Agenda betreft Vergadering Veiligheidsoverleg IJsselland datum 5 februari 2014 tijd plaats 9.00-12.00 uur Gemeentehuis Olst-Wijhe, Raadhuisplein 1 Wijhe Algemeen Bestuur Veiligheidsregio aanvang 11.00 uur 1. Opening 2. Verslag vergadering 18 december 2013 (bijlage) 3. Mededelingen/ingekomen stukken (bijlage) Besluitvormend 4. Financiële Evaluatie EHBO-project GHOR (bijlage) Informerend 5. Procesvoorstel Crisisplan IJsselland (bijlage) 6. Zienswijze Crisisplan Drenthe (bijlage) 7. Rondvraag 8. Sluiting Einde vergadering 12 uur notulen van datum aanwezig afwezig Veiligheidsbestuur IJsselland 18 december 2013 Namens de gemeenten: De heren M.J. Ahne (Ommen), J.D. Alssema (Staphorst), E.J. Bilder (Zwartewaterland), A.P. Heidema (Deventer), B. Koelewijn (Kampen), H.J. Meijer (Zwolle, voorzitter), H.C.P. Noten (Dalfsen), P.H. Snijders (Hardenberg), A.G.J. Strien (Olst-Wijhe), P.A. Zoon (Raalte) en mevrouw Van der Tas (Steenwijkerland) Verder de heren Th. Bakhuizen (coördinerend functionaris gemeenten), H.J. Donderwinkel (projectleider regionalisering brandweer), H. Dijk (namens de Waterschappen), S.C. Dekker (nationale politie), dhr. De Haan (namens regionaal militair commando Noord), H. Schreuders (secretaris, Veiligheidsregio), P. Seinen (projectleider financiën), M. Zwart (coördinerend functionaris gemeenten per 01-01-2014) en de dames N.A.M. Rigter (directeur Publieke Gezondheid), L.J. Sievers (commandant regionale brandweer) en D.G. Pruim (Veiligheidsregio) De heer E.P.C. Wiersma (namens regionaal militair commando Noord) 1. Opening De voorzitter, de heer H.J. Meijer, opent de vergadering. Er is een speciaal woord van welkom voor de voltallig aanwezige Bijzondere Ondernemingsraad (BOR). 2. Verslag vergadering d.d. 20 november 2013 ‘Tekstueel’ en ‘Naar aanleiding van’ zijn er geen opmerkingen op het verslag. Het bestuur stelt het verslag vast. De secretaris actualiseert de actielijst. 3. Mededelingen / ingekomen stukken Ingekomen stukken - Aanbieding rapportage ‘Nationale politie op koers?’, eerste onderzoeksresultaten van acht operationele doelen Mededelingen / mondeling De heer Michel Thijssen, momenteel deelprojectleider P&O bij de vorming van de brandweer IJsselland en kwartiermaker voor de nieuwe eenheid bedrijfsvoering, is benoemd tot Hoofd bedrijfsvoering. Het algemeen bestuur wenst de heer Thijssen veel succes in zijn nieuwe functie. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft mevrouw J.M. (Jill) Wilkinson aangesteld als kwartiermaker van de landelijke meldkamerorganisatie. Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de voorzitter van de Veiligheidsregio IJsselland, gedeputeerde Boerman en de heer Schreuders over de betrokkenheid van de Veiligheidsregio IJsselland in het kader van de meerlaagse veiligheid bij het programma Gebiedsontwikkeling IJssel- kenmerk vervolgblad 2 van 7 Vecht delta. Gelet op het speerpunt hoogwater in het regionaal risicoprofiel is de betrokkenheid van de Veiligheidsregio wenselijk in zowel de stuurgroep als de ambtelijke groepen (kernteam / projectgroepen). De voorzitter neemt plaats in de Stuurgroep. De burgemeesters zijn door middel van een nieuwsbrief geïnformeerd over het verloop van het project ‘Alarmering op Orde’. De heer Strien deelt naar aanleiding van de bespreking ‘Speuren naar deuren’, in de vorige vergadering, mee dat de RAV de landelijke patiëntveiligheidsprijs gewonnen heeft met dit project. Het algemeen bestuur feliciteert de RAV hiermee. Het algemeen bestuur neemt kennis van de ingekomen stukken en mededelingen. Besluitvormend 4. Derde begrotingswijziging 2013 Te besluiten om de derde wijziging van de begroting 2013 van de Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen. (De begrotingswijziging ligt ter inzage op het bestuurssecretariaat.) Bespreking In aanvulling op de ontvangen zienswijzen heeft het College van Zwartewaterland gevraagd waaraan het restantbedrag van € 80.000.-- wordt besteed. Voor wat betreft de Tweede begrotingswijziging 2014 vraagt het College aandacht voor het onderzoek naar de verdeelmethodiek voorafgaand aan de begroting 2017 en de betrokkenheid van de gemeente Zwartewaterland daarbij. Burgemeester Alssema zegt dat zijn gemeenteraad de Veiligheidsregio positief-kritisch volgt, met name of financieel gebied. De gemeenteraad van Staphorst heeft het standpunt ingenomen dat de € 200.000.-- terug moet vloeien naar de deelnemende gemeenten omdat het een rekeningoverschot betreft. Indien er een investering in ICT nodig is, moet daarvoor een apart voorstel voorgelegd worden. De voorzitter herkent zich in de woorden van de heer Alssema waarbij deze keer ‘nood breekt wet’ aan de orde was. Het was in dit geval nuttig het aan de vorming van de brandweer IJsselland te besteden, maar moet beschouwd worden als een uitzondering waarna het algemeen bestuur nu weer terugkeert naar de reguliere werkwijze rond bedrijfsvoering. In de vergadering van het algemeen bestuur van 30 oktober is aan de orde geweest dat een bedrag van € 40.000.-- wordt aangewend voor projectkosten voor de nieuwe eenheid bedrijfsvoering. Het uiteindelijke resterende bedrag – nu geraamd op € 40.000.-- - wordt aan de deelnemende gemeenten uitgekeerd. Bij het onderzoek naar de verdeelmethodiek worden de financiële adviseurs van de gemeente Zwartewaterland betrokken. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 5. Tweede begrotingswijziging 2014 Te besluiten om de tweede wijziging van de begroting 2014 van Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen. (De begrotingswijziging ligt ter inzage op het bestuurssecretariaat.) Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 6. Financiële verordeningen kenmerk vervolgblad 3 van 7 Te besluiten om 1. De Financiële verordening Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen; 2. De Controleverordening Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen; 3. Het Treasurystatuut Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen; 4. De Verordening op de heffing en de invordering van (brandweer)rechten vast te stellen; 5. Kennis te nemen van de Regeling budgethouders Veiligheidsregio IJsselland. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 7. Gemene rekening Te besluiten om - Voor 2014 de voorgestelde overeenkomst Gemene Rekening met de GGD IJsselland aan te gaan; - De afspraken over afdracht aan bedrijfsvoering van € 15.000.-- per formatieplaats voor tussentijdse formatie-wijzigingen vast te stellen. Bespreking Het algemeen bestuur van de GGD neemt morgen 19 december een besluit over het voorstel. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 8. Delegatie- en Mandaatbesluit 2013 Te besluiten om het Delegatie- en mandaatbesluit 2013 Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 9. Arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio IJsselland Te besluiten om 1. De bijgevoegde arbeidsvoorwaardenregeling vast te stellen met de ingangsdatum van 1 januari 2014, onder voorbehoud van instemming van het BGO; 2. De in bijlage 2 genoemde arbeidsvoorwaarden en personele regelingen van de huidige organisatie van de Veiligheidsregio in te trekken per 1 januari 2014; 3. De in bijlage 3 genoemde arbeidsvoorwaarden en personele regelingen van de huidige organisatie van de Veiligheidsregio voorlopig te behouden, voor zover die niet in strijd zijn met de geldende rechtspositie en het Sociaal Plan. Bespreking De heer Noten licht toe dat, met instemming met het voorstel, de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden een feit is. Vanaf nu wordt er standaard gewerkt vanuit de CAR-UWO: er is geen eigen onderhandelingsruimte meer. De BOR en BGO moet nog instemmen met de arbeidstijden: dat is een voorbehoud bij dit stuk. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel, onder voorbehoud van instemming van de BOR en BGO met het deel arbeidstijden. 10. Aanpassing Rechtspositie CAR-UWO Te besluiten om de voorgestelde wijzigingen (bijlage) conform VNG advies in de rechtspositie CARUWO over te nemen en deze vast te stellen. kenmerk vervolgblad 4 van 7 Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 11. Convenant met de Veiligheidsregio Twente en Provincie Overijssel als weg- en waterbeheerder Te besluiten om 1. Samenwerkingsafspraken te maken met Provincie Overijssel als weg- en waterbeheerder over: - risicobeheersing; - deelname overlegvormen; - risico- en crisiscommunicatie; - melding en alarmering; - leiding en coördinatie; - op- en afschalen; - informatiemanagement. 2. Als basis voor deze samenwerkingsafspraken in te stemmen met het bijgevoegde ‘Convenant voor regionale samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio IJsselland, Veiligheidsregio Twente en Provincie Overijssel als weg- en waterbeheerder’ en bijbehorende afsprakenlijst; 3. De voorzitter Veiligheidsregio IJsselland het ‘Convenant voor regionale samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio IJsselland, Veiligheidsregio Twente en Provincie Overijssel als weg- en waterbeheerder’ op een nader te bepalen datum namens Veiligheidsregio IJsselland te laten ondertekenen. Bespreking De heer Koelewijn vraagt naar aanleiding van dit voorstel waarom de Veiligheidsregio IJsselland niet aangesloten is bij de SAMIJ. Mevrouw Sievers antwoordt dat slechts 0.6% van de Veiligheidsregio IJsselland aan SAMIJ-water grenst. De Veiligheidsregio kijkt om die reden nu hoe op een andere manier dan via een Convenant aangehaakt kan worden. Hierover is binnenkort overleg en er is een voorstel voor het algemeen bestuur in voorbereiding. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 12. Beslisdocument en overdrachtsdocument vorming Brandweer IJsselland Te besluiten om 1. De uitvoering van de brandweertaken, genoemd in artikel 25, eerste lid, onder a en b, van de Wet veiligheidsregio’s, met ingang van 1 januari 2014 onder te brengen in Brandweer IJsselland als onderdeel van de organisatie van Veiligheidsregio IJsselland, overeenkomstig a. Notitie Veiligheidsregio in ontwikkeling; sturing en context (algemeen bestuur 14 november 2012) b. Organisatieplan Veiligheidsregio IJsselland (algemeen bestuur 20 maart 2013) c. Formatieplan Veiligheidsregio IJsselland (algemeen bestuur 20 maart 2013) d. Functieboek I en Functieboek II (algemeen bestuur 20 maart 2013 en dagelijks bestuur 6 juni 2013) e. Sociaal Plan Veiligheidsregio IJsselland (algemeen bestuur 20 maart 2013) f. Financiële uitgangspunten / kaders begroting 2014 en verdeelmethodiek (algemeen bestuur 19 juni 2013) g. Begroting 2014 (algemeen bestuur algemeen bestuur 30 oktober 2013) kenmerk vervolgblad 5 van 7 h. Organisatieplan / formatieplan inrichting Bedrijfsvoering Veiligheidsregio en GGD (dagelijks bestuur 7 november 2013) i. Sociaal Plan Veiligheidsregio en GGD IJsselland (algemeen bestuur 20 november 2013). 2. Op grond van het regionale beslisdocument (bijlage 1) en de hoofdlijnen uit de overdrachtsdocumenten met de gemeenten (bijlage 2) in te stemmen met het sluiten van de overdrachtsdocumenten met de gemeenten Ommen, Olst-Wijhe, Raalte, Dalfsen, Staphorst, Steenwijkerland, Kampen, Hardenberg, Zwartewaterland, Deventer en Zwolle (ter inzage op het bestuurssecretariaat). Bespreking De voorzitter geeft aan dat de stukken voor de gemeente Zwolle worden ondertekend door de plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. 13. Adviesstructuur Brandweer Te besluiten om vanaf 1 januari 2014 onderstaande regionale uitgangspunten voor de adviesfunctie van de brandweer te hanteren. Bespreking De heer Zoon vraagt aandacht voor een mogelijke dubbeling in verantwoordelijkheden en bevoegdheden. De burgemeester en de clustercommandant spreken met elkaar over het gemeentelijk veiligheidsbeleid en lokale veiligheidsvraagstukken. Dit is echter ook een verantwoordelijkheid van de procesmanager risicobeheersing op het centrale niveau. Lokaal en regionaal beleid kunnen daarbij botsen. De heer Zoon verzoekt om helderheid. De heer Alssema (portefeuillehouder brandweer tot 01-01-2014) merkt op dat het in het eerstkomende halfjaar wennen aan de nieuwe rollen zal zijn. Hij roept op elkaar te helpen en de regionale brandweer het succes te gunnen dat het verdient. De heer Koelewijn verzoekt een evaluatiemoment vast te stellen om te kijken of de afspraken uit de notitie werken en wat de aandachtspunten zijn. De voorzitter sluit zich aan bij de woorden van de heer Alssema. De regionale brandweer moet zich nu in de praktijk gaan bewijzen: bestuurders spelen daar een rol bij. Op de bestuurdersdag in oktober wordt de adviesstructuur geëvalueerd. Over 3 jaar is de formele evaluatie van de hele organisatie. Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel. Informerend 14. Regionaal risicoprofiel Kennis te nemen van - het Regionaal Risicoprofiel IJsselland 2013 (Hoe erg is het?) waarbij de volgende 5 risico’s als prioritaire risico’s zijn aangemerkt: Ziektegolf Overstromingen Brand in dichte binnensteden Verstoring elektriciteitsvoorzieningen Paniek in menigten (evenementen). kenmerk vervolgblad 6 van 7 - Het risicoprofiel via het dagelijks bestuur ter consultatie voor te leggen aan de betrokken partners conform de Wet Veiligheidsregio’s. Bespreking De heer Koelewijn vraagt hoe gemeten wordt dat er significante ontwikkelingen zijn die tot wijzigingen in het risicoprofiel moeten leiden. De heer Dijk merkt op dat een kans op overstroming zeer klein is, maar dat het effect groot en maatschappij-ontwrichtend is. Een gebied is maandenlang een no go area voor bewoners. Hij vraagt of de Veiligheidsregio daar niet nu al op zou moeten anticiperen en maatregelen bedenken om – in het geval dat – minder zware effecten te krijgen. Hij vraagt waar de grens van de rol van de Veiligheidsregio ligt als het gaat om voorbereiden, vooruit kijken en maatregelen treffen. De heer Ahne pleit ervoor binnenstadbranden en natuurbranden dezelfde aandacht te geven. De heer Strien (portefeuillehouder) zegt dat vier jaar geleden het risicoprofiel separaat – ter consultatie - aan de raden is voorgelegd. Nu gebeurt dat in combinatie met het meerjarenbeleidsplan waarin handelingsperspectieven staan voor de in het risicoprofiel gesignaleerde risico’s. Community safety en zelfredzaamheid krijgen hierin ook een plaats. De heer Bakhuizen geeft aan dat hetzelfde proces is gevolgd als vier jaar geleden inclusief een ronde langs de raden. De top 5 van risico’s werd herkend. Er is dan wel een prioritering van maximaal 5 risico’s afgesproken maar natuurbranden krijgen niet minder aandacht. De ervaringen van de afgelopen vier jaar zijn betrokken bij het opstellen van het nieuwe risicoprofiel. Dit onderdeel wordt voor de presentatie in de raden scherper beargumenteerd en krijgt de juiste aandacht. De voorzitter geeft aan dat de rol van de Veiligheidsregio bij overstromingen in het Meerjarenbeleidsplan aan de orde kan komen. Ook de deelname aan de Stuurgroep Gebiedsontwikkeling IJssel-Vecht delta is een eerste stap in het veranderen van het denken hierover. Hierna neemt het algemeen bestuur kennis van het voorstel. 15. Operationele Functies Brandweer Kennis te nemen van De operationele brandweerorganisatie vanaf 1 januari 2014 met als belangrijkste wijzigingen de samenvoeging van de OVD clusters Deventer en Olst/Wijhe/Raalte en de invulling van de functie van de brandweeradviseur in het Gemeentelijk Beleidsteam door de clustercommandanten, het hoofd eenheid Bedrijfsvoering en de senior projectmanager op basis van het vrije opkomstmodel vanaf 1 januari 2014. Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel. 16. Verslag vergadering algemeen bestuur d.d. 7 november 2013 Het algemeen bestuur neemt kennis van het verslag. 17. Vergaderschema 2014 Het algemeen bestuur neemt kennis van het vergaderschema. 18. Rondvraag kenmerk vervolgblad 7 van 7 De voorzitter geeft aan dat ‘Landelijke ontwikkelingen’ volgende vergaderingen weer als apart agendapunt wordt opgenomen. Er is een notitie verzonden waarin wordt teruggekoppeld uit de landelijke bestuursadviescommissies van het Veiligheidsberaad. Om 11.30 uur sluit de voorzitter de vergadering. De voorzitter dankt burgemeester Strien en burgemeester Alssema die - per 1 januari 2014 – stoppen als lid van het dagelijks bestuur voor hun inzet. De heer Schreuders neemt per 01-01-2014 als secretaris de taken van mevrouw Pruim over. Zij blijft nog een half jaar werkzaam voor de Veiligheidsregio. De voorzitter neemt wel afscheid van de heer Theo Bakhuizen die bijna vier jaar lang coördinerend functionaris gemeenten was. In de heer Bakhuizen had de regio een ervaren en gezaghebbend gemeentesecretaris uit eigen kring, zegt de voorzitter. Er zijn door zijn inzet stappen voorwaarts gezet op het terrein van crisiscommunicatie en bevolkingszorg. Ook bij de opzet van het IFV was de heer Bakhuizen betrokken en ook daar zijn stappen voorwaarts gezet. Daarnaast roemt de voorzitter de heer Bakhuizen om zijn menselijke kant, het feit dat hij een verbinder is en zijn aandacht voor mensen. Hij dankt de heer Bakhuizen namens het algemeen bestuur voor zijn inzet. Vastgesteld op 5 februari 2014 De heer drs. H.J. Meijer Voorzitter Dhr. H. Schreuders Secretaris Actielijst algemeen bestuur d.d. 18 december 2013 Actie Verantwoordelijk Termijn 25092013 Terugkoppeling over verkenning samenwerking vijf Veiligheidsregio’s Oost H.J. Meijer 01-03-2014 30102013 Bilateraal overleg met de gemeente Zwartewaterland over maandelijkse afdracht aan gemeenten i.p.v. halfjaarlijkse P. Seinen 01-04-2014 30102013 De gemeente Zwartewaterland via hun inzet van personeel betrekken bij onderzoek CEBEON norm H. Schreuders 30-02-2015 20112013 Opbrengsten Bestuurdersdag en oefening Conecto op agenda algemeen bestuur H. Schreuders 16-04-2014 18122013 Bij onderzoek financiële verdeelmethodiek regionale brandweer medewerkers gemeente Zwartewaterland betrekken H. Schreuders 30-02-2015 18122013 Adviesstructuur brandweer evalueren H. Schreuders Bestuurdersdag oktober 2014 18122013 Prioritering top 5 risico’s in Regionaal Risicoprofiel scherper beargumenteren op het onderdeel natuurbranden H. Zwart 16-04-2014 Agendapunt - informatief aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder Algemeen Bestuur 5 februari 2014 3 Ingekomen stukken/mededelingen L.J. Sievers H.J. Meijer 1. Lijst van ingekomen stukken De stukken zijn op te vragen bij het secretariaat * = aan de stukken toegevoegd. Nummer Datum 20-12-2013 7-1-2014 15-1-2014 16-1-2014 Onderwerp Implementatie eindrapport bovenregionaal (crisis communicatiepool, opleidingsmodules en voorlichtingsfilm bovenregionaal)* De Expres Expert – Themanummer Zelfredzaamheid* Aankondiging Landelijk Congres Zelfredzaamheid 3-4-2014 Slotnotitie Advies Inzake doorontwikkeling Veiligheidsregio’s Afdoening VD t.k.n. t.k.n. t.k.n. 2. Mededelingen Meerjarenbeleidsplan, begroting 2015 en meerjarenraming Het meerjarenbeleidsplan 2015-2018 in het algemeen, en enkele thema’s in het bijzonder, zijn oriënterend besproken in het strategisch DB-VD en het AB in december 2013. De opbrengst van de besprekingen is input voor het meerjarenbeleidsplan. Bespreking van de strategische hoofddoelstellingen voor het meerjarenbeleidsplan, de conceptbegroting voor 2015 en de meerjarenraming is voorzien voor de DB-vergadering van 27 maart 2014 en de AB-vergadering van 16 april 2014. Bespreking met de Veiligheidskring zal plaatsvinden op 10 april 2014. Consultatie van de nieuwe gemeenteraden (risicoprofiel, meerjarenbeleidsplan en begroting 2015) is voorzien voor mei/juni 2014. De begroting 2015 zal in de AB-vergadering van 25 juni 2014 (moeten) worden vastgesteld. Januari 2014 - thema Zelfredzaamheid 4 Onderzoek Burgerhulp bij grootschalige hulpverlening Herkenbaarheid en interactie burgers belangrijk 6 www.infopuntzelfredzaamheid.nl Bestuurlijk Zelfredzaamheid, veiligheid en de Doe-democratie Paul Gelton over herijking inzet overheidsdiensten 7 Praktijk Geen nood bij brand! De vrijblijvendheid voorbij Ton Strien, burgemeester van de gemeente Olst-Wijhe ‘Zelfredzaamheid structureel op de agenda!’ Door de redactie Veiligheidsregio IJsselland mag gerust een voorbeeldregio worden genoemd als het gaat om zelfredzaamheid onder inwoners. In deze regio staat zelfredzaamheid structureel op de agenda. Ton Strien, burgemeester van de gemeente Olst-Wijhe en tevens Portefeuillehouder van Veiligheidsregio IJsselland, gebruikt liever de term Community Safety: een maatschappij waarin mensen elkaar helpen in de buurt, bij een vereniging of een organisatie. Het interview met Ton Strien vindt plaats in het Holstohus, een kulturhus in Olst waar verschillende organisaties en verenigingen onder één dak zijn samengebracht, waaronder ook het gemeentelijk Klantcontactcentrum. Na een korte fotosessie gaat het gesprek van start. meer papier en leidt alleen maar tot de Wet van de afnemende meeropbrengst. De overheid kan gewoonweg niet alle ambities waarmaken. Maak bij incidenten daarom ook gebruik van de expertise van burgers! Dit verlangt een andere houding van de overheid èn de hulpverlener. Wat is zelfredzaamheid voor u? Hoe ziet een overheid eruit die samenwerkt met burgers? Van de redactie “Mensen die invloed willen hebben op hun eigen woon- en werkomgeving en initiatieven ondernemen die bijdragen aan hun eigen veiligheid en die van hun buurt en/of organisatie. In onze gemeente zijn dat de mensen die hulp bieden bij de ontruiming van zorginstellingen, voorlichtingslessen geven op basisscholen en kampeerterreinen (Bertje Blus) en putten op hun eigen erf boren om sneller bij bluswater te komen. We hebben daarnaast een eigen brandwacht brandveiligheid die bewoners adviseert over vormen van brandbeveiliging. Let wel, voordat de overheid dit soort taken ging overnemen, waren burgers ook al bezig met de eigen veiligheid en die van hun buurt. Meer investeren in protocollen en plannen betekent nog Als een avontuur waarvan we nu nog niet weten hoe en waar dit eindigt. Burgers maken steeds vaker met elkaar afspraken over veiligheid. Community Safety is namelijk iets van de gemeenschap: straat, gezin, vereniging en bedrijf. Een bijdrage van burgers om andere burgers te helpen moet een vanzelfsprekendheid worden. De overheid hoeft dit niet allemaal te verzinnen, maar moet hierover met burgers wel goede afspraken maken. Verkeersveiligheid en EHBO (Rode Kruis) zijn voorbeelden waar burgers elkaar al in weten te vinden. Het nieuwe samenwerken vereist een cultuuromslag. Begin daarom klein en laat mensen ervaren hoe belang- Burgemeester Ton Strien: “Zelfredzaamheid stimuleren vanuit de goede intenties, niet vanuit bezuinigingen.” rijk het is om met elkaar aan de gang te gaan. Visie regio IJsselland over Community Safety Wij moeten burgers in staat stellen bij te dragen aan veiligheid en weten Zelfredzaamheid leeft. De vele bijdragen voor deze krant zijn het bewijs. Vanuit diverse gezichtspunten zijn mensen met het thema aan de slag gegaan. Paul Gelton, directeur weerbaarheidsverhoging bij NCTV en burgemeester van OlstWijhe, Ton Strien benadrukken het belang op nationaal en bestuurlijk niveau van zelfredzaamheid van burgers èn een goede samenwerking tussen overheid en burgers op dit gebied. Op uitvoerend niveau floreren verschillende initiatieven die de zelfredzaamheid van burgers benutten en versterken. Communicatiecampagnes, de inzet van sociale media en een dorpsbrandwacht, onderwijsprogramma’s, ouderenvoorlichting met Broodje Alarm en extra handen van omwonenden bij ontruimingen door Severinus zijn voorbeelden van zelfredzaamheid die in de veiligheidsregio’s spelen. Zelfredzaamheid mag zich ook in de toenemende aandacht van wetenschappers verheugen. Op 21 november 2013 sprak prof. dr. José Kerstholt haar oratie ‘De beslissende burger’ uit ter gelegenheid van haar benoeming tot bijzonder hoogleraar Psychologische besliskunde met bijzondere aandacht voor zelfredzaamheid aan de Universiteit Twente. Kernvraag was: ‘Hoe zorg je ervoor dat méér burgers het heft in eigen handen nemen?’ Wat zijn de basisprocessen die aan keuzegedrag en zelfredzaamheid ten grondslag liggen en wat drijft nou eigen- waar voor hen kansen liggen. Het programma Community Safety (CS) vormt bij de Veiligheidsregio IJsselland een integraal en permanent onderdeel van het reguliere werk en zit verweven in de planning-control cyclus. Dit betekent dat CS wordt lijk die individuele burger? Dit sluit goed aan bij de behoefte aan evidence based interventies die steeds meer in het veld wordt geformuleerd. De veiligheidsregio IJsselland heeft om die reden de handen ineen geslagen met Hogeschool Windesheim om de effectiviteit van de verschillende maatregelen die bedacht zijn te onderzoeken. Een lovenswaardig initiatief, dat in andere regio’s navolging verdient. Er is ook behoefte aan uitwisseling van informatie en praktijkervaringen. De veiligheidsregio Kennemerland heeft eind oktober 2013 een internationale conferentie ter afronding van het Miracle project georganiseerd om informatie te delen met de rest van het land. En de vijf oostelijke regio’s hebben het ‘Netwerk Zelfredzaamheid Oost 5’ opgericht. Een activiteit die ondersteund wordt door het Expertisecentrum zelfredzaamheid. De veiligheidsregio Drenthe is hierbij inmiddels aangehaakt. Conclusie: Zelfredzaamheid staat volop in de belangstelling. Op 3 april vindt het tweede congres Zelfredzaamheid plaats in Zwolle. We delen daar met elkaar de meest recente inzichten. Andere ideeën of initiatieven zijn eveneens welkom. Maya Hoogveld, Jocko Rensen, Nancy Oberijé meegenomen in de voorjaarsnota, de begroting, de bestuursrapportages en de jaarrekening en in de hele veiligheidsketen van opleiding, oefenen, inzet, nazorg en evaluatie. CS heeft sinds de ingestorte festivaltent in Steenwijkerwold een volwaardige plek gekregen in de evaluaties vanaf GRIP 1. We investeren geld in CS en bieden hulpverleners de kans met ideeën te komen. Eerlijkheid en transparantie staan voorop: bijvoorbeeld over de risico’s van het hoge water voor de mensen in de binnenstad van Zwolle en de gasinstallaties in Ommen. Mensen begrijpen dat deze samenleving risico’s met zich meebrengt. Wanneer ze een bijdrage leveren aan het verminderen ervan willen ze ook op constructieve wijze meedenken en hierover afspraken maken. Wat is de rol van de bestuurder in dit samenwerkingsverhaal? Als bestuurder blijf je altijd verantwoordelijk voor de veiligheid. Als verbinder staat de overheid open voor de inbreng van burgers en moet je redeneren vanuit de mens en niet vanuit de bureaucratie. We realiseren ons binnen het bestuur, de hulpdiensten en de samenleving dat er zelfs in de goede samenwerking van LEES VERDER OP PAGINA 3 2 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014 Opinie Praktijk / burgerinitiatief Twitter: @mennovanduin [email protected] Zorginstelling organiseert burgerhulp bij calamiteiten Redzaamheid en de toekomst: van Prenatal naar Premortal Niemand kon aan het begin van deze eeuw bevroeden dat redzaamheid (ik vind zelfredzaamheid te veel op de persoon gericht, het gaat namelijk ook om het ondersteunen van naasten en anderen) zo’n vlucht zou nemen. De rol van de overheid werd alleen maar groter en groter. Rampen, maar vooral bedreigingen als 11/9, droegen daartoe bij. Na enkel bankschandalen in de VS en ongetwijfeld ook door vele andere factoren, stortte in korte tijd de economie volledig in. Plotseling groeiden de bomen niet meer tot in de hemel en werden allerlei vanzelfsprekendheden (sociaal vangnet, een vaste baan, hypotheekaftrek een degelijk pensioen) in enkele jaren tijd fluïde. Deze forse financieeleconomische crisis ging en gaat gepaard met vele individuele drama’s. Tegelijkertijd weten wij dat iedere crisis kansen biedt en bijdraagt aan het zuiveren van oneigenlijke en onwenselijke tendensen. De vanzelfsprekendheid dat de overheid (onze) problemen – gevraagd en in het verleden ook vaak ongevraagd – oplost, is aan het verdwijnen. Er zal veel strakker gekeken moeten gaan worden wat wel en wat niet tot de publieke taak behoort. Hopelijk – maar dat is een persoonlijke hartenkreet – leidt dat tot het weer publiek maken van min of meer publieke diensten (o.a. water, licht, vervoer en zorg) en het uitbannen van de hoge salarissen voor al diegenen die in deze ‘publieke’ diensten leidinggeven en (zelf) verrijkend hebben geprofiteerd van de privatiseringsgolf van de jaren negentig. Belangrijker in dit kader is, dat de redzaamheid in de samenleving weer meer vanzelfsprekend is geworden. Als de warme deken van de overheid er niet meer per definitie is, zien wij dat onderlinge ondersteuning en bijstand belangrijker worden en deze ook allerwegen van de grond komen. Overal ontstaan initiatieven om zieke buurtbewoners te ondersteunen, en gezamenlijk de buurt schoon, heel en veilig te houden. Creativiteit bloeit. Het werd een verworven recht dat mensen na jarenlang hard werken van overheidswege een scootmobiel kregen en in huizen via bureau cratische (en dus extreem kostbare) regels allerlei aanpassingen werden aangebracht voor degenen die uitgleden in de douche. In korte tijd zijn deze kosten draconisch gestegen. Het zal daarom niet zo lang meer duren of naast (of misschien wel in plaats van) de Prenatal, waar aanstaande ouders hun kinderkamer kopen, er ook Premortal winkels zullen worden geopend, waar ruime sorteringen van onder andere incontinentieluiers, scootmobielen, aangepaste telefoons, beugels en handgrepen te kust en te keur voorhanden zijn. Vrijwel eenieder zal weer moeten gaan betalen voor al deze voorzieningen. Ook overlevings- en zelfredzaamheidspakketten gaan dan als warme broodjes over de toonbank en op het prikbord treffen wij weer tientallen briefjes aan met vraag en aanbod van uiteenlopende soorten van dienstverlening. Ongetwijfeld zullen wij soms onze wenkbrauwen fronsen en afvragen ‘moet dat nu zo?’ Tegelijkertijd zien wij dat wij weer meer in staat zijn zelf te financieren en onze en ook elkanders boontjes te doppen. Burgerhulp werd de afgelopen jaren in Nederland een begrip. Bij een calamiteit bieden burgers op straat spontaan hun hulp aan. Burgerhulp is in de eerste minuten bij een incident of ongeval vaak cruciaal. Zorgorganisatie Severinus in Veldhoven vond het daarom hoog tijd om georganiseerde buurthulp toe te voegen aan de succesvolle samenwerking met het Buurtpreventieteam in de wijk De Berkt. Het is het eerste initiatief in Nederland dat wordt ondersteund door de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en het IFV. Samenwerking Severinus is een zorginstelling voor mensen met een verstandelijke beperking in Veldhoven. De woonhuizen van de cliënten staan midden in de wijk. Doordat de cliënten van Severinus veelal niet beschikken over (voldoende) zelfredzaamheid, nam Severinus het initiatief om georganiseerde Buurthulp op te richten. Ze zocht hiervoor de samenwerking met de gemeente Veldhoven, de brand- weer en het Buurtpreventieteam de Berkt. Het doel? Elkaar helpen bij (ernstige) calamiteiten in de buurt. Win-winsituaties Severinus beschikt over een goed georganiseerde en getrainde bedrijfshulpverleningsorganisatie die om nog beter voorbereid te zijn, samenwerkt met diverse partijen. Dat creëert win-winsituaties. De nachtzorg van Severinus fietst ’s nachts door de wijk en bij calamiteiten bij buurtbewoners slaan zij direct alarm. Wijkbewoners kunnen daarnaast gebruikmaken van AED-apparatuur en andere faciliteiten van Severinus. Andersom staan buurtbewoners klaar om te helpen bij calamiteiten binnen Severinus. Branchewinnaar In woonwijk de Berkt hebben 80 wijkbewoners zich aangemeld voor Buurthulp om bij te springen bij eventuele calamiteiten. De betrokken wijkbewoners zijn Praktijk / Project Eerste Hulp Project Eerste Hulp Zelfredzaamheid is een actueel thema, ook in veiligheidsregio IJsselland. Binnen het programma Community Safety ziet het GHOR-bureau kansen om in de praktijk met dit onderwerp aan de slag te gaan. In Nederland vinden per jaar ongeveer 1,2 miljoen huis-, tuin- en keukenongevallen plaats. Daarbij overlijden naar schatting zo’n 2.400 mensen. Kijkend naar deze cijfers is het verbazingwekkend dat slechts twee procent van alle Nederlanders een EHBO-diploma heeft. Zeker in vergelijking met andere Europese landen is dit percentage erg laag. Dit doet vermoeden dat de meeste burgers niet goed weten wat zij voor, relaties en het inhoudelijk meedenken over activiteiten. Vervolgens is het aan lokale organisaties om op basis hiervan concreet aan de slag te gaan. Laagdrempelig en toegankelijk Tijdens een startbijeenkomst is samen met verenigingen en afdelingen van het Nederlands Rode Kruis en EHBO nagedacht over manieren om het thema eerste hulp zo laagdrempelig en toegankelijk mogelijk onder de aandacht te brengen. Vervolgens is met alle 45 verenigingen en afdelingen binnen IJsselland contact gezocht om het project en de ondersteuning die het GHOR-bureau hierin biedt toe te lichten. Dit heeft inmiddels geleid tot diverse workshops, die in nauwe samenwerking met de brandweer op verschillende plekken in de regio worden gegeven. Weet wat je moet doen, voor jezelf én een ander tijdens of na een noodsituatie kunnen doen op het gebied van eerste hulp. Het GHORbureau is daarom gestart met het project ‘Eerste Hulp’ om deze kennis en vaardigheden te verhogen. Regierol Het idee voor het project stelde het GHOR-bureau wel voor een uitdaging. Als netwerkorganisatie wil je immers niet op de stoel van anderen gaan zitten. Bovendien is de grootste winst binnen dit project juist op lokaal niveau te behalen. Daarom is besloten om een regierol te pakken en bestaande, lokale organisaties expertise en tijd aan te bieden. In de praktijk betekent dit het ontwikkelen van communicatiemiddelen, het leggen van Het GHOR-bureau blijft zich de komende tijd inspannen om inwoners van de regio op geneeskundig gebied meer zelfredzaam te maken. Zo zoeken we onder andere naar mogelijkheden voor samenwerking met ketenpartners, zoals de GGD. Hierbij is er veel aandacht voor preventie: wat kun je doen om een incident te voorkomen. Ook denken we samen met het landelijke Rode Kruis na over mogelijkheden om in de toekomst op een laagdrempelige manier themagerichte workshops en voorlichtingen te geven. Bijvoorbeeld specifiek gericht op jonge ouders. Gedachte hierachter is dat zelfredzaamheid pas gestimuleerd kan worden, als informatie en handelingsperspectieven goed aansluiten op iemands behoeften en belevingswereld. Meer informatie: Veiligheidsregio-ijsselland.nl erg enthousiast over dit initiatief. Buurthulp wordt gezien als een belangrijke stap voorwaarts op het gebied van persoonlijke veiligheid. Op 6 november werd het Buurthulpidee van Severinus vanwege de kennisdeling en het inspelen op bestaande betrokkenheid uitgeroepen tot branchewinnaar van “Goede BHV praktijken” in de categorie Zorg. Meer informatie: severinus.nl Een ketenpartner van de GHOR die zich eveneens richt op het bevorderen van zelfredzaamheid is de Regionale Ambulancevoorziening (RAV). Een sprekend voorbeeld hiervan is ‘Hartslagnu’: een project voor én door burgers, dat moet leiden tot regionale AED-dekking. Een ander voorbeeld van samenwerking tussen burgers en hulpdiensten is de wijze waarop RAV-medewerkers samen met burgers werkt aan het op orde stellen van geografische informatie in het navigatiesysteem van ambulances. Door hen te vragen lokale informatie te verifiëren, wordt de kans dat ambulances na een 112-melding wegens onnodig laat ter plaatse zijn aanzienlijk verkleind. Colofon Uitgave van: Infopunt Veiligheid (IFV) Redactieteam: Jocko Rensen, Nancy Oberijé en Maya Hoogveld Druk: OBT, Den Haag Ontwerp en opmaak: Bor Borren Design In deze krant vindt u redactionele bijdragen van: • Veiligheidsregio IJsselland (GHOR-bureau) • Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland • De veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden • Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (afd. GHOR) • Veiligheidsregio Groningen • Brandweer Flevoland • Ministerie van VenJ (NCTV) 2BSafe, Crisislab, Het Rode Kruis, Severinus, SSWG, TNO, VDMMP, Het Rode Kruis Jan-Willem van Aalst, Leon Bartelds, Menno van Duin, Wouter Jong en Klaas Salverda Redactieadres IFV: Postbus 7010 6801 HA Arnhem Mail de redactie: [email protected] JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 3 Onderzoek / Dutch Miracle congres “Wie heeft er nog reservewater in huis als watervoorziening uitvalt?” De Veiligheidsregio Kennemer land (VRK) heeft te maken met grote aantallen mensen die tijdelijk in de regio verblijven (Schiphol) of dichtbij gevaarlijke objecten wonen (Tata Steel, Schiphol). De VRK is actief betrokken bij Europees onderzoek over weerbaarheid en zelfredzaamheid van burgers en bedrijven, oftewel resilience. Op 30 en 31 oktober en 1 november was de VRK de gastheer van het Internationale Miracle congres over resilience. Zo’n 300 deelnemers uit Nederland, de EU en de Verenigde Staten discussieerden mee. Op de eerste dag in Madurodam (Den Haag) lag de nadruk op de hulpdiensten. Duidelijk was dat ‘resilience’ vooral gaat om zelf organiserende netwerken van de betrokkenen, die op een geheel nieuwe wijze onderling afstemmen en informatie delen. De hulpdiensten beginnen de kracht daarvan te zien. Als voorbeelden werden genoemd de grote brand in L eeuwarden en de VERVOLG VAN DE voorpagina burgers en hulpdiensten tijdens een incident iets fout kan gaan. Dan is het belangrijk dat je als overheid achter je mensen en de burger blijft staan. Voorkomen dat hulpverleners door allerlei claims en protocollen verantwoordelijk worden gemaakt en hierdoor burgers niet meer toestaan mee te helpen. Of dat juist burgers afwachtend worden en niet snel hulp durven te bieden, terwijl ze zo belangrijk zijn in die eerste minuten zonder hulpdiensten. Hierover moet je het dus met elkaar hebben. Welke kansen ziet u op het gebied van zelfredzaamheid? (Verbanden van) burgers kunnen door een goede voorbereiding en preventie ervoor zorgen dat iets niet gebeurt. Belangenorganisaties kunnen bij ons terecht voor informatie of een gesprek en wij staan hun terzijde waar gewenst. Hierdoor ontwikkel je een soort van platform waarin de overheid vraagt: Waarin kunnen wij bijdragen en wat kunnen jullie zelf doen? Door burgers in te schakelen versterk je hun zelfbewustzijn voor eigen verantwoordelijkheid en veiligheid binnen organisaties. Als overheid moet je ook bereid zijn om je door burgers te laten verrassen. Geef de samenleving de kans dingen op hun eigen manier te regelen, ook al passen ze misschien niet altijd binnen ons frame van vastgelegde protocollen of wetgeving. We moeten beseffen dat een leven zonder risico’s niet bestaat. Ik refereer hierbij graag aan het boek De fatale Staat van schrijver Paul Frissen. Hij spoort de samenleving en de politiek aan zich te verzoenen met tragiek. Niet alle risico’s zijn te voorkomen, maar door vermiste broertjes uit Zeist die een groot actief netwerk van burgers op de been bracht. creatief en allerminst hulpeloos, maar vooraf is er geen ‘urgency’. Interactie De derde dag stond in het teken van de dynamiek in de samenwerking tussen de burgers, hulpdiensten en vital partners, en dan vooral vanuit het oogpunt van de burger, of misschien beter, de mens. Voor iedereen geldt dat als zij geen belang De tweede dag stond in het teken van de vitale partners. De VRK voert zo’n 4x per jaar gesprekken met vitale partners zoals Schiphol en Tata Steel over resilience in brede zin. De hechtere interactie met burgers en bedrijven, het gevolg van de schaalvergroting van de regio’s, is voor veel brandweermensen een cultuurverandering. Simon Stenneberg van de VRK gaf een introductie van enkele belangrijke vital partners, en stelde daarbij dat de first responders in de praktijk vaak niet de hulpverleners zijn, maar juist die vitale partners! Pas daarna komen de hulpverleners, en daarna de burgers. De sprekers constateerden verder dat er weinig urgentiegevoel is om jezelf goed voor te bereiden op calamiteiten. Wie heeft er nog reservewater in huis voor het geval de watervoorziening uitvalt? Tijdens een crisis worden we een gemeenschappelijke bijdrage wel te beperken. Dat idee motiveert mij dit werk te doen. Hoe past de burger Strien zelfredzaamheid toe? Ik ben niet beter dan de gemiddelde burger. Ik had bijvoorbeeld voorheen ook geen rookmelders. Het is best taai om een vaste gedragsverandering te bewerkstelligen. Hier geldt dan ook: als het juiste moment voorbijkomt, moet je het benutten. Met de politie hebben we bijvoorbeeld de afspraak dat na een inbraak in een wijk daar folders worden rondgebracht en met die bewoners gesprekken worden aangegaan over hun hang- en sluitwerk, zodat het besef dat een inbraak ook jou kan gebeuren niet gelijk wegebt. Wat zijn de essentiële voorwaarden om zelfredzaamheid kracht te geven? Zelfredzaamheid is een belangrijk thema binnen de Veiligheidsregio, maar kan alleen slagen als in de hele veiligheidsketen van opleiden, trainen en oefenen actief burgerschap wordt meegenomen. Verder zijn bezielde leidinggevenden en medewerkers nodig die het zelfredzaamheidsverhaal continu uitdragen. Ontwikkeling in de theorievorming is ook een voorwaarde. Onze samenwerking met Hogeschool Windesheim leidt ertoe dat ideeën nu ook wetenschappelijk worden gemonitored. Zelfredzaamheid stimuleren vanuit de goede intenties, niet vanuit bezuinigingen. Dit moet een gemeenschappelijk besef worden. Actieve burgers willen nu eenmaal graag zelf dingen doen, investeer dan ook hierin!” Auteur Maya Hoogveld – [email protected] Lees meer over de zelfredzaamheidsinitiatieven en de Inspiratiedag zelfredzaamheid in de rubriek zelfredzaamheid op www.veiligheidsregio-ijsselland.nl Netwerk zien voor hun participatie, ze niet zullen meebouwen aan een resilience (weerbaarheid) netwerk. Succesverhalen De overheid moet tenslotte ook transformeren naar een ‘pragmatisch, dienstbare overheid’. Vergeet de formele “indek” communicatie; mandateer professionals om de echt relevante feiten te communice- ren. Daarnaast benadrukte Filosoof Barry van ’t Padje het belang van het vertellen van succesverhalen. Dat inspireert om Resilience nog krachtiger vorm te geven. Jan-Willem van Aalst, Twitter: @janwillemvaalst, [email protected] Het uitgebreide sfeerverslag staat op www.vrk.nl Onderzoek / TNO Bordspel leidt tot meer zelfredzaamheid De risicoperceptie van burgers komt meestal niet overeen met objectieve risico’s. Mensen weten bijvoorbeeld dat vliegen veiliger is dan autorijden, maar toch weigeren ze een vliegtuig in te stappen. En dat terwijl ze wel elke dag vrolijk met de auto heen en weer naar hun werk gaan. Een belangrijke reden hiervoor is dat risicoperceptie niet alleen beïnvloed wordt door kennis van kansen en de ernst van de gevolgen, maar ook door het gevoel dat een bepaald risico oproept. Het cognitieve en het gevoelssysteem hebben relatief onafhankelijke effecten op de perceptie van risico’s en worden daarom beïnvloed ook door verschillende factoren. Om ook de gevoelsmatige kant van de menselijke informatieverwerking aan te spreken heeft TNO een serious game ontwikkeld: een bordspel dat met 6 tot 8 personen kan worden gespeeld. In een experiment is TNO nagegaan of dit spel ook daadwerkelijk tot meer zelfredzaamheid leidt. Uit dit Eigen poster maken? Deze poster is ontwikkeld door de Veiligheidsregio IJsselland. Op de site www.veiligheidsregio-ijsselland. nl vindt u een toolkit die gemaakt is door het programma Community Safety/Zelfredzaamheid. Hiermee kunt u aan de hand van verschillende losse afbeeldingen zelf een poster maken met daarop uw eigen logo. onderzoek bleek dat de mensen die het spel hadden gespeeld zich meer bewust waren van de risico’s in hun eigen omgeving. Bovendien voelden de mensen in de controle-conditie (die alleen twee vragenlijsten hadden ingevuld) zichzelf minder goed in staat om met eventuele risico’s om te gaan dan de mensen die het spel hadden gespeeld. Deze resultaten geven een goede basis voor de verdere ontwikkeling van het spel en een betere afstemming op specifieke doelgroepen. Op het bord zijn zes verschillende omgevingen afgebeeld (zie foto). De zes getoonde omgevingen komen overeen met de mogelijke omgevingen in Nederland. In elke omgeving komen de risico’s terug zoals die in de werkelijkheid ook voor kunnen komen: b.v. overstroming bij de watergebieden of een tankstation in de buurt van je eigen huis. Per omgeving zijn er vragen / opdrachten / stellingen / informatie over zes inhoudelijke categorieën. Deze categorieën zijn gebaseerd op de elementen die een rol spelen bij het zelfredzame handelen van burgers. Door middel van de vragen, stellingen en dilemma’s uit het spel worden de deelnemers zich bewust van hun eigen percepties en delen ze die met de andere deelnemers. Door de discussie leren de deelnemers van anderen en vergroten daarmee hun eigen zelfredzaamheid. Informatie: Prof. dr. José Kerstholt, [email protected] 4 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014 Onderzoek / IFV Herkenbaarheid en interactie belangrijk voor helpende burger Onderzoek over burgerhulp bij grootschalige, geneeskundige hulpverlening Burgers die meehelpen bij incidenten met grootschalige geneeskundige hulpverlening vinden herkenbaar zijn als onderdeel van een hulporganisatie belangrijk. Een eenvoudig hesje kan de interactie tussen burger en hulpverlening al verbeteren. Dit is één van de uitkomsten van het onderzoek dat het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) in opdracht van het Nederlandse Rode Kruis (NRK) heeft gedaan naar burgerhulp bij grootschalige, geneeskundige hulpverlening. De opdracht past binnen de nieuwe visie op grootschalige geneeskundige bijstand, als opvolger van de huidige Geneeskundige Combinatie, in 2015. Ketenpartners stelden begin 2013 onder leiding van GHOR Nederland een adviesrapport op met als kernadvies dat bij een grootschalig incident primair de aandacht van de reguliere zorg moet uitgaan naar T1- en T2-slachtoffers. Voor T3-slachtoffers wordt een nevenketen ingericht. Die wordt bemenst door hoofdzakelijk vrijwillige hulpverleners in georganiseerd verband met speciale aandacht voor secundaire triage door zorgprofessionals. Samenwerkingsmodel Het Nederlandse Rode Kruis werkt op verzoek van GHOR Nederland aan een model dat de meest effectieve samenwerking moet beschrijven tussen burgers en hulpverleners bij ongevallen waar veel slachtoffers vallen met medische zorg. Het IFV bracht hierop als uitgangspunt voor het model in beeld welke hulpverleningsactiviteiten burgers zoal uitvoeren en hoe de interactie met hulpverleners is verlopen bij diverse ongevallen in Nederland met een groot aantal slachtoffers. Het onderzoek beschrijft de bevindingen van helpende burgers tijdens: de Vuurwerkramp in Enschede (2000), de Nieuwjaarsbrand in Volendam (2001), de hittegolf tijdens de Vierdaagse in Nijmegen (2006), de aanslag met Koninginnedag in Apeldoorn (2009), de vliegtuigcrash Haarlem- mermeer (2009), het schietincident in Alphen aan den Rijn (2011) en de treinbotsing in Amsterdam (2012). Burgerhulp benutten En wat blijkt? De helpende burgers in de genoemde situaties voeren veel verschillende activiteiten uit die raken aan geneeskundige processen. Zij hebben vaak een medische achtergrond of minstens een EHBOdiploma en waren meestal onmiddellijk ter plaatse; als betrokkene bij het incident of als omstander. De geboden hulp deden ze veelal op eigen initiatief. Waar burgers door hulpverleners werden gevraagd te helpen of geïnstrueerd iets te doen was meestal sprake van een positieve interactie. Interactie ontstond tijdens de onderzochte situaties ook doordat burgers materiaal beschikbaar stelden aan hulpverleners of andersom. In de gevallen waar geen interactie tussen burgers en hulpverleners is geweest, gaven burgers aan hieraan wel behoefte te hebben gehad. Concrete vragen of feedback van hulpverleners waren bijvoorbeeld welkom geweest. Burgers denken dat de interactie beter wordt als zij een herkenbaar onderdeel worden van de hulporganisatie, bijvoorbeeld door middel van een hesje. Meer aandacht in opleidingen van hulpverleners voor het ter plaatse contact maken met burgers en een betere beschikbaarheid van (medisch) materiaal helpen de interactie ook zeker te verbeteren. Aandacht De vraag was dus: Hoe kan burgerhulp bij grote incidenten beter worden benut? Dat kan door te zorgen voor meer aandacht bij de hulpdiensten voor de rol en herkenbaarheid van burgers bij hulpverlening en een verbeterde communicatie tussen deze beide stromen, aldus de aanbevelingen uit het onderzoek. Voor vragen en/of informatie over het onderzoek: Nancy Oberijé, Nancy. [email protected] en Murvin Chan, [email protected] Het model Grootschalig Geneeskundige Bijstand richt zich met name op de medische zorg op het rampterrein. Burgers kunnen echter ook andere hulpverleningsactiviteiten ontplooien. buiten het rampterrein. Het Rode Kruis denkt dé organisatie te zijn die deze burgerhulp in brede zin weet te versterken. Met 30.000 vrijwilligers in Nederland, internationale burgerhulpervaringen en actief in de witte en gemeentelijke kolom kan Het Rode Kruis deze verbinding maken. Burgerinitiatieven zijn effectiever naarmate deze worden ondersteund vanuit een krachtig hulpplatform dat online informatie en middelen ter beschikking stelt en een plek biedt voor burgerinitiatieven die burgerhulp versterken. Dit hulpplatform stelt mensen in staat om noodsituaties te voorkomen en de gevolgen te beperken, doordat ze weten wat ze moeten doen om zichzelf en anderen te helpen. Het hulpplatform is een middel om mensen te activeren de vereiste hulp te bieden. Onderzoek / crisiscommunicatie Crisiscommunicatie en zelfredzaamheid tijdens rampsituaties Hoe kan crisiscommunicatie zelfredzaamheid tijdens een rampsituatie stimuleren?’ Leon Bartelds deed in mei 2013 in het kader van zijn Master Criminologie aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Universiteit Leiden een kwalitatief afstudeeronderzoek naar het inzetten van crisiscommunicatie als middel om zelfredzaamheid te stimuleren tijdens rampsituaties. Ervaren dreiging Een hogere mate van zelfredzaamheid van burgers vraagt om een verandering in het beleid van de overheid. Uit de literatuurstudie en een aantal bestudeerde casussen blijkt dat zelfredzaamheid van burgers tijdens rampsituaties ten eerste afhankelijk is van de ervaren dreiging en het geloof in eigen kunnen. Pas als de burger beseft dat B U R G Incident hij gevaar loopt én dat hij zelf iets aan het gevaar kan en moet doen, zal hij zelfredzaam handelen. Groepsprocessen Ten tweede spelen groepsprocessen een grote rol. Mensen in groepen wachten af en kijken naar het gedrag van anderen. Crisiscommunicatie moet snel opstarten, consistent zijn, het gevaar niet bagatelliseren en meerdere middelen inzetten om de dreiging correct over te laten komen. Goed opgestelde handelingsperspectieven vergroten het geloof in eigen kunnen. Zendmiddel Tenslotte wordt een afwachtende houding tegengegaan door tijdens de rampsituatie duidelijk te maken dat de burger zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen veiligheid. Uit de analyse van de casussen blijkt met Beslissingsmodel zelfredzaam gedrag Loop ik gevaar? EN Wat kan ik doen? name dat crisiscommunicatie te vaak als zendmiddel wordt gezien. Burgers worden pas ingelicht nadat besluiten zijn genomen en de meeste berichten zijn reactief in plaats van proactief. Proactieve crisiscommunicatie Zijn aanbeveling is om tijdens een rampsituatie in contact te komen met de burgers en te reageren met persoonlijk gerichte handelingsperspectieven. Tenslotte moet crisiscommunicatie vaker proactief worden ingezet, bijvoorbeeld door al vanaf het begin van de rampsituatie solidariteit te stimuleren of door handelingsperspectieven te bieden voor het geval de situatie later nog erger wordt. Meer informatie: [email protected] Scriptie staat op infopuntveiligheid.nl Groepsprocessen EN Wat doen anderen? DAN E JA R O V E R Start crisiscommunicatie direct op Bied een handelingsperspectief dat: Gebruik meerdere middelen om de burger te bereiken Makkelijk is uit te voeren H Kom betrouwbaar over (door consistente en transparante berichtgeving) E Bagatelliseer de situatie niet I Maak duidelijk wie er gevaar loopt D JA Rekening houdt met de doelgroep Rekening houdt met middelen Informatie bevat over de effectiviteit Crisiscommunicatie Benadruk normen vanaf de beginfase (samenwerken en behulpzaamheid) Benadruk verantwoordelijkheid van de burger Speel in op bestaande relaties (familie, buren) Richt crisiscommunicatie op het individu Zelfredzaam gedrag JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 5 Praktijk / Oefening Drenthe Zelfredzaamheid: Waar loslaten en waar zorgen? In Drenthe vond in maart een zelfredzaamheidsoefening plaats met burgers. Het ging om een zich ontwikkelende bosbrand die een camping met 125 campinggasten bedreigde. Deze unieke oefening was een logisch gevolg van het Drentse zelfredzaamheidstraject dat erop gericht is om als crisisorganisatie te anticiperen op de zelfredzaamheid van burgers. Maar doe je dat? Hoe anticipeer je als overheid op zelfredzaamheid? Waar laat je los en waar ondersteun je (nog) slechts? Vitaliteit Tijdens de oefening, die in de avond plaatsvond, bleek de aandacht van de overheid vooral gericht op het bestrijden van de bosbrand. Gelukkig was net als tijdens echte crises de vitaliteit van de samenleving zichtbaar: de camping werd buiten het zicht van de hulpverleners en dus zonder hun hulp door het personeel van de camping en enkele campinggasten ontruimd. Het merendeel van de campinggasten liep, ongeacht hun leeftijd, vervolgens zonder verdere begeleiding in het donker naar het dichtstbijzijnde dorp dat lag op 3 kilometer afstand. Ook hier zonder bemoeienis van de overheid. Golfkarretje De ontruiming verliep goed op enkele pogingen tot detailzorg na die een enkele hulpverlener toch opeens wilde verlenen. Zo hield de politie een elektrisch golfkarretje bij terugkeer naar de camping tegen. Het golfkarretje werd door het campingpersoneel gebruikt voor het vervoer van enkele gewonde campinggasten. De berijder ervan mocht nog wel met een ambulance mee terugrijden naar de camping. Een ander punt was dat het COPI, om zicht te krijgen op wat er zich op de camping afspeelde, een medewerker van de camping naar het COPI ‘sommeerde’, terwijl de camping juist alle handjes nodig had om de camping te kunnen ontruimen. Beide acties waren weinig behulpzaam bij het (verder) ontruimen van de camping, terwijl de overheid er ook bij gebaat is dat de camping tijdig werd ontruimd. Berichten meeluisteren De oefening liet zien dat een dergelijke ontruiming best aan de samenleving kan worden overgelaten. Een nuance is nog wel te maken: In de Door wie zijn de respondenten geïnformeerd? 5 3 12 9 Niemand Andere campingasten Eigenaresse / direct rice camping BHV-medewerker camping Anders 11 6 29 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 11 drie horecagelegenheden in afwachting van de informatie over zaken die hen direct raken, zoals het verloop van de brand en de situatie op de camping. Op basis van deze informatie konden zij besluiten om terug te keren naar de camping of op zoek te gaan naar een overnachtingsplek. Deze informatie werd uiteindelijk niet geleverd wat achteraf (ook) leidt tot een negatief oordeel over het optreden van de overheid. Ook deze oefening laat zien dat het bieden van feitelijke informatie van belang is om burgers te ondersteunen in hun zelfredzaamheid. Het is met andere woorden dat zetje dat burgers tijdens een crisis nodig hebben om een afweging te kunnen maken om in actie te komen. Crisislab evalueerde de oefening. Download op infopuntzelfredzaamheid.nl Astrid Scholtens (Crisislab) [email protected] Jan Jorritsma (Veiligheidsbureau Drenthe) Praktijk/ Broodje Alarm Stemmingsproblemen Urine incontinentie Chronische pijnklachten Het Programma Brandveilig Leven richt zich op de bewustwording van burgers in de regio als het gaat om 13 13 Te weinig lichaamsbeweging Zelfredzaamheid en Brandveilig leven 1 9 Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland bol van initiatieven Uit het beleids- en uitvoeringsplan Risicocommunicatie Noord- en OostGelderland is een website voor risicocommunicatie ontstaan. Hierop staan de belangrijkste risico’s binnen de VNOG vermeld, wat je kunt doen als er iets gebeurt en hoe een calamiteit te voorkomen. De site, www.vnog.nl/ risicocommunicatie, is samen met de gemeenten ontwikkeld en wordt gezamenlijk actueel gehouden. In het dorp aangekomen, werden de campinggasten opgevangen in de 64 Hart en ademhaling Zelfredzaamheid en Risicocommunicatie Feitelijke informatie Leeftijd van de respondenten Praktijk / VNOG Binnen de Veiligheidsregio Noorden Oost-Gelderland bestaan meerdere initiatieven op het gebied van zelfredzaamheid. eerste plaats werd de camping tijdens de oefening toevallig bij het ‘incident’ betrokken. Facilitering vanuit de overheid zou eruit kunnen bestaan dat de camping wordt meegenomen in de alarmering of dat burgers het berichtenverkeer kunnen meeluisteren. In de tweede plaats hadden het campingpersoneel en de campinggasten operationele informatie nodig om een ontruimingsroute te kunnen bepalen. Ondersteuning vanuit de overheid zou ook hier gewenst zijn. Wat te doen als de sirene gaat? 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% brandveiligheid: Hoe kun je0%brand voorkomen en maak je burgers zelfElke eerste maandag van de redzaam? Centraal staat de voorlichmaand klinkt de sirene in Nederting op basisscholen of in een wijk land. Voor senioren doet dit Instituut Fysieke na brand. Nieuwsberichten worden 25 Veiligheidsregio’s denken aan het luchtalarm tijdens Veiligheidde (IFV) gekoppeld aan actuele incidenten. Zelfredzaamheid en crisiscommuoorlog. Om het beladen gevoel Zelfredzaamheid en Natuurbrand Natuurbrand vormt één van de grootste risico’s in de regio. Zelfredzaamheid krijgt hierbij vanzelfsprekend veel aandacht. Er is bijvoorbeeld een ‘pilot zelfredzaamheid’ rondom recreatieondernemingen geweest en samen met VGGM werd in 2013 een speciale folder voor recreanten op de Veluwe uitgebracht. De VNOG is daarnaast medeschrijver van de Landelijke Natuurbrand BoodGebruik door de burgers schap (LNB), het landelijke Risicocommunicatie kader bij natuurbrand. Vergroten van de zelfredzaamheid en Ondersteunen of het risicobewustzijn zijn twee belangbenutten van de burger rijke doelstellingen van de LNB. nicatie van het alarm weg te nemen, orga- Tijdens crisissituaties is het van niseert Broodje Alarm maandeCrisissituatie belang burgers handelingsper- lijks bijeenkomsten waarbij orgaspectief te bieden en die zaken te nisaties, zoals de brandweer, de communiceren waardoor burgers politie en hulpverleningsdiensten zelfredzaam kunnen opereren. Op samen met senioren praten over Crisiscommunicatie basis van het regionaal risicoprofiel de veiligheid in huis en buurt. kregen burgers op straat een crisis- Het doel is de saamhorigheid te scenario voorgelegd met de vraag verdiepen. Doelen van ‘Wat wilt u nu weten?’ De reacties crisiscommunicatie van de burgers werden uitgewerkt in Broodje Alarm is een communicatie boodschap voor ontstaan in de stad diverse scenari o ’s als: brand inGebruik een Groningen. Achter Sociale media door instrumenten de overheid verzorgingshuis, natuurbrand, uitval de organisatie zit van elektriciteit en brand waarbij de Stichting Senigevaarlijke stoffen vrijkomen. oren Werkplaats Zelfredzaamheid Factoren van invloed Groningen, die van de burgers Tot slot wil ik niet ongenoemd laten met en voor oudehet project Hartveiligwonen dat in ren producten de hele veiligheidsregio is uitgerold. ontwikkelt die de Via gerichte SMS-alarmering van zelfredzaamheid, dichtstbijzijnde vrijwilligers kunnen de veiligheid in hiertoe opgeleide burgers gebruik de thuissituatie maken van AED’s om gericht hulp en zinvolle tijdste verlenen aan burgers die getroffen besteding bevorworden door een hartaanval. deren. Broodje Voor de Veiligheidsregio Noord- en Alarm stimuleert Oost- Gelderland staat het thema de ouderen met zelfredzaamheid dus hoog op de ideeën te komen agenda. of ervaringen uit te wisselen over de veiligheid in hun woning en vraagt Meer informatie: hen hoe ze ook Alexandra Corver, [email protected] zelf een bijdrage Twitter: VNOGregio kunnen leve- ren aan de veiligheid in hun buurt. Onder het genot van een broodje en een kop koffie wordt onder meer besproken wat te doen en niet te doen als de sirene gaat? Hiermee hoopt men de oorspronkelijke lading van het alarm omzetten naar een positief gevoel van veiligheid en zelfredzaamheid. Meer informatie: Freddi Kuipers [email protected] broodjealarm.nl Psst.... Je hebt meer i dan je d n huis enkt! Stichting Senioren Werkplaats Groningen 6 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014 Bestuurlijk / Kabinetsstandpunt Overheid leer geloven in wat burgers kunnen! Ir. Paul Gelton, directeur Weerbaarheidsverhoging NCTV over zelfredzaamheid, veiligheid en de Doe-democratie Het kabinet onderkent de eigen kracht van burgers en ondernemers bij het veiliger maken van hun leefomgeving. Het laatste decennium wordt de belangrijke rol van burger en bedrijfsleven bij veiligheid dan ook meer en meer benadrukt. Transitie naar doe-democratie “Vanouds speelt vrijwillige inzet overigens al een bijzondere rol in het veiligheidsdomein. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwillige brandweer, de reddingsbrigades, Het Rode Kruis, en de andere landelijke vrijwilligersorganisaties. De overheid speelt daarop in en doet daar ook een beroep op; bijvoorbeeld om vrijwilligers in te zetten als buurtbemiddelaar, mee te doen in een buurtpreventieteam of mee te denken over waar de prioriteiten op het gebied van veiligheid moeten liggen. De overheid gaat er daarbij van uit dat iedereen binnen redelijke grenzen - niet alleen de veiligheid - van hemzelf (zelfredzaamheid), maar ook die van zijn (naaste) omgeving bevordert. De overheid ziet zichzelf daarmee als één van de vele actoren op het gebied van veiligheid en wil ruimte en vertrouwen bieden aan maatschappelijke initiatieven die bijdragen aan de transitie naar meer ‘doe-democratie’. Daarover verscheen begin juli een kabinetsnota. ruimte van burgers uitbreidt van fysieke naar virtuele gemeenschappen. De rode draad in de kabinetsnota is dat de subsidiariteitgedachte ook bij dit onderwerp voorop staat: maatschappelijk initiatief is van de samenleving, totdat het niet meer zonder bijdrage of ingrijpen van de overheid kan. Kennissuperioriteit Publiekscampagnes Het is voor top-down-denkers een ontnuchterende realiteit dat onder Nederlandse burgers tegenwoordig meer expertise schuil gaat dan in het overheidsapparaat of in de volksvertegenwoordiging, aldus de nota. Het argument van kennissuperioriteit gaat dus steeds minder op als rechtvaardiging dat overheden nodig zijn om collectieve verantwoordelijkheid te dragen. Bovendien is er bij een tekort aan zelfredzaamheid van burgers ook nog een niet te onderschatten bron van ‘samenredzaamheid’ beschikbaar. Daarbij is ook nog de beschikbaarheid van ICT in de vorm van sociale media en internet een hefboom die de collectieve Door zelf actief bij te dragen aan eigen en andermans veiligheid verstevigen burgers en bedrijven de grip op hun eigen veilige leefomgeving en wordt de objectieve en subjectieve veiligheid vergroot. Instrumenten die het ministerie daartoe inzet zijn onder meer de recente publiekscampagnes als ‘Denk Vooruit’ en ‘Veiligheid heb je zelf in de hand’ en initiatieven zoals ‘Meld Misdaad Anoniem’, ‘NL-Alert’, ‘Burgernet’, de ‘Risicokaart’, keurmerken voor Veilig ondernemen en Veilig wonen en diverse meld- en ondersteuningspunten als het Centrum voor Criminaliteits preventie en Veiligheid (CCV). Ook is er steun aan trajecten als Empo- wering People, dat beloftevolle maatschappelijke initiatieven op het gebied van veiligheid met kennis en het beschikbaar stellen van netwerken faciliteert. Coproductie met burger De rijksoverheid ziet de ‘doe-democratie’ als een ’nauwelijks te stuiten, krachtige ontwikkeling’. Overheden en maatschappelijke organisaties zullen zich moeten inspannen om de transitie in de verhoudingen met de samenleving te volgen of zelfs voor te blijven. Maar de drijvende kracht zal van de samenleving uitgaan, aldus de nota. De overheid past bescheidenheid bij de ondersteuning van die kracht. Hoe de rijks- en gemeentelijke overheid met dergelijke initiatieven zouden kunnen omgaan is de afgelopen jaren omstandig beschreven. Wat de overheid maar beter niet moet doen, is ook beschreven. Niet nog meer procedures en handboeken maar een andere manier van denken binnen de hulpverlening stimuleren om de coproductie met de burger vorm te geven. Overheid als meedenker Het succes of falen van actief burgerschap en zelfredzaamheid op het gebied van veiligheid ligt daarmee mede bij de professional en het bestuurlijke plafond. In de toekomst gaat het er niet zozeer om dat de overheid weet wat burgers willen, maar dat zij leert geloven in wat zij kunnen. De overheid wordt daarmee een meedenker in plaats van een bedenker.” Henk Stijntjes (NCTV) [email protected] Onderzoek / Bevolkingszorg Onderzoek / Veerkracht TNO Hoe versterk je veerkracht van communities? ‘Bevolkingszorg stiefmoederlijk behandeld’ Internationaal network over community resilience Themabijeenkomst ‘Bevolkingszorg op orde’ 4 juli – IFV Arnhem Landen als de VS, Australië en Nieuw Zeeland hebben veel ervaring met grootschalige rampen als orkanen, aardbevingen en overstromingen. Een belangrijke vraag vanuit de nationale en lokale overheidsbeleid is hoe je communities (gemeenschappen) zodanig kan versterken dat zij zo goed mogelijk van rampen kunnen herstellen. Burgemeester Piet Bruinooge, portefeuillehouder Gemeenten van het Veiligheidsberaad en voorzitter van de commissie ‘Bevolkingszorg op orde’ die een visie op bevolkingszorg uitbracht, windt er geen doekjes om: “Bevolkingszorg is binnen de rampenbestrijding lange tijd stiefmoederlijk behandeld. De wettelijk toebedeelde taak was bij veel gemeenten jarenlang ongeorganiseerd.” Belangrijk uitgangspunt hierbij is een gedeelde verantwoordelijkheid van burgers, overheid, bedrijven en NGO’s. Om de ervaringen die zijn opgedaan met de respons en herstel bij dergelijke rampen te bundelen en van elkaar te leren heeft het Department of Homeland Security in samenwerking met FEMA in 2010 een werkgroep in het leven geroepen. De werkgroep bestaat inmiddels uit vertegenwoordigers (onderzoek en beleid) van een groot aantal landen: de Verenigde Staten, Australië, Canada, Nieuw Zeeland, Zweden, Engeland, Singapore, Duitsland, Israël en Nederland. V&J en TNO zijn de Nederlandse deelnemers. Vijf thema’s In de jaarlijkse bijeenkomsten van de werkgroep ligt het accent op ‘case stories’: ervaringen met verschillende typen rampen en ‘lessons learned’ voor met name de nationale strategie met betrekking tot de veerkracht van community (community resilience). De eerste ronde van case stories leidde tot discussies over het beleid ten aanzien van vijf thema’s : 1. Kennis van de community. Communities zijn er in allerlei soorten en maten en vaak divers van samenstelling. Hoe gaan instituties met deze diversiteit om? Hoe benaderen zij de verschillende communities en hoe betrekken zij ze bij hun beleid? 2. Relatie overheid en ‘Civil Society’. Hoe beïnvloedt governance (waaronder aspecten als autoriteit, macht, invloed en mate van decentralisatie) de mate van veerkracht? Welke vorm van governance werkt het beste om lokale initiatieven te mobiliseren? 3. Sociaal kapitaal en leiderschap. Hoe organiseer je sociale netwerken die een ramp zo goed mogelijk het hoofd kunnen bieden? Hoe werkt emergentie en hoe ga je daar als professionele organisatie mee om? Hoe kunnen professionals zo goed mogelijk aansluiten bij structuren die er vanuit de community al zijn? 4. Vertrouwen. Vertrouwen is de basis voor een goede samenwerking tussen burgers en instituties. Hoe kan dat wederzijdse vertrouwen worden versterkt? 5. Betekenisvolle communicatie. Crisiscommunicatie blijft vaak beperkt tot het verschaffen van informatie. Bij betekenisvolle communicatie gaat het om een uitwisseling van informatie waarbij ook luisteren en reageren belangrijke onderdelen zijn. Veerkracht meten Voor alle aangesloten landen is een basisvraag hoe je de veerkracht van communities kunt meten. Daarvoor is echter meer inzicht nodig in de factoren die aan veerkracht ten grondslag liggen op zowel individueel niveau als het niveau van sociale netwerken. Inzicht in dergelijke mechanismen bieden namelijk handvatten voor zowel het meten van veerkracht als voor (effectieve) interventies. Informatie: Prof. dr. José Kerstholt [email protected] “Maar we hebben leergeld betaald”, voegt Bruinooge eraan toe. “Vandaar de poging, en meer dan dat, om met elkaar de gemeentelijke kolom te professionaliseren: bevolkingszorg op orde.” overheid richt zich vooral op het ondersteunen van de verminderd zelfredzame personen. Set afspraken Verwanteninformatie Bruinooge is geen voorstander van wetgeving die immers van bovenaf wordt opgelegd. Hij en de commissie willen naar een finale set afspraken die veiligheidsregio’s en gemeenten met elkaar maken. Dat werkt veel dynamischer. Zo kun je immers ook afspraken bijstellen. Bovendien mag de uitvoering per veiligheidsregio verschillen, want de ene regio is de andere niet. Tegelijkertijd, als je afspraken met elkaar maakt, moet je er niet van opkijken dat je dáár op getoetst wordt, aldus Bruinooge: “Dan moet je als gemeente dus ook niet zeuren als je op je vingers wordt getikt omdat je het niet op orde hebt.” Eigen boontjes doppen De bijeenkomst zoomt ook in op de prestatie-eisen voor crisiscommunicatie, acute bevolkingszorg en herstelzorg en hoe je dit vaststelt. Hierbij staat centraal de vraag wat ‘de samenleving’ redelijkerwijs zelf kan doen en wat zij aanvullend daarop van de overheid kan verwachten als het om de bevolkingszorg gaat. Met andere woorden zelfredzame burgers en bedrijven worden zoveel mogelijk in staat gesteld hun eigen boontjes te doppen en de Een vraag was ook: Hoe stimuleer en faciliteer je de zelfredzame burger bijvoorbeeld als het gaat om het verkrijgen van verwanteninformatie? Als deel van een mogelijke oplossing presenteerde Irene Mokkink in een van de deelsessies de visie op Bevolkingszorg van de veiligheidsregio Kennemerland. De gezamenlijke conclusie van de deelnemers aan deze themasessie was dat het belangrijk is, naast het op orde hebben de backoffice, óók op de plaats van het incident vertegenwoordigd te zijn, zodat je daar direct op kunt aansluiten. Deze werkwijze wordt in Kennemerland vanaf 2014 ingevoerd door het hebben van een OVDBevolkingszorg in het CoPI. Burgemeester Bruinooge benadrukte aan het eind nog eens dat het absoluut de bedoeling is om draagvlak te creëren. Binnen het professionele veld en bij bestuurders. Daarvoor is een jaar uitgetrokken.” Ingekorte versie verslag Klaas Salverda. Complete verslag op infopuntzelfredzaamheid.nl JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 7 Praktijk / campagne Geen nood bij brand versie 2.0: de vrijblijvendheid voorbij Kuyvenhoven is hoofd afdeling Proactie, Preventie en Preparatie van de VGGM en verantwoordelijk voor de brandveiligheid in Arnhem. Voordat hij definitief het stokje van GNBB overdraagt aan een collega, doet hij nog de landelijke uitrol van wat hij noemt ‘zijn baby’. Hij steekt samen met zijn team veel energie in de ontwikkeling en verbetering van deze methode. “Ik heb gezien hoeveel moeite grote gezondheidsinstellingen hebben om aan de regelgeving te voldoen. Met voorlichting alleen krijg je geen veiligheid. Zorginstellingen reageren soms irrationeel op onze voorstellen. Dat gaf ons de energie om daar een oplossing voor te realiseren en met hen in gesprek te gaan: Hoe kunnen we dit anders doen? Met deze methode hebben we een doorbraak gerealiseerd. Veiligheidsexpedities De Veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden startte vier jaar geleden met versie 1.0 van het programma GNBB gericht op de zelfredzaamheid van het individu (de cliënt) en de medewerkers van de BHV-organisatie binnen gezondheidsinstellingen. Kuyvenhoven geeft aan dat de methode net zo toepasbaar is op gevangenissen en kinderdagverblijven. Wederzijdse kennisoverdracht moet leiden tot meer bewustzijn. Er werd vooral ingezet op ‘veiligheidsexpedities’ en oefeningen en minder op regelgeving. De brandweer loopt samen met mensen van de werkvloer door het gebouw en geeft advies over belangrijke en minder belangrijke aandachtspunten. Kuyvenhoven meent dat je voor brandveiligheid echt op de werkvloer moet zijn. “Zij hebben ermee te maken, al moet je het wel borgen op managementniveau.” Met deze mensgerichte in plaats van technische benadering won de regio in 2010 een innovatieprijs. Vrijblijvendheid Foto: Rob Jastrzebski Wie doet wat? Kuyvenhoven: “De zorginstellingen hebben de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen op de belangrijkste verbeterpunten. Deze andere aanpak om veiligheidsbewustzijn op gang te brengen werkt effectiever dan alleen wijzen op de tekortkomingen en sancties. Na evaluatie van versie 1.0 bleek dat het leereffect van zo’n veiligheidsexpeditie toch dreigde te verwateren. Hierop werd in 2012 van GNBB de methode 2.0 ontwik- keld die de vrijblijvendheid ervan wegneemt.” Geen nood bij brand! Convenant Kuyvenhoven toont een poster met daarop een nulmeting van het brandveiligheidsniveau en een eindmeting. Een stroomschema van simpele maatregelen en afspraken die moeten leiden tot een goed werkend veiligheidsvolgsysteem. De wijze van samenwerking tussen de instelling en de brandweer wordt bewust vastgelegd in een convenant waarin goede afspraken staan over bijvoorbeeld de veiligheidsexpeditie, de ontruimingsoefeningen en een masterplan met de vastlegging van het maatwerk voor een instelling. Het zijn stappen die moeten bevorderen dat partijen hun verantwoordelijkheden nemen. “Als het niet werkt, spreken we de mensen meteen aan. We schrijven dan geen handhavingbrief erachteraan, maar zeggen: “Dit hebben we geconstateerd en na 3-4 jaar van het convenant zien we wat er is verbeterd. Is er geen voortgang geboekt, dan vallen we alsnog terug op de maatregelen. Het is moeilijk te zien hoe de organisatie optreedt, maar bijvoorbeeld wel of hun BHV-organisatie beter functioneert.” Uitrol Eind 2012 vond de landelijke uitrol plaats. Kuyvenhoven: “We werken hierbij intensief samen met de zorgkoepels van ACTIZ, Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en GGZ Nederland. Alle veiligheidsregio’s hebben zich gecommitteerd aan de methode en sindsdien zijn er al tientallen veiligheidsexpedities uitgevoerd. Het idee is dat we nog een jaar met de huidige uitrol doorgaan. Ik ben blij dat op zo’n korte termijn Veiligheid in de zorg Nulmeting 0 1 1e gesprek Introductie 2 2e gesprek Keuze voor GNBB Convenant NEE 4 5 Opstellen expeditie verslag Regelgericht werken JA 3 Veiligheidsexpeditie uitvoeren Beoordelen ontruimingsplan Expeditieverslag Inzet middelen: a. stroomschema b. presentatie GNBB c. convenant tekst d. vragenlijst e. expeditielijst f. fototoestel g. ontruimingsplan h. (programma) doelgroepmiddag i. e-learning module j. nieuwsbrief, publicatieborden etc. k. masterplan brandveiligheid l. (aanvullen met GNBB) auditen/ of VMS m. nulmetinglijst n. eindmetinglijst METHODE 2.0 Al 12 jaar verschijnen er rapporten van onderzoeksraden en inspecties dat het in de gezondheidszorg niet goed is geregeld op het gebied van de brandveiligheid. “En dat willen we niet meer.” Aan het woord is Jan Kuyvenhoven, sinds december 2012 landelijk projectleider van Geen nood bij brand! (GNBB): een brandveiligheidsmethode waarvan ondertussen een versie 2.0 bestaat. Eind van dit jaar gaat hij met pensioen. 6 3e gesprek Terugkoppeling uitslag Ontruimings oefeningen uitvoeren / inzet elearning Inzet e-learning/ VIM continue proces Communicatie richting personeel en cliënten continue proces 8 11 14 5e gesprek Auditsystematiek/ VMS aanvullen met GNBB Eindgesprek Evaluatie Table Top + Personeel + Cliënten 9 Verslagen oefeningen Inzet aanvullende middelen continue proces 12 16 - 7 10 4e gesprek Terugkoppeling oefeningen / aanzet MP Eindmeting Doelgroepenmiddag Inzet aanvullende middelen continue proces 13 Opstellen Masterplan Brandveiligheid maatwerk audits/VMS aanvullen met GNBB maatwerk Masterplan brandveiligheid 15 Audit / VMS aangevuld met GNBB audit 17 bijstelling Werkend Veiligheidsvolgsysteem Nazorg n.a.v. auditresultaten continue proces verbeterpunten = = = = gesprekken tussen instelling en brandweer activiteiten georganiseerd door de brandweer verslaglegging door brandweer voor instelling geen deelname GNBB, geen samenwerking, meer regelgericht dan resultaatgericht = praktische uitwerking loopt naast de contacten onderling al zoveel regio’s begonnen zijn, maar het kan altijd nog beter!” Halleluja Is het alleen allemaal halleluja? “Nee zeker niet! Zo moeten we de oude werkmethode leren loslaten en op een meer integrale manier samen met anderen naar brandveiligheid gaan kijken. Dat kost tijd en je organisatie moet worden ingericht met medewerkers die de methode in de vingers moeten krijgen. Wat we willen is dat Geen nood bij brand! in schema geeft aan hoe het traject loopt van het begin tot het eind. Met die kanttekening dat bijvoorbeeld ook halverwege kan worden ingestoken, maar ook in een andere volgorde kan worden gewerkt. Dat is afhankelijk van de afspraken die de instelling en de brandweer samen maken. Basis voor deelname aan het project is een wederzijdse voorbereiding zoals een actuele gebruiksvergunning en een staande bhv-organisatie voor de instelling en voor de brandweer een training Zorg in beeld. www.geennoodbijbrand.nl we onderbouwd kunnen zeggen: Deze instelling neemt haar verantwoordelijkheid met een directie die goed op de hoogte is op het gebied van brandveiligheid en het personeel handelt ernaar! In Gelderland- Midden werken nu zo’n 28 instellingen volgens deze methode. Het uiteindelijke doel is een landelijk antwoord te creëren op de situatie in de zorginstellingen.” Redactie, [email protected] Praktijk / zorginstellingen Kun je als zorginstelling 72 uur zelfredzaam zijn? Zorgcontinuïteit in Gelderland-Zuid Zorginstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de voorbereiding op bijzondere omstandigheden die invloed hebben op het (blijven) bieden van verantwoorde zorg. De sector GHOR van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ) adviseert, ondersteunt en faciliteert de zorginstellingen hierbij. GHOR-medewerker Ad Vervuurt beantwoordt de drie belangrijkste vragen over zorgcontinuïteit en zelfredzaamheid bij zorginstellingen in Gelderland-Zuid. 1. Wat houdt ‘zorgcontinuïteit’ in? “Het leveren van verantwoorde zorg in een instelling stopt niet tijdens een ramp. Ook dan hebben de cliënten recht op onderdak, voedsel en drinkwater, maar ook op de juiste medicatie en verzorging. Om je als zorginstelling te wapenen tegen de gevolgen van rampen zijn een goede voorberei- ding en planvorming heel belangrijk. Plannen op het gebied van zorgcontinuïteit bieden instellingen het kader om tijdens een ramp de randvoorwaarden te kunnen organiseren die het continueren van de levering van verantwoorde zorg mogelijk maken.” 2. Hoe heeft de sector GHOR van de VRGZ dit aangepakt? “We zijn de planvorming gaan stimuleren. Daarvoor stelden we de volgende vraag aan de zorginstellingen: kunnen jullie je als instelling 72 uur redden zonder bijstand van hulpdiensten en andere instellingen? Dat bleek een prikkelende vraag, waarbij instellingen zich bewust werden van de zelfredzaamheid die de overheid van hen verwacht. Om ze de krachten te laten bundelen hebben we vervolgens de zorginstellingen in de regio samengebracht in het ‘platform zorgcontinuïteit’. De GHOR faciliteerde dit platform. Ook nu hebben we die faciliterende rol: we ontwikkelen producten voor zorgcontinuïteit en zorgen voor digitale ondersteuning.” hoefte bij collega-zorginstellingen. Het gaat dan om verpleeg- en verzorgingshuizen, gehandicaptenzorg en geestelijke gezondheidszorg. 3. Wat zijn die producten? De hergroeperingregeling wordt ook door de Officier van Dienst Geneeskundig en de meldkamer gebruikt als hulpmiddel bij het bepalen van de omvang van de hulpverlening. De regeling is digitaal te raadplegen en maakt snel inzichtelijk hoeveel cliënten zich in een instelling bevinden, hoe zelfredzaam deze zijn et cetra. Tot slot is daar de leidraad evacuatie zorginstellingen. Bij de zorginstellingen bleek veel onduidelijkheid te heersen over de eigen rol en de rol van hulpdiensten bij evacuatie. Een evacuatie van een zorginstelling is een ingrijpende maatregel met grote, organisatorische consequenties waar bij de continuïteit van de zorgverlening niet in gevaar mag komen. Het is daarom belangrijk om “Het format Calamiteiten Management Plan (CMP) is bijvoorbeeld één van die producten. Dit format ondersteunt de instellingen bij het inrichten van de eigen calamiteitenstructuur, zodat die naadloos aansluit bij de calamiteitenstructuur van de overheden. Er zijn zeven gevolgen van disbalans gedefinieerd waarop de zorginstellingen kunnen anticiperen als het gaat om de continuïteit van zorg (zie kader red.). Door het scheppen van voorwaarden verbindt het CMP de plannen rondom de zeven gevolgen. Daarnaast regelt de hergroeperingregeling bij calamiteiten de tijdelijke opvang van mensen met een zorgbe- Zorgcontinuïteit: de zeven gevolgen van disbalans 1. sluiting van (delen) van de locatie 2. een groot aanbod van cliënten 3. verplaatsen van cliënten 4. tekort aan personeel 5. uitval nutsvoorzieningen, apparatuur en ICT 6. logistieke stagnatie 7. uitbraak infectieziekten goed te weten wie welke verantwoordelijkheden heeft. De bedrijfshulpverleningsplannen moeten goed aansluiten op de procedures en structuur van de grootschalige rampenbestrijding, zodat de samenwerking tussen gemeente, hulpverleningsorganisaties en de zorginstelling optimaal verloopt. In de leidraad staat dit allemaal duidelijk beschreven.” Meer informatie: Astrid Steverink, [email protected] Veiligheidsregio Gelderland-Zuid 8 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014 Sociale Media / kwetsbare burger Invloed sociale media op zelfredzaamheid kwetsbare individuen De termen ‘Sociale media’ en ‘zelfredzaamheid’ zijn hip. Bij sociale media wordt al snel gerefereerd (of gedacht) aan Facebook en Twitter. Niet zo raar, gezien de Facebookrellen (“project X”) in Haren of de massale aandacht die bestuurders en politici hebben voor het medium Twitter om nieuws of hun mening te ventileren. Dit artikel bespreekt de invloed van sociale media op de zelfredzaamheid van het kwetsbare individu. Echter, sociale media is meer dan alleen bovenstaande – in het oog springende – voorbeelden. Voor de relatie tussen sociale media en zelfredzaamheid te bespreken, is het dus wijs om eerst beide begrippen te definiëren. media stelt dat deze aan drie eigenschappen voldoen: er is een community (een groep gebruikers), functionele webbased applicaties en content die door de gebruikers zelf gemaakt dan wel gebruikt worden. De gebruiker speelt een substantiële rol in de waardevermeerdering van de applicatie door zijn of haar toegevoegde content1. Zelfredzaamheid Over het begrip zelfredzaamheid zegt de ‘Van Dale’: het vermogen van ouderen, zieken of gehandicapten om te leven zonder professionele hulp. Maar des te ouder we worden, des te meer chronische ziekten we hebben en des te meer professionele hulp we inzetten om deze groep te ondersteunen. Is daarmee zelfredzaamheid in relatie tot kwetsbaarheid een ‘contradictio in terminis’? Wij vinden van niet: ouderen, (chro- nisch) zieken of mensen met een handicap zijn vaak niet over de gehele linie kwetsbaar of hulpbehoevend, maar kunnen veel dingen ook zelf. Daarom moeten de begrippen zelfredzaamheid en kwetsbaarheid niet als een soort deken over het individu gelegd worden, maar per onderdeel bezien worden. Er moet duidelijk zijn, voor het individu en haar omgeving, wat deze persoon wél kan en op welke vlakken hulp nodig is. De rol van sociale media in zelfredzaamheid Zoals eerder gedefinieerd, stellen sociale media groepen van mensen in staat om zelf content te creëren en te delen met soortgenoten, via nieuwe internettechnologieën. Een eerste voorbeeld hiervan – toegespitst op het onderwerp veiligheid en zelfredzaamheid – is WikivaSociale Media rium4. Wikivarium, naar voorbeeld Eén van de definities van sociale van wikipedia, is het digitale kenniscentrum over veiligheid en zelfredKwetsbaarheid zaamheid. Op Wikivarium kunnen Er zijn in de wetenschap meerdere definities van kwetsbaarheid, variërend gebruikers informatie vinden, maar van ‘een biologisch syndroom van verminderde reserve en weerstand2’ tot ook kennis en ervaringen delen. De ‘een syndroom van meerdere problemen in diverse domeinen die kwetsgebruiker is in staat – voor eigen baar maakt voor omgevingsfactoren3’. Die kwetsbaarheid wordt herkend zelfredzaamheid – om een persoonaan achteruitgang in cognitie, gehoor en zicht, sociale omgeving en de lijk veiligheidsplan5 op te stellen, uitvoering van activiteiten van het dagelijks leven, maar ook aan onbedoeld gewichtsverlies, uitputting, zwakheid en verminderde fysieke activiteit. informatie over zijn of haar eigen Leeftijd van de respondenten Door wie zijn de respondenten geïnformeerd? 5 3 12 sociale media / onderzoek 9 Niemand Andere campingasten Eigenaresse / direct rice camping BHV-medewerker camping Anders 11 1 13 9 beperking te vinden en om persoonlijke ervaringen – naar onderwerp – met lotgenoten te delen. Een tweede voorbeeld is RAIview van het Nederlands Instituut voor Gezondheidszorg en Welzijn (www. nigw.nl). RAIview is een wetenschappelijk gevalideerd en gestructureerd instrument om methodisch de gezondheidsrisico’s en (zorg-) behoeftes van kwetsbare mensen te beoordelen en te volgen. Samen met het individu wordt deze via een webbased applicatie met het individu in kaart gebracht. Een van de resultaten van dit instrument geeft aan op welke vlakken het individu (nog) zelfredzaam is en waar het individu hulp nodig heeft. Doordat alle informatie van de individuen geanonimiseerd verwerkt wordt, zijn tevens uitspraken te doen over trends en ontwikkelingen van gebruikersgroepen. Zo is – door de content van de individuele gebruiker – het mogelijk om beleid voor grotere groepen gebruikers te cocreëren. Spelen sociale media een rol bij zelfredzaamheid? Als we naar bovenstaande kijken, is het antwoord ‘ja’. Wellicht is het niet direct toepasbaar op de manieren waar we het eerst aan denken, maar via deze nieuwe media kunnen kwetsbare individuen zelf content creëren en participeren in hun eigen zelfredzaamheid. De gebruiker speelt een substantiële rol en onze stimulans in het gebruik hiervan is onontbeerlijk. Dr. M. Boorsma - Meerman, MD, verbonden aan het VU medical center, EMGO institute, partner NIGW BV Nieuwegein D. de Jong RI, Stichting 2Bsafe Nieuwegein 1) P. Kangas, S. Toivonen & A. Bäck, 2007, “Ads by Google” and other social media business models, Julkaisija 2) L.P. Fried, Frailty Phenotype Framework, 2001 3) W.J. Strawbridge, M.I. Wallhagen & R.D. Cohen, 2002. Successful Aging and Well-Being 4)www.wikivarium.nl is opgesteld in opdracht van de Taakgroep Handicap en Lokale Samenleving en wordt onderhouden door de stichting 2Bsafe gepromoted door het IFV, Infopunt Veiligheid. 5)PVA (Persoonlijk Veiligheidsadvies), te downloaden via de AppStore of Android Market 10 tot 19 20 tot 29 30 tot 39 40 tot 49 50 tot 59 60 tot 69 Sociale media in relatie tot zelfredzaamheid 6 29 64 13 Wat kan het Instituut Fysieke Veiligheid(IFV) doen om de veiligheidsregio’s te ondersteunen bij de inzet van sociale media met als doel de zelfredzaamheid van burgers te benutten en/of te Hartgedurende en ademhalingcrisissiondersteunen tuaties? Stemmingsproblemen ging. Na vier maanden werd het onderzoek in juni 2013, gewaardeerd met het cijfer 9, meer dan succesvol afgerond. De conclusies en aanbevelingen zijn gebaseerd op interviews met medewerkers, merendeel communicatieadviseurs, van diverse veiligheidsregiTe weinig lichaamsbeweging o’s. Zij vinden eigen verantwoordelijkheid van burgers op het gebied Dat was de vraag waarmee Simone Urine incontinentie van zelfredzaamheid een must. De Uiterwijk, studente aan de Saxion Chronische pijnklachten zelfredzaamheid van de burgers Hogeschool in Deventer, voor haar 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% afstudeeropdracht mee voor Info wordt met name binnen de veiligpunt Veiligheid (IFV) aan de slag heidsregio’s benut en/of onder25 Veiligheidsregio’s 11 steund bij risico- en crisiscommunicatie. De veelal door het algemeen bestuur geschreven documenten over zelfredzaamheid van burgers zijn bij veel veiligheidsregio’s dan ook onderdeel van hun beleidsplannen, protocollen, draaiboeken en werkinstructies. Sociale media wordt als een belangrijk crisiscommunicatie-instrument beschouwd tijdens crisissituaties die ze graag actief en multidisciplinair inzetten voor het maken van de omgevingsanalyse. Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) Crisissituatie Crisiscommunicatie Doelen van crisiscommunicatie Gebruik door de burgers Ondersteunen of benutten van de burger Sociale media instrumenten Zelfredzaamheid van de burgers Gebruik door de overheid Factoren van invloed Samenhang met zelfredzaamheid De richtlijnen voor functioneel medewerkers over hoe om te gaan met sociale media zijn veelal opgenomen in werkafspraken. Er wordt eigenlijk doorlopend gebruik gemaakt van sociale media, het meest van Twitter. Een groot deel van de veiligheidsregio’s heeft met sociale media ervaring opgedaan binnen het risicocommunicatiedomein en tijdens een crisissi- tuatie (crisiscommunicatie). Men is behoorlijk tevreden over het nut van sociale media instrumenten; vooral de mogelijkheid om op korte termijn informatie te verstrekken wordt gezien als een belangrijk pluspunt. Sociale media wordt bij de veiligheidsregio ingezet vanaf middelbrand/middel incident, bij de gemeente vanaf GRIP 2 en bij de politie bij GRIP 1. Wel wordt geconstateerd dat in de documenten nauwelijks aandacht is voor de samenhang die bestaat tussen sociale media en de zelfredzaamheid van de burger. Gewenste IFV ondersteuning De veiligheidsregio’s geven aan dat het IFV ondersteuning zou kunnen bieden door: • onderzoek te verrichten naar het thema sociale media en zelfredzaamheid; • inbedding van zelfredzaamheid en bijbehorende presentatietechnieken in de bestaande leergangen en het toegankelijk maken van deze leergangen voor betrokken bestuurders; • cursussen, workshops en themabijeenkomsten te organiseren over het beter benutten van de zelfredzaamheid van burgers via sociale media en waar veiligheidsregio’s van elkaar kunnen leren. Ga voor het complete rapport naar infopuntzelfredzaamheid.nl Onderzoek: Simone Uiterwijk Redactie: Maya Hoogveld JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 9 Sociale media/ risicocommunicatie Samen redzaam met sociale media “Zelfredzaamheid begint bij risicocommunicatie.” Dit stellen diverse respondenten van het onderzoek dat Simone Uiterwijk uitvoerde naar sociale media en zelfredzaamheid. Het is een stelling die mij bezighoudt, want is dit wel echt zo? Start (zelf)redzaamheid inderdaad met risicocommunicatie of wordt met risicocommunicatie pas de rol van bijvoorbeeld de overheid, bedrijven of maatschappelijke instellingen zichtbaar? Met andere woorden: zijn mensen (lees: burgers) al redzaam en stellen de benoemde partijen hen extra informatie beschikbaar of moeten deze mensen eerst nog overtuigen van hun eigen redzaamheid bij een (crisis)situatie? Ik stel het eerste. Mensen zijn tijdens crises in hoge mate in staat om zichzelf en anderen te helpen. Risicocommunicatie helpt om mensen hier op voorhand over na te laten denken en zich hierop voor te bereiden. Sociale media kunnen een belangrijke rol spelen bij zowel risicocommunicatie als tijdens incidenten wanneer het daadwerkelijk op de zelfredzaamheid van mensen aankomt. Het gesprek aangaan Diverse veiligheidsregio’s richten zich recentelijk op de zelfredzaamheid van burgers. Voorbeelden zijn de website twenteveilig.nl en de campagne ‘Je hebt meer in huis dan je denkt!’ van de Veiligheidsregio Groningen. In deze initiatieven speelt het thema (zelf)redzaamheid een nadrukkelijke rol. Belangrijk aspect hierbij: wat doet de overheid, en wat kun je zelf doen? Onderling contact is nodig om de verwachtingen van de verschillende partijen met betrekking tot (zelf)redzaamheid inzichtelijk te maken. Sociale media kunnen hierbij een rol spelen, omdat het mogelijk maakt dat partijen op een laagdrempelige manier hierover met elkaar in gesprek gaan. En dat is belangrijk, omdat het (zelf)redzaam vermogen per individu en per (crisis) situatie verschilt. Door hier van tevoren over in gesprek te gaan, worden (on)mogelijkheden zichtbaar. Sociale media bij incidenten Tijdens incidenten en crisissituaties kunnen sociale media ook een belangrijke rol vervullen. Ze fungeren als informatiebron en als communicatiekanaal. Er zijn in de afgelopen jaren diverse onderzoeken verricht naar het gebruik van sociale media door burgers en overheden bij incidenten. Uit deze onderzoeken blijkt dat bij incidenten veel informatie beschikbaar is op sociale media; niet alleen van de overheid maar ook van burgers en media. Berichtgeving op sociale media kan in zeer korte tijd wereldwijd inzichtelijk maken wat er op een bepaalde plaats speelt. Ook plaatsen burgers hulpvragen online. Deze berichten op de sociale media bereiken vaak eerder medeburgers, bedrijven en media dan de overheid. Sociale media bieden daarmee de kans voor burgers om elkaar te vinden en te helpen. En mocht in een crisissituatie toch hulp vanuit de overheid nodig zijn, ook dan kunnen sociale media uitkomst bieden. Burgers kunnen ze namelijk gebruiken als communicatiekanaal om de hulpdiensten te bereiken als het telefoonnetwerk eruit ligt. Er zijn dus voldoende kansen voor het gebruik van sociale media in relatie tot zelfredzaamheid. Eén vraag moet daarbij centraal staan bij overheid: werk je als overheid mét of vóór burgers? De tekst begon met: ‘zelfredzaamheid begint bij risicocommunicatie’. Ik wil afsluiten met: ‘zelfredzaamheid wordt ondersteund door risicocommunicatie’. Niek van as (VDMMP) @niekvas Praktijk / Veiligheidsregio Groningen Je hebt meer in huis dan je denkt In het derde kwartaal 2013 is Veiligheidsregio Groningen met haar campagne “Je hebt meer in huis dan je denkt” gestart. Hiermee probeert zij een bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid van de inwoners van de provincie Groningen. Is het reëel wat we vragen van onze inwoners? Juist om dit aan te moedigen moeten bestuurders en hulpverleners zelf het goede voorbeeld geven. Katja van Ederen, communicatieadviseur Veiligheidsregio Groningen: “Mensen hoeven echt geen examen te doen om aan te tonen dat ze zelfredzaam zijn. Bewustwording van mogelijke risico’s en hoe je daarop kunt anticiperen is veel belangrijker. Als dat het resultaat is van onze campagne dan is voor ons het doel grotendeels bereikt.” helpen? • W at weet jij van eerste hulp, hoe kan je slachtoffers helpen? • Hoe kan je de hulpdiensten assisteren in hun taak? Katja van Ederen: “Zonder dat mensen het vaak beseffen hebben ze al veel middelen en kennis in huis. Iedereen weet wel dat het handig is om kaarsen in huis te hebben voor als de stroom uitvalt, of ramen te sluiten als er ergens brand is. Al was het maar om ongemak te voorkomen of om gezellig een kaarsje te branden. Aan ons de eer om die kennis bij te spijkeren en te vergroten.” ontsporing van een trein met gevaarlijke stoffen een heel dorp ontruimd moet worden. Dan gaan mensen ineens wel op zoek naar informatie. Dat zien wij ook terug in onze Google Analytics gegevens. Je kunt mensen niet dwingen informatie tot zich te nemen, maar je kunt wel zorgen dat die informatie beschikbaar is mocht de vraag zich voordoen. Door onder andere in te spelen op actualiteiten en recente calamiteiten.” groningen.nl, Twitter@VRgroningen en Facebook facebook.com/ veiligheidsregiogroningen is deze informatie beschikbaar en kunnen mensen terecht met al hun vragen of een bijdrage leveren aan de website. Informatie- en communicatie platform • e en A4 kaart met scenario’s en wat je per scenario zelf kunt doen; • een boekje over de Veiligheidsregio Groningen en hoe zij zich voorbereidt, hoe mensen zichzelf Veiligheidsregio Groningen heeft een nieuw informatie- en communicatieplatform beschikbaar gemaakt Toch is niet iedereen even thuis op internet. Daarom is ervoor gekozen om alsnog een papieren Risicowijzer in twee formaten uit te brengen: Basis van de online campagne is de campagne met dezelfde naam uit 2010. In 2014 wordt het effect van de nieuwe campagne gemeten. Samenwerking Zelfredzaamheid Het woord “risico” impliceert al dat je bepaalde zaken niet kunt voorkomen. Er blijft altijd de kans, hoe klein ook, dat er iets ernstigs gebeurt. Maar tussen niet kunnen voorkomen en reddeloos zijn zit nog een enorm gebied waar mensen zelf actie kunnen ondernemen om te voorkomen dat zij slachtoffer worden van een ramp of ongeval. Of voor het geval het onheil ze toch treft de schade te beperken. In onze campagne maken we mensen onder andere attent op de volgende punten: • Onderzoek welke risico’s er in jouw omgeving zijn of kunnen voordoen. • Wat kan jezelf doen bij verschillende scenario’s? • Breng je jezelf en anderen in veiligheid. • Kan je mensen in jouw omgeving die minder zelfredzaam zijn eind 2013. Katja van Ederen: “Onze invalshoek gaat uit van de mensen die wij willen aanzetten tot zelfredzaamheid. Het is echt heel leuk om te zien hoe al die verschillende mensen hun bijdrage leveren aan de campagne. We besteden specifiek aandacht aan risico’s als aardbeving, brand, overstroming en uitval van stroom. En om te laten zien hoe je jezelf kunt helpen zijn niet wij aan het woord maar studenten, een senior, dertigers en een man met een verstandelijke beperking. Want daar gaat het om, jezelf kunnen identificeren met anderen en hoe zij zich voorbereiden.” Triggers Hoe zet je mensen dan aan tot die zelfredzaamheid? Katja van Ederen: “Mensen zijn toch snel geneigd om te denken ‘dat overkomt mij niet’. Totdat het wel dichtbij komt, een brand bij de buren bijvoorbeeld. Of ze zien in het nieuws dat door de voor de inwoners van de provincie Groningen. Daarop probeert zij zo uitgebreid mogelijk informatie te delen waarbij zij onder andere inspeelt op oefeningen, (inter)regionale calamiteiten en (landelijk) nieuws met betrekking tot veiligheid. Via de website risicowijzer. kunnen voorbereiden en wat te doen in een noodsituatie? Risicocommunicatie campagne Om al die informatie aan de man te brengen is in september de campagne “Je hebt meer in huis dan je denkt” van start gegaan. Deze loopt tot “Sinds 2005 wordt in onze regio gewerkt aan risicocommunicatie als onderdeel van het Regionale Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid. De samenwerking tussen de 23 Groninger gemeenten, provincie Groningen, Regionale Brandweer, GGD Groningen en de waterschappen Hunze & Aa’s en Noorderzijlvest heeft al tot mooie resultaten geleid. In 2008 is bijvoorbeeld De risicowijzer geproduceerd en huis-aan-huis verspreid. In 2010 is de campagne “Je hebt meer in huis dan je denkt” uitgevoerd. Beide projecten hebben naamsbekendheid gegeven en de Groningers bewuster gemaakt. Katja van Ederen, Veiligheidsregio Groningen [email protected] Meer informatie: veiligheidsregiogroningen.nl en @VRgroningen 10 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014 Bestuurlijk / De blogger Wouter Jong @wouterjong De halsstarrigheid van zelfredzaam versus niet-zelfredzaam Wouter Jong, Adviseur crisisbeheersing Nederlands Genootschap van Burgemeesters (NGB), schrijft regelmatig blogs voor de site burgemeesters.nl In zijn blog van 28 juni 2013 plaatst Wouter Jong enkele kritische kanttekeningen bij enkele aspecten van het rapport ‘Bevolkingszorg op orde’. In een deel van zijn blog geeft hij zijn visie op zelfredzaamheid in de nafase na rampen en incidenten. De prestatie-eisen in het rapport Bevolkingszorg op orde’ nemen als uitgangspunt dat de burger doorgaans heel zelfstandig is en ook bij rampen niet apathisch aan de kant blijft zitten tot de hulpdiensten uitrukken. Het rapport ridiculiseert dit fenomeen – Is de mythe van paniek nog echt zo hardnekkig als wordt gesteld? – maar wat telt is de pragmatische insteek. Kies niet automatisch voor grote opvanghallen, maar kijk of je als alternatief niet beter een plek kunt creëren waar mensen even op adem kunnen komen, voordat ze op eigen gelegenheid weer vertrekken naar familie of vrienden. Het werd afgelopen jaar weer onder meer gestaafd door de evaluatie van de ingestorte feesttent van het Dicky Woodstock Festival, waarin letterlijk stond in het dorp Steenwijkerwold wordt vanuit eigen beweging door de bewoners/café-eigenaar ad-hoc opvang geregeld. Uiteindelijk vindt men zijn/haar weg huiswaarts. Een verminderd zelfredzame kan in het ziekenhuis worden opgelapt en als zelfredzame het ziekenhuis verlaten. Door de wereld onder te verdelen in zelfredzamen en nietzelfredzamen ligt het risico op de loer dat de nafase wordt gesimplificeerd. Want zelfredzamen kunnen een psychische terugval krijgen, waardoor ze (tijdelijk?) verminderd zelfredzaam worden. Een verminderd zelfredzame kan in het ziekenhuis worden opgelapt en als zelfredzame het ziekenhuis verlaten. Enzovoorts. Uit het onderzoek van Annelieke Drogendijk (directeur Impact) bleek dat de migranten op een andere manier met de nasleep van de Vuurwerkramp in Enschede zijn omgegaan dan andere Enschedeërs. Bij hen ging het niet zozeer om de individuele zelfredzaamheid, maar om de zelfredzaamheid van het eigen collectief van de familie en vriendengroep. De logica van de prestatie-eisen van Bevolkingszorg op orde dienen dan ook vanuit die verschillende culturele invalshoeken te worden getoetst. Als zelfredzaamheid een ‘containerbegrip’ wordt mis je de nuance die je in de uitvoering van de prestatie-eisen mogelijk nodig hebt. Bekijk de hele blog op www.burgemeesters.nl Koele Friezen We weten dat de Friezen van vrieskou houden, maar hoe koel reageren ze nu eigenlijk bij een noodsituatie als een overstroming, griepgolf, botsing of brand? Veiligheidsregio Friesland bedacht de KoelCheck. Binnen 60 seconden weet je of je een koele (zelfredzame) kikker bent of tot het soort paniekzaaiers behoort. Hoe koel ben jij? Meer informatie hierover vind je op de site www.hoekoelblijfjij.nl. Friese Gemeenten kunnen de Hoe koel blijf jij? campagne ondersteunen door gebruik te maken van de middelen in een toolkit. Ga hiervoor naar: www.veiligheidsregiofryslan.nl Praktijk / Inspiratie “Wil je wat op gang brengen, dan moet je naar de mensen toe!” Dorpsbrandwacht Greet Knol Energiek, enthousiast en betrokken. Deze drie woorden karakteriseren dorpsbrandwacht Greet Knol uit Olst. Op theoretische modellen en papieren tijgers heeft ze het niet zo. Liever springt ze op de fiets, op weg naar een volgende afspraak, gewoon bij de mensen thuis. Voor inwoners van Olst en omgeving is Greet als dorpsbrandwacht de brandweervrouw bij wie ze kunnen aankloppen met vragen over (brand) veiligheid en adviezen die de zelfredzaamheid bevorderen. “Maatwerk leveren is belangrijk. Goed luisteren naar de vraag en daar je verhaal op afstemmen. Dat levert over het algemeen het beste resultaat op.” We ontmoeten elkaar in de brandweerkazerne van Olst. Het is een tropisch warme dag in juli. Een druk op de bel en binnen enkele seconden zwaait de deur gastvrij open. Twee heldere, bruingroene ogen in een vriendelijk, gebruind gezicht nemen me een paar seconden belangstellend op. Handen worden geschud en daarna zoeken we snel wat verkoeling in de kantine, de plek waar Greets brandweercarrière in 2007 in feite begon. Piepers “Ik kom uit de jeugdhulpverlening, maar wilde graag wat anders. In eerste instantie vond ik dat in het assurantiekantoor van mijn man. Ik doe daar, ook nu nog, parttime administratief werk. Om in contact met mensen te blijven werd ik ook leesmoeder en vrijwilliger. Zo coördineerde ik de collectes, onder ander voor de Brandwonden Stichting. Met de brandweer kwam ik in contact toen we een vergunning moesten aanvragen voor een spandoek. Daar zaten allerlei voorwaarden aan, onder andere met betrekking tot de hoogte. Ik had geen idee hoe ik dat voor elkaar moest krijgen en heb toen de brandweer maar gebeld voor advies. De afspraak was hier in de kazerne. Precies op het moment dat ik er zat, gingen de piepers af en kwamen de vrijwilligers van alle kanten aangerend. Geweldig vond ik het!” Nu of nooit Toen kort daarna een wervingscampagne voor nieuwe vrijwilligers startte, was de stap snel gezet. “De leeftijdsgrens was veertig en dat was ik op dat moment. Ik dacht: nu of nooit. Het was een opwelling en dat is maar goed ook, anders had ik vast te veel bezwaren gezien. Normaal gesproken ben ik een perfectionist en denk ik alles heel goed door. Gelukkig heb ik dat deze keer niet gedaan”, vertelt ze enthousiast. Inmiddels is Greet opgeklommen tot bevelvoerder. “Ik werk graag met mensen en in een team. Bij de brandweer kan dat allemaal. Bovendien is het maatschappelijk relevant. Het past bij mij.” Naar de mensen toe De enige brandweervrouw van de blusgroep Olst geeft samen met collega’s in de periode september/ oktober voorlichting op de basisscholen in de gemeente Olst-Wijhe. Hiervoor wordt het lespakket van Billy de Brandkraan ingezet. Toen de belangstelling werd gepeild voor de dorpsbrandwacht, was het niet verwonderlijk dat Greet zich ook daarvoor meldde. “Het is nog een pilot. Aan het eind van het jaar wordt de balans opgemaakt. Aanvankelijk zijn we met z’n drieën gestart. Het is ook best zoeken naar een goede aanpak. Hoe vul je je rol als aanspreekpunt in? Ik weet inmiddels wel, dat mensen je niet spontaan bellen of naar je toekomen, ook al staat je naam en telefoonnummer in de krant. Wil je wat op gang brengen, dan moet je naar de mensen toe. Ik ga daarom zelf op zoek naar doelgroepen.” Tijd investeren Hoe ze dat doet? “Aanhaken bij passende activiteiten en contact zoeken met instellingen en organisaties. Soms word je uitgenodigd door bijvoorbeeld een vereniging van Plaatselijk Belang of ga ik er zelf op af. Momenteel staan er zo’n dertig afspraken in mijn agenda. Het begint vorm te krijgen, maar je moet er wel tijd in investeren. Zowel aan de voorkant als aan de huisbezoeken. Die duren toch wel vaak drie kwartier tot een uur. Of dat overdag, ’s avonds of in het weekend is maakt me niet zoveel uit. Ik ben flexibel.” Tijdens de huisbezoeken wordt de checklist ‘Brandveiligheid thuis’ doorgenomen. Deze lijst maakt mensen bewust van hun eigen situatie en stimuleert tot acties om de eigen omgeving (brand) veiliger te maken. “Ik mag twee rookmelders weggeven, maar de mensen moeten ze zelf ophangen. Dat geldt ook voor alle andere acties.” Greet is ervan overtuigd dat alle kleine beetjes helpen. ‘Hopelijk werkt het als een olievlek en groeit de zelfredzaamheid onder burgers.” Maatwerk Persoonlijk contact met mensen levert het maatwerk op waar Greet al eerder op wees. “Het is altijd weer anders. Ik was eens bij een mevrouw die advies wilde over brandveilig wonen. Zij had niets aan rookmelders, omdat ze slechthorend was. De oplossing was een trilpad onder het kussen die geactiveerd wordt door een speciale rookmelder. Bij andere mensen, waar een droogtrommel in brand had gestaan, ging ik op bezoek omdat een kind wat angstig was geworden ondanks de goede opvang door collega’s. We hebben toen samen haar kamer geïnspecteerd op brandveiligheid en gepraat over hoe te handelen als zoiets nog een keer zou gebeuren. Dat stelde haar gerust. Zo speel je telkens in op situaties. Mensen waarderen dat over het algemeen heel erg en ik vind het fijn om te doen.” Auteur Janny Nijsingh, j.nijsingh@ veiligheidsregio-IJsselland.nl JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 11 Praktijk/ Inspiratie Van Brandveilig Leven naar Veilig Leven in Flevoland Hildemarie Schippers van Brandweer Flevoland Burgers, bedrijven, instellingen en de overheid, ze hebben er allemaal mee te maken: (brand)veiligheid. De Flevolandse burger bewust maken van (brand)gevaar en hun verantwoordelijkheid voor het voorkomen ervan staat tot 2020 in de aanpak, de rol en de organisatie van Brandweer Flevoland centraal. Hildemarie Schippers van Brandweer Flevoland licht toe hoe het concept Brandveilig Leven in Flevoland wordt toegepast en waarom mensenlevens belangrijker zijn dan vergunningen. onderdelen in de organisatie hopen wij via actieve voorlichting, educatie en bewustwording door beroeps en vrijwilligers de verantwoordelijkheid en daarmee de zelfredzaamheid te vergroten van burgers. Onze aandacht richt zich speciaal op de speerpunten ‘woonomgeving’ en ‘educatie’. Vanuit onderzoek (onder meer brandrisicoprofiel) weten we dat de meeste slachtoffers bij brand vallen in de woonomgeving en dat in Flevoland met name jonge gezinnen een risicogroep vormen als het gaat om de kans op brand. Hildemarie Schippers werkt als teamleider Risicobeheersing bij Brandweer Flevoland en is nauw betrokken bij het gericht en zichtbaar uitvoering geven van het landelijke concept Brandveilig Leven in haar regio. Haar enthousiasme om dit concept te helpen slagen is krachtig en passioneel te noemen. Het werken aan brandveilig gedrag begint bij schoolgaande kinderen. Via hun bereik je ook de ouders. Wij werken ernaartoe dat een lesprogramma over brandveiligheid onderdeel wordt van het basis- en voortgezet onderwijs. Educatie is voor ons een heel belangrijk speerpunt. Jonge gezinnen kennen namelijk een verhoogd brandrisico. Voor basisscholen hebben we nu twee projecten. Voor groep 6, 7 en 8 stellen we het lespakket Billy Brandkraan beschik- Educatie speerpunt Hoe werkt Brandveilig Leven in Flevoland? Hildemarie: “Vanuit alle baar. Voor groep 4 hebben we de Brandweerschatkist. Afdeling Risicobeheersing coördineert het educatieproject, maar de voorlichting op scholen gebeurt door 20 collega’s van verschillende afdelingen die een training storytelling aan jonge kinderen hebben gevolgd. Kinderen willen zo’n verhaal beleven. We komen met een geschilderde brandweerschatkist met materialen aan de hand waarvan we het verhaal vertellen. Denk aan een rookmelder, een ontruimingsplan, blindmaskers en neptelefoontjes waarmee ze zogenaamd de alarmcentrale mogen bellen bij brand. Een oefening op die manier blijft goed hangen en daarover vertellen ze hun ouders. Het speciaal voor deze leeftijdsgroep gemaakte kleur- en doeboek met spelletjes en opdrachten voor thuis over bijvoorbeeld het vluchtplan en rijmpjes als ‘niet hollen, maar rollen’ werken ook goed en verhogen het kennisniveau van kinderen.” Begane grond Voorbeelden van andere projecten? Hildemarie: “Andere kleinschalige initiatieven voor brandveilig leven zijn de woonchecks in Lelystad. Deze worden uitgevoerd door de buurtvoorlichters die daarvoor een training van de brandweer hebben gekregen. De aandacht voor brandveilig leven wordt positief ontvangen. Zelfredzaamheid van burgers is noodzakelijk. Neem een woningbrand, die kan zich (afhankelijk van de situatie) binnen drie minuten al zodanig ontwikkelen dat er geen overleefbare situatie meer is. Je moet jezelf dan in veiligheid kunnen brengen, omdat de brandweer vaak niet binnen die drie minuten aanwezig is. Voor de veiligheid en zelfredzaamheid van verminderd zelfredzame bewoners is het belangrijk samen met hen na te denken wat het voor hen betekent als er brand uitbreekt. Kunnen ze zelf buiten komen, welke hulpmiddelen zijn nodig en zijn er voldoende mensen in de buurt om te helpen? Zo bestaan er speciale rookmelders die een berichtje (sms-je) sturen naar bijvoorbeeld de buren bij brand. Mensen helpen graag als dat kan.” Mensenlevens Is preventie veranderd? Hildemarie: “Preventie was eerder vooral gericht op controleren en vertellen hoe het allemaal moet. Nu wijzen we mensen steeds vaker op hun eigen verantwoordelijkheid en wat ze zelf hieraan kunnen doen. Daarnaast willen we ons steeds meer richten op die locaties waar de meeste ‘winst’ te behalen is, namelijk de woonomgeving. Het gaat tenslotte om mensenlevens, niet om vergunningen.” Laatste tip “Zoek als brandweer samenwerking met andere partijen als woningstichtingen, belangenorganisaties, scholen en WMO-adviseurs. Wissel deze ervaringen tussen de korpsen uit, en ga vooral niet alles zelf doen.” Meer informatie: [email protected] Redactie: Maya Hoogveld Praktijk / Samenwerking Praktijk / Samenwerking Het belang van sociale netwerken (zelforganisatie) De expertgroep zelfredzaamheid: bron van kennis en expertise Onze maatschappij bevindt zich in een transitie van verzorgingsstaat naar genetwerkte participatiestaat. De overheid trekt zich terug en burgers worden geacht om steeds meer zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen welzijn en veiligheid, maar ook dat van anderen in hun sociale netwerk. Huiskamer Tegelijkertijd zijn burgers ook meer ‘empowered’: het gemiddelde opleidingsniveau is significant toegenomen, door internet hebben mensen toegang tot een enorme hoeveelheid informatie en via sociale media kunnen zij zich op een makkelijke manier organiseren. Burgers nemen dan ook steeds vaker het initiatief om zelf iets aan een probleem of vraagstuk in hun eigen omgeving te doen. Ze steken gezamenlijk de handen uit de mouwen om de groenvoorziening in hun buurt op orde te houden, ze werken samen met de politie om overlast tegen te gaan of ze regelen een ‘huiskamer’ als ontmoetingsplek voor jongeren of allochtone vrouwen. Olievlekwerking Hoewel dergelijke initiatieven vaak beginnen met een individu die een vraagstuk aan wil pakken is er een netwerk nodig om het vraagstuk tot een goed einde te brengen. Dit netwerk bestaat veelal uit burgers, maar ook instituties kunnen daar deel van uitmaken. Ieder mens maakt deel uit van een aantal (basis)netwerken zoals familie, werk, buurt of online netwerken zoals Facebook of LinkedIn. Een belangrijke vraag is in hoeverre het aantal en de kwaliteit van dergelijke netwerken het zelforganiserend vermogen van een community ook mede bepaald wordt door het aantal en de kwaliteit van netwerken in die wijk. Door dergelijke kennis zou ‘olievlekwerking’ versterkt kunnen worden –meer mensen die zelf een initiatief starten of meer mensen die deelnemen aan een bestaand initiatief - en neemt het vermogen van individuen en hun community om -van onderaf- problemen aan te pakken toe. TNO onderzoekt hoe deze netwerken ontstaan, hoe deze zich ontwikkelen, op welke wijze je deze netwerken kan inzetten om de resilience van een gemeenschap te versterken en wat de succesfactoren en barrières daarbij zijn. Meer weten? Prof. dr. José Kerstholt, Senior researcher BSS (TNO) josé[email protected] De expertgroep zelfredzaamheid is in 2007 opgericht onder voorzitterschap van oud-burgemeester van Enschede, Jan Mans. Deze groep is een onafhankelijk collectief van (oud)bestuurders, wetenschappers en adviseurs die gezamenlijk gevraagd en ongevraagd reflecteren op de ontwikkelingen en projecten op het terrein van de zelfredzaamheid. In de toekomst gaat zij zich op meer planmatige basis bezighouden met advies en reflectie op de verhouding overheid en de zelfredzame Nederlander. Achtergrond In de periode van 2009-2011 functioneerde de expertgroep als formele klankbordgroep van het toenmalige ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om vier door hen gefinancierde pilots gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid te begeleiden. Na deze eerste fase is de expertgroep zonder externe geldstroom actief gebleven. Onafhankelijkheid staat daarbij voorop. Visie Er is consensus over het feit dat de burger niet passief is tijdens een crisis. Het is echter niet helemaal duidelijk in welke mate de burger wil en of kan participeren. Vragen die moeten worden beantwoord zijn onder meer: 1.Moet de overheid ervan uitgaan dat de burger in alle gevallen weet hoe te handelen in noodsituaties? Is de burger, in welke hoedanigheid dan ook, altijd zelfredzaam? 2. Kan en moet de overheid zijn handelingspatronen aanpassen daar waar de burger zelfredzaamheid demonstreert? 3. A ls zelfredzaamheid voor alle burgers geldt, wat moet er dan worden gedaan om de zelfredzaamheid van de gehandicapte burger te optimaliseren? Een illustratief voorbeeld uit de praktijk: de verschrikkelijke situatie van de vermiste jongetjes in Zeist in april dit jaar. Vanuit de samenleving was er een enorme drang om bij te dragen aan de zoektocht. Het gevolg was dat enkele assertieve burgers in hun enthousiasme geremd werden doordat operationele diensten niet voorbereid waren op deze bijdrage. Het basisprincipe van zelfredzaamheid is complex. Maatschappelijke initiatieven mogen enerzijds niet verloren gaan en moeten zelfs worden gestimuleerd. Aan de andere kant mag de Nederlandse crisisorganisatie niet zodanig ingericht zijn dat zij op enig punt volledig afhankelijk is van de zelfredzame burger. De vraag rijst daarmee of en wanneer de overheid burgers moet ‘verleiden’ om zich beter voor te bereiden op noodsituaties. Het principiële antwoord van de expertgroep is dat dit ‘slechts’ het geval is indien de burgers in staat worden gesteld hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Samengevat is de visie van de expertgroep dat het overheidshandelen in het kader van (de voorbereiding op) crises meer vraaggestuurd moeten worden. Hierdoor zou een betere balans tussen vraag en aanbod ontstaan. Vanzelfsprekend dient de overheid te zorgen dat zijzelf en haar hulpverleningsdiensten geëquipeerd moeten zijn om tijdens een crisis met zelfredzaamheid om te gaan. In de toekomst gaat de expertgroep zich meer op planmatige basis bezighouden met initiatieven vanuit zowel het openbaar bestuur als het maatschappelijk veld om hen van de gewenste – en soms noodzakelijke – inzichten te voorzien. Zo zal zij niet alleen fungeren als klankbord maar ook actief betrokken zijn bij de vorming van veiligheidsbeleid met oog voor de zelfredzame burger. Hiermee presenteert de expertgroep zich als een onafhankelijke, betrouwbare en diverse bron van kennis en expertise op het gebied van zelfredzaamheid. Onafhankelijke bron Frank Tetteroo (Crisislab) [email protected] 12 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014 Praktijk / Samenwerking SLOTWOORD Leo Zaal Directeur IFV Delen, het nieuwe hebben Afgelopen zomer maakte Daan Roosegaarde in het programma Zomergasten van de VPRO indruk toen hij vertelde over het ‘delen is het nieuwe hebben’. Bevlogen vertelde deze pionier, kunstenaar, ondernemer en ontwerper over samenwerken, signaleren, verbinden, innoveren en vooral doen. Dat werkt inspirerend. Dit bood een interessante kijk op de werkelijkheid die voorbij gaat aan de crisis en liever uitgaat van dagelijks voorbijtrekkende kansen en mogelijkheden. Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) is partner van het Expertisecentrum Zelfredzaamheid. Naast het delen van informatie investeert onze organisatie ook in onderzoek en kennis over het onderwerp zelfredzaamheid. Door steeds meer informatie en ervaringen te laten delen tussen mensen van verschillende organisaties over dit specifieke thema draagt ons instituut bij aan een grotere verbinding met de samenleving. We lopen met het onderwerp zelfredzaamheid voorop in onze wereld van fysieke veiligheid. Delen, signaleren en verbinden zijn dan ook belangrijke gebieden om in te investeren. Deze krant is een mooi voorbeeld van hoe we dat delen, signaleren en verbinden ook naar het doen kunnen brengen. Door middel van samenwerking zetten we een belangrijke stap voorwaarts. Uit deze krant blijkt dat ook het werkveld zelfredzaamheid veel zogezegde ‘zomerInstituut gasten’ kent. Inspirerende verhalen, waarbij het samenwerken, Fysieke signaleren, verbinden, innoveren en doen centraal staat. Veiligheid Even voorstellen: Zelfredzaamheidsnetwerk Oost 5 Bundelen van kennis, kunde en enthousiasme voor het thema veiligheid en actief burgerschap! Dit doel vormde de aanleiding om dit jaar te starten met een samenwerkingsverband zelfredzaamheid met de Oost 5 regio’s: Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid, Noord- en Oost Gelderland, Twente en IJsselland. Deze regio’s hebben de gezamenlijke ambitie om zelfredzaamheid te stimuleren door op dit gebied met elkaar te gaan samenwerken. Het Landelijk Expertisecentrum Zelfredzaamheid van het IFV is ook lid van het netwerk. Het expertisecentrum biedt nuttige ondersteuning, weet wat er landelijk zoal speelt en helpt met het leggen van ‘slimme’ verbindingen. Veel regio’s kampen met een en dezelfde problematiek en ondernemen talrijke initiatieven op het gebied van zelfredzaamheid die het waardevol maken om deze gemeenschappelijk te verkennen en met elkaar te delen. Op deze manier ontstaat een mooie wisselwerking waarin de regio’s elkaar inspireren, motiveren, kennis uitwisselen en gezamenlijk ideeën uitwerken. Kortom: een mooie ontwikkeling die we met elkaar de komende tijd verder zullen gaan verbreden en uitdiepen. Waarom is de samenwerking van Oost5 belangrijk? “Het samenwerkingsverband op het gebied van zelfredzaamheid in Oost-Nederland is voor onze veiligheidsregio zeer inspirerend. Kennis delen, ervaringen uitwisselen, ideeën opdoen en vooral niet het wiel uitvinden waarmee onze buren al de weg op zijn gegaan.” Quinten Dikschei, VRNOG “Het netwerk zelfredzaamheid Oost-Nederland vormt een goed platform om te kijken hoe zelfredzaamheid verder kan worden uitgebouwd en structureel kan worden verankerd in het beleid.” Astrid Steverink, Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Leden Zelfredzaamheidsnetwerk Oost5 (v.l.n.r.) Nancy Oberijé: Expertisecentrum Zelfredzaamheid (IFV) Astrid van Schaijk: Veiligheidsregio Gelderland-Midden Astrid Steverink: Veiligheidsregio Gelderland-Zuid Quinten Dikschei: Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland Ellen Misana: Veiligheidsregio Twente Janny Nijsingh / Silvan Hijlkema: Veiligheidsregio IJsselland “Het is van belang dat alle partijen (ook burgers) zich bewust zijn van de risico’s en hun eigen verantwoordelijkheid, en van daaruit de verbinding met elkaar aangaan om de (zelf)redzaamheid te verhogen. Een mooi voorbeeld daarbij is “Brandveilig Leven.” Astrid van Schaijk, Veiligheidsregio Gelderland-Midden “Fantastisch om te merken hoeveel er na twee bijeenkomsten al is uitgewisseld en hoe je elkaar op goede ideeën kunt brengen. Erg inspirerend en de tijd vliegt voorbij elke keer!” Nancy Oberijé, Expertisecentrum Zelfredzaamheid (IFV) “Er zijn zoveel enthousiaste en kundige collega’s met dit onderwerp bezig. Het is daarom prachtig om te zien en te ervaren dat je elkaar op deze manier versterkt in een gezamenlijke ambitie!” Silvan Hijlkema, Veiligheidsregio IJsselland “Het beeldmerk voor het IJssellands programma Community Safety / Zelfredzaamheid is een combinatie van het logo met de woorden Zelf en Samen; wat doe je als individu en wat kun je samen met anderen doen om de veiligheid in de samenleving te vergroten? De krachtenbundeling binnen ons netwerk is daar goed mee te vergelijken. We kunnen zelf veel initiatieven ontplooien, maar samen vergroten we onze slagkracht en bereiken we meer!” Janny Nijsingh, Veiligheidsregio IJsselland Veiligheid is mensenwerk Tweede Congres over Zelfredzaamheid 3 april 2014 Zwolle powered by Meer informatie en aanmelden vanaf eind januari: www.infopuntzelfredzaamheid.nl Door uWerkconferentie geselecteerde voortgang thema’s: veiligheidsregio’s 25 november 2013 Slotnotitie werkconferentie Advies inzake de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s Aan Van Versie: Datum Veiligheidsberaad Directeurenoverleg veiligheidsregio's Definitief 13 januari 2014 1. Achtergrond en aanleiding voor dit advies De minister van Veiligheid en Justitie heeft bij besluit van 24 mei 2012 een onafhankelijke commissie ingesteld met als taak een integraal advies uit te brengen over de werking van de Wet veiligheidsregio’s en over het Nederlandse stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Deze commissie Hoekstra heeft op 18 september 2013 haar eindrapportage opgeleverd. Het Veiligheidsberaad heeft gezamenlijk met de VNG en NGB een eerste bestuurlijke reactie geformuleerd op 11 oktober 2013. Daarin is te lezen dat het beraad gaat toewerken naar een toekomstige ‘agenda van de veiligheidsregio’s’ waarin collectieve thema’s ten behoeve van de versterking en de doorontwikkeling van de veiligheidsregio’s voor de komende jaren worden benoemd. Een aantal gezamenlijke thema’s zal tevens een plek krijgen in de ‘voorwaartse agenda’, die samen met de minister van V&J en de VNG wordt opgesteld. Het voornemen van de voorwaartse agenda wordt ook bevestigd in de kabinetsreactie op het advies van Hoekstra en onderliggende rapporten (brief TK 22 november 2013). Tijdens het overleg van de directeuren veiligheidsregio’s (DOVR) op 31 oktober 2013 hebben zij aangegeven dat zij graag hun bijdrage leveren aan deze agenda door middel van een geprioriteerde uitwerking van de door het Veiligheidsberaad geïdentificeerde thema’s. Het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad heeft de directeuren specifiek gevraagd (brief aan de voorzitter directeurenoverleg d.d. 5 december 2013) om in ieder geval te adviseren over de rol en positie van de directeur veiligheidsregio en de wijze waarop betrokkenheid van gemeenten bij de veiligheidsregio kan worden vergroot. De directeuren hebben op 25 november 2013 een werkconferentie georganiseerd om die bijdrage te formuleren. Deelnemers hieraan waren de directeuren veiligheidsregio’s/voorzitters veiligheidsdirecties, vertegenwoordigers van V&J/NCTV en diverse ketenpartners (waaronder directeuren RUD’s, defensie en meer). Er is uitgebreid gesproken over de 14 thema’s die het Veiligheidsberaad in haar brief heeft benoemd en de maatregelen die daarvoor mogelijk zijn. Uiteindelijk zijn er door de deelnemers vijf thema’s benoemd die wat hen betreft de hoogste prioriteit hebben. Daarop is een nadere verdieping gemaakt en zijn voorstellen geformuleerd voor een landelijke aanpak. In deze notitie treft u de resultaten aan van de werkconferentie; een verdieping op de 14 thema’s van het Veiligheidsberaad. Doel is deze notitie aan te bieden aan het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad. De opbouw van deze notitie is als volgt: 1. Achtergrond en aanleiding voor dit advies ....................................................................................... 2 2. Doorontwikkeling van belang ........................................................................................................... 3 3. Top 5 prioriteiten in de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s....................................................... 5 4. Uitwerking van de overige thema’s ................................................................................................ 14 5. Tot slot ........................................................................................................................................... 22 Bijlage 1: deelnemerslijst werkconferentie ......................................................................................... 23 Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 2/23 2. Doorontwikkeling van belang In algemene zin kan worden gesteld dat de directeuren het momentum willen benutten om de komende jaren stappen te zetten in de doorontwikkeling van hun organisaties. De minister heeft al aangegeven niet over te willen gaan tot stelselwijziging noch dat hij een verplichte verandering in de schaalgrootte of het takenpakket van veiligheidsregio’s wenselijk acht. Dat biedt de regio’s ruimte om gericht 1 te werken aan de fysieke veiligheid(-sbeleving) . Uit de werkconferentie kwam nadrukkelijk het beeld naar voren dat veiligheidsregio’s collectief én samen met partners het maatschappelijke rendement van hun bijdrage willen vergroten. Dat sluit ook aan bij de huidige tijdgeest waarin een weloverwogen keuze gemaakt moet worden voor investeringen ten behoeve van veiligheid. Waar de focus in de afgelopen jaren vooral lag op de uitvoerende functie van de veiligheidsregio, willen veiligheidsregio’s in de komende jaren investeren in hun andere functies: de advies-, regie- en platformfunctie. Dat is ook terug te zien in de thema’s die zij gezamenlijk hebben benoemd tot topprioriteiten: 1. Versterken risicobeheersing 2. Sturen op effecten 3. Versterken rol en betrokkenheid gemeenten 4. Versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking 5. Rol en positie directeur veiligheidsregio. Deze vijf thema’s kregen van de deelnemers aan de werkconferentie de hoogste prioriteit als het gaat om de doorontwikkeling. Deze zouden dan ook de komende jaren met voorrang moeten worden opgepakt. De overige negen thema’s die het Veiligheidsberaad heeft benoemd in zijn brief, zijn daarmee zeker niet onbelangrijk, maar zouden naar mening van de deelnemers met minder urgentie kunnen worden opgepakt. De werkconferentie heeft duidelijk gemaakt dat veiligheidsregio’s met de versterking van risicobeheersing in de komende jaren de meeste impact kunnen realiseren op de veiligheid en de veiligheidsbeleving. Op dit terrein wordt volgens de directeuren nog te weinig winst geboekt omdat er nog te veel focus wordt gelegd op het vergunningsverleningsproces, terwijl duurzame gedragsverandering moet worden nagestreefd. Bij een risicosamenleving past een nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling tussen burger, markt en overheid, zoals die ook in het Omgevingsrecht wordt voorgestaan. Daarbij is het aan de veiligheidsregio om gevolgen van het beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving te duiden benoemen. Op die wijze kan het bestuur deze activiteiten duiden in termen van aanvaardbaar of onaanvaardbaar risico. De veiligheidsregio zou het bestuur moeten ondersteunen bij het maken van een meer rationele risicoduiding, in tegenstelling tot de huidige vaak subjectieve duiding. De maatregelen die worden getroffen, moeten in het perspectief van de risicosamenleving worden bezien. Dan kan een rationele afweging worden gemaakt (op basis van een kosten-baten analyse). Op die wijze wordt sturen op effecten ook mogelijk. Binnen het veiligheidsbestuur ontstaat dan een discours over de gewenste ‘veiligheidswinst’ die wordt bereikt met de aanvullende inspanningen (en daarmee kosten). Voorgaande raakt het thema over de democratische legitimatie; het lokaal bestuur moet die afweging immers maken. De directeuren geven aan dat zij de betrokkenheid van de gemeenten daarom willen versterken. Niets in de huidige context van verlengd lokaal bestuur staat dat in de weg. Daarmee herkennen de directeuren zich niet in het kabinetsvoornemen om de invloed van de raden op de begroting en jaarrekening van gemeenschappelijke regelingen verder te versterken (wijziging Wet gemeenschappelijke regelingen). Het gaat om een andere attitude van de veiligheidsregio richting haar opdrachtgever en wellicht ook vice versa. Directe en open communicatie zijn hierbij sleutelwoorden die 1 Die ruimte is er in ieder geval tot 2019. Dan heeft het kabinet een volgend evaluatiemoment aangekondigd. Zie ook Kabinetsreactie op advies Evaluatiecommissie Hoekstra en onderliggende rapporten d.d. 22 november 2013. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 3/23 op de werkconferentie zijn gevallen. Overigens biedt ‘de gemeente dichtbij’ meer voordelen. Om daadwerkelijk méér impact te hebben op de fysieke veiligheid (-sbeleving) is het wenselijk de verbinding met de lokale netwerken verder te vergroten. Tegelijk met die decentrale focus zullen veiligheidsregio’s ook een meer landelijke focus moeten ontwikkelen, is gesteld tijdens de werkconferentie. Dat is noodzakelijk om de samenwerking met partners, die veelal nationaal georganiseerd zijn, te kunnen verbeteren. De interdisciplinaire en intersectorale samenwerking is noodzakelijk om bedreigingen van de maatschappelijke orde het hoofd te kunnen bieden. Hulpdiensten kunnen het niet ieder voor zich. Die landelijke focus uit zich in een unité de doctrine. Het is daarbij belangrijk dat veiligheidsregio’s afspraken van het Veiligheidsberaad eenduidig borgen in de eigen organisatie. De directeur veiligheidsregio is degene die erop aanspreekbaar is om de samenwerkingsafspraken te borgen op regionaal niveau. Hij of zij is het aanspreekpunt voor andere veiligheidsregio’s, voor partners én voor het bestuur. Daarnaast heeft de directeur een belangrijke signaalfunctie over de mate van voorbereiding op crisissituaties van hulpdiensten, gemeenten, zorgpartners en andere betrokken partijen. Het vastleggen van de rol en positie van de directeur veiligheidsregio is daarmee een belangrijke voorwaarde om voorgaande verbeteringen mogelijk te maken. Daarmee is dit laatste thema van een andere orde dan voorgaande vier thema’s. De beschreven doorontwikkeling is visueel weergegeven in figuur 1 en wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht. Doorontwikkeling VR 2014-2019 Impact op de fysieke veiligheid (-sbeleving) in Nederland Doelen: We kennen de bestaande risico’s en beïnvloeden nog te voorziene risico's Samenspel aan de voor- en achterkant van de risicoketen is geborgd Risicosamenleving is geaccepteerd (we gaan nuchter om met risico’s) Verantwoordelijkheden liggen daar waar die horen Ontwikkeling veiligheidsregio’s: Versterken risicobeheersing: -doorontwikkeling risicobeheersing naar risicogerichtheid - samenwerking met partners verbeteren (w.o. RUD) - rol VR in omgevingsrecht wettelijk verankeren Sturen op effecten: -Meer zicht op outcome - Balans kosten en baten veiligheidsbeleid Voorstellen voor het collectief (VB-V&J-VNG): Visie risicogerichtheid opstellen Onderzoek afbakening brandpreventie en risicobeheersing We kennen het maatschappelijke effect van onze eigen bijdrage en sturen daarop Versterken betrokkenheid gemeenten: - Directe en open communicatie met meer doelgroepen (college en gemeenteraad, gemeentesecretaris, medewerkers, partijen in gemeentelijke context) - Ander gedrag van de veiligheidsregio als geheel Onderzoek maatschappelijke effecten veiligheidsregio’s Realistische veiligheidsnormen borgen in Omgevingswet Verbeteren interdisciplinaire en intersectorale samenwerking: - Landelijk één loket voor samenwerking VR met partners - Compliance na afspraak VB - Directeur als regisseur met mandaat Rol en positie directeur vastleggen Menukaart versterken betrokkenheid gemeenten Verbeterprogramma samenwerking met partners Figuur 1. Belangrijke thema’s in de doorontwikkeling in beeld. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 4/23 3. Top 5 prioriteiten in de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s 3.1 Versterken risicobeheersing Er wordt nog steeds onvoldoende aandacht gegeven aan het voorkomen van risico’s en het beperken van de gevolgen van incidenten. De ruimte om effectiever te handelen wordt door veiligheidsregio’s nog onvoldoende benut. Directeuren zijn daarom van mening dat veiligheidsregio’s prioriteit moeten geven aan het versterken van risicobeheersing. Geconstateerd is dat we leven in een risicosamenleving waar het beïnvloeden van de veiligheidsbeleving en het bieden van handelingsperspectief wellicht meer opportuun is, als we spreken over het voorkomen van risico’s en het beperken van effecten. Dat vraagt dat we de gedachte van risicobeheersing gaan verlaten en steeds meer gaan spreken over risicogerichtheid. Daarmee wordt bedoeld dat het volledig beheersen van risico’s niet mogelijk is en dat het ook niet aan de veiligheidsregio alleen is om daar invloed op uit te oefenen. Het gaat er meer om dat de samenleving als geheel, gedrag vertoont dat passend is bij een risicosamenleving en accepteert dat er altijd risico’s zijn die niet te beïnvloeden zijn. Risicogerichtheid helpt doordat iedereen erop aanspreekbaar is en het de focus legt op beïnvloedbare risico’s. Dit onderwerp kreeg van de deelnemers de hoogste prioriteit als je kijkt naar de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s. De directeuren menen dat veiligheidsregio’s met ontwikkelen van risicogerichtheid de meeste impact kunnen realiseren op veiligheid(-sbeleving) de komende jaren. Vele partijen zijn nodig om deze verandering in denken mogelijk te maken; veiligheidsregio’s, gemeenten, RUD, private partijen, provincie, Rijk. Om hen daarin te ondersteunen is het noodzakelijk dat er een landelijke ‘visie op risicogerichtheid’ wordt ontwikkeld. Deze visie biedt dan een gedeeld kader voor alle partijen. Daarin kan een nieuw maatschappelijk perspectief worden geschetst. We leven immers in een risicosamenleving en dat betekent dat we moeten accepteren dat er risico’s zijn en dat we moeten nadenken over hoe de verantwoordelijkheden voor het omgaan met risico’s in onze samenleving worden verdeeld. Thema’s als risicobewustzijn, tolerantiegrenzen, participatiemaatschappij en discontinuïteit van de samenleving dienen in de visie onder andere de aandacht te krijgen. Naar verwachting zal die nieuwe visie belangrijke veranderingen ondersteunen die nu al aanwezig zijn in het overheidsoptreden, zichtbaar in bewegingen zoals; ‘van regelgestuurd naar outcome-denken’, ‘van 2 regulerend naar lerend toezicht’ , ‘van vergunningen naar duurzame gedragsverandering’. Die visie kan ook als basis dienen voor de verdere inbreng van veiligheidsregio’s in het wetgevingstraject rondom de Omgevingswet. Daarbij dient de rol van de veiligheidsregio’s te worden benoemd. Het is aan de veiligheidsregio om gevolgen van het beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving in kaart te brengen zodat het bestuur deze kan duiden in termen van aanvaardbaar of onaanvaardbaar veiligheidsrisico. Het is dan wel gewenst dat alle adviserende partijen op dezelfde manier over risico’s spreken en ook sturen op dezelfde weging van risico’s. Veiligheidsregio’s zouden daarbij de ambitie moeten hebben om het bestuur te helpen om een meer rationele risicoduiding te maken. Vanuit de gedachte van risicogerichtheid zullen veiligheidsregio’s daarbij soms ook moeten adviseren tot acceptatie van het risico (als je er niets aan kunt doen, doe het dan ook niet). Ook is het zaak om de verantwoordelijkheden voor het treffen van maatregelen te laten, daar waar ze moeten liggen. Vanuit die nieuwe visie zal mogelijk een andere verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, markt en burger passen. 2 Opgemerkt wordt dat in hierbij wel geleerd moet worden van recente incidenten, zoals bij Odfjell te Rotterdam. Naar aanleiding daarvan werd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid gesteld dat veiligheidsaspecten, waarbij risico’s voor de omgeving (of werknemers) zijn gemoeid, zich minder goed lenen voor wat door de Raad ‘onderhandelingstoezicht’ noemt. Zie ook Veiligheid Odfjell Terminals Rotterdam periode 2000-2012, Onderzoeksraad voor Veiligheid, Den Haag, juni 2013. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 5/23 Deelnemers aan de werkconferentie waren het erover eens dat de RUD en de veiligheidsregio meer samen moeten optrekken om die nieuwe benadering van risicogerichtheid te bewerkstelligen. Partijen herkennen veel in elkaars ambities en organisatiedynamiek en kunnen samen optrekken richting bevoegd gezag, burgers en bedrijven. Belangrijke ontwikkeling op het terrein van risicogerichtheid is ook de verbreding naar een integrale benadering van risico’s. Veiligheidsregio’s zullen breder kijken dan naar de brandveiligheid alleen. Vanuit een integrale bril zullen zij kijken naar de veiligheidsaspecten bij de inrichting en ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Om dat verschil beter te kunnen duiden stellen de directeuren het Veiligheidsberaad voor om een onderzoek te starten naar de afbakening tussen de meer monodisciplinaire brandpreventie en de meer multidisciplinaire risicogerichtheid en wat dat betekent voor de 3 samenwerking met partners . Vervolgens is het ook zaak op zoek te gaan naar overbodige of overlappende regelgeving. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Versterken risicobeheersing Risicobeheersing kan effectiever. We moeten gaan denken en werken vanuit risicogerichtheid. In Nederland gaan we nuchter om met risico’s en we kennen ons handelingsperspectief om zelf invloed uit te oefenen op de veiligheid van onze woon- en werkomgeving. Voor de overheid betekent dit een nieuwe benadering; ‘van regelgestuurd naar outcome-denken’, van ‘van regulerend naar lerend toezicht’, van ‘vergunningen naar duurzame gedragsverandering’ etc. - Opstellen visie risicogerichtheid, die veiligheidsregio’s, partners en bevoegd gezag ondersteunt in de versterking van dit thema. Directeuren nemen hiertoe het initiatief, bekrachtiging van de visie door Veiligheidsberaad. - Onderzoek afbakening monodisciplinaire brandpreventie en multidisciplinaire risicogerichtheid door onafhankelijke partij. Veiligheidsberaad is opdrachtgever. - Veiligheidsberaad dringt er bij minister I&M op aan om de rol van de veiligheidsregio te borgen in Omgevingswet en uitwerking van realistische veiligheidsnormen in onderliggende regelgeving. 3.2 Sturen op effecten 4 Al eerder hebben de directeuren aangegeven dat er meer sturing mag komen op het realiseren van gewenste maatschappelijke effecten in plaats van op inspanningen. Sturen op effecten wordt door de directeuren geduid als een zoektocht naar de beantwoording van de volgende vragen: Welk niveau van onveiligheid is aanvaardbaar? Wat is veiligheid ons waard? Welke inspanningen leiden tot meer veiligheidswinst? Sturing geschiedt nu nog te veel emotiegedreven en te veel op inspanningen en producten in plaats van beoogde effecten. Een rationele afweging van wat (méér) veiligheid ons waard is, wordt nu slechts heel beperkt gemaakt. Er wordt ook geen directe koppeling gemaakt tussen de inspanningen van de veiligheidsregio en de gewenste maatschappelijke effecten. Daardoor is onvoldoende transparant wat een ‘reële’ inspanning is voor de fysieke veiligheid en welke soorten inspanningen daaraan de grootste bijdrage leveren. Dat is ook zichtbaar in de uitvoering. Er is een onbalans tussen de inspanningen van verschillende disciplines voor veiligheid, maar ook tussen inspanningen in de voor- en achterkant van de keten. 3 4 Een betere afbakening wordt overigens ook voorgesteld door de commissie Hoekstra. Zie ook ‘De veiligheidsregio in 2022’, essay directeuren veiligheidsregio’s, 28 november 2012. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 6/23 Een reële inspanning bij het voorkomen van onveiligheid of bij de incidentbestrijding past bij een risicosamenleving. (Besturen van) veiligheidsregio’s moeten deze proportionaliteit beter bewaken. Het streven naar absolute veiligheid moet worden losgelaten en aanvaardbare risico’s moeten worden benoemd. Daarbij helpt het de samenhang tussen kosten (inspanningen van veiligheidsregio’s) en baten (maatschappelijke effecten) beter inzichtelijk te maken en meer rationeel te benaderen. Op die wijze kan het bestuur ook een afweging maken tussen proportioneel veiligheidsbeleid en disproportioneel veiligheidsbeleid. Het doel is om een betere balans aan te brengen tussen de te treffen maatregelen (en kosten) en de ‘veiligheidswinst’ die daarmee daadwerkelijk kan worden bereikt (in termen van mensenlevens die worden gered). Daaruit kan bijvoorbeeld blijken dat inspanningen in de voorkant van de risicoketen veel meer veiligheidswinst genereren dan inspanningen in de achterkant de keten. Het zou goed zijn wanneer de positieve gevolgen van risicobeheersing verderop in de keten financieel zichtbaar kunnen worden gemaakt. Om te kunnen sturen op effecten, moet je weten wat de gewenste maatschappelijke effecten van bepaalde inspanningen zijn. Die kunnen nu nog te vaak niet worden benoemd. Dat vraagt dus expliciet om (wetenschappelijk) onderzoek. Het voorstel is dan ook een landelijk onderzoek te verrichten naar de maatschappelijke effecten van de meest voorkomende veiligheidsmaatregelen en de wijze waarop een kosten-batenanalyse kan worden gemaakt. Naar verwachting zullen niet op alle domeinen van de veiligheidsregio maatschappelijke effecten (outcome) kunnen worden benoemd. De bijdrage van de veiligheidsregio zal naar verwachting worden geduid aan de hand van een combinatie van outcomeprestaties, outputprestaties en soms slechts proces- of inputprestaties (maar wel in die volgorde). Het onderzoek moet hierop een antwoord geven. Bij het onderzoek moeten bestuurders, professionals, burgers, kennisinstituten en externe adviseurs worden betrokken. Tevens moet aansluiting worden gezocht bij het recent gestarte onderzoek hierover van het WODC, lopend onderzoek binnen de brandweer over de relatie tussen kosten en baten (o.a. onderzoek MKB door Wetenschappelijke Raad Brandweer, onderzoek MKB brandveilig leven, COT en SEO), en het onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen over proportioneel veiligheidsbeleid. Vanuit het principe van verlengd lokaal bestuur is het aan de gemeenten om de gewenste effecten te benoemen. Zij dragen immers ook de meerderheid van de kosten. Sturen op effecten vraagt wel dat bestuurders deze rationele afwegingen (kosten-baten) op het gebied van veiligheid willen maken en zich hierbij door het Rijk gesteund voelen. Wet- en regelgeving moet daarvoor de ruimte bieden. De commissie Hoekstra spreekt de minister van V&J aan op te gedetailleerde wetgeving met outputprestaties en/of organisatie-eisen. De directeuren omarmen de strekking van het advies van de commissie om enkel een minimum aan zorg vast te leggen in wet- en regelgeving. Dus geen normen op het gebied van opkomsttijden, maar zorgnormen ten aanzien van minimale beschermingsniveaus bij calamiteiten, het effect van de brandbestrijding, de beperking van de schade et cetera. Door die bril zal dan naar de huidige inspanningen kunnen worden gekeken en kan ook meer proportionaliteit worden gebracht in het veiligheidsbeleid. Het brandweerduiken is daarbij illustratief. Met deze relatief dure maatregel worden maar weinig mensenlevens gered. Het is wellicht goed om datzelfde geld in maatregelen te stoppen waarmee (meer) mensenlevens gered zouden kunnen worden. Voorgaande geldt ook als een advies voor de minister van I&M. De huidige gedetailleerde wetgeving met veiligheidsmaatregelen rondom veiligheid in tunnels of veiligheid op het spoor draagt niet echt bij aan méér veiligheid voor burgers of hulpverleners. Om dit effect te voorkomen bij de komende Omgevingswet, zouden veiligheidsregio’s nadrukkelijk moeten worden betrokken bij de ontwikkeling van realistische veiligheidsnormen in het omgevingsrecht. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 7/23 Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Sturen op effecten Veiligheidsregio’s moeten zichtbaar maken welke haalbare maatschappelijke effecten zij bereiken met hun inspanningen. Dit betekent dat bij beleid meer wordt nagedacht over de maatschappelijke effecten (baten) in relatie tot de te verwachten kosten. In Nederland worden inspanningen voor veiligheid altijd transparant gemaakt in termen van kosten (inspanningen) en baten (mensenlevens die kunnen worden gered of schade die kan worden voorkomen). Bestuurders maken daarbij een afweging gestoeld op gefundeerde informatie van hun veiligheidsregio. De wetgeving geeft gemeenten de ruimte om die afweging gezamenlijk te maken. - In opdracht van het Veiligheidsberaad wordt onderzoek gedaan naar de maatschappelijke effecten van het veiligheidsbeleid en de wijze waarop een kosten-batenanalyse kan worden gemaakt. - Veiligheidsregio’s dragen bij aan realistische veiligheidsnormen in het omgevingsrecht. Het Veiligheidsberaad treedt in overleg met de minister van I&M over betrokkenheid van veiligheidsregio’s bij de Omgevingswet. 3.3 Versterken rol en betrokkenheid gemeenten De veiligheidsregio voert gemeentelijke taken uit (verlengd lokaal bestuur) en levert diensten en 5 producten die voor het realiseren van de gemeentelijke programma’s van belang zijn . Hoewel veiligheidsregio’s dus van en voor de gemeenten zijn, is de betrokkenheid van gemeenten bij de veiligheidsregio beperkt. Dat leidt tot knelpunten in de besturing, bijvoorbeeld; onvoldoende gefundeerde besluitvorming, magere financiële controle en onvoldoende democratisch toezicht. Met betrekking tot dat laatste werd op de conferentie ook gesproken over het ‘democratisch gat’ dat een knelpunt is van alle gemeenschappelijke regelingen. Overigens is dit knelpunt al vaker benoemd. Uit onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2005, naar de democratische legitimatie van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, komen knelpunten naar voren als het gaat om betrokkenheid, invloed en financiële controle door de gemeenteraden ten 6 aanzien van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden . De minister van BZK heeft daarom een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gestuurd dat de invloed van de gemeenteraden op de begroting en de jaarrekening van het openbaar lichaam en het gemeenschappelijk orgaan van gemeenschappelijke regelingen moet versterken. De door de directeuren voorgestelde versterking van de regiefunctie en de ontwikkeling van de platformfunctie vraagt om een gedegen invulling van de opdrachtgevende rol en grote mate van 7 betrokkenheid van gemeenteraden . Dat biedt ook mogelijkheden om het nut en de noodzaak van te besteden middelen beter af te wegen (zie voorgaande paragraaf 3.2). Belangrijke notie ten tijde van de werkconferentie was dat de huidige regelgeving een gedegen samenwerking met de gemeenteraden niet echt in de weg staat. Volgens de directeuren gaat het nadrukkelijk om een andere attitude van de veiligheidsregio richting haar opdrachtgever en ook vice versa. De vier (vooral instrumentele) voorstellen van de commissie Hoekstra zullen die betrokkenheid niet verder vergroten, het gaat om andere zaken. Directe en open communicatie zijn sleutelwoorden die hierbij ten tijde van de werkconferentie zijn genoemd. De veiligheidsregio zou minder moeten ‘zenden’ en meer moeten vragen aan de gemeenteraden wat zij van belang vinden op het vlak van veiligheid (dialoog). Het thema ‘opdrachtge5 6 7 Opgemerkt wordt dat financiering wel hybride is georganiseerd; 20% betreft financiering vanuit het Rijk en over dat deel is de zeggenschap van gemeenten sowieso zeer beperkt. Democratische Legitimatie Intergemeentelijke Samenwerkingsverbanden, BZK, 2005. Zie ook ‘De veiligheidsregio in 2022’, essay directeuren veiligheidsregio’s, 28 november 2012. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 8/23 verschap’ moet daarbij nadrukkelijk op de agenda geplaatst worden. Een dialoog over governance is wenselijk: wat verwacht de veiligheidsregio van haar opdrachtgever en wat verwacht de opdrachtgever van de regionale organisatie? Naast de gemeenteraden is het volgens de directeuren belangrijk om ook andere gemeentelijke doelgroepen te onderscheiden. De betrokkenheid van ‘gemeenten’ kan worden vergroot door niet alleen frequent met de burgemeester te communiceren, maar ook met het college, de gemeentesecretaris en betrokken ambtenaren. Uiteraard met inachtneming van de hierbij geldende procedures. Ook de mogelijkheid om wethouders in ‘taakgerichte adviescommissies’ van de veiligheidsregio te laten participeren -zoals het Veiligheidsberaad benoemd in haar brief- moet vaker worden benut. Interactie met gemeenten op meerdere beleidsterreinen is immers noodzakelijk is om een doeltreffende en doelmatige aanpak van onveiligheid mogelijk te maken. Ten slotte is opgemerkt dat lokale maatschappelijke instellingen en organisaties en burgers ook meer betrokken moeten zijn bij de veiligheidsregio. Dat is nodig om de inspanningen aan de voorkant én aan de achterkant van de risicoketen slimmer te kunnen organiseren. Juist de wens om meer te gaan sturen op maatschappelijke effecten vraagt veelvuldige interactie met deze partijen. Wanneer veiligheidsregio’s daadwerkelijk invulling geven aan het ‘sturen op effecten’ zullen zij de lokale context hard nodig hebben. Op alle niveaus zal de verbinding met gemeenten moeten worden versterkt. Het gaat om ander gedrag van de veiligheidsregio als geheel en dus ander gedrag van alle medewerkers. Zij zullen nog beter moeten weten hoe de gemeente functioneert en wat daarin past en wat niet. Zij zullen meer bestuurlijke en politieke sensitiviteit moeten tonen en beter moeten weten wat er speelt in een specifieke gemeente. Vanuit dat begrip kan beter worden meegedacht met de belangen van die specifieke gemeente en de wijze waarop de aansluiting gemaakt kan worden met de collectieve belangen in de regio. Overigens geldt voorgaande ook voor partners in de veiligheidsregio. Hoewel nationaal georganiseerd, ook zij zullen zicht moeten verdiepen in de lokale context. De veiligheidsregio kan en moet hierin de eerste stap zetten. De veiligheidsregio heeft ook het grootste belang bij een bredere betrokkenheid van gemeenten. Er zijn gelukkig veel ‘best practices’ rondom betrokkenheid van de genoemde stakeholders. Het is gewenst om deze best practices onderling beter te verspreiden. Gedacht wordt aan een soort ‘menukaart’ met mogelijkheden om de veiligheidsregio (en partners) dichter bij de gemeenten te positioneren. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Versterken rol en betrokkenheid gemeenten Hoewel de veiligheidsregio van en voor de gemeenten is, is betrokkenheid van gemeenten bij de veiligheidsregio beperkt. Hierdoor kunnen knelpunten in de besturing ontstaan, zoals onvoldoende gefundeerde besluitvorming, magere financiële controle en onvoldoende democratisch toezicht. Tevens hebben veiligheidsregio’s de gemeenten hard nodig om effectief en efficiënt veiligheidsbeleid te kunnen uitvoeren. Stakeholders binnen de gemeenten voelen zich meer betrokken bij de veiligheidsregio waardoor zij actief bijdragen in de besturing (versterken opdrachtgeverschap) én een rol spelen in de uitvoering (versterken partnerschap). Directeurenoverleg werkt een ‘menukaart’ uit met concrete mogelijkheden zodat die gebruikt kan worden in iedere regio. Deze ‘menukaart’ wordt ter kennisgeving verspreid onder alle voorzitters (Veiligheidsberaad). Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 9/23 3.4 Versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking Maatschappelijk liggen er nieuwe uitdagingen in de risicosamenleving. Dat vraagt om een integrale benadering van vraagstukken en dus meer samenwerking tussen actoren. De directeuren zijn het met de commissie Hoekstra eens dat er meer aandacht nodig is voor de andere hulpverleningsdiensten [dan de brandweer] en voor externe partners. Dat kunnen overheidsdiensten zijn, maar ook private partijen. Veiligheidsregio’s moeten zich meer richten op de risico’s van morgen en dat vraagt nadrukkelijk dat er met een ‘brede’ blik wordt gekeken naar bedreigingen van onze samenleving. Veiligheidsregio’s kunnen het niet alleen, de interdisciplinaire en intersectorale samenwerking is noodzakelijk om die bedreigingen te identificeren en bij crises ook samen het hoofd te kunnen bieden. Veiligheidsregio’s werken daarom nu al samen met veel professionals en veel ‘bevoegden’ uit verschillende domeinen/sectoren. De manier waarop dat gebeurd kan echter veel beter. Enkele voorbeelden: - met bestaande samenwerkingspartners wordt informatie nog onvoldoende gedeeld en is er nog niet altijd sprake van een goede samenwerkingsrelatie (nog geen vanzelfsprekende inbreng van betrokken partijen) - nieuwe samenwerkingsinitiatieven komen traag tot stand en blijven vaak steken bij de vertaling naar de uitvoering - als we al samenwerken met partners is dat vooral in het eigen gebied en niet regio-overschrijdend, terwijl een meerderheid van de (vitale) partners nationaal is georganiseerd. Samenwerking vraagt om een extra inspanning, dat staat buiten kijf, maar door voorgaande wordt er niet efficiënt omgegaan met mensen en middelen van verschillende samenwerkende partijen. Veel partners zijn nationaal georganiseerd en dus zullen veiligheidsregio’s een landelijke focus moeten ontwikkelen. Tijdens de werkconferentie is geconstateerd dat de samenwerkende partijen nadrukkelijk 8 behoefte hebben aan één loket voor de fysieke veiligheid . Die rol moet het Veiligheidsberaad beter invullen. Daarnaast is er het vraagstuk van de‘compliance’; als we samen landelijk iets afspreken in het Veiligheidsberaad, doen we het dan ook allemaal via die afgesproken spelregels? Dat is nu helaas te weinig het geval. Veiligheidsregio’s willen de samenwerking met partners vanuit het collectief van 25 beter gestalte gaan geven (als één partij naar buiten treden). Ook inhoudelijk moet de unité de doctrine worden versterkt. Dat vraagt dat veiligheidsregio’s de afspraken van het Veiligheidsberaad ook borgen in de eigen organisatie. De directeur veiligheidsregio heeft een belangrijke rol om die samenwerkingsafspraken te borgen op regionaal niveau. Hij handelt daarbij met mandaat van zijn veiligheidsbestuur. Het Veiligheidsberaad zou over een ‘versterkingsprogramma’ moeten beschikken om de samenwerking met partners te verbeteren. Dit meerjarenprogramma moet worden opgesteld door het directeurenoverleg. In dat programma moet worden benoemd welke thema’s (scenario’s) de komende jaren prioriteit zouden moeten krijgen, wat de opgave is in de (beoogde) samenwerking en hoe daaraan gewerkt gaat worden. Ook de samenwerking tussen het Rijk en de veiligheidsregio’s bij dat specifieke thema zal hierbij aan de orde kunnen komen. Het programma moet aandacht hebben voor onderstaande aspecten bij de wijze waarop de versterking met partners wordt gerealiseerd. - Er moeten lessen worden getrokken uit huidige samenwerkingsprojecten. De directeuren geven aan dat van succesvolle landelijke samenwerkingsprojecten -zoals ‘Eenheid in Verscheidenheid’ en de ‘Civiel Militaire Samenwerking’- kan worden geleerd dat samenwerking met partners thema- of scenariogerelateerd moet zijn én gericht moet zijn op het maatschappelijke effect. Daarmee is er een 8 Dat geldt overigens ook op regionaal niveau. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 10/23 gedeelde ambitie en kan het gezamenlijk belang van veiligheidsregio’s en hun partner(s) beter worden geduid. - Verder is het belangrijk niet te veel thema’s tegelijk op te pakken. Beter één thema per jaar van samenwerkingstrategie naar implementatie, dan vijf halve intenties. Het is dan ook belangrijk dat het operationele draagvlak voor de samenwerkingsafspraken al tijdens de strategiefase wordt vergroot. Dat vraagt nadrukkelijk een bredere betrokkenheid vanuit veiligheidsregio’s, dan alleen van bestuurders of directeuren. - Tot slot zullen verbetervoorstellen ook moeten bijdragen aan ‘slimmere’ vormen om de samenwerking te ondersteunen. De vorm moet immers ook passen bij de maatschappelijke context van het thema, de sector waar de andere partij in acteert en de gezamenlijke ambitie die voorop staat. Convenanten zijn bijvoorbeeld niet het enige instrument om de samenwerking met vitale partners binnen de crisisbeheersing te borgen. Daarnaast, met een convenant alleen, ben je er niet. Samenwerken vraagt meer dan dat (onder meer werken aan gedeelde ambitie, recht doen aan belangen, een goede samenwerkingsrelatie et cetera). Voor veiligheidsregio’s is het verbeteren van de interdisciplinaire en intersectorale samenwerking cruciaal voor de doorontwikkeling. Veiligheidsregio’s zullen immers juist in de regie- en platformfunctie op risicobeheersing en crisisbeheersing hun toegevoegde waarde laten zien. Partners verwachten niet minder, zo bleek uit de werkconferentie. Versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking Probleemdefinitie: Veiligheidsvraagstukken zijn dermate complex, dat dit inbreng van partners uit verschillende sectoren noodzakelijk maakt. De wijze waarop die samenwerking momenteel wordt vormgegeven kan echter veel beter. Gewenst eindbeeld Veiligheidsregio’s hebben een belangrijke regiefunctie om de samenwer(doel): king met partners in hun regio te borgen. Daar waar partners nationaal georiënteerd zijn, zullen veiligheidsregio’s als collectief optreden. Afspraken die landelijk zijn gemaakt, worden in alle 25 regio’s op dezelfde wijze ingevoerd. Daarmee tonen veiligheidsregio’s zich een betrouwbare partner. Voorgaande vraagt een daadkrachtige samenwerking tussen regio’s. Voorstel: - Mandaat directeur om namens het veiligheidsbestuur samenwerking met partners verder vorm te geven. - Directeurenoverleg stelt een versterkingsprogramma op voor de samenwerking met partners. Het Veiligheidsberaad is opdrachtgever. 3.5 Rol en positie directeur VR De samenwerking binnen de veiligheidsregio en tussen de veiligheidsregio en externe samenwerkingspartners moet worden versterkt. Om dat mogelijk te maken, is het gewenst één ambtelijk aanspreekpunt te benoemen voor partners en bestuur; de directeur veiligheidsregio. Voor deze functionaris is een sturende en regisserende rol weggelegd bij het versterken van de multidisciplinaire en intersectorale aanpak van rampen en crises (zie ook voorgaande paragraaf) op regionaal én landelijk niveau. Meer eenduidigheid in de rol en positie van deze functionaris zal bijdragen aan een betere onderlinge samenwerking tussen regio’s, met partners en met het Rijk. Voorgaande wordt ook geadviseerd door de commissie Hoekstra. Het kabinet is daarom voornemens de essentie van de taak van de 9 directeur veiligheidsregio te formaliseren . Het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel veiligheidsregio’s zal hierop moeten worden aangepast. 9 Opgemerkt wordt dat de de functie ‘directeur PG’ (Wvr art. 32, Wpg. art. 14), de functie ‘commandant’ (Wvr. art. 25) en de rol ‘coördinerend functionaris’ (Wvr. art. 36) nu al expliciet worden benoemd in regelgeving. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 11/23 Tijdens de werkconferentie is benoemd dat een dergelijke eenduidige rol in iedere regio gewenst is. Geconstateerd is dat de koude en warme taken van de directeur primair moeten worden benoemd op basis van de bestaande taken inzake crisisbeheersing die al zijn toebedeeld aan het bestuur van de veiligheidsregio (Wvr. art. 10). Het gaat dan feitelijk om de wettelijk verplichte mandatering van taken van het veiligheidsbestuur aan de directeur. Daarmee worden de volgende taken in ieder geval 10 bedoeld : - het inventariseren van risico’s van rampen en crises, het adviseren van het bevoegd gezag daarover en het communiceren daarover namens het bestuur naar de bevolking - het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de veiligheidsregio en tussen de veiligheidsregio en partners in crisisbeheersing - het voorbereiden op en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing. Belangrijk is dat wordt toegelicht dat de directeur een belangrijke signaalfunctie heeft richting het bestuur over de mate van voorbereiding en dat hij andere partijen namens het bestuur daarop kan en mag aanspreken. Daarnaast is de directeur ook het aanspreekpunt voor het bestuur; hij of zij heeft een secretarisrol. Vanuit die rol dient ook te worden vastgelegd dat de directeur verantwoordelijk is om de wettelijk verplichte planfiguren (Wvr. art. 14,15, 16, 17, 23) te doen opstellen zodat bestuurlijke besluitvorming daarover kan plaatsvinden. Daarmee wordt bedoeld het opstellen van het risicoprofiel, beleidsplan en crisisplan en het opstellen van het kwaliteitsbeleid en kwaliteitszorgsysteem dat wordt gehanteerd. Daarnaast kunnen in de wet aanvullende taken worden benoemd voor de directeur op basis van de adviesfunctie, regiefunctie en platformfunctie die de veiligheidsregio vervult. Wanneer de veiligheidsregio invulling geeft aan die functies is de directeur het aanspreekpunt voor partners en bevoegd gezag. Belangrijke taken voor de directeur zijn daarbij het initiëren van samenwerkingsverbanden, het regisseren en het verbinden van samenwerkende partijen op de terreinen van risicobeheersing en crisisbeheersing. In de wet dienen deze werkzaamheden nadrukkelijk te worden benoemd. Net als het kabinet, menen de directeuren dat de benoeming en organisatorische inbedding van de directeur de verantwoordelijkheid is (en blijft) van het bestuur van de veiligheidsregio. Het gaat om ‘wat’ de directeur doet, niet ‘hoe’ dat moet worden vormgegeven. Het is aan de veiligheidsregio of dat een vrijgestelde directiefunctie is of een combifunctie, als op deze taken maar één persoon aanspreekbaar is en er een zekere mate van continuïteit wordt gewaarborgd. De rol en positie van de directeur dient te worden geborgd conform voorgaand voorstel. Dit is niet alleen een ambitie in de doorontwikkeling, het is een noodzakelijke voorwaarde om in die doorontwikkeling enkele stappen te zetten. Zo helpt een duidelijke positionering bij het versterken van de samenwerking met partners, het versterken van de risicobeheersing, het sturen op effecten en het versterken van de gemeentelijke betrokkenheid. Daarmee is dit laatste thema van een andere orde dan voorgaande vier thema’s. Zie ook figuur 1. 10 Het voorzien in de meldkamerfunctie als taak van het veiligheidsbestuur (Wvr. art. 10) staat hier niet bij. Leidinggeven aan de meldkamer is een taak waartoe het bestuur van de veiligheidsregio de directeur meldkamer heeft gemandateerd (Wvr. art.35). Met de aanstelling van de kwartiermaker LMO per 1 januari 2014 zal deze taak van het bestuur worden overgeheveld naar de minister van V&J en zal er sprake zijn van mandatering aan de korpschef van politie. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 12/23 Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Rol en positie directeur VR Op dit moment wordt de rol en positie van de directeur veiligheidsregio verschillend ingevuld. Dat draagt niet bij aan de gewenste onderlinge samenwerking tussen regio’s, de samenwerking met partners en met het Rijk. Doel is de taken van deze functionaris landelijk meer uniform te borgen zodat de rol helder is. De noodzakelijke mandaatbesluiten worden per regio geformaliseerd. Minister moet in de besluiten van de Wvr vastleggen dat er een directeur veiligheidsregio is. Taken en verantwoordelijkheden van de directeur moeten daarmee helder zijn. De taken van de directeur worden in mandaat van het veiligheidsbestuur uitgevoerd (de taken van het bestuur staan reeds in de Wvr). Naast de rol van adviseur op die onderwerpen, heeft de directeur een belangrijke taak ten aanzien van initiëren van samenwerkingsverbanden, regisseren en verbinden van samenwerkende partijen op de terreinen van risicobeheersing en crisisbeheersing. Deze taken mogen meer expliciet worden benoemd. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 13/23 4. Uitwerking van de overige thema’s De overige negen thema’s kregen van de deelnemers aan de werkconferentie minder prioriteit als we kijken naar de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s. Dat betekent niet dat deze thema’s niet relevant zijn, maar deze thema’s kunnen meer in meerjarenperspectief worden geagendeerd. Daarom zijn deze thema’s minder ver uitgewerkt dan de eerste vijf thema’s. 4.1 Kwaliteit veiligheidsregio De kwaliteit van de veiligheidsregio’s kan in veel gevallen nog onvoldoende inzichtelijk worden gemaakt en ook niet onderling vergeleken worden. De Inspectie V&J toetst wel of aan de regelgeving wordt voldaan, maar ook dat zegt weinig over de daadwerkelijke operationele prestaties van veiligheidsregio’s. Een eerste stap is een kwaliteitszorgsysteem voor veiligheidsregio’s waarmee de geleverde prestaties ten opzichte van de gewenste prestaties inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Een kwaliteitszorgsysteem bestaat uit kwaliteitsnormen. Kwaliteitsnormen zeggen iets over de eisen die je aan de organisatie stelt om de prestaties inzichtelijk te maken, niet over de prestaties die de organisatie levert. Wel over hoe je de door de opdrachtgever gewenste prestaties formuleert en terugkoppelt. Een kwaliteitszorgsysteem geeft regio’s de mogelijkheid om te rapporteren over hun prestaties en verbeteringen te identificeren. Nog maar weinig veiligheidsregio’s hanteren een kwaliteitszorgsysteem, zoals opgenomen in de wet. Er zijn wel lopende ontwikkelingen op het gebied van landelijke monitoringssystemen. Denk aan Cicero (kwaliteitsnormen en -instrumenten brandweer) en Aristoteles (prestatiemeting en –verantwoording veiligheidsregio’s). Ook wordt momenteel gewerkt aan een landelijke visitatie waarmee de meer tactische en strategische prestaties van veiligheidsregio’s voor elkaar inzichtelijk worden gemaakt. De keuze om een kwaliteitszorgsysteem te ontwikkelen is echter nog niet gemaakt. Er zou een systeem moeten komen met dezelfde organisatie c.q. inrichtingseisen waarmee iedere veiligheidsregio inzichtelijk kan maken hoe zij de vooraf vastgestelde (kwaliteits-) doelstellingen monitoort. Bij de ontwikkeling van een kwaliteitszorgsysteem moet een verbinding worden gelegd met lopende ontwikkelingen, zoals de visitaties en kostenanalyses van veiligheidsregio’s. Het is daarbij wel van belang gezamenlijk afspraken te maken over welke parameters je wilt rapporteren en zodat onderlinge vergelijking tussen regio’s mogelijk wordt. Vanwege de diversiteit bij de veiligheidsregio’s is het niet wenselijk die geheel voor te schrijven, er moet ook ruimte zijn voor prestaties die het eigen bestuur (verlengd lokaal bestuur) aanvullend zichtbaar wil krijgen. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Kwaliteit veiligheidsregio Er is geen kwaliteitszorgsysteem om zichtbaar te maken hoe de diverse veiligheidsregio’s presteren. Een kwaliteitszorgsysteem, waarbij er ruimte is voor verlengd lokaal bestuur en diversiteit, maar waarmee de prestaties van de veiligheidsregio’s op enkele basisaspecten wel landelijk inzichtelijk worden gemaakt. Laat een kwaliteitszorgsysteem ontwikkelen vanuit de veiligheidsregio’s zelf en gebruik de uitkomsten van de visitaties en kostenanalyses hierbij. De directeuren hebben hierin een leidende rol. Zij moeten dit doen in samenspraak met opdrachtgevers (gemeenten) en partners. Het IFV heeft hierbij een inhoudelijke ondersteunende taak. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 14/23 4.2 Kennisborging en -deling Zowel de commissie Hoekstra als het Veiligheidsberaad is van mening dat er wel kennis wordt opgebouwd, maar dat deze kennis onvoldoende wordt geborgd en ook te weinig wordt uitgewisseld tussen veiligheidsregio’s onderling. De deelnemers aan de bijeenkomst delen dit beeld. Het beeld is dat kennis op dit moment wel aanwezig is, maar nog erg is versnipperd over regio’s, partners, IFV en andere kennisinstituten. Er zijn ook geen ‘innovatiemakelaars’. Wel zijn er twee expertregio’s; één voor ‘natuurbranden’ (VNOG) en een voor ‘industriële branden’ (VRR). De deelnemers aan de conferentie zien bij dit thema een belangrijke rol weggelegd voor het IFV. Het IFV wordt door de veiligheidsregio’s gezien als logische partner als gaat om kennisontwikkeling, borging en -deling. Het IFV moet zich ontwikkelen tot een écht onderwijsinstituut en is verantwoordelijk voor: het versterken van het onderwijs. Professionals kunnen meer van elkaar leren en juist de diversiteit kan bijdragen aan innovatie. Het IFV moet ook toezicht houden op onderwijs in de regio’s. Grotere sturing op onderlinge aansluiting tussen opleidingen en opleidingen onder één dak (bijv. samen met politie, defensie). Wellicht ook meer gebruik maken van de wijze waarop de Politieacademie met kennis omgaat de ontsluiting van kennis en innovatie op multidisciplinair niveau. Het IFV dient nieuwe inzichten snel toegankelijk te maken voor regio’s en hun partners. Hier moet men niet rigide mee omgaan. Het IFV moet voorgaande realiseren met zoveel mogelijk efficiency en met behoud van effectiviteit. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken moeten betere afspraken worden gemaakt tussen het Veiligheidsberaad en het bestuur IFV over de rol van het IFV bij het borgen en delen van kennis. Ook is meer bestuurlijke aandacht voor het thema gewenst. Er is wel een portefeuillehouder kennis/innovatie, maar het thema staat nauwelijks op de agenda. Een ‘strategische innovatie agenda’ op landelijk niveau is noodzakelijk. Die innovatie agenda van veiligheidsregio’s zou dan bestuurlijk vastgesteld kunnen worden. Brandweer Nederland heeft reeds een strategische agenda opgesteld en die zou daarbij kunnen worden betrokken. Ook de vraagarticulatie vanuit de regio’s richting het IFV kan worden verbeterd. In de afgelopen jaren is er door het IFV (maar ook door andere kennisinstituten) onderzoek gedaan dat leidde tot kennis waarop de regio’s niet zaten te wachten. Veiligheidsregio’s zullen constant de vraag moeten blijven stellen hoe zij vakbekwaam worden en blijven. Daarbij zullen zij gebruik maken van het IFV als deze over state-of-the-art kennis beschikt die daarvoor nodig is en de juiste methoden toepast in het onderwijs. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Kennisborging en -deling Er wordt onvoldoende kennis geborgd en gedeeld tussen de veiligheidsregio’s. Deze rol is bij het IFV belegd en zou versterkt moeten worden. Waar staat het IFV over 5 jaar: - Het IFV is een écht onderwijsinstituut (het bij elkaar brengen van de academies zorgt voor versterking in het onderwijs. We kunnen meer van elkaar leren en de diversiteit kan ook bijdragen aan innovatie). Is ook een toezichthoudende organisatie op onderwijs in de regio’s. Grotere sturing op onderlinge aansluiting en opleidingen onder 1 dak (bijv. samen met politie, defensie). Het IFV wordt door veiligheidsregio’s gezien als logische partner als gaat om kennisontwikkeling en opleidingen - Het IFV is verantwoordelijk voor ontsluiting van kennis en voor innovatie op multidisciplinair niveau. Nieuwe inzichten dient het IFV snel toeganke- Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 15/23 Voorstel: lijk te maken voor regio’s en hun partners. Hier moet men niet rigide mee omgaan. - Het IFV moet voorgaande realiseren met zoveel mogelijk efficiency en met behoud van effectiviteit. Wellicht ook meer gebruik maken van wijzen waarop de Politieacademie de kennis borgt en deelt. - Het Veiligheidsberaad zou een ‘strategische innovatie agenda’ kunnen opstellen waarin thema’s worden benoemd waarop kennisontwikkeling en -deling nodig is (vraag). - Bestuur IFV draagt zorg voor ontwikkeling IFV conform voorgaande eindbeeld (aanbod). 4.3 Lerend vermogen van veiligheidsregio’s Het lerend vermogen van veiligheidsregio’s kan beter. Hierbij maken de deelnemers van de werkconferentie onderscheid op drie niveaus: - Hoe leren mensen in de organisatie? - Hoe leren de 25 organisaties? - Hoe leert het systeem? Er is bij mensen wel sprake van nieuwsgierigheid naar nieuwe inzichten, maar dat wordt onvoldoende ingezet om het leren op organisatieniveau mogelijk te maken, laat staan leren op het niveau van het systeem. Het gaat dus vooral over het aanreiken van nieuwe prikkels om die nieuwsgierigheid breder binnen de organisatie én daarbuiten te stimuleren. We zouden elkaar meer vragen kunnen stellen. Bijvoorbeeld hoe andere regio’s hun GRIP-incidenten evalueren en hoe zij daarmee omgaan. Best practices moeten meer worden uitgewisseld. Ook de inzichten die door onderzoek van de Inspectie van V&J naar voren worden gebracht, zouden meer gericht moeten zijn op het leren (in plaats van compliance). Wat zijn vragen die bij meerdere regio’s spelen, hoe gaan anderen daarmee om et cetera. Het IFV speelt een centrale rol om het leren mogelijk te maken. Daar wordt het vakmanschap van elkaar geleerd. Overigens gaat het soms om leren van nieuwe denk- en werkwijzen en soms om het afleren van oude denk- en werkwijzen. Op organisatieniveau is het relevant om na te denken over methoden die ruimte creëren om het leren mogelijk te maken. Leren kun je immers niet afdwingen. Er zijn dus geen instrumenten te benoemen, mensen moeten juist de vrijheid ervaren om te kunnen leren. Dat betekent dat er veel verschillende manieren zijn om het leren mogelijk te maken en soms ontstaat het leren juist door niet te interveniëren op organisatieniveau. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Lerend vermogen Het lerend vermogen van veiligheidsregio’s kan beter. Zij zouden beter van elkaar kunnen leren, op mensniveau, op organisatieniveau en systemisch. Zorg ervoor dat lerend vermogen geen ‘instrument’ gaat worden, maar dat het juist een kenmerk betreft dat binnen veiligheidsregio’s speelt: een onderzoekende, nieuwsgierige rol vanuit de mensen moet worden gestimuleerd en de ruimte worden gegeven. Beter nadenken over de wijze waarop veiligheidsregio’s leren. Daarbij heeft iedereen een rol; de veiligheidsregio’s geven aan wat ze willen leren, het IFV is daarin ondersteunend, net als de inspectie (andere rol dan toezicht). De bestuurders kunnen aangeven in hoeverre het daadwerkelijk een maatschappelijk thema betreft. Het VB heeft daarom een belangrijke rol bij de ‘zichtvraag’ (wat schiet de burger ermee op?). Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 16/23 4.4 Continuïteit van de samenleving Veiligheidsregio’s dienen zich te buigen over continuïteitsvraagstukken. De continuïteit van de samenleving is niet alleen een verantwoordelijkheid van het Rijk. Het vraagt nadrukkelijk om samenwerking van meerdere partijen op bovenregionaal niveau. In eerste instantie gaat het dan om de samenwerking tussen regio’s en Rijk (wie doet nu wat?) en dat is niet alleen een operationele afspraak. Nadrukkelijk moeten bestuurders beter weten wat hun rol is bij crises op nationale schaal (maatschappelijke ontwrichting). Daarbij vraagt het van bestuurders dat zij zich richten op de voorbereiding van burgers en hen helpen voorbereiden op dergelijke risico’s. Het onbekende met risico’s die de continuïteit bedreigen, maakt dat mensen angstig worden. De veiligheidsregio moet bestuurders ondersteunen om op lokaal niveau nuchter omgaan met risico’s te stimuleren en zelfredzaamheid te vergroten. Vervolgens zal ook de samenwerking met (vitale) partners moeten worden verbeterd. Juist in de fase van risicobeheersing en preparatie hebben deze partijen een belangrijke rol. Maak gebruik van alle deskundigheid die er al is en gun elke regio zijn specialisatie. Ook de operationele samenwerking met Defensie kan beter. Defensie heeft veel kennis over continuïteitsvraagstukken en middelen die kunnen worden benut. Onze brandweer heeft de langetermijnstrategie gericht op het continuïteitsmodel (Brandweer over Morgen). Ook daarmee kunnen goede verbindingen worden gelegd. Maak bindende afspraken tussen partners op basis van scenario’s waarbij aandacht is voor de kritische processen: organisatie, alarmering, opschaling, crisiscommunicatie en informatiemanagement, dan volgt de structuur vanzelf. Zie ook thema over ‘versterking van de interdisciplinaire en intersectorale samenwerking’. Helaas is in de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) onvoldoende benoemd hoe de aansturing en verantwoordelijkheden bij regio-overstijgende rampen of crises zijn verdeeld. Het project ‘Eenheid in verscheidenheid’ heeft hiertoe enkele oplossingen geboden. Deze verdienen opvolging. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Continuïteit van de samenleving De verbinding tussen verschillende partijen op nationaal en regionaal niveau is onvoldoende. Samenwerking bij crises tussen Rijk, veiligheidsregio’s en (vitale) partners is geborgd en iedereen weet welke bijdrage er van hem/haar wordt verwacht. Bestuurlijke aandacht voor het thema van de continuïteit is gewenst. De opvolging van aanbevelingen van het project ‘Eenheid in verscheidenheid’ is van belang om de bovenregionale samenwerking te verbeteren. 4.5 Bevolkingszorg Bevolkingszorg is primair een verantwoordelijkheid van de gemeente, maar kan daardoor een zwakke schakel vormen in de regionale hoofdstructuur. De urgentie van versterking van de bevolkingszorg moet bestuurlijk worden benoemd en er moeten voldoende middelen (financieel en capaciteit) zijn om de versterking mogelijk te maken. Mogelijkheden voor de versterking van de bevolkingszorg zijn globaal benoemd (de LOCGS is de aangewezen partij om hierover te adviseren). Deze zijn: - Implementatie van een nieuwe set landelijke normen/prestaties voor bevolkingszorg (die ontbreken nu immers). - Professionalisering moet binnen de gemeente tot stand komen (beste mensen) of de gemeente moet duidelijke afspraken maken met de veiligheidsregio dat zij expertise levert voor bevolkingszorgprocessen. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 17/23 - Meer duidelijkheid over de positie van de ‘coördinerend functionaris’ en mandaat dat deze de samenwerking tussen gemeenten kan organiseren. - Betere ondersteuning in de diverse gremia van het VB en binnen het IFV. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Bevolkingszorg De zorg voor de bevolking bij crises is onvoldoende goed geborgd. Een meetbaar kwalitatief voldoende bevolkingszorg in goede samenwerking met de gemeenten. De urgentie van versterking van de bevolkingszorg moet bestuurlijk worden benoemd en er moet voldoende financiële ruimte zijn om de versterking mogelijk te maken. 4.6 Samenwerking zorgketen De samenwerking tussen zorg en (fysieke) veiligheid is van toenemend belang. Denk hierbij bijvoorbeeld aan (de voorbereiding op) een grieppandemie. Er is echter nog steeds sprake van zogeheten ‘schurende ketens’. De domeinen van zorg respectievelijk veiligheid zijn organisatorisch, financieel, juridisch en procesmatig wel op elkaar aangesloten, maar er is nog onduidelijkheid over de verschillende partijen in de verschillende netwerken. Er bestaan bijvoorbeeld nog onduidelijkheden over de regierol van de acute zorgnetwerken en de regierol van de GHOR. Er ligt een ontwikkelopgave om de domeinen meer te verbinden. In de maatschappelijke opgave van veiligheid en zorg vinden we immers een gedeeld belang: hoe komen we met elkaar aan de voorkant van problemen? Zo zijn er lopende ontwikkelingen van veiligheidsregio’s op het terrein van zelfredzaamheid, risicogerichtheid, burgerparticipatie en daarin kunnen veiligheidsregio’s samen optrekken met GGD. Ook liggen er nadrukkelijk verbindingen tussen sociale veiligheid en zorg (denk aan de veiligheidsproblematiek bij verslaafden). Een integrale aanpak is dan wenselijk. Veiligheidsregio’s zullen nog meer als netwerk moeten acteren en de bijdragen van zorgpartners aan de maatschappelijke opgave kunnen duiden. De vraag is wel of veiligheidsregio’s de ‘witte omgeving’ goed genoeg begrijpen. Veiligheidsregio’s zijn zelf aan zet om hier stappen in te zetten. De samenwerking tussen de inspecties is ook een aandachtspunt. Het is van belang dat er helderheid bestaat over de rollen en verantwoordelijkheden van de Inspectie VenJ en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op het gebied van de veiligheidsregio’s. De ministers van VWS en VenJ zullen daarom samenwerkingsafspraken vastleggen en die communiceren naar de veiligheidsregio’s. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Samenwerking zorgketen De ketens van veiligheid respectievelijk zorg schuren, terwijl ze juist complementair zijn. Veiligheidsregio’s zullen nog meer als netwerk moeten acteren en moeten leren de bijdragen van zorgpartners aan de maatschappelijke opgave beter te duiden. Vanuit veiligheidsregio’s kan beter inzichtelijk worden gemaakt waar verbindingen liggen en wat het gezamenlijke belang is (maatschappelijke opgave). Dan kunnen de inspanningen in de ketens ook beter op elkaar worden afgestemd. Dit moet nog nader worden uitgewerkt. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 18/23 4.7 Samenhang Wet veiligheidsregio’s en Omgevingswet Er is een duidelijke samenhang tussen beide wetten, maar die wordt nog onvoldoende geborgd. De maatschappelijke opdracht is in beide wetten hetzelfde: een ’veilige en gezonde leefomgeving’. In de Omgevingswet komt daar nog de duurzaamheid van gebiedsinrichting en -gebruik als doelstelling bij. Daarom is de maatschappelijke taak van betrokken parijen (gemeenten, provincie, VR en RUD) ook hetzelfde. De focus is wel verschillend. Bij de veiligheidsregio gaat het om het risicoprofiel in brede zin, de (BRZO-)RUD richt zich meer op de bedrijfsmatige risico's. We moeten nuchter omgaan met risico’s en de regelreflex (zelfs in het omgevingsrecht) terugdringen. Tegelijk moeten we minimale veiligheidsnormen in acht nemen. De veiligheidsregio kan die benoemen omdat zij zicht heeft op de gevolgen voor burgers en de gevraagde inzet bij incidenten. Veiligheidsregio moeten zicht kunnen houden op activiteiten in de leefomgeving om risico’s in een vroegtijdig stadium te kunnen signaleren. Alleen dan kan zij invloed uitoefenen op een veilige inrichting en veilig gebruik van de fysieke leefomgeving. Het zal hierbij nadrukkelijk aan de veiligheidsregio’s zelf zijn om, beter dan nu het geval is, rekening te houden met meerdere belangen die spelen en steeds het gemeenschappelijke belang op te zoeken. Door op die wijze te investeren in een duurzame samenwerkingsrelatie tussen de veiligheidsregio en (bijvoorbeeld) het bedrijf, kan gericht gewerkt worden aan de gewenste gedragsverandering. De verantwoordelijkheid voor veiligheid is daarmee weer terug in de maatschappij. De adviesrol van de veiligheidsregio’s op het terrein van risicobeheersing moet in de Omgevingswet worden opgenomen. Veiligheidsregio’s zullen bij de verdere invulling van de uitvoeringsregelingen (AMvB’s) realistische normen moeten opstellen op het gebied van veiligheid. Het is aan het Veiligheidsberaad om de belangenbehartiging van veiligheid binnen het omgevingsrecht goed vorm te geven. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Samenhang Wet veiligheidsregio’s en Omgevingswet Om de doelstelling van de Omgevingswet (veilige en gezonde leefomgeving) te kunnen vertalen in termen van realistische normen, moet de rol van de veiligheidsregio bij het omgevingsrecht worden verankerd. De rol van de veiligheidsregio is geborgd waardoor zij in een vroegtijdig stadium kan adviseren over risicovolle situaties en mogelijkheden om die te voorkomen. Het Veiligheidsberaad zal belangenbehartiging van veiligheid binnen het omgevingsrecht goed moeten vormgeven. 4.8 Aansluiting Landelijke Meldkamerorganisatie De komende jaren wordt er gewerkt aan de inrichting van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO). Dat betekent een omvangrijk fusieproces van 22 naar tien fysieke meldkamers en een virtueel integratieproces naar één organisatie. Dat vraagt in iedere regio de aandacht, maar nadrukkelijk op landelijk niveau. Met de inrichting van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) zullen veiligheidsregio’s hun meldkamerwerkprocessen landelijk moeten harmoniseren (per discipline én voor wat betreft de multidisciplinaire aspecten). Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 19/23 Daarbij hebben de veiligheidsregio’s, een bijdrage te leveren aan de kwartiermakerorganisatie (KLMO). De deelnemers van de werkconferentie zien, net als de commissie Hoekstra (en tevens onderschreven door het Veiligheidsberaad) de spanningen die de beheersverantwoordelijkheid van de politie voor de LMO met zich mee kan brengen. - Hoe borg je de kwaliteit van het brandweermeldkamerproces en de opgeschaalde processen? - Hoe zorg je dat de acute zorgpartners voldoende aangesloten blijven? - Hoe voorkom je dat één discipline te dominant wordt in deze multidisciplinaire organisatie? - Hoe voorkom je dat beheersverantwoordelijkheid ook gezagsverantwoordelijkheid wordt in de praktijk? Er ligt voor de veiligheidsregio’s dan ook een stevige rol in de KLMO. Eén van de eerste taken is het opstellen van een Programma van Eisen vanuit de veiligheidsregio’s dat in het Landelijk Kader een plek kan krijgen. Verder zal de bestuurlijke betrokkenheid en de operationele aansluiting moeten worden geborgd gedurende de transitiefase 2013 - 2017. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Aansluiting Landelijke Meldkamerorganisatie Aansluiting tussen veiligheidsregio’s en KLMO moet beter worden geborgd. Een adequaat ingerichte LMO die voorziet in de gewenste kwaliteit van dienstverlening richting de burger en richting de hulpdiensten op straat. - Stel een Programma van Eisen op vanuit veiligheidsregio’s. - Organiseer bestuurlijke aandacht, betrokkenheid en operationele aansluiting gedurende de looptijd 2013 - 2017. 4.9 Samenwerking politie-eenheden Een goede samenwerking tussen medewerkers van veiligheidsregio’s en medewerkers van de politie is van belang. Zoals het Kabinet ook aangeeft in haar kabinetsreactie, zijn zij elkaars primaire partner in het geval van een incident, ramp of crisis. De veiligheidsregio’s merken dat de politie crisisbeheersing op een aantal terreinen minder aandacht geeft dan voorheen. Het betreft de samenwerking op de terreinen van: - risicobeheersing (evenementen) - planvorming - operationele voorbereiding (oefeningen)11 - informatievoorziening en -deling. Samenwerken vraagt om inspanning van beide kanten. De huidige situatie is ongewenst en tast mogelijk ook het onderlinge vertrouwen aan op de langere termijn. Naar aanleiding van voorgaande heeft de minister van V&J in haar kabinetsreactie toegezegd de Nationale Politie te vragen om met initiatieven te komen ter verbetering van hun onderlinge samenwerking. Ook zal de minister van V&J hierover met de voorzitter van het Veiligheidsberaad in gesprek gaan. De portefeuillehouder van het Veiligheidsberaad zou aanvullend een gesprek met de korpschef kunnen entameren waarin de bijdrage van de politie aan de multidisciplinaire samenwerking wordt besproken en concreet wordt gemaakt. Daarbij is het goed om aandacht te hebben voor thema’s die dicht bij de politieprocessen liggen en daardoor direct de aandacht van de politie krijgen, zoals de samenwerking bij risicovolle evenementen (bijvoorbeeld gezamenlijke inzet bij crowdmanagement) en de informatievoorziening en –deling ten tijde van crises (bijvoorbeeld in de meldkamer). Met betrekking 11 Ook de Inspectie Veiligheid en Justitie constateert in de Staat van de rampenbestrijding 2013 dat de oefenintensiteit van de politie bij het multidisciplinaire oefenen achterblijft. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 20/23 tot dat laatste zou er wettelijk gezien meer duidelijkheid moeten komen over de rol van het beleidsteam in relatie tot de gezagsdriehoek van de politie tijdens incidenten. Momenteel is dat binnen elke regio anders ingericht en kan dat in de samenwerking met de Nationale Politie en het OM tot onduidelijkheden leiden. Probleemdefinitie: Gewenst eindbeeld (doel): Voorstel: Samenwerking politie-eenheden Er bestaat een risico dat multidisciplinaire samenwerking onder druk komt te staan, waardoor het onderlinge vertrouwen tussen de politiemedewerkers en andere crisispartners op termijn wordt aangetast. De multidisciplinaire samenwerking verloopt soepel en de politie levert daarin een voldoende bijdrage. Naast de reeds voorgestelde overleggen, zou het Veiligheidsberaad een gesprek met de korpschef moeten entameren waarin de bijdrage van de politie aan de multidisciplinaire samenwerking wordt besproken en concreet wordt gemaakt. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 21/23 5. Tot slot In deze notitie is de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s nader geconcretiseerd naar enkele speerpunten en concrete voorstellen voor een landelijke aanpak. Die landelijke aanpak richt zich op voorstellen om de veranderingen in de regio’s zelf te ondersteunen. De uitwerking van de discussies rondom de probleemstelling en het gewenste eindbeeld zijn wellicht belangrijker, dan de voorstellen op zich. Vanzelfsprekend zijn de besturen van de veiligheidsregio’s aan zet om de gewenste doorontwikkeling van veiligheidsregio’s te realiseren. Maar daarbij zullen regio’s elkaar ook nodig hebben. Vandaar dat het gewenst is dat het Veiligheidsberaad als geheel haar eigen opvattingen formuleert over de doorontwikkeling en de thema’s die daarin prioriteit dienen te krijgen. Dat bepaalt de gezamenlijke ‘agenda van de veiligheidsregio’s’. De directeuren leveren met deze notitie een bijdrage aan die agenda. De problemen en prioritering staan toegelicht en tevens zijn enkele voorstellen gedaan voor een landelijke aanpak. Deze voorstellen krijgen steun van de directeuren, maar zullen vanuit de 25 regio’s ook van financiering moeten worden voorzien. Mogelijk dat het creëren van een eigen door de veiligheidsregio’s gefinancierd werkbudget hieraan een bijdrage kan leveren. Daarmee is er feitelijk sprake van een ‘programma doorontwikkeling veiligheidsregio’s’ in plaats van alleen een agenda. Vervolg Na instemming van het directeurenoverleg (DOVR) wordt deze slotnotitie, met een oplegger, aangeboden aan het Dagelijks Bestuur (DB) Veiligheidsberaad. Vanzelfsprekend lichten de directeuren deze notitie graag nader toe. Het DB kan de adviezen en voorstellen gebruiken bij het opstellen van de volgende bestuurlijke documenten: - agenda van de veiligheidsregio’s - voorwaartse agenda (samen met de minister van VenJ en de VNG op te stellen) - bestuurlijke position papers ten aanzien van democratische legitimatie (versterking rol gemeenteraden), positie van de directeur veiligheidsregio, positie coördinerend gemeentefunctionaris en taken en bevoegdheden van het Veiligheidsberaad. Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 22/23 Bijlage 1: deelnemerslijst werkconferentie Organisatie Naam Veiligheidsregio Friesland Veiligheidsregio IJsselland Veiligheidsregio Twente Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland Veiligheidsregio Gelderland Midden Veiligheidsregio Gelderland Zuid Veiligheidsregio Utrecht Veiligheidsregio Noord-Holland Noord Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland Veiligheidsregio Hollands Midden Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid Veiligheidsregio Zeeland Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant Veiligheidsregio Brabant Noord Veiligheidsregio Zuid-Oost Brabant Veiligheidsregio Limburg-Noord Veiligheidsregio Zuid Limburg Raad van Brandweer Commandanten Landelijk Overleg Coördinerend Gemeentesecretarissen RUD Noordzeekanaalgebied RUD Midden- en West-Brabant Gemeentesecretaris Den Bosch Openbaar Ministerie Inspectie Veiligheid en Justitie Ministerie van Defensie Ministerie van Defensie Rijkswaterstaat Oost Nederland Vereniging Nederlandse Gemeenten Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid Ministerie van Veiligheid en Justitie Ministerie van Veiligheid en Justitie Bureau Veiligheidsberaad Bureau Veiligheidsberaad Bureau Veiligheidsberaad Bureau Veiligheidsberaad Twynstra Gudde Twynstra Gudde Twynstra Gudde dhr. W. Kleinhuis mevr. L. Sievers dhr. H. Meuleman dhr. J. Scherjon dhr. P. Joosten mevr. M. van Veen dhr. P. Bos dhr. J. Stierhout mevr. H. Raasing dhr. R. IJzelendoorn dhr. H. Meijer dhr. A. Littooij dhr. C. Post mevr. G. Ruijs dhr. N. van Mourik dhr. P. Verlaan dhr. J. Rooijmans dhr. P. Lucassen dhr. G. van Klaveren dhr. R. Frek dhr. K. Dekker dhr. R. Woittiez dhr. A. Houtman mevr. I. Woestenberg dhr. P. van de Beek dhr. G. Bos dhr. J. Duckers dhr. T. Visser dhr. C. Stoffer dhr. K. de Vet dhr. P. Gelton dhr. E. Meekes mevr. H. Slock mevr. M. Jacobs mevr. R. Hartkamp mevr. N. Piel mevr. M. Veldhuis dhr. P. Sinning mevr. R. Linck mevr. A. Lohuis Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 23/23 Agendapunt - besluitvormend aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder Algemeen bestuur 5 februari 2014 4 Financiële evaluatie project Eerste Hulp GHOR Mevr. N.A.M. Rigter Dhr. B. Koelewijn Te besluiten om het niet uitgegeven deel (± € 56.000,=) van het budget voor het project Eerste Hulp te reserveren voor 2014 en verder. Samenvatting / toelichting Deze evaluatie van de financiële stand van zaken van het project Eerste Hulp vindt plaats op verzoek van de stuurgroep Community Safety. Op 17 april jl. heeft het algemeen bestuur ingestemd met het volgende: “Het GHOR-bureau is, als onderdeel van het programma Community Safety, gestart met het project Eerste Hulp. Het doel van dit project is de zelfredzaamheid van de burger te vergroten door de kennis van en vaardigheden met Eerste Hulp te vergroten. Het bedrag van € 65.000,= voor dit project is al gereserveerd (DB besluit 29-06-2011). In de stuurgroep Community Safety is afgesproken dat dit bedrag ((50-50%) verspreid wordt over de jaren 2013 en 2014. Eind 2013 vindt er een evaluatie plaats van de 1 financiële stand van zaken. Op basis daarvan zal het Dagelijks Bestuur een besluit nemen ten aanzien van de besteding van het deel voor 2014”. In 2013 is het bedrag van € 32.500,= niet volledig besteed. Eind 2013 is er naar verwachting ± € 9.000,= aan aanvragen binnengekomen. We hebben het afgelopen jaar vooral geïnvesteerd in het leggen van contacten met verenigingen en afdelingen en aan naamsbekendheid van het project. Eind 2013 zijn de eerste aanvragen ontvangen en betaald. In verband met de verwachte toename van aanvragen is het verzoek om het verwachte overschot te reserveren voor 2014 en verder. Vervolg Na akkoord voert het GHOR-bureau het besluit uit. In het eerste kwartaal van 2014 staat een bijeenkomst gepland voor EHBO-verenigingen en afdelingen van het Rode Kruis. In deze bijeenkomst helpt het GHOR-bureau o.a. met het concreet maken van ideeën en het doen van aanvragen. 1 Door wijzigingen in de verdeling van de portefeuilles, is dit voorstel bestemd voor het algemeen bestuur in plaats van het dagelijks bestuur. Agendapunt - informatie aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder Algemeen Bestuur 5 februari 2014 5 Procesvoorstel Crisisplan IJsselland Mevr. L.J. Sievers Dhr. H.J. Meijer Kennis te nemen van 1. De voorbereiding van een nieuw crisisplan voor Veiligheidsregio IJsselland voor de periode 2015-2018 op basis van de in dit voorstel genoemde uitgangspunten; 2. Het verslag van de Bestuurdersdag 2013. De uitkomsten daarvan worden meegenomen in de uitwerking van het nieuwe crisisplan Aanleiding Het regionale crisisplan is een op grond van de Wet veiligheidsregio’s (artikel 16) verplicht plan waarin de aanpak van crisisbeheersing in de regio wordt vastgelegd voor alle partners uit het veiligheidswerkveld. Het beschrijft de structuur, taken, bevoegdheden, werkwijze en verantwoordelijkheden in de regionale operationele organisatie. Het huidige crisisplan 2012-2015 is vastgesteld door het algemeen bestuur op 21 december 2011. De volgende ontwikkelingen geven aanleiding om het huidige crisisplan te herzien. Argumenten - rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’, uitwerking Advies Bestuurlijke Werkgroep Bovenregionale Samenwerking; - evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s (commissie Hoekstra); - rapport Staat van de Rampenbestrijding 2013; - ontwikkeling van nieuw beleid en procedures van het team Bevolkingszorg en het proces crisiscommunicatie; - actuele convenanten en rampbestrijdingsplannen; - opbrengst van de evaluaties van incidenten; - opbrengst van het project “Alarmering op orde”; - aanbevelingen uit oefeningen en trainingen (o.a. oefening Conecto); - opbrengst bestuurdersdag 2013 (bijgevoegd); kenmerk vervolgblad 2 van 2 - nieuw meerjarenbeleidsplan 2015-2018. Beoogd effect Een actueel crisisplan dat voor de partners in het veiligheidswerkveld duidelijkheid geeft over structuur, taken, bevoegdheden, werkwijze en verantwoordelijkheden in de regionale crisisorganisatie. Beoogd wordt met het plan een effectieve en efficiënte crisisorganisatie te bereiken. Aanpak Voor het crisisplan hanteren we de volgende uitgangpunten: - wettelijke en juridische kaders; het landelijk referentiekader crisisplan en de adviezen hierover door het landelijk platform vormen de basis voor het crisisplan; de huidige organisatorische hoofdstructuur voor de crisisorganisatie blijft ongewijzigd. De herziening van het crisisplan kan met de bestaande capaciteit van mensen en middelen worden uitgevoerd. Vervolg Gelet op de gezamenlijke Meldkamer Oost Nederland (MON) wordt de inhoud van het crisisplan afgestemd met Veiligheidsregio Noord- en Oost Nederland (VNOG). Tevens stemmen we af met de Veiligheidsregio’s in Oost 5 en de andere aangrenzende Veiligheidsregio’s. Het concept-plan bespreken we voor met de operationeel leiders en de veiligheidsdirecties van de VNOG en MON en komt daarna aan de orde (juni 2014) in de Veiligheidsdirectie van de Veiligheidsregio IJsselland. Bestuurlijke besluitvorming en consultatie van veiligheidspartners vindt plaats in het najaar van 2014. Bijgevoegd is het verslag van de Bestuurdersdag 2013. De uitkomsten van de bestuurdersdag worden meegenomen in de uitwerking van het nieuwe crisisplan Verslag bestuurdersdag 4 oktober 2013 1. Inleiding Op 4 oktober 2013 is een bestuurdersdag met als thema crisisbeheersing georganiseerd. De bestuurdersdag had verschillende doelen: 1. 2. 3. Bijpraten bestuurders: Bevolkingszorg op orde Alarmering op orde Verdieping van enkele thema’s: Functioneren van de regionale crisisorganisatie Crisiscommunicatie Tijd om elkaar te ontmoeten De inhoudelijke opbrengst van de bestuurdersdag zal als input worden gebruikt voor het nieuwe Regionaal Crisisplan IJsselland dat medio 2014 door het bestuur zal worden vastgesteld. Aan het programma is deelgenomen door de burgemeesters, de locoburgemeesters (1e loco’s) en door directieleden en enkele medewerkers van Veiligheidsregio IJsselland. In bijlage 1 zijn de namen van de aanwezigen opgenomen. 2. Bevolkingszorg op orde Namens de Veiligheidsdirectie heeft Theo Bakhuizen uiteengezet welke ontwikkeling het proces Bevolkingszorg heeft doorgemaakt en welke stappen in de komende periode nog gezet zullen worden. 3. Alarmering op orde Sipke Dekker is als portefeuillehouder namens de Veiligheidsdirectie verantwoordelijk voor het verbeteren van het proces alarmering. Eind 2013 zal de alarmering op orde moeten zijn, al zijn er enkele verbeteringen, die technisch lastig zijn en meer tijd vergen. 4. Parallelsessie 1: Functioneren regionale crisisorganisatie Tijdens de parallelsessie Functioneren van de regionale crisisorganisatie is om te beginnen aan de aanwezige bestuurders gevraagd drie positieve punten en drie verbeterpunten voor onze regionale rampbestrijding en crisisorganisatie aan te dragen. De resultaten zijn op postit’s gezet, die in bijlage 2 gerubriceerd zijn weergegeven. Op basis van de ervaringen met feitelijke crisissituaties en met oefeningen zijn enkele issues benoemd die regelmatig terugkeren. Deze issues zijn één voor één besproken tijdens de parallelsessies Functioneren regionale crisisorganisatie. Per issue zijn de belangrijkste opmerkingen, zoals gemaakt tijdens de bestuurdersdag weergegeven en zijn hiervoor één of meer richtingen geformuleerd. De richtingen zijn vervolgens vertaald in actiepunten. 1 Meldkamerproces (toegelicht m.n. operationeel) o De prioriteit ligt bij het tijdig neerzetten van een eerste beeld c.q. bestuurlijke informatievoorziening hierover. Verder is de Calamiteiten Coördinator (CaCo) niet altijd meteen vrijgemaakt voor zijn functie. De oorzaak hiervan is dat het geen vrijgemaakte functionaris is (keuze). Richting 1 Het niet vrijmaken van de CaCo voor zijn functie is een keuze uit een oogpunt van doelmatigheid en behoeft geen verdere actie. o De enorme ‘aanvoer’ van informatie maakt het genereren en presenteren van een multidisciplinair beeld binnen vijf minuten tot een uitdaging. Duiding van de informatie is daardoor veelal nog niet mogelijk. In de opstartfase van een incident is veel informatie aanwezig die nog niet geverifieerd is. Het dilemma dat ontstaat is het moment waarop je de informatie gaat delen; wachten met delen totdat alle informatie geverifieerd is of wel zo snel mogelijk delen met daarbij de kanttekening dat bepaalde informatie nog niet geverifieerd is. Ter verduidelijking het betreft hier een eerste beeld na afkondiging van GRIP 1. Richting 2 Voorzie de operationele diensten en de bestuurders in de behoefte om snel geïnformeerd te worden. Maak duidelijk als beschikbare informatie nog niet duidelijk/geverifieerd is. Hierbij dient ook te worden onderzocht of social media kan worden toegepast, bijvoorbeeld door in de eerste fase van een incident (in ieder geval) procesinformatie te verstrekken. Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS). o Informatiemanagement is op verschillende niveaus georganiseerd via een aantal piketfuncties (Informatiemanagers). In een GRIP 1 situatie is het een complexe taak om alle beschikbare informatie te verwerken tot een multidisciplinair beeld. Tijdens GRIP 1 is deze taak belegd bij de Informatiemanager CoPI (IM-CoPI). Richting 3 Verzameling van alle beschikbare informatie kan gestart worden door de CaCo en overgedragen worden aan de IM-CoPI zodra hij/zij op de plaats van het incident aanwezig is. De verwachting is dat LCMS, op de meldkamer, voor 1 januari 2014 operationeel is. o Bij GRIP 2 en 4 wordt de afwezigheid van een Informatiemanager in het (kern)-GBT ervaren als een gemis. Richting 4 Onderzoek of en hoe LCMS in het (kern)-GBT een vast onderdeel kan zijn van de informatievoorziening opdat aansluiting in het informatieproces wordt bereikt. o Als het gaat om de praktische toepassing van LCMS wordt geconstateerd dat er voorzichtig moet worden omgegaan met het weergeven van het tekstbeeld in LCMS. Doordat verschillende partijen het LCMS gelijktijdig vullen met tekst is het noodzakelijk dat er eerst een analyse wordt gemaakt door de betrokken Informatiemanagers (het verifiëren van alle tekstuele informatie kost tijd, die er in een opstartfase van een incident niet altijd is). 2 Richting 5 Alle schrijvers in LCMS dienen eerst de te verwerken tekst te verifiëren op juistheid, volledigheid en te beoordelen welke informatie voor de ‘eigen’ doelgroep van belang is (operationeel, tactisch en bestuurlijk). o In het (kern)-GBT en RBT is behoefte aan het tonen van een (geografische) kaart van het incident en niet zozeer aan het tonen van een logboek. Richting 6 Draag er zorg voor dat er (altijd) een digitale kaart beschikbaar is in het (kern)-GBT en RBT. Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) o De afweging voor opschaling naar GRIP 2 vindt veelal plaats vanuit het CoPI. De keuze voor GRIP 2 hangt samen met het effectgebied. Bron- en effectgebied moeten worden onderscheiden, waarbij het opschalen ook bovenregionale consequenties kan hebben (op dezelfde manier opschalen). Dit vraagt om een goede inschatting vooraf omdat het operationeel krijgen van een ROT een tijdsbesteding vraagt van één uur. Richting 7 Onderzoek of als algemene lijn kan worden afgesproken dat snel opschalen de voorkeur geniet (d.w.z. bij twijfel altijd opschalen). o Er moet rekening worden gehouden met de rol van de media in de opschaling. Zij versterken de beeldvorming van een incident en ‘maken’ soms de ramp. Richting 8 Verifieer tijdens het incident het beeld vanuit de media met het incidentbeeld voor een heldere (bestuurlijke) duiding en stuur hier zo nodig op bij. o Bij GRIP 1 worden ook de OvD-Bz, ACB en Communicatieadviseurs betrokken. Dit is de toepassing van het knoppenmodel. De betrokkenheid van Communicatieadviseurs heeft meerwaarde omdat er (in de praktijk) altijd behoefte is aan communicatie. Ten aanzien van de OvD-Bz wordt geconstateerd dat de lijn richting burgemeester altijd via de Leider CoPI moet lopen. Richting 9 Communicatie naar de burgemeester loopt bij GRIP 1 gecoördineerd via het CoPI (Leider CoPI). o Besluiten over de opschaling dienen te lopen via de officiële lijn (Leider CoPI richting Leider ROT / burgemeester, Operationeel Leider richting burgemeester). Indien er acuut behoefte is aan opschaling vanuit de operatie moet er direct opgeschaald worden, waarbij de instemming van de burgemeester achteraf plaatsvindt. Richting 10 Het is van belang vooraf elkaars rollen en verantwoordelijkheden goed te kennen. Eventuele discussies over (het niveau van) opschaling worden gevoerd na afloop van een incident en niet tijdens een incident. 3 Rol & betekenis Regionaal Operationeel Team o Sommige burgemeesters ervaren gevoelsmatig een zekere afstand van het ROT ten opzichte van het incident. Het ROT zit op afstand en soms is er op lokaal niveau meer gevoel bij het incident. Het BT kan de neiging krijgen rechtstreeks zaken te doen met het CoPI. Het gevaar dat hierbij ontstaat is dat zaken dubbel worden gedaan. Tijdens de sessie wordt de stelling ingebracht of het misschien slim is om het ROT pas bij GRIP 3 te activeren. Dit heeft echter als nadeel dat het CoPI (te) lang zwaar belast wordt en er onvoldoende aandacht is c.q. kan zijn voor effecten buiten het brongebied. De meerwaarde van het ROT ligt vooral in het ondersteunen en elkaar helpen in het incident. Richting 11 De afstand tussen BT en ROT kan worden overbrugd door te investeren in de relatie tussen de burgemeesters en de Operationeel Leiders in de koude fase. o Er wordt benadrukt dat het goed is dat de burgemeester en OL elkaar kennen. Verder worden er verschillen ervaren in het optreden van de verschillende Operationeel Leiders. Overigens geldt dat evenzeer voor de burgemeesters. Richting 12 Het is aan te bevelen bij aanvang van een incident werkafspraken te maken tussen de burgemeester en Operationeel Leider zodat duidelijk is wat zij van elkaar verwachten. o Onderkend wordt dat de burgemeester tijdens een incident verschillende rollen moet vervullen (burgervader, beslisser, boegbeeld). Het is van belang dat burgemeester en locoburgemeester samen optrekken, zodat de verschillende rollen actief kunnen worden ingevuld. Richting 13 Burgemeesters doen er goed aan om snel na aanvang van een incident te beoordelen of het wenselijk is een locoburgemeester te betrekken. In de praktijk kan er immers te weinig tijd en ruimte zijn om alle rollen door één bestuurder te laten vervullen. Er dient daarbij helderheid te bestaan over de onderlinge rol- en bevoegdheidsverdeling. o Voor het ROT is het van belang dat vooraf duidelijk is wie welke rol in het GBT vervult en wat de rol van de burgemeester is; dit vraagt werkafspraken bij de start van een incident. Tenslotte wordt geconstateerd dat het ROT niet altijd hoeft te handelen. In sommige gevallen volstaat een stand-by ROT die zich bezig houdt met scenario’s en adviezen over deze scenario’s (proactief denken). Richting 14 Het ROT moet ervoor waken te gaan handelen om te handelen; als er weinig te doen is voor het ROT dan is het verstandig dat zij zich richt op scenariovorming en de voorbereiding van de nafase. o In sommige gevallen houdt een burgemeester een opschaling tegen (naar GRIP 2) vanwege gevoelde afstand met het ROT. Richting 15 4 Bespreek eventuele twijfels over opschaling. De gevoelde afstand met het ROT mag de keuze om op te schalen niet beïnvloeden. o De rol van het ROT is veranderd door LCMS: meer faciliterend, proactief en ondersteunend naar het CoPI en adviserend naar het BT (scenario denken). Richting 16 Dit punt spreekt voor zich. Regionaal Beleidsteam (GRIP 4) o Het RBT komt altijd bij elkaar in Zwolle. Voor de burgemeester ontstaat dan het dilemma of hij/zij naar Zwolle gaat, of dat hij/zij in de eigen gemeente blijft bij de burgers. In het laatste geval moet de locoburgemeester naar het RBT gaan, dit vraagt om zorgvuldige communicatie en afstemming. De keuze voor de burgemeester, om al dan niet naar het RBT te gaan, is incidentafhankelijk. Bij de afweging moet vooral de betekenis van het incident (effecten richting de buitenwereld) worden meegenomen (betekenisgeving door de burgemeester in de rol van burgervader / boegbeeld). Deze afweging is vooraf niet in strakke procedures vast te leggen. Iedereen moet zich ervan bewust zijn dat de keuze om al dan niet naar het RBT te gaan doorwerking heeft in het incident. In sommige gevallen vraagt dit extra aandacht in de afstemming van communicatie. Hierbij is de rolverdeling tussen voorzitter RBT en lokale burgmeesters cruciaal. Het uitgangspunt moet zijn de burgemeester gaat naar het RBT tenzij. Als een locoburgemeester wordt afgevaardigd dient dit een vaste locoburgemeester te zijn. Richting 17 Indien een locoburgemeester naar het RBT gaat wordt er waarde aan gehecht dat dit elke keer dezelfde locoburgemeester is. o Daar waar het gaat om afstemming over het beeld naar buiten, is afstemming op alle niveaus van cruciaal belang. Richting 18 Creëer vaste afstemmingsmomenten. o Net als bij een ROT is bij een RBT het maken van procesafspraken vooraf van belang (communicatie, rolverdeling, vertegenwoordiging door burgemeester of locoburgemeester). Richting19 Dit punt spreekt voor zich. Evaluaties o Zorg voor een veilige leeromgeving en leg niet alle ervaringen en constateringen over het verloop van een incident vast in een rapport. Het belangrijkste is dat de betrokken teams leren van de incidenten in plaats van dat de buitenwereld kennis neemt van het incidentverloop. Verder is de snelheid van het evaluatieproces een punt van aandacht. Richting 20 Een veilige leeromgeving is van groot belang. Creëer een omgeving waarin ook de rapportages aan dit uitgangspunt voldoen en pas de capaciteit incidenteel aan de 5 behoefte. Een evaluatierapport moet in principe uiterlijk binnen twee maanden na een incident gereed zijn. 5. Parallelsessie 2: Crisiscommunicatie Interne communicatie o De omgevingsanalyse vormt het uitgangspunt voor de informatie waarop besluiten worden gebaseerd. Van belang is (steeds) om vast te stellen of er informatietekorten zijn en of informatie gevalideerde informatie betreft. Richting 21 Tijdens elk overleg (afstemming) wordt het omgevingsbeeld besproken en wordt besloten welke en op welke wijze knelpunten worden behandeld op basis van informatievoorziening, handelingsperspectief en betekenisgeving. o Het is van belang om duidelijk te hebben waar verantwoordelijkheden beginnen en eindigen (wat is openbaar c.q. waarvoor is de overheid betrokken en wat is privé). Richting 22 Bij elk incident dienen afspraken gemaakt te worden met de bestuurder over de woordvoering, met name wie zegt wat en op welk moment. Vanaf GRIP-4 dient afgesproken te worden wie de woordvoering doet in de ‘eigen’ gemeente en wie op regionaal niveau. Externe communicatie o Er moet bewustzijn zijn op de impact van de externe communicatie en de snelheid van (wisseling van) informatie. Een omgevingsanalyse (mediawatching), inclusief sociale media (duiden van de “trending topics”) is essentieel. Als niet alle feiten en omstandigheden bekend zijn kan worden meegedeeld dat deze feiten en omstandigheden worden uitgezocht. Procesinformatie kan altijd worden gecommuniceerd. Het is ook van belang informatie te ontkrachten als informatie niet juist is (om een “sneeuwbaleffect” te voorkomen). Richting 23 Op het moment dat een bestuurder wordt geïnformeerd over het incident, dient aan de bestuurder ook informatie gegeven te worden over wat buiten leeft en speelt (omgevingsbeeld gebaseerd op: informatievoorziening, handelingsperspectief en betekenisgeving) o Bestuurders dienen zich te onthouden van het verstrekken van operationele informatie (over veiligheid). Zij dienen altijd (eerst) invulling te geven aan hun rol van betekenisgever en vanuit deze rol aan te sluiten bij de emoties van de getroffenen c.q. betrokkenen. Richting 24 Na elk overleg (afstemming) wordt met de communicatieadviseur afspraken gemaakt over de woordvoering en de doelgroep, waarbij het accent ligt op de rol van burgervader en/of boegbeeld. o Het is van belang om bij de bestuurlijke communicatie af te stemmen op de plaats c.q. doelgroep (lokaal wat lokaal moet). Bij de communicatie kunnen steeds de volgende 6 vragen worden gesteld: Wat is het doel? Wat is het effect? Vanuit welke rol c.q. belang wordt er gecommuniceerd? Richting 25 Zie richtlijn 24 Organisatie van de crisiscommunicatie o Er bestaat een wens om bij de inzet vanuit de crisiscommunicatiepool tijdens werktijden zoveel mogelijk eerst de lokale communicatieadviseurs in te zetten voor de “eigen” gemeente, daarna communicatieadviseurs uit het “eigen” cluster en daarna communicatieadviseurs vanuit de regio. Er kan een spanning ontstaan tussen de regionale inzet en beschikbare lokale basiscapaciteit. Richtlijn 26 Er dient geïnvesteerd te worden in de relatie bestuurder – Communicatieadviseur (regionaal)beleidsteam. De afgelopen jaren is hard gewerkt om een regionale pool crisiscommunicatie samen te stellen, bestaande uit functie- en competentiegerichte crisiscommunicatieprofessionals. Er zijn vier crisiscommunicatiefuncties die op piket staan (beschikbaarheid 24-7): (regionaal)Communicatieadviseur Beleidsteam, Hoofd Taakorganisatie Crisiscommunicatie, Communicatieadviseur regionaal Operationeel Team en Communicatieadviseur Commando Plaats Incident. De functies (regionaal)Communicatieadviseur Beleidsteam, Hoofd Taakorganisatie Crisiscommunicatie worden door professionals uit verschillende gemeenten ingevuld. Tijdens werktijden wordt na alarmering door de piketfunctionaris met de brongemeente contact opgenomen. Als blijkt dat in die gemeente een gecertificeerde functionaris beschikbaar is wordt gevraagd of deze in de gelegenheid is om deze functie in te vullen. Als er geen functionaris beschikbaar is wordt deze functie ingevuld door de regionale piketfunctionaris. Om het proces Crisiscommunicatie sneller te alarmeren en op te schalen is het wenselijk nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid van Crisiscommunicatie als vijfde kolom. o Gemeenten zijn beslissingsbevoegd als het gaat over de inrichting van het gemeentelijk steunpunt. Dit kan lokaal of regionaal worden ingericht. Richtlijn 27 In het nieuw te ontwikkelen deelplan crisiscommunicatie wordt extra aandacht besteed aan de invulling van een gemeentelijk steunpunt communicatie die tijdens een crisissituatie ingericht kan worden. Het gemeentelijk steunpunt communicatie bestaat minimaal uit een coördinator, een pers- en publieksvoorlichter en een lokale communicatieadviseur. Regionaal blijft een Actiecentrum Crisiscommunicatie omdat deze binnen één (1) uur volledig ingericht kan worden met alle instrumenten die daarvoor nodig zijn. Ook de leiding, coördinatie en het bijhouden van het omgevingsbeeld (wat buiten speelt en leeft) blijft op regionaal niveau gehandhaafd. 7 Bijlage 1 Namenlijst aanwezigen 8 Bijlage 2 Sterke punten en verbeterpunten Positieve punten Veiligheidsregio IJsselland Voorbereiding en nafase opleiden en oefenen; oefenstructuur Beleidsteam (BT) en tijdens de oefeningen; meerwaarde Informatiemanagement (IM) / operationeel LCMS; communicatieve ondersteuning; goede organisatie en voorzieningen; evalueren van incidenten. Cultuur contact met de burgemeester; we weten elkaar te vinden; verbindingen tussen lokale en regionale organisatie (“we zijn weer aan het bouwen”); er wordt snel gedaan wat nodig is; elkaar leren kennen in de koude fase; begrip voor elkaars karakteristiek; betrokkenheid. Operationeel operationeel optreden; professionaliteit operationele diensten; daadwerkelijk samenwerken. Niet alleen praten maar ook doen; duidelijkheid ROT – CoPI; inzetbaarheid door afspraken binnen de Veiligheidsregio; professioneel personeel. Aangedragen verbeterpunten voor Veiligheidsregio IJsselland Voorbereiding en nafase mate van geoefendheid; snelheid afhandeling evaluatie(s). Rolduidelijkheid en borging wie doet wat in de organisatie (fotoboek, overzicht); borgen van lokale betrokkenheid (wat speelt er?). Operationeel relatie GBT – Operationeel Leider; keuze GRIP-niveau; rollen GBT in relatie tot ROT; kern GBT in relatie tot ROT; overdrachtsfase van incident na nazorg, van operatie naar gemeente; vanuit ROT lokale betrokkenheid op afstand; GRIP-niveau bepaling; Alarmering en communicatie alarmering; communicator; LCMS ook in kern GBT; 9 informeren / alarmeren; piket deelproces Crisiscommunicatie / Adviseurs Crisisbeheersing (ACB); het lukt niet altijd om iedereen tijdig te informeren. Met name net buiten de organisatie zelf; communicatie, lokaal en regionaal; info bevolkingszorg. 10 Bijlage 3 Richtingen Richting 1 Het niet vrijmaken van de CaCo voor zijn functie is een keuze uit een oogpunt van doelmatigheid en behoeft geen verdere actie. Richting 2 Voorzie de operationele diensten en de bestuurders in de behoefte om snel geïnformeerd te worden. Maak duidelijk als beschikbare informatie nog niet duidelijk/geverifieerd is. Hierbij dient ook te worden onderzocht of social media kan worden toegepast, bijvoorbeeld door in de eerste fase van een incident (in ieder geval) procesinformatie te verstrekken. Richting 3 Verzameling van alle beschikbare informatie kan gestart worden door de CaCo en overgedragen worden aan de IMCoPI zodra hij/zij op de plaats van het incident aanwezig is. De verwachting is dat LCMS, op de meldkamer, voor 1 januari 2014 operationeel is. Richting 4 Onderzoek of en hoe LCMS in het (kern)-GBT een vast onderdeel kan zijn van de informatievoorziening opdat aansluiting in het informatieproces wordt bereikt. Richting 5 Alle schrijvers in LCMS dienen eerst de te verwerken tekst te verifiëren op juistheid, volledigheid en te beoordelen welke informatie voor de ‘eigen’ doelgroep van belang is (operationeel, tactisch en bestuurlijk). Richting 6 Draag er zorg voor dat er (altijd) een digitale kaart beschikbaar is in het (kern)-GBT en RBT. Richting 7 Onderzoek of als algemene lijn kan worden afgesproken dat snel opschalen de voorkeur geniet (d.w.z. bij twijfel altijd opschalen). Richting 8 Verifieer tijdens het incident het beeld vanuit de media met het incidentbeeld voor een heldere (bestuurlijke) duiding en stuur hier zo nodig op bij. Richting 9 Communicatie naar de burgemeester loopt bij GRIP 1 gecoördineerd via het CoPI (Leider CoPI). Richting 10 Het is van belang vooraf elkaars rollen en verantwoordelijkheden goed te kennen. Eventuele discussies over (het niveau van) opschaling worden gevoerd na afloop van een incident en niet tijdens een incident. Richting 11 De afstand tussen BT en ROT kan worden overbrugd door te investeren in de relatie tussen de burgemeesters en de Operationeel Leiders in de koude fase. Actie: N.v.t.. Actie: LCMS als informatiebron wordt momenteel geïmplementeerd op de meldkamer. Dit voorziet in de behoefte om snel een eerste beeld te schetsen. Actie: Implementatie loopt, operationeel per 1 januari 2014. Actie: Punt betrekken bij herziening crisisplan. Actie: Omschrijving richting strookt niet met uitgangspunten Netcentrisch werken. Principe is dat alle info gepubliceerd wordt, en duidelijk aangegeven wordt wanneer info nog niet gevalideerd is. De werkwijze toepassen vraagt vooral routine. Actie: Punt valt samen met IM-er in kern-GBT, betrekken bij herziening crisisplan. Actie: Uitgangspunt opnemen in het crisisplan Actie: Deze taak is onderdeel van proces Crisiscommunicatie (mediawatching en omgevingsanalyse). Actie: Uitgangspunt opnemen in het crisisplan Actie: Opnemen in het crisisplan. Actie:. Onderdeel (MOTO). Teamplan Veiligheidsbureau 11 Richting 12 Het is aan te bevelen bij aanvang van een incident werkafspraken te maken tussen de burgemeester en Operationeel Leider zodat duidelijk is wat zij van elkaar verwachten. Richting 13 Burgemeesters doen er goed aan om snel na aanvang van een incident te beoordelen of het wenselijk is een locoburgemeester te betrekken. In de praktijk kan er immers te weinig tijd en ruimte zijn om alle rollen door één bestuurder te laten vervullen. Er dient daarbij helderheid te bestaan over de onderlinge rol- en bevoegdheidsverdeling. Richting 14 Het ROT moet ervoor waken te gaan handelen om te handelen; als er weinig te doen is voor het ROT dan is het verstandig dat zij zich richt op scenariovorming en de voorbereiding van de nafase. Richting 15 Bespreek eventuele twijfels over opschaling. De gevoelde afstand met het ROT mag de keuze om op te schalen niet beïnvloeden. Richting 16 Dit punt spreekt voor zich. Richting 17 Indien een locoburgemeester naar het RBT gaat wordt er waarde aan gehecht dat dit elke keer dezelfde locoburgemeester is. Richting 18 Creëer vaste afstemmingsmomenten. Richting 19 Dit punt spreekt voor zich. Richting 20 Een veilige leeromgeving is van groot belang. Creëer een omgeving waarin ook de rapportages aan dit uitgangspunt voldoen en pas de capaciteit incidenteel aan de behoefte. Een evaluatierapport moet in principe uiterlijk binnen twee maanden na een incident gereed zijn. Actie: Werkinstructie maken voor de Operationeel Leider, (output uit GBT trainingen 2013 hierin meenemen). Richting 21 Tijdens elk overleg (afstemming) wordt het omgevingsbeeld besproken en wordt besloten welke en op welke wijze knelpunten worden behandeld op basis van informatievoorziening, handelingsperspectief en betekenisgeving. Actie: Opnemen bij uitvoering overleg / afstemming Richting 22 Bij elk incident dienen afspraken gemaakt te worden met de bestuurder over de woordvoering, met name wie zegt wat en op welk moment. Vanaf GRIP-4 dient afgesproken te worden wie de woordvoering doet in de ‘eigen’ gemeente en wie op regionaal niveau. Actie: Opnemen in deelplan crisiscommunicatie Richting 23 Op het moment dat een bestuurder wordt geïnformeerd over het incident, dient aan de bestuurder ook informatie gegeven te worden over wat buiten leeft en speelt (omgevingsbeeld gebaseerd op: informatievoorziening, handelingsperspectief en betekenisgeving) Actie: Opnemen in het deelplan crisiscommunicatie Actie: Punt opnemen in het crisisplan. Actie: Punt opnemen in het crisisplan.. Actie: Afspraken over opschaling vastleggen in het crisisplan. Actie: Opnemen in crisisplan. Actie: Uitgangspunt bezetting RBT vanuit gemeenten opnemen in het crisisplan Actie: Alle teams. Actie: Opnemen in het crisisplan.. Actie: Correctie: vaste doorlooptijd evaluatie is +/13 weken agenda tijdens 12 Richting 24 en 25 Na elk overleg (afstemming) wordt met de communicatieadviseur afspraken gemaakt over de woordvoering en de doelgroep, waarbij het accent ligt op de rol van burgervader en/of boegbeeld Actie: Opnemen in deelplan crisiscommunicatie Richtlijn 26 Er dient geïnvesteerd te worden in de relatie bestuurder – Communicatieadviseur (regionaal)beleidsteam. De afgelopen jaren is hard gewerkt om een regionale pool crisiscommunicatie samen te stellen, bestaande uit functie- en competentgerichte crisiscommunicatieprofessionals. Er zijn vier crisiscommunicatiefuncties die op piket staan (beschikbaarheid 24-7): (regionaal)Communicatieadviseur Beleidsteam, Hoofd Taakorganisatie Crisiscommunicatie, Communicatieadviseur regionaal Operationeel Team en Communicatieadviseur Commando Plaats Incident. De functies (regionaal)Communicatieadviseur Beleidsteam, Hoofd Taakorganisatie Crisiscommunicatie worden door professionals uit verschillende gemeenten ingevuld. Tijdens werktijden wordt na alarmering door de piketfunctionaris met de brongemeente contact opgenomen. Als blijkt dat in die gemeente een gecertificeerde functionaris beschikbaar is wordt gevraagd of deze in de gelegenheid is om deze functie in te vullen. Als er geen functionaris beschikbaar is wordt deze functie ingevuld door de regionale piketfunctionaris. Om het proces Crisiscommunicatie sneller te alarmeren en op te schalen is het wenselijk nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid van Crisiscommunicatie als vijfde kolom. Actie: 1. Opnemen in OTO traject crisiscommunicatie 2. Onderzoek uitvoeren haalbaarheid Crisiscommunicatie als vijfde kolom Richtlijn 27 In het nieuw te ontwikkelen deelplan crisiscommunicatie wordt extra aandacht besteed aan de invulling van een gemeentelijk steunpunt communicatie die tijdens een crisissituatie ingericht kan worden. Het gemeentelijk steunpunt communicatie bestaat minimaal uit een coördinator, een pers- en publieksvoorlichter en een lokale communicatieadviseur. Regionaal blijft een Actiecentrum Crisiscommunicatie omdat deze binnen één (1) uur volledig ingericht kan worden met alle instrumenten die daarvoor nodig zijn. Ook de leiding, coördinatie en het bijhouden van het omgevingsbeeld (wat buiten speelt en leeft) blijft op regionaal niveau gehandhaafd. in Actie: Opnemen deelplan crisiscommunicatie 13 gendapunt - informatie Algemeen Bestuur aan datum agendapunt onderwerp proceseigenaar portefeuillehouder 5 februari 2014 6 Zienswijze Crisisplan Drenthe Mevr. L.J. Sievers Dhr. H.J. Meijer Kennis te nemen van bijgevoegde brief aan de Veiligheidsregio Drenthe met onze reactie op het nieuwe crisisplan van Drenthe, zijnde, a. De constatering dat de opschalingsstructuur van veiligheidsregio Drenthe afwijkt van de onze; b. De handreiking om op basis van het landelijke rapport Eenheid in Verscheidenheid, concrete samenwerkingsafspraken te maken. Inleiding Veiligheidsregio Drenthe heeft ons gevraagd een reactie te geven op haar nieuwe crisisplan. Deze reactie treft u bijgevoegd aan. Beoogd effect Veiligheidsregio Drenthe te informeren over ons standpunt omtrent uniforme opschaling en de handreiking te doen om te inventariseren hoe veiligheidsregio IJsselland en veiligheidsregio Drenthe elkaar met concrete afspraken wederzijds kunnen versterken. Argumenten 1. Veiligheidsregio IJsselland is voorstander van landelijke uniformiteit in opschalingsstructuur Vervolg Het veiligheidsbureau neemt in het eerste kwartaal 2014 contact op met veiligheidsregio Drenthe. Veiligheidsregio Drenthe Aan het bestuur Postbus 402 9400 AK ASSEN datum kenmerk doorkiesnummer onderwerp 20 januari 2014 S.H.A. Oude Roelink (038) 428 7908 consultatie regionaal crisisplan Drenthe Geachte voorzitter, In uw brief van 19 november 2013 stelt u ons in de gelegenheid een reactie te geven op uw crisisplan. Wij constateren dat de opschalingsstructuur van uw regio afwijkt van onze regio. Graag nemen wij in 2014 contact met u op om te bespreken hoe wij elkaar met concrete afspraken wederzijds kunnen versterken met de intentie dat we op een adequate manier kunnen samenwerken. Dit gegeven de lijn zoals dit is uitgewerkt in het rapport Eenheid in Verscheidenheid om te komen tot eenheid van doctrine in de opschaling en eenduidigheid van aansturing waaraan door de minister van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad wordt vastgehouden. Bovengenoemd gesprek zullen wij tevens benutten ten behoeve van de actualisatie van ons eigen Regionaal Crisisplan. Mocht u naar aanleiding van deze reactie nog vragen of opmerkingen hebben, dan kunt u contact opnemen met Sandra Oude Roelink, telefoonnummer 088-1197908. Hoogachtend, het dagelijks bestuur Veiligheidsregio IJsselland drs. H.J. Meijer, voorzitter drs. A.H. Schreuders, secretaris
© Copyright 2024 ExpyDoc