taxatiewaarde kan stabieler ogen dan de werkelijke waarde, het zogenaamde ‘smoothingeffect’. Smoothing kan leiden tot onderschatting van het risico van rendement. Reden voor het bestuur om in 2013 terughoudend op te treden. Het loyaliteitsbeginsel In de Pensioenwet is direct in aansluiting op de prudent person-regel het loyaliteitsbeginsel opgenomen: “de 2 waarden worden belegd in het belang van aanspraak- en pensioengerechtigden”. Daarna volgt de regel dat een pensioenfonds niet meer dan 5% van zijn activa mag beleggen in de bijdragende onderneming (de ‘sponsor’). Als die onderneming tot een concern behoort, mag het pensioenfonds maximaal 10% beleggen in dat concern. Vervolgens bepaalt de Pensioenwet dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur “ter waarborging van het prudente beleggingsbeleid” nadere regels worden gesteld. Die mogen uiteraard geen afbreuk doen aan de prudent person regel, de loyaliteitsregel en de beperkingen die gelden voor beleggingen in de bijdragende onderneming. SPG heeft ook in 2013 geen beleggingen in Grontmij. De desbetreffende nadere regels zijn opgenomen in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (‘Besluit FTK’).3. Die regels komen deels overeen met de nadere voorschriften in de Pensioenrichtlijn omtrent de prudent person-regel. 4 Het Besluit FTK laat de vrijheid van pensioenfondsen om te beleggen in markten, asset classes en beleggingsinstrumenten zoveel mogelijk intact. 5 Beleggingsrestricties die eventueel uit het Besluit FTK voortvloeien, zijn prudentieel van karakter; zij houden verband met de balansverhoudingen van het pensioenfonds en de door de wetgever en de toezichthouder geformuleerde solvabiliteitseisen. DNB beoordeelt het risicoprofiel van de activa (beleggingen) van het pensioenfonds. Afhankelijk van het type asset gelden bepaalde risicowegingsfactoren. Die kunnen ertoe leiden dat een pensioenfonds bij een lage dekkingsgraad wordt gedwongen zich terug te trekken uit bepaalde beleggingscategorieën. De Pensioenrichtlijn geeft zélf de grondslag voor een dergelijke toezichtmaatregel door op diverse plaatsen te bepalen dat uitzonderingen op de beleggingsvrijheid mogelijk zijn indien deze vanuit prudentieel oogpunt (dat wil zeggen: met het oog op de solvabiliteit) worden gerechtvaardigd. 6 Ons fonds is in 2013 zo kortstondig in een dekkingstekort geweest dat geen maatregelen zijn vereist en daarmee niet in de situatie dat het fonds gedwongen is zich terug te trekken uit bepaalde beleggingscategorieën. Beleggingsproces Het beleggingsproces is een continu proces dat uit de volgende stappen bestaat: · Formuleren van het strategisch beleggingsbeleid, waarbij de asset allocatie de belangrijkste keuze is; · Uitvoeren van het gekozen beleid; · Controleren of het beleid aan de doelstellingen en verwachtingen voldoet. Cruciaal voor het formuleren van de strategie, is inzicht in de kern van het pensioenfonds. De basis is de pensioenovereenkomst tussen sociale partners, aangevuld met inzicht in de risicobereidheid van de belanghebbenden. Het bestuur maakt zich de relevante risico’s eigen en vormt zich een oordeel over het al dan niet acceptabel zijn daarvan. 1 Bron: NPB Nieuwsbrief nr.40 /2008: Uitleg Prudent person principe. Bron: Pensioenfederatie: 18 dec. 2006 – Prudent person-regel; interpretatie naar Nederlands recht 3 Besluit van 18 december 2006, houdende regels met betrekking tot het financiële toetsingskader op grond van de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling (Besluit financieel toetsingskader 2 pensioenfondsen), Stb. 710. 4 Richtlijn 2003/41 EG betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, aanvaard op 3 juni 2003. 5 Vgl. de toelichting bij het Besluit FTK, Stb. 2006, 710, p. 16. 6 Zie bijv. de artikelen 17 lid 3, 18 lid 5, 18 lid 5 onder a. en 18 lid 6 Pensioenrichtlijn alsook de punt (18), (20), (32), (33) en (36) van de Pre-ambule. 10 Beleggingsbeleid en investment beliefs Eind 2012 heeft het bestuur het beleggingsbeleid 2012 (en verder) vastgesteld. Eerder al waren er investment beliefs; deze zijn ook opgenomen in de ABTN. In 2013 is dit beleid verder uitgerold en ingevuld. Met behulp van investment beliefs, cq het vastleggen van beleggingsbeginselen, heeft het bestuur een kader geformuleerd hoe het omgaat met financiële markten en producten. Deze opgestelde investment beliefs vormen een visie op de werking van financiële markten en de manier waarop het pensioenfonds hierin acteert om zijn doelstellingen te behalen. De beliefs geven daarmee een kader voor de beleggingscommissie om nieuwe beleggingsmogelijkheden te beoordelen, zijn een ijkpunt voor het bestuur en maken een duidelijkere verantwoording naar de deelnemers, toezichthouder en andere stakeholders mogelijk. Er wordt gewerkt met het zogenaamde “pas toe of leg uit”-principe. Rebalancebeleid Rebalancen is het (periodiek) bijsturen van de beleggingsportefeuille zodat de gewichten van de verschillende beleggingscategorieën zich weer binnen de afgesproken bandbreedte bevinden. In 2013 is de rebalancing van de renteafdekking van 65,6% naar 70% afgerond. Extra alertheid is er op de liquiditeit bij de tegenpartijen. Het bestuur acht dit van groot belang, naast goed collateral management. Het jaar 2013 eindigt met het besluit de emerging markets totaal op 30% van de totale aandelenportefeuille te houden, met een bandbreedte van minimaal 25% en maximaal 35%. Binnen de emerging markets is de ondergrens voor het Opportunity Fund op 10% gezet (was 12,5%) en de bovengrens van het Free Fund is verhoogd van 17,5% naar 20%. Reden hiervoor is het besluit van de beheerder om het Opportunity Fund te sluiten in verband met capaciteitsbeperkingen voor nieuwe beleggingen om hiermee bestaande beleggers te beschermen. Het afgelopen jaar is de rente opgelopen en SPG profiteert hier enigszins van. In een periode van reservetekort mag het fonds echter haar risico profiel niet vergroten. Verlaging van de renteafdekking vergroot het risicoprofiel. Indien daarvoor wordt gekozen, moet op een andere categorie het risico verkleind worden (bijvoorbeeld minder beleggen in aandelen). Bijdrageregeling en pensioenspaarregeling Het pensioenreglement 2012 is een hybride regeling, met voor het excedentgedeelte een bijdrageregeling (individueel DC). Deze premies worden gestort bij Robeco in de flexioenregeling. Grontmij-medewerkers hebben in de Cao de mogelijkheid om bij Robeco deel te nemen aan een pensioenspaarregeling. Robeco biedt in nauw overleg met het bestuur standaard adviesmixen aan voor de bijdrageregeling en de spaarregeling; deelnemers kunnen kiezen voor een eigen beleggingsmix. Inflatie Er wordt gestudeerd op het inflatierisico en welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn. In 2012 is ondermeer onderzocht in hoeverre de huidige beleggingen al bescherming tegen inflatie bieden (met name vastgoed en commodities). In 2013 zijn nog geen concrete maatregelen genomen, mede gelet op de ontwikkelingen op de financiële markten en de inflatieverwachting. Een mogelijke bescherming tegen inflatie wordt gevormd door Commodities. Met de Commodities is de benchmark niet verslagen in 2013. Er is ook een negatief rendement ontstaan door waardedalingen van Commodities zelf maar ook door andere oorzaken, zoals verlies op onderpand. Met name in 2008 is hierdoor verlies opgetreden. Per jaar gekeken heeft het fonds van 2009 t/m 2012 beter dan de benchmark gepresteerd. In 2008 en 2013 is dit niet het geval. Gezien het lage inflatieniveau de afgelopen jaren en het niet voorkomen van grote inflatieschokken is dit aspect moeilijk te beoordelen. De lange termijn verwachting is dat er schaarste zal gaan optreden van bepaalde grondstoffen. Met betrekking tot de inflatiehedge wordt in studies voor commodities nog steeds uitgegaan van een positieve hedge. Reservemanagers In 2011 is het traject gestart om te komen tot reservemanagers voor het vermogensbeheer op de diverse portefeuilles. Reden hiervan is de kwetsbaarheid van het fonds te verlagen op het moment dat de huidige vermogensbeheerder niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen vanwege bijvoorbeeld faillissement. In 2013 zijn de contracten met de geselecteerde reservemanagers afgesloten. Vermogensbeheer Ook in 2013 is er een evaluatie gestart van de vermogensbeheerders in de totale breedte: organisatie, beleggingsproces, risicomanagement, service en fees/perfomances. De uitkomst hiervan komt in 2014 beschikbaar. 11 Uitvoeringskosten Introductie De uitvoeringskosten houden de pensioensector al langer bezig. In het jaarverslag 2011 is voor het eerst aandacht besteed aan de uitvoeringskosten en voor zover mogelijk aan de kosten van vermogensbeheer. In het jaarverslag 2012 wordt ook aandacht besteed aan de directe en indirecte kosten van vermogensbeheer en aan transactiekosten. Daar waar exacte cijfers niet beschikbaar zijn, is gebruik gemaakt van schattingen. In 2013 zijn de schattingen verbeterd en kunnen vergelijkende cijfers van het vorige boekjaar worden getoond. Drie soorten uitvoeringskosten · Pensioenbeheer De pensioenbeheerskosten bestaan uit: kosten deelnemer en gepensioneerde, werkgeverskosten, kosten bestuur en financieel beheer en projectkosten. Kosten die zowel op pensioenbeheer als vermogensbeheer betrekking hebben worden naar rato verdeeld. Dit betreft kosten van het pensioenbureau, accountantskosten en actuarieel advies. Hierbij wordt gebruik gemaakt van schattingen. Projectkosten voor automatisering worden afgeschreven over 10 jaar. · Vermogensbeheer De vermogensbeheerkosten bestaan uit: vaste beheerskosten van beleggingen, prestatieafhankelijke vergoedingen, kosten bewaarloon, belastingen, overige kosten en kosten van bijzondere beleggingscategorieën, zoals vastgoed. · Transactiekosten Transactiekosten zijn de kosten die gemaakt moeten worden om een (beleggings-)transactie tot stand te brengen en uit te voeren. Dit zijn geen kosten die aan de vermogensbeheerder worden betaald, maar kosten die bijvoorbeeld aan de beurs of broker worden betaald. Situatie SPG · Pensioenbeheer Totaal uitvoeringskosten (cf. jaarrekening) Allocatie naar vermogensbeheer Investeringskosten automatisering Afschrijvingskosten automatisering 2013 € 1.793.000 -/- € 484.000 -/- € 100.000 € 99.000 2012 € 2.102.000 -/- € 398.000 -/- € 292.000 € 73.000 Totaal Kosten pensioenbeheer Actieve deelnemers en pensioengerechtigden Kosten per deelnemer € 1.308.000 3.380 € 387 € 1.364.000 3.499 € 390 Mutatie -/- 15% + 22% -/- 66% + 36% -/- 4 % -/- 3 % -/- 1 % In 2013 zijn bestuurskosten gedaald vanwege lagere actuariële advieskosten en personeelsreductie op het pensioenbureau. Het aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden is ook gedaald (3%), maar de kosten zijn sneller gedaald (4%), waardoor de kosten per deelnemer dalen met 1%. Indien de slapers met een wegingsfactor 0,25 worden meegenomen zijn de kosten per deelnemer in 2013: € 320 (2012: € 325). · Vermogensbeheer (% van gemiddeld belegd vermogen) 2013: 0,34% 2012 0,36% De vermogensbeheerkosten zijn totaal € 2,5 miljoen (2012: € 2,6 miljoen) en bestaat uit de volgende onderdelen: Direct in rekening gebrachte vermogensbeheerskosten Outperformance fee Aandeel in algemene kosten pensioenbureau Beheerskosten binnen de fondsen Beleggingsadministratie en custody 12 2013 mln 1,1 0,0 0,5 0,8 0,1 2,5 % 0,14 0,01 0,07 0,10 0,02 0,34 2012 mln 1,0 0,3 0,4 0,8 0,1 2,6 % 0,14 0,04 0,05 0,11 0,02 0,36 De beheerskosten binnen de fondsen zijn deels door middel van schatting tot stand gekomen, conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Hiervoor is onder andere de TER (Total Expense Ratio) van fondsen gebruikt. De outperformance fee is lager: de outperformance in de emerging markets was lager. Het gemiddelde belegde vermogen in 2013 was € 743 miljoen (2012: € 726 miljoen). Ongeveer 50% (2012: 45%) van de kosten van vermogensbeheer is door middel van schatting tot stand gekomen. · Transactiekosten (% van gemiddeld belegd vermogen) 2013: 0,09% 2012: 0,10% De transactiekosten zijn totaal € 0,7 miljoen (2012: 0,7 miljoen) en bevat zowel de kosten die binnen de beleggingsfondsen zijn gemaakt als wel kosten die ontstaan zijn als gevolg van het zelf handelen in fondsen. Ongeveer 78% (2012: 70%) van de transactiekosten is door middel van schatting tot stand gekomen, conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Benchmarking In oktober 2013 is door Lane Clark Peacock Netherlands B.V. het rapport ‘Inzicht in de uitvoeringskosten en vermogensbeheerkosten van Nederlandse pensioenfondsen’ uitgebracht. Hierin zijn benchmark gegevens voor de pensioensector opgenomen. Van de 151 onderzochte pensioenfondsen met 1.000 tot 10.000 deelnemers bedragen de gemiddelde uitvoeringskosten (3-jaarsgemiddelde 2010-2012) € 326 per jaar (SPG 2012: € 390, bij een deelnemersaantal van circa 3.500, dus een relatief beperkt aantal deelnemers t.o.v. de onderzochte groep). Van 242 onderzochte pensioenfondsen zijn de gewogen gemiddelde vermogensbeheerkosten 0,53% van het gemiddelde pensioenvermogen (SPG 2012: 0,36%) en de transactiekosten 0,10% (SPG 2012: 0,10%). Daar er geen onderscheid is gemaakt in omvang van fondsen is het moeilijk conclusies aan de uitkomsten te verbinden. Financiële ontwikkeling van het fonds Continuïteitsanalyse Periodiek wordt er een continuïteitsanalyse gedaan. Aan de hand van ALM-studies komt de continuïteitsanalyse tot stand. De term asset-liability management wordt gebruikt in de beleggerswereld: een proces voor het verkrijgen van inzicht in de onderlinge afhankelijkheden in de ontwikkeling van rechten en verplichtingen van ons pensioenfonds. De term wordt afgekort tot ALM. Aan de hand van deze ALMstudie wordt het beleid geformuleerd en geactualiseerd. In de Continuïteitsanalyse (CA) wordt het huidige beleid doorgerekend en worden de zwakheden zichtbaar gemaakt. Uit de analyse lijkt de kans op toeslagverlening iets te worden vergroot door een defensievere belegging. In 2012 is dit meer defensieve beleid geïmplementeerd en in 2013 gecontinueerd. Rekenleeftijd De levensverwachting is afhankelijk van de huidige leeftijd van de deelnemer. Gemiddeld over de leeftijden 30 t/m 75 komt de AG Prognosetafel 2012-2062 met SPG-Fondsspecifieke ervaringssterfte 2012 neer op een levensverwachting voor mannen van 87,6 jaar en voor vrouwen van 88,9 jaar. Bij de vaststelling van de technische voorziening wordt verondersteld dat er jaarlijks een aantal deelnemers overlijdt. In 2013 is er sprake van winst op langlevenrisico van € 2.648.000 (in 2012 was er sprake van een verlies op langlevenrisico van € 950.000). De winst op langlevenrisico in 2013 wordt veroorzaakt doordat er meer pensioengerechtigde deelnemers zijn overleden dan verwacht volgens de gehanteerde overlevingstafel. De ontwikkeling wordt de komende jaren gevolgd. Publicatie dekkingsgraden De dekkingsgraad is de verhouding tussen het aanwezige vermogen en de contante waarde van de op dat moment geldende reglementaire pensioenaanspraken. Vanaf eind september 2012 publiceert De Nederlandsche Bank (hierna: DNB) de rekenrente voor pensioenfondsen op basis van de Ultimate Forward Rate (hierna: UFR). Deze UFR is met name ingevoerd om te voorkomen dat veel pensioenfondsen in 2013 op grote schaal kortingen moeten gaan doorvoeren. Dit korten is overigens bij SPG niet aan de orde. De dekkingsgraad op basis van UFR moet maandelijks aan DNB worden gerapporteerd. Echter, deze UFR-dekkingsgraad is geen weergave van de feitelijke financiële situatie van een pensioenfonds. De feitelijke rente op de economische markten is nu aanmerkelijk lager dan de rente die gebruikt wordt bij de UFR. Bij een hoge(re) rente dalen de toekomstige verplichtingen van pensioenfondsen. Het gevolg hiervan is dan dat de reserves van het fonds stijgen. Hierdoor stijgt de dekkingsgraad van het fonds. Het bestuur beoordeelt de dekkingsgraad op basis van de UFR als te positief en derhalve niet prudent. Daarom bepalen wij een tweede dekkingsgraad: de economische dekkingsgraad. 13 In deze economische dekkingsgraad wordt de marktrente gebruikt. De economische dekkingsgraad vormt de basis voor het besluit over de toeslagverlening. SPG Dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad % Vereiste dekkingsgraad % Minimaal vereiste dekkingsgraad % Econom ische dekkingsgraad % 130 % 120 110 UFR AG-tafel 100 De TV voor risico van het fonds zijn in 2013 gedaald van € 729 miljoen (2012) naar € 698 miljoen (2013). Dit is een daling van € 31 miljoen. Het belegd vermogen was eind 2013 € 762 miljoen (2012 € 760 miljoen). Langetermijnherstelplan Door de afgenomen vermogenspositie van SPG is er in 2009 een reservetekort ontstaan. Daarom heeft ons fonds een langetermijnherstelplan opgesteld en ingediend bij DNB. In dit plan wordt aangegeven hoe de buffers weer op het vereiste reserveniveau worden gebracht. DNB heeft goedkeuring gegeven aan het langetermijnherstelplan. Zodra een pensioenfonds drie kwartalen aaneengesloten gepresteerd heeft boven de vereiste dekkingsgraad, vervalt de eis van uitvoering van het langetermijnherstelplan onder controle van DNB. Op 30 september 2011 was de dekkingsgraad 102% en verkeerde het fonds in een dekkingstekort. Omdat het fonds slechts een maand in onderdekking is geweest is er geen kortetermijnherstelplan van toepassing en zijn er geen kortingsmaatregelen aangekondigd. Deze situatie heeft zich in 2012 herhaald. Aanvankelijk was er in 2013 weer kortstondig een dekkingstekort. Dit gebeurde echter de maand voordat DNB de toezichtregels wijzigde en het fonds daarmee weer uit het dekkingstekort was. DNB achtte daarom deze situatie niet van toepassing op de technische term dekkingstekort. Het fonds is in 2013 niet uit het reservetekort gekomen. De nominale dekkingsgraad is 109,8% (2012: 107,4%) en is lager dan de vereiste dekkingsgraad van 111,7% (2012: 111,2%). Belegd vermogen De vastrentende waarden bedragen eind 2013 € 433 miljoen (eind 2012 € 477 miljoen). In het vierde kwartaal van 2013 zijn de LDI fondsen verkocht en is overgegaan naar een discretionair mandaat. Een evenredig deel van de derivaten in de LDI fondsen is overgenomen. De vastrentende waarden bestaan nu uit twee cash funds en één credit fund. Daarnaast worden nu rentederivaten op eigen naam aangehouden, eind 2013 ter waarde van € 34 miljoen (2012: € 0). Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) Iedere drie jaar wordt gecontroleerd of het MVEV nog aan de wettelijke eisen voldoet. In 2012 is voor het laatst gecontroleerd of het MVEV nog aan de wettelijke eisen voldoet. Deze toets heeft destijds geleid tot een MVEV van 4,1%. 14 Pension Fund Governance In 2013 heeft de focus gelegen op voorbereidingen, voorlichting en communicatie met betrekking tot het nieuwe pensioenreglement 2014, de Code Pensioenfondsen maar zeker ook op implementatie van de nieuwe Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen; aan deze wet moet per 1 juli 2014 voldaan worden. Er is een plan van aanpak en een planning gemaakt; het fonds zal voor 1 juli gereed zijn met de implementatie. Goed Pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, PFG) Sinds 2007 is ’goed pensioenfondsbestuur’ verankerd in de Pensioenwet. Het bestuur volgt consequent het eigen beleid van gedegen governance. Dit beleid biedt kaders voor intern toezicht, zorgvuldig bestuur, verantwoordelijkheid, beleggingsbeleid, openheid en communicatie. Beperkte compliance check In 2013 is een beperkte compliance check uitgevoerd door een adviseur van PWC. De check betrof het toetsen van alle fondsdocumenten in het kader van artikel 5 PW en zal in 2014/2015 verder opgepakt worden. Crisisplan Het bestaande crisisplan is op een detailpunt aangepast, zoals het aanpassen aan het meest recente deelnemersbestand. Daarnaast is een kleine wijziging doorgevoerd m.b.t. het communicatiebeleid. Herverzekerde contracten Er is onderzoek geweest naar de herverzekerde contracten en de mogelijkheid tot afkoop hiervan. Door de lage rentestand en de daarmee samenhangende verhoogde voorzieningen in de loop der jaren heeft het bestuur dit traject in 2014 stil gelegd. Er is onderzoek opgestart naar uitbreiding van de risicoherverzekering partnerpensioen met arbeidsongeschiktheidpensioen. Dit traject heeft uiteindelijk in 2014 geleid tot een nieuw contract. Code Pensioenfondsen De Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid hebben samen de Code Pensioenfondsen opgesteld over bestuurlijk functioneren. De Code bevat bepalingen over het functioneren van de verschillende bestuurlijke organen binnen een pensioenfonds en gaat ook uitgebreid in op de daaraan gekoppelde thema’s als benoemingen en zittingstermijnen. Onderwerpen als integraal risicomanagement, beloningen, diversiteit en verantwoord beleggen komen ook aan bod. Partijen beogen met de Code de verhoudingen binnen het pensioenfonds en de communicatie met de belanghebbenden transparanter te maken en bij te dragen aan het versterken van ‘goed pensioenfondsbestuur’. De Code richt zich op de drie bestuurlijke kernfuncties: besturen, toezicht houden en verantwoording afleggen. Dit alles in goede balans via een sluitend systeem van controle en evenwicht tussen de functies. Er wordt gewerkt met het zogenaamde “pas toe of leg uit”-principe. De Code is de opvolger van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur (2007). Een speciale monitoringcommissie, in hoofdzaak bestaande uit onafhankelijke deskundigen, zal gaan toezien op de naleving van de Code en gaat daarover jaarlijks schriftelijk rapporteren aan de staatssecretaris van SZW, de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid. Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen (WVBP) In 2013 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel ter versterking bestuur pensioenfondsen ingediend. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 9 juli 2013 aangenomen. De wet moet 1 juli 2014 door de pensioenfondsen geïmplementeerd zijn. Deze wet herziet de wettelijke regels voor de governance en medezeggenschap voor pensioenfondsen. Er zijn drie aanleidingen voor deze herziening: 1. Noodzaak tot versterking van deskundigheid en versterking intern toezicht1; 2. Noodzaak tot adequatere vertegenwoordiging van alle risicodragers2: 3. Stroomlijning van taken en organen3. 1 het onderzoek van de Commissie Frijns (Commissie Beleggingsbeleid en risicobeheer). De Commissie Frijns heeft onderzoek gedaan naar de wijze waarop het beleggingsbeleid, het risicobeheer, de uitvoering en de governance van pensioenfondsen zich sinds 1990 heeft ontwikkeld in relatie tot de doelstelling en het risicodraagvlak van pensioenfondsen. 2 de verschuiving van het risicodragerschap richting deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden. De Commissie Goudswaard (Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen) concludeert dat werknemers en pensioengerechtigden nu al risico’s lopen ten aanzien van hun pensioenaanspraken en –rechten. 3 de onduidelijkheid over en overlap van taken van de verschillende organen. 15 Bestuur De WVBP geeft nieuwe bestuursmodellen. Het bestuur heeft mede aan de hand van een SWOT-analyse in december 2013 zich voorgenomen te kiezen voor het model Paritair bestuur. Dit wijkt niet aanmerkelijk af van het huidige bestuursmodel. De getalsverhouding binnen de geledingen wijzigt van werkgever (4) en werknemers+pensioengerechtigden (4) naar werkgever (3) en werknemers (3). en pensioengerechtigden (2). Er is niet gekozen voor gewogen stemverhouding, maar voor het principe van one man / one vote. Voor de tweede zetel in de geleding pensioengerechtigden zal een verkiezing uitgeschreven worden. Ook in de overige bestuursorganen vinden wijzigingen plaats. Verantwoordingsorgaan De medezeggenschap wordt ingevuld door het Verantwoordingsorgaan. Voor het Verantwoordingsorgaan verandert de gelijke verhouding van geledingen van 2 staat tot 2 staat tot 2, naar een verhouding die recht doet aan de getalsverhouding binnen de geleding. Werkgever en pensioengerechtigden geleding blijven op twee vertegenwoordigers, maar de werknemersgeleding zal uitgebreid worden naar drie, hier wordt een verkiezing voor uitgeschreven in 2014. Visitatiecommissie Het intern toezicht wordt ingevuld door de Visitatie Commissie. De Visitatiecommissie is een zelfstandige onafhankelijke entiteit, die extern wordt ingehuurd. Intern toezicht heeft betrekking op het kritisch bezien van het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen. De visitatiecommissie toets binnen pensioenfondsen op basis van de bestaande structuren en procedures. Conform de nieuwe wet zal vanaf 2015 een Visitatiecommissie jaarlijks een onderzoek instellen. Verderop wordt uitgebreider verslag gedaan van de aanpak van het fonds. Statuten Alle studie in 2013 is erop gericht geweest goed kennis te hebben van de Code pensioenfondsen en de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Beide samen geven het bestuur een verstevigde basis waarmee voor belanghebbenden duidelijker en transparanter wordt hoe een pensioenfonds het toevertrouwde geld beheert en hoe alle belangen evenwichtig afgewogen worden. In 2014 zullen de statuten aangepast worden en zal een aantal Reglementen ter uitvoering van bijvoorbeeld verkiezingen en beloning opgesteld worden. Deskundigheidsbevordering en zelfevaluatie Geschiktheidtoets vervangt deskundigheid: Kennis, vaardigheden en professioneel gedrag In vervolg op het plan van aanpak is in 2011 een nieuw deskundigheidsbeleid en daaruit voortvloeiend een nieuw opleidingsplan opgesteld en vastgesteld. Hiermee beoogt het bestuur de kwaliteit van de deskundigheid op gestructureerde wijze te vergroten. De noodzakelijke deskundigheidsniveaus zijn over de verschillende onderwerpen vastgesteld en geadresseerd. De bestuursleden volgen door het jaar heen verschillende workshops, seminars en cursussen om de eigen deskundigheid verder te ontwikkelen. Het is van groot belang op de hoogte te blijven van belangrijke ontwikkelingen op gebied van besturen, pensioenen, beleggingen en risicomanagement. In 2013 is uitvoering gegeven aan scholing en ontwikkeling binnen de kaders van dit opleidingsplan. Ook de leden van verantwoordingsorgaan zijn hierin betrokken. Sinds 2011 vindt er een individuele zelfevaluatie met de bestuursleden plaats. Voor de groepsevaluatie is een assessment afgenomen. In 2014 zal dit verder zijn beslag krijgen door te bezien hoe de uitslag van het assessment kan leiden tot een versterking van de groepsdynamiek binnen het bestuur. Communicatie Conform het beleidsplan uit 2012 wordt veel energie besteed aan het managen van de pensioenverwachtingen bij deelnemers, zodanig dat dit leidt tot pensioenbewustzijn. Belangrijk onderdeel van de uitvoering is het opmaken van teksten in begrijpelijke taal voor iedereen. De AFM noemt het zogenaamde taalniveau B1. Alle standaardcorrespondentie is hier sinds 2012 op afgestemd. Er zijn in 2013 pensioenbijeenkomsten georganiseerd voor actieve deelnemers van 63, 62, 55 en 40 jaar. De opkomst is nog te mager. Na 2014 zullen de informatiebijeenkomsten geëvalueerd worden. Daarnaast is er voorlichting gegeven aan individuele deelnemers en aan individuele pensioengerechtigden. Er is pensioeninformatie verstrekt aan leden van de Landelijke Personeelsvereniging. Transparante pensioeninformatie en financiële planning Onze communicatie haakt in op het belang van een individuele financiële planning: “de burger dient voorzien te worden van transparante pensioeninformatie en de mate van zekerheid van pensioenen”. Of een deelnemer daadwerkelijk een hiaat in zijn pensioenvoorziening heeft en wat de grootte hiervan is, hangt van veel factoren af. Dit zal van deelnemer tot deelnemer verschillen. Vroegtijdig informeren geeft onze deelnemers de gelegenheid om een financiële planning te maken, daardoor te kunnen anticiperen en daarmee de zelfredzaamheid te vergroten. In 2013 is schriftelijke voorlichting gegeven, mede aan de hand van een pensioenkrant over het nieuwe pensioenreglement 2014 en de consequenties daarvan. In 2014 zal iedere deelnemer een individuele brief ontvangen met de persoonlijke consequenties. 16 Collectieve schriftelijke informatieverstrekking zijn het jaarverslag, het verkort jaarverslag in de pensioenkrant, pensioenkrant reglement 2014 en mededelingen op Insite van Grontmij. Algemene informatie is voor iedereen toegankelijk op de website www.pensioenfonds.grontmij.nl. Het pensioenbureau neemt het initiatief tot communicatie naar individuele deelnemers bij zogenaamde ‘events’ als in- en uitdiensttreding, huwelijk, scheiding en overlijden. Jaarlijks wordt het Uniform Pensioen Overzicht (UPO) aan alle deelnemers verstrekt. Naar aanleiding van het UPO zijn individuele vragen beantwoord. De website van Het Pensioenregister (www.mijnpensioenoverzicht.nl) geeft iedere Nederlander beknopt informatie over zijn/haar pensioensituatie. Bij diverse vormen van schriftelijke communicatie met individuele deelnemers wordt geïnventariseerd of de communicatie helder en begrijpelijk is; indien de reacties daar aanleiding toe geven, past het pensioenbureau de communicatie aan. Medezeggenschap De medezeggenschap in het pensioenfonds is gewaarborgd door de aanwezigheid van vertegenwoordigers van zowel deelnemers als pensioengerechtigden in het Bestuur en het Verantwoordingsorgaan. De visitatie Einde 2012, evenals in 2010, heeft het Bestuur opdracht gegeven aan VCHolland voor een visitatie bij ons fonds. In het algemeen beoordeelt de visitatiecommissie (het wettelijk kader in aanmerking genomen) het functioneren van het bestuur, daarbij ondersteund door een deskundig pensioenbureau, als goed. In het jaarverslag 2012 zijn de aanbevelingen van de visitatiecommissie opgenomen. In 2013 zijn de meeste aanbevelingen opgepakt. Verantwoordingsorgaan (VO) Met betrekking tot het Verantwoordingsorgaan werd aanbevolen het VO te betrekken bij de ontwikkelingen die voortvloeien uit de nieuwe wetgeving en na te gaan of dit orgaan voldoende zicht heeft op de ontwikkelingen ter zake van evenwichtige belangenbehartiging. In 2013 is het overleg tussen bestuur en VO verdubbeld. Governance en Deskundigheid De visitatiecommissie beveelt aan onderzoek te doen naar mogelijke alternatieven in het benoemingsproces en daarbij onderzoek te doen naar mogelijk noodzakelijke wijzigingen in het bestuursmodel. De commissie beveelt aan na te gaan of voldoende borging aanwezig is voor evenwichtige belangenbehartiging. Het bestuur heeft een uitgebreide evaluatie gehouden over het eigen functioneren aan de hand van een SWOT-analyse. Er is conform de WVBP een bestuursmodel gekozen dat past bij het fonds. Beleggingen Als vermogensbeheerder is BlackRock dominant, gelet op de omvang van het vermogen dat door deze beheerder voor het Fonds wordt beheerd. De visitatiecommissie vraagt het Bestuur aandacht te hebben voor de risico’s die samenhangen met deze situatie en de afspraken met BlackRock, in geval van tegenspoed, nauwkeurig vast te leggen. De commissie heeft vastgesteld dat het bestuur reeds doende is reservemanagers aan te stellen. Voorts beveelt de commissie het bestuur aan het beleid met betrekking tot securities lending te heroverwegen. In 2013 is in het risicodashboard is het percentage aan uitgeleende stukken opgenomen en wordt dit onderwerp regelmatig in de beleggingscommissie besproken met de vermogensbeheerder. Risico’s De commissie heeft het bestuur aanbevolen aandacht te besteden aan de toekomstige afdekking van het inflatierisico. Dit proces was in 2012 al door het bestuur opgestart en is een constante zorg van het bestuur. Tevens vraagt de commissie aandacht voor de liquiditeit van de beleggingen, de vastlegging van de omgevingsrisico’s en de beperking van de juridische risico’s. Met de invoer van het risicodashboard wordt goed overzicht gehouden op alle genoemde terreinen. De commissie beveelt aan onderzoek te doen naar al dan niet handhaven van de maximering van de toeslag voor actieven. Echter, dit is een verantwoordelijkheid van de sociale partners. Tenslotte beveelt de commissie aan om de uitkomsten van de continuïteitsanalyse nog eens te heroverwegen op grond van minder florissante parameters en veronderstellingen. Bij een volgende ALM/continuïteitsanalyse wordt dit punt opgepakt. 17 Communicatie De visitatiecommissie beveelt wel aan voor deelnemers aan de excedentregeling een pensioenoverzicht te doen samenstellen dat is gebaseerd op realistische veronderstellingen. Echter, omdat bij het opstellen van de UPO’s de excedentregeling al ter discussie stond, is er voor gekozen geen wijziging aan te brengen in de gebruikelijke wijze van communiceren in het laatste jaar dat deze excedentregeling werd uitgevoerd. Tenslotte beveelt de commissie aan - gezien de turbulentie op het gebied van pensioenen - op een meer reguliere basis in de communicatie met deelnemers aandacht te besteden aan de risico’s, maar op dit punt heeft het bestuur nog niet de juiste vorm en eigen positiebepaling kunnen vinden. Er is een onderzoek geweest hoe de risicobereidheid onder deelnemers vorm kan krijgen. Auditcommissie De rol van de Auditcommissie is vooral interne controle. De Auditcommissie beoordeelt of deugdelijke analyses, rationele overwegingen, weldoordachte besluitvormingsprocessen, open besprekingen en/of vernieuwende benaderingswijzen door het bestuur worden gehanteerd om het doel binnen de gestelde kaders te bereiken. Doel van de Auditcommissie is dus de werkzaamheden van het bestuur kritisch te bezien. De Auditcommissie verricht in het kader van intern toezicht de volgende werkzaamheden: · het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures en de evenwichtige controlemechanismen binnen het fonds; · het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op de korte, middellange en langere termijn. Die controle spitst zich toe op de controle en beoordeling van procedures. Dit komt tot uitdrukking in bijvoorbeeld het risicomanagement. Het risicomanagement heeft een dominante plaats gekregen in de Auditcommissie. Het bestuur heeft zich ten doel gesteld van risicometing en –monitoring achteraf, steeds meer vooraf te beoordelen en te classificeren in relatie tot acceptabel risicomanagement. De eerste stappen hiertoe zijn in 2011 gemaakt doordat voorbereidingen zijn getroffen om een risicomanagement ‘dashboard’ in te richten. Met ingang van het 3de kwartaal van 2012 wordt er periodiek een dashboard samengesteld. Het ingerichte dashboard blijft dynamisch; wijzigingen kunnen steeds doorgevoerd worden. Zo zijn in 2013 indicatoren voor valutarisico, security lending, bijdrage van beleggingscategorieën aan totaal rendement en de kritische dekkingsgraad aan het dashboard toegevoegd. In 2014 staat risicobudgettering op de agenda. De Auditcommissie vergadert naast haar reguliere vergaderingen minimaal één keer per jaar als financiële commissie, als de jaarstukken worden besproken in aanwezigheid van de accountant en certificerend actuaris. Daarnaast is er een evaluatie met de accountant. Compliance Het bestuur ziet toe op naleving van wet- en regelgeving door het fonds. Bij het bestuur zijn over 2013 geen overtredingen van wet- en regelgeving bekend. Het bestuur concludeert dat de manier waarop het Pensioenfonds is ingericht (de ‘governance’) in het algemeen doeltreffend is en functioneert. In 2013 is een nieuwe externe Compliance Officer aangesteld. Deze externe Compliance Officer is belast met het toezicht op de naleving van de regels die voortvloeien uit het Effectief Typisch Gedrags Toezicht (ETGT). Onze gedragscode bevordert transparantie, maar geeft ook aan hoe om te gaan met vertrouwelijke informatie. De code geeft aan hoe belangenconflicten tussen het fonds en de betrokkenen in privéomstandigheden of -situaties voorkomen worden. Elk bestuurslid, alsmede elke medewerker van het pensioenbureau, verklaart schriftelijk de gedragscode te zullen naleven. Verantwoordingsorgaan De reactie op dit bestuursverslag van het Verantwoordingsorgaan wordt hierna onverkort weergegeven, evenals de reactie van het bestuur hierop. Tenslotte De werkzaamheden op het gebied de uitvoering van de nieuwe regeling, de advisering en de voorlichting op pensioen- en het beleggingsgebied, Pension Fund Governance, automatisering en de ontwikkelingen op de financiële markten hebben in het verslagjaar 2013 veel inspanningen vereist. Het bestuur dankt de medewerkers van het pensioenbureau en adviseurs van het fonds voor hun grote inzet. 18 2 Verslag van het Verantwoordingsorgaan Verslag verantwoordingsorgaan over het jaarverslag 2013 Het verantwoordingsorgaan heeft dit verslag gebaseerd op de jaarstukken van het bestuur en het certificeringsrapport c.q. actuarieel rapport van Towers Watson. In de vergadering van 10 oktober 2013 en 21 maart 2014 met de directie van het SPG zijn de laatste ontwikkelingen besproken. In het kader van bijscholing van het VO is er op 26 november 2013 een presentatie gegeven door Black Rock, fondsbeheerder van het SPG, waarin uitleg gegeven werd over allerlei aspecten van beleggingen. Op 23 mei 2014 is in een vergadering met het bestuur en de externe actuaris het jaarverslag 2013 besproken. Op basis van kritische vragen van het verantwoordingsorgaan, heeft het bestuur van het SPG de vragen naar volle tevredenheid beantwoord. Het verantwoordingsorgaan constateert dat over 2013 het beleid van het bestuur actief is geweest en dat het bestuur goed anticipeert op de ontwikkelingen in de markt. Het bestuur heeft inzicht gegeven in de mogelijkheden om te kunnen anticiperen op nieuwe ontwikkelingen. Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen: Wetgeving en reglementen De pensioenleeftijd in het pensioenfonds was in 2013 66 jaar. Vanaf 1 januari 2014 is de pensioenleeftijd verhoogd naar 67 jaar. Dit naar aanleiding van de Pensioenwet waarbij de leeftijd naar 67 jaar is gegaan. In 2013 zijn de laatste deelnemers op 64 jaar met het tijdelijk ouderdomspensioen gegaan. Premie- en risicobeleid Het premiebeleid is op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Naast de ontvangen premie is er een bedrag uit het premiedepot overgeheveld. Ook in 2013 is het aantal actieve deelnemers verder gedaald. Aangezien de dekkingsgraad op peil blijft, heeft deze tendens geen invloed op de degelijkheid van het SPG. Financiële positie van het SPG De financiële positie van het SPG is per ultimo 2013 t.o.v. 2012 verder verbeterd. De dekkingsgraad was hoger dan de minimaal vereiste dekkingsgraad. (109,8 % versus 104,1 %). Dit betekent dat er geen sprake is van een dekkingstekort t.o.v. de minimaal vereiste dekkingsgraad. Er is wel een reservetekort aangezien de werkelijke dekkingsgraad lager is dan het vereist eigen vermogen. (109,8 % versus 111,2%) In het lange termijn herstelplan is aangegeven hoe we uit dit tekort willen komen. Per eind 2013 liggen we voor op dit herstelplan. Beleggingsbeleid en beleggingsresultaten Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het beleggingsbeleid en de toepassing hiervan. Het beleid is op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Hierbij wordt het rente risico voor 70% afgedekt. Jaarverslag Het jaarverslag geeft een helder beeld van de financiële positie van het pensioenfonds en het gevoerde beleid en is een gedegen en goed leesbaar document. Financiële ontwikkelingen Op dit moment liggen er nog diverse wetsvoorstellen in de 2 e Kamer ter behandeling. Doelstelling van de Staatssecretaris is om deze dit jaar nog te behandelen en per 1 januari 2015 in werking te laten treden. Het betreft het Financieel Toetsingskader, verlaging van de pensioenopbouw naar 1,875% (nu 2,1%) en de pensioencommunicatie. Door de relatief korte tijd tot 1 januari wordt getwijfeld aan de haalbaarheid van deze wetsvoorstellen. De Bilt, 2 juni 2014 H. Lubberts Voorzitter A.C.J Sengers Secretaris 19 3 Reactie Bestuur op Verantwoordingsorgaan Het bestuur bedankt het Verantwoordingsorgaan voor het commentaar op het gevoerde beleid in 2013. Het bestuur bedankt de leden van het Verantwoordingsorgaan voor hun inspanningen in 2013. ing. E.R. Visser Voorzitter drs. Ing. J.J. Reeskamp Secretaris 20 4 Actuele ontwikkelingen Toekomstbestendig houden pensioenregelingen in Nederland Nieuw Financieel Toetsingskader pensioenfondsen Het nieuwe FTK moet onderdeel worden van het beleid voor een nieuw toekomstbestendig pensioenstelsel. Sinds mei 2012 is er veel turbulentie rondom het nieuwe Financieel Toetsingskader (hierna: FTK) maar helaas zonder resultaat. Op 1 oktober 2013 heeft staatssecretaris Klijnsma, mede naar aanleiding van de reacties op de consultatie over de herziening van het FTK, laten weten dat het nominale en reële contract zoals in de consultatiestukken beschreven van de baan zijn. Eind 2013 is er nog geen wetgeving voor invoering van een nieuw FTK. Op dat moment leek er een ‘tussenvariant’ te komen. Invoering van het nieuwe FTK wordt verwacht per 1 januari 2015. Ook liet staatssecretaris Klijnsma in 2013 aan de Tweede Kamer weten het advies van de UFR-commissie met betrekking tot de wijziging van de UFR-methodiek te volgen. Het belangrijkste kenmerk van dat advies is dat het UFR-niveau, nu gefixeerd op 4,2%, wordt vervangen door een voortschrijdend gemiddelde van de forward rate in jaar 20. Oktober 2013 bedroeg dat gemiddelde 3,9%. Dit betekent dat hoogstwaarschijnlijk dit percentage zal blijven dalen, waardoor de voorzieningen en de kostendekkende premie stijgen. DNB heeft laten weten dat de methodiek niet eerder dan 1 januari 2015 zal worden ingevoerd. Zo is de berichtgeving nu. Beperking fiscaal kader Een andere wijziging die komt is de beperking van het fiscaal vrij opbouwen van pensioen. Het opbouwpercentage voor middelloonregelingen wordt verlaagd naar 1,875%, terwijl het inkomen waarover fiscaal vrij pensioen kan worden opgebouwd wordt gemaximeerd op 100.000 euro. De invoeringsdatum wordt 1 januari 2015. Nog niet alle details zijn bekend. Uitvoeringskosten Op 22 oktober 2013 heeft de Pensioenfederatie een herziene versie gepubliceerd van het eerder verschenen document ‘Aanbevelingen Uitvoeringskosten – Nadere Uitwerking Kosten Vermogensbeheer’. Op basis van de ervaringen van belanghebbenden zijn handvatten opgenomen voor de verantwoording van vermogensbeheerkosten. Aan de hand hiervan wordt het mogelijk meer transparantie te verschaffen, waar deze kosten voorheen direct in mindering werden gebracht op het rendement. SPG heeft deze aanbevelingen, voor zover van toepassing, overgenomen. Pensioencommunicatie Het streven is om per 1 januari 2015 wetswijzigingen door te voeren met betrekking tot de Pensioencommunicatie. Van tastbare schriftelijke communicatie met een brengplicht voor de fondsen wijzigt dit naar een digitale haalplicht voor de deelnemers. Natuurlijk mag de oude post nog wel blijven bestaan, maar vooral het principe wijzigt. 21 5 Beleggingen Op grond van de Asset Liability Management-Studie (ALM) uit 2012, heeft het pensioenfonds gekozen voor de volgende beleggingsmix: Vastrentende waarden (inclusief derivaten) Aandelen Vastgoed Commodities Liquide middelen Strategische mix 65% Minimum 60% Maximum 70% 23% 7% 5% 0% 18% 4% 3% -3% 28% 10% 7% 3% In deze strategische mix is de categorie aandelen met 3% verhoogd ten koste van vastgoed. In vastgoed zullen op korte termijn geen investeringen plaatsvinden gezien de rendementsverwachting in deze categorie. Eind 2013 was de werkelijke aandelenbelegging ongeveer 29% en viel daarmee buiten de bandbreedte. Het bestuur heeft in december 2013 een besluit genomen om weer binnen de bandbreedte te komen. De belegging in vastrentende waarden te verhogen. In januari 2014 is dit besluit geëffectueerd. Alle beleggingen betreffen niet-beursgenoteerde fondsen waarin alleen institutionele beleggers kunnen toetreden. Terugblik economie Het afgelopen jaar heeft in het teken gestaan van het beperkte, economische herstel. Ook zijn de zorgen rondom de Euro nog niet voorbij. Toenemende tekorten bij overheden nopen tot bezuinigingen wat op korte termijn een negatieve invloed heeft op de economische groei. De ECB heeft de rente laag gehouden. De onzekerheid over de economische situatie leidt tot het ontbreken van vertrouwen bij consumenten en dit heeft gevolgen voor de bestedingen De aandelenbeurzen hebben zich in 2013 verder hersteld, met name in Europa en de Verenigde Staten. Het economisch herstel in de Verenigde Staten heeft zich doorgezet. Vermogensbeheer Eind 2013 was 93% (2012: 94%) van de beleggingen voor risico pensioenfonds in beheer bij externe partijen. Het resterende deel, beleggingen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen (Altera, CBRE, UBS en Q-Park) werd in eigen beheer uitgevoerd. Het belegd vermogen was ultimo 2013 als volgt verdeeld over de beheerders: Vastrentend mandaat (BlackRock) Aandelen mandaat (BlackRock) Commodities (Credit Suisse) Vastgoed (Eigen Beheer) € 467 miljoen € 217 miljoen € 33 miljoen € 45 miljoen De samenstelling van de portefeuille was ultimo boekjaar als volgt: Vastrentende waarden (inclusief derivaten) Aandelen Vastgoed Commodities 22 2013 61,3% 2012 63,0% 28,5% 5,9% 4,3% 26,0% 6,3% 4,7% Belegd vermogen Het belegd vermogen neemt toe in 2013 met € 1,4 miljoen (2012: + € 81,0 miljoen) De toename is tot stand gekomen door de volgende mutaties: 2013 19,1 -/-17,7 1,4 Netto beleggingen Indirect beleggingsresultaat Totaal 2012 0,7 80,3 81,0 De netto beleggingen bestaan uit het saldo van aan- en verkopen. Het indirecte beleggingsresultaat bestaat uit het verkoopresultaat en het niet-gerealiseerde resultaat, ook wel herwaardering genoemd. Rendement In 2013 bedroeg het totale rendement op de beleggingen van het fonds -/- 0,8% (2012: + 12,7%). Het benchmark rendement was -/- 2,2% (2012: + 12,7%). Het meest bepalend waren de resultaten op aandelen en vastrentende waarden. Het beleggingsresultaat op de aandelen in 2013 was + 12,8% (2012: 20,5%). Het rendement op vastrentende waarden was -/- 5,8% (2012: + 12,8%). De resultaten over de afgelopen vijf jaar zijn als volgt: Jaar 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal Vermogen 11,7% 11,9% 8,0% 12,7% -/-0,8% Vastrentende Waarden (incl. derivaten) 3,3% 9,3% 23,9% 12,8% -/-5,8% Aandelen 38,3% 17,5% -/-13,9% 20,5% 12,8% Vastgoed -/-4,9% 3,4% 3,6% -/-3,7% -/-1,5% Commodities 26,6% 17,6% -/-12,3% -/-3,0% -/-10,3% Vastrentende waarden (incl. derivaten) De balanswaarde van de vastrentende waarden is in het verslagjaar afgenomen met € 43,8 miljoen (2012: € 54,2 miljoen). Deze mutatie bestaat voor -/ € 17,5 miljoen uit netto beleggingen en voor -/- € 26,3 miljoen uit indirecte opbrengsten. Vanwege de rentestijging daalt de waarde. In het vierde kwartaal zijn de LDI fondsen verkocht. De vastrentende waarden bestaat nu uit cash funds en een credit fund. De renteafdekking vindt nu plaats middels rentederivaten. De balanswaarde van derivaten is in 2013 toegenomen met € 34,4 miljoen (2012: € 0). Er is gekocht voor € 44,4 miljoen (2012: € 0) en het indirecte resultaat is -/- € 10,0 miljoen. Aandelen De balanswaarde van de aandelen is in 2013 toegenomen met € 17,9 miljoen (2012: + € 20,7 miljoen). Deze mutatie bestaat voor -/- € 7,9 miljoen uit netto beleggingen en voor + € 25,8 miljoen uit indirecte beleggingsresultaten (koersresultaten). Vastgoed Vaste eigendommen Het fonds bezit één woning (in Bilthoven). Indirect Vastgoed De balanswaarde van de niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen is in het verslagjaar afgenomen met € 3,4 miljoen (2012: € 0,4 miljoen). Er is niet geïnvesteerd in vastgoed en de indirecte beleggingsopbrengsten bedroegen -/- € 3,4 miljoen. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door negatieve waardeontwikkelingen van de belegging in Q-Park en UBS Real Estate. 23 De karakteristieken van de fondsen zijn als volgt: Naam Categorie Land Methode van taxeren Altera Woningen en winkels Nederland IPD/ROZ standaard CBRE DRES Woningen Nederland IPD/ROZ standaard CBRE DRET Winkels Nederland IPD/ROZ standaard CBRE DOF Kantoren Nederland IPD/ROZ standaard CBRE EIF Bedrijfsruimten Europa Fair value RICS red book valuation standards UBS Real Estate Winkels, kantoren,bedrijfsruimten Europa Market value RICS red valuation standards Q-Park Parkeerfaciliteiten Europa IPD/ROZ standard Commodities In 2013 is niet in commodities geïnvesteerd (2012: € 7,0 miljoen). De balanswaarde van commodities is in 2013 afgenomen met €3,8 miljoen (2012: -/- € 1,2 miljoen). Dit is enkel het gevolg van nadelige indirecte beleggingsopbrengsten. De wereldwijde economische crisis leidt tot dit negatieve resultaat. Er hebben geen aan- of verkopen plaatsgevonden in 2013. Verwachtingen 2014 Het komende jaar is de verwachting dat er wereldwijd een beperkte economische groei zal zijn. De groei zal vooral uit de Verenigde Staten en China moeten komen. De inflatieverwachtingen voor de komende jaren zijn laag. De zorgen over de euro zijn nog niet voorbij en aanvullende steunpakketten voor zwakke landen blijven nodig. Ook zullen er nog miljarden nodig zijn om de buffers van de banken te versterkten. Overheden zullen alle moeite hebben om binnen de begrotingseisen van de Europese Unie te blijven. Maatschappelijk verantwoord beleggen De afgelopen jaren heeft het bestuur zich verdiept in en gediscussieerd over het onderwerp maatschappelijk verantwoord beleggen. Maatschappelijk verantwoord beleggen is het beleggen op grond van financiële, sociale, governance en milieuoverwegingen en/of de beïnvloeding van bedrijven, overheden en andere relevante actoren op grond van deze overwegingen. In verkorte vorm wordt wel gesproken over ESG-onderwerpen: environmental, social en governance onderwerpen. Het bestuur heeft het standpunt ingenomen om de algemeen aanvaarde principes, zoals vastgelegd in de UN Global Compact Principles, na te leven. Met betrekking tot maatschappelijk verantwoord beleggen worden de volgende strategieën onderscheiden: · Negatieve screening/uitsluiting: beleggingen in bepaalde bedrijven, economische sectoren of landen zijn niet toegestaan om redenen die betrekking hebben op corporate governance of ESGonderwerpen. · Positieve screening: selectie, binnen een gegeven beleggingsuniversum, van bedrijven die het best presteren op bepaalde duurzame criteria. De populairste vorm van positieve screening wordt bestin-class genoemd. · Engagement: het beïnvloeden van het bedrijfsbeleid op grond van de positie als belegger en de rechten die hiermee verbonden zijn. Het fundamentele verschil met screening is dat engagement de selectie niet beïnvloedt, omdat deze strategie pas na de aankoop van een aandeel wordt toegepast. Het bestuur is van oordeel dat gezien de omvang van de beleggingsportefeuille, de wijze van beleggen (grotendeels passief beleggen) en de uitvoerbaarheid de vorm van engagement het beste aansluit bij de mogelijkheden en wensen van het pensioenfonds. Dit vanuit de overtuiging dat engagement weliswaar niet onmiddellijk, maar wel uiteindelijk bijdraagt aan de vermindering van de ESG-problematiek en dat dit op lange termijn ook een positieve bijdrage levert aan het rendement op beleggingen. 24 De beleggingscommissie probeert in gesprekken met de vermogensbeheerders hen ertoe aan te zetten om andere producten aan te bieden die beter aansluiten bij de ESG-problematiek. Vervolgens zal het bestuur bepalen of zij in deze producten wil beleggen. De managers van de beleggingsfondsen, waarin wordt belegd bij met name BlackRock, passen een engagement beleid toe. Toepassing van ESG criteria mag volgens het bestuur niet ten koste gaan van het rendement. Tevens moet worden voldaan aan de overige investment beliefs van het fonds. Op 1 januari 2013 is het Nederlands wettelijk verbod op investeren in bedrijven die betrokken zijn in de productie van clustermunitie van kracht geworden. Het verbod vraagt van investeerders om investeringen te vermijden in bedrijven die te maken hebben met productie van clustermunitie, en ook in beleggingsinstellingen en indexen waar clustermunitie-ondernemingen meer dan 5 procent van uitmaken. Het pensioenfonds streeft naar volledige uitsluiting van clustermunitie in de beleggingsportefeuille. Alle vastgoedfondsen waarin SPG belegt (CBRE, Altera, Q-Park en UBS) nemen deel aan de Global Real Estate Sustainability Benchmark (GRESB). Dit betekent dat er continue wordt ingezet op en geïnvesteerd in maatregelen om de duurzaamheid van het beheerde vastgoed te verbeteren. 25 6 Actuarieel Verslag in miljoenen euro’s Voorzieningen en reserves De TV zijn in 2013 afgenomen met 30,1 (2012: + 59,3). Technische Voorzieningen ultimo 2013 Technische Voorzieningen ultimo 2012 Mutatie 706,2 736,3 -/- 30,1 De mutatie kan als volgt worden gespecificeerd: Opbouw pensioenen (= comingservice) Indexering ingegane pensioenen en premievrije rechten Koopsom rechtentoename (= backservice) Benodigde interest Inkoop rechten (uit waardeoverdracht) Afkoop rechten (inclusief waardeoverdracht) Uitkeringen Wijziging rekenrente VPL-regeling Verhoging voorziening i.v.m. actuele ontwikkeling op het gebied van overlevingskansen Diversen Totaal 2013 12,9 0,0 0,1 2,5 1,0 -/-2,9 -/-24,3 -/-22,8 0,9 0,0 2012 13,8 0,1 0,0 10,2 0,4 -/-1,2 -/-21,5 45,8 0,6 7,0 2,5 -/- 30,1 4,1 59,3 2013 81,4 -/-13,0 68,4 2012 81,6 -/-27,9 53,7 De reserves ultimo boekjaar bedragen: Bestemmingsreserve Algemene reserve Totaal Dekkingsgraad De dekkingsgraad bedraagt per ultimo 2013 109,8% (2012: 107,4%). De ontwikkeling naar de bijdrage van de diverse elementen wordt in de onderstaande tabel weergegeven: 2013 107,4 0,3 0,2 0,0 3,5 -/- 1,2 -/- 0,4 109,8 In % Primo Premie Uitkering Indexering Renteverandering Overrendement Overig Ultimo 26 2012 104,3 0,1 0,1 0,0 -/-6,6 11,5 -/-2,0 107,4 Resultaat verslagjaar In 2013 is een resultaat behaald van afgerond + 14,7 (2012: 24,6). Dit resultaat kan als volgt naar de verschillende technische verlies- en winstbronnen worden uitgesplitst: 2013 3,8 11,9 0,0 -/- 0,6 2,6 -/-1,2 0,0 0,1 -/-1,9 14,7 Premies Beleggingen Indexaties Mutaties Risicoproces Kosten Grondslagen Inkoop depot VPL-regeling Diversen Totaal 2012 1,5 31,1 -/-0,1 0,2 -/-1,2 0,0 -/-6,8 0,1 -/-0,2 24,6 Actuariële grondslagen Voor de waardering van de TV wordt uitgegaan van de volgende veronderstellingen. Berekeningsmethoden De TV zijn gelijk aan de actuariële contante waarde per 31 december 2013 van de tot en met die datum opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten. Hierbij merken we het volgende op: · voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt mede rekening gehouden met het premievrijgestelde deel van de toekomstige pensioenopbouw; · voor deelnemers die op balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast. · In het boekjaar was door het pensioenfonds nog geen besluit genomen over een verhoging als gevolg van een toeslag van de opgebouwde pensioenen per 1 januari 2014. In de TV per 31 december is zodoende geen rekening gehouden met de toeslag per 1 januari 2014. Waarderingsgrondslagen De belangrijkste waarderingsgrondslagen zijn: Sterfte Volgens de Prognosetafel 2012-2062 (zoals gepubliceerd door het AG). Ervaringssterfte Er wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012). Interest Conform de rentetermijnstructuur van de nominale marktrente per 31 december 2013 zoals gepubliceerd door DNB ( inclusief 3-maandsmiddeling en Ultimate Forward Rate). Gehuwdheid Het (uitgesteld) latent partnerpensioen is gebaseerd op een bepaald partner systeem. Leeftijdsverschil Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw waarmee rekening wordt gehouden bij de reservering voor het latent partnerpensioen is op drie jaar gesteld (man ouder dan vrouw). Wezenopslag Voor wezenpensioen zijn de verplichtingen van het latent nabestaandenpensioen van de premievrijen met 5% verhoogd. Kosten Voor kosten zijn de actuariële tarieven met 1,5% verhoogd. Vanaf 1 januari 2006 is bij SPG sprake van een DC-regeling boven een bepaalde salarisgrens (maximum functieschaal 13). De in deze DC-regeling opgebouwde kapitalen zijn aan de voorziening toegevoegd. 27 7 Risico Introductie Het bestuur is verantwoordelijk voor de inrichting en goede werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem ten behoeve van alle risico’s waaraan het pensioenfonds zich ziet blootgesteld. In november 2009 heeft het pensioenfonds een risicoanalyse uit laten voeren. Onderdeel van de analyse is een deskresearch door een externe adviseur en een workshop waarin het bestuur een aantal vragen voorgelegd heeft gekregen over de hoogte en beheersing van specifieke risico’s. In 2010 zijn de uitkomsten in een workshop besproken. In 2011 is gestart met de implementatie van risicomanagement. Er heeft een nadere analyse van de risicomanagementprocessen plaatsgevonden. Vervolgens is er een beleidsdocument opgesteld. Hierin wordt ingegaan op de doelstellingen, de invulling van het risicomanagementbeleid, de governancestructuur en de rollen en taken binnen integraal risicomanagement. In het najaar van 2011 is de Financiële Commissie verbreed tot Auditcommissie met als specifiek aandachtsgebied integraal risicomanagement. Deze commissie wordt door een externe risicoadviseur ondersteund. In het najaar van 2012 is de eerste versie van het dashboard gepresenteerd. Hiermee worden op overzichtelijke wijze de relevante risico’s in beeld gebracht. In 2013 is er elk kwartaal een risicodashboard opgesteld, dat in de vergadering van het algemeen bestuur is besproken. In de jaarrekening worden in de toelichting op de balans de belangrijkste financiële risico’s gekwantificeerd. Daarnaast worden ook niet-financiële risico’s genoemd. Risicoprofiel Pensioenregeling Als gevolg van de wijziging van pensioenregeling per 1 januari 2012 zijn risico’s verschoven van werkgever naar deelnemers. Mede in dit kader is een ALM-studie uitgevoerd. Op basis van de resultaten van deze studie heeft het bestuur besloten tot een meer defensieve beleggingsstrategie (minder aandelen en meer vastrentende waarden). Individuele risico’s Voor het pensioenfonds zijn in ieder geval de volgende risico’s van toepassing. Matching risico Matching risico is het risico als gevolg van niet gematcht zijn van passiva en activa (inclusief offbalanceposten) in termen van rentevoet, rentetypische looptijden, basisvaluta en gevoeligheid voor ontwikkeling in prijspeil. · Rente De matching van de vastrentende waarden met de verplichtingen wordt door BlackRock uitgevoerd. Bij overschrijding van de door het fonds gedefinieerde bandbreedtes vindt rebalancing plaats. · Valuta Het grootste deel van het vermogen is belegd in euro’s. Het risico van de resterende valuta’s is niet afgedekt. · Inflatie De ontwikkeling van de inflatie wordt o.a. middels het risicodashboard gevolgd. Marktrisico Marktrisico is het risico als gevolg van het blootstaan aan wijzigingen in marktprijzen van verhandelbare financiële instrumenten binnen een (handels-)portefeuille. Het beleid op het gebied van marktrisico is vastgelegd in de beleggingsrichtlijnen en is vastgesteld op basis van een ALM-studie. In de beleggingsrichtlijnen is vastgesteld door welke partij en op welke wijze (spreiding en soorten beleggingen) het vermogen belegd dient te worden. De beleggingsrichtlijnen worden vastgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur en bevatten alle restricties waarbinnen een vermogensbeheerder vervolgens naar eigen inzicht mag beleggen. 28 Kredietrisico Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij contractueel of andere overeengekomen verplichtingen (waaronder verstrekte kredieten, leningen, vorderingen, ontvangen garanties) niet nakomt al dan niet als gevolg van het aan restricties onderhevig zijn van buitenlandse betalingen. Stresstesting van kredietrisico wordt per kwartaal uitgevoerd door middel van een Liability Watch en een periodieke ALM-studie, uitgevoerd door Towers Watson. De monitoring van het beleid vindt plaats op basis van de kwartaalrapportages die ontvangen worden van BlackRock en Kas Bank. Verzekeringtechnische risico Verzekeringtechnische risico is het risico dat uitkeringen (nu dan wel in de toekomst) niet gefinancierd kunnen worden vanuit premie- en/of beleggingsinkomsten als gevolg van onjuiste en/of onvolledige (technische) aannames en grondslagen bij de ontwikkeling en premiestelling van het product. De belangrijkste risico’s in dit kader zijn het langlevenrisico, het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het langlevenrisico is niet elders verzekerd, maar een risico voor het pensioenfonds. Ten behoeve van het overlijdensrisico worden jaarlijks risicokapitalen elders verzekerd (herverzekering). De risico’s van arbeidsongeschiktheid zijn niet herverzekerd. Vanaf 1 april 2014 is dit wel het geval. Jaarlijks doet de certificerende actuaris in het actuarieel rapport verslag van het technisch resultaat. Op basis hiervan monitort het bestuur het verzekeringstechnisch risico. Operationeel risico Operationeel risico betreft het risico dat ontstaat als gevolg van het falen of tekortschieten van interne processen, menselijke en technische tekortkomingen en onverwachte gebeurtenissen. Voor het fonds heeft het operationeel risico betrekking op de administratie aangezien de deelnemers-, pensioen- en financiële administratie worden uitgevoerd door het pensioenbureau. Elk jaar worden afspraken gemaakt met het pensioenbureau en vervolgens vertaalt de directeur deze naar de medewerkers. De processen zijn vastgelegd in een handboek voor Administratieve Organisatie en Interne Controle (AO/IC). Er wordt gewerkt aan het actualiseren van het handboek. Mede als gevolg van veranderingen in de automatisering en de invoering van een nieuwe pensioenregeling zijn de processen gewijzigd. De conceptversie is in 2013 gereed gekomen en wordt toegepast voor het uitvoeren van de processen. Er wordt naar gestreefd in 2014 de definitieve versie vast te stellen. Eenmaal per jaar wordt het functioneren van de directeur van het pensioenfonds geëvalueerd door de voorzitter. IT-risico IT-risico is het risico dat bedrijfsprocessen en informatievoorziening onvoldoende integer, niet-continu of onvoldoende beveiligd worden ondersteund door IT-processen. Afspraken zijn gemaakt met leveranciers die systemen leveren ter ondersteuning van tijdskritische systemen. Er wordt dagelijks een back-up gemaakt van het pensioenpakket door Innovact, de leverancier van het pakket. De managementinformatie wordt via het Dagelijks Bestuur naar het Algemeen Bestuur gestuurd. Uitbestedingsrisico Uitbestedingrisico is het risico dat continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden (al dan niet binnen een groep, al dan niet aan de werkgever) uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel wordt geschaad. Bij het fonds heeft het uitbestedingsrisico betrekking op het vermogensbeheer, automatisering van de pensioenadministratie en de bestuursondersteuning. Met ingang van 1 januari 2013 is de uitkeringenadministratie uitbesteed. De selectie van externe vermogensbeheerders vindt plaats volgens een gestructureerd proces waarbij externe adviseurs ondersteunen. De afspraken met de vermogensbeheerders worden, voor zover beschikbaar, vastgelegd in SLA’s. Eens per kwartaal worden de beleggingsresultaten geëvalueerd door de beleggingscommissie aan de hand van kwartaalrapportages. De beheerders lichten periodiek het beleggingsbeleid toe en leggen verantwoording af aan de Beleggingscommissie. De Beleggingscommissie wordt door een externe adviseur ondersteund. Uiteindelijk rapporteert de directie over het handelen van de vermogensbeheerders aan het bestuur. De beleggingsadministratie is gescheiden van het vermogensbeheer. 29 Jaarlijks wordt de samenwerking met de externe partijen geëvalueerd en waar nodig worden maatregelen getroffen. Om te voorkomen dat bij een acuut probleem van de grootste vermogensbeheerder het vermogen voor langere tijd niet beheerd is een selectie uitgevoerd van reservemanagers voor de mandaten vastrentende waarden en aandelen. In geval van een calamiteit kan opvolging relatief snel worden geïmplementeerd. Begin 2013 zijn overeenkomsten getekend. Omgevingsrisico Omgevingsrisico is het risico als gevolg van buiten de instelling of groep komende veranderingen op het gebied van concurrentieverhoudingen, belanghebbenden, reputatie, ondernemingsklimaat en maatschappelijke ontwikkelingen. Er worden geen expliciete omgevingsanalyses uitgevoerd door het fonds. Wel vindt er continu een enquête plaats onder deelnemers. Verder vindt er overleg plaats met andere ondernemingspensioenfondsen. Het fonds heeft een communicatiebeleidsplan, waarin doelstellingen met betrekking tot communicatie zijn opgenomen Kostenrisico Het kostenrisico is het risico dat de werkelijke kosten afwijken van de gebudgetteerde kosten. Aan de monitoring van dit risico is in 2013 aandacht gegeven door het tussentijds maken van prognoses. Integriteitsrisico Integriteitsrisico is het risico dat de integriteit van de instelling dan wel het financiële stelsel wordt beïnvloed als gevolg van niet integere, onethische gedragingen van de organisatie, medewerkers dan wel van de leiding in het kader van wet- en regelgeving en maatschappelijke en door de instelling opgestelde normen. Er is een gedragscode opgesteld die voldoet aan de eisen van de DNB en de Autoriteit Financiële Markten. In 2013 is er een nieuwe externe compliance officer aangesteld. De compliance officer houdt toezicht op naleving van de gedragscode en van de regels die voortvloeien uit het Effecten Typisch Gedrags Toezicht. Deze gedragscode wordt jaarlijks getekend en getoetst. Juridisch risico Juridisch risico is het risico samenhangend met (veranderingen in en naleving van) wet- en regelgeving, het mogelijk bedreigd worden van haar rechtspositie, met inbegrip van de mogelijkheid dat contractuele bepalingen niet afdwingbaar of niet correct gedocumenteerd zijn. Met betrekking tot de beheersing van het juridisch risico is geen specifiek beleid vastgelegd. (Toenemende) veranderingen in wet- en regelgeving worden als belangrijk onderkend. Het pensioenfonds maakt gebruik van informatie/kennisoverdracht van de pensioenkoepels. Volgens het bestuur beschikt het pensioenbureau over voldoende juridische basiskennis. Naast de aanwezige juridische kennis binnen het pensioenbureau wordt gebruik gemaakt van een externe adviseur op juridisch gebied. De Bilt, 12 juni 2014 Het bestuur 30 8 Jaarrekening 31 Balans (na voorgestelde bestemming van het saldo van baten en lasten) in duizenden euro's Activa Toelichting Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities Derivaten 1 2 3 4 5 2013 2012 433.298 216.707 44.670 32.545 37.904 477.061 198.772 48.086 36.298 0 765.124 Beleggingen voor risico deelnemers Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities 6 7 8 9 4.887 2.284 151 413 Pensioenspaarregeling 760.217 4.723 2.071 165 404 7.735 7.363 572 622 Herverzekeringsdeel technische voorziening 10 19.166 20.196 Vorderingen 11 3.391 3.681 Liquide middelen 12 10.035 5.876 806.023 797.955 Passiva Reserves Bestemmingsreserve Overige reserve 13 14 81.437 -13.016 81.646 -27.938 68.421 Technische voorzieningen Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenverplichtingen voor risico herverzekeraar 15 15 Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Pensioenspaarregeling 16 679.328 19.166 698.494 7.735 572 53.708 708.782 20.196 728.978 7.363 622 706.801 736.963 17 0 1.425 Langlopende schulden VPL-regeling 18 2.181 1.514 Kortlopende schulden Schulden inzake beleggingen Overige kortlopende schulden 19 20 Overige voorzieningen Premiedepot actieven 32 21.867 6.753 0 4.345 28.620 4.345 806.023 797.955 Staat van baten en lasten in duizenden euro's Toelichting 2013 2012 Baten Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Premiebijdragen risico deelnemers Directe beleggingsopbrengsten 21 22 18.280 757 9.696 19.818 742 4.854 28.733 25.414 Uitkeringen herverzekering - periodiek 518 389 Overgenomen pensioenverplichtingen 907 350 Indirecte beleggingsresultaten voor risico fonds 23 -17.656 80.330 Indirecte beleggingsresultaten voor risico deelnemers 24 37 1.093 Overige baten 25 1.033 678 13.572 108.254 Lasten Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht rechten VPL-regeling Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Verhoging i.v.m. actuele ontw. op het gebied van levensverwachting Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Mutatie overige voorzieningen 26 Premies herverzekering Pensioenuitkeringen 27 Overgedragen pensioenverplichtingen 13.032 0 2.457 -23.895 -22.267 -2.081 929 2.371 0 13.802 126 9.879 -23.140 44.243 -798 604 4.470 6.816 -29.454 56.002 372 1.835 -1.425 1.425 23 24 22.567 21.470 2.845 794 Pensioenuitvoeringskosten 28 1.793 2.102 Overige lasten 29 2.138 0 -1.141 83.652 14.713 24.602 14.922 -209 14.713 24.596 6 24.602 RESULTAAT Resultaatbestemming Het bestuur heeft besloten het resultaat op de volgende wijze te bestemmen: Toevoeging aan Overige reserve Toevoeging aan Bestemmingsreserve 33 Kasstroomoverzicht in duizenden euro's Toelichting Kasstroom uit pensioenactiviteiten Bijdragen van werkgevers en werknemers Premiebijdragen risico deelnemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Ontvangsten wegens overgenomen verplichtingen Uitgekeerde pensioenen Uitgaven wegens overgedragen pensioenverplichtingen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten 2013 2012 20.382 734 512 861 -22.490 -2.276 -23 -1.888 20.112 765 407 350 -21.451 -794 -24 -1.886 -4.188 Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Aankopen en verstrekkingen van beleggingen Mutatie onderpand derivaten Betaalde kosten vermogensbeheer 10.831 390.648 -410.074 18.396 -1.454 Netto-kasstroom in het jaar Saldo liquide middelen ultimo boekjaar Saldo liquide middelen primo boekjaar Mutatie liquide middelen 12 12 6.588 76.376 -77.828 -1.424 8.347 3.712 4.159 1.191 10.035 5.876 5.876 4.685 4.159 34 -2.521 1.191 Toelichting op de Jaarrekening Bedragen in deze toelichting luiden in duizenden euro, tenzij expliciet anders aangegeven. Algemene grondslagen Informatie over het pensioenfonds Grontmij heeft sinds 1953 een eigen pensioenfonds. Het fonds stelt zich ten doel het verlenen of doen verlenen van pensioenen en toeslagen daarop aan de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of hun nagelaten betrekkingen. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening van het pensioenfonds is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn vermeld in Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 12 juni 2014 de jaarrekening vastgesteld. Presentatiewijzigingen VPL regeling De Raad voor de Jaarverslaggeving heeft de ontwerp-richtlijn RJ 610.270 uitgebracht. Deze ontwerprichtlijn stelt dat ontvangen, maar nog niet aangewende middelen uit hoofde van VPL verantwoord dienen te worden als afzonderlijke verplichting. Tot boekjaar 2013 werden deze middelen door het fonds als overige voorziening verantwoord. Het bestuur van het fonds heeft besloten om de ontwerp-richtlijn te volgen en de VPL-middelen te verantwoorden als langlopende schuld vanaf boekjaar 2013. Deze presentatiewijziging heeft derhalve een herrubricering van de overige voorzieningen naar de langlopende schulden tot gevolg. De presentatiewijziging heeft geen resultaatseffect. Omwille van de vergelijkbaarheid zijn de vergelijkende cijfers aangepast. Er heeft een herrubricering van de overige voorzieningen naar de langlopende schulden plaatsgevonden ad € 1.514. Grondslagen bij de opstelling van de jaarrekening Algemeen De beleggingen en de voorziening voor pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij anders vermeld. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Vergelijkende cijfers zijn, waar nodig, voor vergelijkingsdoeleinden aangepast. Schattingen en veronderstellingen Bij de opstelling van de jaarrekening worden door het bestuur schattingen en veronderstellingen gemaakt en oordelen gevormd die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen, op de waardebepaling van activa en passiva en van baten en lasten. Het betreft de boekwaarde van activa en passiva waarvan de waarden niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De schattingen en de hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren, die gezien de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. Hier wordt prudent mee omgegaan. De schattingen en veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herziening van schattingen worden opgenomen in de periode waarop de herziening betrekking heeft. Opname van een actief of verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. 35 Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op transactiedatum en niet op afwikkelingsdatum. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Valutaomrekening De jaarrekening luidt in euro’s en alle bedragen zijn afgerond naar duizendtallen (€000), tenzij anders is vermeld. De euro is tevens de functionele valuta van het fonds. Activa en passiva luidende in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoersen per balansdatum, tenzij afdekking heeft plaats gehad. In dat geval wordt gewaardeerd tegen de koers van afdekking. Bij het bepalen van de waarde van effecten die in buitenlandse valuta zijn genoteerd, zijn de volgende, voor het fonds meest belangrijke valutakoersen ultimo 2013 gehanteerd: Valutaverhouding Koers Australische Dollar 0,649 Zwitserse Frank 0,683 Deense Kroon 0,134 Britse Pond Sterling 1,202 Hong Kong Dollar 0,094 Noorse Kroon 0,120 Zweedse Kroon 0,113 Amerikaanse Dollar 0,726 Grondslagen voor de balans Beleggingen In overeenstemming met de Pensioenwet en RJ610 worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participatie in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen van dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde. Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Met ingang van het vierde kwartaal van 2013 wordt dit bereikt door beleggingen in derivaten en credit en cash funds. Aankopen en verkopen worden verwerkt op transactiedatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde obligaties en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in obligaties worden gewaardeerd tegen de beurskoers per balansdatum. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardefondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Hypothecaire leningen, leningen op schuldbekentenis en andere waardepapieren met een vaste of variabele rente worden gewaardeerd tegen de geschatte, toekomstige netto kasstromen die uit de beleggingen zullen toevloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente, rekening houdend met het risicoprofiel, waaronder het krediet- en liquiditeitsrisico, en de looptijd van de belegging. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van waarderingsmodellen. Voor de waardering is de OIS-curve gebruikt. Negatieve derivaten worden onder kortlopende schulden opgenomen. 36 Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen worden gewaardeerd tegen de beurskoers per balansdatum. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Vastgoed Directe vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde. Deze wordt gebaseerd op taxaties welke worden verricht door externe deskundigen. Beleggingen in indirect vastgoed worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastgoedfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Commodities Commodities worden gewaardeerd tegen reële waarde. Voor participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in commodity fondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Beleggingen voor risico deelnemers Bijdrageregeling De voor de deelnemers aan de bijdrageregeling beschikbare premie is ondergebracht bij Robeco. Voor deze datum maakten deze beleggingen onderdeel uit van de totale beleggingen van het fonds. De waardering van de beleggingen vindt plaats tegen de grondslagen zoals hiervoor opgenomen. Pensioenspaarregeling Het voor de deelnemers aan de Pensioenspaarregeling beschikbare vermogen, dat is belegd bij Robeco, wordt gewaardeerd tegen beurswaarde. Herverzekeraar Herverzekerde pensioenen Onder deze post zijn herverzekerde pensioenverplichtingen opgenomen. De verplichtingen hebben betrekking op de pensioenrechten van een klein aantal deelnemers, vooral afkomstig uit overgenomen bedrijven, die zijn herverzekerd bij Nationale Nederlanden, Aegon en Centraal Beheer. Er is geen sprake van verzekeringstechnisch risico voor SPG met betrekking tot de herverzekerde verplichtingen. De verplichtingen worden gewaardeerd op basis van marktwaarderingen. In de waardering van herverzekerde aanspraken moet aan de vermogenskant rekening worden gehouden met de kredietwaardigheid van de herverzekeraar. DNB heeft richtlijnen opgesteld voor de bepaling van de omvang van kosten- en kredietrisico op de herverzekeraar voor volledig herverzekerde fondsen (Toepassing FTK op volledig herverzekerde fondsen). Risicoherverzekering De herverzekerde risicokapitalen gelden als dekking voor het overlijdensrisico van actieve deelnemers. Het eigen behoud van deze, via een stoploss contract bij Zwitserleven ondergebrachte verzekering, bedraagt 150% van de totale risicopremie. De risico’s bij arbeidsongeschiktheid zijn niet herverzekerd en komen dus voor rekening van het fonds. Vorderingen, liquide middelen en schulden De vorderingen, liquide middelen en schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Bij de waardering van vorderingen wordt zo nodig rekening gehouden met waardeverminderingen wegens oninbaarheid. Het verschil tussen actuele waarden en nominale waarden is bij de activa en passiva in het algemeen gering. Alle vorderingen en kortlopende schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar, tenzij anders aangegeven. Reserves De Bestemmingsreserve geeft de benodigde solvabiliteitsbuffer weer. Dit bestaat uit het minimaal vereist vermogen en de dekkingspositie. De Overige reserve geeft het surplus of tekort aan reserves weer. 37 Technische voorzieningen Technische voorzieningen voor risico pensioenfonds De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd tegen reële waarde. De reële waarde is bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Voor arbeidsongeschikte deelnemers wordt mede rekening gehouden met het premievrijgestelde deel van de toekomstige pensioenopbouw. Voor deelnemers die op de balansdatum ziek zijn, is rekening gehouden met de verwachte toekomstige schadelast. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente welke is gebaseerd op de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Op grond van de samenstelling van de TV komt de nominale rente einde boekjaar ongeveer overeen met een contante rekenrente van 2,75% (2012: 2,44%). Bij de vaststelling van de overlevingskansen is uitgegaan van de door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde “Prognosetafel 2012-2062”. Daarnaast is er rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012). Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw is op drie jaar gesteld (gemiddeld is een man drie jaar ouder dan zijn vrouwelijke partner). Voor wezenpensioen zijn de verplichtingen van het latent nabestaandenpensioen van de premievrijen met 5% verhoogd (2012: 5%). Voor excassokosten zijn de verplichtingen verhoogd met 1,5% (2012: 1,5%). Voor de verzekerde partner wordt uitgegaan van een bepaald partner systeem. Voor de arbeidsongeschikte wordt rekening gehouden met de voorziening premievrijstelling bij invaliditeit (PVI). Het pensioenfonds kent in reglement 2013 een hybride regeling, bestaande uit een CDC-regeling met een middelloonsystematiek tot een bepaald salaris en daarboven een beschikbare premieregeling. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken dienstjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het bestuur besloten of de aanspraken en de reeds ingegane pensioenen geïndexeerd worden en in hoeverre dit zal gebeuren. Voorwaardelijk toeslagenbeleid actieven Het bestuur kan, zolang er voldoende middelen zijn en met inachtneming van het in de overige leden van pensioenreglement 2012 Artikel 17 bepaalde, jaarlijks besluiten toeslagen te verlenen op: a. de pensioenaanspraken van actieve deelnemers; b. aanspraken bij voortzetting deelnemerschap als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Op de pensioenaanspraken, zoals hierboven beschreven, wordt jaarlijks per 1 januari (voor het eerst per 1 januari 2013) toeslag verleend van maximaal de stijging van de Cao-verhoging over het vorige boekjaar met een maximum van 2% op jaarbasis. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast. Deze voorwaardelijke toeslagverlening wordt voor zover mogelijk gefinancierd uit de doorsneepremie, het premiedepot actieven en uit de algemene middelen van het fonds, waarbij wordt aangesloten bij de beleidsstaffel voor toeslagen zoals deze geldt voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, zoals opgenomen in pensioenreglement 2012 (art. 18 lid 3). Indien wordt aangesloten bij de hierboven genoemde beleidsstaffel voor toeslagen, dan vindt toeslagverlening voor actieve deelnemers en de pensioenaanspraken bij voortzetting deelnemerschap als gevolg van arbeidsongeschiktheid plaats op basis van de Cao-verhoging over het vorige boekjaar, met een maximum van 2% op jaarbasis op basis van het totaal van de in de vorige alinea genoemde financieringsbronnen. Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling bij de toeslagverlening mee laten wegen. Eén en ander brengt mee dat het bestuur te allen tijde bevoegd is de systematiek van toeslagverlening en de geformuleerde ambitie aan de omstandigheden aan te passen. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is daarmee niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslag wordt verleend. 38 Het bestuur kan besluiten tot het verlenen van inhaaltoeslagen. Als leidraad voor inhaaltoeslagen zijn door het bestuur uitgangspunten geformuleerd, die in artikel 25 van het pensioenreglement 2012 en in de ABTN zijn opgenomen. Voorwaardelijk toeslagenbeleid premievrij- en pensioengerechtigden Het bestuur zal, zolang er voldoende middelen zijn, jaarlijks besluiten toeslagen te verlenen op: a. de ingegane pensioenen; b. de premievrije pensioenaanspraken van deelnemers en gewezen deelnemers; c. de bij scheiding aan de ex-partners toegekende pensioenaanspraken; d. het arbeidsongeschiktheidspensioen. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de stijging van het percentage van de consumentenprijsindex voor alle huishoudens (afgeleid) over de laatst verstreken periode van oktober tot oktober (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek). Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement en uit algemene middelen van het fonds gefinancierd. Bij het bepalen van de hoogte van de toeslag voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden wordt de volgende beleidsstaffel toegepast: · wanneer de dekkingsgraad* lager is dan de minimaal vereiste dekkingsgraad (104,1% niveau 2013), wordt geen toeslag verleend. · wanneer de dekkingsgraad* hoger of gelijk is aan de vereiste dekkingsgraad (111,7% niveau 2013) wordt een volledige toeslag toegekend. · bij een tussenliggende dekkingsgraad* wordt naar rato toeslag verleend. * In voorgenoemde beleidsstaffel wordt met dekkingsgraad bedoeld: de dekkingsgraad na toekenning van de voorgenomen toeslag. Het bestuur zal verwachtingen betreffende de lastenontwikkeling van de pensioenregeling als geheel, of van onderdelen daarvan, in toekomstige jaren in zijn beoordeling bij de toeslagverlening mee laten wegen. Eén en ander brengt mee dat het bestuur te allen tijde bevoegd is de systematiek van toeslagverlening en de geformuleerde ambitie aan de omstandigheden aan te passen, ook ten aanzien van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Er is geen recht op toekomstige toeslagverlening. Het is daarmee niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslag wordt verleend. Toeslagen worden verwerkt in het boekjaar waarin daartoe door het bestuur is besloten. In boekjaar 2013 is besloten per 1 januari 2013 geen toeslag te verlenen. In boekjaar 2014 is besloten per 1 januari 2014 0,5% toeslag te verlenen aan premievrijen en pensioengerechtigden en 1,0% aan actieven. De toeslagverlening per 1 januari 2014 wordt in de technische voorzieningen van 2014 verwerkt. Technische voorziening voor risico deelnemers De voorziening voor risico deelnemer wordt bepaald op basis van de door de werkgever gedane stortingen en de behaalde beleggingsopbrengsten. De waardering volgt de waardering van de hier tegenoverstaande beleggingen voor risico deelnemers. Pensioenspaarregeling De voorziening inzake de Pensioenspaarregeling wordt bepaald op basis van de door de werknemers gedane stortingen en de behaalde beleggingsopbrengsten. De waardering volgt de waardering van de hier tegenoverstaande beleggingen voor risico deelnemers. Overige voorzieningen VPL-regeling Onder VPL-regeling wordt de reeds beschikbare financiering voor de uitvoering van de door sociale partners overeengekomen VPL (Vut, Prepensioen, Levensloop) verantwoord. Door het fonds wordt een overgangsregeling uitgevoerd in het kader van de Wet VPL. Deze regeling voorziet in een voorwaardelijke aanspraak op pensioen. Voorwaarde is dat er sprake moet zijn van een dienstverband. Op het moment van het bereiken van de 62-jarige leeftijd, dan wel bij overlijden, en uiterlijk op 31 december 2020, worden de voorwaardelijke aanspraken omgezet in onvoorwaardelijk pensioenaanspraken. De inkoop van de onvoorwaardelijke pensioenaanspraken geschiedt op basis van de fondsgrondslagen op het moment van inkoop. De financiering geschiedt in termijnen zoals is overeengekomen in de uitvoeringsovereenkomst of door een aanvullende afspraak. De ontvangen gelden maken op dit moment onderdeel uit van de totale beleggingen. De sociale partners hebben een overeenkomst opgesteld over de manier van beheer van de ontvangen termijnen en over het te vergoeden rendement over het saldo van de financiering. In 2014 zal deze getekend worden. 39 Premiedepot actieven Indien de ontvangen premie in enig jaar hoger is dan de zuiver kostendekkende premie, dan wordt het saldo toegevoegd aan het premiedepot actieven. Het premieoverschot komt niet in de algemene reserve van het fonds. Het doel van het premiedepot actieven is de premie zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan de actieven. Het premiedepot kan worden gebruikt voor financiering van toeslagverlening en in de situatie dat de ontvangen premie lager is dan de interne (zuivere) kostendekkende premie. Bij een premiedepot actieven groter dan 10% van de technische voorziening actieven, wordt het meerder overgeheveld naar de algemene reserve van het fonds. Het fondsrendement wordt toegevoegd over het berekende gemiddelde saldo in een jaar. De hoogte van de mutatie van het depot wordt middels bestuursbesluit vastgesteld aan het begin van het boekjaar. Hierbij wordt uitgegaan van schattingen. Bij het bepalen van de interne (zuivere) kostendekkende premie wordt uitgegaan van de nominale rentetermijnstructuur per 1 januari van het boekjaar zonder rekening te houden met UFR –methodiek en driemaandsmiddeling. Besluitvorming vindt plaats aan de hand van de interne (zuivere) kostendekkende premie. Grondslagen voor de staat van baten en lasten Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Premiebijdragen Als premiebijdragen worden verantwoord de op het boekjaar betrekking hebbende bijdragen van werkgevers en deelnemers welke voor het boekjaar zijn vastgesteld, respectievelijk bekend zijn geworden, waarbij rekening is gehouden met eventueel verleende premiekortingen en/of premieopslagen. Beleggingsopbrengsten Beleggingsresultaten bestaan uit: - Directe beleggingsopbrengsten; - Indirecte beleggingsopbrengsten; - In aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer. De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op ontvangen huren, dividenden en rente. Huuropbrengsten worden lineair opgenomen gedurende de huurperiode. Dividenden worden in de staat van baten en lasten verwerkt, indien het fonds daarop recht heeft verkregen en hun ontvangst waarschijnlijk is. Renteopbrengsten worden tijdsevenredig in de staat van baten en lasten verwerkt, indien hun bedrag bepaalbaar is en hun ontvangst waarschijnlijk. Valutaverschillen worden opgenomen onder de post directe beleggingsopbrengsten. De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen van de beleggingen. In de jaarrekening wordt hier geen onderscheid tussen gemaakt. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengst in de staat van baten en lasten opgenomen De in aftrek gebrachte kosten van vermogensbeheer hebben betrekking op de beheerskosten die door vermogensbeheerders in rekening worden gebracht, alsmede de kosten van de beleggingsadministratie. Pensioenuitkeringen Pensioenen worden in de staat van baten en lasten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De kosten worden in de staat van baten en lasten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Overgenomen en overgedragen pensioenverplichtingen De bij overdracht van pensioenen bepaalde overdrachtswaarden zijn gebaseerd op de wettelijke berekeningsgrondslagen. De inkomende en uitgaande waardeoverdrachten worden toegerekend aan het verslagjaar waarin de bijbehorende pensioenaanspraken zijn verwerkt. 40 Mutatie voorziening pensioenverplichtingen De mutatie voorziening voor pensioenverplichtingen bestaat uit de volgende componenten: · Pensioenopbouw: de kosten van één jaar inkoop; toerekening vindt plaats aan de periode waarin de opbouw van pensioenrechten plaatsvindt. · Toeslagverlening en overige toeslagen: de toeslagverlening wordt als last verwerkt voor zover vóór balansdatum een besluit daartoe genomen is. · Rentetoevoeging: de voorziening wordt opgerent op basis van de nominale rente op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur met een looptijd van één jaar. · Onttrekkingen voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten: de vrijval wordt ten gunste van het resultaat verwerkt in de periode waarin de lasten bij de berekening aan de voorziening waren voorzien. · Wijziging marktrente: het effect van de aanpassing van de marktrente gedurende het jaar op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur wordt ultimo het verslagjaar bepaald en in de staat van baten en lasten opgenomen. · Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten: het saldo van actuariële inkomende en uitgaande waardeoverdrachten wordt toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. · Verhoging i.v.m. actuele ontwikkelingen op het gebied van levensverwachting: de pensioenverplichtingen worden berekend aan de hand van de Prognosetafel 2012-2062 zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap op 10 september 2012. Voorts wordt er rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012). Overige baten en lasten Overige baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Verliezen worden in aanmerking genomen zodra zij voorzienbaar zijn. Dekkingsgraad De dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen het aanwezige vermogen en de contante waarde van de op dat moment geldende reglementaire pensioenaanspraken. Bij de berekening van de nominale dekkingsgraad wordt gebruik gemaakt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Deze is samengesteld op basis van de UFR (Ultimate Forward Rate). In de economische dekkingsgraad wordt de rentetermijnstructuur op basis van marktrente gebruikt. Grondslagen voor het kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld op basis van de directe methode. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten. Onder liquide middelen zijn opgenomen de bij banken aangehouden rekening-courantsaldi alsmede het bedrag dat beschikbaar is voor beleggingstransacties. Risicobeheersing Algemeen In het bestuursverslag is uiteengezet welke risico’s het pensioenfonds ondermeer loopt en welk beleid wordt gevoerd ter beheersing van die risico’s. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten. Solvabiliteitsrisico In 2013 heeft de solvabiliteit van het fonds zich positief ontwikkeld. In de pensioenwet en in het pensioenreglement zijn maatregelen opgenomen voor elke situatie. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, kan het fonds in een situatie van onderdekking terecht komen. In een situatie van onderdekking heeft het pensioenfonds geen ruimte beschikbaar voor een eventuele toeslagverlening. Ook kunnen pensioenfondsen in een financiële situatie terecht komen dat de pensioenpremie moet bijdragen aan herstel. In de huidige pensioenwet wordt het korten (afstempelen) van pensioenrechten als uiterst herstelmiddel gehanteerd. De solvabiliteit van het fonds wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen alsook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder op basis van de Pensioenwet en het Financieel Toetsingskader worden opgelegd. 41 De toezichthouder DNB hanteert hiertoe een gestandaardiseerde methode om te toetsen of er voldoende vermogen aanwezig is om de risico’s van het pensioenfonds te kunnen opvangen. Bij deze toets wordt voor een aantal scenario’s het effect van de diverse risico’s op het vermogen bepaald. De uitkomsten worden mede bepaald door marktomstandigheden en het risicoprofiel van de beleggingen. Volgens de standaardmethode is er sprake van voldoende eigen vermogen, indien het eigen vermogen groter is dan de vereiste buffer. Ter bepaling van het vereist eigen vermogen wordt voor een negental risicofactoren bepaald wat het effect van een onmiddellijke verandering daarin is op het eigen vermogen. Voor ieder van deze effecten dient dan een opslag op de TV gelegd te worden. De TV, tezamen met deze opslagen, vormt dan het vereist eigen vermogen. De portefeuille vastgoed en portefeuille aandelen in opkomende markten wordt (deels) actief beheerd. Bij de berekening van het vereist eigen vermogen is daarom rekening gehouden met het risico van actief beheer door de schokken ter bepaling van het risico zakelijke waarden (S2) aan te passen. De gehanteerde indicator voor aanvullend risico is de met de vermogensbeheerder afgesproken “tracking error”. Dit is de mate waarmee de beheerder mag afwijken van de benchmark. Bij de vaststelling van de buffer wordt uitgegaan van de meest waarschijnlijke beleggingsmix voor het aankomende jaar. In de regel is dat de strategische mix, tenzij er gegronde redenen zijn om te veronderstellen dat die beleggingsmix gedurende het eerstvolgende jaar niet gerealiseerd zal worden. Indien de feitelijke mix risicovoller is dan de meest risicovolle variant binnen de bandbreedtes van de strategische mix, dan geldt de buffereis die volgt conform de feitelijke beleggingsmix. Voor 2013 is, evenals in 2012, uitgegaan van de strategische, is meest waarschijnlijke, mix bij de berekening van de buffer. De uitkomsten van de toets zijn als volgt (in duizenden euro’s): Eind 2013 Eind 2012 S1 Renterisico 22.149 21.037 S2 Risico zakelijke waarden 60.526 61.644 S3 Valutarisico 22.287 19.512 S4 Grondstoffenrisico 11.699 12.194 S5 Kredietrisico 621 1.719 S6 Verzekeringtechnisch risico 22.439 24.381 S7 Liquiditeitsrisico 0 0 S8 Concentratierisico 0 0 S9 Operationeel risico 0 0 Diversificatie-effect -/-58.284 -/- 58.841 Totaal vereiste buffer (S) 81.437 81.646 % van TV 11,7% 11,2% Totale reserves 68.421 53.708 Reservetekort/-overschot -/-13.016 -/-27.938 De effecten S1 t/m S6 worden met behulp van de door DNB voorgeschreven ‘wortelformule’ omgerekend tot een totaal effect op de solvabiliteit van het pensioenfonds. In deze wortelformule wordt er rekening mee gehouden dat niet alle risico’s tegelijk optreden (diversificatie-effect) en is een correlatie tussen de effecten aangenomen. Dit resulteert in een minimaal vereiste buffer van 11,7% (2012: 11,2%). Ten opzichte van voorgaand jaar is dit percentage gestegen met 0,5%. Het reservetekort per 31 december 2013 betekent dat het pensioenfonds volgens het standaardmodel naar verwachting onvoldoende vermogen heeft om de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten te dekken. SPG heeft een lager eigen vermogen dan het vereist eigen vermogen. Renterisico (S1) Het renterisico is het effect van de meest ongunstige wijziging van de rente/rentetermijnstructuur volgens de tabel in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Doorgaans zal dit een rentedaling betreffen. Een daling van de rente leidt tot een verhoging van de TV en tot een waardestijging van de vastrentende waarden. Het saldo van deze beide effecten geeft het renterisico (S1) weer. Bij de berekening zijn toekomstige kasstromen gehanteerd. Bij de bepaling van het renterisico is er rekening mee gehouden dat het renterisico voor 70% wordt afgedekt. Dit betreft het strategische renteafdekkingspercentage zoals gedefinieerd in de ABTN van het pensioenfonds. Omdat gebruik wordt gemaakt van het strategische renteafdekkingspercentage van 70%, wordt de wijziging van de vastrentende waarden als gevolg van de renteschok berekend als 70% van het effect van de renteschok op de TV. Deze bedraagt ultimo 2013 22.149 (2012: 21.037). 42 De beheersing vindt plaats door middel van het strategische beleggingsbeleid en de duration. In 2013 zijn de LDI fondsen verkocht. De renteafdekking vindt nu plaats door middel van de beleggingen in cash funds, een credit fund en renteswaps. De effectieve duration van de vastrentende portefeuille is 17,1 (2012: 18,7%). De duration van de verplichtingen is 16,2 (2012: 17,3). Daarmee is de rentegevoeligheid van de vastrentende portefeuille vrijwel gelijk aan de verplichtingen. Eind 2013 is het renterisico voor 70,1% afgedekt (2012: 69%). Het pensioenfonds heeft aan het eind van het verslagjaar 61% belegd in vastrentende waarden en derivaten (2012: 63%). Risico zakelijke waarden (S2) Voor de bepaling van de buffer voor het zakelijke waarden risico wordt verondersteld dat een procentuele daling moet kunnen worden opgevangen op de verschillende beleggingen. Het risico op zakelijke waarden kan worden opgevangen door diversificatie. De segmentatie van de aandelenportefeuille is als volgt (in duizenden euro’s): 2013 % 2012 Europe (excl. UK) 138.708 64 120.633 Emerging Markets 54.683 26 55.021 Pacific Rim (excl. Japan) 23.316 10 23.118 216.707 100 198.772 Totaal % 61 28 11 100 Het risico van zakelijke waarden (S2) daalt van 61.644 per eind 2012 naar 60.526 per eind 2013. Valutarisico (S3) De omvang van de buffer voor het valutarisico moet dusdanig zijn dat een waardedaling van 20% moet kunnen worden opgevangen voor dat deel van de portefeuille dat niet in euro’s is belegd. Over 17,1% van het vermogen (exclusief derivaten) wordt valutarisico gelopen. 97% van het valutarisico wordt veroorzaakt door beleggen in aandelen, 3% door vastgoedbeleggingen. De segmentatie over de valuta is als volgt*: 2013 % Euro 602.837 82,9 Zwitserse Frank 26.882 3,7 Hong Kong Dollar 16.660 2,3 Australische Dollar 15.018 2,1 Zweedse Kroon 7.212 1,0 Noorse Kroon 4.896 0,7 Overige valuta 53.717 7,4 Totaal 727.220 100 * Over 2012 zijn geen vergelijkende cijfers beschikbaar Deze tabel is op basis van doorkijk tot stand gekomen. Het valutarisico (S3) bedraagt ultimo 2013 22.287 (2012: 19.512). Grondstoffenrisico (S4) Een kenmerk van grondstoffen is dat er grote waardeschommelingen kunnen optreden. In deze toets moet het effect van een waardedaling van 30% kunnen worden opgevangen. Het grondstoffenrisico per ultimo 2013 bedraagt 11.699 (2012: 12.194). De buffer die voor dit risico moet worden aangehouden is beperkt, omdat slechts 4 % van het vermogen in grondstoffen is belegd. In 2012 was dit 5 %. Kredietrisico (S5) Het kredietrisico wordt gemeten door het effect van een toename met 40% van de actuele opslag voor kredietrisico (de “credit spread”) in het marktsegment vast te stellen, op de portefeuille vastrentende waarden met kredietrisico (“credits”). Bij de berekening zijn toekomstige kasstromen gehanteerd. Het kredietrisico (S5) bedraagt ultimo 2013 621 (2012: 1.719). De daling wordt veroorzaakt door een afname van de duration (credits), de lagere marktwaarde van de credits en de lagere credit spread. 43 De verdeling van de vastrentende waarden over de verschillende categorieën is als volgt (in duizenden euro’s): 2013 % 2012 % LDI fondsen 0 0 374.603 79 Credits fonds 104.452 24 102.452 21 Cash fondsen 328.846 76 6 0 433.298 100 477.061 100 Totaal Het kredietrisico wordt ook beïnvloed door de kwaliteit van de tegenpartijen waarop het pensioenfonds vorderingen heeft. De gemiddelde rating van de debiteuren van de vastrentende waarde is als volgt: 2013 % 2012 % AAA 42.114 10 114.545 24 AA 140.167 32 119.298 25 A 154.896 36 204.380 43 BBB 22.206 5 20.316 4 Lager dan BBB 543 0 359 0 Geen rating 73.371 17 18.163 4 Totaal 433.298 100 477.061 100 Het onderdeel ‘Geen rating’ bestaat voornamelijk uit de beleggingen in de cash funds, waarbij de onderliggende beleggingen niet van een rating zijn voorzien. In 2013 is de belegging in cash funds toegenomen vanwege de overgang naar een discretionair mandaat. Landenrisico Landenrisico wordt gedefinieerd als het risico waarbij een tegenpartij niet in staat is aan zijn kredietverplichtingen te voldoen wegens politieke, sociale, economische of overige gebeurtenissen in een land. In 2013 zijn er geen directe beleggingen in vastrentende waarden die zijn uitgegeven door GIIPS-landen en Cyprus. Ook in de beleggingsfondsen is niet belegd in staatspapier van deze landen. Verzekeringstechnisch risico (S6) De vereiste buffer voor verzekeringstechnische risico’s wordt bepaald door de technische voorzieningen 2 2 te vermenigvuldigen met de som van het procesrisico en + . Het procesrisico, de TSO (onzekerheid in de sterftetrend) en de NSA (stochastische onzekerheid) zijn afhankelijk van: - de naar de TV gewogen gemiddelde leeftijd van het pensioenfonds; - het aantal deelnemers; - de vorm van dekking inzake nabestaandenpensioen en; - de in tabellen door DNB voorgeschreven parameters. Het verzekeringstechnisch risico (S6) bedraagt ultimo 2013 22.439 (2012: 24.381). Langlevenrisico Dit is het gegeven dat een verzekerde persoon langer kan leven dan op basis van de gehanteerde sterftekansen wordt verwacht. Dit risico is van belang voor onder andere het ouderdomspensioen. Het langlevenrisico draagt het fonds in eigen beheer. Het fonds past de meest recente AG tafels toe. Het fonds monitoort de toegepaste ervaringssterfte door middel van analyse van het langlevenresultaat over meerdere jaren. Impactanalyse De impact van een stijging van 1% in de risicocategorieën rente (S1) en zakelijke waarden (S2) heeft het volgende effect op de aanwezige en vereiste dekkingsgraad: Risico Stijging met 1% Mutatie aanwezige Mutatie vereiste dekkingsgraad dekkingsgraad* Rente Rentecurve 6,2% 0,6% Zakelijke waarden Beurskoersen 0,4% 0,0% (incl. commodities) * Uitgaande van strategische mix 44 Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt door het fonds beheerd door in het strategisch en tactisch beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Van dit risico is geen sprake. Het grootste deel van de beleggingen kan binnen een maand liquide worden gemaakt. Daarnaast zijn er nog directe beleggingsopbrengsten bij de vastgoedfondsen. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële posities van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Voor het concentratierisico wordt geen buffer aangehouden. Het fonds belegt voornamelijk in beleggingsfondsen, waarbinnen een brede spreiding is aangebracht. Eind 2013 is de top 5 aan individuele beleggingen (excl. derivaten) is als volgt: BlackRock LSF Euro Cash Fund 265.066 BlackRock ex UK Alpha Tilts Fund 138.708 BlackRock Euro Corporate Bond Index 104.452 BlackRock ICS Euro Liquidity Fund 63.779 Credit Suisse Fund Lux Commodity Index Plus 32.545 Totaal 604.303 Dit is 79% van het totale belegde vermogen (761.654). Van het totale vermogen is ongeveer 90% in beheer bij BlackRock. In 2011 is het traject gestart om te komen tot reservemanagers voor het vermogensbeheer op de diverse grote portefeuilles. Reden hiervan is de kwetsbaarheid van het fonds te verlagen op het moment dat de huidige vermogensbeheerders niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen vanwege faillissement. In 2013 zijn de contracten met de geselecteerde reservemanager afgerond. Eind 2012 is de top 5 aan individuele beleggingen als volgt: BlackRock LSF Euro Fixed 2030-2039 153.464 BlackRock ex UK Alpha Tilts Fund 120.633 BlackRock LSF Leverage Euro Fixed 2040-2049 104.563 BlackRock Euro Corporate Bond Index 102.452 BlackRock LSF Leverage Euro Fixed 2025-2029 61.013 Totaal 542.125 Dit is 71% van het totale belegde vermogen (760.217). Van het totale vermogen is ongeveer 89% in beheer bij BlackRock. Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Deze risico’s worden beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering zijn betrokken. Aangezien hiermee sprake is van adequate beheersing van de operationele risico’s worden door het fonds hiervoor geen buffers aangehouden in de solvabiliteitstoets. Bepaling boekwaarde financiële activa en financiële verplichtingen Voor financiële activa en financiële verplichtingen die gewaardeerd worden tegen reële waarde, zijn boekwaarden afgeleid van: 1. genoteerde marktprijzen 2. onafhankelijke taxaties 3 netto-contante-waardeberekeningen 4. dat een andere geschikte methode is gehanteerd. Vastgoedbeleggingen welke gewaardeerd zijn op basis van onafhankelijke taxaties, zijnde de WOZ opgave, betreft een pand in De Bilt. Bij de waardering van derivaten op basis van NCW-berekeningen is de OIScurve gehanteerd. De andere methode betreft beleggingsfondsen waarbij de waardering wordt gebaseerd op de NAV van het fonds. 45 De beleggingen van SPG zijn als volgt ingedeeld (€ 1.000): 2013 Genoteerde prijzen Onafhankelijke taxaties Vastgoedbeleggingen NCWberekeningen 259 Aandelen Derivaten Totaal 0 Genoteerde prijzen 259 Onafhankelijke taxaties Vastgoedbeleggingen 34.433 NCWberekeningen 268 Aandelen 44.411 44.670 216.707 216.707 34.433 465.843 465.843 726.961 761.653 Andere methode Totaal 47.818 48.086 198.772 198.772 Derivaten 0 Overige beleggingen Totaal Totaal 34.433 Overige beleggingen 2012 Andere methode 0 268 46 0 513.359 513.359 759.949 760.217 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's Beleggingen voor risico fonds 2013 1. Vastrentende waarden Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2012 477.061 361.420 -378.928 -26.255 422.864 58.220 -53.788 49.765 433.298 477.061 Er wordt belegd in niet-beursgenoteerde fondsen. Voor deze fondsen zijn geen gecertificeerde opgaven per 31 december 2013 ontvangen, evenwel is beoogd een indirecte vorm van zekerheid te verkrijgen door middel van back-testing prijzen en periodieke bespreking performance met beheerders. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van uitgevoerde controles, waaronder vergelijking prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn. De mutaties in aan- en verkopen worden veroorzaakt door het inrichten van een discretionaire portefeuille ten behoeve van de renteafdekking. Negatieve indirecte beleggingsopbrengsten worden veroorzaakt door een stijging van de rente. 2. Aandelen Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 198.772 3.260 -11.119 25.794 178.112 7.609 -22.393 35.444 216.707 198.772 Er wordt niet belegd in premiebijdragende ondernemingen (2012: 0). De beheerder van de aandelen heeft eind 2013 ongeveer 4% (2012: 4%) van de aandelen uitgeleend (Security Lending). De belegging in aandelen vindt plaats in niet-beursgenoteerde beleggingsfondsen die beleggen in beursgenoteerde aandelen. 3. Vastgoed Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 48.086 0 -1 -3.415 47.706 4.061 0 -3.681 44.670 Er wordt belegd in niet beursgenoteerde vastgoedfondsen. Er wordt zowel belegd in fondsen met vastgoed in Nederland (74%) als in andere Europese landen (26%). Het vastgoed betreft woningen (30%), winkels (33%), kantoren (13%) bedrijfsruimten (8%) en parkeerfaciliteiten (18%). 4% van de bezittingen bevinden zich in de GIIPS* landen (2012:4%). * Griek enland, Ierland, Italië, Portugal, Spanje 47 48.086 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 4. Commodities Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2012 36.298 0 -1 -3.752 30.495 7.001 0 -1.198 32.545 36.298 Voor dit fonds is geen gecertificeerde opgave per 31 december 2013 ontvangen, evenwel is beoogd een indirecte vorm van zekerheid te verkrijgen door back-testing prijzen en periodieke bespreking performance met beheerder. De waardering kan hoger of lager zijn, maar het bestuur verwacht op basis van uitgevoerde controles, waaronder vergelijking prijzen afgegeven in het verleden met later gecontroleerde jaarrekeningen, dat dit niet materieel zal zijn. 5. Derivaten Stand per 1 januari Mutatie van creditpositie balans Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten 0 3.471 44.461 0 -10.028 0 0 0 0 0 37.904 0 Het fonds gebruikt rentederivaten om het renterisico af te dekken. In 2012 werd belegd in LDI fondsen. In het vierde kwartaal van 2013 is een discretionaire portefeuille ingericht, waarbij rentederivaten worden aangehouden ter afdekking van het renterisico. Derivaten met een negatieve waarde worden aan de passivakant van de balans verantwoord. Het saldo van de debet- en creditpositie is 34.433. Op 31 december 2013 is 18.396 ontvangen als cash collateral. Dit onderpand is belegd in cash funds en verantwoord onder de vastrentende waarden aan de activazijde van de balans. De hieraan gerelateerde verplichting is verantwoord onder de kortlopende schulden aan de passivazijde van de balans. Daarnaast zijn er Franse staatsobligaties als collateral ontvangen ten bedrage van 10.900. Deze obligaties staan niet ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Beleggingen voor risico deelnemers 6. Vastrentende waarden Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 4.723 558 -174 -220 7. Aandelen Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 2.071 286 -393 320 8. Vastgoed Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 165 26 -35 -5 9. Commodities Stand per 1 januari Aankopen Verkopen Indirecte beleggingsopbrengsten Stand per 31 december 404 63 3 -57 3.601 452 -158 828 4.887 4.723 1.503 341 -3 230 2.284 2.071 146 21 -33 31 151 278 123 -1 4 413 48 165 404 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 2012 Overig 10. Herverzekeringsdeel Technische Voorziening Stand per 1 januari Mutaties lopend boekjaar Afwaardering i.v.m. kredietrisico Stand per 31 december 20.196 -1.030 0 19.166 18.672 1.524 0 20.196 273 160 2.580 378 3.391 203 0 2.955 523 3.681 4.109 5.926 10.035 1.146 4.730 5.876 De voorziening kan wijzigen door uitkeren van pensioenen, wijziging van de rente, overlijden van deelnemers of aanpassing van de sterftetafels. De herverzekerdelen zijn ondergebracht bij Nationale Nederlanden (62%, rating A), Aegon (30%, rating AA-), en Centraal Beheer (8%, rating A+). Het bestuur ziet geen aanleiding een afslag toe te passen of een voorziening te nemen. 11. Vorderingen Dividendbelasting Opgelopen rente IRS Premiedebiteuren Overige vorderingen Premiedebiteuren betreft een vordering op de aangesloten werkgever (Grontmij Nederland Holding B.V.). Alle vorderingen hebben een looptijd korter dan een jaar. 12. Liquide middelen ABN AMRO Kas Bank De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Het saldo bij Kas Bank is het bedrag dat beschikbaar is voor beleggingstransacties. 13. Bestemmingsreserve Stand per 1 januari Uit resultaatbestemming Stand per 31 december 81.646 -209 81.437 49 81.640 6 81.646 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 14. Overige reserve Stand per 1 januari Uit resultaatbestemming Stand per 31 december 2012 -27.938 14.922 -13.016 -52.534 24.596 -27.938 De reserves zijn als volgt bepaald: Aanwezig vermogen (risico fonds en herverzekeraar) Af: TV Af: Minimaal vereist vermogen Dekkingspositie Af: Vereist eigen vermogen (excl. min. vereist vermogen) Reservepositie 766.915 -698.494 -28.638 39.783 -52.799 -13.016 % 109,8% -100,0% -4,1% 5,7% -7,6% -1,9% 782.686 -728.978 -29.888 23.820 -51.758 -27.938 % 107,4% -100,0% -4,1% 3,3% -7,1% -3,8% Herstelplan Per 31 december 2008 bedroeg de dekkingsgraad 110,4%. Het vereiste eigen vermogen was op dat moment 110,5%. Dit betekende dat er sprake was van een reservetekort en dat er een langetermijnherstelplan moest worden opgesteld. Eind februari 2009 was de dekkingsgraad 104,6%. Bij de toen nog gehanteerde grens van 105% voor het minimaal vereiste vermogen (MVEV) betekende dit, dat er sprake was van een dekkingstekort en dat er een kortetermijnherstelplan moest worden ingediend. In overleg met DNB is per 1 mei 2009 een gecombineerd korte- en langetermijnplan ingediend. In de loop van mei 2009 gaf DNB aan dat het MVEV fondspecifiek moest worden vastgesteld. Deze berekening leidde tot een MVEV van 104,2%. Gevolg hiervan is dat er geen dekkingstekort is geweest. In overleg met DNB is het ingediende gecombineerde herstelplan vervangen door een langetermijnherstelplan per 30 juli 2009. Dit plan is op hoofdlijnen goedgekeurd. Omdat een relatief klein deel is herverzekerd heeft DNB in eerste instantie zijn goedkeuring aan het plan onthouden. In een brief gedateerd 3 februari 2011 is door DNB medegedeeld dat het ingezonden langetermijnherstelplan als concreet en haalbaar in de zin van artikel 128 lid 2 van de Pensioenwet moet worden aangemerkt. Het uitgangspunt van het herstelplan is het voortzetten van het vastgestelde beleid. Op 30 september 2011 was de dekkingsgraad 102% en verkeerde het fonds in een dekkingstekort. Omdat het fonds slechts een maand in onderdekking is geweest is er geen kortetermijnherstelplan ingediend. Eind juni 2012 was de dekkingsgraad 101,1% en raakte het fonds opnieuw in onderdekking. Begin september 2012 wordt een gecombineerd korte- en langetermijnherstelplan ingediend. Omdat het fonds vanwege de invoering van de UFR per eind september weer uit onderdekking komt, geeft DNB SPG de mogelijkheid om het ingediende plan niet te laten beoordelen. Het bestuur besluit dit te doen. Het eerder ingediende langetermijnherstelplan blijft van kracht. Aanvankelijk was er in 2013 weer kortstondig sprake van een dekkingstekort. Dit gebeurde echter de maand voordat de minister van sociale zaken en werkgelegenheid maatregelen had getroffen in verband met het overgangsjaar naar het nieuwe pensioencontract. DNB stond het fonds toe geen formele ontheffing aan te vragen. Op 31 december 2013 is er sprake van een reservetekort. De dekkingsgraad is 109,8% bij een vereiste dekkingsgraad van 111,7%. Het reservetekort is opgeheven als er in drie aansluitende kwartalen geen sprake is van een reservetekort. De dekkingsgraad per 31 december 2013 zou volgens de update van het herstelplan 109,5% moeten zijn. De feitelijke dekkingsgraad is 109,8%. De feitelijke dekkingsgraad is dus hoger dan de in het herstelplan geschatte dekkingsgraad. De verwachting is dat uiteindelijk wordt voldaan aan het ingediende herstelplan. 50 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 15. Pensioenverplichtingen voor risico fonds en herverzekeraar Stand per 1 januari Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Onttrekking voor pensioenuitkeringen en -uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht rechten VPL-regeling Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Verhoging i.v.m. actuele ontw. op het gebied van levensverwachting Mutatie Herverzekeraars 2012 728.978 13.032 0 2.457 -23.895 -22.267 -1.899 929 2.189 0 -29.454 -1.030 671.452 13.802 126 9.879 -23.140 44.243 -798 604 4.470 6.816 56.002 1.524 -30.484 698.494 Stand per 31 december Specificatie: Actieven Arbeidsongeschikten Premievrije rechten Ingegane pensioenen 226.644 12.597 142.967 316.286 698.494 De post pensioenopbouw betreft de kosten van één jaar diensttijdopbouw (inclusief backservice). In 2013 heeft geen indexatie plaatsgevonden. De rentetoevoeging is gebaseerd op 0,351% (2012: 1,544%) en betreft de éénjaarsrente uit de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur aan het begin van het boekjaar. De marktrente op basis van de rentetermijnstructuur behorend bij het profiel van de verplichtingen bedraagt per ultimo verslagjaar 2,75% (2012: 2,44%) tegen 2,44% (2012: 2,74%) aan het begin van het verslagjaar. De door DNB vastgestelde rentetermijnstructuur van 31 december 2013 is gehanteerd. In deze rentetermijnstructuur is voor looptijden vanaf 20 jaar gebruik gemaakt van de zogenaamde UFR-methode. Voorts is de rentetermijnstructuur vastgesteld op basis van het gemiddelde van alle handelsdagen in de laatste 3 maanden van 2013. De stijging van de rente gedurende 2013 heeft geresulteerd in een afname van de voorziening pensioenverplichtingen. De wijziging uit hoofde van overdracht van rechten heeft voor 821 (2012: 393) betrekking op de actuariële waarde van inkomende waardeoverdrachten en voor 2.902 (2012: 1.191) op uitgaande waardeoverdrachten. De mutatie herverzekeraars ontstaat door wijziging van de sterftetafels en rente, overlijden van deelnemers en pensioenuitkeringen aan het fonds. Waardering voorziening pensioenverplichtingen De pensioenverplichtingen worden berekend aan de hand van de Prognosetafel 2012-2062 zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap op 10 september 2012. Voorts wordt rekening gehouden met het verschil in overlevingskansen tussen de werkende en de totale bevolking door toepassing van fondsspecifieke ervaringssterfte (Towers Watson Ervaringssterftemodel 2012). In 2013 zijn dezelfde prognosetafel en ervaringssterftemodel toegepast als in 2012. De waardering van de technische voorzieningen wordt vastgesteld met behulp van schattingen en aannames. De belangrijkste schattingen betreffen de bepaling van de levensverwachting, de fondspecifieke ervaringssterfte en de kostenopslag. Inherent aan schattingen, zoals de ervaringsterfte, is dat deze onnauwkeurigheid kunnen bevatten en dienaangaande op een later noemt op basis van meer recente informatie bijgesteld moeten worden. De voorziening voor pensioenverplichtingen kan hierdoor hoger of lager uitkomen. Het pensioenfonds monitort jaarlijks de resultaten op langleven en kosten ter toetsing van de inschatting. De analyse van het langleven resultaat geeft geen aanleiding tot bijstelling van de toegepaste ervaringsterfte per 31 december 2013. 51 57.526 728.978 262.635 13.510 139.791 313.042 728.978 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 16. Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Stand per 1 januari Stortingen Opnames Dividend en rentes Koersresultaat Mutatie lopend jaar Stand per 31 december 2012 7.363 935 -600 29 8 5.528 749 -6 36 1.056 372 7.735 17. Overige voorzieningen Premiedepot actieven Stand per 1 januari Dotatie Rendementstoekenning Onttrekking Stand per 31 december 1.425 0 0 -1.425 1.835 7.363 0 1.340 85 0 0 1.425 Per 1 januari 2012 is het nieuwe Pensioenreglement 2012 van kracht. Hierin is de vorming van een premiedepot opgenomen. Aan het begin van het boekjaar wordt een zo goed mogelijke inschatting van de kostendekkende premie gemaakt. Op basis van deze berekening wordt de toevoeging aan of onttrekking uit het premiedepot bepaald. In 2013 is de onttrekking 1.425. 18. Langlopende schulden VPL-regeling Stand per 1 januari Toevoeging Onttrekking Stand per 31 december 1.514 1.700 -1.033 492 1.700 -678 2.181 1.514 In het kader van de financiering van de 15-jaarsregeling als bedoeld in het Uitvoeringbesluit Pensioenaspecten Sociaal Akkoord 2004 is de onderneming premie verschuldigd. Uiterlijk eind 2020 vindt voor het laatst toekenning van rechten op basis van deze regeling plaats. Als voorschot betaalt de onderneming elk jaar een deel van de premie. De wijze van bepaling van dit voorschot is beschreven in de Uitvoeringsovereenkomst of via een separate afspraak tussen onderneming en SPG geregeld. In 2013 is het voorschot 1.700 (2012: 1.700). In 2013 zijn op basis van deze regeling pensioenrechten toegekend. Het bedrag dat aan het resultaat is toegekend omvat de toekenning van rechten (929) en de hierbij behorende bufferopslag (104). De ontvangen gelden maken op dit moment onderdeel uit van de totale beleggingen. De sociale partners hebben een overeenkomst opgesteld over de manier van beheer van de ontvangen termijnen en over het te vergoeden rendement over het saldo van de financiering. In 2014 zal deze getekend worden en zal alsnog rendementstoekenning plaatsvinden. 19. Schulden inzake beleggingen Derivaten Ontvangen onderpand derivaten 3.471 18.396 21.867 Derivaten met een negatieve waarde worden op de passiefzijde van de balans opgenomen. Het pensioenfonds heeft eind 2013 18.396 (2012: 0) aan onderpand ontvangen in de vorm van liquiditeiten als gevolg van positieve waardeontwikkeling van de derivaten. Het verstrekte onderpand staat niet ter vrije beschikking. Daarnaast heeft het fonds voor 10.900 (2012: 0) aan hoogwaardige staatsobligaties ontvangen. 52 0 0 0 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 20. Overige kortlopende schulden Belastingen en sociale premies Waardeoverdrachten IMS Overige crediteuren Overlopende passiva Vooruit ontvangen posten 2012 530 4.700 304 1.219 0 6.753 Gedurende 2007 is het bedrijfsonderdeel IMS verkocht. De collectieve waardeoverdracht is in gang gezet, maar kon nog niet worden voltooid in verband met de financiële situatie van het ontvangende fonds. Aan het eind van 2013 is de waardeoverdracht opnieuw gewaardeerd, omdat waardeoverdracht binnenkort waarschijnlijk weer mogelijk zal zijn. Als gevolg hiervan is de schuld verhoogd met 2.029 naar 4.700. Niet uit de balans blijkende verplichtingen Vastgoed Inzake private equity in vastgoed bedragen de verplichtingen ultimo 2013 nihil. (Eind 2012: 8.000). Het verzoek van het fonds om af te zien van de investeringverplichting is gehonoreerd. Verbonden partijen De aangesloten werkgevers, bestuurders van de aangesloten werkgever en de bestuurders van het Pensioenfonds zijn te kwalificeren als verbonden partijen. Voor de bezoldiging van de bestuurders van het Pensioenfonds wordt verwezen naar de toelichting "pensioenuitvoeringskosten" in de toelichting op de staat van baten en lasten. Ultimo 2013 zijn er geen leningen verstrekt aan of vorderingen op bestuurders van het Pensioenfonds. Per 1 januari 2012 is een uitvoeringsovereenkomst gesloten voor de periode van 5 jaar. Inzake deze uitvoeringsovereenkomst tussen het Pensioenfonds en de aangesloten werkgevers met betrekking tot de financiering van de aanspraken en de uitvoering van de pensioenregeling geldt dat de aangesloten werkgevers zich jegens het Pensioenfonds hebben verplicht een vast premiepercentage over de pensioengrondslag te betalen. Daarnaast vindt doorbelasting van personeelskosten en huur van kantoren plaats door de aangesloten werkgevers aan het Pensioenfonds. 53 453 2.671 399 662 160 4.345 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 21. Premiebijdragen van werkgevers en werknemers Werkgeversdeel: - Ouderdomspensioen - Arbeidsongeschiktheidspensioen 2012 13.787 646 14.987 703 14.433 Werknemersdeel: - Ouderdomspensioen - Arbeidsongeschiktheidspensioen - Nabestaandenpensioen 2.438 116 1.293 15.690 2.613 125 1.390 3.847 18.280 4.128 19.818 De aan het pensioenfonds betaalde pensioenpremie (excl. DC) van 18.280 (2012: 19.818) is lager dan op basis van de in de abtn beschreven zuivere kostendekkende premie van 19.552 (2012:19.181). De interne (zuivere) kostendekkende premie is als volgt samengesteld: 1. Actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het verslagjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen 2. Opslag voor het bij de aangroei van pensioenverplichtingen behorende vereist vermogen 3. Opslag voor de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten 4. Actuarieel benodigde premie m.b.t. de voorwaardelijke onderdelen van de pensioenregeling (met inachtneming van de geformuleerde ambitie en de afgesproken wijze van financieren) 16.302 15.530 1.826 1.895 1.424 1.756 0 19.552 0 19.181 De vaststelling van de pensioenopbouw, (eventueel) toeslagverlening van actieve deelnemers en het bedrag dat gedurende het boekjaar aan het premiedepot kan worden toegevoegd of kan worden onttrokken is gebaseerd op de schatting van de interne (zuivere) kostendekkende premie aan het begin van het jaar. In 2013 is 1.425 onttrokken aan het premiedepot. 22. Directe beleggingsopbrengsten Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Derivaten Rekening couranten Kosten vermogensbeheer 2 131 2.117 8.795 6 -1.355 9.696 Ten aanzien van de beleggingen in fondsen geldt dat rendementen met de direct toe te rekenen beleggingskosten zijn verlaagd. In de jaarrekening wordt derhalve voor deze posities het netto rendement getoond. De directe beleggingsopbrengsten bij vastrentende waarden ontstaan door afwikkeling van swaps in een LDI-fonds. In het vierde kwartaal is overgaan naar een discretionair mandaat en is er afscheid genomen van de LDI-fondsen. Er worden nu individuele renteswaps aangehouden. Hierdoor ontstaan er in 2013 directe beleggingsresultaten op derivaten van 8.795 als gevolg van afwikkeling van derivaten met per saldi een positieve waarde. Voor zover kosten direct in rekening zijn gebracht bij het pensioenfonds, worden deze separaat getoond als aftrekpost op de directe beleggingsopbrengsten. Dit betreffen de beheerskosten die door vermogensbeheerders in rekening worden gebracht alsmede de kosten van de beleggingsadministratie (beide verantwoord onder kosten vermogensbeheer). De kosten van vermogensbeheer kunnen niet naar de verschillende beleggingscategorieën worden uitgesplitst. In 2013 is 491 minder betaald aan outperformance fee. 54 4.560 204 1.786 0 10 -1.706 4.854 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 23. Indirecte beleggingsresultaten voor risico fonds Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities Derivaten 2012 -26.255 25.794 -3.415 -3.752 -10.028 -17.656 49.765 35.444 -3.681 -1.198 0 80.330 -220 320 -5 -58 37 828 230 31 4 1.093 1.033 1.033 678 678 -1.425 1.425 Als gevolg van stijging van de rente is het resultaat op derivaten negatief. 24. Indirecte beleggingsresultaten voor risico deelnemers Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Commodities 25. Overige baten VPL-regeling 26. Mutatie overige voorzieningen Premiedepot Aan het begin van het jaar wordt op basis van schattingen de dotatie aan of onttrekking uit het premiedepot actieven bepaald. Begin 2013 is berekend dat in 2013 de feitelijk te ontvangen premie lager zal zijn dan de interne (zuivere) kostendekkende premie. In 2013 is 1.425 onttrokken aan het depot. 27. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Tijdelijk ouderdomspensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Nabestaandenpensioen Wezenpensioen 28. Pensioenuitvoeringskosten Pensioenfonds en bestuur Diensten van derden Overige kosten In Diensten van derden zijn de kosten van automatiseringsadvies opgenomen. Deze kosten zijn 179 afgenomen. Verder zijn accountantskosten in de Diensten van derden opgenomen, te weten: - Onderzoek jaarrekening en verslagstaten - Overige controle opdrachten - Belastingdiensten - Overige dienstverlening 16.240 2.422 267 3.577 61 22.567 15.016 2.655 276 3.472 51 21.470 630 1.101 62 1.793 722 1.318 62 2.102 87 0 20 0 107 Bij het pensioenbureau zijn eind 2013 6 medewerkers (2012:7), 4,75 FTE's (2012:5,6), werkzaam. Bestuursleden en leden van het verantwoordingsorgaan die niet meer in actieve dienst zijn kunnen hun kosten declareren bij het fonds. Dit betreft reis- en verblijfskosten en een forfaitair bedrag per jaar. In 2012 bedragen deze kosten: 9 (2011: 8). 55 81 9 17 18 125 Toelichting op de jaarrekening in duizenden euro's 2013 29. Overige Lasten Herwaardering waardeoverdracht IMS Te betalen naheffing BTW 2012 2.029 109 2.138 Gedurende 2007 is het bedrijfsonderdeel IMS verkocht. De collectieve waardeoverdracht is toen in gang gezet, maar kon nog niet worden voltooid in verband met de financiële situatie van het ontvangende fonds. Aan het eind van 2013 is de waardeoverdracht opnieuw gewaardeerd, omdat waardeoverdracht binnenkort waarschijnlijk weer mogelijk zal zijn. Als gevolg hiervan is de schuld verhoogd met 2.029. In 2013 is een naheffing voor BTW ontvangen. Dit betreft btw-heffing op vermogensbeheeractiviteiten in 2008 en 2009 voor de discretionaire portefeuille en buitenlandse adviesdiensten in 2012. 56 0 0 0 9 Overige gegevens 57 Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Grontmij te De Bilt is aan Towers Watson Netherlands B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2013. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: · heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en · heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen, maar niet lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Grontmij is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het reservetekort. Purmerend, 12 juni 2014 drs. T.J.R. Veerman AAG Verbonden aan Towers Watson Netherlands B.V. 58 Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Grontmij Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2013 van Stichting Pensioenfonds Grontmij te De Bilt gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico's dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden. Oordeel betreffende de jaarrekening Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Grontmij per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Utrecht, 12 juni 2014 Ernst & Young Accountants LLP w.g. N.M.Pul RA 59 Resultaatbestemming Statutaire regeling bestemming resultaat Ten aanzien van de bestemming van het resultaat is geen bepaling opgenomen in de statuten van het fonds. Bestemming resultaat Het bestuur heeft besloten het resultaat op de volgende wijze te bestemmen: Toevoeging aan Overige Reserve Toevoeging aan Bestemmingsreserve + 14.922 -/- 209 + 14.713 De consequentie van dit besluit is reeds in de jaarrekening verwerkt. Gebeurtenissen na balansdatum Het bestuur heeft besloten om per 1 januari 2014 aan premievrijen en pensioengerechtigden een toeslag te verlenen van 0,5% en aan actieven van 1%. Per 1 januari 2014 is een nieuw pensioenreglement van kracht geworden. Onderdeel van deze nieuwe regeling is dat de individuele beschikbare premieregeling is gestopt. Evenals de basisregeling is dit nu een Collectief DC met middelloonsystematiek. Er heeft een interne waardeoverdracht plaatsgevonden, waarvan melding is gemaakt bij DNB. De waarde op 31 december 2013 is ingebracht. Koersontwikkelingen na deze datum zijn voor risico van het fonds. Ook heeft het fonds vanaf 2014 geen bemoeienis meer met de vrijwillige bijspaarregeling. De nominale dekkingsgraad per 31 mei 2014 is 112,1% bij een vereiste dekkingsgraad van 111,6%. Voor de waardering van de verplichtingen wordt de door DNB gepubliceerde rentestructuur gehanteerd. Per 31 mei 2014 is de rente voor SPG 2,50%. De economische dekkingsgraad is 105,8%. Bij de berekening van deze dekkingsgraad worden de verplichtingen bepaald met gebruikmaking van de marktrente. Deze is per 31 mei 2014 2,17%. 60 10 Personalia In 2013 zijn de volgende personen overleden: In 2013 gingen de volgende personen met (tijdelijk) ouderdomspensioen: Aktief Avezaat, G.A.N. Huls, A. 31 63 Pensioengerechtigden Bok, H.M. Bresser, D. Brouwer, J.J.M. de Bruins, B. Dongen, W.L.A. van Erkelens , J. Frei, P. Koeslag, G.J. Koetsier, D.J. Kolsteren, B.W. Maalderink, D.J. Martinus, A. Oom en, A.M.J.H. Oom en, P.C.C.M. Oort, H.T. van Oosterbaan, W. Oosterveld, G.J. Pot, R.A. Sijbring, H. Smits, J.R. Stuijvenberg, W.J. Tabak, K.G. Vastenburg, G. Velde, G. van der Vent, B.J.H. de Versteegh, C.G. Wielsma, S. Wilde, H. de 90 73 68 77 69 74 84 79 78 85 76 97 78 70 73 66 76 74 70 85 81 66 88 84 66 82 87 73 Nabestaanden Beringen-Jaspers, H.M.G. Bruin-Voermans, S. de Calsteren-Westland, Z. van Eerden-Scheffers, M.C.H. Geurse-van Gulik, T. Haasnoot-Potters , A.J. Kleppe-Kollis, A.M. Kramer-van Kapel, N.J. Lägers-Ballast, F.A. Lindeman-de Groot, M.E.A. Mansvelt Beck-van Bakergem , J.W.M. Muskee-Koops, W.A. Oosterveld-de Jong, A.J. Plaat-Schelfhorst, K.G. Rosier-Adriaanse, M. Schaafsma-Oosterbaan, F.A.S. Tap-Muilenburg, J. Verkerk-Boot, H. Visser-Burgers , C.L.M. Wildeman-de Boer, M. 75 80 67 83 80 74 88 89 88 85 99 94 74 86 82 88 85 96 95 90 Premievrije polis Beerepoot, G.E. Hekker, H.W. Meijer, D. Schipper, P.J. Sengers, P. Stroeve, J.G. 50 54 58 56 33 63 Vanuit aktief dienstverband Belcher, I.G. Berg-Klarenbeek, A.J.W. van Bijl, D.J. de Bil, A. Blommendal, H.P.A.R. Bouw, J. Boxhoorn, S.A. Broeren, G.C, Dekker-van de Parel, L.C. den Duijzend, R.P. Geleijnse, A. Goosen, P.C. Hamersma, C.A.A. Hardeveld, H.L. van Hateren, R. van Heerdt, J. van Hennik, H.S. van Hesse, R.R. Jong, E.G. de Kieft, H. Kommer-Frey, R. van Kruizinga, S.W.H. Kuit, J. Lange, G.R. de Leenknegt, J.M. Maanen, H. van Mierlo, C.G. van Moerkerk, C.P.M. Monfrooij, E.J. Nagengast, C.M.L. Nagtegaal, C. Odijk, S.A. Oortwijn, P.J.A. Pater, H. Ploeg, G.C. van der Pooter, S.C. de Prikken, L.J.J. Raedts, W.J.M. Reeskamp, J.J. Rollingswier, H. Rombaut, A.J. Runia, P. Spruyt, M.A.J. Tjepkema, W.S. Veerhoek, C.M. Veld, W. van 't Verspuij, A.H.W. Visser, A.J. Vliet, G. van Vries, R.D. de Wellner, R. Weperen, J.R. van Wiel, A. van de Wijnen, J.B. Wildt, M.G. de Wingens, M.G.J. Zaal, J. 61 Vanuit premievrije polissen Antonis, J.H. Bakker, M.T. Berg, B. van den Bergsma, L. Blaauw, J.E.H. Blaeser, H. Boer, T. de Comello, H.J. Dekker, J. Dongen, E.E.P.C. van Donselaar, E.G. Dubbers, A.G. Engelsma-van Asch, E. Hattum, T.A.J. van Havenga, A.E. Hellinga, E. Hoebé, C. Hors ten-van Santen, Y. Janssen, J.G.M. Kamminga, F.E. Klaaijsen, A.H. Koelman, J.M.J. Koiter-Luttmer, J. Kots, R. Kreuwels, J.A.J. Kriek-Jager, G.H. Luijten, A.M.J.C. Nimwegen, J.J.P. van Padmos, J.M. Pieterse, A.J. Pronk, J.W. Schotgerrits-Molenaar, H.C.A. Sm edema, H. Sm its, S. Thiescheffer, J.H. Triesm an, M.L. Valk, G.J. Veen, L. van Vries, A.A. de Vries, J. de Weidijk, F. Wilschut, C. Zandijk, I.P. 11 Colofon Digitaal jaarverslag Dit jaarverslag is digitaal beschikbaar op de website van Stichting Pensioenfonds Grontmij. U kunt het downloaden via www.pensioenfonds.grontmij.nl. Wilt u een digitale versie via mail toegestuurd krijgen, stuur dan een e-mail naar [email protected] . Telefoon 030 220 77 41 Bezoekadres De Holle Bilt 22 9732 HM De Bilt Postadres Postbus 203 3730 AE De Bilt Redactie Stichting Pensioenfonds Grontmij 62
© Copyright 2024 ExpyDoc