5 februari - Veiligheidsregio IJsselland

Agenda
betreft
Vergadering Veiligheidsoverleg IJsselland
datum
5 februari 2014
tijd
plaats
9.00-12.00 uur
Gemeentehuis Olst-Wijhe, Raadhuisplein 1 Wijhe
Algemeen Bestuur Veiligheidsregio aanvang 11.00 uur
1.
Opening
2.
Verslag vergadering 18 december 2013 (bijlage)
3.
Mededelingen/ingekomen stukken (bijlage)
Besluitvormend
4.
Financiële Evaluatie EHBO-project GHOR (bijlage)
Informerend
5. Procesvoorstel Crisisplan IJsselland (bijlage)
6. Zienswijze Crisisplan Drenthe (bijlage)
7. Rondvraag
8. Sluiting
Einde vergadering 12 uur
notulen
van
datum
aanwezig
afwezig
Veiligheidsbestuur IJsselland
18 december 2013
Namens de gemeenten: De heren M.J. Ahne (Ommen), J.D. Alssema (Staphorst), E.J. Bilder
(Zwartewaterland), A.P. Heidema (Deventer), B. Koelewijn (Kampen), H.J. Meijer (Zwolle,
voorzitter), H.C.P. Noten (Dalfsen), P.H. Snijders (Hardenberg), A.G.J. Strien (Olst-Wijhe),
P.A. Zoon (Raalte) en mevrouw Van der Tas (Steenwijkerland)
Verder de heren Th. Bakhuizen (coördinerend functionaris gemeenten), H.J. Donderwinkel
(projectleider regionalisering brandweer), H. Dijk (namens de Waterschappen), S.C. Dekker
(nationale politie), dhr. De Haan (namens regionaal militair commando Noord), H.
Schreuders (secretaris, Veiligheidsregio), P. Seinen (projectleider financiën), M. Zwart
(coördinerend functionaris gemeenten per 01-01-2014) en de dames N.A.M. Rigter (directeur
Publieke Gezondheid), L.J. Sievers (commandant regionale brandweer) en D.G. Pruim
(Veiligheidsregio)
De heer E.P.C. Wiersma (namens regionaal militair commando Noord)
1. Opening
De voorzitter, de heer H.J. Meijer, opent de vergadering. Er is een speciaal woord van welkom voor
de voltallig aanwezige Bijzondere Ondernemingsraad (BOR).
2. Verslag vergadering d.d. 20 november 2013
‘Tekstueel’ en ‘Naar aanleiding van’ zijn er geen opmerkingen op het verslag.
Het bestuur stelt het verslag vast.
De secretaris actualiseert de actielijst.
3. Mededelingen / ingekomen stukken
Ingekomen stukken
- Aanbieding rapportage ‘Nationale politie op koers?’, eerste onderzoeksresultaten van acht
operationele doelen
Mededelingen / mondeling
De heer Michel Thijssen, momenteel deelprojectleider P&O bij de vorming van de brandweer
IJsselland en kwartiermaker voor de nieuwe eenheid bedrijfsvoering, is benoemd tot Hoofd
bedrijfsvoering. Het algemeen bestuur wenst de heer Thijssen veel succes in zijn nieuwe functie.
Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie heeft mevrouw J.M. (Jill) Wilkinson aangesteld als
kwartiermaker van de landelijke meldkamerorganisatie.
Er heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de voorzitter van de Veiligheidsregio IJsselland,
gedeputeerde Boerman en de heer Schreuders over de betrokkenheid van de Veiligheidsregio
IJsselland in het kader van de meerlaagse veiligheid bij het programma Gebiedsontwikkeling IJssel-
kenmerk
vervolgblad
2 van 7
Vecht delta. Gelet op het speerpunt hoogwater in het regionaal risicoprofiel is de betrokkenheid van
de Veiligheidsregio wenselijk in zowel de stuurgroep als de ambtelijke groepen (kernteam /
projectgroepen). De voorzitter neemt plaats in de Stuurgroep.
De burgemeesters zijn door middel van een nieuwsbrief geïnformeerd over het verloop van het
project ‘Alarmering op Orde’.
De heer Strien deelt naar aanleiding van de bespreking ‘Speuren naar deuren’, in de vorige
vergadering, mee dat de RAV de landelijke patiëntveiligheidsprijs gewonnen heeft met dit project.
Het algemeen bestuur feliciteert de RAV hiermee.
Het algemeen bestuur neemt kennis van de ingekomen stukken en mededelingen.
Besluitvormend
4. Derde begrotingswijziging 2013
Te besluiten om de derde wijziging van de begroting 2013 van de Veiligheidsregio IJsselland vast te
stellen. (De begrotingswijziging ligt ter inzage op het bestuurssecretariaat.)
Bespreking
In aanvulling op de ontvangen zienswijzen heeft het College van Zwartewaterland gevraagd waaraan
het restantbedrag van € 80.000.-- wordt besteed. Voor wat betreft de Tweede begrotingswijziging
2014 vraagt het College aandacht voor het onderzoek naar de verdeelmethodiek voorafgaand aan
de begroting 2017 en de betrokkenheid van de gemeente Zwartewaterland daarbij.
Burgemeester Alssema zegt dat zijn gemeenteraad de Veiligheidsregio positief-kritisch volgt, met
name of financieel gebied. De gemeenteraad van Staphorst heeft het standpunt ingenomen dat de €
200.000.-- terug moet vloeien naar de deelnemende gemeenten omdat het een rekeningoverschot
betreft. Indien er een investering in ICT nodig is, moet daarvoor een apart voorstel voorgelegd
worden.
De voorzitter herkent zich in de woorden van de heer Alssema waarbij deze keer ‘nood breekt wet’
aan de orde was. Het was in dit geval nuttig het aan de vorming van de brandweer IJsselland te
besteden, maar moet beschouwd worden als een uitzondering waarna het algemeen bestuur nu
weer terugkeert naar de reguliere werkwijze rond bedrijfsvoering.
In de vergadering van het algemeen bestuur van 30 oktober is aan de orde geweest dat een bedrag
van € 40.000.-- wordt aangewend voor projectkosten voor de nieuwe eenheid bedrijfsvoering. Het
uiteindelijke resterende bedrag – nu geraamd op € 40.000.-- - wordt aan de deelnemende
gemeenten uitgekeerd.
Bij het onderzoek naar de verdeelmethodiek worden de financiële adviseurs van de gemeente
Zwartewaterland betrokken.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
5. Tweede begrotingswijziging 2014
Te besluiten om de tweede wijziging van de begroting 2014 van Veiligheidsregio IJsselland vast te
stellen. (De begrotingswijziging ligt ter inzage op het bestuurssecretariaat.)
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
6. Financiële verordeningen
kenmerk
vervolgblad
3 van 7
Te besluiten om
1. De Financiële verordening Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen;
2. De Controleverordening Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen;
3. Het Treasurystatuut Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen;
4. De Verordening op de heffing en de invordering van (brandweer)rechten vast te stellen;
5. Kennis te nemen van de Regeling budgethouders Veiligheidsregio IJsselland.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
7. Gemene rekening
Te besluiten om
- Voor 2014 de voorgestelde overeenkomst Gemene Rekening met de GGD IJsselland aan te
gaan;
- De afspraken over afdracht aan bedrijfsvoering van € 15.000.-- per formatieplaats voor
tussentijdse formatie-wijzigingen vast te stellen.
Bespreking
Het algemeen bestuur van de GGD neemt morgen 19 december een besluit over het voorstel.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
8. Delegatie- en Mandaatbesluit 2013
Te besluiten om het Delegatie- en mandaatbesluit 2013 Veiligheidsregio IJsselland vast te stellen.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
9. Arbeidsvoorwaardenregeling Veiligheidsregio IJsselland
Te besluiten om
1. De bijgevoegde arbeidsvoorwaardenregeling vast te stellen met de ingangsdatum van 1
januari 2014, onder voorbehoud van instemming van het BGO;
2. De in bijlage 2 genoemde arbeidsvoorwaarden en personele regelingen van de huidige
organisatie van de Veiligheidsregio in te trekken per 1 januari 2014;
3. De in bijlage 3 genoemde arbeidsvoorwaarden en personele regelingen van de huidige
organisatie van de Veiligheidsregio voorlopig te behouden, voor zover die niet in strijd zijn
met de geldende rechtspositie en het Sociaal Plan.
Bespreking
De heer Noten licht toe dat, met instemming met het voorstel, de harmonisatie van de
arbeidsvoorwaarden een feit is. Vanaf nu wordt er standaard gewerkt vanuit de CAR-UWO: er is
geen eigen onderhandelingsruimte meer.
De BOR en BGO moet nog instemmen met de arbeidstijden: dat is een voorbehoud bij dit stuk.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel, onder voorbehoud van instemming van de
BOR en BGO met het deel arbeidstijden.
10. Aanpassing Rechtspositie CAR-UWO
Te besluiten om de voorgestelde wijzigingen (bijlage) conform VNG advies in de rechtspositie CARUWO over te nemen en deze vast te stellen.
kenmerk
vervolgblad
4 van 7
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
11. Convenant met de Veiligheidsregio Twente en Provincie Overijssel als weg- en
waterbeheerder
Te besluiten om
1. Samenwerkingsafspraken te maken met Provincie Overijssel als weg- en waterbeheerder
over:
- risicobeheersing;
- deelname overlegvormen;
- risico- en crisiscommunicatie;
- melding en alarmering;
- leiding en coördinatie;
- op- en afschalen;
- informatiemanagement.
2. Als basis voor deze samenwerkingsafspraken in te stemmen met het bijgevoegde
‘Convenant voor regionale samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio IJsselland,
Veiligheidsregio Twente en Provincie Overijssel als weg- en waterbeheerder’ en
bijbehorende afsprakenlijst;
3. De voorzitter Veiligheidsregio IJsselland het ‘Convenant voor regionale
samenwerkingsafspraken tussen de Veiligheidsregio IJsselland, Veiligheidsregio Twente en
Provincie Overijssel als weg- en waterbeheerder’ op een nader te bepalen datum namens
Veiligheidsregio IJsselland te laten ondertekenen.
Bespreking
De heer Koelewijn vraagt naar aanleiding van dit voorstel waarom de Veiligheidsregio IJsselland niet
aangesloten is bij de SAMIJ.
Mevrouw Sievers antwoordt dat slechts 0.6% van de Veiligheidsregio IJsselland aan SAMIJ-water
grenst. De Veiligheidsregio kijkt om die reden nu hoe op een andere manier dan via een Convenant
aangehaakt kan worden. Hierover is binnenkort overleg en er is een voorstel voor het algemeen
bestuur in voorbereiding.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
12. Beslisdocument en overdrachtsdocument vorming Brandweer IJsselland
Te besluiten om
1. De uitvoering van de brandweertaken, genoemd in artikel 25, eerste lid, onder a en b, van de
Wet veiligheidsregio’s, met ingang van 1 januari 2014 onder te brengen in Brandweer
IJsselland als onderdeel van de organisatie van Veiligheidsregio IJsselland, overeenkomstig
a. Notitie Veiligheidsregio in ontwikkeling; sturing en context (algemeen bestuur 14
november 2012)
b. Organisatieplan Veiligheidsregio IJsselland (algemeen bestuur 20 maart 2013)
c. Formatieplan Veiligheidsregio IJsselland (algemeen bestuur 20 maart 2013)
d. Functieboek I en Functieboek II (algemeen bestuur 20 maart 2013 en dagelijks bestuur 6
juni 2013)
e. Sociaal Plan Veiligheidsregio IJsselland (algemeen bestuur 20 maart 2013)
f. Financiële uitgangspunten / kaders begroting 2014 en verdeelmethodiek (algemeen
bestuur 19 juni 2013)
g. Begroting 2014 (algemeen bestuur algemeen bestuur 30 oktober 2013)
kenmerk
vervolgblad
5 van 7
h. Organisatieplan / formatieplan inrichting Bedrijfsvoering Veiligheidsregio en GGD
(dagelijks bestuur 7 november 2013)
i. Sociaal Plan Veiligheidsregio en GGD IJsselland (algemeen bestuur 20 november
2013).
2. Op grond van het regionale beslisdocument (bijlage 1) en de hoofdlijnen uit de
overdrachtsdocumenten met de gemeenten (bijlage 2) in te stemmen met het sluiten van de
overdrachtsdocumenten met de gemeenten Ommen, Olst-Wijhe, Raalte, Dalfsen, Staphorst,
Steenwijkerland, Kampen, Hardenberg, Zwartewaterland, Deventer en Zwolle (ter inzage op het
bestuurssecretariaat).
Bespreking
De voorzitter geeft aan dat de stukken voor de gemeente Zwolle worden ondertekend door de
plaatsvervangend voorzitter van de Veiligheidsregio.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
13. Adviesstructuur Brandweer
Te besluiten om vanaf 1 januari 2014 onderstaande regionale uitgangspunten voor de adviesfunctie
van de brandweer te hanteren.
Bespreking
De heer Zoon vraagt aandacht voor een mogelijke dubbeling in verantwoordelijkheden en
bevoegdheden. De burgemeester en de clustercommandant spreken met elkaar over het
gemeentelijk veiligheidsbeleid en lokale veiligheidsvraagstukken. Dit is echter ook een
verantwoordelijkheid van de procesmanager risicobeheersing op het centrale niveau. Lokaal en
regionaal beleid kunnen daarbij botsen. De heer Zoon verzoekt om helderheid.
De heer Alssema (portefeuillehouder brandweer tot 01-01-2014) merkt op dat het in het
eerstkomende halfjaar wennen aan de nieuwe rollen zal zijn. Hij roept op elkaar te helpen en de
regionale brandweer het succes te gunnen dat het verdient.
De heer Koelewijn verzoekt een evaluatiemoment vast te stellen om te kijken of de afspraken uit de
notitie werken en wat de aandachtspunten zijn.
De voorzitter sluit zich aan bij de woorden van de heer Alssema. De regionale brandweer moet zich
nu in de praktijk gaan bewijzen: bestuurders spelen daar een rol bij.
Op de bestuurdersdag in oktober wordt de adviesstructuur geëvalueerd.
Over 3 jaar is de formele evaluatie van de hele organisatie.
Besluit: Het algemeen bestuur stemt in met het voorstel.
Informerend
14. Regionaal risicoprofiel
Kennis te nemen van
- het Regionaal Risicoprofiel IJsselland 2013 (Hoe erg is
het?) waarbij de volgende 5 risico’s als prioritaire risico’s zijn aangemerkt:
 Ziektegolf
 Overstromingen
 Brand in dichte binnensteden
 Verstoring elektriciteitsvoorzieningen
 Paniek in menigten (evenementen).
kenmerk
vervolgblad
6 van 7
-
Het risicoprofiel via het dagelijks bestuur ter consultatie voor te leggen aan de betrokken
partners conform de Wet Veiligheidsregio’s.
Bespreking
De heer Koelewijn vraagt hoe gemeten wordt dat er significante ontwikkelingen zijn die tot
wijzigingen in het risicoprofiel moeten leiden.
De heer Dijk merkt op dat een kans op overstroming zeer klein is, maar dat het effect groot en
maatschappij-ontwrichtend is. Een gebied is maandenlang een no go area voor bewoners. Hij vraagt
of de Veiligheidsregio daar niet nu al op zou moeten anticiperen en maatregelen bedenken om – in
het geval dat – minder zware effecten te krijgen. Hij vraagt waar de grens van de rol van de
Veiligheidsregio ligt als het gaat om voorbereiden, vooruit kijken en maatregelen treffen.
De heer Ahne pleit ervoor binnenstadbranden en natuurbranden dezelfde aandacht te geven.
De heer Strien (portefeuillehouder) zegt dat vier jaar geleden het risicoprofiel separaat – ter
consultatie - aan de raden is voorgelegd. Nu gebeurt dat in combinatie met het meerjarenbeleidsplan
waarin handelingsperspectieven staan voor de in het risicoprofiel gesignaleerde risico’s. Community
safety en zelfredzaamheid krijgen hierin ook een plaats.
De heer Bakhuizen geeft aan dat hetzelfde proces is gevolgd als vier jaar geleden inclusief een
ronde langs de raden. De top 5 van risico’s werd herkend. Er is dan wel een prioritering van
maximaal 5 risico’s afgesproken maar natuurbranden krijgen niet minder aandacht. De ervaringen
van de afgelopen vier jaar zijn betrokken bij het opstellen van het nieuwe risicoprofiel.
Dit onderdeel wordt voor de presentatie in de raden scherper beargumenteerd en krijgt de juiste
aandacht.
De voorzitter geeft aan dat de rol van de Veiligheidsregio bij overstromingen in het
Meerjarenbeleidsplan aan de orde kan komen. Ook de deelname aan de Stuurgroep
Gebiedsontwikkeling IJssel-Vecht delta is een eerste stap in het veranderen van het denken
hierover.
Hierna neemt het algemeen bestuur kennis van het voorstel.
15. Operationele Functies Brandweer
Kennis te nemen van
De operationele brandweerorganisatie vanaf 1 januari 2014 met als belangrijkste wijzigingen de
samenvoeging van de OVD clusters Deventer en Olst/Wijhe/Raalte en de invulling van de functie van
de brandweeradviseur in het Gemeentelijk Beleidsteam door de clustercommandanten, het hoofd
eenheid Bedrijfsvoering en de senior projectmanager op basis van het vrije opkomstmodel vanaf 1
januari 2014.
Het algemeen bestuur neemt kennis van het voorstel.
16. Verslag vergadering algemeen bestuur d.d. 7 november 2013
Het algemeen bestuur neemt kennis van het verslag.
17. Vergaderschema 2014
Het algemeen bestuur neemt kennis van het vergaderschema.
18. Rondvraag
kenmerk
vervolgblad
7 van 7
De voorzitter geeft aan dat ‘Landelijke ontwikkelingen’ volgende vergaderingen weer als apart
agendapunt wordt opgenomen. Er is een notitie verzonden waarin wordt teruggekoppeld uit de
landelijke bestuursadviescommissies van het Veiligheidsberaad.
Om 11.30 uur sluit de voorzitter de vergadering.
De voorzitter dankt burgemeester Strien en burgemeester Alssema die - per 1 januari 2014 –
stoppen als lid van het dagelijks bestuur voor hun inzet.
De heer Schreuders neemt per 01-01-2014 als secretaris de taken van mevrouw Pruim over. Zij blijft
nog een half jaar werkzaam voor de Veiligheidsregio.
De voorzitter neemt wel afscheid van de heer Theo Bakhuizen die bijna vier jaar lang coördinerend
functionaris gemeenten was. In de heer Bakhuizen had de regio een ervaren en gezaghebbend
gemeentesecretaris uit eigen kring, zegt de voorzitter. Er zijn door zijn inzet stappen voorwaarts
gezet op het terrein van crisiscommunicatie en bevolkingszorg. Ook bij de opzet van het IFV was de
heer Bakhuizen betrokken en ook daar zijn stappen voorwaarts gezet.
Daarnaast roemt de voorzitter de heer Bakhuizen om zijn menselijke kant, het feit dat hij een
verbinder is en zijn aandacht voor mensen. Hij dankt de heer Bakhuizen namens het algemeen
bestuur voor zijn inzet.
Vastgesteld op 5 februari 2014
De heer drs. H.J. Meijer
Voorzitter
Dhr. H. Schreuders
Secretaris
Actielijst algemeen bestuur
d.d. 18 december 2013
Actie
Verantwoordelijk
Termijn
25092013
Terugkoppeling over verkenning
samenwerking vijf Veiligheidsregio’s Oost
H.J. Meijer
01-03-2014
30102013
Bilateraal overleg met de gemeente
Zwartewaterland over maandelijkse
afdracht aan gemeenten i.p.v.
halfjaarlijkse
P. Seinen
01-04-2014
30102013
De gemeente Zwartewaterland via hun
inzet van personeel betrekken bij
onderzoek CEBEON norm
H. Schreuders
30-02-2015
20112013
Opbrengsten Bestuurdersdag en oefening
Conecto op agenda algemeen bestuur
H. Schreuders
16-04-2014
18122013
Bij onderzoek financiële verdeelmethodiek
regionale brandweer medewerkers
gemeente Zwartewaterland betrekken
H. Schreuders
30-02-2015
18122013
Adviesstructuur brandweer evalueren
H. Schreuders
Bestuurdersdag
oktober 2014
18122013
Prioritering top 5 risico’s in Regionaal
Risicoprofiel scherper beargumenteren op
het onderdeel natuurbranden
H. Zwart
16-04-2014
Agendapunt - informatief
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
Algemeen Bestuur
5 februari 2014
3
Ingekomen stukken/mededelingen
L.J. Sievers
H.J. Meijer
1. Lijst van ingekomen stukken
De stukken zijn op te vragen bij het secretariaat
* = aan de stukken toegevoegd.
Nummer
Datum
20-12-2013
7-1-2014
15-1-2014
16-1-2014
Onderwerp
Implementatie eindrapport bovenregionaal (crisis
communicatiepool, opleidingsmodules en voorlichtingsfilm
bovenregionaal)*
De Expres Expert – Themanummer Zelfredzaamheid*
Aankondiging Landelijk Congres Zelfredzaamheid 3-4-2014
Slotnotitie Advies Inzake doorontwikkeling
Veiligheidsregio’s
Afdoening
VD
t.k.n.
t.k.n.
t.k.n.
2. Mededelingen
Meerjarenbeleidsplan, begroting 2015 en meerjarenraming
Het meerjarenbeleidsplan 2015-2018 in het algemeen, en enkele thema’s in het bijzonder, zijn
oriënterend besproken in het strategisch DB-VD en het AB in december 2013. De opbrengst van de
besprekingen is input voor het meerjarenbeleidsplan.
Bespreking van de strategische hoofddoelstellingen voor het meerjarenbeleidsplan, de conceptbegroting voor 2015 en de meerjarenraming is voorzien voor de DB-vergadering van 27 maart 2014
en de AB-vergadering van 16 april 2014. Bespreking met de Veiligheidskring zal plaatsvinden op 10
april 2014. Consultatie van de nieuwe gemeenteraden (risicoprofiel, meerjarenbeleidsplan en
begroting 2015) is voorzien voor mei/juni 2014. De begroting 2015 zal in de AB-vergadering van 25
juni 2014 (moeten) worden vastgesteld.
Januari 2014 - thema Zelfredzaamheid
4
Onderzoek
Burgerhulp bij grootschalige
­hulpverlening
Herkenbaarheid en interactie burgers belangrijk
6
www.infopuntzelfredzaamheid.nl
Bestuurlijk
Zelfredzaamheid, veiligheid
en de Doe-democratie
Paul Gelton over herijking inzet overheidsdiensten
7
Praktijk
Geen nood bij brand!
De vrijblijvendheid voorbij
Ton Strien, burgemeester van de gemeente Olst-Wijhe
‘Zelfredzaamheid structureel op de agenda!’
Door de redactie
Veiligheidsregio IJsselland mag gerust een voorbeeldregio worden
­genoemd als het gaat om zelfredzaamheid onder inwoners. In deze
­regio staat zelfredzaamheid structureel op de agenda. Ton Strien,
burgemeester van de gemeente Olst-Wijhe en tevens Portefeuillehouder
van ­Veiligheidsregio IJsselland, gebruikt liever de term Community
Safety: een maatschappij waarin mensen elkaar helpen in de buurt, bij
een vereniging of een organisatie.
Het interview met Ton Strien vindt
plaats in het Holstohus, een kulturhus in Olst waar verschillende organisaties en verenigingen onder één
dak zijn samengebracht, waaronder
ook het gemeentelijk Klantcontactcentrum. Na een korte fotosessie gaat
het gesprek van start.
meer papier en leidt alleen maar tot
de Wet van de afnemende meeropbrengst. De overheid kan gewoonweg
niet alle ambities waarmaken. Maak
bij incidenten daarom ook gebruik
van de expertise van burgers! Dit
verlangt een andere houding van de
overheid èn de hulpverlener.
Wat is zelfredzaamheid voor u?
Hoe ziet een overheid eruit die
samenwerkt met burgers?
Van de redactie
“Mensen die invloed willen hebben
op hun eigen woon- en werkomgeving en initiatieven ondernemen die
bijdragen aan hun eigen veiligheid en
die van hun buurt en/of organisatie.
In onze gemeente zijn dat de mensen
die hulp bieden bij de ontruiming van
zorginstellingen, voorlichtingslessen
geven op basisscholen en kampeerterreinen (Bertje Blus) en putten op
hun eigen erf boren om sneller bij
bluswater te komen. We hebben daarnaast een eigen brandwacht brandveiligheid die bewoners adviseert
over vormen van brandbeveiliging.
Let wel, voordat de overheid dit soort
taken ging overnemen, waren burgers
ook al bezig met de eigen veiligheid en
die van hun buurt. Meer investeren in
protocollen en plannen betekent nog
Als een avontuur waarvan we nu
nog niet weten hoe en waar dit
eindigt. Burgers maken steeds vaker
met elkaar afspraken over veiligheid. Community Safety is namelijk iets van de gemeenschap: straat,
gezin, vereniging en bedrijf. Een
bijdrage van burgers om andere
burgers te helpen moet een vanzelfsprekendheid worden. De overheid
hoeft dit niet allemaal te verzinnen,
maar moet hierover met burgers wel
goede afspraken maken. Verkeersveiligheid en EHBO (Rode Kruis)
zijn voorbeelden waar burgers
elkaar al in weten te vinden. Het
nieuwe samenwerken vereist een
cultuuromslag. Begin daarom klein
en laat mensen ervaren hoe belang-
Burgemeester Ton Strien: “Zelfredzaamheid stimuleren vanuit de goede intenties,
niet vanuit bezuinigingen.”
rijk het is om met elkaar aan de gang
te gaan.
Visie regio IJsselland over
­Community Safety
Wij moeten burgers in staat stellen
bij te dragen aan veiligheid en weten
Zelfredzaamheid leeft. De vele bijdragen voor deze krant zijn
het bewijs. Vanuit diverse gezichtspunten zijn mensen met
het thema aan de slag gegaan. Paul Gelton, directeur weerbaarheidsverhoging bij NCTV en burgemeester van OlstWijhe, Ton Strien benadrukken het belang op nationaal en
bestuurlijk niveau van zelfredzaamheid van burgers èn een
goede samenwerking tussen overheid en burgers op dit gebied.
Op uitvoerend niveau floreren verschillende initiatieven die
de zelfredzaamheid van burgers benutten en versterken.
Communicatiecampagnes, de inzet van sociale media en een
dorpsbrandwacht, onderwijsprogramma’s, ouderenvoorlichting met Broodje Alarm en extra handen van omwonenden
bij ontruimingen door Severinus zijn voorbeelden van zelfredzaamheid die in de veiligheidsregio’s spelen.
Zelfredzaamheid mag zich ook in de toenemende aandacht
van wetenschappers verheugen. Op 21 november 2013 sprak
prof. dr. José Kerstholt haar oratie ‘De beslissende burger’ uit
ter gelegenheid van haar benoeming tot bijzonder hoogleraar
Psychologische besliskunde met bijzondere aandacht voor
zelfredzaamheid aan de Universiteit Twente. Kernvraag was:
‘Hoe zorg je ervoor dat méér burgers het heft in eigen handen
nemen?’ Wat zijn de basisprocessen die aan keuzegedrag en
zelfredzaamheid ten grondslag liggen en wat drijft nou eigen-
waar voor hen kansen liggen. Het
programma Community Safety (CS)
vormt bij de Veiligheidsregio IJsselland een integraal en permanent
onderdeel van het reguliere werk en
zit verweven in de planning-control
cyclus. Dit betekent dat CS wordt
lijk die individuele burger? Dit sluit goed aan bij de behoefte
aan evidence based interventies die steeds meer in het veld
wordt geformuleerd. De veiligheidsregio IJsselland heeft om
die reden de handen ineen geslagen met Hogeschool Windesheim om de effectiviteit van de verschillende maatregelen die
bedacht zijn te onderzoeken. Een lovenswaardig initiatief, dat
in andere regio’s navolging verdient.
Er is ook behoefte aan uitwisseling van informatie en praktijkervaringen. De veiligheidsregio Kennemerland heeft eind
oktober 2013 een internationale conferentie ter afronding
van het Miracle project georganiseerd om informatie te delen
met de rest van het land. En de vijf oostelijke regio’s hebben
het ‘Netwerk Zelfredzaamheid Oost 5’ opgericht. Een activiteit die ondersteund wordt door het Expertisecentrum zelfredzaamheid. De veiligheidsregio Drenthe is hierbij inmiddels aangehaakt.
Conclusie: Zelfredzaamheid staat volop in de belangstelling.
Op 3 april vindt het tweede congres Zelfredzaamheid plaats in
Zwolle. We delen daar met elkaar de meest recente inzichten.
Andere ideeën of initiatieven zijn eveneens welkom.
Maya Hoogveld, Jocko Rensen, Nancy Oberijé
meegenomen in de voorjaarsnota, de
begroting, de bestuursrapportages en
de jaarrekening en in de hele veiligheidsketen van opleiding, oefenen,
inzet, nazorg en evaluatie. CS heeft
sinds de ingestorte festivaltent in
Steenwijkerwold een volwaardige plek
gekregen in de evaluaties vanaf GRIP
1. We investeren geld in CS en bieden
hulpverleners de kans met ideeën te
komen. Eerlijkheid en transparantie
staan voorop: bijvoorbeeld over de
risico’s van het hoge water voor de
mensen in de binnenstad van Zwolle
en de gasinstallaties in Ommen.
Mensen begrijpen dat deze samenleving risico’s met zich meebrengt.
Wanneer ze een bijdrage leveren aan
het verminderen ervan willen ze ook
op constructieve wijze meedenken en
hierover afspraken maken.
Wat is de rol van de bestuurder in
dit samenwerkingsverhaal?
Als bestuurder blijf je altijd verantwoordelijk voor de veiligheid. Als
verbinder staat de overheid open
voor de inbreng van burgers en moet
je redeneren vanuit de mens en niet
vanuit de bureaucratie. We realiseren ons binnen het bestuur, de hulpdiensten en de samenleving dat er
zelfs in de goede samenwerking van
LEES VERDER OP PAGINA 3
2 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014
Opinie
Praktijk / burgerinitiatief
Twitter: @mennovanduin
[email protected]
Zorginstelling organiseert burgerhulp bij calamiteiten
Redzaamheid en
de toekomst: van
Prenatal naar
Premortal
Niemand kon aan het begin van deze eeuw
bevroeden dat redzaamheid (ik vind zelfredzaamheid te veel op de persoon gericht, het gaat
namelijk ook om het ondersteunen van naasten
en anderen) zo’n vlucht zou nemen. De rol van
de overheid werd alleen maar groter en groter.
Rampen, maar vooral bedreigingen als 11/9,
droegen daartoe bij. Na enkel bankschandalen
in de VS en ongetwijfeld ook door vele andere
factoren, stortte in korte tijd de economie volledig in. Plotseling groeiden de bomen niet meer
tot in de hemel en werden allerlei vanzelfsprekendheden (sociaal vangnet, een vaste baan,
hypotheekaftrek een degelijk pensioen) in
enkele jaren tijd fluïde. Deze forse finan­cieeleconomische crisis ging en gaat gepaard met
vele individuele drama’s. Tegelijkertijd weten
wij dat iedere crisis kansen biedt en bijdraagt
aan het zuiveren van oneigenlijke en onwenselijke tendensen.
De vanzelfsprekendheid dat de overheid (onze)
problemen – gevraagd en in het verleden ook
vaak ongevraagd – oplost, is aan het verdwijnen. Er zal veel strakker gekeken moeten gaan
worden wat wel en wat niet tot de publieke taak
behoort. Hopelijk – maar dat is een persoonlijke hartenkreet – leidt dat tot het weer publiek
maken van min of meer publieke diensten (o.a.
water, licht, vervoer en zorg) en het uitbannen
van de hoge salarissen voor al diegenen die in
deze ‘publieke’ diensten leidinggeven en (zelf)
verrijkend hebben geprofiteerd van de privatiseringsgolf van de jaren negentig. Belangrijker in dit kader is, dat de redzaamheid in
de samenleving weer meer vanzelfsprekend is
geworden. Als de warme deken van de overheid
er niet meer per definitie is, zien wij dat onderlinge ondersteuning en bijstand belangrijker
worden en deze ook allerwegen van de grond
komen. Overal ontstaan initiatieven om zieke
buurtbewoners te ondersteunen, en gezamenlijk de buurt schoon, heel en veilig te houden.
­Creativiteit bloeit.
Het werd een verworven recht dat mensen na
jarenlang hard werken van overheidswege een
scootmobiel kregen en in huizen via bureau­
cratische (en dus extreem kostbare) regels
allerlei aanpassingen werden aangebracht voor
degenen die uitgleden in de douche. In korte
tijd zijn deze kosten draconisch gestegen. Het
zal daarom niet zo lang meer duren of naast (of
misschien wel in plaats van) de Prenatal, waar
aanstaande ouders hun kinderkamer kopen, er
ook Premortal winkels zullen worden geopend,
waar ruime sorteringen van onder andere
incontinentieluiers, scootmobielen, aangepaste
telefoons, beugels en handgrepen te kust en
te keur voorhanden zijn. Vrijwel eenieder zal
weer moeten gaan betalen voor al deze voorzieningen. Ook overlevings- en zelfredzaamheidspakketten gaan dan als warme broodjes
over de toonbank en op het prikbord treffen wij
weer tientallen briefjes aan met vraag en aanbod
van uiteenlopende soorten van dienstverlening.
Ongetwijfeld zullen wij soms onze wenkbrauwen fronsen en afvragen ‘moet dat nu zo?’ Tegelijkertijd zien wij dat wij weer meer in staat zijn
zelf te financieren en onze en ook elkanders
boontjes te doppen.
Burgerhulp werd de afgelopen jaren
in Nederland een begrip. Bij een calamiteit bieden burgers op straat spontaan hun hulp aan. Burgerhulp is in
de eerste minuten bij een incident of
ongeval vaak cruciaal. Zorgorganisatie Severinus in Veldhoven vond het
daarom hoog tijd om georganiseerde
buurthulp toe te voegen aan de succesvolle samenwerking met het Buurtpreventieteam in de wijk De Berkt. Het is
het eerste initiatief in Nederland dat
wordt ondersteund door de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland
(VGN) en het IFV.
Samenwerking
Severinus is een zorginstelling voor
mensen met een verstandelijke beperking
in Veldhoven. De woonhuizen van de
cliënten staan midden in de wijk. Doordat de cliënten van Severinus veelal niet
beschikken over (voldoende) zelfredzaamheid, nam Severinus het initiatief
om georganiseerde Buurthulp op te richten. Ze zocht hiervoor de samenwerking
met de gemeente Veldhoven, de brand-
weer en het Buurtpreventieteam de Berkt. Het doel?
Elkaar helpen bij (ernstige)
calamiteiten in de buurt.
Win-winsituaties
Severinus
beschikt
over
een goed georganiseerde en
getrainde
bedrijfshulpverleningsorganisatie die om
nog beter voorbereid te zijn,
samenwerkt met diverse
partijen. Dat creëert win-winsituaties. De
nachtzorg van Severinus fietst ’s nachts
door de wijk en bij calamiteiten bij buurtbewoners slaan zij direct alarm. Wijkbewoners kunnen daarnaast gebruikmaken
van AED-apparatuur en andere faciliteiten
van Severinus. Andersom staan buurtbewoners klaar om te helpen bij calamiteiten
binnen Severinus.
Branchewinnaar
In woonwijk de Berkt hebben 80 wijkbewoners zich aangemeld voor Buurthulp
om bij te springen bij eventuele calamiteiten. De betrokken wijkbewoners zijn
Praktijk / Project Eerste Hulp
Project Eerste Hulp
Zelfredzaamheid is een actueel thema,
ook in veiligheidsregio IJsselland.
Binnen het programma Community
Safety ziet het GHOR-bureau kansen
om in de praktijk met dit onderwerp
aan de slag te gaan.
In Nederland vinden per jaar ongeveer 1,2
miljoen huis-, tuin- en keukenongevallen plaats. Daarbij overlijden naar schatting zo’n 2.400 mensen. Kijkend naar deze
cijfers is het verbazingwekkend dat slechts
twee procent van alle Nederlanders een
EHBO-diploma heeft. Zeker in vergelijking
met andere Europese landen is dit percentage erg laag. Dit doet vermoeden dat de
meeste burgers niet goed weten wat zij voor,
relaties en het inhoudelijk meedenken
over activiteiten. Vervolgens is het aan
lokale organisaties om op basis hiervan
concreet aan de slag te gaan.
Laagdrempelig en toegankelijk
Tijdens een startbijeenkomst is samen
met verenigingen en afdelingen van het
Nederlands Rode Kruis en EHBO nagedacht over manieren om het thema eerste
hulp zo laagdrempelig en toegankelijk
mogelijk onder de aandacht te brengen.
Vervolgens is met alle 45 verenigingen
en afdelingen binnen IJsselland contact
gezocht om het project en de ondersteuning die het GHOR-bureau hierin biedt
toe te lichten. Dit heeft inmiddels geleid tot
diverse workshops, die in nauwe samenwerking met de brandweer op verschillende plekken in de regio worden gegeven.
Weet wat je moet doen, voor jezelf én
een ander
tijdens of na een noodsituatie kunnen doen
op het gebied van eerste hulp. Het GHORbureau is daarom gestart met het project
‘Eerste Hulp’ om deze kennis en vaardigheden te verhogen.
Regierol
Het idee voor het project stelde het
GHOR-bureau wel voor een uitdaging.
Als netwerkorganisatie wil je immers
niet op de stoel van anderen gaan zitten.
Bovendien is de grootste winst binnen
dit project juist op lokaal niveau te behalen. Daarom is besloten om een regierol
te pakken en bestaande, lokale organisaties expertise en tijd aan te bieden. In de
praktijk betekent dit het ontwikkelen van
communicatiemiddelen, het leggen van
Het GHOR-bureau blijft zich de komende
tijd inspannen om inwoners van de regio
op geneeskundig gebied meer zelfredzaam te maken. Zo zoeken we onder
andere naar mogelijkheden voor samenwerking met ketenpartners, zoals de
GGD. Hierbij is er veel aandacht voor
preventie: wat kun je doen om een incident te voorkomen. Ook denken we
samen met het landelijke Rode Kruis na
over mogelijkheden om in de toekomst
op een laagdrempelige manier themagerichte workshops en voorlichtingen te
geven. Bijvoorbeeld specifiek gericht op
jonge ouders. Gedachte hierachter is dat
zelfredzaamheid pas gestimuleerd kan
worden, als informatie en handelingsperspectieven goed aansluiten op iemands
behoeften en belevingswereld.
Meer informatie:
Veiligheidsregio-ijsselland.nl
erg enthousiast over dit initiatief. Buurthulp wordt gezien als een belangrijke stap
voorwaarts op het gebied van persoonlijke veiligheid.
Op 6 november werd het Buurthulpidee
van Severinus vanwege de kennisdeling
en het inspelen op bestaande betrokkenheid uitgeroepen tot
branchewinnaar van
“Goede BHV praktijken” in de categorie Zorg.
Meer informatie: severinus.nl
Een ketenpartner van de GHOR die
zich eveneens richt op het bevorderen van zelfredzaamheid is de Regionale Ambulancevoorziening (RAV).
Een sprekend voorbeeld hiervan is
‘Hartslagnu’: een project voor én
door burgers, dat moet leiden tot
regionale AED-dekking. Een ander
voorbeeld van samenwerking tussen
burgers en hulpdiensten is de wijze
waarop RAV-medewerkers samen
met burgers werkt aan het op orde
stellen van geografische informatie in
het navigatiesysteem van ambulances. Door hen te vragen lokale informatie te verifiëren, wordt de kans
dat ambulances na een 112-melding
wegens onnodig laat ter plaatse zijn
aanzienlijk verkleind.
Colofon
Uitgave van: Infopunt Veiligheid (IFV)
Redactieteam: Jocko Rensen, Nancy Oberijé en
Maya Hoogveld
Druk: OBT, Den Haag
Ontwerp en opmaak: Bor Borren Design
In deze krant vindt u redactionele bijdragen van:
• Veiligheidsregio IJsselland (GHOR-bureau)
• Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
• De veiligheids- en gezondheidsregio
­Gelderland-Midden
• Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
(afd. GHOR)
• Veiligheidsregio Groningen
• Brandweer Flevoland
• Ministerie van VenJ (NCTV)
2BSafe, Crisislab, Het Rode Kruis, Severinus,
SSWG, TNO, VDMMP, Het Rode Kruis
Jan-Willem van Aalst, Leon Bartelds, Menno
van Duin, Wouter Jong en Klaas Salverda
Redactieadres IFV:
Postbus 7010
6801 HA Arnhem
Mail de redactie: [email protected]
JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 3
Onderzoek / Dutch Miracle congres
“Wie heeft er nog reservewater in huis als watervoorziening uitvalt?”
De Veiligheidsregio Kennemer­
land (VRK) heeft te maken met
grote aantallen mensen die tijdelijk
in de regio verblijven (Schiphol)
of dichtbij gevaarlijke objecten
wonen (Tata Steel, Schiphol). De
VRK is actief betrokken bij Europees onderzoek over weerbaarheid
en zelfredzaamheid van burgers en
bedrijven, oftewel resilience. Op 30
en 31 oktober en 1 november was
de VRK de gastheer van het Internationale Miracle congres over
resilience. Zo’n 300 deelnemers uit
Nederland, de EU en de Verenigde
Staten discussieerden mee.
Op de eerste dag in Madurodam
(Den Haag) lag de nadruk op de
hulpdiensten. Duidelijk was dat
‘resilience’ vooral gaat om zelf­
organiserende netwerken van de
betrokkenen, die op een geheel
nieuwe wijze onderling afstemmen
en informatie delen. De hulpdiensten
beginnen de kracht daarvan te zien.
Als voorbeelden werden genoemd
de grote brand in L
­ eeuwarden en de
VERVOLG VAN DE voorpagina
burgers en hulpdiensten tijdens een
incident iets fout kan gaan. Dan is
het belangrijk dat je als overheid
achter je mensen en de burger blijft
staan. Voorkomen dat hulpverleners
door allerlei claims en protocollen
verantwoordelijk worden gemaakt en
hierdoor burgers niet meer toestaan
mee te helpen. Of dat juist burgers
afwachtend worden en niet snel
hulp durven te bieden, terwijl ze zo
belangrijk zijn in die eerste minuten
zonder hulpdiensten. Hierover moet
je het dus met elkaar hebben.
Welke kansen ziet u op het gebied
van zelfredzaamheid?
(Verbanden van) burgers kunnen
door een goede voorbereiding en
preventie ervoor zorgen dat iets
niet gebeurt. Belangenorganisaties
kunnen bij ons terecht voor informatie of een gesprek en wij staan
hun terzijde waar gewenst. Hierdoor
ontwikkel je een soort van platform
waarin de overheid vraagt: Waarin
kunnen wij bijdragen en wat kunnen
jullie zelf doen? Door burgers in te
schakelen versterk je hun zelfbewustzijn voor eigen verantwoordelijkheid
en veiligheid binnen organisaties.
Als overheid moet je ook bereid zijn
om je door burgers te laten verrassen.
Geef de samenleving de kans dingen
op hun eigen manier te regelen, ook
al passen ze misschien niet altijd
binnen ons frame van vastgelegde
protocollen of wetgeving. We moeten
beseffen dat een leven zonder risico’s
niet bestaat. Ik refereer hierbij graag
aan het boek De fatale Staat van
schrijver Paul Frissen. Hij spoort de
samenleving en de politiek aan zich
te verzoenen met tragiek. Niet alle
risico’s zijn te voorkomen, maar door
vermiste broertjes uit Zeist die een
groot actief netwerk van burgers op
de been bracht.
creatief en allerminst hulpeloos, maar
vooraf is er geen ‘urgency’.
Interactie
De derde dag stond in het teken
van de dynamiek in de samenwerking tussen de burgers, hulpdiensten en vital partners, en dan vooral
vanuit het oogpunt van de burger,
of misschien beter, de mens. Voor
iedereen geldt dat als zij geen belang
De tweede dag stond in het teken
van de vitale partners. De VRK voert
zo’n 4x per jaar gesprekken met vitale
partners zoals Schiphol en Tata Steel
over resilience in brede zin. De hechtere interactie met burgers en bedrijven, het gevolg van de schaalvergroting van de regio’s, is voor veel
brandweermensen een cultuurverandering. Simon Stenneberg van de
VRK gaf een introductie van enkele
belangrijke vital partners, en stelde
daarbij dat de first responders in de
praktijk vaak niet de hulpverleners
zijn, maar juist die vitale partners!
Pas daarna komen de hulpverleners,
en daarna de burgers.
De sprekers constateerden verder dat
er weinig urgentiegevoel is om jezelf
goed voor te bereiden op calamiteiten.
Wie heeft er nog reservewater in huis
voor het geval de watervoorziening
uitvalt? Tijdens een crisis worden we
een gemeenschappelijke bijdrage wel
te beperken. Dat idee motiveert mij
dit werk te doen.
Hoe past de burger Strien zelfredzaamheid toe?
Ik ben niet beter dan de gemiddelde
burger. Ik had bijvoorbeeld voorheen
ook geen rookmelders. Het is best taai
om een vaste gedragsverandering te
bewerkstelligen. Hier geldt dan ook: als
het juiste moment voorbijkomt, moet
je het benutten. Met de politie hebben
we bijvoorbeeld de afspraak dat na
een inbraak in een wijk daar folders
worden rondgebracht en met die bewoners gesprekken worden aangegaan
over hun hang- en sluitwerk, zodat
het besef dat een inbraak ook jou kan
gebeuren niet gelijk wegebt.
Wat zijn de essentiële voorwaarden om zelfredzaamheid kracht te
geven?
Zelfredzaamheid is een belangrijk
thema binnen de Veiligheidsregio,
maar kan alleen slagen als in de
hele veiligheidsketen van opleiden,
trainen en oefenen actief burgerschap wordt meegenomen. Verder
zijn bezielde leidinggevenden en
medewerkers nodig die het zelfredzaamheidsverhaal continu uitdragen. Ontwikkeling in de theorievorming is ook een voorwaarde. Onze
samenwerking met Hogeschool
Windesheim leidt ertoe dat ideeën
nu ook wetenschappelijk worden
gemonitored.
Zelfredzaamheid stimuleren vanuit
de goede intenties, niet vanuit bezuinigingen. Dit moet een gemeenschappelijk besef worden. Actieve
burgers willen nu eenmaal graag
zelf dingen doen, investeer dan ook
hierin!”
Auteur Maya Hoogveld – [email protected]
Lees meer over de zelfredzaamheidsinitiatieven en de Inspiratiedag zelfredzaamheid in de rubriek ­zelfredzaamheid op www.veiligheidsregio-ijsselland.nl
Netwerk
zien voor hun participatie, ze niet
zullen meebouwen aan een resilience
(weerbaarheid) netwerk.
Succesverhalen
De overheid moet tenslotte ook
transformeren naar een ‘pragmatisch, dienstbare overheid’. Vergeet
de formele “indek” communicatie; mandateer professionals om de
echt relevante feiten te communice-
ren. Daarnaast benadrukte Filosoof
Barry van ’t Padje het belang van het
vertellen van succesverhalen. Dat
inspireert om Resilience nog krachtiger vorm te geven.
Jan-Willem van Aalst, Twitter:
@janwillemvaalst, [email protected]
Het uitgebreide sfeerverslag staat op
www.vrk.nl
Onderzoek / TNO
Bordspel leidt tot meer zelfredzaamheid
De risicoperceptie van burgers komt
meestal niet overeen met objectieve
risico’s. Mensen weten bijvoorbeeld
dat vliegen veiliger is dan autorijden,
maar toch weigeren ze een vliegtuig
in te stappen. En dat terwijl ze wel elke
dag vrolijk met de auto heen en weer
naar hun werk gaan. Een belangrijke
reden hiervoor is dat risicoperceptie niet alleen beïnvloed wordt door
kennis van kansen en de ernst van de
gevolgen, maar ook door het gevoel
dat een bepaald risico oproept. Het
cognitieve en het gevoelssysteem
hebben relatief onafhankelijke effecten op de perceptie van risico’s en
worden daarom beïnvloed ook door
verschillende factoren.
Om ook de gevoelsmatige kant van de
menselijke informatieverwerking aan
te spreken heeft TNO een serious game
ontwikkeld: een bordspel dat met 6 tot
8 personen kan worden gespeeld.
In een experiment is TNO nagegaan
of dit spel ook daadwerkelijk tot
meer zelfredzaamheid leidt. Uit dit
Eigen
poster
maken?
Deze poster is ontwikkeld door de
Veiligheidsregio IJsselland. Op de
site www.veiligheidsregio-ijsselland.
nl vindt u een toolkit die gemaakt
is door het programma Community
Safety/Zelfredzaamheid. Hiermee
kunt u aan de hand van verschillende
losse afbeeldingen zelf een poster
maken met daarop uw eigen logo.
onderzoek bleek dat de mensen die
het spel hadden gespeeld zich meer
bewust waren van de risico’s in hun
eigen omgeving. Bovendien voelden
de mensen in de controle-conditie (die alleen twee vragenlijsten
hadden ingevuld) zichzelf minder
goed in staat om met eventuele risico’s om te gaan dan de mensen die
het spel hadden gespeeld. Deze resultaten geven een goede basis voor de
verdere ontwikkeling van het spel en
een betere afstemming op specifieke
doelgroepen.
Op het bord zijn zes verschillende
omgevingen afgebeeld (zie foto). De
zes getoonde omgevingen komen
overeen met de mogelijke omgevingen in Nederland. In elke omgeving
komen de risico’s terug zoals die in
de werkelijkheid ook voor kunnen
komen: b.v. overstroming bij de
watergebieden of een tankstation
in de buurt van je eigen huis. Per
omgeving zijn er vragen / opdrachten / stellingen / informatie over
zes inhoudelijke categorieën. Deze
categorieën zijn gebaseerd op de
elementen die een rol spelen bij het
zelfredzame handelen van burgers.
Door middel van de vragen, stellingen en dilemma’s uit het spel worden
de deelnemers zich bewust van hun
eigen percepties en delen ze die
met de andere deelnemers. Door de
discussie leren de deelnemers van
anderen en vergroten daarmee hun
eigen zelfredzaamheid.
Informatie: Prof. dr. José Kerstholt,
[email protected]
4 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014
Onderzoek / IFV
Herkenbaarheid en interactie
belangrijk voor helpende burger
Onderzoek over burgerhulp bij grootschalige, geneeskundige hulpverlening
Burgers die meehelpen bij incidenten met grootschalige geneeskundige hulpverlening vinden
herkenbaar zijn als onderdeel van
een hulporganisatie belangrijk.
Een eenvoudig hesje kan de interactie tussen burger en hulpverlening al verbeteren. Dit is één van
de uitkomsten van het onderzoek
dat het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) in opdracht van het
Nederlandse Rode Kruis (NRK)
heeft gedaan naar burgerhulp
bij grootschalige, geneeskundige
hulpverlening.
De opdracht past binnen de nieuwe
visie op grootschalige geneeskundige
bijstand, als opvolger van de huidige
Geneeskundige Combinatie, in 2015.
Ketenpartners stelden begin 2013
onder leiding van GHOR Nederland
een adviesrapport op met als kernadvies dat bij een grootschalig incident
primair de aandacht van de reguliere zorg moet uitgaan naar T1- en
T2-slachtoffers. Voor T3-slachtoffers
wordt een nevenketen ingericht. Die
wordt bemenst door hoofdzakelijk
vrijwillige hulpverleners in georganiseerd verband met speciale aandacht
voor secundaire triage door zorgprofessionals.
Samenwerkingsmodel
Het Nederlandse Rode Kruis werkt
op verzoek van GHOR Nederland
aan een model dat de meest effectieve samenwerking moet beschrijven tussen burgers en hulpverleners
bij ongevallen waar veel slachtoffers vallen met medische zorg. Het
IFV bracht hierop als uitgangspunt
voor het model in beeld welke hulpverleningsactiviteiten burgers zoal
uitvoeren en hoe de interactie met
hulpverleners is verlopen bij diverse
ongevallen in Nederland met een
groot aantal slachtoffers. Het onderzoek beschrijft de bevindingen van
helpende burgers tijdens: de Vuurwerkramp in Enschede (2000), de
Nieuwjaarsbrand in Volendam
(2001), de hittegolf tijdens de Vierdaagse in Nijmegen (2006), de aanslag
met Koninginnedag in Apeldoorn
(2009), de vliegtuigcrash Haarlem-
mermeer (2009), het schietincident
in Alphen aan den Rijn (2011) en de
treinbotsing in Amsterdam (2012).
Burgerhulp benutten
En wat blijkt? De helpende burgers
in de genoemde situaties voeren
veel verschillende activiteiten uit die
raken aan geneeskundige processen. Zij hebben vaak een medische
achtergrond of minstens een EHBOdiploma en waren meestal onmiddellijk ter plaatse; als betrokkene
bij het incident of als omstander.
De geboden hulp deden ze veelal op
eigen initiatief. Waar burgers door
hulpverleners werden gevraagd te
helpen of geïnstrueerd iets te doen
was meestal sprake van een positieve
interactie. Interactie ontstond tijdens
de onderzochte situaties ook doordat
burgers materiaal beschikbaar stelden aan hulpverleners of andersom.
In de gevallen waar geen interactie tussen burgers en hulpverleners
is geweest, gaven burgers aan hieraan wel behoefte te hebben gehad.
Concrete vragen of feedback van
hulpverleners waren bijvoorbeeld
welkom geweest. Burgers denken dat
de interactie beter wordt als zij een
herkenbaar onderdeel worden van de
hulporganisatie, bijvoorbeeld door
middel van een hesje. Meer aandacht
in opleidingen van hulpverleners
voor het ter plaatse contact maken
met burgers en een betere beschikbaarheid van (medisch) materiaal
helpen de interactie ook zeker te
verbeteren.
Aandacht
De vraag was dus: Hoe kan burgerhulp bij grote incidenten beter worden
benut? Dat kan door te zorgen voor
meer aandacht bij de hulpdiensten
voor de rol en herkenbaarheid van
burgers bij hulpverlening en een
verbeterde communicatie tussen deze
beide stromen, aldus de aanbevelingen uit het onderzoek.
Voor vragen en/of informatie over het
onderzoek: Nancy Oberijé, Nancy.
[email protected] en Murvin Chan,
[email protected]
Het model Grootschalig Geneeskundige Bijstand
richt zich met name op de medische zorg op het
rampterrein. Burgers kunnen echter ook andere
hulpverleningsactiviteiten ontplooien. buiten
het rampterrein. Het Rode Kruis denkt dé organisatie te zijn die deze burgerhulp
in brede zin weet te versterken. Met 30.000 vrijwilligers in Nederland, internationale burgerhulpervaringen en actief in de witte en gemeentelijke kolom kan Het
Rode Kruis deze verbinding maken.
Burgerinitiatieven zijn effectiever naarmate deze worden ondersteund vanuit een
krachtig hulpplatform dat online informatie en middelen ter beschikking stelt
en een plek biedt voor burgerinitiatieven die burgerhulp versterken. Dit hulpplatform stelt mensen in staat om noodsituaties te voorkomen en de gevolgen te
beperken, doordat ze weten wat ze moeten doen om zichzelf en anderen te helpen.
Het hulpplatform is een middel om mensen te activeren de vereiste hulp te bieden.
Onderzoek / crisiscommunicatie
Crisiscommunicatie en zelfredzaamheid
tijdens rampsituaties
Hoe kan crisiscommunicatie zelfredzaamheid tijdens een rampsituatie stimuleren?’ Leon Bartelds
deed in mei 2013 in het kader van
zijn Master Criminologie aan de
Faculteit der Rechtsgeleerdheid,
Universiteit Leiden een kwalitatief afstudeeronderzoek naar het
inzetten van crisiscommunicatie
als middel om zelfredzaamheid te
stimuleren tijdens rampsituaties.
Ervaren dreiging
Een hogere mate van zelfredzaamheid van burgers vraagt om een
verandering in het beleid van de
overheid. Uit de literatuurstudie
en een aantal bestudeerde casussen blijkt dat zelfredzaamheid van
burgers tijdens rampsituaties ten
eerste afhankelijk is van de ervaren dreiging en het geloof in eigen
kunnen. Pas als de burger beseft dat
B
U
R
G
Incident
hij gevaar loopt én dat hij zelf iets aan
het gevaar kan en moet doen, zal hij
zelfredzaam handelen.
Groepsprocessen
Ten tweede spelen groepsprocessen een
grote rol. Mensen in groepen wachten
af en kijken naar het gedrag van anderen. Crisiscommunicatie moet snel
opstarten, consistent zijn, het gevaar
niet bagatelliseren en meerdere middelen inzetten om de dreiging correct
over te laten komen. Goed opgestelde
handelingsperspectieven vergroten het
geloof in eigen kunnen.
Zendmiddel
Tenslotte wordt een afwachtende
houding tegengegaan door tijdens
de rampsituatie duidelijk te maken
dat de burger zelf verantwoordelijk
is voor zijn eigen veiligheid. Uit de
analyse van de casussen blijkt met
Beslissingsmodel zelfredzaam gedrag
Loop ik
gevaar?
EN
Wat kan ik
doen?
name dat crisiscommunicatie te vaak
als zendmiddel wordt gezien. Burgers
worden pas ingelicht nadat besluiten
zijn genomen en de meeste berichten
zijn reactief in plaats van proactief.
Proactieve crisiscommunicatie
Zijn aanbeveling is om tijdens een
rampsituatie in contact te komen
met de burgers en te reageren met
persoonlijk gerichte handelingsperspectieven. Tenslotte moet crisiscommunicatie vaker proactief worden
ingezet, bijvoorbeeld door al vanaf het
begin van de rampsituatie solidariteit
te stimuleren of door handelingsperspectieven te bieden voor het geval de
situatie later nog erger wordt.
Meer informatie:
[email protected]
Scriptie staat op infopuntveiligheid.nl
Groepsprocessen
EN
Wat doen
anderen?
DAN
E
JA
R
O
V
E
R
Start crisiscommunicatie
direct op
Bied een
handelingsperspectief dat:
Gebruik meerdere middelen
om de burger te bereiken
Makkelijk is uit te voeren
H
Kom betrouwbaar over (door
consistente en transparante
berichtgeving)
E
Bagatelliseer de situatie niet
I
Maak duidelijk wie er gevaar
loopt
D
JA
Rekening houdt met de
doelgroep
Rekening houdt met middelen
Informatie bevat over de
effectiviteit
Crisiscommunicatie
Benadruk normen vanaf de
beginfase (samenwerken en
behulpzaamheid)
Benadruk
verantwoordelijkheid van de
burger
Speel in op bestaande relaties
(familie, buren)
Richt crisiscommunicatie op
het individu
Zelfredzaam
gedrag
JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 5
Praktijk / Oefening Drenthe
Zelfredzaamheid: Waar loslaten en waar zorgen?
In Drenthe vond in maart een
zelfredzaamheidsoefening plaats
met burgers. Het ging om een zich
ontwikkelende bosbrand die een
camping met 125 campinggasten
bedreigde. Deze unieke oefening
was een logisch gevolg van het
Drentse zelfredzaamheidstraject
dat erop gericht is om als crisisorganisatie te anticiperen op de
zelfredzaamheid van burgers.
Maar doe je dat? Hoe anticipeer je
als overheid op zelfredzaamheid?
Waar laat je los en waar ondersteun je (nog) slechts?
Vitaliteit
Tijdens de oefening, die in de avond
plaatsvond, bleek de aandacht van
de overheid vooral gericht op het
bestrijden van de bosbrand. Gelukkig was net als tijdens echte crises de
vitaliteit van de samenleving zichtbaar: de camping werd buiten het
zicht van de hulpverleners en dus
zonder hun hulp door het personeel
van de camping en enkele campinggasten ontruimd. Het merendeel van
de campinggasten liep, ongeacht hun
leeftijd, vervolgens zonder verdere
begeleiding in het donker naar het
dichtstbijzijnde dorp dat lag op 3
kilometer afstand. Ook hier zonder
bemoeienis van de overheid.
Golfkarretje
De ontruiming verliep goed op enkele
pogingen tot detailzorg na die een
enkele hulpverlener toch opeens wilde
verlenen. Zo hield de politie een elektrisch golfkarretje bij terugkeer naar de
camping tegen. Het golfkarretje werd
door het campingpersoneel gebruikt
voor het vervoer van enkele gewonde
campinggasten. De berijder ervan
mocht nog wel met een ambulance
mee terugrijden naar de camping. Een
ander punt was dat het COPI, om zicht
te krijgen op wat er zich op de camping
afspeelde, een medewerker van de
camping naar het COPI ‘sommeerde’,
terwijl de camping juist alle handjes
nodig had om de camping te kunnen
ontruimen. Beide acties waren weinig
behulpzaam bij het (verder) ontruimen
van de camping, terwijl de overheid er
ook bij gebaat is dat de camping tijdig
werd ontruimd.
Berichten meeluisteren
De oefening liet zien dat een dergelijke ontruiming best aan de samenleving kan worden overgelaten. Een
nuance is nog wel te maken: In de
Door wie zijn de respondenten geïnformeerd?
5
3
12
9
Niemand
Andere campingasten
Eigenaresse / direct rice camping
BHV-medewerker camping
Anders
11
6
29
10 tot 19
20 tot 29
30 tot 39
40 tot 49
50 tot 59
60 tot 69
11
drie horecagelegenheden in afwachting van de informatie over zaken die
hen direct raken, zoals het verloop
van de brand en de situatie op de
camping. Op basis van deze informatie konden zij besluiten om terug
te keren naar de camping of op zoek
te gaan naar een overnachtingsplek.
Deze informatie werd uiteindelijk
niet geleverd wat achteraf (ook) leidt
tot een negatief oordeel over het
optreden van de overheid. Ook deze
oefening laat zien dat het bieden van
feitelijke informatie van belang is
om burgers te ondersteunen in hun
zelfredzaamheid. Het is met andere
woorden dat zetje dat burgers
tijdens een crisis nodig hebben om
een afweging te kunnen maken om
in actie te komen.
Crisislab evalueerde de oefening.
Download op
infopuntzelfredzaamheid.nl
Astrid Scholtens (Crisislab)
[email protected]
Jan Jorritsma (Veiligheidsbureau
Drenthe)
Praktijk/ Broodje Alarm
Stemmingsproblemen
Urine incontinentie
Chronische pijnklachten
Het Programma Brandveilig Leven
richt zich op de bewustwording van
burgers in de regio als het gaat om
13
13
Te weinig lichaamsbeweging
Zelfredzaamheid en Brandveilig
leven
1
9
Veiligheidsregio Noord- en
Oost-Gelderland bol van initiatieven
Uit het beleids- en uitvoeringsplan
Risicocommunicatie Noord- en OostGelderland is een website voor risicocommunicatie ontstaan. Hierop staan
de belangrijkste risico’s binnen de
VNOG vermeld, wat je kunt doen als
er iets gebeurt en hoe een calamiteit
te voorkomen. De site, www.vnog.nl/
risicocommunicatie, is samen met de
gemeenten ontwikkeld en wordt gezamenlijk actueel gehouden.
In het dorp aangekomen, werden de
campinggasten opgevangen in de
64
Hart en ademhaling
Zelfredzaamheid en Risicocommunicatie
Feitelijke informatie
Leeftijd van de respondenten
Praktijk / VNOG
Binnen de Veiligheidsregio Noorden Oost-Gelderland bestaan meerdere initiatieven op het gebied van
zelfredzaamheid.
eerste plaats werd de camping tijdens
de oefening toevallig bij het ‘incident’
betrokken. Facilitering vanuit de
overheid zou eruit kunnen bestaan
dat de camping wordt meegenomen
in de alarmering of dat burgers het
berichtenverkeer kunnen meeluisteren. In de tweede plaats hadden het
campingpersoneel en de campinggasten operationele informatie nodig
om een ontruimingsroute te kunnen
bepalen. Ondersteuning vanuit de
overheid zou ook hier gewenst zijn.
Wat te doen
als de sirene gaat?
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
brandveiligheid: Hoe kun je0%brand
voorkomen en maak je burgers zelfElke eerste maandag van de
redzaam? Centraal staat de voorlichmaand klinkt de sirene in Nederting op basisscholen of in een wijk
land. Voor senioren doet dit
Instituut Fysieke
na brand. Nieuwsberichten worden 25 Veiligheidsregio’s
denken aan het luchtalarm tijdens
Veiligheidde
(IFV)
gekoppeld aan actuele incidenten.
Zelfredzaamheid en crisiscommuoorlog. Om het beladen gevoel
Zelfredzaamheid en Natuurbrand
Natuurbrand vormt één van de
grootste risico’s in de regio. Zelfredzaamheid krijgt hierbij vanzelfsprekend veel aandacht. Er is bijvoorbeeld een ‘pilot zelfredzaamheid’
rondom
recreatieondernemingen
geweest en samen met VGGM werd
in 2013 een speciale folder voor recreanten op de Veluwe uitgebracht. De
VNOG is daarnaast medeschrijver
van de Landelijke Natuurbrand BoodGebruik door de burgers
schap (LNB), het landelijke Risicocommunicatie kader bij natuurbrand.
Vergroten van de zelfredzaamheid en
Ondersteunen of
het risicobewustzijn
zijn twee belangbenutten van de burger
rijke doelstellingen van de LNB.
nicatie
van het alarm weg te nemen, orga-
Tijdens crisissituaties is het van niseert Broodje Alarm maandeCrisissituatie
belang
burgers
handelingsper- lijks bijeenkomsten waarbij orgaspectief te bieden en die zaken te nisaties, zoals de brandweer, de
communiceren waardoor burgers politie en hulpverleningsdiensten
zelfredzaam kunnen opereren. Op samen met senioren praten over
Crisiscommunicatie
basis van het regionaal risicoprofiel de veiligheid in huis en buurt.
kregen burgers op straat een crisis- Het doel is de saamhorigheid te
scenario voorgelegd met de vraag verdiepen.
Doelen van
‘Wat wilt u nu weten?’ De reacties
crisiscommunicatie
van de burgers werden uitgewerkt in Broodje Alarm is
een communicatie­
boodschap voor ontstaan in de stad
diverse
scenari­
o
’s­
als:
brand inGebruik
een Groningen.
Achter
Sociale media
door
instrumenten
de overheid
verzorgingshuis,
natuurbrand, uitval
de organisatie zit
van elektriciteit en brand waarbij de Stichting Senigevaarlijke stoffen vrijkomen.
oren Werkplaats
Zelfredzaamheid
Factoren van
invloed
Groningen,
die
van de burgers
Tot slot wil ik niet ongenoemd laten met en voor oudehet project Hartveiligwonen dat in ren
producten
de hele veiligheidsregio is uitgerold. ontwikkelt die de
Via gerichte SMS-alarmering van zelfredzaamheid,
dichtstbijzijnde vrijwilligers kunnen de veiligheid in
hiertoe opgeleide burgers gebruik de
thuissituatie
maken van AED’s om gericht hulp en zinvolle tijdste verlenen aan burgers die getroffen besteding bevorworden door een hartaanval.
deren.
Broodje
Voor de Veiligheidsregio Noord- en Alarm stimuleert
Oost- Gelderland staat het thema de ouderen met
zelfredzaamheid dus hoog op de ideeën te komen
agenda.
of ervaringen uit
te wisselen over de
veiligheid in hun
woning en vraagt
Meer informatie:
hen hoe ze ook
Alexandra Corver, [email protected]
zelf een bijdrage
Twitter: VNOGregio
kunnen
leve-
ren aan de veiligheid in hun buurt.
Onder het genot van een broodje
en een kop koffie wordt onder meer
besproken wat te doen en niet te
doen als de sirene gaat? Hiermee
hoopt men de oorspronkelijke
lading van het alarm omzetten naar
een positief gevoel van veiligheid en
zelfredzaamheid.
Meer informatie: Freddi Kuipers
[email protected]
broodjealarm.nl
Psst....
Je hebt
meer i
dan je d n huis
enkt!
Stichting
Senioren
Werkplaats
Groningen
6 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014
Bestuurlijk / Kabinetsstandpunt
Overheid leer geloven in wat burgers kunnen!
Ir. Paul Gelton, directeur Weerbaarheidsverhoging NCTV over zelfredzaamheid, veiligheid en de Doe-democratie
Het kabinet onderkent de eigen
kracht van burgers en ondernemers bij het veiliger maken van
hun leefomgeving. Het laatste
decennium wordt de belangrijke
rol van burger en bedrijfsleven bij
veiligheid dan ook meer en meer
benadrukt.
Transitie naar doe-democratie
“Vanouds speelt vrijwillige inzet
overigens al een bijzondere rol in het
veiligheidsdomein. Denk bijvoorbeeld aan de vrijwillige brandweer,
de reddingsbrigades, Het Rode
Kruis, en de andere landelijke vrijwilligersorganisaties. De overheid
speelt daarop in en doet daar ook een
beroep op; bijvoorbeeld om vrijwilligers in te zetten als buurtbemiddelaar, mee te doen in een buurtpreventieteam of mee te denken over
waar de prioriteiten op het gebied
van veiligheid moeten liggen. De
overheid gaat er daarbij van uit dat
iedereen binnen redelijke grenzen - niet alleen de veiligheid - van
hemzelf (zelfredzaamheid), maar
ook die van zijn (naaste) omgeving
bevordert. De overheid ziet zichzelf
daarmee als één van de vele actoren op het gebied van veiligheid en
wil ruimte en vertrouwen bieden
aan maatschappelijke initiatieven
die bijdragen aan de transitie naar
meer ‘doe-democratie’. Daarover
verscheen begin juli een kabinetsnota.
ruimte van burgers uitbreidt van
fysieke naar virtuele gemeenschappen. De rode draad in de kabinetsnota is dat de subsidiariteitgedachte
ook bij dit onderwerp voorop staat:
maatschappelijk initiatief is van de
samenleving, totdat het niet meer
zonder bijdrage of ingrijpen van de
overheid kan.
Kennissuperioriteit
Publiekscampagnes
Het is voor top-down-denkers een
ontnuchterende realiteit dat onder
Nederlandse burgers tegenwoordig
meer expertise schuil gaat dan in het
overheidsapparaat of in de volksvertegenwoordiging, aldus de nota. Het
argument van kennissuperioriteit
gaat dus steeds minder op als rechtvaardiging dat overheden nodig zijn
om collectieve verantwoordelijkheid te dragen. Bovendien is er bij
een tekort aan zelfredzaamheid van
burgers ook nog een niet te onderschatten bron van ‘samenredzaamheid’ beschikbaar. Daarbij is ook
nog de beschikbaarheid van ICT in
de vorm van sociale media en internet een hefboom die de collectieve
Door zelf actief bij te dragen aan eigen
en andermans veiligheid verstevigen
burgers en bedrijven de grip op hun
eigen veilige leefomgeving en wordt
de objectieve en subjectieve veiligheid vergroot. Instrumenten die het
ministerie daartoe inzet zijn onder
meer de recente publiekscampagnes
als ‘Denk Vooruit’ en ‘Veiligheid heb
je zelf in de hand’ en initiatieven zoals
‘Meld Misdaad Anoniem’, ‘NL-Alert’, ‘Burgernet’, de ‘Risicokaart’,
keurmerken voor Veilig ondernemen en Veilig wonen en diverse
meld- en ondersteuningspunten als
het Centrum voor Criminaliteits­
preventie en Veiligheid (CCV). Ook
is er steun aan trajecten als Empo-
wering People, dat beloftevolle
maatschappelijke initia­tieven op het
gebied van veiligheid met kennis en
het beschikbaar stellen van netwerken faciliteert.
Coproductie met burger
De rijksoverheid ziet de ‘doe-democratie’ als een ’nauwelijks te stuiten,
krachtige ontwikkeling’. Overheden
en maatschappelijke organisaties
zullen zich moeten inspannen om de
transitie in de verhoudingen met de
samenleving te volgen of zelfs voor te
blijven. Maar de drijvende kracht zal
van de samenleving uitgaan, aldus
de nota. De overheid past bescheidenheid bij de ondersteuning van die
kracht. Hoe de rijks- en gemeentelijke overheid met dergelijke initiatieven zouden kunnen omgaan is de
afgelopen jaren omstandig beschreven. Wat de overheid maar beter niet
moet doen, is ook beschreven. Niet
nog meer procedures en handboeken
maar een andere manier van denken
binnen de hulpverlening stimuleren
om de coproductie met de burger
vorm te geven.
Overheid als meedenker
Het succes of falen van actief burgerschap en zelfredzaamheid op het
gebied van veiligheid ligt daarmee mede bij de professional en het
bestuurlijke plafond. In de toekomst
gaat het er niet zozeer om dat de overheid weet wat burgers willen, maar dat
zij leert geloven in wat zij kunnen. De
overheid wordt daarmee een meedenker in plaats van een bedenker.”
Henk Stijntjes (NCTV)
[email protected]
Onderzoek / Bevolkingszorg
Onderzoek / Veerkracht TNO
Hoe versterk je veerkracht van communities? ‘Bevolkingszorg stiefmoederlijk behandeld’
Internationaal network over community resilience
Themabijeenkomst ‘Bevolkingszorg op orde’ 4 juli – IFV Arnhem
Landen als de VS, Australië en Nieuw
Zeeland hebben veel ervaring met grootschalige rampen als orkanen, aardbevingen en overstromingen. Een belangrijke
vraag vanuit de nationale en lokale overheidsbeleid is hoe je communities (gemeenschappen) zodanig kan versterken dat
zij zo goed mogelijk van rampen kunnen
herstellen.
Burgemeester Piet Bruinooge, portefeuillehouder Gemeenten van het Veiligheidsberaad
en voorzitter van de commissie ‘Bevolkingszorg op orde’ die een visie op bevolkingszorg uitbracht, windt er geen doekjes om:
“Bevolkingszorg is binnen de rampenbestrijding lange tijd stiefmoederlijk behandeld.
De wettelijk toebedeelde taak was bij veel
gemeenten jarenlang ongeorganiseerd.”
Belangrijk uitgangspunt hierbij is een
gedeelde verantwoordelijkheid van burgers,
overheid, bedrijven en NGO’s. Om de ervaringen die zijn opgedaan met de respons en
herstel bij dergelijke rampen te bundelen en
van elkaar te leren heeft het Department of
Homeland Security in samenwerking met
FEMA in 2010 een werkgroep in het leven
geroepen. De werkgroep bestaat inmiddels uit
vertegenwoordigers (onderzoek en beleid) van
een groot aantal landen: de Verenigde Staten,
Australië, Canada, Nieuw Zeeland, Zweden,
Engeland, Singapore, Duitsland, Israël en
Nederland. V&J en TNO zijn de Nederlandse
deelnemers.
Vijf thema’s
In de jaarlijkse bijeenkomsten van de werkgroep ligt het accent op ‘case stories’: ervaringen met verschillende typen rampen en
‘lessons learned’ voor met name de nationale
strategie met betrekking tot de veerkracht
van community (community resilience).
De eerste ronde van case stories leidde tot
discussies over het beleid ten aanzien van vijf
thema’s :
1.
Kennis van de community. Communities
zijn er in allerlei soorten en maten en vaak
divers van samenstelling. Hoe gaan instituties met deze diversiteit om? Hoe benaderen
zij de verschillende communities en hoe
betrekken zij ze bij hun beleid?
2.
Relatie overheid en ‘Civil Society’. Hoe
beïnvloedt governance (waaronder aspecten
als autoriteit, macht, invloed en mate van
decentralisatie) de mate van veerkracht?
Welke vorm van governance werkt het beste
om lokale initiatieven te mobiliseren?
3.
Sociaal kapitaal en leiderschap. Hoe organiseer je sociale netwerken die een ramp zo
goed mogelijk het hoofd kunnen bieden?
Hoe werkt emergentie en hoe ga je daar
als professionele organisatie mee om? Hoe
kunnen professionals zo goed mogelijk
aansluiten bij structuren die er vanuit de
community al zijn?
4.
Vertrouwen. Vertrouwen is de basis voor
een goede samenwerking tussen burgers
en instituties. Hoe kan dat wederzijdse
vertrouwen worden versterkt?
5.
Betekenisvolle communicatie. Crisiscommunicatie blijft vaak beperkt tot het
verschaffen van informatie. Bij betekenisvolle communicatie gaat het om een uitwisseling van informatie waarbij ook luisteren
en reageren belangrijke onderdelen zijn.
Veerkracht meten
Voor alle aangesloten landen is een basisvraag
hoe je de veerkracht van communities kunt
meten. Daarvoor is echter meer inzicht nodig
in de factoren die aan veerkracht ten grondslag liggen op zowel individueel niveau als het
niveau van sociale netwerken. Inzicht in dergelijke mechanismen bieden namelijk handvatten voor zowel het meten van veerkracht als
voor (effectieve) interventies.
Informatie: Prof. dr. José Kerstholt
[email protected]
“Maar we hebben leergeld betaald”, voegt Bruinooge eraan toe. “Vandaar de poging, en meer dan
dat, om met elkaar de gemeentelijke kolom te
professionaliseren: bevolkingszorg op orde.”
overheid richt zich vooral op het ondersteunen
van de verminderd zelfredzame personen.
Set afspraken
Verwanteninformatie
Bruinooge is geen voorstander van wetgeving
die immers van bovenaf wordt opgelegd. Hij en
de commissie willen naar een finale set afspraken
die veiligheidsregio’s en gemeenten met elkaar
maken. Dat werkt veel dynamischer. Zo kun je
immers ook afspraken bijstellen. Bovendien mag
de uitvoering per veiligheidsregio verschillen,
want de ene regio is de andere niet. Tegelijkertijd,
als je afspraken met elkaar maakt, moet je er niet
van opkijken dat je dáár op getoetst wordt, aldus
Bruinooge: “Dan moet je als gemeente dus ook
niet zeuren als je op je vingers wordt getikt omdat
je het niet op orde hebt.”
Eigen boontjes doppen
De bijeenkomst zoomt ook in op de prestatie-eisen voor crisiscommunicatie, acute
bevolkingszorg en herstelzorg en hoe je dit
vaststelt. Hierbij staat centraal de vraag wat
‘de samenleving’ redelijkerwijs zelf kan doen
en wat zij aanvullend daarop van de overheid
kan verwachten als het om de bevolkingszorg
gaat. Met andere woorden zelfredzame burgers
en bedrijven worden zoveel mogelijk in staat
gesteld hun eigen boontjes te doppen en de
Een vraag was ook: Hoe stimuleer en faciliteer je de zelfredzame burger bijvoorbeeld als
het gaat om het verkrijgen van verwanteninformatie? Als deel van een mogelijke oplossing presenteerde Irene Mokkink in een van
de deelsessies de visie op Bevolkingszorg van
de veiligheidsregio Kennemerland. De gezamenlijke conclusie van de deelnemers aan deze
themasessie was dat het belangrijk is, naast
het op orde hebben de backoffice, óók op de
plaats van het incident vertegenwoordigd te
zijn, zodat je daar direct op kunt aansluiten.
Deze werkwijze wordt in Kennemerland vanaf
2014 ingevoerd door het hebben van een OVDBevolkingszorg in het CoPI.
Burgemeester Bruinooge benadrukte aan het
eind nog eens dat het absoluut de bedoeling is
om draagvlak te creëren. Binnen het professionele veld en bij bestuurders. Daarvoor is een
jaar uitgetrokken.”
Ingekorte versie verslag Klaas Salverda. Complete
verslag op infopuntzelfredzaamheid.nl
JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 7
Praktijk / campagne
Geen nood bij brand versie 2.0: de vrijblijvendheid voorbij
Kuyvenhoven is hoofd afdeling
Proactie, Preventie en Preparatie
van de VGGM en verantwoordelijk
voor de brandveiligheid in Arnhem.
Voordat hij definitief het stokje van
GNBB overdraagt aan een collega,
doet hij nog de landelijke uitrol van
wat hij noemt ‘zijn baby’. Hij steekt
samen met zijn team veel energie in
de ontwikkeling en verbetering van
deze methode. “Ik heb gezien hoeveel
moeite grote gezondheidsinstellingen hebben om aan de regelgeving
te voldoen. Met voorlichting alleen
krijg je geen veiligheid. Zorginstellingen reageren soms irrationeel
op onze voorstellen. Dat gaf ons de
energie om daar een oplossing voor
te realiseren en met hen in gesprek
te gaan: Hoe kunnen we dit anders
doen? Met deze methode hebben we
een doorbraak gerealiseerd.
Veiligheidsexpedities
De Veiligheids- en gezondheidsregio Gelderland-Midden startte
vier jaar geleden met versie 1.0 van
het programma GNBB gericht op
de zelfredzaamheid van het individu (de cliënt) en de medewerkers
van de BHV-organisatie binnen
gezondheidsinstellingen. Kuyvenhoven geeft aan dat de methode net
zo toepasbaar is op gevangenissen
en kinderdagverblijven. Wederzijdse
kennisoverdracht moet leiden tot
meer bewustzijn. Er werd vooral ingezet op ‘veiligheidsexpedities’ en oefeningen en minder op regelgeving. De
brandweer loopt samen met mensen
van de werkvloer door het gebouw
en geeft advies over belangrijke en
minder belangrijke aandachtspunten. Kuyvenhoven meent dat je voor
brandveiligheid echt op de werkvloer moet zijn. “Zij hebben ermee
te maken, al moet je het wel borgen
op managementniveau.” Met deze
mensgerichte in plaats van technische benadering won de regio in 2010
een innovatieprijs.
Vrijblijvendheid
Foto: Rob Jastrzebski
Wie doet wat? Kuyvenhoven: “De
zorginstellingen hebben de verantwoordelijkheid om maatregelen te
nemen op de belangrijkste verbeterpunten. Deze andere aanpak
om veiligheidsbewustzijn op gang
te brengen werkt effectiever dan
alleen wijzen op de tekortkomingen
en sancties. Na evaluatie van versie
1.0 bleek dat het leereffect van zo’n
veiligheidsexpeditie toch dreigde
te verwateren. Hierop werd in 2012
van GNBB de methode 2.0 ontwik-
keld die de vrijblijvendheid ervan
wegneemt.”
Geen nood bij brand!
Convenant
Kuyvenhoven toont een poster
met daarop een nulmeting van
het brandveiligheidsniveau en een
eindmeting. Een stroomschema
van simpele maatregelen en afspraken die moeten leiden tot een goed
werkend veiligheidsvolgsysteem. De
wijze van samenwerking tussen de
instelling en de brandweer wordt
bewust vastgelegd in een convenant
waarin goede afspraken staan over
bijvoorbeeld de veiligheidsexpeditie, de ontruimingsoefeningen en
een masterplan met de vastlegging
van het maatwerk voor een instelling. Het zijn stappen die moeten
bevorderen dat partijen hun verantwoordelijkheden nemen. “Als het
niet werkt, spreken we de mensen
meteen aan. We schrijven dan geen
handhavingbrief erachteraan, maar
zeggen: “Dit hebben we geconstateerd en na 3-4 jaar van het convenant zien we wat er is verbeterd. Is er
geen voortgang geboekt, dan vallen
we alsnog terug op de maatregelen.
Het is moeilijk te zien hoe de organisatie optreedt, maar bijvoorbeeld wel
of hun BHV-organisatie beter functioneert.”
Uitrol
Eind 2012 vond de landelijke uitrol
plaats. Kuyvenhoven: “We werken
hierbij intensief samen met de zorgkoepels van ACTIZ, Vereniging
Gehandicaptenzorg Nederland en
GGZ Nederland. Alle veiligheidsregio’s hebben zich gecommitteerd
aan de methode en sindsdien zijn
er al tientallen veiligheidsexpedities
uitgevoerd. Het idee is dat we nog een
jaar met de huidige uitrol doorgaan.
Ik ben blij dat op zo’n korte termijn
Veiligheid in de zorg
Nulmeting
0
1
1e gesprek
Introductie
2
2e gesprek
Keuze voor GNBB
Convenant
NEE
4
5
Opstellen expeditie
verslag
Regelgericht
werken
JA
3
Veiligheidsexpeditie
uitvoeren
Beoordelen
ontruimingsplan
Expeditieverslag
Inzet middelen:
a. stroomschema
b. presentatie
GNBB
c. convenant tekst
d. vragenlijst
e. expeditielijst
f. fototoestel
g. ontruimingsplan
h. (programma)
doelgroepmiddag
i. e-learning
module
j. nieuwsbrief,
publicatieborden
etc.
k. masterplan
brandveiligheid
l. (aanvullen met
GNBB) auditen/
of VMS
m. nulmetinglijst
n. eindmetinglijst
METHODE 2.0
Al 12 jaar verschijnen er rapporten
van onderzoeksraden en inspecties dat het in de gezondheidszorg
niet goed is geregeld op het gebied
van de brandveiligheid. “En dat
willen we niet meer.” Aan het
woord is Jan Kuyvenhoven, sinds
december 2012 landelijk projectleider van Geen nood bij brand!
(GNBB): een brandveiligheidsmethode waarvan ondertussen een
versie 2.0 bestaat. Eind van dit
jaar gaat hij met pensioen.
6
3e gesprek
Terugkoppeling
uitslag
Ontruimings
oefeningen
uitvoeren / inzet elearning
Inzet e-learning/
VIM
continue proces
Communicatie
richting personeel
en cliënten
continue proces
8
11
14
5e gesprek
Auditsystematiek/
VMS aanvullen met
GNBB
Eindgesprek
Evaluatie
Table Top
+ Personeel
+ Cliënten
9
Verslagen
oefeningen
Inzet
aanvullende
middelen
continue
proces
12
16
-
7
10
4e gesprek
Terugkoppeling
oefeningen / aanzet
MP
Eindmeting
Doelgroepenmiddag
Inzet
aanvullende
middelen
continue
proces
13
Opstellen Masterplan Brandveiligheid
maatwerk
audits/VMS aanvullen met GNBB
maatwerk
Masterplan
brandveiligheid
15
Audit / VMS aangevuld met GNBB
audit
17
bijstelling
Werkend
Veiligheidsvolgsysteem
Nazorg n.a.v.
auditresultaten
continue proces
verbeterpunten
=
=
=
=
gesprekken tussen instelling en brandweer
activiteiten georganiseerd door de brandweer
verslaglegging door brandweer voor instelling
geen deelname GNBB, geen samenwerking,
meer regelgericht dan resultaatgericht
= praktische uitwerking loopt naast de
contacten onderling
al zoveel regio’s begonnen zijn, maar
het kan altijd nog beter!”
Halleluja
Is het alleen allemaal halleluja? “Nee
zeker niet! Zo moeten we de oude
werkmethode leren loslaten en op
een meer integrale manier samen met
anderen naar brandveiligheid gaan
kijken. Dat kost tijd en je organisatie
moet worden ingericht met medewerkers die de methode in de vingers
moeten krijgen. Wat we willen is dat
Geen nood bij brand! in schema geeft aan hoe het traject loopt van het begin
tot het eind. Met die kanttekening dat bijvoorbeeld ook halverwege kan worden
ingestoken, maar ook in een andere volgorde kan worden gewerkt. Dat is afhankelijk van de afspraken die de instelling en de brandweer samen maken.
Basis voor deelname aan het project is een wederzijdse voorbereiding zoals een
actuele gebruiksvergunning en een staande bhv-organisatie voor de instelling en
voor de brandweer een training Zorg in beeld.
www.geennoodbijbrand.nl
we onderbouwd kunnen zeggen: Deze
instelling neemt haar verantwoordelijkheid met een directie die goed op
de hoogte is op het gebied van brandveiligheid en het personeel handelt
ernaar! In Gelderland- Midden
werken nu zo’n 28 instellingen volgens
deze methode. Het uiteindelijke doel
is een landelijk antwoord te creëren
op de situatie in de zorginstellingen.”
Redactie, [email protected]
Praktijk / zorginstellingen
Kun je als zorginstelling 72 uur zelfredzaam zijn?
Zorgcontinuïteit in Gelderland-Zuid
Zorginstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de voorbereiding
op bijzondere omstandigheden
die invloed hebben op het (blijven)
bieden van verantwoorde zorg. De
sector GHOR van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid (VRGZ)
adviseert, ondersteunt en faciliteert de zorginstellingen hierbij.
GHOR-medewerker Ad Vervuurt
beantwoordt de drie belangrijkste
vragen over zorgcontinuïteit en
zelfredzaamheid bij zorginstellingen in Gelderland-Zuid.
1. Wat houdt ‘zorgcontinuïteit’ in?
“Het leveren van verantwoorde zorg
in een instelling stopt niet tijdens een
ramp. Ook dan hebben de cliënten
recht op onderdak, voedsel en drinkwater, maar ook op de juiste medicatie en verzorging. Om je als zorginstelling te wapenen tegen de gevolgen
van rampen zijn een goede voorberei-
ding en planvorming heel belangrijk.
Plannen op het gebied van zorgcontinuïteit bieden instellingen het kader
om tijdens een ramp de randvoorwaarden te kunnen organiseren die
het continueren van de levering van
verantwoorde zorg mogelijk maken.”
2. Hoe heeft de sector GHOR van de
VRGZ dit aangepakt?
“We zijn de planvorming gaan
stimuleren. Daarvoor stelden we de
volgende vraag aan de zorginstellingen: kunnen jullie je als instelling 72
uur redden zonder bijstand van hulpdiensten en andere instellingen? Dat
bleek een prikkelende vraag, waarbij
instellingen zich bewust werden van
de zelfredzaamheid die de overheid
van hen verwacht. Om ze de krachten
te laten bundelen hebben we vervolgens de zorginstellingen in de regio
samengebracht in het ‘platform zorgcontinuïteit’. De GHOR faciliteerde
dit platform. Ook nu hebben we die
faciliterende rol: we ontwikkelen
producten voor zorgcontinuïteit en
zorgen voor digitale ondersteuning.”
hoefte bij collega-zorginstellingen.
Het gaat dan om verpleeg- en verzorgingshuizen, gehandicaptenzorg en
geestelijke gezondheidszorg.
3. Wat zijn die producten?
De hergroeperingregeling wordt ook
door de Officier van Dienst Geneeskundig en de meldkamer gebruikt
als hulpmiddel bij het bepalen van de
omvang van de hulpverlening.
De regeling is digitaal te raadplegen en
maakt snel inzichtelijk hoeveel cliënten zich in een instelling bevinden,
hoe zelfredzaam deze zijn et cetra.
Tot slot is daar de leidraad evacuatie
zorginstellingen. Bij de zorginstellingen
bleek veel onduidelijkheid te heersen
over de eigen rol en de rol van hulpdiensten bij evacuatie. Een evacuatie van een
zorginstelling is een ingrijpende maatregel met grote, organisatorische consequenties waar­
bij de continuïteit van
de zorgverlening niet in gevaar mag
komen. Het is daarom belangrijk om
“Het format Calamiteiten Management Plan (CMP) is bijvoorbeeld één
van die producten.
Dit format ondersteunt de instellingen bij het inrichten van de eigen
calamiteitenstructuur, zodat die
naadloos aansluit bij de calamiteitenstructuur van de overheden. Er zijn
zeven gevolgen van disbalans gedefinieerd waarop de zorginstellingen
kunnen anticiperen als het gaat om
de continuïteit van zorg (zie kader red.). Door het scheppen van voorwaarden verbindt het CMP de plannen rondom de zeven gevolgen.
Daarnaast regelt de hergroeperingregeling bij calamiteiten de tijdelijke
opvang van mensen met een zorgbe-
Zorgcontinuïteit: de zeven
­gevolgen van disbalans
1. sluiting van (delen) van de ­locatie
2. een groot aanbod van cliënten
3. verplaatsen van cliënten
4. tekort aan personeel
5. uitval nutsvoorzieningen,
­apparatuur en ICT
6. logistieke stagnatie
7. uitbraak infectieziekten
goed te weten wie welke verantwoordelijkheden heeft. De bedrijfshulpverleningsplannen moeten goed aansluiten
op de procedures en structuur van de
grootschalige rampenbestrijding, zodat
de samenwerking tussen gemeente,
hulpverleningsorganisaties en de zorginstelling optimaal verloopt. In de
leidraad staat dit allemaal duidelijk
beschreven.”
Meer informatie: Astrid Steverink,
[email protected]
Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
8 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014
Sociale Media / kwetsbare burger
Invloed sociale media op
zelfredzaamheid kwetsbare individuen
De termen ‘Sociale media’ en
‘zelfredzaamheid’ zijn hip. Bij
sociale media wordt al snel gerefereerd (of gedacht) aan Facebook
en Twitter.
Niet zo raar, gezien de Facebookrellen (“project X”) in Haren of de
massale aandacht die bestuurders
en politici hebben voor het medium
Twitter om nieuws of hun mening
te ventileren. Dit artikel bespreekt
de invloed van sociale media op de
zelfredzaamheid van het kwetsbare
individu. Echter, sociale media is
meer dan alleen bovenstaande – in
het oog springende – voorbeelden.
Voor de relatie tussen sociale media
en zelfredzaamheid te bespreken, is
het dus wijs om eerst beide begrippen te definiëren.
media stelt dat deze aan drie eigenschappen voldoen: er is een community (een groep gebruikers), functionele webbased applicaties en content
die door de gebruikers zelf gemaakt
dan wel gebruikt worden. De gebruiker speelt een substantiële rol in de
waardevermeerdering van de applicatie door zijn of haar toegevoegde
content1.
Zelfredzaamheid
Over het begrip zelfredzaamheid
zegt de ‘Van Dale’: het vermogen van
ouderen, zieken of gehandicapten om
te leven zonder professionele hulp.
Maar des te ouder we worden, des te
meer chronische ziekten we hebben
en des te meer professionele hulp we
inzetten om deze groep te ondersteunen. Is daarmee zelfredzaamheid in
relatie tot kwetsbaarheid een ‘contradictio in terminis’?
Wij vinden van niet: ouderen, (chro-
nisch) zieken of mensen met een
handicap zijn vaak niet over de gehele
linie kwetsbaar of hulpbehoevend,
maar kunnen veel dingen ook zelf.
Daarom moeten de begrippen zelfredzaamheid en kwetsbaarheid niet
als een soort deken over het individu
gelegd worden, maar per onderdeel
bezien worden. Er moet duidelijk
zijn, voor het individu en haar omgeving, wat deze persoon wél kan en op
welke vlakken hulp nodig is.
De rol van sociale media in zelfredzaamheid
Zoals eerder gedefinieerd, stellen
sociale media groepen van mensen
in staat om zelf content te creëren
en te delen met soortgenoten, via
nieuwe internettechnologieën. Een
eerste voorbeeld hiervan – toegespitst op het onderwerp veiligheid
en zelfredzaamheid – is WikivaSociale Media
rium4. Wikivarium, naar voorbeeld
Eén van de definities van sociale
van wikipedia, is het digitale kenniscentrum over veiligheid en zelfredKwetsbaarheid
zaamheid. Op Wikivarium kunnen
Er zijn in de wetenschap meerdere definities van kwetsbaarheid, variërend
gebruikers informatie vinden, maar
van ‘een biologisch syndroom van verminderde reserve en weerstand2’ tot
ook kennis en ervaringen delen. De
‘een syndroom van meerdere problemen in diverse domeinen die kwetsgebruiker is in staat – voor eigen
baar maakt voor omgevingsfactoren3’. Die kwetsbaarheid wordt herkend
zelfredzaamheid – om een persoonaan achteruitgang in cognitie, gehoor en zicht, sociale omgeving en de
lijk veiligheidsplan5 op te stellen,
uitvoering van activiteiten van het dagelijks leven, maar ook aan onbedoeld
gewichtsverlies,
uitputting,
zwakheid
en
verminderde
fysieke
activiteit.
informatie
over zijn of haar eigen
Leeftijd van de respondenten
Door wie zijn de respondenten geïnformeerd?
5
3
12
sociale media / onderzoek
9
Niemand
Andere campingasten
Eigenaresse / direct rice camping
BHV-medewerker camping
Anders
11
1
13
9
beperking te vinden en om persoonlijke ervaringen – naar onderwerp –
met lotgenoten te delen.
Een tweede voorbeeld is RAIview
van het Nederlands Instituut voor
Gezondheidszorg en Welzijn (www.
nigw.nl). RAIview is een wetenschappelijk gevalideerd en gestructureerd instrument om methodisch
de gezondheidsrisico’s en (zorg-)
behoeftes van kwetsbare mensen
te beoordelen en te volgen. Samen
met het individu wordt deze via een
webbased applicatie met het individu in kaart gebracht. Een van de
resultaten van dit instrument geeft
aan op welke vlakken het individu
(nog) zelfredzaam is en waar het
individu hulp nodig heeft. Doordat
alle informatie van de individuen
geanonimiseerd verwerkt wordt,
zijn tevens uitspraken te doen over
trends en ontwikkelingen van
gebruikersgroepen. Zo is – door de
content van de individuele gebruiker – het mogelijk om beleid voor
grotere groepen gebruikers te cocreëren.
Spelen sociale media een rol bij zelfredzaamheid? Als we naar bovenstaande kijken, is het antwoord ‘ja’.
Wellicht is het niet direct toepasbaar
op de manieren waar we het eerst
aan denken, maar via deze nieuwe
media kunnen kwetsbare individuen zelf content creëren en participeren in hun eigen zelfredzaamheid.
De gebruiker speelt een substantiële
rol en onze stimulans in het gebruik
hiervan is onontbeerlijk.
Dr. M. Boorsma - Meerman, MD,
verbonden aan het VU medical center,
EMGO institute, partner NIGW BV
Nieuwegein
D. de Jong RI, Stichting 2Bsafe
­Nieuwegein
1) P. Kangas, S. Toivonen & A. Bäck, 2007, “Ads by Google”
and other social media business models, Julkaisija
2) L.P. Fried, Frailty Phenotype Framework, 2001
3) W.J. Strawbridge, M.I. Wallhagen & R.D. Cohen, 2002.
Successful Aging and Well-Being
4)www.wikivarium.nl is opgesteld in opdracht van de Taakgroep Handicap en Lokale
Samenleving en wordt onderhouden door de stichting 2Bsafe gepromoted door het IFV,
Infopunt Veiligheid.
5)PVA (Persoonlijk Veiligheidsadvies), te downloaden via de AppStore of Android Market
10 tot 19
20 tot 29
30 tot 39
40 tot 49
50 tot 59
60 tot 69
Sociale media in relatie tot zelfredzaamheid
6
29
64
13
Wat kan het Instituut Fysieke
Veiligheid(IFV) doen om de
veiligheidsregio’s te ondersteunen
bij de inzet van sociale media
met als doel de zelfredzaamheid
van burgers te benutten en/of te
Hartgedurende
en ademhalingcrisissiondersteunen
tuaties? Stemmingsproblemen
ging. Na vier maanden werd het
onderzoek in juni 2013, gewaardeerd met het cijfer 9, meer dan
succesvol afgerond. De conclusies
en aanbevelingen zijn gebaseerd
op interviews met medewerkers,
merendeel
communicatieadviseurs, van diverse veiligheidsregiTe weinig lichaamsbeweging
o’s. Zij vinden eigen verantwoordelijkheid van burgers op het gebied
Dat was de vraag
waarmee
Simone
Urine incontinentie
van zelfredzaamheid een must. De
Uiterwijk,
studente
aan
de
Saxion
Chronische pijnklachten
zelfredzaamheid van de burgers
Hogeschool in Deventer, voor
haar
0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70%
afstudeeropdracht mee voor Info­ wordt met name binnen de veiligpunt Veiligheid (IFV) aan de slag heidsregio’s benut en/of onder25 Veiligheidsregio’s
11
steund bij risico- en crisiscommunicatie. De veelal door het algemeen
bestuur geschreven documenten
over zelfredzaamheid van burgers
zijn bij veel veiligheidsregio’s dan
ook onderdeel van hun beleidsplannen, protocollen, draaiboeken
en werkinstructies. Sociale media
wordt als een belangrijk crisiscommunicatie-instrument beschouwd
tijdens crisissituaties die ze graag
actief en multidisciplinair inzetten
voor het maken van de omgevingsanalyse.
Instituut Fysieke
Veiligheid (IFV)
Crisissituatie
Crisiscommunicatie
Doelen van
crisiscommunicatie
Gebruik door de burgers
Ondersteunen of
benutten van de burger
Sociale media
instrumenten
Zelfredzaamheid
van de burgers
Gebruik door
de overheid
Factoren van invloed
Samenhang met
zelfredzaamheid
De richtlijnen voor
functioneel medewerkers over hoe
om te gaan met sociale media zijn veelal
opgenomen in werkafspraken. Er wordt
eigenlijk doorlopend
gebruik gemaakt van
sociale media, het
meest van Twitter.
Een groot deel van
de veiligheidsregio’s heeft met sociale media ervaring
opgedaan
binnen
het
risicocommunicatiedomein
en
tijdens een crisissi-
tuatie (crisiscommunicatie). Men is
behoorlijk tevreden over het nut van
sociale media instrumenten; vooral
de mogelijkheid om op korte termijn
informatie te verstrekken wordt
gezien als een belangrijk pluspunt.
Sociale media wordt bij de veiligheidsregio ingezet vanaf middelbrand/middel incident, bij de
gemeente vanaf GRIP 2 en bij de politie bij GRIP 1. Wel wordt geconstateerd dat in de documenten nauwelijks aandacht is voor de samenhang
die bestaat tussen sociale media en de
zelfredzaamheid van de burger.
Gewenste IFV ondersteuning
De veiligheidsregio’s geven aan dat
het IFV ondersteuning zou kunnen
bieden door:
• onderzoek te verrichten naar het
thema sociale media en zelfredzaamheid;
• inbedding van zelfredzaamheid
en bijbehorende presentatietechnieken in de bestaande leergangen en het toegankelijk maken
van deze leergangen voor betrokken bestuurders;
• cursussen, workshops en themabijeenkomsten te organiseren
over het beter benutten van de
zelfredzaamheid van burgers via
sociale media en waar veiligheidsregio’s van elkaar kunnen leren.
Ga voor het complete rapport naar
infopuntzelfredzaamheid.nl
Onderzoek: Simone Uiterwijk
Redactie: Maya Hoogveld
JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 9
Sociale media/ risicocommunicatie
Samen redzaam met sociale media
“Zelfredzaamheid begint bij risicocommunicatie.” Dit stellen diverse
respondenten van het onderzoek
dat Simone Uiterwijk uitvoerde
naar sociale media en zelfredzaamheid. Het is een stelling die mij
bezighoudt, want is dit wel echt zo?
Start (zelf)redzaamheid inderdaad
met risicocommunicatie of wordt
met risicocommunicatie pas de rol
van bijvoorbeeld de overheid, bedrijven of maatschappelijke instellingen
zichtbaar? Met andere woorden: zijn
mensen (lees: burgers) al redzaam
en stellen de benoemde partijen
hen extra informatie beschikbaar of
moeten deze mensen eerst nog overtuigen van hun eigen redzaamheid bij
een (crisis)situatie? Ik stel het eerste.
Mensen zijn tijdens crises in hoge
mate in staat om zichzelf en anderen
te helpen. Risicocommunicatie helpt
om mensen hier op voorhand over na
te laten denken en zich hierop voor te
bereiden. Sociale media kunnen een
belangrijke rol spelen bij zowel risicocommunicatie als tijdens incidenten
wanneer het daadwerkelijk op de zelfredzaamheid van mensen aankomt.
Het gesprek aangaan
Diverse veiligheidsregio’s richten
zich recentelijk op de zelfredzaamheid van burgers. Voorbeelden
zijn de website twenteveilig.nl en
de campagne ‘Je hebt meer in huis
dan je denkt!’ van de Veiligheidsregio Groningen. In deze initiatieven
speelt het thema (zelf)redzaamheid
een nadrukkelijke rol. Belangrijk
aspect hierbij: wat doet de overheid,
en wat kun je zelf doen? Onderling
contact is nodig om de verwachtingen van de verschillende partijen met
betrekking tot (zelf)redzaamheid
inzichtelijk te maken. Sociale media
kunnen hierbij een rol spelen, omdat
het mogelijk maakt dat partijen op
een laagdrempelige manier hierover
met elkaar in gesprek gaan. En dat is
belangrijk, omdat het (zelf)redzaam
vermogen per individu en per (crisis)
situatie verschilt. Door hier van tevoren over in gesprek te gaan, worden
(on)mogelijkheden zichtbaar.
Sociale media bij incidenten
Tijdens incidenten en crisissituaties kunnen sociale media ook
een belangrijke rol vervullen. Ze
fungeren als informatiebron en als
communicatiekanaal. Er zijn in de
afgelopen jaren diverse onderzoeken
verricht naar het gebruik van sociale
media door burgers en overheden bij
incidenten. Uit deze onderzoeken
blijkt dat bij incidenten veel informatie beschikbaar is op sociale media;
niet alleen van de overheid maar ook
van burgers en media. Berichtgeving
op sociale media kan in zeer korte
tijd wereldwijd inzichtelijk maken
wat er op een bepaalde plaats speelt.
Ook plaatsen burgers hulpvragen
online. Deze berichten op de sociale
media bereiken vaak eerder medeburgers, bedrijven en media dan de
overheid. Sociale media bieden daarmee de kans voor burgers om elkaar
te vinden en te helpen. En mocht in
een crisissituatie toch hulp vanuit de
overheid nodig zijn, ook dan kunnen
sociale media uitkomst bieden.
Burgers kunnen ze namelijk gebruiken als communicatiekanaal om de
hulpdiensten te bereiken als het telefoonnetwerk eruit ligt. Er zijn dus
voldoende kansen voor het gebruik
van sociale media in relatie tot zelfredzaamheid. Eén vraag moet daarbij centraal staan bij overheid: werk
je als overheid mét of vóór burgers?
De tekst begon met: ‘zelfredzaamheid begint bij risicocommunicatie’.
Ik wil afsluiten
met:
‘zelfredzaamheid wordt
ondersteund
door risicocommunicatie’.
Niek van as (VDMMP) @niekvas
Praktijk / Veiligheidsregio Groningen
Je hebt meer in huis dan je denkt
In het derde kwartaal 2013 is
Veiligheidsregio Groningen met
haar campagne “Je hebt meer
in huis dan je denkt” gestart.
Hiermee probeert zij een bijdrage
te leveren aan de zelfredzaamheid
van de inwoners van de provincie
Groningen. Is het reëel wat we
vragen van onze inwoners? Juist
om dit aan te moedigen moeten
bestuurders en hulpverleners zelf
het goede voorbeeld geven.
Katja van Ederen, communicatieadviseur Veiligheidsregio Groningen:
“Mensen hoeven echt geen examen
te doen om aan te tonen dat ze zelfredzaam zijn. Bewustwording van
mogelijke risico’s en hoe je daarop
kunt anticiperen is veel belangrijker. Als dat het resultaat is van onze
campagne dan is voor ons het doel
grotendeels bereikt.”
helpen?
• W
at weet jij van eerste hulp, hoe
kan je slachtoffers helpen?
• Hoe kan je de hulpdiensten assisteren in hun taak?
Katja van Ederen: “Zonder dat
mensen het vaak beseffen hebben
ze al veel middelen en kennis in
huis. Iedereen weet wel dat het
handig is om kaarsen in huis te
hebben voor als de stroom uitvalt,
of ramen te sluiten als er ergens
brand is. Al was het maar om ongemak te voorkomen of om gezellig
een kaarsje te branden. Aan ons de
eer om die kennis bij te spijkeren en
te vergroten.”
ontsporing van een trein met gevaarlijke stoffen een heel dorp ontruimd
moet worden. Dan gaan mensen
ineens wel op zoek naar informatie.
Dat zien wij ook terug in onze Google
Analytics gegevens. Je kunt mensen
niet dwingen informatie tot zich te
nemen, maar je kunt wel zorgen dat
die informatie beschikbaar is mocht
de vraag zich voordoen. Door onder
andere in te spelen op actualiteiten
en recente calamiteiten.”
groningen.nl, Twitter@VRgroningen en Facebook facebook.com/
veiligheidsregiogroningen is deze
informatie beschikbaar en kunnen
mensen terecht met al hun vragen
of een bijdrage leveren aan de
website.
Informatie- en communicatie­
platform
• e en A4 kaart met scenario’s en wat
je per scenario zelf kunt doen;
• een boekje over de Veiligheidsregio Groningen en hoe zij zich
voorbereidt, hoe mensen zichzelf
Veiligheidsregio Groningen heeft
een nieuw informatie- en communicatieplatform beschikbaar gemaakt
Toch is niet iedereen even thuis op
internet. Daarom is ervoor gekozen
om alsnog een papieren Risicowijzer
in twee formaten uit te brengen:
Basis van de online campagne is de
campagne met dezelfde naam uit
2010. In 2014 wordt het effect van de
nieuwe campagne gemeten.
Samenwerking
Zelfredzaamheid
Het woord “risico” impliceert al dat
je bepaalde zaken niet kunt voorkomen. Er blijft altijd de kans, hoe
klein ook, dat er iets ernstigs gebeurt.
Maar tussen niet kunnen voorkomen en reddeloos zijn zit nog een
enorm gebied waar mensen zelf actie
kunnen ondernemen om te voorkomen dat zij slachtoffer worden
van een ramp of ongeval. Of voor
het geval het onheil ze toch treft de
schade te beperken.
In onze campagne maken we mensen
onder andere attent op de volgende
punten:
• Onderzoek welke risico’s er in
jouw omgeving zijn of kunnen
voordoen.
• Wat kan jezelf doen bij verschillende scenario’s?
• Breng je jezelf en anderen in
veiligheid.
• Kan je mensen in jouw omgeving die minder zelfredzaam zijn
eind 2013. Katja van Ederen: “Onze
invalshoek gaat uit van de mensen
die wij willen aanzetten tot zelfredzaamheid. Het is echt heel leuk
om te zien hoe al die verschillende
mensen hun bijdrage leveren aan de
campagne. We besteden specifiek
aandacht aan risico’s als aardbeving, brand, overstroming en uitval
van stroom. En om te laten zien hoe
je jezelf kunt helpen zijn niet wij
aan het woord maar studenten, een
senior, dertigers en een man met een
verstandelijke beperking. Want daar
gaat het om, jezelf kunnen identificeren met anderen en hoe zij zich voorbereiden.”
Triggers
Hoe zet je mensen dan aan tot die
zelfredzaamheid? Katja van Ederen:
“Mensen zijn toch snel geneigd om
te denken ‘dat overkomt mij niet’.
Totdat het wel dichtbij komt, een
brand bij de buren bijvoorbeeld. Of
ze zien in het nieuws dat door de
voor de inwoners van de provincie
Groningen. Daarop probeert zij
zo uitgebreid mogelijk informatie
te delen waarbij zij onder andere
inspeelt op oefeningen, (inter)regionale calamiteiten en (landelijk)
nieuws met betrekking tot veiligheid. Via de website risicowijzer.
kunnen voorbereiden en wat te
doen in een noodsituatie?
Risicocommunicatie campagne
Om al die informatie aan de man te
brengen is in september de campagne
“Je hebt meer in huis dan je denkt”
van start gegaan. Deze loopt tot
“Sinds 2005 wordt in onze regio
gewerkt aan risicocommunicatie
als onderdeel van het Regionale
Uitvoeringsprogramma
Externe
Veiligheid. De samenwerking
tussen de 23 Groninger gemeenten, provincie Groningen, Regionale Brandweer, GGD Groningen en de waterschappen Hunze
& Aa’s en Noorderzijlvest heeft
al tot mooie resultaten geleid. In
2008 is bijvoorbeeld De risicowijzer geproduceerd en huis-aan-huis
verspreid. In 2010 is de campagne
“Je hebt meer in huis dan je denkt”
uitgevoerd. Beide projecten hebben
naamsbekendheid gegeven en de
Groningers bewuster gemaakt.
Katja van Ederen, Veiligheidsregio
Groningen
[email protected]
Meer informatie:
veiligheidsregiogroningen.nl en
@VRgroningen
10 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014
Bestuurlijk / De blogger
Wouter Jong
@wouterjong
De halsstarrigheid
van zelfredzaam versus
niet-zelfredzaam
Wouter Jong, Adviseur crisisbeheersing Nederlands
Genootschap van Burgemeesters (NGB), schrijft regelmatig blogs voor de site burgemeesters.nl
In zijn blog van 28 juni 2013 plaatst Wouter Jong enkele
kritische kanttekeningen bij enkele aspecten van het
rapport ‘Bevolkingszorg op orde’. In een deel van zijn
blog geeft hij zijn visie op zelfredzaamheid in de nafase na
rampen en incidenten.
De prestatie-eisen in het rapport Bevolkingszorg op orde’
nemen als uitgangspunt dat de burger doorgaans heel zelfstandig is en ook bij rampen niet apathisch aan de kant
blijft zitten tot de hulpdiensten uitrukken. Het rapport
ridiculiseert dit fenomeen – Is de mythe van paniek nog
echt zo hardnekkig als wordt gesteld? – maar wat telt is
de pragmatische insteek. Kies niet automatisch voor grote
opvanghallen, maar kijk of je als alternatief niet beter een
plek kunt creëren waar mensen even op adem kunnen
komen, voordat ze op eigen gelegenheid weer vertrekken
naar familie of vrienden. Het werd afgelopen jaar weer
onder meer gestaafd door de evaluatie van de ingestorte
feesttent van het Dicky Woodstock Festival, waarin letterlijk stond in het dorp Steenwijkerwold wordt vanuit eigen
beweging door de bewoners/café-eigenaar ad-hoc opvang
geregeld. Uiteindelijk vindt men zijn/haar weg huiswaarts.
Een verminderd zelfredzame kan in het ziekenhuis
worden opgelapt en als zelfredzame het ziekenhuis verlaten.
Door de wereld onder te verdelen in zelfredzamen en nietzelfredzamen ligt het risico op de loer dat de nafase wordt
gesimplificeerd. Want zelfredzamen kunnen een psychische terugval krijgen, waardoor ze (tijdelijk?) verminderd
zelfredzaam worden. Een verminderd zelfredzame kan
in het ziekenhuis worden opgelapt en als zelfredzame het
ziekenhuis verlaten. Enzovoorts. Uit het onderzoek van
Annelieke Drogendijk (directeur Impact) bleek dat de
migranten op een andere manier met de nasleep van de
Vuurwerkramp in Enschede zijn omgegaan dan andere
Enschedeërs. Bij hen ging het niet zozeer om de individuele zelfredzaamheid, maar om de zelfredzaamheid van
het eigen collectief van de familie en vriendengroep. De
logica van de prestatie-eisen van Bevolkingszorg op orde
dienen dan ook vanuit die verschillende culturele invalshoeken te worden getoetst.
Als zelfredzaamheid een ‘containerbegrip’ wordt mis je
de nuance die je in de uitvoering van de prestatie-eisen
mogelijk nodig hebt.
Bekijk de hele blog op
www.burgemeesters.nl
Koele Friezen
We weten dat de Friezen van vrieskou houden, maar
hoe koel reageren ze nu eigenlijk bij een noodsituatie als
een overstroming, griepgolf, botsing of brand? Veiligheidsregio Friesland bedacht de KoelCheck. Binnen 60
seconden weet je of je een koele (zelfredzame) kikker
bent of tot het soort paniekzaaiers behoort.
Hoe koel ben jij? Meer informatie hierover vind je op de
site www.hoekoelblijfjij.nl.
Friese Gemeenten kunnen de Hoe koel blijf jij?
campagne ondersteunen door gebruik te maken
van de middelen in een toolkit. Ga hiervoor naar:
www.veiligheidsregiofryslan.nl
Praktijk / Inspiratie
“Wil je wat op gang brengen, dan
moet je naar de mensen toe!”
Dorpsbrandwacht Greet Knol
Energiek,
enthousiast
en
betrokken. Deze drie woorden
karakteriseren dorpsbrandwacht
Greet Knol uit Olst. Op theoretische modellen en papieren tijgers
heeft ze het niet zo. Liever springt
ze op de fiets, op weg naar een
volgende afspraak, gewoon bij de
mensen thuis.
Voor inwoners van Olst en omgeving is Greet als dorpsbrandwacht de
brandweervrouw bij wie ze kunnen
aankloppen met vragen over (brand)
veiligheid en adviezen die de zelfredzaamheid bevorderen. “Maatwerk
leveren is belangrijk. Goed luisteren
naar de vraag en daar je verhaal op
afstemmen. Dat levert over het algemeen het beste resultaat op.”
We ontmoeten elkaar in de brandweerkazerne van Olst. Het is een
tropisch warme dag in juli. Een druk
op de bel en binnen enkele seconden
zwaait de deur gastvrij open. Twee
heldere, bruingroene ogen in een
vriendelijk, gebruind gezicht nemen
me een paar seconden belangstellend op. Handen worden geschud en
daarna zoeken we snel wat verkoeling in de kantine, de plek waar
Greets brandweercarrière in 2007 in
feite begon.
Piepers
“Ik kom uit de jeugdhulpverlening,
maar wilde graag wat anders. In
eerste instantie vond ik dat in het
assurantiekantoor van mijn man.
Ik doe daar, ook nu nog, parttime
administratief werk. Om in contact
met mensen te blijven werd ik ook
leesmoeder en vrijwilliger. Zo coördineerde ik de collectes, onder ander
voor de Brandwonden Stichting. Met
de brandweer kwam ik in contact
toen we een vergunning moesten
aanvragen voor een spandoek. Daar
zaten allerlei voorwaarden aan, onder
andere met betrekking tot de hoogte.
Ik had geen idee hoe ik dat voor
elkaar moest krijgen en heb toen de
brandweer maar gebeld voor advies.
De afspraak was hier in de kazerne.
Precies op het moment dat ik er zat,
gingen de piepers af en kwamen de
vrijwilligers van alle kanten aangerend. Geweldig vond ik het!”
Nu of nooit
Toen kort daarna een wervingscampagne voor nieuwe vrijwilligers
startte, was de stap snel gezet. “De
leeftijdsgrens was veertig en dat was
ik op dat moment. Ik dacht: nu of
nooit. Het was een opwelling en dat
is maar goed ook, anders had ik vast
te veel bezwaren gezien. Normaal
gesproken ben ik een perfectionist en
denk ik alles heel goed door. Gelukkig heb ik dat deze keer niet gedaan”,
vertelt ze enthousiast. Inmiddels is
Greet opgeklommen tot bevelvoerder.
“Ik werk graag met mensen en in een
team. Bij de brandweer kan dat allemaal. Bovendien is het maatschappelijk relevant. Het past bij mij.”
Naar de mensen toe
De enige brandweervrouw van de
blusgroep Olst geeft samen met collega’s in de periode september/ oktober voorlichting op de basisscholen
in de gemeente Olst-Wijhe. Hiervoor wordt het lespakket van Billy de
Brandkraan ingezet. Toen de belangstelling werd gepeild voor de dorpsbrandwacht, was het niet verwonderlijk dat Greet zich ook daarvoor
meldde. “Het is nog een pilot. Aan
het eind van het jaar wordt de balans
opgemaakt. Aanvankelijk zijn we
met z’n drieën gestart. Het is ook best
zoeken naar een goede aanpak. Hoe
vul je je rol als aanspreekpunt in? Ik
weet inmiddels wel, dat mensen je
niet spontaan bellen of naar je toekomen, ook al staat je naam en telefoonnummer in de krant. Wil je wat
op gang brengen, dan moet je naar
de mensen toe. Ik ga daarom zelf op
zoek naar doelgroepen.”
Tijd investeren
Hoe ze dat doet? “Aanhaken bij
passende activiteiten en contact
zoeken met instellingen en organisaties. Soms word je uitgenodigd door
bijvoorbeeld een vereniging van
Plaatselijk Belang of ga ik er zelf op
af. Momenteel staan er zo’n dertig
afspraken in mijn agenda. Het begint
vorm te krijgen, maar je moet er wel
tijd in investeren. Zowel aan de voorkant als aan de huisbezoeken. Die
duren toch wel vaak drie kwartier tot
een uur. Of dat overdag, ’s avonds of in
het weekend is maakt me niet zoveel
uit. Ik ben flexibel.” Tijdens de huisbezoeken wordt de checklist ‘Brandveiligheid thuis’ doorgenomen. Deze
lijst maakt mensen bewust van hun
eigen situatie en stimuleert tot acties
om de eigen omgeving (brand)
veilig­er te maken. “Ik mag twee rookmelders weggeven, maar de mensen
moeten ze zelf ophangen. Dat geldt
ook voor alle andere acties.” Greet is
ervan overtuigd dat alle kleine beetjes helpen. ‘Hopelijk werkt het als een
olievlek en groeit de zelfredzaamheid
onder burgers.”
Maatwerk
Persoonlijk contact met mensen
levert het maatwerk op waar Greet
al eerder op wees. “Het is altijd weer
anders. Ik was eens bij een mevrouw
die advies wilde over brandveilig
wonen. Zij had niets aan rookmelders, omdat ze slechthorend was. De
oplossing was een trilpad onder het
kussen die geactiveerd wordt door
een speciale rookmelder. Bij andere
mensen, waar een droogtrommel
in brand had gestaan, ging ik op
bezoek omdat een kind wat angstig
was geworden ondanks de goede
opvang door collega’s. We hebben
toen samen haar kamer geïnspecteerd op brandveiligheid en gepraat
over hoe te handelen als zoiets nog
een keer zou gebeuren. Dat stelde
haar gerust. Zo speel je telkens in op
situaties. Mensen waarderen dat over
het algemeen heel erg en ik vind het
fijn om te doen.”
Auteur Janny Nijsingh, j.nijsingh@
veiligheidsregio-IJsselland.nl
JANUARI 2014 - Dé Expres Expert - 11
Praktijk/ Inspiratie
Van Brandveilig Leven naar Veilig Leven in Flevoland
Hildemarie Schippers van Brandweer Flevoland
Burgers, bedrijven, instellingen en
de overheid, ze hebben er allemaal
mee te maken: (brand)veiligheid.
De Flevolandse burger bewust
maken van (brand)gevaar en hun
verantwoordelijkheid voor het
voorkomen ervan staat tot 2020
in de aanpak, de rol en de organisatie van Brandweer Flevoland
centraal. Hildemarie Schippers
van Brandweer Flevoland licht toe
hoe het concept Brandveilig Leven
in Flevoland wordt toegepast en
waarom mensenlevens belangrijker zijn dan vergunningen.
onderdelen in de organisatie hopen
wij via actieve voorlichting, educatie en bewustwording door beroeps
en vrijwilligers de verantwoordelijkheid en daarmee de zelfredzaamheid te vergroten van burgers. Onze
aandacht richt zich speciaal op de
speerpunten ‘woonomgeving’ en
‘educatie’. Vanuit onderzoek (onder
meer brandrisicoprofiel) weten we
dat de meeste slachtoffers bij brand
vallen in de woonomgeving en dat in
Flevoland met name jonge gezinnen
een risicogroep vormen als het gaat
om de kans op brand.
Hildemarie Schippers werkt als
teamleider Risicobeheersing bij
Brandweer Flevoland en is nauw
betrokken bij het gericht en zichtbaar
uitvoering geven van het landelijke
concept Brandveilig Leven in haar
regio. Haar enthousiasme om dit
concept te helpen slagen is krachtig
en passioneel te noemen.
Het werken aan brandveilig gedrag
begint bij schoolgaande kinderen.
Via hun bereik je ook de ouders. Wij
werken ernaartoe dat een lesprogramma over brandveiligheid onderdeel wordt van het basis- en voortgezet onderwijs. Educatie is voor
ons een heel belangrijk speerpunt.
Jonge gezinnen kennen namelijk een
verhoogd brandrisico. Voor basisscholen hebben we nu twee projecten.
Voor groep 6, 7 en 8 stellen we het
lespakket Billy Brandkraan beschik-
Educatie speerpunt
Hoe werkt Brandveilig Leven in
Flevoland? Hildemarie: “Vanuit alle
baar. Voor groep 4 hebben we de
Brandweerschatkist. Afdeling Risicobeheersing coördineert het educatieproject, maar de voorlichting op
scholen gebeurt door 20 collega’s van
verschillende afdelingen die een training storytelling aan jonge kinderen hebben gevolgd. Kinderen willen
zo’n verhaal beleven. We komen met
een geschilderde brandweerschatkist
met materialen aan de hand waarvan we het verhaal vertellen. Denk
aan een rookmelder, een ontruimingsplan, blindmaskers en neptelefoontjes waarmee ze zogenaamd
de alarmcentrale mogen bellen bij
brand. Een oefening op die manier
blijft goed hangen en daarover
vertellen ze hun ouders. Het speciaal
voor deze leeftijdsgroep gemaakte
kleur- en doeboek met spelletjes en
opdrachten voor thuis over bijvoorbeeld het vluchtplan en rijmpjes als
‘niet hollen, maar rollen’ werken ook
goed en verhogen het kennisniveau
van kinderen.”
Begane grond
Voorbeelden van andere projecten?
Hildemarie: “Andere kleinschalige
initiatieven voor brandveilig leven
zijn de woonchecks in Lelystad.
Deze worden uitgevoerd door de
buurtvoorlichters die daarvoor een
training van de brandweer hebben
gekregen. De aandacht voor brandveilig leven wordt positief ontvangen. Zelfredzaamheid van burgers
is noodzakelijk. Neem een woningbrand, die kan zich (afhankelijk van
de situatie) binnen drie minuten al
zodanig ontwikkelen dat er geen
overleefbare situatie meer is. Je moet
jezelf dan in veiligheid kunnen
brengen, omdat de brandweer vaak
niet binnen die drie minuten aanwezig is.
Voor de veiligheid en zelfredzaamheid
van verminderd zelfredzame bewoners is het belangrijk samen met hen
na te denken wat het voor hen betekent
als er brand uitbreekt. Kunnen ze zelf
buiten komen, welke hulpmiddelen
zijn nodig en zijn er voldoende mensen
in de buurt om te helpen? Zo bestaan er
speciale rookmelders die een berichtje
(sms-je) sturen naar bijvoorbeeld de
buren bij brand. Mensen helpen graag
als dat kan.”
Mensenlevens
Is preventie veranderd? Hildemarie:
“Preventie was eerder vooral gericht
op controleren en vertellen hoe het
allemaal moet. Nu wijzen we mensen
steeds vaker op hun eigen verantwoordelijkheid en wat ze zelf hieraan
kunnen doen. Daarnaast willen we
ons steeds meer richten op die locaties waar de meeste ‘winst’ te behalen
is, namelijk de woonomgeving. Het
gaat tenslotte om mensenlevens, niet
om vergunningen.”
Laatste tip
“Zoek als brandweer samenwerking
met andere partijen als woningstichtingen, belangenorganisaties, scholen en WMO-adviseurs. Wissel deze
ervaringen tussen de korpsen uit, en
ga vooral niet alles zelf doen.”
Meer informatie:
[email protected]
Redactie: Maya Hoogveld
Praktijk / Samenwerking
Praktijk / Samenwerking
Het belang van sociale
netwerken (zelforganisatie)
De expertgroep zelfredzaamheid:
bron van kennis en expertise
Onze maatschappij bevindt zich in
een transitie van verzorgingsstaat
naar genetwerkte participatiestaat.
De overheid trekt zich terug en
burgers worden geacht om steeds
meer zelf verantwoordelijkheid
te nemen voor hun eigen welzijn
en veiligheid, maar ook dat van
anderen in hun sociale netwerk.
Huiskamer
Tegelijkertijd zijn burgers ook meer
‘empowered’: het gemiddelde opleidingsniveau is significant toegenomen, door internet hebben mensen
toegang tot een enorme hoeveelheid informatie en via sociale media
kunnen zij zich op een makkelijke
manier organiseren.
Burgers nemen dan ook steeds vaker
het initiatief om zelf iets aan een
probleem of vraagstuk in hun eigen
omgeving te doen. Ze steken gezamenlijk de handen uit de mouwen
om de groenvoorziening in hun
buurt op orde te houden, ze werken
samen met de politie om overlast
tegen te gaan of ze regelen een ‘huiskamer’ als ontmoetingsplek voor
jongeren of allochtone vrouwen.
Olievlekwerking
Hoewel dergelijke initiatieven vaak
beginnen met een individu die een
vraagstuk aan wil pakken is er een
netwerk nodig om het vraagstuk
tot een goed einde te brengen. Dit
netwerk bestaat veelal uit burgers,
maar ook instituties kunnen daar
deel van uitmaken. Ieder mens maakt
deel uit van een aantal (basis)netwerken zoals familie, werk, buurt of
online netwerken zoals Facebook of
LinkedIn. Een belangrijke vraag is
in hoeverre het aantal en de kwaliteit
van dergelijke netwerken het zelforganiserend vermogen van een community ook mede bepaald wordt door het
aantal en de kwaliteit van netwerken
in die wijk. Door dergelijke kennis
zou
‘olievlekwerking’
versterkt kunnen worden
–meer mensen die zelf
een initiatief starten of
meer mensen die deelnemen aan een bestaand
initiatief - en neemt het
vermogen van individuen en hun community
om -van onderaf- problemen aan te pakken toe.
TNO onderzoekt hoe
deze netwerken ontstaan, hoe deze
zich ontwikkelen, op welke wijze je
deze netwerken kan inzetten om de
resilience van een gemeenschap te
versterken en wat de succesfactoren
en barrières daarbij zijn.
Meer weten? Prof. dr. José Kerstholt,
Senior researcher BSS (TNO)
josé[email protected]
De expertgroep zelfredzaamheid is in 2007 opgericht onder
voorzitterschap van oud-burgemeester van Enschede, Jan Mans.
Deze groep is een onafhankelijk collectief van (oud)bestuurders, wetenschappers en adviseurs die gezamenlijk gevraagd
en ongevraagd reflecteren op de
ontwikkelingen en projecten op
het terrein van de zelfredzaamheid. In de toekomst gaat zij zich
op meer planmatige basis bezighouden met advies en reflectie op
de verhouding overheid en de zelfredzame ­Nederlander.
Achtergrond
In de periode van 2009-2011 functioneerde de expertgroep als formele
klankbordgroep van het toenmalige
ministerie van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties om vier door
hen gefinancierde pilots gericht op
het bevorderen van zelfredzaamheid
te begeleiden. Na deze eerste fase is
de expertgroep zonder externe geldstroom actief gebleven. Onafhankelijkheid staat daarbij voorop.
Visie
Er is consensus over het feit dat de
burger niet passief is tijdens een
crisis. Het is echter niet helemaal
duidelijk in welke mate de burger wil
en of kan participeren.
Vragen die moeten worden beantwoord zijn onder meer:
1.Moet de overheid ervan uitgaan
dat de burger in alle gevallen weet
hoe te handelen in noodsituaties?
Is de burger, in welke hoedanigheid dan ook, altijd zelfredzaam?
2.
Kan en moet de overheid zijn
handelingspatronen aanpassen
daar waar de burger zelfredzaamheid demonstreert?
3.
A ls zelfredzaamheid voor alle
burgers geldt, wat moet er dan
worden gedaan om de zelfredzaamheid van de gehandicapte
burger te optimaliseren?
Een illustratief voorbeeld uit de
praktijk: de verschrikkelijke situatie van de vermiste jongetjes in
Zeist in april dit jaar. Vanuit de
samenleving was er een enorme
drang om bij te dragen aan de zoektocht. Het gevolg was dat enkele
assertieve burgers in hun enthousiasme geremd werden doordat
operationele diensten niet voorbereid waren op deze bijdrage.
Het basisprincipe van zelfredzaamheid is complex. Maatschappelijke initiatieven mogen enerzijds
niet verloren gaan en moeten zelfs
worden gestimuleerd. Aan de andere
kant mag de Nederlandse crisisorganisatie niet zodanig ingericht zijn
dat zij op enig punt volledig afhankelijk is van de zelfredzame burger. De
vraag rijst daarmee of en wanneer de
overheid burgers moet ‘verleiden’ om
zich beter voor te bereiden op noodsituaties. Het principiële antwoord
van de expertgroep is dat dit ‘slechts’
het geval is indien de burgers in staat
worden gesteld hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Samengevat is de visie van de expertgroep dat
het overheidshandelen in het kader
van (de voorbereiding op) crises
meer vraaggestuurd moeten worden.
Hierdoor zou een betere balans
tussen vraag en aanbod ontstaan.
Vanzelfsprekend dient de overheid te
zorgen dat zijzelf en haar hulpverleningsdiensten geëquipeerd moeten
zijn om tijdens een crisis met zelfredzaamheid om te gaan.
In de toekomst gaat de expertgroep
zich meer op planmatige basis bezighouden met initiatieven vanuit
zowel het openbaar bestuur als het
maatschappelijk veld om hen van
de gewenste – en soms noodzakelijke – inzichten te voorzien. Zo zal
zij niet alleen fungeren als klankbord maar ook actief betrokken zijn
bij de vorming van veiligheidsbeleid
met oog voor de zelfredzame burger.
Hiermee presenteert de expertgroep
zich als een onafhankelijke, betrouwbare en diverse bron van kennis en
expertise op het gebied van zelfredzaamheid.
Onafhankelijke bron
Frank Tetteroo (Crisislab)
[email protected]
12 - Dé Expres Expert - JANUARI 2014
Praktijk / Samenwerking
SLOTWOORD
Leo Zaal
Directeur IFV
Delen, het
nieuwe hebben
Afgelopen zomer maakte Daan Roosegaarde
in het programma Zomergasten van de VPRO
indruk toen hij vertelde over het ‘delen is het
nieuwe hebben’. Bevlogen vertelde deze pionier,
kunstenaar, ondernemer en ontwerper over
samenwerken, signaleren, verbinden, innoveren en vooral doen. Dat werkt inspirerend.
Dit bood een interessante kijk op de werkelijkheid die voorbij gaat aan de crisis en liever uitgaat
van dagelijks voorbijtrekkende kansen en mogelijkheden.
Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) is partner
van het Expertisecentrum Zelfredzaamheid. Naast
het delen van informatie investeert onze organisatie ook in onderzoek en kennis over het onderwerp zelfredzaamheid. Door steeds meer informatie en ervaringen te laten delen tussen mensen van
verschillende organisaties over dit specifieke thema
draagt ons instituut bij aan een grotere verbinding
met de samenleving. We lopen met het onderwerp
zelfredzaamheid voorop in onze wereld van fysieke
veiligheid. Delen, signaleren en verbinden zijn dan
ook belangrijke gebieden om in te investeren. Deze
krant is een mooi voorbeeld van hoe we dat delen,
signaleren en verbinden ook naar het doen kunnen
brengen. Door middel van samenwerking zetten we
een belangrijke stap voorwaarts.
Uit deze krant blijkt dat ook het werkveld zelfredzaamheid veel zogezegde ‘zomerInstituut
gasten’ kent. Inspirerende verhalen, waarbij het samenwerken,
Fysieke
signaleren, verbinden, innoveren
en doen centraal staat.
Veiligheid
Even voorstellen:
Zelfredzaamheidsnetwerk Oost 5
Bundelen van kennis, kunde en enthousiasme voor het thema
veiligheid en actief burgerschap! Dit doel vormde de aanleiding
om dit jaar te starten met een samenwerkingsverband zelfredzaamheid met de Oost 5 regio’s: Gelderland-Midden, Gelderland-Zuid, Noord- en Oost Gelderland, Twente en IJsselland.
Deze regio’s hebben de gezamenlijke ambitie om zelfredzaamheid te stimuleren door op dit gebied met elkaar te gaan samenwerken. Het Landelijk Expertisecentrum Zelfredzaamheid van
het IFV is ook lid van het netwerk. Het expertisecentrum biedt
nuttige ondersteuning, weet wat er landelijk zoal speelt en helpt
met het leggen van ‘slimme’ verbindingen.
Veel regio’s kampen met een en dezelfde problematiek en ondernemen talrijke initiatieven op het gebied van zelfredzaamheid
die het waardevol maken om deze gemeenschappelijk te verkennen en met elkaar te delen. Op deze manier ontstaat een mooie
wisselwerking waarin de regio’s elkaar inspireren, motiveren,
kennis uitwisselen en gezamenlijk ideeën uitwerken. Kortom:
een mooie ontwikkeling die we met elkaar de komende tijd
verder zullen gaan verbreden en uitdiepen.
Waarom is de samenwerking van Oost5 belangrijk?
“Het samenwerkingsverband op het gebied van zelfredzaamheid in Oost-Nederland is voor onze veiligheidsregio zeer inspirerend. Kennis delen, ervaringen uitwisselen, ideeën opdoen en
vooral niet het wiel uitvinden waarmee onze buren al de weg op
zijn gegaan.” Quinten Dikschei, VRNOG
“Het netwerk zelfredzaamheid Oost-Nederland vormt een goed
platform om te kijken hoe zelfredzaamheid verder kan worden
uitgebouwd en structureel kan worden verankerd in het beleid.”
Astrid Steverink, Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
Leden Zelfredzaamheidsnetwerk Oost5 (v.l.n.r.)
Nancy Oberijé: Expertisecentrum Zelfredzaamheid (IFV)
Astrid van Schaijk: Veiligheidsregio Gelderland-Midden
Astrid Steverink: Veiligheidsregio Gelderland-Zuid
Quinten Dikschei: Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland
Ellen Misana: Veiligheidsregio Twente
Janny Nijsingh / Silvan Hijlkema: Veiligheidsregio IJsselland
“Het is van belang dat alle partijen (ook burgers) zich bewust zijn
van de risico’s en hun eigen verantwoordelijkheid, en van daaruit de verbinding met elkaar aangaan om de (zelf)redzaamheid
te verhogen. Een mooi voorbeeld daarbij is “Brandveilig Leven.”
Astrid van Schaijk, Veiligheidsregio Gelderland-Midden
“Fantastisch om te merken hoeveel er na twee bijeenkomsten al is uitgewisseld en hoe je elkaar op goede ideeën kunt
brengen. Erg inspirerend en de tijd vliegt voorbij elke keer!”
Nancy Oberijé, Expertisecentrum Zelfredzaamheid (IFV)
“Er zijn zoveel enthousiaste en kundige collega’s met dit onderwerp bezig. Het is daarom prachtig om te zien en te ervaren dat
je elkaar op deze manier versterkt in een gezamenlijke ambitie!”
Silvan Hijlkema, Veiligheidsregio IJsselland
“Het beeldmerk voor het IJssellands programma Community
Safety / Zelfredzaamheid is een combinatie van het logo met
de woorden Zelf en Samen; wat doe je als individu en wat kun
je samen met anderen doen om de veiligheid in de samenleving te vergroten? De krachtenbundeling binnen ons netwerk
is daar goed mee te vergelijken. We kunnen zelf veel initiatieven ontplooien, maar samen vergroten we onze slagkracht en
bereiken we meer!” Janny Nijsingh, Veiligheidsregio IJsselland
Veiligheid is mensenwerk
Tweede Congres over Zelfredzaamheid
3 april
2014
Zwolle
powered by
Meer informatie en aanmelden vanaf eind januari:
www.infopuntzelfredzaamheid.nl
Door uWerkconferentie
geselecteerde
voortgang thema’s:
veiligheidsregio’s
25 november 2013
Slotnotitie werkconferentie
Advies inzake de doorontwikkeling
van veiligheidsregio’s
Aan
Van
Versie:
Datum
Veiligheidsberaad
Directeurenoverleg veiligheidsregio's
Definitief
13 januari 2014
1. Achtergrond en aanleiding voor dit advies
De minister van Veiligheid en Justitie heeft bij besluit van 24 mei 2012 een onafhankelijke commissie
ingesteld met als taak een integraal advies uit te brengen over de werking van de Wet veiligheidsregio’s en over het Nederlandse stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing. Deze commissie
Hoekstra heeft op 18 september 2013 haar eindrapportage opgeleverd. Het Veiligheidsberaad heeft
gezamenlijk met de VNG en NGB een eerste bestuurlijke reactie geformuleerd op 11 oktober 2013.
Daarin is te lezen dat het beraad gaat toewerken naar een toekomstige ‘agenda van de veiligheidsregio’s’ waarin collectieve thema’s ten behoeve van de versterking en de doorontwikkeling van de
veiligheidsregio’s voor de komende jaren worden benoemd. Een aantal gezamenlijke thema’s zal
tevens een plek krijgen in de ‘voorwaartse agenda’, die samen met de minister van V&J en de VNG
wordt opgesteld. Het voornemen van de voorwaartse agenda wordt ook bevestigd in de kabinetsreactie op het advies van Hoekstra en onderliggende rapporten (brief TK 22 november 2013).
Tijdens het overleg van de directeuren veiligheidsregio’s (DOVR) op 31 oktober 2013 hebben zij
aangegeven dat zij graag hun bijdrage leveren aan deze agenda door middel van een geprioriteerde
uitwerking van de door het Veiligheidsberaad geïdentificeerde thema’s. Het Dagelijks Bestuur van het
Veiligheidsberaad heeft de directeuren specifiek gevraagd (brief aan de voorzitter directeurenoverleg
d.d. 5 december 2013) om in ieder geval te adviseren over de rol en positie van de directeur veiligheidsregio en de wijze waarop betrokkenheid van gemeenten bij de veiligheidsregio kan worden
vergroot.
De directeuren hebben op 25 november 2013 een werkconferentie georganiseerd om die bijdrage te
formuleren. Deelnemers hieraan waren de directeuren veiligheidsregio’s/voorzitters veiligheidsdirecties, vertegenwoordigers van V&J/NCTV en diverse ketenpartners (waaronder directeuren RUD’s,
defensie en meer). Er is uitgebreid gesproken over de 14 thema’s die het Veiligheidsberaad in haar
brief heeft benoemd en de maatregelen die daarvoor mogelijk zijn. Uiteindelijk zijn er door de deelnemers vijf thema’s benoemd die wat hen betreft de hoogste prioriteit hebben. Daarop is een nadere
verdieping gemaakt en zijn voorstellen geformuleerd voor een landelijke aanpak. In deze notitie treft u
de resultaten aan van de werkconferentie; een verdieping op de 14 thema’s van het Veiligheidsberaad.
Doel is deze notitie aan te bieden aan het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad.
De opbouw van deze notitie is als volgt:
1. Achtergrond en aanleiding voor dit advies ....................................................................................... 2
2. Doorontwikkeling van belang ........................................................................................................... 3
3. Top 5 prioriteiten in de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s....................................................... 5
4. Uitwerking van de overige thema’s ................................................................................................ 14
5. Tot slot ........................................................................................................................................... 22
Bijlage 1: deelnemerslijst werkconferentie ......................................................................................... 23
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 2/23
2. Doorontwikkeling van belang
In algemene zin kan worden gesteld dat de directeuren het momentum willen benutten om de komende jaren stappen te zetten in de doorontwikkeling van hun organisaties. De minister heeft al aangegeven niet over te willen gaan tot stelselwijziging noch dat hij een verplichte verandering in de schaalgrootte of het takenpakket van veiligheidsregio’s wenselijk acht. Dat biedt de regio’s ruimte om gericht
1
te werken aan de fysieke veiligheid(-sbeleving) . Uit de werkconferentie kwam nadrukkelijk het beeld
naar voren dat veiligheidsregio’s collectief én samen met partners het maatschappelijke rendement
van hun bijdrage willen vergroten. Dat sluit ook aan bij de huidige tijdgeest waarin een weloverwogen
keuze gemaakt moet worden voor investeringen ten behoeve van veiligheid.
Waar de focus in de afgelopen jaren vooral lag op de uitvoerende functie van de veiligheidsregio,
willen veiligheidsregio’s in de komende jaren investeren in hun andere functies: de advies-, regie- en
platformfunctie. Dat is ook terug te zien in de thema’s die zij gezamenlijk hebben benoemd tot topprioriteiten:
1.
Versterken risicobeheersing
2.
Sturen op effecten
3.
Versterken rol en betrokkenheid gemeenten
4.
Versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking
5.
Rol en positie directeur veiligheidsregio.
Deze vijf thema’s kregen van de deelnemers aan de werkconferentie de hoogste prioriteit als het gaat
om de doorontwikkeling. Deze zouden dan ook de komende jaren met voorrang moeten worden
opgepakt. De overige negen thema’s die het Veiligheidsberaad heeft benoemd in zijn brief, zijn
daarmee zeker niet onbelangrijk, maar zouden naar mening van de deelnemers met minder urgentie
kunnen worden opgepakt.
De werkconferentie heeft duidelijk gemaakt dat veiligheidsregio’s met de versterking van risicobeheersing in de komende jaren de meeste impact kunnen realiseren op de veiligheid en de veiligheidsbeleving. Op dit terrein wordt volgens de directeuren nog te weinig winst geboekt omdat er nog te veel
focus wordt gelegd op het vergunningsverleningsproces, terwijl duurzame gedragsverandering moet
worden nagestreefd. Bij een risicosamenleving past een nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling tussen
burger, markt en overheid, zoals die ook in het Omgevingsrecht wordt voorgestaan. Daarbij is het aan
de veiligheidsregio om gevolgen van het beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving te duiden benoemen. Op die wijze kan het bestuur deze activiteiten duiden in termen van aanvaardbaar of onaanvaardbaar risico. De veiligheidsregio zou het bestuur moeten ondersteunen bij het
maken van een meer rationele risicoduiding, in tegenstelling tot de huidige vaak subjectieve duiding.
De maatregelen die worden getroffen, moeten in het perspectief van de risicosamenleving worden
bezien. Dan kan een rationele afweging worden gemaakt (op basis van een kosten-baten analyse). Op
die wijze wordt sturen op effecten ook mogelijk. Binnen het veiligheidsbestuur ontstaat dan een
discours over de gewenste ‘veiligheidswinst’ die wordt bereikt met de aanvullende inspanningen (en
daarmee kosten).
Voorgaande raakt het thema over de democratische legitimatie; het lokaal bestuur moet die afweging
immers maken. De directeuren geven aan dat zij de betrokkenheid van de gemeenten daarom willen
versterken. Niets in de huidige context van verlengd lokaal bestuur staat dat in de weg. Daarmee
herkennen de directeuren zich niet in het kabinetsvoornemen om de invloed van de raden op de
begroting en jaarrekening van gemeenschappelijke regelingen verder te versterken (wijziging Wet
gemeenschappelijke regelingen). Het gaat om een andere attitude van de veiligheidsregio richting haar
opdrachtgever en wellicht ook vice versa. Directe en open communicatie zijn hierbij sleutelwoorden die
1
Die ruimte is er in ieder geval tot 2019. Dan heeft het kabinet een volgend evaluatiemoment aangekondigd. Zie ook
Kabinetsreactie op advies Evaluatiecommissie Hoekstra en onderliggende rapporten d.d. 22 november 2013.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 3/23
op de werkconferentie zijn gevallen. Overigens biedt ‘de gemeente dichtbij’ meer voordelen. Om
daadwerkelijk méér impact te hebben op de fysieke veiligheid (-sbeleving) is het wenselijk de verbinding met de lokale netwerken verder te vergroten.
Tegelijk met die decentrale focus zullen veiligheidsregio’s ook een meer landelijke focus moeten
ontwikkelen, is gesteld tijdens de werkconferentie. Dat is noodzakelijk om de samenwerking met
partners, die veelal nationaal georganiseerd zijn, te kunnen verbeteren. De interdisciplinaire en
intersectorale samenwerking is noodzakelijk om bedreigingen van de maatschappelijke orde het
hoofd te kunnen bieden. Hulpdiensten kunnen het niet ieder voor zich. Die landelijke focus uit zich in
een unité de doctrine. Het is daarbij belangrijk dat veiligheidsregio’s afspraken van het Veiligheidsberaad eenduidig borgen in de eigen organisatie. De directeur veiligheidsregio is degene die erop
aanspreekbaar is om de samenwerkingsafspraken te borgen op regionaal niveau. Hij of zij is het
aanspreekpunt voor andere veiligheidsregio’s, voor partners én voor het bestuur. Daarnaast heeft de
directeur een belangrijke signaalfunctie over de mate van voorbereiding op crisissituaties van hulpdiensten, gemeenten, zorgpartners en andere betrokken partijen. Het vastleggen van de rol en positie
van de directeur veiligheidsregio is daarmee een belangrijke voorwaarde om voorgaande verbeteringen mogelijk te maken. Daarmee is dit laatste thema van een andere orde dan voorgaande vier
thema’s.
De beschreven doorontwikkeling is visueel weergegeven in figuur 1 en wordt in de volgende hoofdstukken nader toegelicht.
Doorontwikkeling VR 2014-2019
Impact op de
fysieke veiligheid (-sbeleving) in Nederland
Doelen:
We kennen de bestaande risico’s en
beïnvloeden nog te voorziene risico's
Samenspel aan de
voor- en achterkant
van de risicoketen is geborgd
Risicosamenleving is
geaccepteerd
(we gaan nuchter om met risico’s)
Verantwoordelijkheden liggen
daar waar die horen
Ontwikkeling
veiligheidsregio’s:
Versterken risicobeheersing:
-doorontwikkeling risicobeheersing naar
risicogerichtheid
- samenwerking met partners verbeteren (w.o.
RUD)
- rol VR in omgevingsrecht wettelijk verankeren
Sturen op effecten:
-Meer zicht op outcome
- Balans kosten en
baten veiligheidsbeleid
Voorstellen voor het
collectief (VB-V&J-VNG):
Visie risicogerichtheid opstellen
Onderzoek afbakening
brandpreventie en risicobeheersing
We kennen
het maatschappelijke effect
van onze eigen bijdrage
en sturen daarop
Versterken betrokkenheid
gemeenten:
- Directe en open
communicatie met meer
doelgroepen (college en
gemeenteraad,
gemeentesecretaris,
medewerkers, partijen in
gemeentelijke context)
- Ander gedrag van de
veiligheidsregio als geheel
Onderzoek maatschappelijke
effecten veiligheidsregio’s
Realistische veiligheidsnormen
borgen in Omgevingswet
Verbeteren interdisciplinaire en
intersectorale samenwerking:
- Landelijk één loket voor
samenwerking VR met partners
- Compliance na afspraak VB
- Directeur als regisseur met
mandaat
Rol en positie
directeur vastleggen
Menukaart versterken
betrokkenheid gemeenten
Verbeterprogramma
samenwerking met
partners
Figuur 1. Belangrijke thema’s in de doorontwikkeling in beeld.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 4/23
3. Top 5 prioriteiten in de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s
3.1 Versterken risicobeheersing
Er wordt nog steeds onvoldoende aandacht gegeven aan het voorkomen van risico’s en het beperken
van de gevolgen van incidenten. De ruimte om effectiever te handelen wordt door veiligheidsregio’s
nog onvoldoende benut. Directeuren zijn daarom van mening dat veiligheidsregio’s prioriteit moeten
geven aan het versterken van risicobeheersing. Geconstateerd is dat we leven in een risicosamenleving waar het beïnvloeden van de veiligheidsbeleving en het bieden van handelingsperspectief wellicht
meer opportuun is, als we spreken over het voorkomen van risico’s en het beperken van effecten. Dat
vraagt dat we de gedachte van risicobeheersing gaan verlaten en steeds meer gaan spreken over
risicogerichtheid. Daarmee wordt bedoeld dat het volledig beheersen van risico’s niet mogelijk is en dat
het ook niet aan de veiligheidsregio alleen is om daar invloed op uit te oefenen. Het gaat er meer om
dat de samenleving als geheel, gedrag vertoont dat passend is bij een risicosamenleving en accepteert
dat er altijd risico’s zijn die niet te beïnvloeden zijn. Risicogerichtheid helpt doordat iedereen erop
aanspreekbaar is en het de focus legt op beïnvloedbare risico’s. Dit onderwerp kreeg van de deelnemers de hoogste prioriteit als je kijkt naar de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s. De directeuren
menen dat veiligheidsregio’s met ontwikkelen van risicogerichtheid de meeste impact kunnen realiseren op veiligheid(-sbeleving) de komende jaren.
Vele partijen zijn nodig om deze verandering in denken mogelijk te maken; veiligheidsregio’s, gemeenten, RUD, private partijen, provincie, Rijk. Om hen daarin te ondersteunen is het noodzakelijk dat er
een landelijke ‘visie op risicogerichtheid’ wordt ontwikkeld. Deze visie biedt dan een gedeeld kader
voor alle partijen. Daarin kan een nieuw maatschappelijk perspectief worden geschetst. We leven
immers in een risicosamenleving en dat betekent dat we moeten accepteren dat er risico’s zijn en dat
we moeten nadenken over hoe de verantwoordelijkheden voor het omgaan met risico’s in onze
samenleving worden verdeeld. Thema’s als risicobewustzijn, tolerantiegrenzen, participatiemaatschappij en discontinuïteit van de samenleving dienen in de visie onder andere de aandacht te krijgen. Naar
verwachting zal die nieuwe visie belangrijke veranderingen ondersteunen die nu al aanwezig zijn in het
overheidsoptreden, zichtbaar in bewegingen zoals; ‘van regelgestuurd naar outcome-denken’, ‘van
2
regulerend naar lerend toezicht’ , ‘van vergunningen naar duurzame gedragsverandering’.
Die visie kan ook als basis dienen voor de verdere inbreng van veiligheidsregio’s in het wetgevingstraject rondom de Omgevingswet. Daarbij dient de rol van de veiligheidsregio’s te worden benoemd. Het
is aan de veiligheidsregio om gevolgen van het beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke
leefomgeving in kaart te brengen zodat het bestuur deze kan duiden in termen van aanvaardbaar of
onaanvaardbaar veiligheidsrisico. Het is dan wel gewenst dat alle adviserende partijen op dezelfde
manier over risico’s spreken en ook sturen op dezelfde weging van risico’s. Veiligheidsregio’s zouden
daarbij de ambitie moeten hebben om het bestuur te helpen om een meer rationele risicoduiding te
maken. Vanuit de gedachte van risicogerichtheid zullen veiligheidsregio’s daarbij soms ook moeten
adviseren tot acceptatie van het risico (als je er niets aan kunt doen, doe het dan ook niet). Ook is het
zaak om de verantwoordelijkheden voor het treffen van maatregelen te laten, daar waar ze moeten
liggen. Vanuit die nieuwe visie zal mogelijk een andere verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, markt en burger passen.
2
Opgemerkt wordt dat in hierbij wel geleerd moet worden van recente incidenten, zoals bij Odfjell te Rotterdam. Naar
aanleiding daarvan werd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid gesteld dat veiligheidsaspecten, waarbij risico’s voor de
omgeving (of werknemers) zijn gemoeid, zich minder goed lenen voor wat door de Raad ‘onderhandelingstoezicht’ noemt.
Zie ook Veiligheid Odfjell Terminals Rotterdam periode 2000-2012, Onderzoeksraad voor Veiligheid, Den Haag, juni 2013.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 5/23
Deelnemers aan de werkconferentie waren het erover eens dat de RUD en de veiligheidsregio meer
samen moeten optrekken om die nieuwe benadering van risicogerichtheid te bewerkstelligen. Partijen
herkennen veel in elkaars ambities en organisatiedynamiek en kunnen samen optrekken richting
bevoegd gezag, burgers en bedrijven.
Belangrijke ontwikkeling op het terrein van risicogerichtheid is ook de verbreding naar een integrale
benadering van risico’s. Veiligheidsregio’s zullen breder kijken dan naar de brandveiligheid alleen.
Vanuit een integrale bril zullen zij kijken naar de veiligheidsaspecten bij de inrichting en ontwikkeling
van de fysieke leefomgeving. Om dat verschil beter te kunnen duiden stellen de directeuren het
Veiligheidsberaad voor om een onderzoek te starten naar de afbakening tussen de meer monodisciplinaire brandpreventie en de meer multidisciplinaire risicogerichtheid en wat dat betekent voor de
3
samenwerking met partners . Vervolgens is het ook zaak op zoek te gaan naar overbodige of overlappende regelgeving.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Versterken risicobeheersing
Risicobeheersing kan effectiever. We moeten gaan denken en werken
vanuit risicogerichtheid.
In Nederland gaan we nuchter om met risico’s en we kennen ons handelingsperspectief om zelf invloed uit te oefenen op de veiligheid van onze
woon- en werkomgeving. Voor de overheid betekent dit een nieuwe
benadering; ‘van regelgestuurd naar outcome-denken’, van ‘van regulerend
naar lerend toezicht’, van ‘vergunningen naar duurzame gedragsverandering’ etc.
- Opstellen visie risicogerichtheid, die veiligheidsregio’s, partners en
bevoegd gezag ondersteunt in de versterking van dit thema. Directeuren
nemen hiertoe het initiatief, bekrachtiging van de visie door Veiligheidsberaad.
- Onderzoek afbakening monodisciplinaire brandpreventie en multidisciplinaire risicogerichtheid door onafhankelijke partij. Veiligheidsberaad is
opdrachtgever.
- Veiligheidsberaad dringt er bij minister I&M op aan om de rol van de
veiligheidsregio te borgen in Omgevingswet en uitwerking van realistische veiligheidsnormen in onderliggende regelgeving.
3.2 Sturen op effecten
4
Al eerder hebben de directeuren aangegeven dat er meer sturing mag komen op het realiseren van
gewenste maatschappelijke effecten in plaats van op inspanningen. Sturen op effecten wordt door de
directeuren geduid als een zoektocht naar de beantwoording van de volgende vragen: Welk niveau
van onveiligheid is aanvaardbaar? Wat is veiligheid ons waard? Welke inspanningen leiden tot meer
veiligheidswinst? Sturing geschiedt nu nog te veel emotiegedreven en te veel op inspanningen en
producten in plaats van beoogde effecten. Een rationele afweging van wat (méér) veiligheid ons waard
is, wordt nu slechts heel beperkt gemaakt. Er wordt ook geen directe koppeling gemaakt tussen de
inspanningen van de veiligheidsregio en de gewenste maatschappelijke effecten. Daardoor is onvoldoende transparant wat een ‘reële’ inspanning is voor de fysieke veiligheid en welke soorten inspanningen daaraan de grootste bijdrage leveren. Dat is ook zichtbaar in de uitvoering. Er is een onbalans
tussen de inspanningen van verschillende disciplines voor veiligheid, maar ook tussen inspanningen in
de voor- en achterkant van de keten.
3
4
Een betere afbakening wordt overigens ook voorgesteld door de commissie Hoekstra.
Zie ook ‘De veiligheidsregio in 2022’, essay directeuren veiligheidsregio’s, 28 november 2012.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 6/23
Een reële inspanning bij het voorkomen van onveiligheid of bij de incidentbestrijding past bij een
risicosamenleving. (Besturen van) veiligheidsregio’s moeten deze proportionaliteit beter bewaken. Het
streven naar absolute veiligheid moet worden losgelaten en aanvaardbare risico’s moeten worden
benoemd. Daarbij helpt het de samenhang tussen kosten (inspanningen van veiligheidsregio’s) en
baten (maatschappelijke effecten) beter inzichtelijk te maken en meer rationeel te benaderen. Op die
wijze kan het bestuur ook een afweging maken tussen proportioneel veiligheidsbeleid en disproportioneel veiligheidsbeleid.
Het doel is om een betere balans aan te brengen tussen de te treffen maatregelen (en kosten) en de
‘veiligheidswinst’ die daarmee daadwerkelijk kan worden bereikt (in termen van mensenlevens die
worden gered). Daaruit kan bijvoorbeeld blijken dat inspanningen in de voorkant van de risicoketen
veel meer veiligheidswinst genereren dan inspanningen in de achterkant de keten. Het zou goed zijn
wanneer de positieve gevolgen van risicobeheersing verderop in de keten financieel zichtbaar kunnen
worden gemaakt.
Om te kunnen sturen op effecten, moet je weten wat de gewenste maatschappelijke effecten van
bepaalde inspanningen zijn. Die kunnen nu nog te vaak niet worden benoemd. Dat vraagt dus expliciet
om (wetenschappelijk) onderzoek. Het voorstel is dan ook een landelijk onderzoek te verrichten naar
de maatschappelijke effecten van de meest voorkomende veiligheidsmaatregelen en de wijze waarop
een kosten-batenanalyse kan worden gemaakt. Naar verwachting zullen niet op alle domeinen van de
veiligheidsregio maatschappelijke effecten (outcome) kunnen worden benoemd. De bijdrage van de
veiligheidsregio zal naar verwachting worden geduid aan de hand van een combinatie van outcomeprestaties, outputprestaties en soms slechts proces- of inputprestaties (maar wel in die volgorde). Het
onderzoek moet hierop een antwoord geven. Bij het onderzoek moeten bestuurders, professionals,
burgers, kennisinstituten en externe adviseurs worden betrokken. Tevens moet aansluiting worden
gezocht bij het recent gestarte onderzoek hierover van het WODC, lopend onderzoek binnen de
brandweer over de relatie tussen kosten en baten (o.a. onderzoek MKB door Wetenschappelijke Raad
Brandweer, onderzoek MKB brandveilig leven, COT en SEO), en het onderzoek van de Radboud
Universiteit Nijmegen over proportioneel veiligheidsbeleid.
Vanuit het principe van verlengd lokaal bestuur is het aan de gemeenten om de gewenste effecten te
benoemen. Zij dragen immers ook de meerderheid van de kosten. Sturen op effecten vraagt wel dat
bestuurders deze rationele afwegingen (kosten-baten) op het gebied van veiligheid willen maken en
zich hierbij door het Rijk gesteund voelen. Wet- en regelgeving moet daarvoor de ruimte bieden. De
commissie Hoekstra spreekt de minister van V&J aan op te gedetailleerde wetgeving met outputprestaties en/of organisatie-eisen. De directeuren omarmen de strekking van het advies van de
commissie om enkel een minimum aan zorg vast te leggen in wet- en regelgeving. Dus geen normen
op het gebied van opkomsttijden, maar zorgnormen ten aanzien van minimale beschermingsniveaus
bij calamiteiten, het effect van de brandbestrijding, de beperking van de schade et cetera. Door die bril
zal dan naar de huidige inspanningen kunnen worden gekeken en kan ook meer proportionaliteit
worden gebracht in het veiligheidsbeleid. Het brandweerduiken is daarbij illustratief. Met deze relatief
dure maatregel worden maar weinig mensenlevens gered. Het is wellicht goed om datzelfde geld in
maatregelen te stoppen waarmee (meer) mensenlevens gered zouden kunnen worden.
Voorgaande geldt ook als een advies voor de minister van I&M. De huidige gedetailleerde wetgeving
met veiligheidsmaatregelen rondom veiligheid in tunnels of veiligheid op het spoor draagt niet echt bij
aan méér veiligheid voor burgers of hulpverleners. Om dit effect te voorkomen bij de komende Omgevingswet, zouden veiligheidsregio’s nadrukkelijk moeten worden betrokken bij de ontwikkeling van
realistische veiligheidsnormen in het omgevingsrecht.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 7/23
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Sturen op effecten
Veiligheidsregio’s moeten zichtbaar maken welke haalbare maatschappelijke effecten
zij bereiken met hun inspanningen. Dit betekent dat bij beleid meer wordt nagedacht
over de maatschappelijke effecten (baten) in relatie tot de te verwachten kosten.
In Nederland worden inspanningen voor veiligheid altijd transparant gemaakt in
termen van kosten (inspanningen) en baten (mensenlevens die kunnen worden gered
of schade die kan worden voorkomen). Bestuurders maken daarbij een afweging
gestoeld op gefundeerde informatie van hun veiligheidsregio. De wetgeving geeft
gemeenten de ruimte om die afweging gezamenlijk te maken.
- In opdracht van het Veiligheidsberaad wordt onderzoek gedaan naar de
maatschappelijke effecten van het veiligheidsbeleid en de wijze waarop een
kosten-batenanalyse kan worden gemaakt.
- Veiligheidsregio’s dragen bij aan realistische veiligheidsnormen in het omgevingsrecht. Het Veiligheidsberaad treedt in overleg met de minister van I&M over betrokkenheid van veiligheidsregio’s bij de Omgevingswet.
3.3 Versterken rol en betrokkenheid gemeenten
De veiligheidsregio voert gemeentelijke taken uit (verlengd lokaal bestuur) en levert diensten en
5
producten die voor het realiseren van de gemeentelijke programma’s van belang zijn . Hoewel veiligheidsregio’s dus van en voor de gemeenten zijn, is de betrokkenheid van gemeenten bij de veiligheidsregio beperkt. Dat leidt tot knelpunten in de besturing, bijvoorbeeld; onvoldoende gefundeerde besluitvorming, magere financiële controle en onvoldoende democratisch toezicht.
Met betrekking tot dat laatste werd op de conferentie ook gesproken over het ‘democratisch gat’ dat
een knelpunt is van alle gemeenschappelijke regelingen. Overigens is dit knelpunt al vaker benoemd.
Uit onderzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) in 2005, naar
de democratische legitimatie van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, komen knelpunten
naar voren als het gaat om betrokkenheid, invloed en financiële controle door de gemeenteraden ten
6
aanzien van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden . De minister van BZK heeft daarom een
wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gestuurd dat de invloed van de gemeenteraden op de begroting
en de jaarrekening van het openbaar lichaam en het gemeenschappelijk orgaan van gemeenschappelijke regelingen moet versterken.
De door de directeuren voorgestelde versterking van de regiefunctie en de ontwikkeling van de
platformfunctie vraagt om een gedegen invulling van de opdrachtgevende rol en grote mate van
7
betrokkenheid van gemeenteraden . Dat biedt ook mogelijkheden om het nut en de noodzaak van te
besteden middelen beter af te wegen (zie voorgaande paragraaf 3.2). Belangrijke notie ten tijde van de
werkconferentie was dat de huidige regelgeving een gedegen samenwerking met de gemeenteraden
niet echt in de weg staat. Volgens de directeuren gaat het nadrukkelijk om een andere attitude van de
veiligheidsregio richting haar opdrachtgever en ook vice versa. De vier (vooral instrumentele) voorstellen van de commissie Hoekstra zullen die betrokkenheid niet verder vergroten, het gaat om andere
zaken. Directe en open communicatie zijn sleutelwoorden die hierbij ten tijde van de werkconferentie
zijn genoemd. De veiligheidsregio zou minder moeten ‘zenden’ en meer moeten vragen aan de
gemeenteraden wat zij van belang vinden op het vlak van veiligheid (dialoog). Het thema ‘opdrachtge5
6
7
Opgemerkt wordt dat financiering wel hybride is georganiseerd; 20% betreft financiering vanuit het Rijk en over dat deel is de
zeggenschap van gemeenten sowieso zeer beperkt.
Democratische Legitimatie Intergemeentelijke Samenwerkingsverbanden, BZK, 2005.
Zie ook ‘De veiligheidsregio in 2022’, essay directeuren veiligheidsregio’s, 28 november 2012.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 8/23
verschap’ moet daarbij nadrukkelijk op de agenda geplaatst worden. Een dialoog over governance is
wenselijk: wat verwacht de veiligheidsregio van haar opdrachtgever en wat verwacht de opdrachtgever
van de regionale organisatie?
Naast de gemeenteraden is het volgens de directeuren belangrijk om ook andere gemeentelijke
doelgroepen te onderscheiden. De betrokkenheid van ‘gemeenten’ kan worden vergroot door niet
alleen frequent met de burgemeester te communiceren, maar ook met het college, de gemeentesecretaris en betrokken ambtenaren. Uiteraard met inachtneming van de hierbij geldende procedures. Ook
de mogelijkheid om wethouders in ‘taakgerichte adviescommissies’ van de veiligheidsregio te laten
participeren -zoals het Veiligheidsberaad benoemd in haar brief- moet vaker worden benut. Interactie
met gemeenten op meerdere beleidsterreinen is immers noodzakelijk is om een doeltreffende en
doelmatige aanpak van onveiligheid mogelijk te maken.
Ten slotte is opgemerkt dat lokale maatschappelijke instellingen en organisaties en burgers ook meer
betrokken moeten zijn bij de veiligheidsregio. Dat is nodig om de inspanningen aan de voorkant én aan
de achterkant van de risicoketen slimmer te kunnen organiseren. Juist de wens om meer te gaan
sturen op maatschappelijke effecten vraagt veelvuldige interactie met deze partijen. Wanneer veiligheidsregio’s daadwerkelijk invulling geven aan het ‘sturen op effecten’ zullen zij de lokale context hard
nodig hebben.
Op alle niveaus zal de verbinding met gemeenten moeten worden versterkt. Het gaat om ander gedrag
van de veiligheidsregio als geheel en dus ander gedrag van alle medewerkers. Zij zullen nog beter
moeten weten hoe de gemeente functioneert en wat daarin past en wat niet. Zij zullen meer bestuurlijke en politieke sensitiviteit moeten tonen en beter moeten weten wat er speelt in een specifieke
gemeente. Vanuit dat begrip kan beter worden meegedacht met de belangen van die specifieke
gemeente en de wijze waarop de aansluiting gemaakt kan worden met de collectieve belangen in de
regio. Overigens geldt voorgaande ook voor partners in de veiligheidsregio. Hoewel nationaal georganiseerd, ook zij zullen zicht moeten verdiepen in de lokale context.
De veiligheidsregio kan en moet hierin de eerste stap zetten. De veiligheidsregio heeft ook het grootste
belang bij een bredere betrokkenheid van gemeenten. Er zijn gelukkig veel ‘best practices’ rondom
betrokkenheid van de genoemde stakeholders. Het is gewenst om deze best practices onderling beter
te verspreiden. Gedacht wordt aan een soort ‘menukaart’ met mogelijkheden om de veiligheidsregio
(en partners) dichter bij de gemeenten te positioneren.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Versterken rol en betrokkenheid gemeenten
Hoewel de veiligheidsregio van en voor de gemeenten is, is betrokkenheid
van gemeenten bij de veiligheidsregio beperkt. Hierdoor kunnen knelpunten
in de besturing ontstaan, zoals onvoldoende gefundeerde besluitvorming,
magere financiële controle en onvoldoende democratisch toezicht. Tevens
hebben veiligheidsregio’s de gemeenten hard nodig om effectief en efficiënt
veiligheidsbeleid te kunnen uitvoeren.
Stakeholders binnen de gemeenten voelen zich meer betrokken bij de
veiligheidsregio waardoor zij actief bijdragen in de besturing (versterken
opdrachtgeverschap) én een rol spelen in de uitvoering (versterken partnerschap).
Directeurenoverleg werkt een ‘menukaart’ uit met concrete mogelijkheden
zodat die gebruikt kan worden in iedere regio. Deze ‘menukaart’ wordt ter
kennisgeving verspreid onder alle voorzitters (Veiligheidsberaad).
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 9/23
3.4 Versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking
Maatschappelijk liggen er nieuwe uitdagingen in de risicosamenleving. Dat vraagt om een integrale
benadering van vraagstukken en dus meer samenwerking tussen actoren. De directeuren zijn het met
de commissie Hoekstra eens dat er meer aandacht nodig is voor de andere hulpverleningsdiensten
[dan de brandweer] en voor externe partners. Dat kunnen overheidsdiensten zijn, maar ook private
partijen. Veiligheidsregio’s moeten zich meer richten op de risico’s van morgen en dat vraagt nadrukkelijk dat er met een ‘brede’ blik wordt gekeken naar bedreigingen van onze samenleving. Veiligheidsregio’s kunnen het niet alleen, de interdisciplinaire en intersectorale samenwerking is noodzakelijk om
die bedreigingen te identificeren en bij crises ook samen het hoofd te kunnen bieden.
Veiligheidsregio’s werken daarom nu al samen met veel professionals en veel ‘bevoegden’ uit verschillende domeinen/sectoren. De manier waarop dat gebeurd kan echter veel beter. Enkele voorbeelden:
- met bestaande samenwerkingspartners wordt informatie nog onvoldoende gedeeld en is er nog niet
altijd sprake van een goede samenwerkingsrelatie (nog geen vanzelfsprekende inbreng van betrokken partijen)
- nieuwe samenwerkingsinitiatieven komen traag tot stand en blijven vaak steken bij de vertaling naar
de uitvoering
- als we al samenwerken met partners is dat vooral in het eigen gebied en niet regio-overschrijdend,
terwijl een meerderheid van de (vitale) partners nationaal is georganiseerd.
Samenwerking vraagt om een extra inspanning, dat staat buiten kijf, maar door voorgaande wordt er
niet efficiënt omgegaan met mensen en middelen van verschillende samenwerkende partijen.
Veel partners zijn nationaal georganiseerd en dus zullen veiligheidsregio’s een landelijke focus moeten
ontwikkelen. Tijdens de werkconferentie is geconstateerd dat de samenwerkende partijen nadrukkelijk
8
behoefte hebben aan één loket voor de fysieke veiligheid . Die rol moet het Veiligheidsberaad beter
invullen. Daarnaast is er het vraagstuk van de‘compliance’; als we samen landelijk iets afspreken in het
Veiligheidsberaad, doen we het dan ook allemaal via die afgesproken spelregels? Dat is nu helaas te
weinig het geval. Veiligheidsregio’s willen de samenwerking met partners vanuit het collectief van 25
beter gestalte gaan geven (als één partij naar buiten treden). Ook inhoudelijk moet de unité de doctrine
worden versterkt. Dat vraagt dat veiligheidsregio’s de afspraken van het Veiligheidsberaad ook borgen
in de eigen organisatie. De directeur veiligheidsregio heeft een belangrijke rol om die samenwerkingsafspraken te borgen op regionaal niveau. Hij handelt daarbij met mandaat van zijn veiligheidsbestuur.
Het Veiligheidsberaad zou over een ‘versterkingsprogramma’ moeten beschikken om de samenwerking met partners te verbeteren. Dit meerjarenprogramma moet worden opgesteld door het directeurenoverleg. In dat programma moet worden benoemd welke thema’s (scenario’s) de komende jaren
prioriteit zouden moeten krijgen, wat de opgave is in de (beoogde) samenwerking en hoe daaraan
gewerkt gaat worden. Ook de samenwerking tussen het Rijk en de veiligheidsregio’s bij dat specifieke
thema zal hierbij aan de orde kunnen komen.
Het programma moet aandacht hebben voor onderstaande aspecten bij de wijze waarop de versterking met partners wordt gerealiseerd.
- Er moeten lessen worden getrokken uit huidige samenwerkingsprojecten. De directeuren geven aan
dat van succesvolle landelijke samenwerkingsprojecten -zoals ‘Eenheid in Verscheidenheid’ en de
‘Civiel Militaire Samenwerking’- kan worden geleerd dat samenwerking met partners thema- of scenariogerelateerd moet zijn én gericht moet zijn op het maatschappelijke effect. Daarmee is er een
8
Dat geldt overigens ook op regionaal niveau.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 10/23
gedeelde ambitie en kan het gezamenlijk belang van veiligheidsregio’s en hun partner(s) beter worden geduid.
- Verder is het belangrijk niet te veel thema’s tegelijk op te pakken. Beter één thema per jaar van
samenwerkingstrategie naar implementatie, dan vijf halve intenties. Het is dan ook belangrijk dat het
operationele draagvlak voor de samenwerkingsafspraken al tijdens de strategiefase wordt vergroot.
Dat vraagt nadrukkelijk een bredere betrokkenheid vanuit veiligheidsregio’s, dan alleen van bestuurders of directeuren.
- Tot slot zullen verbetervoorstellen ook moeten bijdragen aan ‘slimmere’ vormen om de samenwerking te ondersteunen. De vorm moet immers ook passen bij de maatschappelijke context van het
thema, de sector waar de andere partij in acteert en de gezamenlijke ambitie die voorop staat. Convenanten zijn bijvoorbeeld niet het enige instrument om de samenwerking met vitale partners binnen
de crisisbeheersing te borgen. Daarnaast, met een convenant alleen, ben je er niet. Samenwerken
vraagt meer dan dat (onder meer werken aan gedeelde ambitie, recht doen aan belangen, een
goede samenwerkingsrelatie et cetera).
Voor veiligheidsregio’s is het verbeteren van de interdisciplinaire en intersectorale samenwerking
cruciaal voor de doorontwikkeling. Veiligheidsregio’s zullen immers juist in de regie- en platformfunctie
op risicobeheersing en crisisbeheersing hun toegevoegde waarde laten zien. Partners verwachten niet
minder, zo bleek uit de werkconferentie.
Versterken interdisciplinaire en intersectorale samenwerking
Probleemdefinitie:
Veiligheidsvraagstukken zijn dermate complex, dat dit inbreng van partners
uit verschillende sectoren noodzakelijk maakt. De wijze waarop die samenwerking momenteel wordt vormgegeven kan echter veel beter.
Gewenst eindbeeld
Veiligheidsregio’s hebben een belangrijke regiefunctie om de samenwer(doel):
king met partners in hun regio te borgen. Daar waar partners nationaal
georiënteerd zijn, zullen veiligheidsregio’s als collectief optreden. Afspraken
die landelijk zijn gemaakt, worden in alle 25 regio’s op dezelfde wijze
ingevoerd. Daarmee tonen veiligheidsregio’s zich een betrouwbare partner.
Voorgaande vraagt een daadkrachtige samenwerking tussen regio’s.
Voorstel:
- Mandaat directeur om namens het veiligheidsbestuur samenwerking met
partners verder vorm te geven.
- Directeurenoverleg stelt een versterkingsprogramma op voor de samenwerking met partners. Het Veiligheidsberaad is opdrachtgever.
3.5 Rol en positie directeur VR
De samenwerking binnen de veiligheidsregio en tussen de veiligheidsregio en externe samenwerkingspartners moet worden versterkt. Om dat mogelijk te maken, is het gewenst één ambtelijk aanspreekpunt te benoemen voor partners en bestuur; de directeur veiligheidsregio. Voor deze functionaris is een sturende en regisserende rol weggelegd bij het versterken van de multidisciplinaire en
intersectorale aanpak van rampen en crises (zie ook voorgaande paragraaf) op regionaal én landelijk
niveau. Meer eenduidigheid in de rol en positie van deze functionaris zal bijdragen aan een betere
onderlinge samenwerking tussen regio’s, met partners en met het Rijk. Voorgaande wordt ook geadviseerd door de commissie Hoekstra. Het kabinet is daarom voornemens de essentie van de taak van de
9
directeur veiligheidsregio te formaliseren . Het Besluit veiligheidsregio’s en het Besluit personeel
veiligheidsregio’s zal hierop moeten worden aangepast.
9
Opgemerkt wordt dat de de functie ‘directeur PG’ (Wvr art. 32, Wpg. art. 14), de functie ‘commandant’ (Wvr. art. 25) en de rol
‘coördinerend functionaris’ (Wvr. art. 36) nu al expliciet worden benoemd in regelgeving.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 11/23
Tijdens de werkconferentie is benoemd dat een dergelijke eenduidige rol in iedere regio gewenst is.
Geconstateerd is dat de koude en warme taken van de directeur primair moeten worden benoemd op
basis van de bestaande taken inzake crisisbeheersing die al zijn toebedeeld aan het bestuur van de
veiligheidsregio (Wvr. art. 10). Het gaat dan feitelijk om de wettelijk verplichte mandatering van taken
van het veiligheidsbestuur aan de directeur. Daarmee worden de volgende taken in ieder geval
10
bedoeld :
- het inventariseren van risico’s van rampen en crises, het adviseren van het bevoegd gezag daarover en het communiceren daarover namens het bestuur naar de bevolking
- het inrichten en in stand houden van de informatievoorziening binnen de veiligheidsregio en tussen
de veiligheidsregio en partners in crisisbeheersing
- het voorbereiden op en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing.
Belangrijk is dat wordt toegelicht dat de directeur een belangrijke signaalfunctie heeft richting het
bestuur over de mate van voorbereiding en dat hij andere partijen namens het bestuur daarop kan en
mag aanspreken. Daarnaast is de directeur ook het aanspreekpunt voor het bestuur; hij of zij heeft een
secretarisrol. Vanuit die rol dient ook te worden vastgelegd dat de directeur verantwoordelijk is om de
wettelijk verplichte planfiguren (Wvr. art. 14,15, 16, 17, 23) te doen opstellen zodat bestuurlijke besluitvorming daarover kan plaatsvinden. Daarmee wordt bedoeld het opstellen van het risicoprofiel,
beleidsplan en crisisplan en het opstellen van het kwaliteitsbeleid en kwaliteitszorgsysteem dat wordt
gehanteerd.
Daarnaast kunnen in de wet aanvullende taken worden benoemd voor de directeur op basis van de
adviesfunctie, regiefunctie en platformfunctie die de veiligheidsregio vervult. Wanneer de veiligheidsregio invulling geeft aan die functies is de directeur het aanspreekpunt voor partners en bevoegd gezag.
Belangrijke taken voor de directeur zijn daarbij het initiëren van samenwerkingsverbanden, het regisseren en het verbinden van samenwerkende partijen op de terreinen van risicobeheersing en crisisbeheersing. In de wet dienen deze werkzaamheden nadrukkelijk te worden benoemd.
Net als het kabinet, menen de directeuren dat de benoeming en organisatorische inbedding van de
directeur de verantwoordelijkheid is (en blijft) van het bestuur van de veiligheidsregio. Het gaat om
‘wat’ de directeur doet, niet ‘hoe’ dat moet worden vormgegeven. Het is aan de veiligheidsregio of dat
een vrijgestelde directiefunctie is of een combifunctie, als op deze taken maar één persoon aanspreekbaar is en er een zekere mate van continuïteit wordt gewaarborgd.
De rol en positie van de directeur dient te worden geborgd conform voorgaand voorstel. Dit is niet
alleen een ambitie in de doorontwikkeling, het is een noodzakelijke voorwaarde om in die doorontwikkeling enkele stappen te zetten. Zo helpt een duidelijke positionering bij het versterken van de samenwerking met partners, het versterken van de risicobeheersing, het sturen op effecten en het versterken
van de gemeentelijke betrokkenheid. Daarmee is dit laatste thema van een andere orde dan voorgaande vier thema’s. Zie ook figuur 1.
10
Het voorzien in de meldkamerfunctie als taak van het veiligheidsbestuur (Wvr. art. 10) staat hier niet bij. Leidinggeven aan de
meldkamer is een taak waartoe het bestuur van de veiligheidsregio de directeur meldkamer heeft gemandateerd (Wvr.
art.35). Met de aanstelling van de kwartiermaker LMO per 1 januari 2014 zal deze taak van het bestuur worden overgeheveld
naar de minister van V&J en zal er sprake zijn van mandatering aan de korpschef van politie.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 12/23
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Rol en positie directeur VR
Op dit moment wordt de rol en positie van de directeur veiligheidsregio
verschillend ingevuld. Dat draagt niet bij aan de gewenste onderlinge
samenwerking tussen regio’s, de samenwerking met partners en met het
Rijk.
Doel is de taken van deze functionaris landelijk meer uniform te borgen
zodat de rol helder is. De noodzakelijke mandaatbesluiten worden per regio
geformaliseerd.
Minister moet in de besluiten van de Wvr vastleggen dat er een directeur
veiligheidsregio is. Taken en verantwoordelijkheden van de directeur
moeten daarmee helder zijn. De taken van de directeur worden in mandaat
van het veiligheidsbestuur uitgevoerd (de taken van het bestuur staan
reeds in de Wvr). Naast de rol van adviseur op die onderwerpen, heeft de
directeur een belangrijke taak ten aanzien van initiëren van samenwerkingsverbanden, regisseren en verbinden van samenwerkende partijen op
de terreinen van risicobeheersing en crisisbeheersing. Deze taken mogen
meer expliciet worden benoemd.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 13/23
4. Uitwerking van de overige thema’s
De overige negen thema’s kregen van de deelnemers aan de werkconferentie minder prioriteit als we
kijken naar de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s. Dat betekent niet dat deze thema’s niet relevant
zijn, maar deze thema’s kunnen meer in meerjarenperspectief worden geagendeerd. Daarom zijn deze
thema’s minder ver uitgewerkt dan de eerste vijf thema’s.
4.1 Kwaliteit veiligheidsregio
De kwaliteit van de veiligheidsregio’s kan in veel gevallen nog onvoldoende inzichtelijk worden gemaakt en ook niet onderling vergeleken worden. De Inspectie V&J toetst wel of aan de regelgeving
wordt voldaan, maar ook dat zegt weinig over de daadwerkelijke operationele prestaties van veiligheidsregio’s. Een eerste stap is een kwaliteitszorgsysteem voor veiligheidsregio’s waarmee de geleverde prestaties ten opzichte van de gewenste prestaties inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Een
kwaliteitszorgsysteem bestaat uit kwaliteitsnormen. Kwaliteitsnormen zeggen iets over de eisen die je
aan de organisatie stelt om de prestaties inzichtelijk te maken, niet over de prestaties die de organisatie levert. Wel over hoe je de door de opdrachtgever gewenste prestaties formuleert en terugkoppelt.
Een kwaliteitszorgsysteem geeft regio’s de mogelijkheid om te rapporteren over hun prestaties en
verbeteringen te identificeren.
Nog maar weinig veiligheidsregio’s hanteren een kwaliteitszorgsysteem, zoals opgenomen in de wet.
Er zijn wel lopende ontwikkelingen op het gebied van landelijke monitoringssystemen. Denk aan Cicero
(kwaliteitsnormen en -instrumenten brandweer) en Aristoteles (prestatiemeting en –verantwoording
veiligheidsregio’s). Ook wordt momenteel gewerkt aan een landelijke visitatie waarmee de meer
tactische en strategische prestaties van veiligheidsregio’s voor elkaar inzichtelijk worden gemaakt. De
keuze om een kwaliteitszorgsysteem te ontwikkelen is echter nog niet gemaakt. Er zou een systeem
moeten komen met dezelfde organisatie c.q. inrichtingseisen waarmee iedere veiligheidsregio inzichtelijk kan maken hoe zij de vooraf vastgestelde (kwaliteits-) doelstellingen monitoort. Bij de ontwikkeling
van een kwaliteitszorgsysteem moet een verbinding worden gelegd met lopende ontwikkelingen, zoals
de visitaties en kostenanalyses van veiligheidsregio’s.
Het is daarbij wel van belang gezamenlijk afspraken te maken over welke parameters je wilt rapporteren en zodat onderlinge vergelijking tussen regio’s mogelijk wordt. Vanwege de diversiteit bij de
veiligheidsregio’s is het niet wenselijk die geheel voor te schrijven, er moet ook ruimte zijn voor
prestaties die het eigen bestuur (verlengd lokaal bestuur) aanvullend zichtbaar wil krijgen.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Kwaliteit veiligheidsregio
Er is geen kwaliteitszorgsysteem om zichtbaar te maken hoe de diverse
veiligheidsregio’s presteren.
Een kwaliteitszorgsysteem, waarbij er ruimte is voor verlengd lokaal bestuur
en diversiteit, maar waarmee de prestaties van de veiligheidsregio’s op
enkele basisaspecten wel landelijk inzichtelijk worden gemaakt.
Laat een kwaliteitszorgsysteem ontwikkelen vanuit de veiligheidsregio’s zelf
en gebruik de uitkomsten van de visitaties en kostenanalyses hierbij. De
directeuren hebben hierin een leidende rol. Zij moeten dit doen in samenspraak met opdrachtgevers (gemeenten) en partners. Het IFV heeft hierbij
een inhoudelijke ondersteunende taak.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 14/23
4.2 Kennisborging en -deling
Zowel de commissie Hoekstra als het Veiligheidsberaad is van mening dat er wel kennis wordt opgebouwd, maar dat deze kennis onvoldoende wordt geborgd en ook te weinig wordt uitgewisseld tussen
veiligheidsregio’s onderling. De deelnemers aan de bijeenkomst delen dit beeld. Het beeld is dat
kennis op dit moment wel aanwezig is, maar nog erg is versnipperd over regio’s, partners, IFV en
andere kennisinstituten. Er zijn ook geen ‘innovatiemakelaars’. Wel zijn er twee expertregio’s; één voor
‘natuurbranden’ (VNOG) en een voor ‘industriële branden’ (VRR).
De deelnemers aan de conferentie zien bij dit thema een belangrijke rol weggelegd voor het IFV. Het
IFV wordt door de veiligheidsregio’s gezien als logische partner als gaat om kennisontwikkeling, borging en -deling. Het IFV moet zich ontwikkelen tot een écht onderwijsinstituut en is verantwoordelijk
voor:
het versterken van het onderwijs. Professionals kunnen meer van elkaar leren en juist de diversiteit kan bijdragen aan innovatie. Het IFV moet ook toezicht houden op onderwijs in de regio’s. Grotere sturing op onderlinge aansluiting tussen opleidingen en opleidingen onder één dak (bijv. samen met politie, defensie). Wellicht ook meer gebruik maken van de wijze waarop de Politieacademie met kennis omgaat
de ontsluiting van kennis en innovatie op multidisciplinair niveau. Het IFV dient nieuwe inzichten
snel toegankelijk te maken voor regio’s en hun partners. Hier moet men niet rigide mee omgaan.
Het IFV moet voorgaande realiseren met zoveel mogelijk efficiency en met behoud van effectiviteit.
Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken moeten betere afspraken worden gemaakt tussen het
Veiligheidsberaad en het bestuur IFV over de rol van het IFV bij het borgen en delen van kennis. Ook
is meer bestuurlijke aandacht voor het thema gewenst. Er is wel een portefeuillehouder kennis/innovatie, maar het thema staat nauwelijks op de agenda. Een ‘strategische innovatie agenda’ op
landelijk niveau is noodzakelijk. Die innovatie agenda van veiligheidsregio’s zou dan bestuurlijk
vastgesteld kunnen worden. Brandweer Nederland heeft reeds een strategische agenda opgesteld en
die zou daarbij kunnen worden betrokken.
Ook de vraagarticulatie vanuit de regio’s richting het IFV kan worden verbeterd. In de afgelopen jaren
is er door het IFV (maar ook door andere kennisinstituten) onderzoek gedaan dat leidde tot kennis
waarop de regio’s niet zaten te wachten. Veiligheidsregio’s zullen constant de vraag moeten blijven
stellen hoe zij vakbekwaam worden en blijven. Daarbij zullen zij gebruik maken van het IFV als deze
over state-of-the-art kennis beschikt die daarvoor nodig is en de juiste methoden toepast in het
onderwijs.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Kennisborging en -deling
Er wordt onvoldoende kennis geborgd en gedeeld tussen de veiligheidsregio’s. Deze rol is bij het IFV belegd en zou versterkt moeten worden.
Waar staat het IFV over 5 jaar:
- Het IFV is een écht onderwijsinstituut (het bij elkaar brengen van de
academies zorgt voor versterking in het onderwijs. We kunnen meer van
elkaar leren en de diversiteit kan ook bijdragen aan innovatie). Is ook
een toezichthoudende organisatie op onderwijs in de regio’s. Grotere
sturing op onderlinge aansluiting en opleidingen onder 1 dak (bijv. samen met politie, defensie). Het IFV wordt door veiligheidsregio’s gezien
als logische partner als gaat om kennisontwikkeling en opleidingen
- Het IFV is verantwoordelijk voor ontsluiting van kennis en voor innovatie
op multidisciplinair niveau. Nieuwe inzichten dient het IFV snel toeganke-
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 15/23
Voorstel:
lijk te maken voor regio’s en hun partners. Hier moet men niet rigide mee
omgaan.
- Het IFV moet voorgaande realiseren met zoveel mogelijk efficiency en
met behoud van effectiviteit. Wellicht ook meer gebruik maken van wijzen waarop de Politieacademie de kennis borgt en deelt.
- Het Veiligheidsberaad zou een ‘strategische innovatie agenda’ kunnen
opstellen waarin thema’s worden benoemd waarop kennisontwikkeling
en -deling nodig is (vraag).
- Bestuur IFV draagt zorg voor ontwikkeling IFV conform voorgaande
eindbeeld (aanbod).
4.3 Lerend vermogen van veiligheidsregio’s
Het lerend vermogen van veiligheidsregio’s kan beter. Hierbij maken de deelnemers van de werkconferentie onderscheid op drie niveaus:
- Hoe leren mensen in de organisatie?
- Hoe leren de 25 organisaties?
- Hoe leert het systeem?
Er is bij mensen wel sprake van nieuwsgierigheid naar nieuwe inzichten, maar dat wordt onvoldoende
ingezet om het leren op organisatieniveau mogelijk te maken, laat staan leren op het niveau van het
systeem. Het gaat dus vooral over het aanreiken van nieuwe prikkels om die nieuwsgierigheid breder
binnen de organisatie én daarbuiten te stimuleren. We zouden elkaar meer vragen kunnen stellen.
Bijvoorbeeld hoe andere regio’s hun GRIP-incidenten evalueren en hoe zij daarmee omgaan. Best
practices moeten meer worden uitgewisseld. Ook de inzichten die door onderzoek van de Inspectie
van V&J naar voren worden gebracht, zouden meer gericht moeten zijn op het leren (in plaats van
compliance). Wat zijn vragen die bij meerdere regio’s spelen, hoe gaan anderen daarmee om et
cetera. Het IFV speelt een centrale rol om het leren mogelijk te maken. Daar wordt het vakmanschap
van elkaar geleerd. Overigens gaat het soms om leren van nieuwe denk- en werkwijzen en soms om
het afleren van oude denk- en werkwijzen.
Op organisatieniveau is het relevant om na te denken over methoden die ruimte creëren om het leren
mogelijk te maken. Leren kun je immers niet afdwingen. Er zijn dus geen instrumenten te benoemen,
mensen moeten juist de vrijheid ervaren om te kunnen leren. Dat betekent dat er veel verschillende
manieren zijn om het leren mogelijk te maken en soms ontstaat het leren juist door niet te interveniëren
op organisatieniveau.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Lerend vermogen
Het lerend vermogen van veiligheidsregio’s kan beter. Zij zouden beter van
elkaar kunnen leren, op mensniveau, op organisatieniveau en systemisch.
Zorg ervoor dat lerend vermogen geen ‘instrument’ gaat worden, maar dat
het juist een kenmerk betreft dat binnen veiligheidsregio’s speelt: een
onderzoekende, nieuwsgierige rol vanuit de mensen moet worden gestimuleerd en de ruimte worden gegeven.
Beter nadenken over de wijze waarop veiligheidsregio’s leren. Daarbij heeft
iedereen een rol; de veiligheidsregio’s geven aan wat ze willen leren, het
IFV is daarin ondersteunend, net als de inspectie (andere rol dan toezicht).
De bestuurders kunnen aangeven in hoeverre het daadwerkelijk een
maatschappelijk thema betreft. Het VB heeft daarom een belangrijke rol bij
de ‘zichtvraag’ (wat schiet de burger ermee op?).
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 16/23
4.4 Continuïteit van de samenleving
Veiligheidsregio’s dienen zich te buigen over continuïteitsvraagstukken. De continuïteit van de samenleving is niet alleen een verantwoordelijkheid van het Rijk. Het vraagt nadrukkelijk om samenwerking
van meerdere partijen op bovenregionaal niveau. In eerste instantie gaat het dan om de samenwerking
tussen regio’s en Rijk (wie doet nu wat?) en dat is niet alleen een operationele afspraak. Nadrukkelijk
moeten bestuurders beter weten wat hun rol is bij crises op nationale schaal (maatschappelijke
ontwrichting). Daarbij vraagt het van bestuurders dat zij zich richten op de voorbereiding van burgers
en hen helpen voorbereiden op dergelijke risico’s. Het onbekende met risico’s die de continuïteit
bedreigen, maakt dat mensen angstig worden. De veiligheidsregio moet bestuurders ondersteunen om
op lokaal niveau nuchter omgaan met risico’s te stimuleren en zelfredzaamheid te vergroten.
Vervolgens zal ook de samenwerking met (vitale) partners moeten worden verbeterd. Juist in de fase
van risicobeheersing en preparatie hebben deze partijen een belangrijke rol. Maak gebruik van alle
deskundigheid die er al is en gun elke regio zijn specialisatie. Ook de operationele samenwerking met
Defensie kan beter. Defensie heeft veel kennis over continuïteitsvraagstukken en middelen die kunnen
worden benut. Onze brandweer heeft de langetermijnstrategie gericht op het continuïteitsmodel
(Brandweer over Morgen). Ook daarmee kunnen goede verbindingen worden gelegd. Maak bindende
afspraken tussen partners op basis van scenario’s waarbij aandacht is voor de kritische processen:
organisatie, alarmering, opschaling, crisiscommunicatie en informatiemanagement, dan volgt de
structuur vanzelf. Zie ook thema over ‘versterking van de interdisciplinaire en intersectorale samenwerking’.
Helaas is in de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) onvoldoende benoemd hoe de aansturing en verantwoordelijkheden bij regio-overstijgende rampen of crises zijn verdeeld. Het project ‘Eenheid in verscheidenheid’ heeft hiertoe enkele oplossingen geboden. Deze verdienen opvolging.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Continuïteit van de samenleving
De verbinding tussen verschillende partijen op nationaal en regionaal
niveau is onvoldoende.
Samenwerking bij crises tussen Rijk, veiligheidsregio’s en (vitale) partners
is geborgd en iedereen weet welke bijdrage er van hem/haar wordt verwacht.
Bestuurlijke aandacht voor het thema van de continuïteit is gewenst. De
opvolging van aanbevelingen van het project ‘Eenheid in verscheidenheid’
is van belang om de bovenregionale samenwerking te verbeteren.
4.5 Bevolkingszorg
Bevolkingszorg is primair een verantwoordelijkheid van de gemeente, maar kan daardoor een zwakke
schakel vormen in de regionale hoofdstructuur. De urgentie van versterking van de bevolkingszorg
moet bestuurlijk worden benoemd en er moeten voldoende middelen (financieel en capaciteit) zijn om
de versterking mogelijk te maken. Mogelijkheden voor de versterking van de bevolkingszorg zijn
globaal benoemd (de LOCGS is de aangewezen partij om hierover te adviseren). Deze zijn:
- Implementatie van een nieuwe set landelijke normen/prestaties voor bevolkingszorg (die ontbreken
nu immers).
- Professionalisering moet binnen de gemeente tot stand komen (beste mensen) of de gemeente
moet duidelijke afspraken maken met de veiligheidsregio dat zij expertise levert voor bevolkingszorgprocessen.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 17/23
- Meer duidelijkheid over de positie van de ‘coördinerend functionaris’ en mandaat dat deze de
samenwerking tussen gemeenten kan organiseren.
- Betere ondersteuning in de diverse gremia van het VB en binnen het IFV.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Bevolkingszorg
De zorg voor de bevolking bij crises is onvoldoende goed geborgd.
Een meetbaar kwalitatief voldoende bevolkingszorg in goede samenwerking met de gemeenten.
De urgentie van versterking van de bevolkingszorg moet bestuurlijk worden
benoemd en er moet voldoende financiële ruimte zijn om de versterking
mogelijk te maken.
4.6 Samenwerking zorgketen
De samenwerking tussen zorg en (fysieke) veiligheid is van toenemend belang. Denk hierbij bijvoorbeeld aan (de voorbereiding op) een grieppandemie. Er is echter nog steeds sprake van zogeheten
‘schurende ketens’. De domeinen van zorg respectievelijk veiligheid zijn organisatorisch, financieel,
juridisch en procesmatig wel op elkaar aangesloten, maar er is nog onduidelijkheid over de verschillende partijen in de verschillende netwerken. Er bestaan bijvoorbeeld nog onduidelijkheden over de
regierol van de acute zorgnetwerken en de regierol van de GHOR. Er ligt een ontwikkelopgave om de
domeinen meer te verbinden. In de maatschappelijke opgave van veiligheid en zorg vinden we immers
een gedeeld belang: hoe komen we met elkaar aan de voorkant van problemen? Zo zijn er lopende
ontwikkelingen van veiligheidsregio’s op het terrein van zelfredzaamheid, risicogerichtheid, burgerparticipatie en daarin kunnen veiligheidsregio’s samen optrekken met GGD. Ook liggen er nadrukkelijk
verbindingen tussen sociale veiligheid en zorg (denk aan de veiligheidsproblematiek bij verslaafden).
Een integrale aanpak is dan wenselijk. Veiligheidsregio’s zullen nog meer als netwerk moeten acteren
en de bijdragen van zorgpartners aan de maatschappelijke opgave kunnen duiden. De vraag is wel of
veiligheidsregio’s de ‘witte omgeving’ goed genoeg begrijpen. Veiligheidsregio’s zijn zelf aan zet om
hier stappen in te zetten.
De samenwerking tussen de inspecties is ook een aandachtspunt. Het is van belang dat er helderheid
bestaat over de rollen en verantwoordelijkheden van de Inspectie VenJ en de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) op het gebied van de veiligheidsregio’s. De ministers van VWS en VenJ zullen
daarom samenwerkingsafspraken vastleggen en die communiceren naar de veiligheidsregio’s.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Samenwerking zorgketen
De ketens van veiligheid respectievelijk zorg schuren, terwijl ze juist
complementair zijn.
Veiligheidsregio’s zullen nog meer als netwerk moeten acteren en moeten
leren de bijdragen van zorgpartners aan de maatschappelijke opgave beter
te duiden.
Vanuit veiligheidsregio’s kan beter inzichtelijk worden gemaakt waar
verbindingen liggen en wat het gezamenlijke belang is (maatschappelijke
opgave). Dan kunnen de inspanningen in de ketens ook beter op elkaar
worden afgestemd. Dit moet nog nader worden uitgewerkt.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 18/23
4.7 Samenhang Wet veiligheidsregio’s en Omgevingswet
Er is een duidelijke samenhang tussen beide wetten, maar die wordt nog onvoldoende geborgd. De
maatschappelijke opdracht is in beide wetten hetzelfde: een ’veilige en gezonde leefomgeving’. In de
Omgevingswet komt daar nog de duurzaamheid van gebiedsinrichting en -gebruik als doelstelling bij.
Daarom is de maatschappelijke taak van betrokken parijen (gemeenten, provincie, VR en RUD) ook
hetzelfde. De focus is wel verschillend. Bij de veiligheidsregio gaat het om het risicoprofiel in brede zin,
de (BRZO-)RUD richt zich meer op de bedrijfsmatige risico's.
We moeten nuchter omgaan met risico’s en de regelreflex (zelfs in het omgevingsrecht) terugdringen.
Tegelijk moeten we minimale veiligheidsnormen in acht nemen. De veiligheidsregio kan die benoemen
omdat zij zicht heeft op de gevolgen voor burgers en de gevraagde inzet bij incidenten. Veiligheidsregio moeten zicht kunnen houden op activiteiten in de leefomgeving om risico’s in een vroegtijdig
stadium te kunnen signaleren. Alleen dan kan zij invloed uitoefenen op een veilige inrichting en veilig
gebruik van de fysieke leefomgeving. Het zal hierbij nadrukkelijk aan de veiligheidsregio’s zelf zijn om,
beter dan nu het geval is, rekening te houden met meerdere belangen die spelen en steeds het
gemeenschappelijke belang op te zoeken. Door op die wijze te investeren in een duurzame samenwerkingsrelatie tussen de veiligheidsregio en (bijvoorbeeld) het bedrijf, kan gericht gewerkt worden aan
de gewenste gedragsverandering. De verantwoordelijkheid voor veiligheid is daarmee weer terug in de
maatschappij.
De adviesrol van de veiligheidsregio’s op het terrein van risicobeheersing moet in de Omgevingswet
worden opgenomen. Veiligheidsregio’s zullen bij de verdere invulling van de uitvoeringsregelingen
(AMvB’s) realistische normen moeten opstellen op het gebied van veiligheid. Het is aan het Veiligheidsberaad om de belangenbehartiging van veiligheid binnen het omgevingsrecht goed vorm te
geven.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Samenhang Wet veiligheidsregio’s en Omgevingswet
Om de doelstelling van de Omgevingswet (veilige en gezonde leefomgeving) te kunnen vertalen in termen van realistische normen, moet de rol van
de veiligheidsregio bij het omgevingsrecht worden verankerd.
De rol van de veiligheidsregio is geborgd waardoor zij in een vroegtijdig
stadium kan adviseren over risicovolle situaties en mogelijkheden om die te
voorkomen.
Het Veiligheidsberaad zal belangenbehartiging van veiligheid binnen het
omgevingsrecht goed moeten vormgeven.
4.8 Aansluiting Landelijke Meldkamerorganisatie
De komende jaren wordt er gewerkt aan de inrichting van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO).
Dat betekent een omvangrijk fusieproces van 22 naar tien fysieke meldkamers en een virtueel integratieproces naar één organisatie. Dat vraagt in iedere regio de aandacht, maar nadrukkelijk op landelijk
niveau. Met de inrichting van de Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO) zullen veiligheidsregio’s hun
meldkamerwerkprocessen landelijk moeten harmoniseren (per discipline én voor wat betreft de
multidisciplinaire aspecten).
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 19/23
Daarbij hebben de veiligheidsregio’s, een bijdrage te leveren aan de kwartiermakerorganisatie (KLMO).
De deelnemers van de werkconferentie zien, net als de commissie Hoekstra (en tevens onderschreven
door het Veiligheidsberaad) de spanningen die de beheersverantwoordelijkheid van de politie voor de
LMO met zich mee kan brengen.
- Hoe borg je de kwaliteit van het brandweermeldkamerproces en de opgeschaalde processen?
- Hoe zorg je dat de acute zorgpartners voldoende aangesloten blijven?
- Hoe voorkom je dat één discipline te dominant wordt in deze multidisciplinaire organisatie?
- Hoe voorkom je dat beheersverantwoordelijkheid ook gezagsverantwoordelijkheid wordt in de
praktijk?
Er ligt voor de veiligheidsregio’s dan ook een stevige rol in de KLMO. Eén van de eerste taken is het
opstellen van een Programma van Eisen vanuit de veiligheidsregio’s dat in het Landelijk Kader een
plek kan krijgen. Verder zal de bestuurlijke betrokkenheid en de operationele aansluiting moeten
worden geborgd gedurende de transitiefase 2013 - 2017.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Aansluiting Landelijke Meldkamerorganisatie
Aansluiting tussen veiligheidsregio’s en KLMO moet beter worden geborgd.
Een adequaat ingerichte LMO die voorziet in de gewenste kwaliteit van
dienstverlening richting de burger en richting de hulpdiensten op straat.
- Stel een Programma van Eisen op vanuit veiligheidsregio’s.
- Organiseer bestuurlijke aandacht, betrokkenheid en operationele
aansluiting gedurende de looptijd 2013 - 2017.
4.9 Samenwerking politie-eenheden
Een goede samenwerking tussen medewerkers van veiligheidsregio’s en medewerkers van de politie
is van belang. Zoals het Kabinet ook aangeeft in haar kabinetsreactie, zijn zij elkaars primaire partner
in het geval van een incident, ramp of crisis. De veiligheidsregio’s merken dat de politie crisisbeheersing op een aantal terreinen minder aandacht geeft dan voorheen. Het betreft de samenwerking op de
terreinen van:
- risicobeheersing (evenementen)
- planvorming
- operationele voorbereiding (oefeningen)11
- informatievoorziening en -deling.
Samenwerken vraagt om inspanning van beide kanten. De huidige situatie is ongewenst en tast
mogelijk ook het onderlinge vertrouwen aan op de langere termijn.
Naar aanleiding van voorgaande heeft de minister van V&J in haar kabinetsreactie toegezegd de
Nationale Politie te vragen om met initiatieven te komen ter verbetering van hun onderlinge samenwerking. Ook zal de minister van V&J hierover met de voorzitter van het Veiligheidsberaad in gesprek
gaan. De portefeuillehouder van het Veiligheidsberaad zou aanvullend een gesprek met de korpschef
kunnen entameren waarin de bijdrage van de politie aan de multidisciplinaire samenwerking wordt
besproken en concreet wordt gemaakt. Daarbij is het goed om aandacht te hebben voor thema’s die
dicht bij de politieprocessen liggen en daardoor direct de aandacht van de politie krijgen, zoals de
samenwerking bij risicovolle evenementen (bijvoorbeeld gezamenlijke inzet bij crowdmanagement) en
de informatievoorziening en –deling ten tijde van crises (bijvoorbeeld in de meldkamer). Met betrekking
11
Ook de Inspectie Veiligheid en Justitie constateert in de Staat van de rampenbestrijding 2013 dat de oefenintensiteit van de
politie bij het multidisciplinaire oefenen achterblijft.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 20/23
tot dat laatste zou er wettelijk gezien meer duidelijkheid moeten komen over de rol van het beleidsteam
in relatie tot de gezagsdriehoek van de politie tijdens incidenten. Momenteel is dat binnen elke regio
anders ingericht en kan dat in de samenwerking met de Nationale Politie en het OM tot onduidelijkheden leiden.
Probleemdefinitie:
Gewenst eindbeeld
(doel):
Voorstel:
Samenwerking politie-eenheden
Er bestaat een risico dat multidisciplinaire samenwerking onder druk komt te
staan, waardoor het onderlinge vertrouwen tussen de politiemedewerkers en
andere crisispartners op termijn wordt aangetast.
De multidisciplinaire samenwerking verloopt soepel en de politie levert
daarin een voldoende bijdrage.
Naast de reeds voorgestelde overleggen, zou het Veiligheidsberaad een
gesprek met de korpschef moeten entameren waarin de bijdrage van de
politie aan de multidisciplinaire samenwerking wordt besproken en concreet
wordt gemaakt.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 21/23
5. Tot slot
In deze notitie is de doorontwikkeling van veiligheidsregio’s nader geconcretiseerd naar enkele
speerpunten en concrete voorstellen voor een landelijke aanpak. Die landelijke aanpak richt zich op
voorstellen om de veranderingen in de regio’s zelf te ondersteunen. De uitwerking van de discussies
rondom de probleemstelling en het gewenste eindbeeld zijn wellicht belangrijker, dan de voorstellen op
zich. Vanzelfsprekend zijn de besturen van de veiligheidsregio’s aan zet om de gewenste doorontwikkeling van veiligheidsregio’s te realiseren. Maar daarbij zullen regio’s elkaar ook nodig hebben.
Vandaar dat het gewenst is dat het Veiligheidsberaad als geheel haar eigen opvattingen formuleert
over de doorontwikkeling en de thema’s die daarin prioriteit dienen te krijgen. Dat bepaalt de gezamenlijke ‘agenda van de veiligheidsregio’s’. De directeuren leveren met deze notitie een bijdrage aan die
agenda. De problemen en prioritering staan toegelicht en tevens zijn enkele voorstellen gedaan voor
een landelijke aanpak. Deze voorstellen krijgen steun van de directeuren, maar zullen vanuit de 25
regio’s ook van financiering moeten worden voorzien. Mogelijk dat het creëren van een eigen door de
veiligheidsregio’s gefinancierd werkbudget hieraan een bijdrage kan leveren. Daarmee is er feitelijk
sprake van een ‘programma doorontwikkeling veiligheidsregio’s’ in plaats van alleen een agenda.
Vervolg
Na instemming van het directeurenoverleg (DOVR) wordt deze slotnotitie, met een oplegger, aangeboden aan het Dagelijks Bestuur (DB) Veiligheidsberaad. Vanzelfsprekend lichten de directeuren deze
notitie graag nader toe. Het DB kan de adviezen en voorstellen gebruiken bij het opstellen van de
volgende bestuurlijke documenten:
- agenda van de veiligheidsregio’s
- voorwaartse agenda (samen met de minister van VenJ en de VNG op te stellen)
- bestuurlijke position papers ten aanzien van democratische legitimatie (versterking rol gemeenteraden), positie van de directeur veiligheidsregio, positie coördinerend gemeentefunctionaris en taken
en bevoegdheden van het Veiligheidsberaad.
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 22/23
Bijlage 1: deelnemerslijst werkconferentie
Organisatie
Naam
Veiligheidsregio Friesland
Veiligheidsregio IJsselland
Veiligheidsregio Twente
Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland
Veiligheidsregio Gelderland Midden
Veiligheidsregio Gelderland Zuid
Veiligheidsregio Utrecht
Veiligheidsregio Noord-Holland Noord
Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland
Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland
Veiligheidsregio Hollands Midden
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Veiligheidsregio Zeeland
Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
Veiligheidsregio Brabant Noord
Veiligheidsregio Zuid-Oost Brabant
Veiligheidsregio Limburg-Noord
Veiligheidsregio Zuid Limburg
Raad van Brandweer Commandanten
Landelijk Overleg Coördinerend Gemeentesecretarissen
RUD Noordzeekanaalgebied
RUD Midden- en West-Brabant
Gemeentesecretaris Den Bosch
Openbaar Ministerie
Inspectie Veiligheid en Justitie
Ministerie van Defensie
Ministerie van Defensie
Rijkswaterstaat Oost Nederland
Vereniging Nederlandse Gemeenten
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Bureau Veiligheidsberaad
Bureau Veiligheidsberaad
Bureau Veiligheidsberaad
Bureau Veiligheidsberaad
Twynstra Gudde
Twynstra Gudde
Twynstra Gudde
dhr. W. Kleinhuis
mevr. L. Sievers
dhr. H. Meuleman
dhr. J. Scherjon
dhr. P. Joosten
mevr. M. van Veen
dhr. P. Bos
dhr. J. Stierhout
mevr. H. Raasing
dhr. R. IJzelendoorn
dhr. H. Meijer
dhr. A. Littooij
dhr. C. Post
mevr. G. Ruijs
dhr. N. van Mourik
dhr. P. Verlaan
dhr. J. Rooijmans
dhr. P. Lucassen
dhr. G. van Klaveren
dhr. R. Frek
dhr. K. Dekker
dhr. R. Woittiez
dhr. A. Houtman
mevr. I. Woestenberg
dhr. P. van de Beek
dhr. G. Bos
dhr. J. Duckers
dhr. T. Visser
dhr. C. Stoffer
dhr. K. de Vet
dhr. P. Gelton
dhr. E. Meekes
mevr. H. Slock
mevr. M. Jacobs
mevr. R. Hartkamp
mevr. N. Piel
mevr. M. Veldhuis
dhr. P. Sinning
mevr. R. Linck
mevr. A. Lohuis
Advies inzake doorontwikkeling veiligheidsregio's | 13 januari 2014 | Pagina 23/23
Agendapunt - besluitvormend
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
Algemeen bestuur
5 februari 2014
4
Financiële evaluatie project Eerste Hulp GHOR
Mevr. N.A.M. Rigter
Dhr. B. Koelewijn
Te besluiten om
het niet uitgegeven deel (± € 56.000,=) van het budget voor het project Eerste Hulp te reserveren voor
2014 en verder.
Samenvatting / toelichting
Deze evaluatie van de financiële stand van zaken van het project Eerste Hulp vindt plaats op verzoek van
de stuurgroep Community Safety. Op 17 april jl. heeft het algemeen bestuur ingestemd met het volgende:
“Het GHOR-bureau is, als onderdeel van het programma Community Safety, gestart met het project
Eerste Hulp. Het doel van dit project is de zelfredzaamheid van de burger te vergroten door de kennis
van en vaardigheden met Eerste Hulp te vergroten. Het bedrag van € 65.000,= voor dit project is al
gereserveerd (DB besluit 29-06-2011). In de stuurgroep Community Safety is afgesproken dat dit bedrag
((50-50%) verspreid wordt over de jaren 2013 en 2014. Eind 2013 vindt er een evaluatie plaats van de
1
financiële stand van zaken. Op basis daarvan zal het Dagelijks Bestuur een besluit nemen ten aanzien
van de besteding van het deel voor 2014”.
In 2013 is het bedrag van € 32.500,= niet volledig besteed. Eind 2013 is er naar verwachting ± € 9.000,=
aan aanvragen binnengekomen. We hebben het afgelopen jaar vooral geïnvesteerd in het leggen van
contacten met verenigingen en afdelingen en aan naamsbekendheid van het project. Eind 2013 zijn de
eerste aanvragen ontvangen en betaald. In verband met de verwachte toename van aanvragen is het
verzoek om het verwachte overschot te reserveren voor 2014 en verder.
Vervolg
Na akkoord voert het GHOR-bureau het besluit uit. In het eerste kwartaal van 2014 staat een bijeenkomst
gepland voor EHBO-verenigingen en afdelingen van het Rode Kruis. In deze bijeenkomst helpt het
GHOR-bureau o.a. met het concreet maken van ideeën en het doen van aanvragen.
1
Door wijzigingen in de verdeling van de portefeuilles, is dit voorstel bestemd voor het algemeen bestuur
in plaats van het dagelijks bestuur.
Agendapunt - informatie
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
Algemeen Bestuur
5 februari 2014
5
Procesvoorstel Crisisplan IJsselland
Mevr. L.J. Sievers
Dhr. H.J. Meijer
Kennis te nemen van
1. De voorbereiding van een nieuw crisisplan voor Veiligheidsregio IJsselland voor de periode
2015-2018 op basis van de in dit voorstel genoemde uitgangspunten;
2. Het verslag van de Bestuurdersdag 2013. De uitkomsten daarvan worden meegenomen in
de uitwerking van het nieuwe crisisplan
Aanleiding
Het regionale crisisplan is een op grond van de Wet veiligheidsregio’s (artikel 16) verplicht plan
waarin de aanpak van crisisbeheersing in de regio wordt vastgelegd voor alle partners uit het
veiligheidswerkveld. Het beschrijft de structuur, taken, bevoegdheden, werkwijze en
verantwoordelijkheden in de regionale operationele organisatie.
Het huidige crisisplan 2012-2015 is vastgesteld door het algemeen bestuur op 21 december 2011.
De volgende ontwikkelingen geven aanleiding om het huidige crisisplan te herzien.
Argumenten
- rapport ‘Eenheid in verscheidenheid’, uitwerking Advies Bestuurlijke Werkgroep
Bovenregionale Samenwerking;
- evaluatie van de Wet Veiligheidsregio’s (commissie Hoekstra);
- rapport Staat van de Rampenbestrijding 2013;
- ontwikkeling van nieuw beleid en procedures van het team Bevolkingszorg en het proces
crisiscommunicatie;
- actuele convenanten en rampbestrijdingsplannen;
- opbrengst van de evaluaties van incidenten;
- opbrengst van het project “Alarmering op orde”;
- aanbevelingen uit oefeningen en trainingen (o.a. oefening Conecto);
- opbrengst bestuurdersdag 2013 (bijgevoegd);
kenmerk
vervolgblad
2 van 2
-
nieuw meerjarenbeleidsplan 2015-2018.
Beoogd effect
Een actueel crisisplan dat voor de partners in het veiligheidswerkveld duidelijkheid geeft over
structuur, taken, bevoegdheden, werkwijze en verantwoordelijkheden in de regionale
crisisorganisatie. Beoogd wordt met het plan een effectieve en efficiënte crisisorganisatie te
bereiken.
Aanpak
Voor het crisisplan hanteren we de volgende uitgangpunten:
-
wettelijke en juridische kaders;
het landelijk referentiekader crisisplan en de adviezen hierover door het landelijk platform
vormen de basis voor het crisisplan;
de huidige organisatorische hoofdstructuur voor de crisisorganisatie blijft ongewijzigd.
De herziening van het crisisplan kan met de bestaande capaciteit van mensen en middelen worden
uitgevoerd.
Vervolg
Gelet op de gezamenlijke Meldkamer Oost Nederland (MON) wordt de inhoud van het crisisplan
afgestemd met Veiligheidsregio Noord- en Oost Nederland (VNOG). Tevens stemmen we af met de
Veiligheidsregio’s in Oost 5 en de andere aangrenzende Veiligheidsregio’s.
Het concept-plan bespreken we voor met de operationeel leiders en de veiligheidsdirecties van de
VNOG en MON en komt daarna aan de orde (juni 2014) in de Veiligheidsdirectie van de
Veiligheidsregio IJsselland. Bestuurlijke besluitvorming en consultatie van veiligheidspartners vindt
plaats in het najaar van 2014.
Bijgevoegd is het verslag van de Bestuurdersdag 2013. De uitkomsten van de bestuurdersdag
worden meegenomen in de uitwerking van het nieuwe crisisplan
Verslag bestuurdersdag 4 oktober 2013
1.
Inleiding
Op 4 oktober 2013 is een bestuurdersdag met als thema crisisbeheersing georganiseerd.
De bestuurdersdag had verschillende doelen:
1.
2.
3.
Bijpraten bestuurders:
Bevolkingszorg op orde
Alarmering op orde
Verdieping van enkele thema’s:
Functioneren van de regionale crisisorganisatie
Crisiscommunicatie
Tijd om elkaar te ontmoeten
De inhoudelijke opbrengst van de bestuurdersdag zal als input worden gebruikt voor het
nieuwe Regionaal Crisisplan IJsselland dat medio 2014 door het bestuur zal worden
vastgesteld.
Aan het programma is deelgenomen door de burgemeesters, de locoburgemeesters
(1e loco’s) en door directieleden en enkele medewerkers van Veiligheidsregio IJsselland.
In bijlage 1 zijn de namen van de aanwezigen opgenomen.
2.
Bevolkingszorg op orde
Namens de Veiligheidsdirectie heeft Theo Bakhuizen uiteengezet welke ontwikkeling het
proces Bevolkingszorg heeft doorgemaakt en welke stappen in de komende periode nog
gezet zullen worden.
3.
Alarmering op orde
Sipke Dekker is als portefeuillehouder namens de Veiligheidsdirectie verantwoordelijk voor
het verbeteren van het proces alarmering. Eind 2013 zal de alarmering op orde moeten zijn,
al zijn er enkele verbeteringen, die technisch lastig zijn en meer tijd vergen.
4.
Parallelsessie 1: Functioneren regionale crisisorganisatie
Tijdens de parallelsessie Functioneren van de regionale crisisorganisatie is om te beginnen
aan de aanwezige bestuurders gevraagd drie positieve punten en drie verbeterpunten voor
onze regionale rampbestrijding en crisisorganisatie aan te dragen. De resultaten zijn op postit’s gezet, die in bijlage 2 gerubriceerd zijn weergegeven.
Op basis van de ervaringen met feitelijke crisissituaties en met oefeningen zijn enkele issues
benoemd die regelmatig terugkeren. Deze issues zijn één voor één besproken tijdens de
parallelsessies Functioneren regionale crisisorganisatie. Per issue zijn de belangrijkste
opmerkingen, zoals gemaakt tijdens de bestuurdersdag weergegeven en zijn hiervoor één of
meer richtingen geformuleerd. De richtingen zijn vervolgens vertaald in actiepunten.
1
Meldkamerproces (toegelicht m.n. operationeel)
o
De prioriteit ligt bij het tijdig neerzetten van een eerste beeld c.q. bestuurlijke
informatievoorziening hierover. Verder is de Calamiteiten Coördinator (CaCo) niet altijd
meteen vrijgemaakt voor zijn functie. De oorzaak hiervan is dat het geen vrijgemaakte
functionaris is (keuze).
Richting 1
Het niet vrijmaken van de CaCo voor zijn functie is een keuze uit een oogpunt van
doelmatigheid en behoeft geen verdere actie.
o
De enorme ‘aanvoer’ van informatie maakt het genereren en presenteren van een
multidisciplinair beeld binnen vijf minuten tot een uitdaging. Duiding van de informatie is
daardoor veelal nog niet mogelijk. In de opstartfase van een incident is veel informatie
aanwezig die nog niet geverifieerd is. Het dilemma dat ontstaat is het moment waarop je
de informatie gaat delen; wachten met delen totdat alle informatie geverifieerd is of wel
zo snel mogelijk delen met daarbij de kanttekening dat bepaalde informatie nog niet
geverifieerd is. Ter verduidelijking het betreft hier een eerste beeld na afkondiging van
GRIP 1.
Richting 2
Voorzie de operationele diensten en de bestuurders in de behoefte om snel geïnformeerd
te worden. Maak duidelijk als beschikbare informatie nog niet duidelijk/geverifieerd is.
Hierbij dient ook te worden onderzocht of social media kan worden toegepast,
bijvoorbeeld door in de eerste fase van een incident (in ieder geval) procesinformatie te
verstrekken.
Landelijk Crisismanagement Systeem (LCMS).
o
Informatiemanagement is op verschillende niveaus georganiseerd via een aantal
piketfuncties (Informatiemanagers). In een GRIP 1 situatie is het een complexe taak om
alle beschikbare informatie te verwerken tot een multidisciplinair beeld. Tijdens GRIP 1 is
deze taak belegd bij de Informatiemanager CoPI (IM-CoPI).
Richting 3
Verzameling van alle beschikbare informatie kan gestart worden door de CaCo en
overgedragen worden aan de IM-CoPI zodra hij/zij op de plaats van het incident
aanwezig is. De verwachting is dat LCMS, op de meldkamer, voor 1 januari 2014
operationeel is.
o
Bij GRIP 2 en 4 wordt de afwezigheid van een Informatiemanager in het (kern)-GBT
ervaren als een gemis.
Richting 4
Onderzoek of en hoe LCMS in het (kern)-GBT een vast onderdeel kan zijn van de
informatievoorziening opdat aansluiting in het informatieproces wordt bereikt.
o
Als het gaat om de praktische toepassing van LCMS wordt geconstateerd dat er
voorzichtig moet worden omgegaan met het weergeven van het tekstbeeld in LCMS.
Doordat verschillende partijen het LCMS gelijktijdig vullen met tekst is het noodzakelijk
dat er eerst een analyse wordt gemaakt door de betrokken Informatiemanagers (het
verifiëren van alle tekstuele informatie kost tijd, die er in een opstartfase van een incident
niet altijd is).
2
Richting 5
Alle schrijvers in LCMS dienen eerst de te verwerken tekst te verifiëren op juistheid,
volledigheid en te beoordelen welke informatie voor de ‘eigen’ doelgroep van belang is
(operationeel, tactisch en bestuurlijk).
o
In het (kern)-GBT en RBT is behoefte aan het tonen van een (geografische) kaart van het
incident en niet zozeer aan het tonen van een logboek.
Richting 6
Draag er zorg voor dat er (altijd) een digitale kaart beschikbaar is in het (kern)-GBT en
RBT.
Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP)
o
De afweging voor opschaling naar GRIP 2 vindt veelal plaats vanuit het CoPI. De keuze
voor GRIP 2 hangt samen met het effectgebied. Bron- en effectgebied moeten worden
onderscheiden, waarbij het opschalen ook bovenregionale consequenties kan hebben
(op dezelfde manier opschalen). Dit vraagt om een goede inschatting vooraf omdat het
operationeel krijgen van een ROT een tijdsbesteding vraagt van één uur.
Richting 7
Onderzoek of als algemene lijn kan worden afgesproken dat snel opschalen de voorkeur
geniet (d.w.z. bij twijfel altijd opschalen).
o
Er moet rekening worden gehouden met de rol van de media in de opschaling.
Zij versterken de beeldvorming van een incident en ‘maken’ soms de ramp.
Richting 8
Verifieer tijdens het incident het beeld vanuit de media met het incidentbeeld voor een
heldere (bestuurlijke) duiding en stuur hier zo nodig op bij.
o
Bij GRIP 1 worden ook de OvD-Bz, ACB en Communicatieadviseurs betrokken. Dit is de
toepassing van het knoppenmodel. De betrokkenheid van Communicatieadviseurs heeft
meerwaarde omdat er (in de praktijk) altijd behoefte is aan communicatie. Ten aanzien
van de OvD-Bz wordt geconstateerd dat de lijn richting burgemeester altijd via de Leider
CoPI moet lopen.
Richting 9
Communicatie naar de burgemeester loopt bij GRIP 1 gecoördineerd via het CoPI
(Leider CoPI).
o
Besluiten over de opschaling dienen te lopen via de officiële lijn (Leider CoPI richting
Leider ROT / burgemeester, Operationeel Leider richting burgemeester). Indien er acuut
behoefte is aan opschaling vanuit de operatie moet er direct opgeschaald worden,
waarbij de instemming van de burgemeester achteraf plaatsvindt.
Richting 10
Het is van belang vooraf elkaars rollen en verantwoordelijkheden goed te kennen.
Eventuele discussies over (het niveau van) opschaling worden gevoerd na afloop van
een incident en niet tijdens een incident.
3
Rol & betekenis Regionaal Operationeel Team
o
Sommige burgemeesters ervaren gevoelsmatig een zekere afstand van het ROT ten
opzichte van het incident. Het ROT zit op afstand en soms is er op lokaal niveau meer
gevoel bij het incident. Het BT kan de neiging krijgen rechtstreeks zaken te doen met het
CoPI. Het gevaar dat hierbij ontstaat is dat zaken dubbel worden gedaan. Tijdens de
sessie wordt de stelling ingebracht of het misschien slim is om het ROT pas bij GRIP 3 te
activeren. Dit heeft echter als nadeel dat het CoPI (te) lang zwaar belast wordt en er
onvoldoende aandacht is c.q. kan zijn voor effecten buiten het brongebied. De
meerwaarde van het ROT ligt vooral in het ondersteunen en elkaar helpen in het incident.
Richting 11
De afstand tussen BT en ROT kan worden overbrugd door te investeren in de relatie
tussen de burgemeesters en de Operationeel Leiders in de koude fase.
o
Er wordt benadrukt dat het goed is dat de burgemeester en OL elkaar kennen.
Verder worden er verschillen ervaren in het optreden van de verschillende Operationeel
Leiders. Overigens geldt dat evenzeer voor de burgemeesters.
Richting 12
Het is aan te bevelen bij aanvang van een incident werkafspraken te maken tussen de
burgemeester en Operationeel Leider zodat duidelijk is wat zij van elkaar verwachten.
o
Onderkend wordt dat de burgemeester tijdens een incident verschillende rollen moet
vervullen (burgervader, beslisser, boegbeeld). Het is van belang dat burgemeester en
locoburgemeester samen optrekken, zodat de verschillende rollen actief kunnen worden
ingevuld.
Richting 13
Burgemeesters doen er goed aan om snel na aanvang van een incident te beoordelen of
het wenselijk is een locoburgemeester te betrekken. In de praktijk kan er immers te
weinig tijd en ruimte zijn om alle rollen door één bestuurder te laten vervullen. Er dient
daarbij helderheid te bestaan over de onderlinge rol- en bevoegdheidsverdeling.
o
Voor het ROT is het van belang dat vooraf duidelijk is wie welke rol in het GBT vervult en
wat de rol van de burgemeester is; dit vraagt werkafspraken bij de start van een incident.
Tenslotte wordt geconstateerd dat het ROT niet altijd hoeft te handelen. In sommige
gevallen volstaat een stand-by ROT die zich bezig houdt met scenario’s en adviezen
over deze scenario’s (proactief denken).
Richting 14
Het ROT moet ervoor waken te gaan handelen om te handelen; als er weinig te doen is
voor het ROT dan is het verstandig dat zij zich richt op scenariovorming en de
voorbereiding van de nafase.
o
In sommige gevallen houdt een burgemeester een opschaling tegen (naar GRIP 2)
vanwege gevoelde afstand met het ROT.
Richting 15
4
Bespreek eventuele twijfels over opschaling. De gevoelde afstand met het ROT mag de
keuze om op te schalen niet beïnvloeden.
o
De rol van het ROT is veranderd door LCMS: meer faciliterend, proactief en
ondersteunend naar het CoPI en adviserend naar het BT (scenario denken).
Richting 16
Dit punt spreekt voor zich.
Regionaal Beleidsteam (GRIP 4)
o
Het RBT komt altijd bij elkaar in Zwolle. Voor de burgemeester ontstaat dan het dilemma
of hij/zij naar Zwolle gaat, of dat hij/zij in de eigen gemeente blijft bij de burgers. In het
laatste geval moet de locoburgemeester naar het RBT gaan, dit vraagt om zorgvuldige
communicatie en afstemming. De keuze voor de burgemeester, om al dan niet naar het
RBT te gaan, is incidentafhankelijk. Bij de afweging moet vooral de betekenis van het
incident (effecten richting de buitenwereld) worden meegenomen (betekenisgeving door
de burgemeester in de rol van burgervader / boegbeeld).
Deze afweging is vooraf niet in strakke procedures vast te leggen. Iedereen moet zich
ervan bewust zijn dat de keuze om al dan niet naar het RBT te gaan doorwerking heeft in
het incident. In sommige gevallen vraagt dit extra aandacht in de afstemming van
communicatie. Hierbij is de rolverdeling tussen voorzitter RBT en lokale burgmeesters
cruciaal. Het uitgangspunt moet zijn de burgemeester gaat naar het RBT tenzij. Als een
locoburgemeester wordt afgevaardigd dient dit een vaste locoburgemeester te zijn.
Richting 17
Indien een locoburgemeester naar het RBT gaat wordt er waarde aan gehecht dat dit
elke keer dezelfde locoburgemeester is.
o
Daar waar het gaat om afstemming over het beeld naar buiten, is afstemming op alle
niveaus van cruciaal belang.
Richting 18
Creëer vaste afstemmingsmomenten.
o
Net als bij een ROT is bij een RBT het maken van procesafspraken vooraf van belang
(communicatie,
rolverdeling,
vertegenwoordiging
door
burgemeester
of
locoburgemeester).
Richting19
Dit punt spreekt voor zich.
Evaluaties
o
Zorg voor een veilige leeromgeving en leg niet alle ervaringen en constateringen over het
verloop van een incident vast in een rapport. Het belangrijkste is dat de betrokken teams
leren van de incidenten in plaats van dat de buitenwereld kennis neemt van het
incidentverloop. Verder is de snelheid van het evaluatieproces een punt van aandacht.
Richting 20
Een veilige leeromgeving is van groot belang. Creëer een omgeving waarin ook de
rapportages aan dit uitgangspunt voldoen en pas de capaciteit incidenteel aan de
5
behoefte. Een evaluatierapport moet in principe uiterlijk binnen twee maanden na een
incident gereed zijn.
5.
Parallelsessie 2: Crisiscommunicatie
Interne communicatie
o
De omgevingsanalyse vormt het uitgangspunt voor de informatie waarop besluiten
worden gebaseerd. Van belang is (steeds) om vast te stellen of er informatietekorten zijn
en of informatie gevalideerde informatie betreft.
Richting 21
Tijdens elk overleg (afstemming) wordt het omgevingsbeeld besproken en wordt besloten
welke en op welke wijze knelpunten worden behandeld op basis van
informatievoorziening, handelingsperspectief en betekenisgeving.
o
Het is van belang om duidelijk te hebben waar verantwoordelijkheden beginnen en
eindigen (wat is openbaar c.q. waarvoor is de overheid betrokken en wat is privé).
Richting 22
Bij elk incident dienen afspraken gemaakt te worden met de bestuurder over de
woordvoering, met name wie zegt wat en op welk moment. Vanaf GRIP-4 dient
afgesproken te worden wie de woordvoering doet in de ‘eigen’ gemeente en wie op
regionaal niveau.
Externe communicatie
o
Er moet bewustzijn zijn op de impact van de externe communicatie en de snelheid van
(wisseling van) informatie. Een omgevingsanalyse (mediawatching), inclusief sociale
media (duiden van de “trending topics”) is essentieel. Als niet alle feiten en
omstandigheden bekend zijn kan worden meegedeeld dat deze feiten en
omstandigheden
worden
uitgezocht.
Procesinformatie
kan
altijd
worden
gecommuniceerd. Het is ook van belang informatie te ontkrachten als informatie niet juist
is (om een “sneeuwbaleffect” te voorkomen).
Richting 23
Op het moment dat een bestuurder wordt geïnformeerd over het incident, dient aan de
bestuurder ook informatie gegeven te worden over wat buiten leeft en speelt
(omgevingsbeeld gebaseerd op: informatievoorziening, handelingsperspectief en
betekenisgeving)
o
Bestuurders dienen zich te onthouden van het verstrekken van operationele informatie
(over veiligheid). Zij dienen altijd (eerst) invulling te geven aan hun rol van
betekenisgever en vanuit deze rol aan te sluiten bij de emoties van de getroffenen c.q.
betrokkenen.
Richting 24
Na elk overleg (afstemming) wordt met de communicatieadviseur afspraken gemaakt over
de woordvoering en de doelgroep, waarbij het accent ligt op de rol van burgervader en/of
boegbeeld.
o
Het is van belang om bij de bestuurlijke communicatie af te stemmen op de plaats c.q.
doelgroep (lokaal wat lokaal moet). Bij de communicatie kunnen steeds de volgende
6
vragen worden gesteld: Wat is het doel? Wat is het effect? Vanuit welke rol c.q. belang
wordt er gecommuniceerd?
Richting 25
Zie richtlijn 24
Organisatie van de crisiscommunicatie
o
Er bestaat een wens om bij de inzet vanuit de crisiscommunicatiepool tijdens werktijden
zoveel mogelijk eerst de lokale communicatieadviseurs in te zetten voor de “eigen”
gemeente, daarna communicatieadviseurs uit het “eigen” cluster en daarna
communicatieadviseurs vanuit de regio. Er kan een spanning ontstaan tussen de
regionale inzet en beschikbare lokale basiscapaciteit.
Richtlijn 26
Er dient geïnvesteerd te worden in de relatie bestuurder – Communicatieadviseur
(regionaal)beleidsteam.
De afgelopen jaren is hard gewerkt om een regionale pool crisiscommunicatie samen te
stellen, bestaande uit functie- en competentiegerichte crisiscommunicatieprofessionals. Er
zijn vier crisiscommunicatiefuncties die op piket staan (beschikbaarheid 24-7):
(regionaal)Communicatieadviseur Beleidsteam, Hoofd Taakorganisatie
Crisiscommunicatie, Communicatieadviseur regionaal Operationeel Team en
Communicatieadviseur Commando Plaats Incident. De functies
(regionaal)Communicatieadviseur Beleidsteam, Hoofd Taakorganisatie
Crisiscommunicatie worden door professionals uit verschillende gemeenten ingevuld.
Tijdens werktijden wordt na alarmering door de piketfunctionaris met de brongemeente
contact opgenomen. Als blijkt dat in die gemeente een gecertificeerde functionaris
beschikbaar is wordt gevraagd of deze in de gelegenheid is om deze functie in te vullen.
Als er geen functionaris beschikbaar is wordt deze functie ingevuld door de regionale
piketfunctionaris. Om het proces Crisiscommunicatie sneller te alarmeren en op te
schalen is het wenselijk nader onderzoek te doen naar de haalbaarheid van
Crisiscommunicatie als vijfde kolom.
o
Gemeenten zijn beslissingsbevoegd als het gaat over de inrichting van het gemeentelijk
steunpunt. Dit kan lokaal of regionaal worden ingericht.
Richtlijn 27
In het nieuw te ontwikkelen deelplan crisiscommunicatie wordt extra aandacht besteed
aan de invulling van een gemeentelijk steunpunt communicatie die tijdens een
crisissituatie ingericht kan worden. Het gemeentelijk steunpunt communicatie bestaat
minimaal uit een coördinator, een pers- en publieksvoorlichter en een lokale
communicatieadviseur. Regionaal blijft een Actiecentrum Crisiscommunicatie omdat deze
binnen één (1) uur volledig ingericht kan worden met alle instrumenten die daarvoor nodig
zijn. Ook de leiding, coördinatie en het bijhouden van het omgevingsbeeld (wat buiten
speelt en leeft) blijft op regionaal niveau gehandhaafd.
7
Bijlage 1
Namenlijst aanwezigen
8
Bijlage 2
Sterke punten en verbeterpunten
Positieve punten Veiligheidsregio IJsselland
Voorbereiding en nafase
 opleiden en oefenen;
 oefenstructuur Beleidsteam (BT) en tijdens de oefeningen;
 meerwaarde Informatiemanagement (IM) / operationeel LCMS;
 communicatieve ondersteuning;
 goede organisatie en voorzieningen;
 evalueren van incidenten.
Cultuur
 contact met de burgemeester;
 we weten elkaar te vinden;
 verbindingen tussen lokale en regionale organisatie (“we zijn weer aan het bouwen”);
 er wordt snel gedaan wat nodig is;
 elkaar leren kennen in de koude fase;
 begrip voor elkaars karakteristiek;
 betrokkenheid.
Operationeel
 operationeel optreden;
 professionaliteit operationele diensten;
 daadwerkelijk samenwerken. Niet alleen praten maar ook doen;
 duidelijkheid ROT – CoPI;
 inzetbaarheid door afspraken binnen de Veiligheidsregio;
 professioneel personeel.
Aangedragen verbeterpunten voor Veiligheidsregio IJsselland
Voorbereiding en nafase
 mate van geoefendheid;
 snelheid afhandeling evaluatie(s).
Rolduidelijkheid en borging
 wie doet wat in de organisatie (fotoboek, overzicht);
 borgen van lokale betrokkenheid (wat speelt er?).
Operationeel
 relatie GBT – Operationeel Leider;
 keuze GRIP-niveau;
 rollen GBT in relatie tot ROT;
 kern GBT in relatie tot ROT;
 overdrachtsfase van incident na nazorg, van operatie naar gemeente;
 vanuit ROT lokale betrokkenheid op afstand;
 GRIP-niveau bepaling;
Alarmering en communicatie
 alarmering;
 communicator;
 LCMS ook in kern GBT;
9





informeren / alarmeren;
piket deelproces Crisiscommunicatie / Adviseurs Crisisbeheersing (ACB);
het lukt niet altijd om iedereen tijdig te informeren. Met name net buiten de
organisatie zelf;
communicatie, lokaal en regionaal;
info bevolkingszorg.
10
Bijlage 3
Richtingen
Richting 1
Het niet vrijmaken van de CaCo voor zijn functie is een
keuze uit een oogpunt van doelmatigheid en behoeft geen
verdere actie.
Richting 2
Voorzie de operationele diensten en de bestuurders in de
behoefte om snel geïnformeerd te worden. Maak duidelijk
als beschikbare informatie nog niet duidelijk/geverifieerd is.
Hierbij dient ook te worden onderzocht of social media kan
worden toegepast, bijvoorbeeld door in de eerste fase van
een incident (in ieder geval) procesinformatie te verstrekken.
Richting 3
Verzameling van alle beschikbare informatie kan gestart
worden door de CaCo en overgedragen worden aan de IMCoPI zodra hij/zij op de plaats van het incident aanwezig is.
De verwachting is dat LCMS, op de meldkamer, voor 1
januari 2014 operationeel is.
Richting 4
Onderzoek of en hoe LCMS in het (kern)-GBT een vast
onderdeel kan zijn van de informatievoorziening opdat
aansluiting in het informatieproces wordt bereikt.
Richting 5
Alle schrijvers in LCMS dienen eerst de te verwerken tekst
te verifiëren op juistheid, volledigheid en te beoordelen
welke informatie voor de ‘eigen’ doelgroep van belang is
(operationeel, tactisch en bestuurlijk).
Richting 6
Draag er zorg voor dat er (altijd) een digitale kaart
beschikbaar is in het (kern)-GBT en RBT.
Richting 7
Onderzoek of als algemene lijn kan worden afgesproken dat
snel opschalen de voorkeur geniet (d.w.z. bij twijfel altijd
opschalen).
Richting 8
Verifieer tijdens het incident het beeld vanuit de media met
het incidentbeeld voor een heldere (bestuurlijke) duiding en
stuur hier zo nodig op bij.
Richting 9
Communicatie naar de burgemeester loopt bij GRIP 1
gecoördineerd via het CoPI (Leider CoPI).
Richting 10
Het is van belang
vooraf
elkaars rollen en
verantwoordelijkheden goed te kennen. Eventuele
discussies over (het niveau van) opschaling worden gevoerd
na afloop van een incident en niet tijdens een incident.
Richting 11
De afstand tussen BT en ROT kan worden overbrugd door
te investeren in de relatie tussen de burgemeesters en de
Operationeel Leiders in de koude fase.
Actie:
N.v.t..
Actie:
LCMS als informatiebron wordt momenteel
geïmplementeerd op de meldkamer.
Dit voorziet in de behoefte om snel een
eerste beeld te schetsen.
Actie:
Implementatie loopt, operationeel per 1
januari 2014.
Actie:
Punt betrekken bij herziening crisisplan.
Actie:
Omschrijving richting strookt niet met
uitgangspunten
Netcentrisch
werken.
Principe is dat alle info gepubliceerd wordt,
en duidelijk aangegeven wordt wanneer info
nog niet gevalideerd is. De werkwijze
toepassen vraagt vooral routine.
Actie:
Punt valt samen met IM-er in kern-GBT,
betrekken bij herziening crisisplan.
Actie:
Uitgangspunt opnemen in het crisisplan
Actie:
Deze taak is onderdeel van proces
Crisiscommunicatie
(mediawatching
en
omgevingsanalyse).
Actie:
Uitgangspunt opnemen in het crisisplan
Actie:
Opnemen in het crisisplan.
Actie:.
Onderdeel
(MOTO).
Teamplan
Veiligheidsbureau
11
Richting 12
Het is aan te bevelen bij aanvang van een incident
werkafspraken te maken tussen de burgemeester en
Operationeel Leider zodat duidelijk is wat zij van elkaar
verwachten.
Richting 13
Burgemeesters doen er goed aan om snel na aanvang van
een incident te beoordelen of het wenselijk is een
locoburgemeester te betrekken. In de praktijk kan er immers
te weinig tijd en ruimte zijn om alle rollen door één
bestuurder te laten vervullen. Er dient daarbij helderheid te
bestaan over de onderlinge rol- en bevoegdheidsverdeling.
Richting 14
Het ROT moet ervoor waken te gaan handelen om te
handelen; als er weinig te doen is voor het ROT dan is het
verstandig dat zij zich richt op scenariovorming en de
voorbereiding van de nafase.
Richting 15
Bespreek eventuele twijfels over opschaling. De gevoelde
afstand met het ROT mag de keuze om op te schalen niet
beïnvloeden.
Richting 16
Dit punt spreekt voor zich.
Richting 17
Indien een locoburgemeester naar het RBT gaat wordt er
waarde aan gehecht dat dit elke keer dezelfde
locoburgemeester is.
Richting 18
Creëer vaste afstemmingsmomenten.
Richting 19
Dit punt spreekt voor zich.
Richting 20
Een veilige leeromgeving is van groot belang. Creëer een
omgeving waarin ook de rapportages aan dit uitgangspunt
voldoen en pas de capaciteit incidenteel aan de behoefte.
Een evaluatierapport moet in principe uiterlijk binnen twee
maanden na een incident gereed zijn.
Actie:
Werkinstructie maken voor de Operationeel
Leider, (output uit GBT trainingen 2013
hierin meenemen).
Richting 21
Tijdens elk overleg (afstemming) wordt het omgevingsbeeld
besproken en wordt besloten welke en op welke wijze
knelpunten
worden
behandeld
op
basis
van
informatievoorziening,
handelingsperspectief
en
betekenisgeving.
Actie:
Opnemen bij uitvoering
overleg / afstemming
Richting 22
Bij elk incident dienen afspraken gemaakt te worden met de
bestuurder over de woordvoering, met name wie zegt wat en
op welk moment. Vanaf GRIP-4 dient afgesproken te
worden wie de woordvoering doet in de ‘eigen’ gemeente en
wie op regionaal niveau.
Actie:
Opnemen in deelplan crisiscommunicatie
Richting 23
Op het moment dat een bestuurder wordt geïnformeerd over
het incident, dient aan de bestuurder ook informatie
gegeven te worden over wat buiten leeft en speelt
(omgevingsbeeld gebaseerd op: informatievoorziening,
handelingsperspectief en betekenisgeving)
Actie:
Opnemen in het deelplan crisiscommunicatie
Actie:
Punt opnemen in het crisisplan.
Actie:
Punt opnemen in het crisisplan..
Actie:
Afspraken over opschaling vastleggen in het
crisisplan.
Actie:
Opnemen in crisisplan.
Actie:
Uitgangspunt bezetting RBT vanuit
gemeenten opnemen in het crisisplan
Actie:
Alle teams.
Actie:
Opnemen in het crisisplan..
Actie:
Correctie: vaste doorlooptijd evaluatie is +/13 weken
agenda tijdens
12
Richting 24 en 25
Na
elk
overleg
(afstemming)
wordt
met
de
communicatieadviseur afspraken gemaakt over de
woordvoering en de doelgroep, waarbij het accent ligt op de
rol van burgervader en/of boegbeeld
Actie:
Opnemen in deelplan crisiscommunicatie
Richtlijn 26
Er dient geïnvesteerd te worden in de relatie bestuurder –
Communicatieadviseur (regionaal)beleidsteam.
De afgelopen jaren is hard gewerkt om een regionale
pool crisiscommunicatie samen te stellen, bestaande uit
functie- en competentgerichte
crisiscommunicatieprofessionals. Er zijn vier
crisiscommunicatiefuncties die op piket staan
(beschikbaarheid 24-7):
(regionaal)Communicatieadviseur Beleidsteam, Hoofd
Taakorganisatie Crisiscommunicatie,
Communicatieadviseur regionaal Operationeel Team en
Communicatieadviseur Commando Plaats Incident. De
functies (regionaal)Communicatieadviseur Beleidsteam,
Hoofd Taakorganisatie Crisiscommunicatie worden door
professionals uit verschillende gemeenten ingevuld.
Tijdens werktijden wordt na alarmering door de
piketfunctionaris met de brongemeente contact
opgenomen. Als blijkt dat in die gemeente een
gecertificeerde functionaris beschikbaar is wordt
gevraagd of deze in de gelegenheid is om deze functie in
te vullen. Als er geen functionaris beschikbaar is wordt
deze functie ingevuld door de regionale piketfunctionaris.
Om het proces Crisiscommunicatie sneller te alarmeren
en op te schalen is het wenselijk nader onderzoek te
doen naar de haalbaarheid van Crisiscommunicatie als
vijfde kolom.
Actie:
1. Opnemen
in
OTO
traject
crisiscommunicatie
2. Onderzoek uitvoeren haalbaarheid
Crisiscommunicatie als vijfde kolom
Richtlijn 27
In het nieuw te ontwikkelen deelplan crisiscommunicatie
wordt extra aandacht besteed aan de invulling van een
gemeentelijk steunpunt communicatie die tijdens een
crisissituatie ingericht kan worden. Het gemeentelijk
steunpunt communicatie bestaat minimaal uit een
coördinator, een pers- en publieksvoorlichter en een lokale
communicatieadviseur. Regionaal blijft een Actiecentrum
Crisiscommunicatie omdat deze binnen één (1) uur volledig
ingericht kan worden met alle instrumenten die daarvoor
nodig zijn. Ook de leiding, coördinatie en het bijhouden van
het omgevingsbeeld (wat buiten speelt en leeft) blijft op
regionaal niveau gehandhaafd.
in Actie:
Opnemen deelplan crisiscommunicatie
13
gendapunt - informatie
Algemeen Bestuur
aan
datum
agendapunt
onderwerp
proceseigenaar
portefeuillehouder
5 februari 2014
6
Zienswijze Crisisplan Drenthe
Mevr. L.J. Sievers
Dhr. H.J. Meijer
Kennis te nemen van
bijgevoegde brief aan de Veiligheidsregio Drenthe met onze reactie op het nieuwe crisisplan van
Drenthe, zijnde,
a. De constatering dat de opschalingsstructuur van veiligheidsregio Drenthe afwijkt van de
onze;
b. De handreiking om op basis van het landelijke rapport Eenheid in Verscheidenheid,
concrete samenwerkingsafspraken te maken.
Inleiding
Veiligheidsregio Drenthe heeft ons gevraagd een reactie te geven op haar nieuwe crisisplan. Deze
reactie treft u bijgevoegd aan.
Beoogd effect
Veiligheidsregio Drenthe te informeren over ons standpunt omtrent uniforme opschaling en de
handreiking te doen om te inventariseren hoe veiligheidsregio IJsselland en veiligheidsregio Drenthe
elkaar met concrete afspraken wederzijds kunnen versterken.
Argumenten
1. Veiligheidsregio IJsselland is voorstander van landelijke uniformiteit in opschalingsstructuur
Vervolg
Het veiligheidsbureau neemt in het eerste kwartaal 2014 contact op met veiligheidsregio Drenthe.
Veiligheidsregio Drenthe
Aan het bestuur
Postbus 402
9400 AK ASSEN
datum
kenmerk
doorkiesnummer
onderwerp
20 januari 2014
S.H.A. Oude Roelink
(038) 428 7908
consultatie regionaal crisisplan Drenthe
Geachte voorzitter,
In uw brief van 19 november 2013 stelt u ons in de gelegenheid een reactie te geven op uw
crisisplan.
Wij constateren dat de opschalingsstructuur van uw regio afwijkt van onze regio. Graag nemen wij
in 2014 contact met u op om te bespreken hoe wij elkaar met concrete afspraken wederzijds
kunnen versterken met de intentie dat we op een adequate manier kunnen samenwerken. Dit
gegeven de lijn zoals dit is uitgewerkt in het rapport Eenheid in Verscheidenheid om te komen tot
eenheid van doctrine in de opschaling en eenduidigheid van aansturing waaraan door de minister
van Veiligheid en Justitie en het Veiligheidsberaad wordt vastgehouden.
Bovengenoemd gesprek zullen wij tevens benutten ten behoeve van de actualisatie van ons eigen
Regionaal Crisisplan.
Mocht u naar aanleiding van deze reactie nog vragen of opmerkingen hebben, dan kunt u contact
opnemen met Sandra Oude Roelink, telefoonnummer 088-1197908.
Hoogachtend,
het dagelijks bestuur
Veiligheidsregio IJsselland
drs. H.J. Meijer, voorzitter
drs. A.H. Schreuders, secretaris