Energiek Platteland - Bouwstenen voor coöperatief ondernemen in

ENERGIEK PLATTELAND
ENERGIE UIT HET LANDSCHAP BENUTTEN
IN EEN COÖPERATIEF VERBAND
EEN PROJECT VAN BB PROJECTEN VZW, INNOVATIESTEUNPUNT VZW EN
AGROBEHEERCENTRUM ECO² VZW
Gesubsidieerd door het Europees Sociaal Fonds in het kader van de oproep “Coöperatief
Ondernemen”
1
Beknopte samenvatting
In dit document willen we een handleiding aanbieden voor mensen die het enorme
energiepotentieel van het Vlaamse landschap willen benutten en dit willen doen in
samenwerking met andere personen of instanties.
Deze blauwdruk heeft de ambitie een overzicht te geven van de technische en
organisatorische mogelijkheden en beperkingen van verschillende manieren van aanpak.
We willen met deze handleiding het traject van de coöperatievorming beschrijven en
analyseren zodat initiatiefnemers beter beslagen aan hun project kunnen beginnen.
Daarnaast gaan we in op aspecten als productiepotentieel, benodigde machines, aanpak van
logistiek, samenwerkingsmodellen, enz.
De klemtoon ligt op samenwerkingsverbanden met dé beheerders van het buitengebied bij
uitstek: de landbouwers maar de beschreven ideeën zijn evenzeer toepasbaar op iedereen
die op het platteland initiatieven wil ontplooien.
In deze blauwdruk worden ter illustratie ook een aantal bestaande voorbeelden in binnenen buitenland toegelicht. Enkele pilootcases worden gebruikt om het aangereikte materiaal
te illustreren en te toetsen aan de coöperatieve realiteit.
Wie er ernstig aan denkt om een energiecoöperatie op te richten of om op basis van lokale
en regionale biomassa warmte en/of elektriciteit te produceren, vindt in deze handleiding
zeker zijn gading.
2
Woord vooraf
Energie is duur en zal waarschijnlijk nog duurder worden. Daarom zijn er steeds meer
mensen, organisaties en overheden die zoeken naar manieren om hun energieverbruik te
verminderen maar ook om op alternatieve manieren energie te produceren. Daarbij wordt
er meer en meer gekeken naar de mogelijkheden om uit onze eigen omgeving grondstoffen
te gaan oogsten die dan kunnen ingezet worden om energie te produceren. De meest voor
de hand liggende ontwikkeling is de productie van warmte maar ook elektriciteit is mogelijks
een optie, zeker als we denken aan biogas uit vergisting
In deze handleiding hebben een aantal partners, actief in de agrarische sector, hun krachten
gebundeld om ervaring en kennis samen te brengen tot een handzaam document waarmee
geïnteresseerden aan de slag kunnen om zelf een initiatief op te zetten of om de
haalbaarheid van een mogelijk project te onderzoeken.
We danken daarom ook graag iedereen die heeft bijgedragen aan dit project: de
medewerkers van het Agrobeheercentrum ECO², de medewerkers van het
Innovatiesteunpunt voor Land- en Tuinbouw, collega’s van Boerenbond.
Er zijn in deze handleiding bijdragen verwerkt van Inge Goessens, Bart Schoukens Tom Van
Craenem, Joost-Pim Balis en mezelf.
Daarnaast zijn we ook dank verschuldigd aan de mensen die in opdracht van ESF hebben
geassisteerd in het uitwerken van de coöperatieve onderdelen en last but not least het ESF
zelf dat de fondsen ter beschikking heeft gesteld waardoor dit project mogelijk werd.
Dit document heeft een lange vormingsgeschiedenis gekend. Door wijzigingen in het
personeelsbestand werd er heel wat achterstand opgelopen op de oorspronkelijke planning
maar met enkele maanden vertraging ligt de blauwdruk voor een coöperatieve uitbating van
energie uit het platteland nu toch eindelijk ter beschikking.
Maak er goed gebruik van en vergeet niet om ons te contacteren als u ideeën zou willen
gaan uittesten, wij begeleiden u graag verder op weg naar een succesvolle
energiecoöperatie.
Leuven 28 februari 2014
Bart Vleeschouwers
Stafmedewerker Boerenbond
3
Inhoudsopgave
Beknopte samenvatting
2
Woord vooraf
3
Inhoudsopgave
4
Lijst van afkortingen
7
1. Initiatiefnemers
8
BB projecten vzw
8
Agro|Bedrijfshulp vzw
8
2. Energiecoöperaties in de praktijk
10
2.1 Probleemstelling
10
2.2 Bestaande modellen
12
2.3 Potentieel
12
2.4 Logistiek
14
3. Het coöperatieve idee
3.1 Waarom een coöperatie?
15
3.2 Welke werkvormen?
15
3.2.1 Feitelijke vereniging
15
3.2.2 Vereniging zonder winstoogmerk
16
3.2.3 Naamloze vennootschap
16
3.2.4 Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
17
3.2.5 Coöperatieve vennootschap
17
3.3 Werkgebied afbakenen
4
15
17
3.3.1 De geografische afbakening
18
3.3.2 De inhoudelijke afbakening
18
3.4 Wie kan je er allemaal in betrekken?
19
3.5 Goede afspraken maken goede vrienden
20
4. Bouwstenen voor een business plan
21
4.1 Projectnetwerk en aanpak
21
4.1.1 Verkenningsfase
21
4.1.2 Afbakening doelstellingen
23
4.1.3 Samenwerking opzetten
24
4.2 Stakeholderanalyse
24
4.2.1 Stakeholders
24
4.2.2 Samenwerking
25
4.2.3 Aandelenstructuur
27
4.2.4 Vennoten in de coöperatie
28
4.3 Marketing en communicatie
28
4.3.1 Welke markt
28
4.3.2 Toegevoegde waarde voor de markt
29
4.3.3 Concurrentie-analyse
29
4.3.4 Samenstelling marketingmix
31
4.3.5 Coöperatieve voordelen op de markt
31
4.4 Human Ressource Management
32
4.4.1 Tewerkstelling
32
4.4.2 Vrijwilligers
32
5. Evaluatie van de coöperatieve werking
34
5.1 Link met de ICA-definitie
34
5.2 Link met de ICA-principes
34
5.3 Twee concrete voorbeelden
36
6. Bibliografie
39
7. Websites
43
8. Bijlagen
45
8.1 Fiches samenwerkingsverbanden
45
8.1.1 Verwerking van gras: bermmaaisel en natuurgras
45
8.1.2 Kyoto in ’t Pajottenland
47
8.1.3 Natuurgras: Parkonderhoud in de Wolfsputten in Dilbeek
49
8.1.4 Project: lokale valorisatie van landschapshout in Limburg: TWECOM 52
5
8.1.5 Projectanalyse: Coöperatie landschapsenergie: TWECOM
61
8.1.6 Project: “De Hagendorser” Haspengouw
63
8.1.7 Projectfiche Coöperatie Bio-energiedorp Oberosphe
67
8.1.8 Projectfiche Coöperatie Bois Bocage Energie
70
8.1.9 Projectfiche Coöperatie Boer zoekt buur voor zonnepanelen
73
8.1.10 Projectfiche Coöperatie Windpark Bimolten
75
8.1.11 Vergisting van witloofwortelen: kan het samen?
77
8.1.12 Ervaringen van het agrobeheercentrum Eco²
79
8.2 Potentieelfiches biomassastromen uit het landschap
8.2.1 Potentieel heggen of hagen
83
8.2.2 Potentieel agroforestry of boslandbouw
85
8.2.3 Potentieel Bermgras
87
8.2.4 Potentieel Houtkanten
88
8.2.5 Potentieel Korte Omloophout (KOH)
89
8.2.6 Potentieel Miscanthus
91
8.2.7 Potentieel Snoeihout
93
8.2.8 Potentieel top- en takhout uit de bosbouw
94
8.3 Fiches machines voor energie-oogst uit het landschap
9. Documentatie:
6
83
Statuten Landschapsenergie Coöperatieve Vennootschap
met Beperkte Aansprakelijkheid
95
116
Lijst van afkortingen
7
BB
Boerenbond (vroeger Belgische Boerenbond, vandaar de dubbele B)
ABC
AgroBeheerCentrum
ABS
Algemeen Boerensyndicaat
ECO²
Eco kwadraat, ECOlogie en ECOnomie, vandaar het kwadraat
VLM
Vlaamse Landmaatschappij
ANB
Agentschap Natuur en Bos (van het Vlaams Gewest)
ADLO
Administratie Duurzame Landbouwontwikkeling (van het Vlaams Gewest)
ABG
Agrobeheergroep
a|a
Agro|aanneming
PV
Fotovoltaïsch (van het Engels of Frans photovoltaic)
MIP
Milieu- en energietechnologie Innovatieplatform
kWh
Kilowattuur, de geleverde of verbruikte hoeveelheid elektriciteit
kW
Kilowatt, het potentieel om energie te leveren of te verbruiken
ODE
Organisatie voor Duurzame Energie (in Vlaanderen)
FV
Feitelijke vereniging
BVBA
Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VZW
Vereniging zonder winstoogmerk (of winstgevend doel)
NV
Naamloze vennootschap
CVOA
Coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid
CVBA
Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NRC
Nationale Raad voor de Coöperatie
ICA
International Co-operative Alliance (Internationale Coöperatieve Alliantie)
KMO
Kleine of Middelgrote Onderneming
1. De initiatiefnemers
Boerenbond (met in dit project als uitvoerders de afdelingen BB Projecten vzw en het
Innovatiesteunpunt voor Land- en Tuinbouw) is een organisatie van en voor land- en
tuinbouwers in Vlaanderen.
De missie van de organisatie is het verdedigen van de belangen van haar leden land- en
tuinbouwers en de leden plattelandsbewoners. Deze belangenverdediging gebeurt op
verschillende manieren: vertegenwoordiging, dienstbetoon, vorming en opleiding,
dossieropbouw.
In dat kader heeft de organisatie van oudsher veel aandacht besteed aan het organiseren
van land- en tuinbouwers in coöperatief verband. Denken we maar aan de samenaankoop
van meststoffen en veevoeders, de melkerijen, de veilingen voor groenten en fruit. Maar
ook kleine samenwerkingsverbanden werden steeds gestimuleerd en begeleid:
veeverzekering, hagelverzekering, machineringen, onderlinge bedrijfshulp en meer recent
het oprichten van samenwerkingsverbanden rond korte keten in de vermarkting van de
producten van de sector.
Het personeelsbestand van Boerenbond is daarom ook constant toegenomen en bedraagt
op dit ogenblik ongeveer 250 medewerkers.
Agrobeheercentrum ECO², agrobeheergroep en agro|aanneming
Het doel van het agrobeheercentrum-Eco² vzw (abc-Eco²) is om ondersteuning te bieden aan
landbouwers die aan landschap- en natuurbeheer willen doen.
Het abc-Eco² is een verduurzaming van het EFRO-project Eco². De raad van bestuur bestaat
uit landbouwers en afgevaardigden van agro|bedrijfshulp, Boerenbond, ABS, VLM, ANB, en
ADLO.
Het abc-Eco² vormt zo de overkoepelende structuur voor al de agrobeheergroepen (kortweg
ABG’s). Een ABG is een structuur (feitelijke vereniging) waarin lokale landbouwers zich
kunnen verenigen. Binnen een ABG wordt gewerkt rond specifieke thema’s zoals holle
wegen, houtkanten, kleine landschapselementen, akker- of weidevogels, bijen,
waterconservering, graslandbeheer, poelen, botanisch beheer, natuurdoelstellingen, … De
begeleiding van deze groepen gebeurt door de regiocoördinator van het ABC-Eco².
Momenteel zijn er 16 ABG’s in Vlaanderen. Elke ABG is afgevaardigd in het abc-Eco².
8
De effectieve uitvoering van opdrachten, wij noemen dat agrarisch aannemingswerk,
gebeurt via agro|aanneming (a|a). a|a is een coöperatieve vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid. Land- en tuinbouwers die werken wensen uit te voeren worden vennoot
van a|a en kunnen zo gebruik maken van de structuur en de omkadering die a|a biedt. Deze
omkadering zorgt voor alle wettelijke aspecten om aannemingswerken uit te voeren en
zorgt voor de gehele coördinatie en administratie. Op deze manier genereren de land-en
tuinbouwers een extra inkomen voor hun bedrijf, verhoogt het rendement van hun
machines, kunnen ze hun knowhow inzetten en wordt de rol van de landbouwer ruimer in
de maatschappij. Het gevarieerde machinepark waarover land- en tuinbouwers beschikken
en de variabele periodes gedurende het jaar (wanneer deze mensen tijd kunnen vrijmaken
om werken uit te voeren) leidt ertoe dat agro|aanneming cvba flexibel kan inspelen op
werken van diverse aard. Daarnaast beoogt agro|aanneming om lokale landbouwers bij
lokale projecten te betrekken. Ook tuinaannemers en loonwerkers kunnen vennoot worden.
Momenteel zijn er zo’n 650-tal vennoten.
9
2. Energiecoöperaties in de praktijk
2.1 Probleemstelling
Energie is duur en wordt steeds duurder. Zelfs in een wereldmarkt waarin de ontwikkeling
van shale gas en shale oil in de Verenigde Staten de druk op de energiemarkt wat hebben
weggenomen, leidt het stijgend verbruik van energie ertoe dat de consument steeds meer
dient neer te tellen voor zijn elektriciteit, gas of stookolie.
Over de oorzaken van deze prijsstijging zijn er heel wat theorieën uitgeschreven maar de
sterk groeiende vraag wereldwijd en het uitzicht op het einde van de voorraden zijn daar
zeker niet vreemd aan. De ontwikkeling van het fenomeen schalie-olie en schaliegas zullen
waarschijnlijk tijdelijk extra aanbod genereren maar de ecologische kost daarvan maakt een
algemene toepassing niet aangewezen. Daarom zijn alternatieven zeker noodzakelijk.
Reeds van in de jaren zeventig met de eerste energieschokken en daarna de prijsopstoten
ten gevolgen van de verschillende “Golfoorlogen” werden overal ter wereld initiatieven
opgestart om de afhankelijkheid van fossiele grondstoffen te verminderen. Het feit dat deze
grondstoffen daarenboven vaak worden beheerd door onstabiele of niet-betrouwbare
regimes maakte het probleem van deze afhankelijkheid nog groter.
Ook het besef dat het ook met het klimaat de verkeerde kant opgaat en dat de wereldwijde
opwarming waarschijnlijk niet meer zal kunnen gestopt worden, heeft heel wat
weldenkende mensen ertoe aangezet om initiatieven naar hernieuwbare energiebronnen te
ontwikkelen.
Een interessante maatschappelijke ontwikkeling is zeker ook het feit dat mensen steeds
meer hun eigen energievoorziening in handen willen nemen. Gelet op de ontwikkelingen van
de technologie en de stimuli die door de overheid aan de productie van hernieuwbare
energie worden gegeven, maken het vandaag ook mogelijk dat burgers, boeren en
overheden grote en kleine projecten kunnen en willen opzetten om voor een stuk
zelfvoorzienend te worden inzake energie.
In een land als België en meer in het bijzonder in Vlaanderen zijn de mogelijke alternatieven
echter beperkt. Door de sterke verstedelijking van het platteland is bijvoorbeeld de
inplanting van grote windturbines geen evidentie en is er heel wat houtige biomassa
verdwenen uit het landschap. Het is dan ook erg belangrijk dat de bestaande mogelijkheden
maximaal benut worden. Mogelijke pistes zijn het ontwikkelen van biomassa, zonne-energie,
kleinschalige windturbines, biogas, kleinschalige waterkracht enz.
Het Vlaamse platteland bezit heel wat troeven die tot nu toe niet ontgonnen werden. Zo is
er veel biomassa voorradig die nu niet gevaloriseerd wordt in kleine landschapselementen,
bosjes, wegbermen, natuurgebieden , tuinen en openbaar groen.
10
Daarnaast zijn er nog vele vierkante kilometers daken waar zonnepanelen en/of
zonneboilers kunnen geplaatst worden en zijn er nog enorme hoeveelheden vergistbare
producten die nu energetisch onbenut in het milieu terechtkomen.
Aangezien grootschalige initiatieven zoals grote biomassacentrales alleen mogelijk zijn mits
massale invoer van biomassa uit het buitenland (vaak van overzee), willen we hier vooral de
kleinschalige initiatieven behandelen die mogelijkheden hebben in het versnipperde
Vlaanderen.
Omdat dergelijke kleinschalige initiatieven meestal minder rendabel zijn dan de grote, is
lokale en regionale samenwerking noodzakelijk om een financieel en maatschappelijk
draagvlak te creëren. Ook inzake knowhow, logistiek en administratieve opvolging hebben
dergelijke projecten het vaak moeilijk.
Daarom is het belangrijk dat initiatiefnemers van kleinschalige, lokale of regionale
energieprojecten beroep kunnen doen op een degelijke begeleiding en dat ze kennis
aangereikt krijgen over de verschillende aspecten van hun energieverhaal.
Vanuit het Innovatiesteunpunt van Boerenbond bestaat dit soort ervaring al een aantal jaren
inzake kennis van de verschillende hernieuwbare energietechnologieën en van de opbouw
van coöperatieve structuren. Ook bij de tweede partner van dit project het abc Eco² wordt al
verschillende jaren ervaring opgebouwd rond de organisatie en de logistiek van het oogsten,
afvoeren en stockeren van biomassa voor energetische valorisatie.
We dienen er op te wijzen dat projecten rond hernieuwbare energie vaak een lange
aanlooptijd hebben omdat in de eerste plaats de geesten moeten rijpen, niet alleen bij de
mogelijke initiatiefnemers maar ook bij bevoegde overheden, financiële instellingen en
mogelijke afnemers. Als er dan een beslissing is genomen moeten de dossiers worden
opgemaakt, vergunningen aangevraagd en afspraken gemaakt met coöperanten en
financiers.
Hier gaan al snel een aantal maanden over. Als er in de tussentijd contracten kunnen
afgesloten worden met constructeurs en leveranciers, wordt dan weer wel tijd gewonnen en
kan er snel gestart worden met de werking als de verschillende dossiers positief worden
afgerond.
Het interessante aan het werken via coöperatieve principes is dat men gemakkelijker een
maatschappelijk draagvlak krijgt voor het initiatief en dat het risico op burenprotest tegen
de voorgenomen installatie(s) veel kleiner wordt. Dit is een niet onbelangrijk aspect
aangezien in het verleden reeds talrijke veelbelovende projecten gesneuveld zijn op het
protest van actiecomités en andere buurtverenigingen.
Hernieuwbare energie halen uit het landschap en de omgeving is in ieder geval mogelijk, de
geslaagde voorbeelden zijn er om dat te bewijzen. Het is nu aan de plattelandsbewoners om
11
het initiatief te nemen. De auteurs van deze blauwdruk zullen graag helpen bij de concrete
realisatie ervan.
2.2 Bestaande modellen
Er zijn momenteel al heel wat lopende initiatieven rond kleinschalige energieproductie in
binnen- en buitenland en het loont de moeite om een aantal daarvan te bekijken als
typevoorbeeld en om er de interessante leerpunten uit te distilleren.
Vooral Duitsland en Oostenrijk hebben heel wat voorsprong op dit vlak. Voor een deel is dit
mogelijk gemaakt door een stimulerende wetgeving maar even goed ook door de ruime
beschikbaarheid van biomassa en een positieve ingesteldheid bij de bevolking.
We zullen in de bijlagen enkele interessante initiatieven toelichten.
Het is echter belangrijk te noteren dat het klakkeloos kopiëren van deze projecten naar
Vlaanderen niet realistisch is omdat de situatie nooit identiek dezelfde is. Elk project heeft
immers zijn eigenheid omdat de omgeving anders is, de wetgeving, de prijzen, de
mentaliteit. Een interessante studie is die in het kader van het MIP-project SCARABEE is
uitgevoerd (zie literatuurlijst Gillabel e.a.). Daarin wordt een studie gemaakt van de
mogelijkheden en de beperkingen van het principe van de “Bioenergiedörfer” uit Duitsland
in Vlaanderen. Het blijkt dat dit niet zomaar in te planten is omwille van een hele reeks
praktische omstandigheden (verstedelijking, sterk verspreid aardgasnet enz.).
Naast de Duitse voorbeelden zijn er echter nog heel wat andere interessante projecten bezig
of in uitvoering. Nederland heeft de laatste jaren een explosie gekend in energiecoöperaties,
In Frankrijk en Groot-Brittannië zijn er de laatste jaren heel wat lokale productie-eenheden
gestart die werken op basis van hakhout uit houtkanten en bosexploitatierestanten en in
Vlaanderen zijn er sporadisch initiatieven die iets willen doen rond zonne-energie of
biomassa.
2.3 Potentieel
Er zijn recent een aantal studies verschenen die aantonen dat de mogelijkheid om lokale of
regionale energieproductie op te zetten zeker aanwezig is. Projecten als Graskracht
(mogelijkheden van (berm)gras voor vergisting) (zie Verbeke, Willy) en KOBE (houtproductie
in bossen en (kleine) landschapselementen) (Gybels, Rueben) tonen aan dat er qua
biomassaproductie nog veel mogelijk is maar dat het oogsten, bijeenbrengen, bewaren en
toepassen van biomassa meestal een hele klus is.
Naast biomassa zijn er echter nog heel wat zaken mogelijk zoals bijvoorbeeld zonne-energie.
Volgens gegevens van PV Vlaanderen kan tot 30% van de Vlaamse elektriciteitsbehoefte met
12
zonne-energie gedekt worden. Met een geschatte productie van 133kWh/m² kan een
gemiddeld Vlaams gezing zijn eigen elektriciteit opwekken met 25à 30m² zonnepanelen. Dit
biedt een enorm perspectief. Zelfs met de huidige Vlaamse reglementering die eerder
ontradend dan stimulerend is, blijft het rendabel om zijn eigen stroombehoefte zelf in te
vullen. Samenwerkingsverbanden die samen panelen aankopen of die investeren in opslag
van stroom kunnen de rendabiliteit van zonne-energie sterk opdrijven. We hebben het dan
nog niet gehad over de productie van sanitair warm water met een
zonnecollector/zonneboilersysteem.
De mogelijkheden van windenergie zijn eerder beperkt omwille van de moeilijke toekenning
van bouwvergunningen voor windturbines. De Vlaamse wetgeving is weliswaar sterk
versoepeld waardoor ook in landbouwzone turbines kunnen ingeplant worden maar grote
projecten botsen meestal op een hele reeks beperkingen door afstandsregels,
geluidsnormen en ook de financiering. Dit laatste is niet onbelangrijk want de meest
courante grote windturbines kosten al vlug 2,5 tot 3 miljoen euro. Tel daar de kosten voor
het opmaken van dossiers allerhande bij en het is duidelijk dat dit niet zomaar op te starten
valt.
Wat de kleinere windturbines betreft is vooral het technisch rendement een hinderpaal
evenals de robuustheid tegen extreme weersomstandigheden. Ondanks het feit dat er vele
honderden modellen van kleine windturbines op de markt zijn, zijn er weinig die momenteel
toepasbaar zijn.
Nochtans kan wind voor lokaal gebruik een interessante denkpiste zijn.
Tenslotte zijn er hier en daar kleine projectjes rond waterkracht. Zeker in regio’s met meer
reliëf valt het te overwegen om bijvoorbeeld oude watermolens terug in gebruik te nemen.
Economisch rendement is hier echter meestal niet uit te halen zodat dit soort initiatieven
het voor een groot deel moet hebben van overheidstoelagen om uit de kosten te komen.
Samengevat kan men stellen dat Vlaanderen nog een enorm potentieel aan hernieuwbare
energie heeft. Uit een nota van ODE (Organisatie voor Duurzame Energie) blijkt dat de
ambitie om tegen 2050 de volledige energiebehoefte van Vlaanderen duurzaam te
produceren een realistisch scenario is.
Ook de Vlaamse administratie begint beetje bij beetje te geloven dat 100% hernieuwbaar
geen science fiction meer is maar een realistisch vooruitzicht.
We zullen in deze handleiding alleen het thema bio-energie uitwerken. Rond
energiecoöperaties in zonnepanelen en windturbines zijn er elders al heel wat studies
gemaakt en initiatieven opgestart. We willen dat hier niet dunnetjes overdoen maar ons
meer toeleggen op het aspect biomassa uit het landschap.
13
2.4 Logistiek
Zoals reeds eerder gezegd, is de logistiek de grootste uitdaging voor het valoriseren van
biomassa uit bos en landschap.
Omdat de hoeveelheden product meestal relatief beperkt zijn en daarenboven ruimtelijk erg
verspreid beschikbaar komen, is het een probleem om voldoende grote hoeveelheden
product samen te krijgen. Heel wat knappe ideeën sneuvelen op de logistieke uitdaging.
Het is belangrijk dat in een samenwerkingsverband rond energie uit het landschap van bij
het begin partners betrokken worden die een bijdrage kunnen leveren aan deze aspecten:
mensen of bedrijven die over de machinerie beschikken om biomassa te oogsten, te
transporteren, te conditioneren en te stockeren. Gelukkig zijn er de laatste tijd verschillende
initiatieven ontstaan die hier een mouw kunnen aan passen.
In dit kader kan het zeer interessant zijn om landbouwers of landbouwersgroeperingen in te
schakelen omdat zij het materieel én de knowhow hebben om de praktische aspecten van
de biomassalogistiek aan te pakken en op te lossen.
In Vlaanderen zijn de laatste jaren speciale groeperingen van landbouwers opgericht die er
precies op gericht zijn om mee te werken aan landschapsonderhoud, natuurontwikkeling en
in het algemeen alle groene diensten. Deze “agrobeheergroepen” kunnen een belangrijke
maatschappelijke verrijking betekenen en zijn de ideale partners van een mogelijke
coöperatie rond energie uit het landschap.
De coördinatie van deze groeperingen gebeurt door de vzw agrobeheercentrum ecokwadraat (abc Eco²) die meegewerkt hebben aan deze blauwdruk.
In het kader van deze beschouwingen over logistiek dient er ook steeds nagekeken te
worden of het hele project voldoende energierendement oplevert. Men mag immers niet
onderschatten hoeveel brandstof er kan nodig zijn om bepaalde fracties biomassa te kunnen
oogsten en samenbrengen. Als er daar nog eens energie bijkomt om te natte fracties te
drogen, is het risico niet denkbeeldig dat er meer energie verbruikt wordt dan het allemaal
oplevert. Ook hier speelt natuurlijk de regel dat efficiëntie iets is dat moet georganiseerd
worden en dan heel wat kan opleveren.
14
3. Het coöperatieve idee
3.1 Waarom een coöperatie?
Er zijn voor het opstarten van een project rond energie uit het landschap verschillende
werkvormen mogelijk. Het is uiteraard aan de initiatiefnemers om te bepalen onder welke
structuur je dit best wettelijk uitwerkt.
Maar de ervaring van de laatste jaren wijst uit dat het opstarten van een coöperatie een
goede manier is om relatief grote projecten met een hoge investeringsbehoefte en een
veelheid aan betrokken partijen mogelijk te maken.
Vanuit de vaststelling dat lokale initiatieven rond energieproductie in de eerste plaats
mensen aanspreekt met een duidelijke maatschappelijke gedrevenheid is het normaal dat
men voor deze projecten naar vennootschapsvormen zoekt die dit maatschappelijk
engagement ook in de economische realiteit weerspiegelt.
Engagement en goede wil is echter niet voldoende om een project te doen slagen waar heel
wat economische belangen bij betrokken kunnen zijn. Men mag elkaar dan nog zo
vertrouwen, als er problemen zijn, is het nodig dat alle afspraken duidelijk op papier staan
en liefst nog op een manier dat de wet kan gebruikt worden om problemen op te lossen.
Een coöperatie is een vennootschapsvorm die duidelijke afspraken mogelijk maakt tussen
diverse soorten partners en waarbij de persoonlijke verantwoordelijkheid en de financiële
inbreng vlot kan gediversifieerd worden.
Een van de grote voordelen van een coöperatie is dat er geen echte aandeelhouders zijn die
zoveel mogelijk willen verdienen op zo kort mogelijke tijd. Dat betekent natuurlijk niet dat
de coöperanten geen degelijke return mogen krijgen op hun investering maar door de
beperking van het dividend zal de coöperatie er eerder naar streven om de winst van de
onderneming direct ten dienste te stellen van de leden door bijvoorbeeld voordelige prijzen
aan te bieden voor de afgenomen energie.
3.2 Welke werkvormen zijn er zoal mogelijk?
3.2.1 Feitelijke vereniging
Een feitelijke vereniging is, zoals de naam aangeeft, een niet gestructureerd
samenwerkingsverband zonder wettelijk statuut. Voor een energieproject is dit gewoon
geen optie omdat je als feitelijke vereniging binnen de kortste keren botst op de grenzen van
de wettelijke mogelijkheden. Zonder dat je een wettelijke vorm gekozen hebt, kan je
15
bijvoorbeeld niets verkopen (althans niet op grote schaal) of beroep doen op subsidies. De
leden van een feitelijke vereniging zijn persoonlijk verantwoordelijk voor alles wat er uit
hoofde van de vereniging gebeurt. Er is dus geen bescherming mogelijk van het persoonlijk
vermogen en dat kan aanleiding geven tot dramatische toestanden bij ongelukken enz.
3.2.2 Vereniging zonder winstoogmerk
De vereniging zonder winstoogmerk is een vennootschapsvorm waarbij een aantal mensen
of rechtspersonen zich verenigen rond een bepaald doel zonder dat ze daar winst willen
uithalen.
De werking van de vzw wordt bepaald door de statuten. Het is daarom erg belangrijk om in
deze statuten alle belangrijke afspraken duidelijk vast te leggen. Begeleiding bij het opmaken
van de statuten kan nuttig zijn om te vermijden dat achteraf om de haverklap aanpassingen
moeten gebeuren.
In principe kunnen bestuurders of leden van een vzw slechts verantwoordelijk gesteld
worden voor zover ze fouten in het beheer van de vzw zouden gemaakt hebben. Daarbuiten
kunnen ze niet persoonlijk verantwoordelijk gesteld worden voor problemen die uit de
werking van de vzw zouden volgen.
Indien de vzw bepaalde engagementen aangaat (bijvoorbeeld een lening) kan het wel zijn
dat aan de bestuurders een persoonlijke borgstelling gevraagd wordt. In dat geval is de
individuele bestuurder uiteraard wel aansprakelijk.
Het model van de vzw zou eventueel in aanmerking kunnen komen voor een project rond
energieproductie in het kader van een samenwerkingsverband. Het grote probleem hierbij is
dat er na enige tijd problemen kunnen ontstaan als de vereniging toch profijt begint te halen
uit de activiteit. Deze winst kan alleen gereserveerd worden in de vzw of gebruikt om
nieuwe investeringen te doen. Er mag in geen geval winst worden uitgekeerd aan de leden.
Dit maakt dat een vzw misschien wel kan gebruikt worden zolang men in een erg
embryonale fase zit maar zodra er grotere bedragen dienen op tafel te komen, zijn andere
juridische vormen beter geschikt
3.2.3 Naamloze vennootschap
In een naamloze vennootschap wordt het bedrijf bestuurd door mensen die een aandeel (of
een aantal aandelen) hebben in dat bedrijf. De aandelen zijn meestal ook verhandelbaar
alhoewel hier wel beperkingen kunnen op gelegd worden.
Het oprichten van een NV is een kostelijke zaak. Voor kleinschalige initiatieven is dat op zich
al een belemmering om voor deze vorm te kiezen.
Belangrijk is dat het bedrijf dan volledig aan fiscale en sociale controle zal onderworpen
worden.
Het grote voordeel van een NV is dat een eigenaar alleen voor het deel van zijn aandelen kan
aansprakelijk gesteld worden.
16
3.2.4 Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De bvba is een bekende vennootschapsvorm die speciaal geschikt is voor kleinere bedrijven.
In deze vorm zijn er ook aandelen in het bedrijf maar deze staan op naam en kunnen niet
zomaar verhandeld worden.
De oprichting dient met tussenkomst van een notaris te gebeuren en is ook niet goedkoop
maar wel goedkoper dan een NV.
De aansprakelijkheid is beperkt tot het aandeel in het bedrijf maar ook hier kunnen
persoonlijke borgen gevraagd worden bij bijvoorbeeld bankleningen.
3.2.5 Coöperatieve vennootschap
Er zijn verschillende vormen van coöperaties die we hier niet in detail zullen behandelen. Elk
initiatief is anders en verdient een ander aanpak.
Wat bij coöperaties belangrijk is, zit in de naam van het fenomeen zelf. Het is de bedoeling
dat mensen samenwerken om een bepaald doel te bereiken. Daarbij zijn over het algemeen
alle coöperanten gelijk inzake besluitvorming alhoewel het ook steeds mogelijk is dat
coöperanten in verschillende categorieën worden ingedeeld. Dit kan leiden tot vrij
ingewikkelde constructies.
De twee belangrijkste vormen van coöperatieve vennootschappen zijn de CVOA
(coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid) en de CVBA (Coöperatieve
vennootschap met beperkte aansprakelijkheid). Het onderscheid zit hem, zoals de naam
aangeeft in de aansprakelijkheid van de vennoten. Daarnaast zijn de verplichtingen van een
CVBA iets zwaarder dan die van een CVOA.
Coöperaties zijn het middel om ruime groepen mensen rond een zakelijk initiatief te
mobiliseren omdat de inleg meestal relatief beperkt is en iedereen toch medezeggenschap
kan krijgen.
In België bestaat er een Nationale Raad voor de Coöperatie (NRC) die coöperaties kan
erkennen indien ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze erkenning is geldig voor 4 jaar
en is in de eerste plaats een soort kwaliteitslabel. Daarnaast kunnen vennoten van een
erkende coöperatie een kleine belastingvrijstelling krijgen op het dividend dat wordt
uitgekeerd.
Naast de criteria van de NRC bestaan er ook een aantal internationale criteria die een
coöperatieve kan nastreven. Deze ICA-principes worden elders in deze handleiding
toegelicht en zijn zeer belangrijk om als coöperatieve vereniging goed te functioneren.
3.3 Werkgebied afbakenen
Het is voor elke vorm van samenwerking erg belangrijk om duidelijk af te bakenen wat het
werkingsgebied is.
17
Deze afbakening slaat op twee terreinen: de geografische afbakening en de inhoudelijke
afbakening (de focus)
3.3.1 De geografische afbakening
Het heeft geen zin om een te groot werkgebied te willen bestrijken als men een lokaal
initiatief rond “Energie uit het landschap” wil opstarten. Door te ruim te willen werken,
verdunt de betrokkenheid van de vennoten. Als de initiatieven te ver van de betrokkenen
worden ontwikkeld, voelt men zich minder aangesproken, het wordt een “ver-van-mijn-bedshow”.
Ook wordt het moeilijker om overzicht te behouden over de ruimtelijke uitwerking van
logistiek en de landschappelijke impact van het gebruik van biomassa uit de omgeving.
Het is daarom nuttig om van bij het begin duidelijk aan te geven welk gebied men wil
bestrijken. Dat wil echter ook zeggen dat men vooral zijn huiswerk goed moet maken en het
nodige studiewerk verrichten om na te gaan of het gebied dat afgebakend wordt, kan
voldoen aan de ambities van het project/ Met andere woorden: is er voldoende potentieel
inzake biomassa om te voldoen aan de vooropgestelde behoefte en is deze effectief
beschikbaar of beschikbaar te maken voor het project.
Aangezien er maar voor weinig regio’s in Vlaanderen degelijke cijfers over
landschapsbiomassa bestaan, wordt dit voorbereidend studiewerk van cruciaal belang. Het
kan ook heel wat voorafgaande investering vragen zonder garantie op een succesvolle
afloop.
Het kan nuttig zijn om hiervoor overheidsinstanties mee te betrekken en organismen zoals
regionale landschappen of lokale/regionale natuurbeschermingsorganisaties.
Soms kan men dit soort onderzoeken verrichten in het kader van een of ander
projectprogramma. Het kan nuttig zijn om daarom eens contact te nemen met
adviesdiensten van de overheid op de verschillende niveaus (gemeente/provincie/gewest).
Deze hebben meestal een goed zicht op de mogelijkheden van subsidiemechanismen of
projectsubsidies. Ook diensten als het Innovatiesteunpunt van Boerenbond en Het
Agrobeheercentrum ECO² kunnen advies geven in verband met het haalbaar maken van het
financiële plaatje.
Belangrijk in verband met de afbakening is ook dat de lokale overheden zo intens mogelijk
betrokken worden bij het opzet. Uiteindelijk moeten deze overheden vergunningen
uitreiken en kunnen ze de dingen vergemakkelijken of juist zeer bemoeilijken.
3.3.2 De inhoudelijke afbakening
Een energieproject kan best een relatief beperkte focus hebben, zeker in een opstartfase.
Veel initiatieven gaan kopje onder in een vroeg stadium omdat ze teveel hooi op de vork
nemen en daardoor op het eind niets nog behoorlijk uitvoeren. Zeker een beginnende
coöperatie steunt vaak op veel vrijwilligerswerk en dan is het quasi onmogelijk om teveel
thema’s tegelijk aan te pakken.
18
Een energiecoöperatie die wil werken rond vergisting, vergassing, verbranding,
zonnepanelen en windenergie heeft teveel actieterreinen om op elk daarvan de
deskundigheid te verwerven die nodig is om succesvol te starten en bezig te blijven.
Dus: focus op datgene wat het eerst haalbaar is en haal er de andere aspecten eventueel bij
in een latere fase. Men noemt dit in de projectenwereld nogal eens :” het laaghangend fruit
plukken”. Probeer de meest haalbare en voor de hand liggende zaken eerst en waag je
nadien aan de moeilijker dossiers. Zonnepanelen op daken van particulieren en bedrijven
zijn makkelijker te verwezenlijken dan het opstellen van een windturbine of een
biogasinstallatie. Het is trouwens niet zomaar dat de meeste energiecoöperaties actief zijn in
de PV-sector.
In deze handleiding willen we echter ook aandacht vragen voor de mogelijkheden van
moeilijker projecten zoals precies het opzetten van een biogasinstallatie of een
verbrandingsinstallatie voor hout uit het landschap.
3.4 Wie kan je er allemaal bij betrekken?
Een project rond energie uit het landschap is per definitie iets dat ruim moet aangepakt
worden en dat een ruime groep betrokkenen aanbelangt:
- in de eerste plaats natuurlijk de plattelandsbewoner
- landbouwers en hun organisaties (o.m. agrobeheergroepen)
- (bos)eigenaars en bosgroepen
- gemeentebesturen
- regionale landschappen
- natuurorganisaties
- onderwijsinstellingen
- beheerders van (grote) gebouwen of installaties als potentiële klanten
- bedrijfsleiders van KMO’s als potentiële klanten
Door zoveel mogelijk iedereen die met het project iets kan te maken krijgen mee in het bad
te trekken, krijg je vanzelf een veel groter draagvlak voor het te ontwikkelen idee dan
wanneer je alleen met een aantal vennoten alles gaat bedisselen. Men krijgt ook in een
vroeg stadium al een idee van de mogelijke weerstanden die het project eventueel zullen
oproepen. Dat geeft de kans om al van bij het begin daarmee rekening te houden.
Let op dat je bij het betrekken van zo’n grote groep betrokkenen of stakeholders het
initiatief niet verliest. Het is aangewezen om van bij het begin aan iedereen duidelijk te
maken dat het de leden van de (toekomstige) coöperatie zullen zijn die beslissen over het
hoe, wat en wanneer.
Een andere manier om te vermijden dat men het initiatief verliest is om alle betrokkenen
19
individueel te benaderen. Daardoor kan je veel beter de gesprekken sturen in de richting die
je wilt en vermijd je om zomaar in de minderheid te worden gesteld.
3.5 Goede afspraken maken goede vrienden
Deze oude volkswijsheid zegt op zich voldoende. Zelfs de beste vrienden zullen problemen
krijgen als de regels van het spel vooraf niet duidelijk worden vastgelegd. Bij het opstarten
van een coöperatieve werking rond energie zijn niet alleen de financiële belangen zeer groot
maar kunnen ook de intermenselijke relaties zwaar onder druk komen te staan.
Het is daarom van het grootste belang dat er niet alleen veel en intensief overlegd wordt
maar dat de afspraken die daar gemaakt worden ook op papier komen. Zo kan het van bij
het begin nodig zijn om dingen in een contract vast te leggen en er handtekeningen op te
zetten!
Een veel gehoorde opmerking is dat men zijn vrienden wel vertrouwt en dat het toch
allemaal zo formeel niet moet zijn. Op het eerste zicht is dat inderdaad zo tot er ergens iets
misgaat en er financiële implicaties aan te pas komen. Dan leert men zijn echte vrienden
kennen en sneuvelen er wel eens vriendschappen. Trouwens als men al niet bereid is om
afspraken op een officiële manier te bevestigen, kan men zich terecht de vraag stellen of het
honoreren van afspraken wel zou kunnen op basis van een gegeven woord.
Dus zonder meer alles op papier en zeker alle afspraken met financiële consequenties steeds
laten bevestigen met een handtekening.
Wat zeker ook steeds duidelijk moet afgesproken worden is de taakverdeling tussen de
initiatiefnemers. Ook hier geldt dat informele afspraken soms tot grote problemen
aanleiding kunnen geven. Spreek duidelijk af wie wat doet en liefst ook tegen wanneer.
Verdeel bevoegdheden en volg regelmatig op of iedereen doet wat van hem of haar
verwacht wordt.
20
4. Bouwstenen voor een business plan
Aangezien de blauwdruk een handleiding tot oprichting van energiecoöperaties beoogt waar
landbouwers bij betrokken zijn, zijn verschillende pistes om te komen tot een businessplan
opgenomen. Aan de hand van enkele voorbeelden wordt zoveel mogelijk vanuit
praktijksituaties geïllustreerd.
4.1 Projectnetwerk en aanpak
Een coöperatie is een samenwerkingsverband van mensen, instellingen of bedrijven waarbij
een doel nagestreefd wordt dat zonder samenwerking moeilijk te realiseren is. In de meeste
gevallen is een verhoging van winst en efficiëntie de drijfveer voor de oprichting.
Het oprichten van een coöperatie gaat zeker niet vanzelf. Hou er rekening mee dat
coöperatievorming een tijdsintensief verhaal is. Er moeten een heel wat stappen genomen
worden en problemen opgelost worden vooraleer de effectieve oprichting een feit zal zijn.
Een randvoorwaarde tot de succesvolle oprichting van een coöperatie is de aanwezigheid
van lokaal draagvlak. Het van bovenuit creëren van een samenwerkingsvraag druist in tegen
het gedachtengoed van coöperatievorming. De kans bestaat dat een
samenwerkingsopportuniteit door één partij geïdentificeerd wordt. In dat geval zal het
vinden van een aantal lokale trekkers cruciaal zijn voor de voortgang van het project. In
Bocholt bijvoorbeeld werd een opportuniteit om biomassa uit houtkanten te valoriseren
gedetecteerd door het Regionaal Landschap Lage Kempen. Het was echter maar wanneer de
verschillende lokale scholen, de gemeente en de landbouw zich achter het project schaarden
dat de coöperatie effectief vorm begon te krijgen.
Vooraleer er daadwerkelijk gestart kan worden is het belangrijk om een aantal zaken te
inventariseren en concreet uit te werken. Hieronder krijg je een overzicht van de
verschillende stappen die je best neemt om de coöperatievorming zo efficiënt mogelijk te
laten verlopen.
4.1.1 Verkenningsfase
In deze fase is het belangrijk om enerzijds de opportuniteiten voor lokale energievoorziening
te detecteren alsook alle mogelijke betrokkenen/stakeholders over de mogelijkheden en
wensen te bevragen. Het is belangrijk om een helder overzicht te krijgen van de lokale
opportuniteiten maar eveneens van de lokale behoeftes. De omvang van deze fase is
vanzelfsprekend afhankelijk van het project.
21
De vraag tot coöperatievorming kan vanuit verschillende behoeftes ontstaan. Enkele
voorbeelden:



Enkele landbouwers hebben een overschot aan biomassa en willen deze biomassa
graag een toegevoegde waarde geven door zelf energie te gaan produceren.
Witloofwortels worden bijvoorbeeld op dit moment tegen een heel lage vergoeding
afgezet als veevoeder. Een vergistingsinstallatie op witloofwortels in coöperatief
verband zou de vergoeding voor deze wortels aanzienlijk laten stijgen.
Landbouwers worden ingezet bij het onderhoud van landschapselementen zoals
wegbermen, houtkanten, hagen,… en willen de gewonnen biomassa graag inzetten
voor lokale energieproductie.
Vanuit een gebiedsgerichte benadering wordt een proces gestart waarbij alle
mogelijkheden voor lokale energieproductie afgetast worden. Energieproductie kan
gebeuren door inzet van lokale biomassa, wind, zon,… maar eveneens
energiebesparing kan onderdeel uitmaken van de doelstellingen. In het Pajottenland
werd er in het verleden reeds actief gewerkt rond windenergie. De doelstelling zal
daar zijn om in 2014 een gebiedsgerichte benadering na te streven.
Technologieverkenning
Lokale energieproductie is een hot item. Een energiecoöperatie opstarten met de
doelstelling om lokale energie te gaan produceren is echter een te vaag gegeven om mensen
te overtuigen deel te nemen aan je coöperatie. Een goede aftoetsing van de opportuniteiten
is wenselijk. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen het ontstaan van de vraag
vanuit:


een lokale beschikbaarheid van biomassa: de aangewezen technologie zal
verbranding, vergisting of vergassing zijn. Is de biomassa van een houtachtige
oorsprong dan is verbranding of vergassing aangewezen. Andere reststromen zoals
witloofwortels, gras,… kunnen vergist worden.
een gebiedsgerichte werking: de aanpak naar technologische opportuniteiten zal
complexer zijn. In eerste instantie dienen alle beschikbare biomassastromen die
kunnen gebruikt worden voor energieproductie in kaart gebracht te worden.
Daarnaast dienen mogelijke locaties voor windmolens, zonnepanelen en andere
installaties geïdentificeerd te worden.
Toetsing draagvlak
De aanleiding om een coöperatie op te starten, kan bottom-up en bijgevolg zeer lokaal
ontstaan. Anderzijds bestaat de kans dat een instantie of bedrijf een opportuniteit in een
gebied detecteert en dus eigenlijk top down een lokaal draagvlak dient te creëren. De
verschillende mogelijkheden zijn:
22
-
-
opstart van een lokaal project door lokale personen: in het geval van de
witlooftelers is een lokale verankering sowieso een must want de transportafstand
dient eerder beperkt te zijn. Anderzijds is bijvoorbeeld in het Pajottenland de lokale
overtuiging groot dat er meer dient geïnvesteerd te worden in lokale
energievoorziening.
een instantie of bedrijf detecteer een opportuniteit: in Bocholt werd de
coöperatievorming opgestart door het Regionaal Landschap, agro|aanneming en
Innovatiesteunpunt. Lokaal dienden de mensen en verschillende stakeholders
overtuigd te worden van de meerwaarde van het project.
Hoe dan ook, is het belangrijk tijdens deze verkenningsfase zoveel mogelijk lokale mensen te
informeren over het project en te peilen naar hun bezorgdheden en wensen. Op deze
manier krijgt iedereen het gevoel inspraak te hebben in het project. Bovendien kan bij de
verdere communicatie direct ingespeeld worden op mogelijke bezwaren van lokale partijen
en bijkomende opportuniteiten onderstreept worden. De actoren die bij het project
betrokken kunnen worden, vind je terug verder in de blauwdruk onder het topic
stakeholders.
Het informeren en bevragen kan enerzijds in groepsverband gebeuren. Anderzijds is het
zeker belangrijk dat een aantal partijen individueel bevraagd worden. Sommige onderlinge
spanningen en bezorgdheden worden pas geuit in een individueel gesprek. Daarnaast blijken
actiegroepen meestal aangestuurd door enkele sterke individuen waar de meerderheid niet
durft tegen in te gaan. Door individuele contacten blijken de tegenstelling dikwijls minder
groot.
In vele gevallen is het aan te raden deze gesprekken te laten leiden door een neutraal
persoon. Een omstreden individu of een persoon gekend om zijn extreme standpunten zal
minder snel een goed draagvlak kunnen uitbouwen.
4.1.2 Afbakening doelstellingen
Een tweede stap die moet gezet worden is het formuleren van een gezamenlijk belang. In
het geval van een lokale energiecoöperatie kan die doelstelling bijvoorbeeld zijn: “Op een
lokale en duurzame wijze gebouwen van energie voorzien en het installeren, onderhouden,
herstellen en uitbaten van energie producerende installaties dienaangaande”.
De omschrijving omvat:
-
23
energievoorziening van lokale gebouwen
vanuit een lokale en duurzame wijze door lokale biomassa, wind, zon,…
installeren
van
energieproducerende
installaties
bijvoorbeeld
houtverbrandingsinstallatie, een vergister, een windturbine,…
een
-
onderhouden, herstellen en uitbaten van deze installaties. Installaties die gevoed
worden door biomassa dienen op regelmatige basis gevoed te worden door een
verse lading biomassa. Daarnaast dient de installatie dagdagelijks onderhouden te
worden. Anderzijds dient bij technische problemen gekeken te worden of het defect
zelf kan verholpen worden dan wel of er op korte termijn een technieker dient
bijgehaald te worden.
Het motief om aan een coöperatie deel te nemen kan wel verschillend zijn voor de
afzonderlijke partijen. Bijvoorbeeld wanneer een bedrijf met een interessant warmte en
elektriciteitsprofiel en een groep witlooftelers coöperatief investeren in een vergister, is het
belang van:
-
De bedrijfsleider om zijn energievoorziening te optimaliseren vanuit economisch
maar zeker ook vanuit duurzaamheidsperspectief.
De witlooftelers om een continu afzetkanaal te vinden voor hun witloofwortels met
een hoog rendement.
4.1.3 Samenwerking opzetten
De eerste vraag die de afzonderlijke partijen zich dienen te stellen, is of een coöperatie de
goede samenwerkingsvorm is. Is het doel zonder samenwerking moeilijk te realiseren?
Bij de witlooftelers en de bedrijfsleider ontstaat voor beide partijen een lange
termijngarantie. Enerzijds voor de telers een langdurige afzet van hun wortels tegen een
eerlijke prijs en anderzijds voor de bedrijfsleider een langdurige belevering van biomassa
door de verbondenheid van de witlooftelers.
In Bocholt hebben de lokale scholen de garantie dat ze op lange termijn van warmte
voorzien zullen worden op een lokale en duurzame wijze. Terwijl de landbouwers een lokale
afzetmarkt creëren voor hun biomassa tegen een marktconforme prijs.
Wanneer duidelijk is dat een coöperatie de goede ondernemingsvorm is, dient het draagvlak
verder uitgebouwd te worden en de juiste partners bij de coöperatie betrokken te worden.
De verdere stappen worden in het vervolg van de blauwdruk overlopen.
4.2 Stakeholderanalyse
4.2.1 Stakeholders
Welke stakeholders bij de effectieve coöperatie betrokken dienen te worden, zal verschillen
van situatie en locatie. Het is aan te raden voor de opstart van de coöperatie een zo wijd
mogelijke communicatie te voeren en zoveel mogelijk partijen te bevragen over het
initiatief. In vele gevallen kan op deze manier reeds een antwoord geboden worden op
24
mogelijke verwachtingen en knelpunten. Deze bevraging kan in groep gebeuren maar in
sommige gevallen zal een individuele benadering sneller de pijnpunten en mogelijke
conflicten tussen personen of groepen blootleggen. Het is echter wel cruciaal dat een
dergelijke raadpleging kan uitgevoerd worden door een onafhankelijk en neutraal persoon.
Aangezien er verschillende vormen van coöperaties mogelijk zijn, geven we een overzicht
van alle verschillende stakeholders die bij het proces van coöperatievorming betrokken
kunnen worden.
De landbouwer als:
- producent van biomassa uit het landschap + vanuit restproducten van het
landbouwbedrijf
- grondeigenaar waarbij een hernieuwbare energieproductie-eenheid geplaatst wordt
of waarbij op eigendom van de landbouwer opslag en droging van biomassa
plaatsvindt
- uitvoerder van werkzaamheden en opvolgen van installaties
- gebruiker van biomassa voor de energieopwekking op bedrijfsniveau
Bedrijfsleiders van lokale kmo of andere afnemers als scholen,…:
- verbruiker van biomassa voor de energieopwekking op bedrijfsniveau
- grondeigenaar waarbij de hernieuwbare energieproductie-eenheid geplaatst wordt
Plattelandsbewoners als:
- omwonende en aldus geïnteresseerd in mogelijks positieve maar zeker ook nadelige
gevolgen
- aandeelhouder/vennoot van de lokale coöperatie
- afnemer van duurzame energie of biomassa voor duurzame energieproductie
Lokale overheidsinstanties als:
- belanghebbende door bijdrage aan klimaatdoelstellingen en lokale tewerkstelling
- eigenaar van biomassa uit het landschap
- afnemer van energie voor overheidsgebouwen zoals gemeentehuis, scholen,
parochiehuis,…
Organisaties als:
- Natuurverenigingen: deze kijken met een argwanend oog toe op de oogst van
biomassa uit het landschap. In vele gevallen werd jarenlang geijverd voor de
vrijwaring van de landschapselementen. In eerste instantie zullen zij altijd argwanend
staan tegenover initiatieven waarbij die elementen geoogst en gevaloriseerd gaan
worden.
25
-
-
-
-
-
Regionale landschappen: deze organisaties ontwikkelen activiteiten rond duurzame
streekontwikkeling op basis van de actuele en potentiële kwaliteiten van de natuur,
het landschap en de streekidentiteit. Het valoriseren van landschapselementen
kunnen zij begeleiden met oog voor ecologie, cultuurhistorische achtergrond en
duurzaamheid. Deze organisaties kunnen een belangrijke brug vormen tussen natuur,
cultuur en landbouw.
Landbouworganisaties: enerzijds kunnen zij de organisatie van de
oogstwerkzaamheden van landschapselementen opnemen. Anderzijds kunnen zij een
belangrijke rol spelen in het faciliteren van coöperatievorming rond het thema
energie bij landbouwers. Landbouworganisaties hebben de contacten met andere
organisaties en met lokale besturen. Daarnaast is er ervaring in communicatie met de
buurt en draagvlakverbreding.
OVAM: zij oordelen of geoogste materiaal uit landschapselementen als afval of als
biomassa wordt beschouwd of niet. Dit heeft consequenties voor het gebruik van
deze biomassa in kleinschalige installaties.
Agentschap voor Natuur en Bos (ANB): wanneer landschapselementen geoogst
moeten worden, dienen de nodige vergunningen aangevraagd te worden. De huidige
procedures zijn administratief zwaar. Met ANB kan bekeken worden hoe dit
administratieve proces kan gestroomlijnd worden en kan geïntegreerd worden in een
lokaal beheerplan.
Intercommunale bijvoorbeeld Haviland en Interleuven:
POM
Andere middenveldorganisaties
4.2.2 Samenwerking
Het niveau en het belang van de samenwerking zal verschillen van stakeholder tot
stakeholder, alsook van de doelstelling van de coöperatie. We kunnen 3 types van
coöperaties onderscheiden:
-
-
-
26
Producentencoöperatie
Verschillende partijen verenigen zich voor de productie van duurzame energie
(elektriciteit uit zon of wind) of lokale energiebronnen (bijv. houtsnippers van
landschapselementen). Door een coöperatie op te richten kan het mogelijk zijn een
betere marketing te organiseren alsook een betere toegang tot de markt te
bekomen.
Aankoopcoöperatie
Samen lokale energie (warmte en/of elektriciteit) of energiebronnen (ovv bijv.
houtsnippers) aankopen kan een voordeel opleveren in de prijsvorming. Door de
krachten te bundelen, wordt er een sterkere onderhandelingspositie bekomen.
Multistakeholdercoöperatie
Een coöperatieve waar producenten en aankopers in verenigd worden, kan
beschouwd worden als een multistakeholderorganisatie. Een voorbeeld hiervan zou
kunnen zijn een aantal witloofboeren die biomassa resten hebben (producent). Door
deze samen met een ander bedrijf te vergisten
Bij alle verschillende types van coöperaties kan het te overwegen zijn om vanuit tactische en
strategische overwegingen een aantal stakeholders te laten meegenieten van de voordelen
van de coöperatie. Hun inbreng en de intensiteit van samenwerking zal lager zijn dan met de
andere betrokkenen maar kan toch van een niet te onderschatten belang zijn:
- Omwonenden: in vele gevallen zullen zij de mogelijke hinder van installaties ervaren.
Een buur die bijvoorbeeld mee investeert in een windturbine zal de muziek van de
wind horen in plaats van het lawaai (Jan Marrink, Bimolten). Deelnemen in de baten
kan een antwoord te bieden op het principe ‘NIMBY’ en het draagvlak voor projecten
vergroten. In dergelijke gevallen kan het te overwegen zijn om anderen te laten
meegenieten van jouw initiatief.
- Lokale besturen: een gemeente of provincie deel laten uitmaken kan vanuit
verschillende insteken te overwegen zijn:
o In een aantal gevallen kunnen deze lokale besturen het project ondersteunen
door een financiële inbreng te doen, door hun biomassa vanuit
landschapselementen voor onderhoud op lange termijn aan te bieden, door
borg te staan,…
o Een aantal gebouwen zijn potentieel grootverbruikers en kunnen voorzien
worden door lokale duurzame energie door een coöperatieve. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan scholen, rusthuizen, zwembaden en het gemeentehuis.
o Deze lokale overheden beslissen in vele gevallen over de noodzakelijke
vergunningen. Door hun reeds in een vroeg stadium te betrekken en te
informeren over de activiteiten die zullen plaatsvinden, is de kans veel groter
dat een vergunning kan bekomen worden.
Een aandachtspunt hierbij is dat overheden niet kunnen toetreden in een zuivere
coöperatie. Gemeentes kunnen wel participeren in vennootschappen die actief zijn in
de energiesector (artikel 180 van de programmawet 21 dec 1994).
4.2.3 Aandelenstructuur
Bij opstart van de coöperatie zullen beslissingen moeten genomen worden over de
aandelencategorieën en de waarde van elk aandeel.
Hier kan de keuze gemaakt worden voor één type aandeel of verschillende
aandelencategorieën met verschillende rechten voor de aandeelhouders (A-B-C aandelen).
In vele gevallen zal het de voorkeur genieten om opstartende leden te belonen voor hun
engagement.
27
4.2.4 Vennoten in de coöperatie
Om een coöperatieve vennootschap op te richten zijn er minstens drie vennoten nodig. Voor
elk van zijn vennoten moet de coöperatie een meerwaarde creëren. Samenwerken in een
coöperatie doe je aan iets wat elke coöperant afzonderlijk niet zou kunnen. Iedere vennoot
zal natuurlijk een meerwaarde uit de coöperatie willen halen. Dit voordeel kan onder
verschillende vormen gecreëerd worden:
-
Afnemer van betaalbare groene energie
Toeleveranciers van groene energiebron tegen een billijke vergoeding
Creëren van een financieel voordeel onder de vorm van dividend of korting op het
energieverbruik
Imagovorming van de landbouw: door landbouw te laten bijdragen aan
gemeenschappelijke milieu-initiatieven wordt een bijkomend pluspunt gegenereerd
Deelname van overheden aan lokale initiatieven die enerzijds bijdrage aan de
klimaatdoelstellingen en anderzijds lokale tewerkstelling creëren
…
4.3 Marketing en communicatie
Energiecoöperaties opgestart door, voor en/of met landbouwers zijn in principe lokale
initiatieven tussen een aantal landbouwers, al dan niet aangevuld met andere lokale
bedrijven, plattelandsbewoners, lokale overheidsinstanties en andere lokale betrokkenen.
4.3.1 Welke markt?
De markt die bediend wordt, kan sterk verschillen van project tot project. Enkele
voorbeelden van mogelijke projecten:
- Landbouwers die samen investeren in een biogasinstallatie op een ander
landbouwbedrijf. De meerwaarde van de coöperatie zit hem dan vooral in de
leveringszekerheid van de biomassastromen. Door betrokkenheid van de leveranciers
in de installatie en hen eveneens in de winst te laten delen, is een lange
termijnlevering mogelijk.
- Landbouwers en een andere ondernemer die investeren in een installatie op een
bedrijf met een voldoende hoog energieverbruik. Wanneer er geen landbouwbedrijf
in de nabije omgeving is dat een voldoende energieverbruik heeft, kan een synergie
met een andere kmo gezocht worden.
- Landbouwers en een lokale overheid eventueel aangevuld met burgerparticipatie die
samen investeren in bijvoorbeeld een houtverwarmingsinstallatie op een school. De
landbouwers leveren de biomassa vanuit oogstwerkzaamheden van houtkanten,
maken en drogen de snippers. De school of een ander overheidsgebouw kan op een
duurzame wijze verwarmd worden.
28
-
Landbouwers en omwonenden die samen investeren op een bedrijf of een andere
locatie als antwoord op het nimby fenomeen. Zoals een Duitse wind’boer’ het zei,
wanneer omwonenden mee participeren horen ze niet het lawaai, maar de muziek
van de wind’.
4.3.2 Toegevoegde waarde voor de markt
De toegevoegde waarde voor een markt zal in vele gevallen hun oorsprong vinden in een
economisch
voordeel.
Energiecoöperaties
zijn
in
vele
gevallen
vooral
financieringscoöperaties met als vennoten: landbouwers, kleine bedrijven, lokale
overheidsinstellingen en burgers die willen investeren in hernieuwbare energie in hun nabije
omgeving. Andere bijkomende winsten zijn in vele gevallen:
- Een antwoord op het Nimby verhaal
- Winsten lokaal houden
- Bijdrage aan de klimaatdoelstellingen van een regio
- Duurzame en lokale energievoorziening
- Creatie van lokale economie en tewerkstelling
4.3.3 Concurrentie analyse
Biomassa uit het landschap
 De
oogstwerkzaamheden
kunnen
uitgevoerd
worden
door
landbouwers/coöperanten. Deze taak kan eveneens opgenomen worden door een
lokale aannemer of loonwerker. Mogelijks kan deze de biomassa eveneens aan een
gunstige prijs verkopen en is hij daarom bereid om de werkzaamheden tegen een
gunstige prijs op te nemen.
 De geoogste biomassa zal steeds aan een eerlijke prijs moeten aangeboden worden.
Een goed inzicht in de kostprijs van de oogstwerkzaamheden van bij aanvang en de
mogelijkheid te concurreren of zelfs een prijsvoordeel aan te bieden ten opzichte van
andere biomassaproducten is cruciaal.
 Eigenaars van biomassa kunnen een incentive krijgen om de biomassa zelf te
gebruiken of elders af te zetten. De eindafnemers en coöperanten dienen voldoende
garanties te krijgen over beschikbaarheid en tijdige levering van biomassa. Er dient
dus van een belangrijk aantal aanbieders een lange termijngarantie te bestaan om
mensen aan te zetten tot het investeren in biomassa-installaties.
Biomassa reststromen
 De vraag naar biomassa als basis voor de biobased economy is groot. In vele gevallen
staat energieproductie uit biomassa gelijk aan de vernietiging van het product. De
verbranding van biomassa is dus zowat de laatste stap. In eerste instantie pleit de
regelgeving voor andere, hoogwaardigere toepassingen.
29


Wanneer sprake is van vergisting van biomassa hebben sommige stromen een lagere
biogasproductie dan andere. Het is dus voor de uitbater verleidelijk om zoveel
mogelijk stromen aan te trekken met een hoge biogasproductie. In coöperatief
verband moet er echter ook een incentive blijven bestaan aan de afnemerszijde om
zijn product te blijven leveren.
Sommige stromen zijn op dit moment bijna waardeloos of kosten zelfs geld. Wanneer
deze andere toepassingen krijgen zoals bij vergisting bestaat de kans dat voor ander
gebruik de waarde ook zal stijgen. Het is echter belangrijk dat in een coöperatie de
levering van de stromen verzekerd is. Door een actief engagement van de eigenaar
van de biomassastromen die eveneens baat heeft bij de rendabiliteit van de
installatie is de motivatie groter.
Energielevering
 Fossiele brandstoffen zijn de meest voor de hand liggende en in vele gevallen
makkelijkst toegankelijke brandstoffen. Installaties op aardgas en stookolie hebben
een hoog rendement, zijn eenvoudig te bedienen en vragen weinig opvolging en
onderhoud. In vele gevallen is de verwarming met aardgas dusdanig voordelig dat
concurreren met biomassa onmogelijk wordt. Aangezien stookolie heel wat duurder
is, zijn projecten op biomassa in vergelijking met stookolie in de meeste gevallen wel
voordelig.
 Elk bedrijf heeft toegang tot de markt van de biomassaproducten en kan er een
business rond uitbouwen. Er zijn commerciële bedrijven die investeren in een
energieproducerende installatie op een ander bedrijf. De afrekening gebeurt volgens
verbruik van warmte en/of elektriciteit.
30
4.3.4 Samenstelling marketing mix:
Product
Hernieuwbare energie eventueel aangevuld met rationeel energiegebruik waarbij de winst
gedeeld wordt tussen de coöperanten maar eveneens een bijdrage levert aan:
- De regionale klimaatdoelstellingen
- Verduurzamen en onafhankelijk maken van energievoorziening
- Creatie van lokale economie
Prijs
Het uitgangspunt moet steeds zijn ‘niet duurder dan anders’. Dit betekent dat er met
verschillende parameters rekening gehouden wordt:
•
de energieprijs (energie inclusief distributienetkosten, heffingen, bijdrages,…)
•
de vermeden afschrijf- en vervangingskost van installaties
•
de vermeden vaste kosten zoals onderhoudskost,…
Wanneer het echter mogelijk is, om de gewenste rendabiliteit te behalen aan een lager
tarief dan de uitgangspositie, dient dit voorop gesteld te worden. Energieproductie is
immers een dienstverlening aan de leden en hoeft niet als winstgevende activiteit
beschouwd te worden.
Promotie
Een open communicatie met de buurt is zeer belangrijk in de ontwikkeling van projecten
rond hernieuwbare energie. Mensen hebben ondanks het positieve imago dikwijls toch heel
wat vragen. Door daar proactief op in te spelen wordt de kans tot protest en actiegroepen
aanzienlijk gereduceerd. Belangrijk bij deze communicatie is zeker dat aspecten met een
positief imago in de verf gezeten worden:
- Lokale energievoorziening
- Creatie lokale tewerkstelling
- Bijdrage klimaatdoelstellingen
- Financieel voordeel
- …
In een aantal gevallen zijn er een beperkt aantal lasten aan verbonden (slagschaduw bij
wind, lokaal transport bij vergisting en verbranding,…), het is evident dat omwonenden daar
bij aanvang over ingelicht worden. Door hen de kans te bieden naast de lasten ook te delen
in de lusten, kan een positieve dynamiek gecreëerd worden.
4.3.5 Coöperatieve voordeel op de markt
De meerwaarde van het coöperatief model is voornamelijk te vinden in de koppeling van
afnemer en aanbieder. Hierdoor zijn beiden op lange termijn gemotiveerd om:
31
-
-
Enerzijds energie te blijven afnemen. Het bedrijf of de lokale overheid participeert
zelf en zou zijn eigen rendabiliteit verlagen als er opnieuw andere energie
aangekocht wordt
Anderzijds door de biomassaleverancier of grondeigenaar mee op te nemen in de
coöperatie is de incentive groot om de biomassa te blijven leveren en/of de grond ter
beschikking te blijven stellen.
4.4 HRM
4.4.1 Tewerkstelling
Energiecoöperaties waar landbouwers nauw bij betrokken zijn, kunnen een aantal voordelen
opleveren voor deze landbouwers als het tewerkstelling betreft:
 Inzet van landbouwers bij lokale oogstwerkzaamheden. Onder de koepel van
agro|aanneming is het mogelijk dat landbouwers aannemingswerken uitvoeren voor
andere landbouwers of gemeenten. Voor individuele boeren is het quasi onmogelijk
aan deze regelgeving te voldoen maar agro|aanneming heeft een kader uitgewerkt
waarbinnen dit wel kan. In een aantal gevallen bijvoorbeeld in Noord Limburg heeft
agro|aanneming geïnvesteerd in speciale machines voor het oogsten van
houtkanten. Een aantal lokale landbouwers zullen opgeleid worden om de uitvoering
van de werken op zich te nemen en slagen er aldus in een extra inkomen te creëren.
Daarnaast gebeurt de opslag en droging van de houtsnippers eveneens bij
landbouwbedrijven. Tegenover het gebruik van deze locatie dient een
huurvergoeding geplaatst te worden.
 Opvolging van de installatie: de werking van hernieuwbare energie installaties dient
op regelmatige basis opgevolgd te worden. De intensiteit van de opvolging is
afhankelijk van de gebruikte techniek. Bijvoorbeeld vergisting zal veel meer opvolging
vragen dan houtverbranding of windenergie. Deze opvolging kan door inzet van:
o Landbouwers: in geval de installatie op een landbouwbedrijf uitgebaat wordt
of wanneer opvolging voor een lokale overheid gewenst is.
o Eigen technisch personeel: bij een bedrijf op bij een lokale overheid kan de
opvolging van de installatie eveneens opgenomen worden door lokaal
technisch personeel.
De bijkomende tewerkstelling zal in vele gevallen dus ontstaan vanuit bijkomende
tewerkstelling van bestaand personeel. Het spreekt voor zich dat de coöperatie een
vergoeding dient te betalen voor de geleverde diensten. Wanneer de persoon belast met
technisch onderhoud van een school verwarmd met houtsnippers per dag een kwartier werk
heeft aan de opvolging van de installatie, dient hiervoor een vergoeding voorzien te worden.
Extra personeel aanwerven zal slechts noodzakelijk zijn wanneer verschillende installaties
uitgebaat worden door de coöperatie. In Oostenrijk zijn er bijvoorbeeld de biomassahoven
waarbij biomassa vanuit de lokale omgeving verzameld, versnipperd en gedroogd wordt.
Voor de goede werking van dat hof dient er natuurlijk wel iemand aanwezig te zijn tijdens de
32
openingsuren en voor de organisatie van de werken. Voorwaarde voor gedeeltelijke of
voltijdse aanwerving is wel dat er voldoende hoeveelheden biomassa kunnen verdeeld
worden naar de lokale omgeving.
4.4.2 Vrijwilligers
In de meeste gevallen is het mandaat van bestuurders en van de controlerende vennoten
niet bezoldigd. De aanwezigheid op de raad van bestuur of activiteiten die behoren bij het
normale bestuur van de coöperatie worden bijgevolg niet vergoed. Evenwel als bestuurders
een opdracht vervullen waaraan vaste prestaties gekoppeld zijn, bijvoorbeeld het
onderhouden en opvolgen van een installatie, mag hiervoor een beloning toegekend
worden.
De ideale coöperatie bestaat uit een mix van profielen. In Bocholt waar houtsnippers uit
houtkanten door warmtelevering aan de lokale scholen zal gevaloriseerd worden, zijn deze:
technische profielen, personen met een natuur en milieu-achtergrond, beheerders van de
verschillende scholen, een vertegenwoordiger van de lokale landbouwers en beleidsmensen
van de gemeente. Iedere persoon kijkt met andere ogen naar de coöperatie en hoe meer
verschillende profielen, hoe rijker de coöperatie zal zijn aan kennis en ervaring.
33
5 Evaluatie van de coöperatieve werking
5.1 Link met de ICA definitie
ICA staat voor “Internationale coöperatieve alliantie”.
Dit kan als volgt gedefinieerd worden:
“A co-operative is an autonomous association of persons united voluntarily to meet their
common economic, social, and cultural needs and aspirations through a jointly-owned and
democratically controlled enterprise.” (www.ica.coop)
Indien individuen of organisaties merken dat ze te maken krijgen met deels dezelfde
uitdagingen, noden of verwachtingen, biedt een gezamenlijke aanpak meer voordelen dan
een ieder-voor-zich mentaliteit. Een coöperatie verenigt personen met gemeenschappelijke
behoeften op een democratische manier. Ook de verantwoordelijkheden en de kosten en
baten worden gedeeld. Vennoten van de coöperatie zijn dus gebruiker, eigenaar en
bestuurder. Op deze manier is er een gezonde mix van economische, culturele en sociale
doelstellingen.
Het is belangrijk om stil te staan bij de gemeenschappelijke doelstellingen van de vennoten
en het onderlinge en maatschappelijke karakter van de coöperatie. Verder dient ook bepaald
te worden wat de goede verhouding is tussen gebruik, eigendom en controle van de
coöperatie en zijn vennoten.
5.2 Link met de ICA principes
ICA-principe
Vrijwillig en open lidmaatschap:
Coöperaties worden opgericht door een groep
van mensen die vrij beslissen om hun
middelen te bundelen om gezamenlijk hun
doel te realiseren. Het lidmaatschap mag niet
geweigerd worden op grond van ras, sociale
afkomst, aard, godsdienst of politieke
overtuiging.
34
aandachtspunten
Belangrijk is dat alle rechtstreeks betrokkenen
vennoot kunnen worden volgens deze
principes. Indien, in het kader van
bijvoorbeeld draagkrachtverbreding, of in
functie van het bijkomend ophalen van
kapitaal, secundair-betrokkenen worden
aangesproken, verdient het aanbeveling om te
werken met A- en B-vennoten.
Economische betrokkenheid:
In veel gevallen kan het lid van de coöperatie
gebruik maken van de organisatie om
economische activiteiten te doen: aankopen,
verkopen, lenen, ontlenen, werken. Daarnaast
zijn de leden per definitie betrokken want zij
hebben een stuk van het kapitaal ingebracht.
Democratische besluitvorming:
De leden van een coöperatie staan op voet
van gelijkheid. De coöperatie wordt
democratisch door de leden bestuurd.
Iedereen kan mee beslissen, onafhankelijk van
het ingebrachte kapitaal.
Onafhankelijkheid:
Coöperaties staan ten dienste van hun leden
en worden door hen gecontroleerd. Indien
extra financieringsbronnen nodig zijn – b.v.
subsidies van de overheid of een externe
financiering behoudt de coöperatie haar
zelfstandigheid.
Permanente leden- en volwassenenvorming
en informatieverstrekking:
Opleiding van de leden is nodig om de
coöperatie te kunnen besturen en verder te
ontwikkelen. Er wordt verwacht dat zij het
grote publiek duidelijk maakt dat zij
coöperatief werkt en wat daar de voordelen
35
Vennoten hebben, bij een winstgevende
coöperatie, uiteraard economisch voordeel via
het te ontvangen dividend. Dit zorgt zeker al
voor de nodige economische betrokkenheid
bij de leden.
Daarnaast kan overwogen worden, om voor
de afnemers van energie, te werken met
ristorno’s. In dat geval kan bij bijzonder
positieve exploitatie- en winstcijfers, naast het
dividend een voordeel gegeven worden aan
de deelnemers.
Het principe van één man één stem is
wezenlijk voor de goede werking van een
coöperatie.
In geval binnen de coöperatie enkele grote
aandeelhouders naast vele kleine
aandeelhouders zetelen (wat zeker kan
gebeuren in het geval van het werken met
verschillende vennotencategorieën), is het zo
dat er best een herverdeling gebeurt van het
‘stemrecht’. Hierdoor kunnen (een paar)
meerderheidsaandeelhouders geen
alleenbeslissingsrecht krijgen, maar kunnen
de (vele) minderheidsaandeelhouders ook de
grote vennoten niet zomaar wegstemmen. In
voorkomend geval dient dit statutair geregeld
te worden.
Wanneer er verschillende
vennotencategorieën zijn, dienen die allemaal
vertegenwoordigd zijn in de Raad van Bestuur.
Wanneer er gewerkt wordt met belangrijke
partners, in het kader van financiering of
levering van bepaalde diensten, dienen
sluitende contracten/overeenkomsten
gemaakt worden die deze onafhankelijkheid
waarborgen.
Energiecoöperaties hebben als morele plicht
ook het aanzetten tot duurzaam omgaan met
energie. Dit is op milieuvlak de beste
investering. Leden hierover informatie
bezorgen, naast het berichten over de
resultaten van de eigen coöperatie, is hiervoor
van zijn.
wezenlijk.
Daarnaast is de vorming voor de bestuurders
een bijzonder aandachtspunt : samenwerken
gebeurt meestal vanuit een bepaalde
overtuiging. Een energiecoöperatie wordt al
snel een behoorlijk bedrijf. Permanente
vorming van de bestuurders, zowel op
financieel vlak als over de technologische
evoluties op vlak van energieproductie is
wenselijk.
Coöperaties werken samen.
Coöperaties worden aangemoedigd om hun
krachten te bundelen in regionale, nationale
of internationale netwerken. De uitwisseling
van informatie of werkwijzen leidt tot een
betere concurrentiepositie, tot een betere
dienstverlening aan de leden en er is meer
kans op het voortbestaan van de coöperatie.
Betrokkenheid bij de gemeenschap:
Coöperaties dragen bij aan een duurzame
ontwikkeling van de gemeenschap.
Hernieuwbare energie is een sector in volle
ontwikkeling. Het verdient aanbeveling om
aan te sluiten en/of informatie te vergaren bij
organisaties die hier specifiek mee bezig zijn
(bvb REScoop)
Vanuit zijn werking in een energiecoöperatie
vanzelfsprekend betrokken bij de
gemeenschap. Zorg er echter ook voor de dat
je dat zelf ook naar buiten brengt. Zoniet
riskeert men al snel een besloten club te
worden die naar buitenuit ontoegankelijk lijkt.
5.3 Twee concrete voorbeelden
Case 1: Energieproductie uit biomassa aanwezig op landbouwbedrijven
(restproducten, …).
Bvb. Briketten uit stro
Vennoten:
Doelstelling:
Onderlinge karakter
36
- Landbouwers (met restproduct op bedrijf
- Energieproducenten
- Afnemers van energie (verbruikers)
Restproducten gebruiken voor energieproductie
- Afzet van restproduct
- Minimale hoeveelheid biomassastroom i.f.v.
rendement
- Minder risico
- Optimalisatie bedrijfsresultaat (financieel)
- Regionale verankering
Maatschappelijke karakter:
Gebruik:
Landbouwers
Energieproducent
Verbruikers
Eigendom:
Controle:
- Afzet van restproduct
- Hernieuwbare energie uit ongebruikte biomassa
- Regionale verankering
- Garantie voor correcte afzet van restproduct
- Zekerheid van aanvoer van inputstroom
- Eerlijk aanbod
- Hernieuwbare energie
- Creëren van toegevoegde waarde door restproduct.
De boer is hij die de huizen verwarmt.
Zie bouwstenen voor een businessplan
Zie bouwstenen voor een businessplan
Case 2: Energieproductie uit biomassa afkomstig van landschapsbeheer
(houtkanten, gras, …).
Vennoten:
Doelstelling:
Onderlinge karakter:
Maatschappelijke karakter:
Gebruik:
Eigenaar
Uitvoerder
Adviesverlenende
instanties
Energieproducent
Verbruikers
37
- Eigenaars of pachters
- Uitvoerende boeren
- Adviesverlenende instanties
- Energieproducent
- Afnemers van energie (verbruikers)
Gesloten keten van beheer tot energietoepassing
- Zekerheid in afname
- Zekerheid in aanbod
- Minimale hoeveelheid biomassastroom i.f.v.
rendement
- Minder risico
- Optimalisatie bedrijfsresultaat (financieel)
- Regionale verankering
- Correct beheer van landschap
- Biodiversiteitstoename
- Hernieuwbare energie uit ongebruikte biomassa
- Regionale verankering
- De eigenaar van te beheren landschapsdeel heeft de
garantie voor een correct beheer.
- Uitvoerder heeft garantie voor voldoende aanbod en
afzet (continuïteit, schaalvoordeel)
- Risicobeheersing
- Gebruik voor andere professionele activiteiten
-…
- Zekerheid van aanvoer van inputstroom
-…
- Eerlijk aanbod
Eigendom:
Controle:
38
- Hernieuwbare energie
- Door valorisatie van lokale biomassa krijgt het
landschap een economische en bijgevolg een
bestendig karakter.
Zie bouwstenen voor een businessplan
Zie bouwstenen voor een businessplan
6. Bibliografie
Allemand, Isabelle (2011) Valorisation de la biomasse. Inventaire & mise en perspective
d’expériences réussies en France & en Europe (Réseau Rural Français)
Ammerman, Kathrin (red) (2010): Bioenergie und Naturschutz (Bundesamt für Naturschutz)
Anonymus (--) : Leren beheren : Cursus beheer van landschapselementen (Regionaal
landschap Voeren en Haspengouw / Proclam)
Anonymus (2009): Werken aan het landschap – Praktische infoschema’s (Regionaal
Landschap Haspengouw en Voeren/Proclam)
Anonymus (2010) Inventarisatie Biomassa 2007-2008 (deel 2009) met potentieel 2020
(OVAM)
Anonymus (2013) Accelerating change – delivering sustainable energy solutions (Interact Intelligent Energy Europe)
Anonymus (2012): Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie
Overijssel (Arcadis in opdracht van de provincie Overijssel)
Anonymus (2013): Verslag van de workshop “Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare
energie” (Vlaamse Landmaatschappij)
Anonymus (2012) Dezentrale Nutzung erneuerbarer Energien im ländlichen Raum Sachsens
(Staatsministerium für Umwelt und Landwirtscheft, Freistaat Sachsen)
Baumann, Andre (2007): Bioenergie?-Aber natürlich! Nachwachsende Rohstoffe aus Sicht de
Umwelt- und Naturschutzes (Deutscher Verband für landschaftspflege en Naturschutzbund)
Blaauwwiekel, Yvonne e.a. (2011): Lokale energie coöperaties. The green voice of
Noordenveld (Kenniscentrum Noorderruimte)
Braekevelt, Ann en Schelfhout, Kathleen (2013) Inventaris Biomassa 2011-2012 (OVAM)
Ceulemans, Reinhart (2004) Bio-energie via een korte-omloop hakhoutcultuur in de
Krekelenberg, Boom. Compilatie van artikels, rapporten, verslagen en vulgariserende
publicaties (Universiteit Antwerpen, Departement Biologie)
Daatselaar, C.A.G. e.a. (2009) De economie van het veenrietweidebedrijf (Innovatienetwerk
rapport 09.2.218)
39
De Jong, J.J. (2011) Effecten van oogst van takhout op de voedingstoestand en bijgroei van
bos (Alterra rapport 2202)
De Jong, J.J. e.a. (2012): Randvoorwaarden biodiversiteit bij oogst van biomassa (Alterra
rapport 2305)
Den Hoedt, J.Mario (2009) Inventarisatie Knip- en Snoeihout bij de twaalf Drentse
gemeenten (Provincie Drente)
De Somviele, Bert e.a. (2009): Van wilg tot warmte. Potenties van korte omloophout in
Vlaanderen (Fonds voor duurzaam afval- en energiebeheer)
De Vries, Barry e.a. (2008): Energie à la carte. De potentie van biomassa uit het landschap
voor energiewinning (Alterra rapport 1679)
Dupraz, Christian en Liagre, Fabien (2011): Agroforesterie. Des arbres et des cultures. 2 e
édition (Editions France Agricole)
Ehlert, Phillip e.a. (2010) Biogas uit bermmaaisel (Alterra rapport 2064)
Fleury, Laurianne (2012) Construire ensemble un project citoyen d’énergies renouvelables
(Taranis)
Geyskens, Ilse en Vleeschouwers, Bart (2009) Onderzoek naar de potenties van streekeigen
grondstoffen uit land- en bosbouw voor de productie van bouwmaterialen (niet
gepubliceerde studie voor OVAM PA/PVA/2008.10.17)
Gijselinckx e.a. (2011): Coöperatieve antwoorden op maatschappelijke uitdagingen
(Katholieke Universiteit Leuven, HIVA)
Gillabel, Jeroen e.a. (2012):Rapport: Scarabee – Onderzoek naar de ecologische,
maatschappelijke en economische haalbaarheid van bio-energieregio’s in Vlaanderen (MIPVlaamse Overheid)
Goy, Emmanual en Hunt, Cédric (2013) Les collectivités territoriales au coeur de la transition
énergétique (AMORCE)
Grossiord Réjane en Ferey Emeline (2009) Qualité des plaquettes bocagères en BasseNormandie - rapport final (FDCUMA de l’Orne)
Gybels, Ruben (2012): Houtige biomassa voor energie in Limburg. Eindrapport van het MIP2project “Limburgs groen voor een groene economie” (Inverde)
Idassi, Joshua (2012): Profitable farms and woodlands: a practical guide in agroforestry for
landowners, farmers and ranchers (USDA National agroforestry center)
40
Jansen, Patrick en Boosten, Martijn (2013): Optimalisering kosten en opbrengsten van
wilgenplantages: een verkenning (Innovatienetwerk rapport 13.2.317)
Knoef, Harrie e.a. (2012): Biomassa Binnenveld: Eindrapport (Innovatienetwerk rapport
12.2.285)
Koppejan, J e.a. (2001) De haalbaarheid van energieopwekking uit bermgras (NOVEM/EWAB
TNO-Rapport TNO-MEP –R2001/078)
Krug, Michael (2007): Promoting the use of biomass for energy production (Environmental
Policy Research Centre, Berlin)
Kuiper, L. en de Lint, S. (2008): Binnenlands biomassapotentieel (Ecofys in opdracht van het
ministerie van LNV, Nederland)
Master ERE (2012): Vers une valorisation des bocages de Bourgogne. Atelier de mise en
situation professionnelle, rapport technique (Université de Bourgogne)
Meiresonne, Linda (2006): Kansen, mogelijkheden en toekomst voor de populierenteelt in
Vlaanderen. Korte-omloophout voor energieproductie: plaats in het Vlaams bosbouwbeleid
(Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek)
Pelkmans, Luc en Coppoolse, Kristian (red.) (2013) Energie Conversie Parken (Interreg
Vlaanderen-Nederland)
Pointereau, Philippe e.a. (2009): Les impacts environnementaux et paysagers des nouvelles
productions énergétiques sur les parcelles et bâtiments agricoles. Rapport final
(MAP/DGPAAT/Service de la stratégie agroalimentaire er du développement durable)
Riedl, Ulrich e.a. (2011): Landschafts- und Biodiversität beim Biomasseanbau:
Abschlussbericht (Hochschule Ostwestfalen-Lippe)
Rozendaal, Wouter e.a. (2013) : Biomassa uit landschap. Een systeemaanpak (Aequator
Groen&Ruimte en Welhuis Landschapsadvies &Onderhoudsbedrijf)
Ruppert, Hans en Schmuck, Peter (2010): Wege zum Bioenergiedorf – Leitfaden
(Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz)
Schwencke, AnneMarieke (2012): Energieke bottom-up in Lage Landen (AS I-Search)
Spijker, J.H. e.a. (2007): Biomassa voor energie uit de Nederlandse natuur (Alterra rapport
1616)
Spijker, J.H. e.a. (2013) Toepassingsmogelijkheden voor natuur- en bermmaaisel (Alterra
rapport 2418)
41
Stegner, Jan (2010) : Rahmenkonzept zur energetische Verwertung von Biomass aus der
Lanschaftspflege im Freistaat Sachsen. Abschlussbericht (Sächsisches Staatsministerium für
Umwelt und Landwirtschaft)
Ter Stege, Cees (red.) (--): Inzameling biomassa (Senternovem)
Tolkamp, G.W. e.a.(2006): Kwantificering van beschikbare biomassa voor bio-energie uit
Staatsbosbeheerterreinen (Alterra rapport 1380)
Van Opstal, Wim e.a. (2008): Coöperatief ondernemen in België. Theorie en praktijk (ACCO)
Verbeke, Willy (red.) (2013): Graskracht: einddrapport (Inverde)
Vervliet, Krista (red.) (2006): Vademecum ecologisch bermbeheer (Vlaamse overheid,
Departement Leefmilieu, natuur en energie)
Vickers, David (2013) Woodfuel: Heating the nation (www.davidvickers.co.uk)
Volrath, Birgit e.a. (2010) “Wild” statt “mono” – neue Wege für die Biogaserzeugung
(Bayerische Landesanstalt für Weinbau und Gartenbau)
Vuyck, E.J. en Winkel, T.J. e.a. (2012) Perspectieven voor duurzame energie in Noord-Holland
(Ecofy sin opdracht van GroenLinks, Statenfractie Noord-Holland)
Walther, Roger en Bernath, Katrin (2009): Energiepotenziale ausserhalb des Waldes (Ernst
Basler+Partner)
Wartelle, Régis en Dreyfus, Jérémy (2009) : Etude des potentialités offertes par
l’agroforestrie pour la production d’agrocarburants de seconde génération (Casdar n° 8095
ca79)
Wolton, Robert (2012): Managing UK hedges for firewood: is this practical, economic and
environmentally acceptable? (in: Hedgerow Futures Conference 2012)
42
7. Websites
* http://www.adellochem.nl
ADEL: Duurzaam Energie Landschap in Lochem (Nederland)
* http://www.alterra.wur.nl
Nederlands onderzoeksbureau met zeer veel interessante rapporten over het inzetten van
biomassa uit het landschap
* http://www.bioenergieregionen.de
Zeer interessante website (in het Duits) met veel info over energie in regionaal verband
* http://www.biomasseverband.at
Website van de Oostenrijkse biomassavereniging met veel interessante info (in het Duits)
* http://cooperatiefvlaanderen.be
Startwebsite voor al wie basisinfo zoekt over coöperatief ondernemen
* http://www.cordialeproject.eu/fr/home
Een project rond landschapsonderhoud en energie in Frankrijk en Groot-Brittanië.
Interessante praktische “tools”
* http://www.energiesparen.be
Website van de Vlaamse administratie voor Energie
* http://www.enerpedia.be
Interessante site met heel wat documentatie rond biomassa en duurzame energieproductie
en –verbruik.
* http://www.france.cuma.fr
Website van de Franse federatie van machinecoöperaties
* http://www.galcondruses.be
Website van de lokale actiegroep van het Leadergebied Condroz (In het Frans)
* http://www.hedgelink.org.uk/hedgerow-futures-conference-2012.htm
Verslagen van een interessant congres over energie uit het landschap
* http://www.inagro.be
Website van het onderzoekscentrum voor land- en tuinbouw van West-Vlaanderen
43
* http://www.innovatiesteunpunt.be
Het referentiepunt voor landbouwers of plattelandsbewoners die innovatieve projecten
willen opstarten
* http://www.inverde.be
Website van de vormingsdienst van de Vlaamse natuur en leefmilieuadministratie. Heel wat
interessante downloadbare rapporten
* http://www.lpv.de/
Website van de Duitse vereniging voor landschapszorg (Duits)
* http://www.nachwachsende-rohstoffe.de
Duitse website in verband met hernieuwbare grondatoffen (zeer veel documentatie maar
wel in het Duits)
* http://www.natuurpunt.be
Website van de grootste natuurvereniging van Vlaanderen
* http://www.ode.be
Website van de Organisatie voor Duurzame Energie in Vlaanderen
* http://www.pvvlaanderen.be
Website van de Vlaamse PV-sector
* http://www.sval.be
Website van de Meetjeslandse vereniging voor agrarisch landschap
* http://www.beauvent.be/
Website van energiecoöperatie BeauVent cvba
* http://www.boisbocageenergie.fr/
Website van de energiecoöperatie Bois Bocage Energie die energie uit landschapselementen
oogsten
44
8. Bijlagen
Bijlage 1 Fiches samenwerkingsverbanden
8.1.1 Verwerking van gras: bermmaaisel en natuurgras
Enkele gegevens uit de literatuur.
Pot. bermmaaisel
Vlaanderen
Voedselarmegrond
Matig voedselrijke grond
Voedselrijke grond
T DS/ha T VS/ha
2,50
9,92
5,50
21,82
9,00
35,71
Conversiefactor
DS/VS gewestwegen
24,32%
DS/VS onb waterl
26,08%
Gemiddelde
25,20%
Afvoer maaisel
ha
T DS/j
T VS/j
T DS/ha/j T VS/ha/j DS-VS
Gewestwegen
4450 24886 102324
5,59
22,99 24,32%
Provinciale wegen
1000
18700
18,70
gemeentelijke wegen
10800
162000
15,00
Bev waterl
2376 12588
5,30
Onb. Waterl. 1ecat.
1080
7075
27125
6,55
25,12 26,08%
Tabel: Beschikbare maaisel in Vlaanderen, Bron Vademecum Bermmaaisel
45
T
T
DS/ha/j VS/ha/j
3,57
7,14
3,15
6,31
3,45
6,91
3,69
7,38
1,45
2,90
4,00
8,00
2,16
4,33
2,79
5,59
3,68
7,35
4,00
8,00
3,12
6,23
Info
ha
T DS/j
ANB
1646,39
5874,8
Natuurpunt
2529,06 7974,55
Terreinbeherende inst
191,68
662,17
Luchthavens
759,58 2804,73
Havens
497,24
720,00
Golfterreinen
763,25 3053,00
AWV
8230,21 17809,24
Waterwegen
2433,85 6798,27
Gemeentelijke wegbermen 12112,67 44526,86
spoorwegen
724,4
2897,6
Tot
29888,33 93121,22
Conversiefactor DS/VS
50%
Tabel: Afvoer maaisel verschillende instanties, Bron Graskracht
46
8.1.2 Kyoto in ’t Pajottenland.
“Kyoto in ’t Pajottenland” was een groot Leaderproject in het Pajottenland; een onderdeel
hiervan was om de mogelijkheden te onderzoeken van de verwerking van bermmaaisel uit 7
Pajotse gemeenten. Het project behandelde de 2 maaiseizoenen van 2011. De
projectpartners
waren:
agro|aanneming,
agro|bedrijfshulp,
Pro|Natura,
GroeneStroomLievens en Valvan baling systems.
Het doel was om bermmaaisel, een afvalstroom, lokaal te vergisten in een bestaande
landbouwvergister. Het grootste probleem van bermmaaisel is verontreiniging met
zwerfvuil, zand, stenen en grond. Als voorbehandeling werd een reinigingsstraat van de
firma Valvan baling systems getest. Met dit prototype werd het zwerfvuil voornamelijk
uitgeraapt door 1 à 2 arbeiders van het sociale economiebedrijf Pro|Natura. De zware
fractie, het zand en de grond werden via een bezinkingsbak gescheiden van het maaisel. Het
maaisel werd vervolgens nog verder verkleind alvorens te mengen met de rest van de
invoerstroom van de vergister.
Uit het project is gebleken dat een en ander nog niet op punt stond. De reinigingsstraat
diende nog verder ontwikkeld. Tussen de verschillende stappen was ook nog veel arbeid
nodig, dit zou nog verder geautomatiseerd kunnen worden om de totale kostprijs te
47
drukken. Toch is er veel te leren uit dit project. Daar het om een prototype ging, kon hier ook
geen kost of afschrijving ingerekend worden. Onderstaande tabel geeft een aantal indrukken
weer zonder dat er een totaalbeeld kan gegeven worden.
Aandeel gras/vaste materialen
22 %
Aandeel gras/volledige input
11 %
Tot. uren
297 u
Tot. hoeveelheid
461,35 T
Tot. kost (volgens proefopstelling)
16767,82 Euro*
Verwerkingskosten per ton (volgens
proefopstelling)
36,35 Euro*
Biogaspotentieel (laboproef) van 1 ton gras
75 m³
Biogaspotentieel (laboproef) van 1 ton maïs
180 m³
Equivalent kg maïs van 1 T gras
417 kg
Prijs energiemaïs
28,36 euro/T
Kostenbesparing 1 T (gratis) gras met equivalent
maïs
11,82612 euro
Tabel: cijfermateriaal Kyoto in ‘t Pajottenland
*in deze kost zit geen afschrijving van de reinigingsstraat vervat.
48
8.1.3 Natuurgras: Parkonderhoud de Wolfsputten in Dilbeek
Een van de aanbestedingen van agro|aanneming waar gras afgevoerd dient te worden, is
het parkonderhoud van de Wolfsputten in Dilbeek. Dit domein bestaat uit een 9-tal percelen
met een totaaloppervlakte van 10,33 ha per jaar. Deze percelen dienen 2 maal per jaar
gemaaid te worden met afvoer. De perceelsranden en de moeilijk bereikbare plaatsen
moeten bijgewerkt worden met een klepelmaaier en manueel met een bosmaaier.
Hieronder een overzicht van de werken, de gebruikte machines en de uitvoerder.
Activiteit
Maaien
Harken
Inzet voor
Grote
stukken
Alles
Gebruikte machine
Uitvoerder
Schijvenmaaier voor en naast de tractor Loonwerker
(tot. 6,6 m)
Cirkelhark (3,5 m)
Landbouwer
Afvoer:
balenpers
Grote
stukken
Transport
Grote rechthoekige balen voor hooi,
grote ronde gewikkelde balen bij
voordroog
Verreiker & platte wagen
Klepelmaaien randen
Landbouwtractor met vlakklepelmaaier Landbouwer
met side-shift (2,6 m)
loonwerker
Tuinbouwtractor met klepelmaaier (1 m) Tuinaannemer
Bosmaaien
Bosmaaier met schijf en koord
Grote
stukken
Klepelmaaien randen
randen
Loonwerker
Loonwerker
3
landbouwers
1 landbouwer
Afvoer:
randen
Opraapwagen 25 m³
opraapwagen
Tabel: Overzicht werken, machines en uitvoerder parkonderhoud de Wolfsputten, Dilbeek
Het natuurgras dat voortkomt uit deze werken werd bij wijze van test afgezet bij een
vergistingsinstallatie. De grote moeilijkheid ligt in de logistiek, al de stappen dienen goed op
elkaar te volgen. Wanneer 1 schakel vertraging oploopt, heeft dit cruciale gevolgen op de
biogasopbrengst van het afgezette product. Zo hebben we tijdens de voorjaarsmaaibeurt
van 2013 te maken gekregen met breuk van de opraapwagen, hierdoor is het gras een aantal
dagen blijven liggen waardoor veel biogaspotentieel verloren ging.
49
Maaibeurt
Tot
Eenheid
1
2
3
143,50
79,75 248,83
472,08 u
5589,47 3860,00 4859,00 14308,47 euro
10,33
10,33
10,33
30,99 ha
*
*
23**
/
T
*
*
2,23**
/
T/ha
Aantal uur
Prijs
Opp.
Totale effectieve opbrangst
Effectieve opbrengst per opp-eenheid
Theoretische opbrengst per oppeenheid
4,00
4,00
4,00
12,00 T/ha
Totale theoretische opbrengst ***
41,32
41,32
41,32
123,96 T
Gem euro/u
38,95
48,40
19,53
30,31 euro/u
Gem opp/u
719,86 1295,30 415,14
656,46 m²/u
kost/opp
541,09 373,67 470,38
461,71 euro/ha
kost/theoretische opbrengst
135,27
93,42 117,59
115,43 euro/T
* Ontbrekende gegevens
** Door machinebreuk is het gras 1 week blijven liggen waardoor het aan vers gewicht
afnam
*** Gemiddelde van gegevens uit vademecum bermmaaisel en
Graskracht
Samenwerkingsmogelijkheden
Bovenstaande testen zijn een eerste stap om na te gaan hoe bermmaaisel en natuurgras
kunnen gevaloriseerd worden, hoe deze nevenstroom kan omgezet worden naar energie.
Uitdagingen daarbij zijn:
-
-
-
-
Verdere uitwerking van de reinigingstraat, d.i. de machine die het zwerfvuil, stenen,
aarde,…scheidt van het bermmaaisel. Verder ontwikkeling is nodig om de manuele
arbeid te reduceren( met magneten, optische ogen, windshifters), de bezinkingsstap
te verbeteren en de verschillende processtappen beter op elkaar af te stemmen.
Logistiek model verbeteren waarbij:
o Meer gepaste machines op het juiste tijdstip gegarandeerd kunnen worden
ingezet
o Verschillende onderdelen van de grasoogst op mekaar afstemmen
o Onderzoek naar gepaste opslag van het gras
Minimaal aanleverhoeveelheid in een bepaald tijdskader
Wijze van grasmaaien en verzameling dient afgestemd te worden op het uiteindelijke
verwerkingsdoel. (reduceren aarde in maaisel, verkleinen gras tijdens maaien,
zwerfvuil deels scheiden bij maaien,…)
Tijdsduur tussen maaien en aanleveren aan verwerkingsinstallatie verkorten
Samen met het uitwerken van antwoorden op deze uitdagingen kan onderzocht worden hoe
de verschillende betrokken partijen kunnen gaan samenwerken.
50
51
8.1.4 Project lokale valorisatie van landschapshout voor lokale warmtetoepassing met
oprichting van coöperatie landschapsenergie Limburg.
Het project is een samenwerking tussen de provincie Limburg, het Regionaal Landschap Lage
Kempen (promotor), Inagro, BB Projecten (BB projecten, Innovatiesteunpunt,
agro|bedrijfshulp (a|b) en agrobeheercentrum eco²), ZLTO (NL), Organic Research Center
(GB), TVEnergy (GB) en de Universiteit van Marburg (D).
doelstelling
Doelstelling is het tot stand brengen van lokale duurzame korte keten systemen om de tot
nu toe ongebruikte biomassa (hout) van landschapselementen te valoriseren voor lokale
energie en warmte productie op een economisch haalbare manier en rekening houdend met
ecologische en sociale beperkingen.
Landschapselementen zoals houtkanten zijn typisch voor grote delen van Limburg maar
hebben gaandeweg tal van economische functies verloren waarmee ook de aanwezigheid
van de houtkanten onder druk komt te staan. Deze houtkanten hebben ook ecologische
(biodiversiteit) en sociale functies (streekeigen, toerisme,…).
Indien we nu de houtkanten gaan beschouwen als lokale energieleverancier dan krijgen deze
houtkanten terug een economische waarde waardoor het behoud en beheer ervan
verzekerd is.
Met dit project zullen verschillende betrokken partijen houtkanten in Limburg planmatig
en op een duurzame wijze gaan beheren om de vrijgekomen en tot nu toe ongebruikte
houtige biomassa lokaal om te zetten in hernieuwbare energie.
Dit project draagt bij aan de doelstellingen om Limburg tegen 2020 klimaatneutraal te
maken. Daarnaast zorgt dit project voor een voorbeeldfunctie voor andere regio's en landen
en kan Limburg zich profileren als een groene, innovatieve en creatieve regio.
Actoren en rol
De verschillende partijen en hun rol:
-regionaal landschap Lage Kempen zal een beheervisie en -plannen uitwerken voor het
beheer van houtkanten
52
-landbouwsector en betrokken organisaties (innovatiesteunpunt, agrobeheercentrum Eco²,
agro|aanneming, Boerenbond)
- zijn eigenaar/gebruiker van gronden waar houtkanten staan;
- landbouwers zullen het beheer uitvoeren (machinale oogst hout, droging, opslag,
transport)
- toepassing van houtsnippers op landbouwbedrijven
- regionale overheden
- zijn eigenaar/gebruiker van gronden waar houtkanten staan;
- toepassing van houtsnippers in overheidsgebouwen;
- ondersteuning naar uitbouw lokale keten
Al voornoemde partijen zullen actief samenwerken om de lokale keten vorm te geven en te
laten functioneren.
-bedrijven/particulieren
- toepassing van houtsnippers
Kernuitdagingen
creatie logistieke keten, van oogst tot gebruik
-
Onderzoek en oprichting van samenwerkingsverbanden (bv coöperaties of
agrobeheergroepen) van alle relevante actoren (eigenaars houtkanten, landbouwers,
landschapsorganisaties, overheden, gebruikers van hernieuwbare energie)
- Uitwerking van een zakelijk model op lokaal niveau
- Inventarisatie biomassa in het omliggend landschap
- Creatie van logistieke keten/selectie en aankoop van machines voor oogst van biomassa
van hagen en houtkanten
Verschillende stappen in de keten zijn oogsten, verkleinen, transporteren, opslag en
drogen)
- Experimenteren met lokale stockage systemen
- Onderzoek brandstofkwaliteit van de houtsnippers
- Realisatie van lokale warmtetoepassingen
Beoordeling van ecosysteem services en duurzaamheid (milieu, sociaal, economisch)
- Onderzoek energetische waarde van houtkanten als energiebron
- Onderzoek naar technieken, machines en kwaliteit houtsnippers
- Onderzoek naar wetgevend kader op lokaal, nationaal en Europees niveau
- Onderzoek naar eco systeem diensten en duurzaamheid van houtkantenbeheer
- Onderzoek naar organisatievormen voor gebruik biomassa uit houtkanten
- Onderzoek naar economische aspecten
Planning tool om de biomassa productie te bepalen, rekening houdend met ecologische en
sociale beperkingen
53
-
Ontwikkeling van een planning tool die de biomassa productie optimaliseert zonder de
biodiversiteit en culturele waarden te verstoren
- Evaluatie van politieke framework - EU en nationaal (hout brandstof strategieën
inbegrepen, land gebruik en lokale planning)
Aanleiding tot samenwerking
1.Gebruik van natuurlijke bronnen: biomassa van landschapselementen valoriseren voor
lokale warmte productie is een onderwerp waar verschillende partners ervaring rond
hebben op verschillende delen van de keten. Het samenbrengen van deze ervaring zal elke
partner voordeel bieden om de gehele keten te realiseren.
2. Hernieuwbare energie: biomassa van hakhout (stammen worden elke 10-15 jaar gekapt
en groeien opnieuw uit) is een interessante manier om biomassa te produceren als
grondstof voor hernieuwbare energieproductie. Korte omloop hout is hiervan een voorbeeld
en verschillende partners hebben hier ervaring mee. Dit concept opnieuw uitbreiden naar
landschapselementen is een uitdaging in dit project.
3. Lokale korte-keten systemen: het verhogen van de onafhankelijkheid van lokale
gemeenschappen voor hun energievoorziening. De energie wordt lokaal geproduceerd, met
de mogelijkheid om prijzen te controleren en met voordelen voor de lokale gemeenschap.
Doordat lokale situaties de samenwerkingsvorm van dergelijke ketens zullen bepalen, zal het
samenwerken met verschillende partners in verschillende landen leerrijk zijn.
4. Biodiversiteit: hakhout is een interessante actie voor tal van bedreigde soorten van oude
landbouwlandschappen. Doordat dit in grote delen van de Noordwest-Europese regio stopte
in de 20e eeuw, gingen vele soorten sterk achteruit. Maatregelen voor deze soorten moeten
over grote gebieden genomen worden, in verschillende landen, om een werkelijk effect te
hebben. Links met Natura 2000 netwerk worden gemaakt waar mogelijk.
5. Klimaatverandering: door lokaal geproduceerde en hernieuwbare energie te promoten,
draagt dit project bij tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de CO2
uitstoot. Ook hier zal het effect geïnitieerd worden over een uitgestrekt gebied, niet enkel
op één plaats. De kwaliteit van de uitstoot van de stookinstallaties zal bijvoorbeeld
opgevolgd worden in pilots.
Ontwikkeling van de logistieke keten
Doel is om een logistieke keten te ontwikkelen waarmee de houtkanten zullen beheerd
worden en het hout omgezet naar een droge houtsnippers richting verwarming van
gebouwen.
Enkele mogelijke werkwijzen werden onderzocht:
54
Overzicht mogelijke in te zetten machines
Oogstmachines
Verzamelenruimen -transport
Behandeling
snippers
Stockage/droging
55
Kettingzaag
Velkop (afknippen of afzagen)
Kraan (mobiele of rupsen)
Traktor
Skidder
Presscolector
Forwarder
Containers
Walking floor - vrachtwagen
Hakselaar met of zonder voorraadbak
schredder
Trommelzeef
Sterrenzeef
Banddroger
Tunnels voor drogen bovengronds
Betonvloer en afdekken met folie
Loods met natuurlijke ventilatie of met
warme lucht via luchtkanalen
Geselecteerde werkwijze als voorbeeld
1) Oogsten van hout met mobiele kraan en velkop met verzamelfunctie en afknipmes
Motivatie keuze:
Mobiele kraan:
Aan de bandenkraan zal de velkop en de houtgrijper worden gemonteerd.
56
Inschatting is dat er een mobiele kraan met stabilisatiebalken en steunpoten nodig hebben
van minimum 16 Ton.
Werken met een bandenkraan geeft veel flexibiliteit om het werk uit te voeren langsheen
toch wel de specifieke omstandigheden van kle’s.







is zeer flexibel in te zetten langs houtkanten
rupskraan is niet noodzakelijk om te werken langs houtkanten en zou het transport van
de kraan bemoeilijken
andere werken zoals verleggen bomen e.d. kunnen er mee uitgevoerd worden
dimensie in overeenstemming met velkop en werkterrein
stabilisatiebalk en steunpoten
goede zichtbaarheid
aan en af koppelen werktuigen
geraamde prijsvork gebruik kraan met velkop en bestuurder: > 55 €/u
Velkop
Bomen vastklemmen en afknippen op de gewenste hoogte met een maximale diameter van
35 cm.
57
Afhankelijk van de boomdiameter en gewicht kan de boom worden vastgehouden in de klem
waarna onmiddellijk naar een andere te knippen boom kan gegaan worden.





Afknippen is minder slijtgevoelig dan afzagen
verzamelfunctie om meerdere bomen te verzamelen tov iedere afgeknipte boom
telkens neer te leggen
geen te hoog eigen gewicht
stabilisatiefunctie  geknipte boom dient door de velkop recht te worden gehouden
snel aan en af te koppelen
geraamde prijsvork gebruik kraan, bestuurder en velkop: 70-80 €/u
houtgrijper
Deze zal bediend worden door de kraan en hout kan daarmee opgehoopt worden of de
hakselaar kan ermee gevoed worden.





klem die als vingers dichtknijpen nodig voor kleiner materiaal te klemmen
eenvoudige doch sterke constructie
snel aan en af te koppelen
grijpwijdte
rotatorfunctie
geraamde prijsvork gebruik kraan, bestuurder en houtgrijper: 60-70 €/u
2) Hakselaar met voorraadbunker en invoerkraan, aangedreven door traktor
Motivatie keuze:
De hakselaar gaat het geoogste hout versnipperen.
58










voldoende capaciteit gerelateerd aan te verwachten werk
Te verwerken diameter van de stammen tot 42 cm
Invoeropening geschikt voor loofhout
Aandrijving door tractor van minimaal 180pk
Trommel ipv messen
Met onderstel
Voorraadbunker voor opvang snippers terwijl transport onderweg is
afstandbediening onafhankelijk van tractor
Calibratie van snippers dmv zeven
Verticale invoerrollen (beter voor landschapshout)
geraamde prijsvork gebruik machine, bestuurder en traktor: 150-180 €/u
3) afvoer van snippers met containertransportsysteem met 3 containers of met
vrachtwagens
De houtsnippers worden in de containers geblazen komende vanuit voorraadbunker van de
hakselaar en afgevoerd naar stockage voor droging en eventueel zeven.
Met dezelfde containers kan ook het transport naar de eindgebruiker uitgevoerd worden.
We denken aan containersysteem met twee laadbakken van +-30 m³ dat kan opgetrokken
worden op een onderstel en aan te koppelen aan een doorsnee traktor vanaf 120 pk.
geraamde prijsvork: 55-65 €/u
4) droging van de snippers
Mogelijkheden om snippers te drogen:
-
59
Droging in openlucht met een luchtdoorlatende folie als bedekking
-
60
Natuurlijke droging in open loods
Droging via luchtkanalen met onverwarmde buitenlucht
Droging via luchtkanalen of geperforeerde vloer met restwarmte van een
biogasinstallatie
8.1.5 Project: Oprichting coöperatie landschapsenergie
Een eerste lokale praktijktoepassing van de droge snippers afkomstig van de houtige kleine
landschapselementen is het verwarmen van een groep schoolgebouwen in Bocholt. Voor de
organisatie hiervan is in het najaar van 2013 de coöperatie landschapsenergie opgericht.
Hieronder zijn een korte situering en de stattuten weergegeven.
CONTACTGEGEVENS
DOELSTELLING
Landschapsenergie Limburg
Kaulillerweg 3, 3950 Bocholt
Agro|aanneming cvba: diestsevest 40, 3000 Leuven
[email protected]
Regionaal landschap Lage Kempen: grote baan 376, Houthalen
[email protected]
De coöperatie is opgericht in 2013 en het werkgebied is de
Belgische provincie Limburg met volgend doel:
Het verwarmen van gebouwen op een lokale en duurzame wijze
en het installeren, onderhouden, herstellen en uitbaten van
energie producerende installaties dienaangaande.
Activiteiten
Het stimuleren van lokale en duurzame energieproductie op basis
van grondstoffen uit het omliggende landschap, met respect voor
de ecologische, culturele en sociale functies die dat landschap
vervult. Met haar activiteiten wil Landschapsenergie CVBA een
maatschappelijke voorbeeldfunctie vervullen op het vlak van
investeringen in lokale, sociale, groene en CO2-neutrale
energieproductie uit het landschap.
STAKEHOLDERS
Deze informatie wordt weergegeven in de statuten van de
AANDELENSTRUCTUUR coöperatie die meteen na deze tabel zijn bijgevoegd.
GEOGRAFISCHE
SPREIDING
DAGELIJKSE LEIDING
LEDENWERKING
SUCCESFACTOREN
 economische valorisatie van landschapselementen waardoor
deze terug een functie krijgen en beheerd worden.
 Toepassing van hernieuwbare en lokaal geproduceerde
energie.
 Initiatiefnemers nemen begeleiding en organisatie op zich
richting de betrokkenen die een snipperketel wensen te
installeren.
 Creatie van een lokale economie.
 Landschapselementen vervullen rol als
biodiversiteitsversterker en bepalen mee de identiteit van de
streek.
61


REMMENDE ASPECTEN


CONCURRENTEN



62
Opdeling in lokale afdelingen zodat het lokale principe kan
behouden blijven.
Financiële incentive door de besparing op de energiefactuur.
Hout is goedkoper dan de in vele gevallen gebruikte stookolie.
Hoge investeringskosten van houtsnippersinstallaties leiden
tot slechts een beperkt aantal investeringen
Een houtsnipperinstallatie als verwarmingsbron vergt meer
opvolging en risico op storingen is groter dan vergelijkbare
installaties op fossiele brandstoffen.
Fossiele brandstoffen: houtverbrandingsinstallaties vragen
meer tijd en onderhoud dan conventionele
verwarmingsinstallaties. Samen met de onzekerheid naar
prijsvorming op langere termijn zijn dit redenen om niet over
te schakelen.
Aannemers: naast lokale landbouwers kunnen de
aannemingswerken als oogst, opslag en droging eveneens
georganiseerd worden door lokale aannemers in periodes van
minder werk. Op die manier kunnen zij tegen lagere
kostprijzen de werkzaamheden uitvoeren.
Leveranciers van houtsnippers: op de markt zijn verschillende
commerciële leveranciers van houtsnippers actief
8.1.6 Project: “De Hagendorser” Haspengouw. Samen sterk voor natuur en landschap.
De Hagendorser was een onderdeel van een Leaderproject “Duurzaam behoud van het
Haspengouws landschap” dat liep van januari 2009 tot december 2011. Het project was een
samenwerking tussen het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, agro|aanneming,
De Wroeter (sociaal economie) en de Nationale Boomgaardstichting.
doelstelling
In het Haspengouwse en Voerense landschap is het onderhoud van landelijke hagen een
hele klus. De laatste tien jaar nam de hoeveelheid hagen toe door stimulans van
beheerovereenkomsten, landschapsteams en ruilverkaveling. Er bestaat het reële gevaar dat
slecht onderhouden hagen verdwijnen en nieuw aangeplante hagen verwilderen. Om de
Haspengouwse hagen niet te laten verkommeren – en stimuleringsmaatregelen vruchteloos
te laten, is het noodzakelijk het onderhoud van hagen structureel aan te pakken.
Agro|Aanneming en het Regionaal Landschap kwamen tot een gezamenlijke aanpak en zo
schafte Agro|Aanneming de hagendorser aan, een haagscheermachine om landelijke hagen
op een efficiënte wijze te scheren.
Enkele landbouwers uit de streek besturen de machine. Het is een mooie aanvulling voor
hun bedrijfsvoering. Hagen scheren is hoofdzakelijk winterwerk en in de lente, wanneer het
druk is voor de landbouwers op het veld, mogen er geen hagen geschoren worden omwille
63
van het broedseizoen. Door samenwerking met de sociale werkplaatsen is het mogelijk om
ook de moeilijk bereikbare hagen handmatig te onderhouden.
Nu het onderhoud van de hagen eenvoudiger
is, zal dit ertoe leiden dat bestaande hagen
niet verwaarlozen en verwilderen. Bovendien
zullen bewoners van het Haspengouwse
landschap sneller kiezen voor een authentieke
erfafscheiding als zij ervan op de hoogte zijn
dat het onderhoud van de haag eenvoudig en
efficiënt is geworden.
Werking van de machine
De hagendorser heeft een zes meter lange arm die uitgerust is met een slagmaaier. In
tegenstelling tot bijvoorbeeld een klepelmaaier worden de hagen in dit systeem gesneden.
Daardoor zullen de twijgen minder snel inscheuren of uitrafelen en neemt het rendement
toe. De combinatie snijden, mulchen en in de haag blazen met een bladblazer die eveneens
op de machine is gemonteerd, zorgt ervoor dat de werkzaamheden in één beweging kunnen
gebeuren. En nadien moet er vrijwel geen snoeisel opgeruimd worden. Bovendien blijven de
wegen en fietspaden, gelegen langs een haag, proper. De hagendorser kan drie zijden van de
haag snoeien. De moeilijk bereikbare hoeken worden handmatig geschoren door een ploeg
van De Wroeter, waarmee agro|aanneming een samenwerkingsverband heeft gesloten.
De groeiende goede reputatie van de Hagendorser
toont zich in het aantal meters haag dat wordt
geschoren, het aantal klanten dat wordt bediend en
het aantal dossiers dat in behandeling is. Los van deze
getalsmatige gegevens is momenteel het Agentschap
voor Natuur en Bos een vaste klant, evenals zes
gemeenten (Lanaken, Riemst, Voeren, Zutendaal,
Bilzen en Sint-Truiden). Daarnaast is er met de
gemeente Riemst een project gestart waarbij een
totaalaanbod gedaan wordt voor het scheren van particuliere hagen binnen de gemeente.
Uit het aantal hagen waarvoor de VLM een beheerovereenkomst heeft afgesloten voor
aanplant of onderhoud kan de potentie worden afgeleid met betrekking tot het aantal km te
scheren hagen waarvoor de hagendorser kan worden ingezet in de toekomst. We zien
bijvoorbeeld dat er maar liefst 171 km haag onderhouden dient te worden op basis van de
beheerovereenkomst. Veelal gebeurt dit door de landbouwer zelf, maar door gerichte acties
kan het aandeel voor de hagendorser in toekomst wellicht toenemen.
64
Jaar Dossiers Klanten
2009
140
107
2010
201
132
2011
237
173
Ook na het project is de Hagendorser verder blijven scheren onder de werking van
agro|aanneming.
Prijszetting
Iedereen binnen een bepaalde regio kan in principe beroep doen op de Hagendorser. Enige
voorwaarde is dat de haag aan volgende voorwaarden voldoet:
- De haag is gelegen in landelijk gebied (geen tuinen)
- De haag is minstens 50 m lang
- Er zijn geen loshangende prikkeldraden en/of palen buiten het profiel van de haag.
- De haag werd max. 2 jaar geleden geschoren
De hagen worden aan 3 kanten geschoren: zowel de 2 zijkanten als de bovenkant en het
snoeisel is opgeruimd. De prijs voor het scheren van de haag is als volgt berekend:
Post
Vaste aanrijvergoeding
Hagen tot 1,8 m
Hagen van 1,8 tot 2,4 m
Hagen van 2,4 tot 3,0 m
Hagen van meer dan 3,0 m
Handmatig scheren hoeken, kanten en achterstallig onderhoud.
Prijzen zijn exclusief 21% btw.
Aanleiding tot samenwerking
65
Bedrag
30,00
0,45
0,55
0,70
69,00
80,00
EH
€
€/lm
€/lm
€/lm
€/u
€/u
Zoals hierboven te lezen is, werkt de Hagendorser momenteel zonder opvang; het
versnipperde snoeisel wordt met een bladblazer in de haag geblazen. Als de machine
voorzien wordt van een afzuigsysteem, zoals bij gras al frequent bestaat, kan de machine het
snoeisel opvangen. Er dient dan nog een interessante afzet gevonden worden.
Wanneer er een oplossing gevonden is voor de opvang van het snoeisel, kan een
samenwerking opgestart worden met volgende partijen:
- Opdrachtgevers als ANB, landbouwers, particulieren, overheden, enz.
- Enkele landbouwers: die volgens eigen planning de hagen gaan scheren ;
- Agro|aanneming: voor de algemene coördinatie, de facturatie, wettelijke
omkadering, inzet van landbouwers voor de uitvoering van de werken;
- Een afnemer van de biomassa .
66
8.1.7 Coöperatie Bio-energiedorp Oberrosphe
©Inge Goessens
CONTACTGEGEVENS
DOELSTELLING
Bioenergiedorf Oberrosphe eG
Am Katzler 17
35083 Wetter-Oberrosphe
Duitsland
Hans Bertram
E [email protected]
T 0049 6423 2871
Duurzame warmtelevering aan de leden van de coöperatie door
het aanwenden van lokale en eigen energiebronnen zoals hout,
andere biomassa en de zon.
Erkend worden als een ‘bioenergiedorf’. De voorwaarden zijn de
volgende:
 Zoveel elektriciteit produceren als door het dorp zelf verbruikt
wordt
 De warmtevoorziening van het dorp gebeurt minstens voor de
helft vanuit biomassa
 De productie-installaties bevinden zich minstens voor 50% in
handen van de inwoners die warmte aankopen
De erkenning als bioenergiedorf werd in 2012 behaald. De
implementatie van het biogas van een lokale vergister in 2011 was
de cruciale stap om dit te bereiken. De biomassa-installatie die
reeds sinds 2008 in werking is produceert immers geen
67
elektriciteit.
ACTIVITEITEN
Warmtelevering aan de aangesloten coöperanten door:
 Houtverbrandingsinstallatie van 850 kW met als brandstof
lokaal geproduceerde houtsnippers
 Aanleg van een warmtenet van 7,2 km
 Installatie van 77 kWp zonnepanelen
 Gebruik van biogas van een naburige vergister voor de
aandrijving van warmtekrachtkoppeling
STAKEHOLDERS
 Afnemers van warmte: goedkoper en duurzaam alternatief in
vergelijking met stookolie
 De lokale overheid: de coöperatie draagt bij aan de
klimaatdoelstellingen en de CO2 reductie van de regio.
AANDELENSTRUCTUUR Elke eindafnemer van warmte heeft 12 aandelen van 500 euro
dienen aan te kopen. De totale instapkost bedraagt bijgevolg 6.000
euro.
Elke aandeelhouder heeft één stem.
GEOGRAFISCHE
Lokale coöperatieve voor het dorp Oberrosphe, gelegen in het
SPREIDING
district Marburg Biedenkopf
DAGELIJKSE LEIDING
De dagelijkse leiding is in handen van het lokale bestuur.
LEDENWERKING
Bijeenkomsten op regelmatige basis zodat een nauwe
betrokkenheid van de coöperanten gegarandeerd is
SUCCESFACTOREN
 Lokaal is er veel biomassa beschikbaar
 De stookolieprijs ligt in Duitsland een stuk hoger dan in
Vlaanderen waardoor een hogere vergoeding kan gevraagd
worden voor de warmte
 Een aantal lokale en gemotiveerde trekkers die sterk gesteund
werden door onder andere de gemeente
 Ondersteuning vanuit de overheid voor de uitvoering van een
haalbaarheidsstudie
 Toegankelijk voor alle inwoners van het dorp, onafhankelijk de
ligging van hun woning
 Alle gebruikers zijn coöperant en dus betrokken bij de werking
van de coöperatie
 Alle coöperanten besparen jaarlijks op hun energiefactuur
 Het dure warmtenet werd eveneens deels mede door
ondersteuningsmaatregelen vanuit de overheid gefinancieerd
anders was de rendabiliteit niet zo eenvoudig geweest
 Vinden van een geschikte locatie voor de energieproducerende
installatie
REMMENDE ASPECTEN  Hoge investeringskost van een dergelijk project
 Milieu-eisen: bijkomende filterinstallatie betekenen extra
kosten
 Tijd om alles af te stemmen en opgestart te krijgen
CONCURRENTEN
Aangezien alle afnemers in de coöperatie verenigd zijn, is er geen
concurrentie te verwachten van andere warmteleveranciers. Wel
biedt een individuele installatie op biomassa of fossiele
68
TOETSING ICA PRINCIPES
69
brandstoffen zoals stookolie een concurrent. 110 van de 240
huishoudens van het dorp zijn niet aangesloten op het warmtenet.
Alle ICA principes worden voldaan.
8.1.8 Coöperatie Bois Bocage Energie
COOPERATIE Bois Bocage Energie B²E
©Inge Goessens
©Inge Goessens
©Bois Bocage Energie
CONTACTGEGEVENS
DOELSTELLING
70
SCIC Bois Bocage Energie
Place de l’Eglise
61800 Chanu
Frankrijk
E [email protected]
T 0033 02 33 65 15 56
De coöperatie, opgericht in 2006, wil een duurzame
warmtelevering garanderen aan de leden van de coöperatie door
het aanwenden van lokale en eigen energiebronnen afkomstig
vanuit lokale landschapselementen. De doelstellingen zijn:
 Bocage: onderhoud van lokale landschapselementen zodat
het typische landschap opnieuw hersteld wordt en een
economische herwaardering krijgt
 Kwaliteit: lokale houtsnippers leveren die voldoen aan
samenstelling en vochtigheidsgraad voor kleinschalige en


middelgrote installaties
Lokaal: traceerbaarheid en garantie van lokale herkomst (<10
km) zodat bijgedragen wordt aan de lokale werkgelegenheid
Leveringsgarantie: voorziening over een lange termijn
Het doel is niet winst maken maar een evenwicht tussen
aankoopprijs van grondstoffen en verkoopprijs van klanten
garanderen. Om tot deze win-win situatie te komen werden
volgende principes naar voor geschoven:
 Een correcte vergoeding voor de arbeid van de producenten
 Verkoop van hout aan een eerlijke prijs
 Samen aan de milieudoelstellingen werken
 Opzetten van een lokale economie die ten voordele is van
lokale actoren
ACTIVITEITEN
Verhandelen van versnipperd hout afkomstig van lokale
landschapselementen. De belangrijkste activiteiten zijn:
 Aankoop en verkoop van houtsnippers:
o Brandstof voor verwarmingsinstallaties
o Mulch voor tuin of paden
o Strooisel voor dieren, ....
 Collectief beheer van een opslagplaats en een droogruimte
 Bevordering van investering in hernieuwbare energie
 Ondersteuning bieden bij haalbaarheidsstudies van
energieprojecten op basis van houtsnippers
STAKEHOLDERS
 Klanten die hout of warmte afnemen: zekerheid van een
continue kwaliteit brandstof aan een stabiele prijs met een
bijdrage aan het lokale landschapsbeheer
 Producenten: faciliteren van drogen en verkopen van hun
producten. Een contract met de coöperatie legt jaarlijks de
prijs maar ook de kwaliteit van de brandstof vast. De
coöperatie informeert de producenten eveneens over een
goed en duurzaam beheer van de landschapselementen.
 De lokale overheid: de coöperatie draagt bij aan de
klimaatdoelstellingen en de CO2 reductie van de regio.
AANDELENSTRUCTUUR Elke aandeelhouder betaalt een jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage
van 50 euro. Er zijn een 70-tal producenten van houtsnippers en
een 130 individuele en 10 gemeentes die de houtsnippers
aankopen.
GEOGRAFISCHE
Om het lokale karakter van de coöperatie te behouden werden in
SPREIDING
Normandië 11 lokale afdelingen opgericht. De lokale afdelingen
organiseren de aankoop en verkoop van houtsnippers. De centrale
afdeling vervult alle administratieve aspecten en zorgt voor lokale
aanspreekpunten.
DAGELIJKSE LEIDING
De dagelijkse leiding gebeurt vanuit de centrale administratieve
structuur.
LEDENWERKING
De coöperatie biedt aan zijn leden verschillende ondersteuning :
71

Minstens zesmaandelijkse bijeenkomst om de prijzen vast te
leggen, de aan te leveren hoeveelheden en de verdeling
tussen de verschillende producenten
 Continue bijscholing naar onderhoud van de
landschapselementen en informatie-uitwisseling van
producenten van houtsnippers
De coöperatie wil sinds 2009 naast het aanbieden en vermarkten
van houtsnippers eveneens inspelen op de markt door:
 Ondersteuning te bieden in haalbaarheidsstudies
 Technische ondersteuning te bieden bij de installatie van
houtverbrandingsinstallaties
SUCCESFACTOREN
 Lokale economische valorisatie van landschapselementen
waardoor deze terug beheerd kunnen worden
 Creatie van een lokale economie
 Ondersteuning naar haalbaarheid en technische installatie
vanuit de coöperatie
 Op regelmatige basis goede afspraken maken zoals de
gezamenlijke vastlegging van prijzen en vergoedingen met als
uitgangspositie een eerlijke vergoeding voor alle partijen
zonder winst na te streven. Alsook de afspraak wie welke
hoeveelheden aanlevert aan de coöperatie
 Opdeling in lokale afdelingen zodat het lokale principe kan
behouden blijven
 Financiële incentive door de besparing op de energiefactuur.
Hout is goedkoper dan het in vele gevallen gebruikte
stookolie
REMMENDE ASPECTEN  Hoge investeringskosten van houtsnippersinstallaties leiden
tot slechts een beperkt aantal investeringen
 Een houtsnipperinstallatie als verwarmingsbron is
arbeidsintensiever dan de vergelijkbare installaties op fossiele
brandstoffen
 Oogsten van houtkanten is heel arbeidsintensief
CONCURRENTEN
 Fossiele brandstoffen: houtverbrandingsinstallaties vragen
meer tijd en onderhoud dan conventionele
verwarmingsinstallaties. Samen met de onzekerheid naar
prijsvorming op langere termijn zijn dit redenen om niet over
te schakelen.
 Aannemers: naast lokale landbouwers kunnen de
aannemingswerken als oogst, opslag en droging eveneens
georganiseerd worden door lokale aannemers in periodes van
minder werk. Op die manier kunnen zij tegen lagere
kostprijzen de werkzaamheden uitvoeren.
 Leveranciers van houtsnippers: op de markt zijn verschillende
commerciële leveranciers van houtsnippers actief
TOETSING ICA
Alle ICA principes worden voldaan.
PRINCIPES
72
9.1.9 Coöperatie Boer zoekt buur voor zonnepanelen
CONTACTGEGEVENS
Stichting Tripel I-S
Maldenhof 477
1106 EN Amsterdam
Nederland
E [email protected]
T 0031-20-6972999
DOELSTELLING
 het versterken van een betekenisvolle relatie van boer en buur
 met het zonnepanelenproject 'BOERzoektBUUR' ook een
oplossing van het klimaatprobleem dichterbij brengt door het
helpen opwekken van zonne-energie, m.b.v. zonnepanelen voorgefinancierd door burgers - op de daken van
boerenbedrijven (zie www.boerzoektbuur.nl)
 het verduurzamen van de agrarische sector;Een
windmolenpark in eigen beheer opbouwen en uitbaten
zodat
©Inge
de winsten en baten van windenergie ten voordele
van de
Goessens
lokale stakeholders blijven.
ACTIVITEITEN
Faciliteren van investeringen in zonnepanelen door buren bij de
landbouwers
STAKEHOLDERS
 De landbouwers als dakeigenaar en producent van voedsel
 De buur als investeerder en consument
AANDELENSTRUCTUUR De landbouwer is eigenaar van de installatie van fotovoltaïsche
zonnepanelen. Hij sluit een contract af met zijn buur die mee
investeert in de panelen. In ruil voor een aandeel van 250 euro
73
krijgt de buur 6 ondertekende en gestempelde waardebonnen.
Met deze waardebonnen kan producten of diensten bij de
landbouwer kopen. Het voordeel van de buur blijft evenwel
beperkt tot deze 6 waardebonnen. Na 6 jaar kan de buur geen
aanspraak meer maken op een vergoeding.
GEOGRAFISCHE
Dergelijke initiatieven zijn altijd zeer lokale projecten tussen
SPREIDING
landbouwers en hun omwonenden.
DAGELIJKSE LEIDING
Het project wordt gecoördineerd en gefaciliteerd voor Triple I-S.
Echter de praktische uitvoering is volledig ten laatste van de
betrokken landbouwer. De landbouwer gaat zelf op zoek naar
geïnteresseerde buren en laat zelf de panelen installeren.
LEDENWERKING
Door het project wordt de afstand tussen boer en buur verkleind.
Niet alleen zijn er de lokale producten waarmee de buren
kennismaken. Eveneens zullen alle deelnemende bedrijven de
buren uitnodigen voor een jaarlijkse ontmoetingsdag.
SUCCESFACTOREN
 Eenvoudig concept: 250 euro investering van buur levert 6
voedselbonnen
 Voordeel voor buur door meeropbrengst en voordeel voor
landbouwer door voordeliger financiering dan bij lening
 Promotiemateriaal en campagne via vast stramien
 Positieve impact op landbouwer en zijn omgeving
 Motivatie van de betrokken landbouwer dient voldoende hoog
te zijn aangezien deze zelf op zoek moet naar geïnteresseerde
buren
 Economische rendabiliteit is zeer belangrijk
REMMENDE ASPECTEN  Het wegvallen van het steunkader in Vlaanderen heeft ervoor
gezorgd dat dergelijke projecten hier niet doorgebroken zijn
 Bijdrage die aan Triple i-S dient betaald te worden voor het
promotiemateriaal (500 euro). De installatie van de
landbouwer zal voldoende groot moeten zijn om er een
voordeel uit te halen
CONCURRENTEN
 Landbouwer die zelf investeert in zonnepanelen
 De buur die zelf zonnepanelen plaatst
 Een projectontwikkelaar die daken bij landbouwers huurt en
aldus de kans om dergelijke projecten te ontwikkelen in de
kiem smoort.
TOETSING ICA
De ICA principes zijn niet van toepassing aangezien het geen zuiver
PRINCIPES
coöperatief model betreft maar eigenlijk een contractuele
verbintenis tussen twee partijen nl buur en boer.
74
8.1.10 Coöperatie Windpark Bimolten
©Inge Goessens
CONTACTGEGEVENS
Windpark Bimolten Verwaltungsgesellschaft
Schoolsteege 7
48527 Nordhorn
Duitsland
Jan Marrink
T 0049 5941 8156
DOELSTELLING
Een windmolenpark in eigen beheer opbouwen en uitbaten zodat
de winsten en baten van windenergie ten voordele van de lokale
stakeholders blijven.
ACTIVITEITEN
Uitbating van een windmolenpark met 14 grote windturbines
STAKEHOLDERS
 De landbouwers als eigenaars van de gronden
 De omwonenden als partij die potentiële hinder zal
waarnemen
 De lokale overheid als ondersteuner en facilitator van het
project
 De distributienetbeheerder aangezien alle elektriciteit terug
geleverd zal worden aan het distributienet
AANDELENSTRUCTUUR Elke landbouwers is mede-aandeelhouder. Om de windturbines te
financieren werden een aantal bijkomende turbines verkocht aan
een projectontwikkelaar. Op die manier was het mogelijk zonder al
te veel bijkomende lasten te investeren in windenergie.
GEOGRAFISCHE
Lokale coöperatie in handen van 34 landbouwers uit de omgeving.
SPREIDING
DAGELIJKSE LEIDING
De dagelijkse leiding is in handen van het lokale bestuur. De
trekker van het project is overduidelijk Jan Marrink.
LEDENWERKING
De 34 grondeigenaren maar eveneens de lokale omwonenden
gaan op regelmatige basis in dialoog. Door een vergoeding te
voorzien voor de lokale omwonenden en hun ook mee de baten te
75
laten genieten, zijn de verhoudingen heel goed.
SUCCESFACTOREN
 Ligging van het gebied in een zone die voor windenergie in
Duitsland aangeduid was
 Lokale gedreven trekker onder de vorm van Jan Marrink
 Steun en overtuiging van alle lokale grondeigenaars. Eén
eigenaar die recht van opstal geeft, kan het ganse verhaal in
elkaar doen vallen
 Steun van de lokale politiek
 Alle omwonenden die hinder ervaren krijgen een vergoeding.
Op die manier horen ze de melodie van de molens en niet het
lawaai.
 Alle grondeigenaren krijgen een vergoeding onafhankelijk of er
een turbine op hun grond staat of niet met een bijkomende
vergoeding voor zij die wel een molen op hun grond hebben.
Op die manier is er draagvlak voor het project bij alle lokale
grondeigenaren
 Economische rendabiliteit door een gunstig subsidieklimaat
REMMENDE ASPECTEN  De eerste stappen naar samenwerking waren de moeilijkste.
De landbouwers moesten investeren zonder enige garantie op
succes.
 Concurrentie en uitnodigende voorstellen van andere
projectontwikkelaars
 De beperkingen en dure investeringen die gepaard gaan bij het
aansluiten van dergelijke projecten op het distributienet.
CONCURRENTEN
 Projectontwikkelaars: het is belangrijk dat iedereen dezelfde
keuze maakt. Als er één grondeigenaar in het gebied is die een
contract tekent met een projectontwikkelaar valt het ganse
plan in duigen.
 Energieproductie vanuit fossiele brandstoffen: elektriciteit
vanuit windenergie is een duurzame maar sterk fluctuerende
elektriciteitsbron.
TOETSING ICA
Alle ICA principes worden voldaan.
PRINCIPES
76
8.1.11 Vergisting van witloofwortels: kan het samen?
Als witloofteler zit je na afloop van de forcerie steeds met een aanzienlijk volume
afgestookte witloofwortels, -blaadjes en vezelwortels. Dit organisch afval wordt op heden
voornamelijk gebruikt als veevoeding maar bevat ook veel energie. De omzetting van deze
energie in bruikbare warmte en elektriciteit, komt de rentabiliteit van een bedrijf ten goede.
In kader van het Europese project ARBOR gaan de Nationale Proeftuin Witloof en DLV
InnoVision met steun van de provincie Vlaams-Brabant en Universiteit Gent na hoe deze
reststroom op een witloofbedrijf optimaal gevaloriseerd kan worden via vergisting.
Bij vergisting komt biogas vrij dat na verbranding in een WKK (warmtekrachtkoppeling)
elektriciteit en warmte oplevert. Om tot een optimale rentabiliteit te komen worden
verschillende scenario’s naast elkaar gelegd die factoren zoals schaalgrootte en bestemming
van de outputstromen in rekening brengen.
Vergisting op bedrijfsniveau
Bedrijfsgebonden kleinschalige vergisting biedt enkele voordelen ten opzicht van de grotere
gecentraliseerde biogasinstallaties. Bij bedrijfsgebonden vergisting wordt er enkel uitgegaan
van bedrijfseigen organische stromen, zo is men niet afhankelijk van externe afvalstromen
met vaak schommelende prijzen en beschikbaarheid.
De schaal van de vergister wordt aangepast aan het energieverbruik en -profiel van het
bedrijf. Het is immers financieel interessanter om de opgewekte groene stroom zoveel
mogelijk op het eigen bedrijf aan te wenden dan deze op het net te injecteren. Verder moet
ook de restwarmte van de WKK optimaal aangewend worden. Deze voorwaarden
(synergiën) dienen optimaal ingevuld te worden om een zo rendabel mogelijk geheel te
krijgen. Ook de afzet van het digestaat, het uitgegiste product moet grondig bekeken
worden want het kan een bijkomende kost betekenen.
Indien we deze voorwaarden afwegen voor een witloofbedrijf dan moeten we besluiten dat
een individueel (gemiddeld) witloofbedrijf met zo’n 750 ton reststromen niet over
voldoende biomassa beschikt om de nodige investering te rechtvaardigen. We moeten met
andere woorden op zoek gaan naar verschillende witloofproducenten om samen het nodige
volume reststromen bijeen te krijgen.
77
Samenwerking
Op basis van verschillende becijferde scenario’s stellen de onderzoekers een kritisch volume
van 10.000 ton reststromen voorop om de witloofproducenten een waardig alternatief te
bieden (±8 - 10 €/ton) in vergelijking met de huidige prijs die wordt verkregen indien de
geforceerde wortels als veevoeder worden aangeboden (±4 €/ton, maar sterk variërend).
Om dit volume te bereiken werd overleg gepleegd met verschillende clusters van
witlooftelers in Vlaams-Brabant. Afgaande op de positieve reacties tijdens deze
bijeenkomsten kan dit volume bereikt worden en is het zinvol om verdere stappen te
ondernemen.
Een volgende belangrijke stap is de locatie van de vergister. Ondanks het gunstige
elektriciteitsprofiel van een witloofbedrijf (vrijwel constant jaarrond) verbruikt een
witloofbedrijf weinig tot geen warmte waardoor de restwarmte van deze vergister (1500
MWh/jaar) niet kan gevaloriseerd worden. Dit blijkt vaak dé uitdaging bij kleinschalige
vergisting. De investeringskost voor alternatieven zoals het gebruik van de restwarmte in
een nageschakelde verwerking van het digestaat wegen bij dergelijke kleine schaal te zwaar
door. Gezien de continue warmteproductie van de vergister dient er dus op zoek gegaan te
worden naar een makkelijk te integreren warmtevraag in de winter én in de zomer. De
restwarmte van een vergister op rundveemest wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het
opwarmen van het spoelwater voor de melkrobot.
Een bijkomende randvoorwaarde is de locatie van de vergister. Deze dient zich in de
nabijheid van de deelnemende witloofproducenten te bevinden gezien transport eveneens
een belangrijke kostenpost is.
Vervolg
Om een geschikte locatie te vinden werd samen met Innovatiesteunpunt overleg gepleegd
met de stad Aarschot en Interleuven. Hieruit kwamen verschillende pistes naar voren die
intussen onderzocht werden. Industriële bedrijven met warmtebehoevende processen of
een openbaar zwembad zijn enkele van deze mogelijkheden.
Het probleem is echter dat onderzoek een ding is maar als het erop aankomt om concrete
stappen te zetten er op een aantal niveaus heel wat koudwatervrees heerst. Men is bang om
zich voluit te engageren en om effectief tot de oprichting van een samenwerkingsverband
over te gaan. Argumenten die dan worden ingeroepen zijn dan de onbekendheid met de
technologie, het risico, de onzekerheid over de toelevering van de grondstoffen, de kost van
de investering enz.
78
Er is rond Aarschot heel wat vergaderd en heel wat gestudeerd. Alle gegevens liggen op
tafel. Bij afsluiten van deze handleiding was er echter nog geen concreet initiatief genomen.
Niet elk idee leidt direct tot een realisatie omdat er partners zijn in het verhaal die in de loop
van de tijd van gedacht kunnen veranderen. Een beloftevol idee komt daarmee soms
helemaal op losse schroeven te staan.
Ook dat is een aspect van samenwerking waarmee men vooraf best rekening houdt.
8.1.12 Ervaringen van het agrobeheercentrum Eco²
Een van de instrumenten van het agrobeheercentrum Eco² is agro|aanneming; met deze
CVBA wordt voornamelijk gewerkt rond landschaps- en natuurbeheer: bv. maaiwerken en
beheer van houtkanten, … zijn courante zaken. Land- en tuinbouwers, loonwerkers of
tuinaannemers kunnen werkende vennoot worden en voeren de opdrachten uit.
Verschillende opdrachten brengen ook biomassa (hout en gras) met zich mee. Deze, vaak
onbenutte, biomassastromen zouden op lokaal niveau gebruikt kunnen worden. Hieronder
een niet limitatieve lijst van werken die agro|aanneming uitvoerde en waar biomassa
vrijkomt.
Opdrachtgever
Agentschap voor natuur en bos
Regionaal landschap
Haspengouw & Voeren
Type
Omschrijving
biomassa
Ophalen en afvoeren biomassa
Hout
Recentste
uitvoering
2013
Snoeien Sint-Pieters-Voeren
2013
Onderhoud 2 rietvelden Gooik Gras
Parkonderhoud domein de
Agentschap voor natuur en bos
Wolsfputten in Dilbeek
Hout
Agentschap voor natuur en bos Maaiwerken verschillende percelen
Provincie West-Vlaanderen
Maaien oude spoorwegbedding
Agentschap voor natuur en bos Ophalen en afvoeren biomassa
Gemeente Boortmeerbeek
Ophalen en afvoeren biomassa
Snoeien van bomen langs
Particulier
landbouwperceel
Agentschap voor natuur en bos Maaiwerken Ravelskamp
Agentschap voor natuur en bos Maaiwerken Exterheide Beernem
ABG Dijleland
Onderhoudswerken houtkanten
Maaien met afvoer van ANB
Agentschap voor natuur en bos
domeinen in Hoeilaart
Maaien met afvoer van ANB
Agentschap voor natuur en bos
domeinen in Antwerpen
Provinciedomein Kessel-Lo
Maaien met afvoer
Hout
Hout &
Gemeente Gooik
79
2013
Gras &
Gras
Gras
Hout
Hout
2013
2013
2013
2013
2013
Hout
Gras
Gras
Hout
2013
2012
2012
2012
Gras
2012
Gras
Gras
2012
2012
A. Het gebruik van gras (zowel bermmaaisel als natuurgras) voor de productie van
elektriciteit in een mesofiele vergistingsinstallatie.
In Halle hebben we al enkele malen samengewerkt met een landbouwvergister (Groene
Stroom Lievens). Enerzijds was er het Leaderproject Kyoto in het Pajottenland, waar we 500
ton bermmaaisel aangevoerd en bewerkt hebben om te vergisten, anderzijds hebben we
ook getest welk potentieel natuurgras heeft voor de vergisting. Zowel bermmaaisel als
natuurgras hebben theoretisch veel potentieel naar vergisting toe; er is zeer veel gras
beschikbaar en momenteel worden vaak hoge prijzen betaald om het gemaaide gras af te
zetten. Praktisch is het een heel ander verhaal. Hieronder staan de voor- en nadelen
opgesomd.
-
Voordelen van het gebruik van gras (zowel bermmaaisel als natuurgras) voor de
productie van elektriciteit in een mesofiele vergistingsinstallatie





-
Afvalstroom wordt omgezet tot een invoerstroom voor het opwekken van
energie.
Veel gras beschikbaar waar een betaalbare en nuttige toepassing voor wordt
gezocht.
Het is een lokaal gebeuren: over een grote afstand transporten is niet nodig als
het lokaal verwerkt kan worden.
Het is een goedkope inputstroom met veel theoretisch potentieel (met 10 ton
maaisel kan je 1 gezin een jaar lang van stroom voorzien).
Het is een alternatief voor de compostering.
Nadelen van het gebruik van gras voor de productie van elektriciteit in een mesofiele
vergistingsinstallatie
ALGEMENE NADELEN



80
Maaisel komt vrij in twee pieken per jaar. Een vergister moet rekening houden
met het voedingspatroon en kan op die korte tijd al het maaisel onmogelijk
verwerken. Er moet dus een goede, financieel te verantwoorden manier van
bewaring gevonden worden, vb. inkuiling.
Het duurt lang eer het geoogste gras vergist kan worden, op die manier gaat er
veel gaspotentieel verloren. Bij de oogst zijn vaak verschillende bewerkingen
nodig: maaien, harken, oprapen / persen, verzamelen, transporteren.
Het is een complexe logistieke trein waar alles met goede afspraken kort na
elkaar dient te gebeuren. Als een van de stappen vertraging oploopt, kan dit
verdere bewerkingen hinderen met een groot gasopbrengstverlies tot gevolg.
Een aangepaste machine om gras in een regio gepast te verzamelen is ev
aangewezen.



Aangepaste maai en verzameltechnieken zijn aangewezen ifv vergisting (minder
zand, goede snijlengte, …)
Afnemers van het digestaat vrezen voor de aanwezigheid van onkruidzaden. Er
zijn echter studies die aantonen dat het probleem kleiner is dan de vrees.
Gras is wel goedkoop, toch heeft het praktisch een veel lagere gasopbrengst dan
andere inputstromen.
Wetgeving:
o Maaisel dat niet geoogst wordt in functie van veevoederwinning wordt
aanzien als organisch afval.
o Er zijn vergunningen (milieu, transport) nodig wat betreft opslag en
transport
o OVAM blijft bermmaaisel als afval beschouwen.
NADELEN BIJ HET GEBRUIK VAN NATUURGRAS


Natuurgras wordt doorgaans lang geoogst. Soms is het ook een eis van de
opdrachtgever, maar vaak is het ook de makkelijkste manier van oogsten. Om
een goed product te bekomen is een bijkomende stap nodig: nl. versnijden of
hakselen. Dit is echter een grote extra kost.
Logischerwijs zijn natuurpercelen niet de meest toegankelijke percelen.
Hellingen, natte ondergrond, onregelmatige vaak kleine percelen, eisen van de
opdrachtgever, enz. bemoeilijken hier een vlotte oogst met bestaande machines.
NADELEN BIJ HET GEBRUIK VAN BERMMAAISEL


Een bijkomend probleem, tevens het grootste probleem, van bermmaaisel voor
een natte vergister is de verontreiniging met zwerfvuil en grond. Voor het project
Kyoto in het Pajottenland werd hiervoor een prototype reinigingsstraat
ontwikkeld door de firma Valvan Baling Systems. Vooral de reinigingsstraat bleek
nog het grootste werkpunt. Droge vergisters hebben hier minder problemen
mee.
OVAM geeft de vergisters negatief advies om bermmaaisel te verwerken. Dit wil
niet zeggen dat het niet vergist mag worden, het bemoeilijkt het hele verhaal.
B. Hakselen van snoeiafval op containerparken en afvoeren naar
verbrandingsinstallaties
Particulieren kunnen met snoeiafval terecht op het gemeentelijke containerpark. Ook
houtafval afkomstig van gemeentelijke werken komt hier terecht. Eens er een voldoende
hoeveelheid is verzameld dienen deze verwerkt te worden. agro|aanneming schreddert en
zeeft op een aantal containerparken verschillende organische fracties ifv afvoer naar grote
verbrandingsinstallaties .
81
Verzamelen en energetisch valoriseren van biomassa afkomstig uit landschapsbeheer.
Landschapsbeheer is een ruim begrip. Verschillende beheerwerken kunnen hieronder vallen.
Een gemeente maait wegbermen ifv verkeersveiligheid en ‘propere bermen’. Het beheer van
een natuurgebied gebeurt ifv een gekozen natuurdoelstelling passend bij dat gebied,
houtkanten en hagen worden gesnoeid ifv doorgang passanten, behoud biodiversiteit,
esthetische redenen,…
Diverse redenen dus om landschapsbeheerwerken te verrichten. Hierbij komt heel wat
biomassa vrij dat op dit moment grofweg kan opgedeeld worden in twee hoofdstromen:
houtachtig en grasachtig.
Deze biomassa wordt op dit moment in veel gevallen nog aanzien als een
probleem(afval)stroom en afvoer of verder gebruik ervan niet geïntegreerd in het
beheerproces.
Beter zou zijn om de uit te voeren beheerwerken zo te gaan plannen en uit te voeren met
het oog op verzameling en bewerking van de biomassa zodat deze kan aangewend worden
voor energetische valorisatie. Dit betekent in veel gevallen dat onderdelen van de bestaande
werkwijzen dienen aangepast te worden.
De projectpartners innovatiesteunpunt en agrobeheercentrum hebben al enige ervaring
opgebouwd in de uitvoering van beheerwerken en na te gaan hoe de valorisatie kan gaan
plaatsvinden. Met dit project wensen we ook een aanzet te geven om deze processen uit te
tekenen.
82
8.2 Potentieelfiches Biomassastromen
8.2.1 Potentieel HEGGEN of HAGEN
OMSCHRIJVING
Heggen zijn van oudsher gebruikt om percelen af te bakenen
omdat er vroeger geen prikkeldraad bestond.
In tegenstelling met wat men kan denken waren de heggen er niet
om het vee binnen de omheining te houden maar eerder om het
vee en het wild van de velden te houden!
Varkens en koeien werden meestal gehoed langs wegen en in
bossen. Echte weiden waren er veel minder, wel hooiweiden op
plaatsen die voor gewone akkerbouw minder geschikt waren.
Heggen bestonden meestal uit doornige struiken waartussen zich
in de loop van de jaren andere planten konden vestigen.
In de tijd van de Romeinen werden heggen ook al “gevlochten” en
“gelegd” waardoor werkelijk ondoordringbare barrières
ontstonden.
Het regelmatig onderhouden van dergelijke heggen was erg
belangrijk om deze intact te kunnen houden. Meidoorn was bij
uitstek de meest gebruikte haagplant.
Het onderhoud van heggen is een erg arbeidsintensief proces dat
gelukkig grotendeels gemechaniseerd kan gebeuren voor zover de
heg met een tractor bereikbaar is. Er bestaan veel machines die
hiervoor geschikt zijn. (zie Bijlage 3 Fiches machines voor
energieproductie)
Het snoeisel is meestal niet interessant voor energetische
valorisatie omdat het te veel schors en groen bevat. Mits men de
heggen iets langer laat doorgroeien neemt het aandeel geschikt
hout wel toe en kan gesnipperd worden voor energiehout.
PRODUCTIEPOTENTIEEL Het productiepotentieel voor heggen is vergelijkbaar met dat van
houtkanten: 4-10 m³/ha.jaar aan 0,6 t/m³ = 2,4-6 t/ha/jaar
VOORDELEN
- heggen zijn in de meeste streken nog vrij ruim aanwezig
- in verstedelijkte gebieden kan ook het haagsnoeisel van
particuliere tuinen en openbaar groen gebruikt worden. Opgelet:
eens dit snoeisel is aangeboden in een containerpark is het afval
en mag alleen nog gecomposteerd worden.
NADELEN
- bevat meestal erg veel groen en schors en is daardoor minder
geschikt
- daardoor ook moeilijk te drogen – risico op broei
- aanbod erg versnipperd en in kleine hoeveelheden
- meidoornhagen kunnen bacterievuur verspreiden (Erwinia
amylovora is een ernstige bacterieziekte die appels, peren en
andere fruitsoorten aantast en zware schade kan aanrichten)
VERDERE INFO
Zie bibliografie en websites
BEGELEIDING
- Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be
- Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be
83
- Regionaal Landschap uit de streek
- INAGRO: www.inagro.be
84
8.2.2 Potentieel AGROFORESTRY of BOSLANDBOUW
OMSCHRIJVING
Agroforestry of “boslandbouw” is een vorm van landbouw waarbij
houtproductie en landbouw worden gecombineerd op hetzelfde
perceel.
Bij deze techniek worden rijen bomen aangeplant in het perceel.
Tussen de bomen wordt er dan verder gewoon aan landbouw
gedaan.
De bomen dienen regelmatig gesleund (opgesnoeid) te worden
om maximaal licht toe te laten voor de landbouwteelt en om een
stam met kwaliteitshout zonder knoesten te verkrijgen.
Deze tussenteelt kan bestaan uit akkerbouwgewassen, weiland of
hooiland, korte omloophout e.a.
Door deze methode kan men een optimalisatie bekomen tussen
houtproductie en landbouwproductie. Het is aangetoond dat 1 + 1
hier 3 is !
Vaak wordt de houtoogst bekeken als appeltje voor de dorst
aangezien het hier effectief de bedoeling is om hoogwaardig hout
te kunnen bekomen. De teeltperiode is daarom meestal meerder
tientallen jaren.
Bij de tussentijdse onderhoudssnoei wordt ook nog een beperkte
hoeveelhoud klein hout geproduceerd dat kan gebruikt worden
voor energieproductie.
Agroforestry is aanvaard als een normale landbouwtechniek en is
opgenomen in het nieuwe Europese landbouwbeleid. De
oppervlakte ingenomen door de bomen wordt daarom
beschouwd als landbouwoppervlakte en is daarom
premiegerechtigd.
Belangrijk is dat met deze methode de stikstofverliezen uit de
bodem beperkt worden. De agroforestrybomen zullen daarom
sneller groeien dan bosbomen, mede door het feit dat ze een
betere belichting krijgen dan in de klassieke bosbouw.
Meestal is het pas in de tweede helft van de groeicyclus dat er een
remming optreedt in de landbouwproductie. Naargelang de
boomsoort kan dit effect sterker zijn of minder uitgesproken.
PRODUCTIEPOTENTIEEL Afhankelijk van de plantdichtheid. Vergelijkbaar met die van
houtkanten.
(4-10 m³/ha.jaar aan 0,6 t/m³ = 2,4-6 t/ha/jaar).
Een Franse studie gaf een aangroei van 9,3 m³/ha/jaar
Let wel: meestal wordt alleen het snoeihout energetisch
gevaloriseerd evenals het tak- en tophout bij de eindoogst.
VOORDELEN
- optimalisatie van de oppervlakte
- hoger economisch rendement voor de boer (appeltje voor de
dorst)
- productie van hoogwaardig hout zonder de landbouwproductie
te moeten stoppen
85
NADELEN
VERDERE INFO
BEGELEIDING
86
- minder uitspoeling van mineralen naar het grondwater
- erosiebescherming
- windbreking
- interessant voor de biodiversiteit in het algemeen en voor de
functionele biodiversiteit in het bijzonder
- onduidelijkheid over de impact van de wetgeving op de
ruimtelijke ordening en het bosdecreet op deze vorm van
landbouw
- voor aanplant op pachtgrond moet een toestemming van de
eigenaar gevraagd worden
- beschaduwing kan naar het einde van de groeiperiode een
productiedaling van de landbouwteelt met zich meebrengen
- versterking van droogtestress in regenarme perioden
- moeilijker werken tussen de bomenrijen
- bescherming tegen vee of wild nodig, zeker kort na aanplant
- (beperkt) verlies aan landbouwoppervlakte
Zie bibliografie en websites
- Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be
- Agroeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be
- Regionaal Landschap uit de streek
- INAGRO: www.inagro.be
8.2.3 Potentieel BEHEERGRAS
OMSCHRIJVING
Beheergras is de kruidige fractie die vrijkomt bij
beheerwerkzaamheden in natuurgebieden. Meestal gaat het over
relatief vochtrijke fracties (vochtgehalte > 80%) met toch
belangrijke aandelen verhoute delen. Daardoor is dit beheergras
meestal niet geschikt om te worden ingezet als dierenvoeding.
Een alternatieve toepassing kan zijn om dit materiaal te gebruiken
als substraat in een vergistingsinstallatie. Daarvoor dient er wel
liefst voorafgaand een reinigingsstap voorzien te worden om
eventuele onzuiverheden en zoveel mogelijk ook de houtige delen
te verwijderen aangezien die problemen kunnen geven in de
vergistingsinstallatie.
Het is ook aan te bevelen om het materiaal vooraf een tijd in te
kuilen zodat er al een eerste hydrolyse gebeurt waardoor de
verteerbaarheid kan toenemen.
De productiewaarde voor biogas van beheergras is meestal erg
laag.
Een alternatieve toepassing zou kunnen zijn dat het beheergras
gedroogd wordt en dan verbrand wordt voor warmteproductie.
Voordeel is dat dit kan gebeuren zonder de dure
zuiveringstrappen. Nadeel is natuurlijk dat het materiaal moet
gedroogd worden waardoor het energetisch rendement van deze
toepassing heel wat verlaagd wordt.
Bijkomend nadeel is dat bij het verbranden van grasachtigen het
silicium dat in de halmen en de bladeren zit, kan aanleiding geven
tot de vorming van sinters in de verbrandingsinstallatie. Ook kan
het materiaal relatief rijk zijn aan chloor waardoor bij verbranding
sterk corrosieve verbindingen ontstaan die verbrandingsketel en
schouw zwaar kunnen aantasten.
Over het algemeen is het wel een erg goedkoop materiaal dat in
sommige regio’s ruim voorhanden is.
PRODUCTIEPOTENTIEEL Zeer variabel.
VOORDELEN
Goedkoop.
Ruim voorhanden
NADELEN
Vochtgehalte.
Lage energiewaarde.
Logistiek (moet vaak uit vochtige of slecht ontsloten
natuurgebieden worden afgevoerd)
Chemische kwaliteit.
VERDERE INFO
BEGELEIDING
Regionaal landschap
Natuurbeheerders (www.natuurpunt.be)
87
8.2. 4 Potentieel Houtkanten
OMSCHRIJVING
Houtkanten komen in het landschap nog vrij veel voor. Een
houtkant is een bomen en struikengordel in het landschap die aan
weerszijden open is en daardoor kan rekenen op een goede
bezonning.
Meestal wordt een houtkant geteld vanaf een breedte van meer
dan 1 meter. Voor smallere elementen kan men beter spreken
van hagen of heggen.
Houtkanten zijn vaak hagen die door gebrek aan onderhoud
verder doorgegroeid zijn.
Om te vermijden dat houtkanten te hoog en te breed worden en
daardoor hinderlijk worden voor de aangelanden, is het
noodzakelijk om regelmatig de houtige delen af te zetten. Op die
manier wordt de houtkant systematisch verjongd en gaat hij geen
hinderende factor worden.
Het onderhouden van houtkanten gebeurt best op een
planmatige manier zodat er een maximalisatie van de opbrengst
kan bekomen worden en tegelijk gezorgd wordt voor de
duurzaamheid van dit landschapsonderhoud.
Biodiversiteit is een belangrijk gegeven bij houtkanten. Er moet bij
het oogsten voldoende aandacht aan dit aspect gegeven worden.
In heel wat regio’s zijn houtkanten ook gebruikt om stenen en/of
andere ongerechtigheden uit het veld in op te slaan. Daardoor is
over de jaren een verhoogde berm ontstaan onder de houtkant.
Men spreekt in dat geval vaak over een houtwal.
PRODUCTIEPOTENTIEEL 4-10 m³/ha.jaar aan 0,6 t/m³ = 2,4-6 t/ha/jaar
VOORDELEN
- optimale bezonning en daardoor snelle groei mogelijk
- profiteert meestal mee van de bemesting gegeven op
aangrenzende landbouwpercelen
- meestal goed bereikbaar met oogstmachines
- geschikt voor versnippering voor energetisch gebruik
- mits goed onderhouden kunnen houtkanten een waardevolle
bijdrage leveren inzake erosiebestrijding
- hoge biodiversiteit
NADELEN
- veel klein hout en veel groene biomassa
- veel handenarbeid nodig
- oogsten geeft steeds een zwaar landschappelijk effect
- minder stamhout voor materiaaltoepassingen
- regelmatig oogsten kan verarming van de bodem veroorzaken
VERDERE INFO
Zie bibliografie en websites
BEGELEIDING
- Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be
- Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be
- Regionaal Landschap uit de streek
- INAGRO: www.inagro.be
88
8.2.5 Potentieel KORTE OMLOOPHOUT (KOH)
OMSCHRIJVING
Bij de teelt van korte omloophout worden snel groeiende
houtsoorten aangeplant in een zeer dicht plantverband om dan na
enkele jaren (3-5 jaar) te worden geoogst. De stobben lopen dan
opnieuw uit en geven nieuwe scheuten die dan weer na een
aantal jaren kunnen geoogst worden. Men gaat ervan uit dat men
van een aanplant 6 à 7 keer kan oogsten. Een rotatie duurt dus in
het algemeen een twintigtal jaar.
Meestal maakt men gebruik van wilg of populier omdat die snel
groeien en makkelijk nieuwe scheuten maken na de oogst.
Het oogsten gebeurt ofwel met een aangepaste maïshakselaar
onder vorm van houtsnippers ofwel worden de scheuten in hun
geheel geoogst om ze te laten drogen aan de lucht. Hakselen
gebeurt dan als ze voldoende droog zijn.
Het gaat dus om een energieteelt waarvoor landbouwoppervlakte
nodig is. De wetgeving in Vlaanderen is intussen zodanig
aangepast dat KOH als een volwaardige landbouwteelt kan
beschouwd worden die niet onderhevig is aan de regels van het
bosdecreet.
PRODUCTIEPOTENTIEEL Men mag redelijkerwijze aannemen dat een perceel KOH
gemiddeld 12 à 15 ton droge stof per ha en per jaar kan
produceren. De eerste oogst is meestal iets lager. Dit komt
overeen met 4800 à 6000 liter stookolie per jaar.
Omdat er maar om de drie jaar geoogst kan worden, wordt er 35 à
45 ton DS per oogst gehakseld.
VOORDELEN
- men heeft de hele keten volledig in de hand
- zeer hoge opbrengsten
- weinig teeltzorgen na de aanplant
- interessant voor de biodiversiteit
- interessant in het kader van erosiebestrijding
- verhoogt het organische stofgehalte van de bodem
- gegarandeerde rendabiliteit indien men er het gebruik van
stookolie kan mee vervangen
- kan op marginale maar niet te natte percelen
- komt in aanmerking voor Europese landbouwpremies
NADELEN
- oogstmachines zijn er nog niet in Vlaanderen
- de teelt is nog weinig gekend
- het perceel ligt voor 20 jaar vast
- hoge opstartkost (aanplant)- zeker in het begin risico op wildschade (konijnen- of reeënvraat)
- menging van klonen nodig om ziekten te voorkomen
- het perceel kan alleen direct na de oogst bemest worden ( om de
drie jaar), dit kan op bedrijven met een mestoverschot tot
problemen leiden
- voor aanplant op pachtgrond moet een toestemming van de
eigenaar gevraagd worden
89
VERDERE INFO
BEGELEIDING
90
Zie bibliografie en websites
- Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be
- Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be
- Regionaal Landschap uit de streek
- INAGRO: www.inagro.be
8.2.6 Potentieel MISCANTHUS
OMSCHRIJVING
Miscanthus is een plantengeslacht uit de grote familie van de
grasachtigen. De hybride Miscanthus x giganteus wordt in onze
streken het meest aangeplant. De plant is winterhard maar blijft
wel steriel. Daardoor kan hij enkel vegetatief vermeerder worden.
Dit gebeurt door de wortelstok te verdelen in stukken met een of
meerdere scheuten en deze te planten. Meestal gebeurt dit met
een aardappelplanter. Een andere methode is om deze
wortelstokken uit te planten in potjes met potgrond en deze
nadat ze beworteld zijn uit te planten met een aangepaste
plantmachine. De eerste methode is het goedkoopst maar de
tweede levert meer aangeslagen planten per ha op.
Miscanthus verlangt weinig of geen teeltzorgen, alleen in het
eerste groeijaar dient men de onkruiddruk te beperken.
Vanaf het tweed jaar kan er jaarlijks geoogst worden met een
gewone maïshakselaar. Dit gebeurt best in het voorjaar als de
oude stengels voldoende gedroogd zijn. Meestal is dit het geval op
het ogenblik dat de nieuwe scheuten beginnen uit te lopen (april).
Miscanthus levert vanaf het derde jaar gemakkelijk 15-20 ton
droge stof per ha op naargelang het perceel.
Opslag van miscanthus is niet moeilijk maar men heeft wel veel
ruimte nodig omdat de dichtheid erg laag is.
Miscanthus kan gebruikt worden als grondstof in de fabricage van
allerlei voorwerpen die vooral licht van gewicht moeten zijn. De
energetische valorisatie is wel de belangrijkste maar ook voor
papierproductie of voor het persen van vezelplaten kan het
ingezet worden.
Een aanplant is behoorlijk duur maar kan wel gedurende minstens
20 jaar renderen.
Men moet er wel op letten dat miscanthus als grasachtige redelijk
veel silicium bevat waardoor verbranden dient te gebeuren in een
installatie waarbij men de temperatuur kan beperken. Anders
zullen de verbrandingsassen smelten en sinters (glas)vormen in de
installatie.
Bij oogst in het voorjaar is er meestal geen probleem met chloor
(corrosie).
PRODUCTIEPOTENTIEEL 15-20 ton DS/ha/jaar
VOORDELEN
- groeit op alle grondsoorten
- is jaarlijks oogstbaar met courant materieel
- geen teeltzorgen
-snelle groeier met hoge opbrengst
- kan jaarlijks bemest worden
- komt in aanmerking voor Europese premies
- woekert niet (in tegenstelling tot bamboe)
NADELEN
- perceel ligt vast voor minstens 20 jaar
91
- teelttechniek onbekend
- aangepaste verbrandingsinstallatie nodig
- zeer lage densiteit - veel opslagruimte nodig
- aanplant is duur en er is veel risico op uitval
- biodiversiteit gaat er op achteruit
- exoot, probleem in of nabij natuurgebieden
VERDERE INFO
BEGELEIDING
92
- Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be
- Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be
- Regionaal Landschap uit de streek
- INAGRO: www.inagro.be
- ILVO: www.ilvo.vlaanderen.be
8.2.7 Potentieel SNOEIHOUT
OMSCHRIJVING
Snoeihout is de houtige fractie die vrijkomt bij het onderhoud van
bomen en struiken bij particulieren of uit het openbaar groen,
met uitzondering van het snoeisel van hagen en houtkanten. . Ook
het snoeihout van fruitaanplantingen kan hierbij gerekend
worden.
Het gaat om een zeer diverse fractie met meestal een
minderwaardige kwaliteit voor energietoepassingen (veel schors
en groene delen).
Veel snoeihout wordt vandaag aangeleverd bij containerparken
als groenafval of wordt gewoon opgestookt op de plek van
ontstaan.
Het hout dat op containerparken terechtkomt dient in principe te
worden afgevoerd naar composteringsinstallaties volgens de
Vlaamse afvalreglementering. Een gedeelte van deze fractie wordt
soms als houtsnippers aangeboden aan particulieren als
mulchlaag voor de (sier)tuin.
Een gebruik voor energie zou kunnen als er een systeem kan
ontwikkeld worden waarbij het snoeihout rechtstreeks
aangeleverd wordt aan de productie-installatie. In dat geval kan
men vermijden dat er “afval” ontstaat. Dit is echter praktisch en
logistiek moeilijk te organiseren en heeft een erg onregelmatige
bevoorradingszekerheid.
Snoeihout uit de fruitteelt biedt hier interessantere
mogelijkheden omdat het om grotere hoeveelheden gaat met een
relatief constante kwaliteit met een behoorlijke fractie hout van
betere kwaliteit (dikkere takken).
Ook hier zal de logistiek van verzamelen en transporteren bepalen
of deze fractie rendabel kan ingezet worden.
PRODUCTIEPOTENTIEEL - zeer variabel en onzeker
-fruitsnoei: ongeveer 5 m³/ha/jaar – gemiddeld, met inbegrip van
vernieuwing oude plantages
VOORDELEN
- goedkoop en meestal ruim voorhanden
- fruitsnoeisel meestal in grote hoeveelheden
NADELEN
- erg divers materiaal
- lage productie per oppervlakte-eenheid en onregelmatige
aanvoer
- wordt meestal als afval beschouwd.
VERDERE INFO
BEGELEIDING
- Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be
- Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be
- Regionaal Landschap uit de streek
- INAGRO: www.inagro.be
- ILVO: www.ilvo.vlaanderen.be
93
8.2.8 Potentieel TOP- EN TAKHOUT UIT DE BOSBOUW
OMSCHRIJVING
In de klassieke bosbouw wordt het top- en takhout (Ø <5 cm)
meestal niet weggehaald en blijft het in het bos achter of wordt
het opgestookt.
Vaak wordt het gebruikt om in het bos een mat te vormen waar
de oogstmachines kunnen over rijden zonder de bosbodem te
beschadigen.
Deze takken worden op die manier in de bodem geduwd waar ze
vrij snel door de bodemorganismen worden afgebroken.
Door de stijgende energieprijzen neemt ook de interesse toe om
ook deze fractie te gaan oogsten.
Het blijft in ieder geval een nevenproduct van de normale
bosexploitatie.
Top en takhout is een vrij heterogene fractie met een relatief
hoog aandeel van schors en het risico op aanwezigheid van groen
(broei bij bewaring).
Het gaat om relatief belangrijke hoeveelheden en is erg
interessant als er ergens in de omgeving een mogelijkheid is om
deze fractie op te slaan en te gebruiken.
Een belangrijk aandachtspunt is wel de mogelijke invloed die het
weghalen van deze fractie kan hebben op de verschillende
organismen in het bos. Dood hout veroorzaakt immers bij de
afbraak een zeer omvangrijke biologische keten van dieren,
zwammen en andere organismen die ervan afhankelijk zijn.
PRODUCTIEPOTENTIEEL 15% van totale houtige biomassa-opbrengst van een bos (zeer
variabel van geval tot geval en van boomsoort tot boomsoort)
VOORDELEN
- in grote hoeveelheden aanwezig bij kappingen in bossen
- redelijk goede kwaliteit met een behoorlijke fractie goed hout
NADELEN
- men is het niet gewoon om dit mee te oogsten
- de logistiek van het oogsten en verzamelen is niet ingeburgerd
en vaak is de aangepaste machinerie niet aanwezig
- logistiek niet altijd gemakkelijk te organiseren
- risico voor het ecologisch evenwicht in het bos
- onregelmatige aanvoer
VERDERE INFO
BEGELEIDING
- Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be
- Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be
- Regionaal Landschap uit de streek
- Bosgroepen uit de streek
- Agentschap Natuur en Bos (ANB)
94
8.3 Overzicht machines voor energieoogst uit het landschap
A. Hout
Oogst
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
11)
12)
13)
14)
15)
16)
17)
18)
19)
20)
Kettingzaag
Velkop
Houtgrijper
Kraan
Skidder
Presscolector
Forwarder
Containers
Vrachtwagen
Hakselaar
Shredder
Trommelzeef
Sterrenzeef
Banddroger
Geperforeerde kanalen
Pelletpers
Brikettenpers
Betonvloer
Top-tex
Afdak
Verzamelen
Transport
Behandeling
Bewaring
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
B. Gras
Oogst
1)
2)
3)
4)
5)
6)
7)
8)
9)
10)
11)
12)
13)
14)
95
Bosmaaier
Klepelmaaier
Cirkelmaaier
Trommelmaaier
Schijvenmaaier
Spiraal(mulch)maaier
Maaibalk
Klepelmaaizuigcombinatie
Klepelmaaier met
opvang
Cirkelschudders
Cirkelhark
Balenpers vierkant
Opraapwagen
Trommelzeef
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Verzamelen
Transport
X
X
X
X
X
X
X
X
X
Behandeling
X
X
X
X
X
Bewaring
15)
16)
17)
18)
19)
20)
21)
22)
23)
24)
25)
26)
27)
96
Sterrenzeef
Windshifter
Ballistische scheider
Hakselaar
Verpulpen
Verpletten & vermengen
Extrusie
Hydrothermisch
Ultrasoon
Chemisch
Enzymatisch
Geperste balen
Inkuilen (kuil, worst,
gewikkelde balen)
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
8.3.1 Machinetrein hout: HAKSELAAR
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
Verhakselen van hout ifv energieproductie
Hakselaars zijn er in zeer diverse uitvoeringen. De kleinste modellen zijn
om handmatig hout in te voeren, werken op basis van een messenschijf.
Grotere hakselaar (kunnen dus bomen met grotere diameter
verhakselen) werken op basis van een trommel waar de messen op
bevestigd zijn. Beiden kunnen aangedreven worden met een eigen motor
of door een traktor. Afhankelijk van de grote van de hakselaar dient het
vermogen van de traktor ook aangepast te zijn. Op sommige hakselaars
kunnen zeven geplaatst worden waardoor éénzelfde kalibratie van
houtsnippers kan verkregen worden.
GEBRUIK
FINANCIEEL
Verkleinen van takhout en stammen tot houtsnippers
Inzet (bestuurder + tractor + hakselaar) = diameter tot 45 cm ± 150
euro/uur (excl btw)
- Resthout kan omgezet worden in waardevolle grondstof
- Afvoer van hout kan efficiënter
- Dure machine waardoor voldoende werkzekerheid dient aanwezig te
zijn.
VOORDELEN
NADELEN
97
8.3.2 Machinetrein hout Houtgrijper
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
98
Veplaatsen van bomen/struiken
Een houtgrijper wordt gebruikt om ofwel aan te koppelen aan een
verrijdbare kraan om hout te verplaatsen/stapelen ofwel aan een kraan
gemonteerd op het chassis van de hakselaar om het hout naar de
hakselaar toe te leiden. Houtgrijper bestaan in zeer diverse uitvoeringen:
van een openstructuur met vrijstaande tanden die fijne takken kunnen
oprapen (opkuis van takhout op een ondergrond) tot een meer gesloten
structuur dat eerder bedoeld is om takken die al op een grotere hoop
gestapeld liggen te verplaatsen.
Stapelen hout/opkuis op terrein van gesnoeid materiaal
Inzet (bestuurder + kraan + houtgrijper) = ± 60 - 80 euro/uur (excl btw)
8.3.3 Machines hout: KRAAN
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
99
Basismachine voor tal van toepassingen
Een kraan is een basiswerktuig voor de uitvoering van verschillende taken
bij de oogst en verwerking van hout.
Afhankelijk van het werkterrein (al dan niet dragende ondergrond) en de
aard van het werk zal gekozen worden voor een mobiele (met banden)
kraan of een kraan op rupswielen.
Mobiele bandenkraan tov rupskraan: geen extra transportmiddel nodig,
goedkoper, minder slijtage, mindere stabiliteit door kleiner draagvlak en
doorbuigen banden.
Een kraan is een werktuig met een eigen motor en kan een enorme
hydraulische werkkracht genereren.
Het formaat van een kraan wordt uitgedrukt in tonnage, met name het
eigen gewicht van de kraan. Dit moet afgestemd zijn op de aan te
koppelen werktuigen. Het eigen gewicht van een kraan bepaalt in grote
mate welke werken kunnen uitgevoerd worden.
De stabiliteit kan verbeterd worden met een neer te laten steunbord en
uitklapbare steunpoten.
Hydrauliek is zeer belangrijk zodat het geleverde hydraulisch vermogen
dient overeen te stemmen met het uit te voeren werk en afhankelijk van
het aan te koppelen werkstuk dient er een zeker aantal leidingen worden
voorzien.
Basismachine voor de uitvoering van zeer uitlopende snoei, sorteer en
andere handelingen met aan te koppelen werkstukken.
Richtingprijs kraan van 60 €/u tot 80 €/u voor gangbare kranen
- Zeer multifunctioneel
- Inzetbaar voor houtoogst maar ook andere werken
NADELEN
100
-
Grote krachtoverbrenging
Flexibel, grote reikwijdte
Extra transport bij rupskraan nodig
Hoge kostprijs
8.3.4 Machinetrein hout VELKOP
TAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
NADELEN
101
Vellen van bomen
Een velkop is een aanbouwmachine te monteren aan een kraan voor het
vastnemen en afzagen of afknippen van bomen en struiken.
Waar vroeger veel met manuele kettingzagen werd gewerkt worden nu
veel bomen geveld met een kraan met velkop. Er bestaan velkoppen die
bomen afzagen (cfr manuele kettinzaag) of afknippen met een
dichtdraaiend mes.
Er bestaan velkoppen die bomen aankunnen van verschillende diameter
waar dan wel een gepaste kraan moet voorzien worden (Tonnage).
Er kan ook een verzamelfunctie voorzien zijn dwz dat afhankelijk van de
grote van de bomen/struiken deze kunnen vastgehouden worden na
velling en dat meteen naar een volgende boom kan gegaan worden.
Overal waar een kraan de bomen kan bereiken voor mechanisch vellen
van bomen en struiken
Inzet (bestuurder + kraan + velkop) = ± 70 - 80 euro/uur (excl btw)
- mechanisch vellen van bomen
- hoge werksnelheid
- bomen hebben ‘geen ruimte nodig’ om neergelegd te worden
- bij afknippen geen olie op ondergrond in vergelijking kettingzaag
- duurdere machinecombinatie
8.3.5 Machinetrein Gras CIRKELMAAIER / WEIDEBLOTER
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
NADELEN
102
Oogst
De cirkelmaaier is vergelijkbaar met een standaard gazonmaaier. De
machine heeft een of meerdere slagmessen, soms staan op de uiteinden
vervangbare maaimesjes. Het gras wordt afgeslagen en verder verkleind
door dezelfde messen. De maaihoogte is in te stellen door loopwielen,
glijsloffen of een rol. Er bestaan uitvoeringen voor 1- en 2-assige trekkers
voor opbouw vooraan of achteraan. De maaier kan ook onderaan de
trekker gemonteerd worden, denk maar aan het type ‘zitmaaier’.
Deze maaier is geschikt voor percelen die regulier onderhouden worden;
het gras mag niet te hoog staan.
Meestal blijft het gras achter op het perceel, maar er bestaan ook
uitvoeringen waar het gras opgevangen wordt (type ‘zitmaaier’).
Landbouwers gebruiken een weidebloter om ruige plekken, die de koeien
niet lusten, in hun weides af te maaien om terug een mooie uniforme
weide te verkrijgen.
Inzet (bestuurder + tractor + maaier van 3m) = ± 50 - 70 euro/uur (excl
btw)
- Mooi maairesultaat
- Courant aanwezig op landbouwbedrijven
- Veel vermogen nodig
- Kan makkelijk verstoppen.
- Niet geschikt voor hoge vegetaties
8.3.6 Machinetrein Gras KLEPELMAAIER
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
Oogst
Er bestaan verschillende soorten klepelmaaiers maar het principe blijft
hetzelfde. Het maai-element van een klepelmaaier bestaat uit een
horizontale as waaraan over de hele lengte klepels bevestigd zijn; de as
draait rond en de klepels slaan het gras af.
Het maaisel is sterk versnipperd en gekneusd en bevat nog weinig
structuur. Tenzij je het maaisel onmiddellijk na het klepelen opvangt (bvb
via afzuiging), is het moeilijk om het maaisel op te rapen en bijgevolg te
gebruiken als biomassa.
Er bestaan verschillende soorten klepels (lange of kort, met en zonder
kettingen, verschillende breedtes, recht of gebogen, V-vorm , …) en ook
de as bestaat in verschillende uitvoeringen (verschillende diameters,
extra schijven op de as, …).
GEBRUIK
FINANCIEEL
103
Er bestaan verschillende uitvoeringen:
- Vlakklepelmaaier: vooraan of achteraan gedragen, er bestaan ook
uitvoeringen waar de maaier zijdelings tot 70 cm uitgeschoven
kan worden, een ‘side-shift’
- Zijklepelmaaiers: zijn gemaakt om naast de trekker te werken
zoals een schijven- of trommelmaaier. Vaak kan de maaier ook
boven (90°) en onder (-60°) de horizontale as ingesteld worden;
dit is ideaal om taluds of grachten te maaien.
- Zwenkklepelmaaiers: Doordat de klepelmaaier op een hydraulisch
beweegbare arm bevestigd is, kan er zowel achter als naast de
trekker gemaaid worden. Het nadeel is hier wel dat het minder
robuust is.
Daar een klepelmaaier zeer robuust is t.o.v. andere maaiers, is hij zeer
geschikt voor het maaien van ruwe terreinen, perceelsranden, ruige
begroeiing (doorn, distel, …). Bepaalde uitvoeringen zijn zeer flexibel
zodat ze geschikt zijn om taluds en grachten te maaien. Het gras wordt bij
het maaien kapot geslagen in kleinere stukken zodat oprapen en/of in
balen persen moeilijker wordt.
Inzet (bestuurder + tractor + klepelmaaier 3m) = ± 50 - 70 euro/uur (excl
VOORDELEN
NADELEN
VERDERE INFO
104
btw)
- Zeer robuust t.o.v. andere maaiers  in te zetten op ruige percelen
- Geschikt voor hoge begroeiingen
- Ook geschikt voor bramen, distels, …
- Gaat het materiaal in stukken slaan en dus verkleinen
- Het gras is verkleind en kan achteraf moeilijk opgekuist, opgeraapt of
in balen geperst worden.
- Het is een zeer agressieve machine, dodelijk voor bodemlevende
dieren (insecten, kikkers, padden, muizen, konijnen, …)
- Schade aan graszode
Er bestaan ook klepelmaaiers op een beweegbare arm die met een
joystick in alle richtingen bediend kan worden; deze zijn in een andere
fiche besproken.
8.3.7 Machinetrein Gras MAAIBALK
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
NADELEN
105
Oogst
De maaibalk knipt de vegetatie af door middel van over elkaar schuivende
snijvlakken. Meestal staan de ‘vingers’ gemonteerd op een vaste
horizontale balk waarover de messen heen en weer schuiven. Bij een
enkelvoudige maaibalk is er maar 1 bewegende messenbalk, bij
dubbelvoudige maaibalken bewegen zowel de bovenste als de onderste
messenbalk.
Het maaisel behoudt een goede structuur, waardoor het gemakkelijk kan
worden afgevoerd als hooi.
Maaibalken tot 1,8 m kunnen gemonteerd worden op een eenasser; dit
geeft de mogelijkheid om moeilijk bereikbare en natte stukken te maaien.
Maaibalken tot 2,5 m worden gemonteerd op een tweeasser.
Maaibalken zijn inzetbaar in vegetaties met lang gras en zware,
kruidachtige begroeiingen, ook licht houtige vegetaties zoals riet en
struikheide zijn te maaien.
Ze zijn ook ideaal om in te zetten op gelijke hellingen. Op ongelijke
percelen zijn ze minder interessant.
Inzet (bestuurder + tractor + maaibalk) = ± 50 - 70 euro/uur (excl btw)
- Mooi maairesultaat
- Het maaisel wordt niet verkleind waardoor het in balen geperst kan
worden.
- Licht gebouwd bijgevolg is er ook weinig vermogen nodig
- Geschikt voor hogere vegetatie
- Zeer gevoelig voor breuk (stenen, grond, hout, trillingen)
- Rijsnelheid eerder traag
- Niet voor oneffen terreinen
- Vraagt redelijk wat onderhoud
8.3.8 Machinetrein Gras MAAIEN MET AFZUIGING
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
Oogst-ruimen
Maai-zuigcombinaties zijn maaiers waarbij het maaisel door een slang
wordt weggezogen naar een opvangwagen. Men spreekt van directe
afzuiging wanneer het maaisel kort achter de maai-eenheid afgezogen
wordt; hierbij wordt alles meegezogen wat zich op of tussen de gemaaide
grassprieten bevindt. Bij indirecte afzuiging komt het afzuigsysteem niet
in direct contact met de bodem; hier is minder kans dat zaden,
bodemdeeltjes en bodemfauna mee opgezogen worden.
De maai-eenheid bestaat doorgaans uit een klepelmaaier of een
cirkelmaaier. De eerste is vrij robuust, de tweede is meer ecologisch.
De maai-eenheid staat gemonteerd op een beweegbare arm. Er bestaan
verschillende uitvoeringen: vooraan, op of achter de tractor of zelfs op de
kar gemonteerd. De machine wordt bediend met een joystick vanuit de
cabine van de trekker.
Het gras kan zo in 1 werkgang gemaaid, opgevangen en vervolgens
afgevoerd worden.
GEBRUIK
Door de flexibele arm, zijn deze machines uiterst geschikt voor het
maaien van (weg)bermen, grachten en moeilijker bereikbare stroken
gras. Met een beperkte werkbreedte (± 1,25 m) is deze machine niet
geschikt voor grote percelen.
TECHNISCHE EIG.
Maaibreedte: 1,25 – 1,5 m
Gewicht geladen: 20 T
Reikwijdte: tot 6 m
Verbruik: 10-15 L/u
Laadvolume: 20-30 m³
PRODUCTIEPOTENTIEEL Maaisnelheid van 3 km/h met maaibreedte van 1,25 m  3750 m²/h
Bij gem. grasopbrengst van 18 T/ha/j (vers)  3,375T/u/maaibeurt
FINANCIEEL
VOORDELEN
106
Inzet: 90 - 110 euro/u
- Zeer flexibel, ideaal voor smalle stroken die door andere machines
NADELEN
VERDERE INFO
107
-
niet te bereiken zijn bvb. (weg) bermen, grasstrook achter afsluiting of
haag, grachten, beekranden, …
Maaien met afvoer in 1 werkgang
Zware tractoren nodig met veel vermogen.
Zeker klepelmaaiers met directe afzuiging zijn slecht voor de
biodiversiteit: zaden worden mee opgezogen en insecten, kikkers,
padden, muizen, … die niet tijdig konden vluchten, worden in stukken
geslagen en/of meegezogen door de ventilator.
Uiteraard bestaan dergelijke machines ook zonder afvoer. Omdat deze
machines meestal ingezet worden op moeilijk bereikbare plaatsen, kan
het maaisel op geen andere wijze afgevoerd worden en blijft de biomassa
dus achter op het perceel.
Bijkomende opties: Bladzuiger, meestuurbare achterwielen, …
8.3.9 Machinetrein Gras SCHIJVENMAAIER
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
Oogst
De schijvenmaaier bestaat uit een draagbalk waarop schijven gemonteerd
staan. De schijven zijn meestal rond, maar kunnen ook ovaal of
driehoekig zijn. Op de schijven staan naargelang de uitvoering messen
gemonteerd die het gras mooi afsnijden.
De maaihoogte wordt geregeld door de maaier hoger/lager te bewegen
of naar voren/achteren te kantelen; zeer brede getrokken uitvoeringen
hebben ook een loopwiel waarmee de hoogte ingesteld kan worden.
Het afgesneden gras wordt over de schijven geleidt en in zwad gelegd.
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
NADELEN
108
De uitvoeringen die vooraan gedragen worden, maaien doorgaans over
de hele breedte van de tractor. Schijvenmaaiers die achteraan gedragen
worden, maaien rechts of rechts en links naast de tractor. Door
combinatie van voor en achteraan gedragen of getrokken maaier, kan een
zeer brede werkgang in 1 maal gemaaid worden.
De schijvenmaaier is ideaal voor het maaien van grote percelen wanneer
het maaisel achteraf opgeraapt en/of in balen geperst wordt. De balk kan
onder een bepaalde hoek gesteld worden, hierdoor is deze machine ook
geschikt voor minder vlakke terreinen en propere bermen.
Inzet (bestuurder + tractor + maaier 6m) = ± 75 euro/uur (excl btw)
- Mooi maairesultaat
- Het maaisel behoudt een goede structuur waardoor het gemakkelijk
kan worden afgevoerd met opraapwagen of balenpers.
- Zeer hoog rendement door hoge rijsnelheid en brede werkgang.
- Veel vermogen nodig
- Gevoelig voor breuk door stenen, hout en grond
8.3.10 Machinetrein Gras TROMMELMAAIER
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
NADELEN
109
Oogst
Een trommelmaaier is opgebouwd uit een balk waaronder 2 of meer
trommels bevestigd zijn. De trommels zijn onderaan breder en krijgen de
vorm van een schijf. Aan de rand van de schijf worden vervangbare
messen gemonteerd. De maaitrommels draaien paarsgewijs tegen elkaar
in en voeren het maaisel naar achter af waarbij het op zwad gelegd
wordt.
De schijvenmaaier is ideaal voor het maaien van percelen wanneer het
maaisel achteraf opgeraapt en/of in balen geperst wordt.
Inzet (bestuurder + tractor + maaier) = ± 50 - 70 euro/uur (excl btw)
- Hoog rendement
- Het maaisel wordt niet verkleind waardoor het in balen geperst kan
worden.
- Het kan gebruikt worden voor minder vlakke terreinen (hoe breder de
machine, hoe onregelmatiger het totaalresultaat)
- Onderhoudsvriendelijk
- Veel vermogen nodig
- Omdat het maaisel tussen de trommels moet passeren is de machine
niet geschikt voor heel hoge vegetaties.
- Verstopping bij hogere vegetaties is mogelijk.
8.3.11 Machinetrein Gras Enkele verwerkingsstappen
STERRENZEEF
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
110
Behandeling
De sterrenzeef bestaat uit een serie van parallel geplaatste assen. Op de
assen staan sterren, deze zijn zo bevestigd dat één ster tussen twee
andere sterren van de naastliggende as draait. Alle assen en sterren
draaien in dezelfde richting.
Het te sorteren materiaal wordt op de assen en sterren gebracht. De fijne
fractie valt tussen de sterren, de grove fractie wordt door de draaiende
sterren naar het uiteinde van de zeef gevoerd.
Door onder de grove sterrenzeef een fijnere sterrenzeef te plaatsen,
kunnen 3 fracties gescheiden worden.
Er bestaan stationaire alsook mobiele uitvoeringen.
De machine is niet gemaakt voor gras, maar kan wel aangepast worden
om maaisel te ontdoen van storende materialen. Dit zeefsysteem wordt
vaak gecombineerd achter een trommelzeef. Vooral fijner materiaal
(zand, grond, …) wordt hiermee uit het maaisel gescheiden. Dergelijke
zeef kan onafgebroken nieuw materiaal verwerken.
8.3.12 TROMMELZEEF
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
111
Behandeling
Het maaisel wordt in een opvangbak met kiprooster gebracht, hier
worden bepaalde grove materialen (bvb takken) tegengehouden.
Vervolgens wordt het maaisel door een trommel gebracht met een
cilindervormige zeef. De trommel, die onder een bepaalde helling
opgesteld staat, draait, de fijne fractie valt door de zeef en de grove
fractie komt er langs achteren uit.
Er bestaan stationaire alsook mobiele uitvoeringen.
De machine is niet gemaakt voor gras, maar kan wel aangepast worden
om maaisel te ontdoen van storende materialen bvb stenen, plastic,
stenen, zand, grond. Dergelijke zeef kan onafgebroken nieuw materiaal
verwerken.
8.3.13 WINDSHIFTER
112
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
Behandeling
Er bestaan verschillende uitvoeringen, maar het principe is steeds
hetzelfde. Een ventilator zorgt voor wind die de lichte fractie scheidt van
de zwaardere fractie. Er bestaan uitvoeringen waarbij het maaisel
horizontaal over een transportband gebracht wordt. Bij de verticale
uitvoeringen valt het maaisel door een soort koker.
GEBRUIK
De windshifter kan gebruikt worden om lichtere vormen van zwerfvuil
(bvb plastic) te verwijderen. Dergelijke zeef kan onafgebroken nieuw
materiaal verwerken.
8.3.14 Machinetrein Gras OPRAAPPERS
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
NADELEN
113
Verzamelen, oprapen
Een opraappers raapt het maaisel op met de pickup. Het maaisel komt in
een kamer terecht waar het in lagen samengeperst wordt tot een balk
(vierkante baal). Het samengeperste gras wordt bij elkaar gehouden door
bindkoorden.
Er bestaan verschillende types persen, die balen van verschillende
afmetingen geven.
Achter de pers kan eventueel een wikkelmachine gekoppeld worden die
de balen wikkelt in plastic.
Een opraappers kan ingezet worden in percelen zonder al te steile
hellingen.
De machine is interessant om het maaisel compact af te voeren.
Het gras is op voorhand best voldoende droog. Is dit niet het geval, dan
kan het gaan beschimmelen en/of in brand vliegen. Om dit te voorkomen
wordt het hooi in plastic gewikkeld zodat er geen zuurstof aan kan, hier
spreken we niet van hooi maar van voordroog.
Inzet (bestuurder + tractor + klepelmaaier) = ± 7-10 euro/baal (excl btw)
- Het gras wordt gecompacteerd en kan gemakkelijk afgevoerd worden
- Vierkante balen zijn makkelijk te stapelen en te transporteren
- De machine is relatief zwaar
- Wanneer het maaisel te vers is, kan er hooibroei (en zelfontbranding)
ontstaan
8.3.15 Machinetrein Gras OPRAAPWAGEN
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
NADELEN
114
Verzamelen, oprapen
Een opraapwagen bestaat uit een pickup en een gesloten of halfgesloten
kar. De pickup is eigenlijk een horizontale as waarrond vingers draaien.
Deze vingers rapen het gras op. Het gras wordt met een ander draaiend
systeem tot in de wagen gebracht. De wagen is voorzien van een
kettingsysteem en kan zoals een mestwagen gelost worden.
In het invoerkanaal kunnen ook messen bevestigd zijn die het maaisel
verder verkleinen. Verder kunnen aanvullend op de messen achterop de
machine loswalsen zitten voor het gedoseerd lossen van de lading.
Een opraapwagen is een werktuig dat het maaisel dat in zwad ligt opraapt
en afvoert. De machine compacteert het gras niet.
Inzet (bestuurder + tractor + klepelmaaier) = ± 70 - 90 euro/uur (excl btw)
- Het gras wordt niet samengeperst zodat het achteraf makkelijker te
verwerken is in bvb een vergister.
- Mogelijkheid om het lange opgeraapte gras te gaan verkleinen, dit is
nodig voor verdere verwerking in bvb vergisting
- Het maaisel wordt niet gecompacteerd waardoor de transportkosten
hoger zullen liggen.
- Zeer omvangrijk systeem, je hebt voldoende ruimte nodig.
8.3.16 Machinetrein Gras OPROLPERS
STAP MACHINETREIN
OMSCHRIJVING
GEBRUIK
FINANCIEEL
VOORDELEN
NADELEN
115
Verzamelen, oprapen
Deze machine is gelijkaardig aan een opraappers maar produceert ronde
balen i.p.v. vierkante.
Er bestaan 2 types: een oprolpers met een vaste kamer en een met
variabele kamer. Bij een vaste kamer is de diameter van de perskamer
constant. De kamer wordt eerst helemaal gevuld en begint dan pas te
persen, hierdoor is de buitenkant van de rol vaster geperst dan de kern.
Bij een oprolpers met een variabele kamer kunnen balen met hardere
kern gevormd worden. De diameter van de balen kan men kleiner maken
door eerder te stoppen.
De balen worden bij elkaar gehouden met bindkoord of met een net.
Kunststof bindsystemen zijn te mijden daar deze de verwerking kunnen
bemoeilijken. Er bestaan ook uitvoeringen met wikkelsysteem
rechtstreeks opgebouwd.
Er bestaan verschillende types persen, die balen van verschillende
afmetingen geven.
Een oprolpers kan ingezet worden in percelen zonder al te steile
hellingen.
De machine is interessant om het maaisel compact af te voeren.
De machine kan ook natter gras aan, de balen dienen in dat geval wel
gewikkeld te worden om hooibroei te voorkomen.
Inzet (bestuurder + tractor + klepelmaaier) = ± 7-10 euro/baal (excl btw)
- Het gras wordt gecompacteerd en kan gemakkelijk afgevoerd worden
- Een oprolpers is minder zwaar dan een opraappers
- Rode balen zijn soms moeilijker te stapelen en te transporteren
- Wanneer relatief vers (nat) maaisel niet onmiddellijk verwerkt kan
worden, kan er hooibroei (en zelfontbranding) ontstaan. Om dit te
voorkomen kan men de balen in plastic wikkelen, wat een extra kost
met zich meebrengt.
9 Documentatie
Voorbeeld
STATUTEN CVBA MET SOCIAAL OOGMERK: LANDSCHAPSENERGIE
Hoofdstuk I: benaming – zetel – duur – doel
Artikel 1 - Rechtsvorm – Naam
De vennootschap neemt de vorm aan van een coöperatieve vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid met een sociaal oogmerk.
Haar naam is Landschapsenergie.
De vennootschap heeft een sociaal oogmerk en de vennoten streven slechts een beperkt
vermogensvoordeel na.
De woorden “coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met een sociaal
oogmerk” of de afkorting “CVBA-SO” moeten in alle akten, facturen en documenten
uitgaande van de vennootschap die naam onmiddellijk voorafgaan of volgen.
Artikel 2 - Maatschappelijke Zetel
De maatschappelijke zetel van de vennootschap is gevestigd te Kaulillerweg 3, 3950 Bocholt.
Hij kan worden verplaatst bij beslissing van de Raad van Bestuur.
Bij beslissing van de Raad van Bestuur mag de vennootschap bedrijfszetels vestigen op
andere plaatsen in België en in het buitenland.
Artikel 3 – Doel
De vennootschap heeft tot doel in België en in het buitenland, uitsluitend in eigen naam en
voor eigen rekening:
Het verwarmen van gebouwen op een lokale en duurzame wijze en het installeren,
onderhouden, herstellen en uitbaten van energie producerende installaties dienaangaande.
Daartoe kan de vennootschap samenwerken met, deelnemen in, of op gelijk welke wijze,
rechtstreeks of onrechtstreeks, belangen nemen in andere ondernemingen.
116
De vennootschap kan zowel tot waarborg van eigen verbintenissen als tot waarborg van
verbintenissen van derden borg stellen, onder meer door haar goederen in hypotheek of in
pand te geven, inclusief de eigen handelszaak.
De vennootschap kan eveneens optreden als bestuurder, volmachtdrager, mandataris of
vereffenaar in andere vennootschappen of ondernemingen.
De vennootschap kan in het algemeen alle commerciële, industriële, financiële, roerende of
onroerende handelingen verrichten in rechtstreeks of onrechtstreeks verband met haar
maatschappelijk doel of welke van aard zouden zijn de verwezenlijking ervan geheel of ten
dele te vergemakkelijken.
Tenzij deze handelingen in tegenspraak zijn met de bepalingen vastgelegd in het
gemeentedecreet van 15 juli 2005 en alle latere wijzigingen en het decreet van 6 juli 2001
houdende de intergemeentelijke samenwerking omtrent de deelname van de gemeenten
aan rechtspersonen of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden.
Artikel 4 - Sociaal Oogmerk
Het sociaal oogmerk dat door de vennootschap via haar activiteiten wordt nagestreefd is het
volgende:
Het stimuleren van lokale en duurzame energieproductie op basis van grondstoffen uit het
omliggende landschap, met respect voor de ecologische, culturele en sociale functies die dat
landschap vervult. Met haar activiteiten wil Landschapsenergie CVBA een maatschappelijke
voorbeeldfunctie vervullen op het vlak van investeringen in lokale, sociale, groene en CO 2neutrale energieproductie uit het landschap.
De vennootschat is niet opgericht met het oogmerk de vennoten rechtstreeks of
onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen
Artikel 5 – Duur
De vennootschap wordt voor een onbeperkte duur opgericht.
Hoofdstuk II: maatschappelijk kapitaal - aandelen
Artikel 6 - Maatschappelijk Kapitaal
Het maatschappelijke kapitaal is onbeperkt en samengesteld uit aandelen op naam
onderschreven door vennoten. Het is deels vast en deels veranderlijk.
Het vaste gedeelte van het kapitaal is gelijk aan éénentwintigduizend euro (21.000 €).
Het kapitaal is zonder wijziging van de statuten veranderlijk voor het bedrag dat het vaste
gedeelte van het kapitaal overtreft.
Artikel 7 – Maatschappelijke Aandelen
117
Het maatschappelijke kapitaal is verdeeld in aandelen op naam, elk aandeel is voorzien van
een volgnummer
Er worden drie (3) soorten aandelen gecreëerd, die de vennoten kunnen onderschrijven:
Categorie A: deze aandelen worden onderschreven door de stichtende vennoten.
De A-aandelen hebben een nominale waarde van duizend euro (1.000 €) per stuk.
Categorie B: deze aandelen worden onderschreven door rechtspersonen en openbare
instellingen die aan de toetredingsvoorwaarden voldoen.
De B-aandelen hebben een nominale waarde van duizend euro (1.000 €) per stuk.
Categorie C: deze aandelen worden onderschreven door fysieke personen die aan de
toetredingsvoorwaarden voldoen.
De C-aandelen hebben een nominale waarde van honderd euro (100 €) per stuk.
De aandelen worden in principe volledig volstort. Bij de uitgifte van aandelen kan de Raad
van Bestuur evenwel met gewone meerderheid bepalen dat de aandelen voor minstens één
vierde volstort worden.
De vennoten die voor de uitvoering van hun stortingen binnen de vastgestelde termijnen in
gebreke blijven, zijn evenwel van rechtswege en zonder ingebrekestelling verplicht een
intrest van zeven percent te betalen vanaf de datum waarop het bedrag eisbaar is en dit
onverminderd het recht van de vennootschap om in rechte de inning van het gehele
verschuldigde saldo of de vernietiging van de inschrijving of de uitsluiting van de in gebreke
gebleven vennoot te vorderen.
Van de aandelen waarop de stortingen niet werden uitgevoerd, wordt het stemrecht
opgeschort zolang de regelmatig opgevraagde en eisbare stortingen niet hebben
plaatsgevonden.
118
De Algemene Vergadering van de vennoten kan bij gewone meerderheid van de stemmen
beslissen over de uitgifte van obligaties, al dan niet van hypothecaire aard, door de
vennootschap. Ze stelt de rentevoet en de modaliteiten van de emissie vast en regelt de
werking van de vergadering van de obligatiehouders.
Artikel 8- Aansprakelijkheid van de vennoten
De aansprakelijkheid van de vennoten is beperkt tot het bedrag van hun inschrijving. Onder
de vennoten bestaat er geen solidariteit, noch onverdeeldheid.
Artikel 9 - Vorm van de aandelen
De aandelen zijn op naam; ten opzichte van de vennootschap zijn ze ondeelbaar.
De vennootschap heeft het recht om, in geval van onverdeeldheid, de rechten verbonden
aan de aandelen op te schorten tot de aanwijzing van één enkele mede-eigenaar als de
eigenaar ten opzichte van de vennootschap.
Zijn de aandelen bezwaard met een vruchtgebruik, dan bezit de vruchtgebruiker het
stemrecht.
Artikel 10 – Overdracht van aandelen
De aandelen zijn slechts beperkt overdraagbaar. Ze mogen onderling overgedragen worden
aan vennoten binnen eenzelfde categorie mits een akkoord van de Raad van Bestuur die
hierover beslist met een meerderheid van twee derden der aanwezige of
vertegenwoordigde stemmen. Het weigeren van een overdracht tussen vennoten wordt
door de Raad van Bestuur gemotiveerd op de eerstvolgende Algemene Vergadering.
Deze toestemming is evenwel niet vereist indien de aandelen worden overgedragen of
overgaan:
- aan de echtgeno(o)t(e) van de overdrager of erflater
- aan de bloedverwanten in de rechte opgaande of in de rechte nederdalende lijn van de
overdrager of erflater
- een zustervennootschap, dochteronderneming of een andere met een aandeelhouder
verbonden vennootschap, rechtsopvolger.
119
Elke vennoot, natuurlijke of rechtspersoon, die het geheel of een gedeelte van zijn aandelen
wil overdragen (hierna “overdrager” genoemd) moet de Raad van Bestuur hierover inlichten,
met vermelding van het aantal en de nummers van de aandelen die hij wenst over te dragen,
de prijs en modaliteiten van betaling geboden door de kandidaat-overnemer alsmede de
identiteit van deze laatste (hierna “overnemer” genoemd)en alle andere voorwaarden van
overdracht.
Binnen de twee maanden na de verzending van de vraag om goedkeuring, beslist de Raad
van Bestuur over de goedkeuring van de voorgestelde overnemer.
Het besluit van de Raad van Bestuur wordt aan de overdrager betekend binnen de acht
dagen.
Deze regeling is van toepassing op alle aandelen van de vennootschap alsook op alle
eventuele converteerbare obligaties en warrants, uitgegeven door de vennootschap.
Hoofdstuk III: vennoten
Artikel 11- De vennoten
Zijn vennoot:
1°) de ondertekenaars van deze akte, hierna “oprichters” genoemd, houders van aandelen
categorie A.
2°) De rechtspersonen of openbare instellingen die als vennoot door de Raad van Bestuur
worden aanvaard met aandelen categorie B. Deze vennoten moeten minstens één aandeel
van de vennootschap onderschrijven, met dien verstande dat deze onderschrijving de
aanvaarding inhoudt van de statuten.
3°) De fysieke personen die als vennoot door de Raad van Bestuur worden aanvaard met
aandelen categorie C. Deze vennoten moeten minstens één aandeel van de vennootschap
onderschrijven, met dien verstande dat deze onderschrijving de aanvaarding inhoudt van de
statuten.
4°) Ieder personeelslid dat uiterlijk één jaar na zijn indiensttreding in de vennootschap
volgens de modaliteiten vastgelegd door de Raad van Bestuur de wil uitgedrukt heeft als
vennoot opgenomen te worden. Zij worden houder van aandelen Categorie C.
De Raad van Bestuur beslist over de toetreding, de uittreding en de uitsluiting van de
vennoten. De Raad van Bestuur mag de toetreding, uittreding of uitsluiting van vennoten
niet uit speculatieve overwegingen weigeren, respectievelijk uitspreken, tenzij die vennoot
niet of niet langer aan de algemene toelatingsvoorwaarden voldoet of daden verricht die
met de belangen van de vennootschap strijdig zijn.
120
De Raad van Bestuur zal het weigeren van de toetreding van een vennoot motiveren op de
eerstvolgende Algemene Vergadering.
De Raad van Bestuur legt vast hoe personeelsleden van de vennootschap die volledig
handelingsbekwaam zijn, en die ten minste één jaar een arbeidsovereenkomst met de
vennootschap hebben, de hoedanigheid van vennoot kunnen verwerven.
De vaststelling van de aanvaarding van een vennoot geschiedt door een inschrijving in het
aandelenregister, zoals bepaald in artikel 357 van het Wetboek van Vennootschappen.
Artikel 12 – Einde van het lidmaatschap
De vennoten houden op deel uit te maken van de vennootschap ingevolge hun:
1 uittreding;
2 uitsluiting;
3. uittreding van rechtswege ten gevolge van faillissement, kennelijk onvermogen,
onbekwaamverklaring van een vennoot of ontbinding gepaard gaand met vereffening.
Artikel 13 – Register van aandelen
De vennootschap houdt op haar zetel een (elektronisch) register bij, waarvan de vennoten
ter plaatse inzage kunnen nemen en waarin, voor iedere vennoot, het volgende wordt
aangetekend:
1. bij natuurlijke personen: naam, voornaam, woonplaats en rijksregisternummer of, bij een
rechtspersoon-vennoot: de maatschappelijke benaming en zetel, vorm en
ondernemingsnummer (of ander identificatienummer);
2. de datum van toetreding, uittreding of uitsluiting;
3. het aantal aandelen waarvan hij houder is, alsmede de inschrijvingen op nieuwe aandelen,
de terugbetalingen en de overgangen en overdrachten van aandelen, met opgave van de
datum;
4. de stortingen op aandelen en de gelden die voor uittreding, gedeeltelijke terugneming van
aandelen en voor terugneming van stortingen worden aangewend.
De Raad van Bestuur is belast met de inschrijvingen.
De inschrijvingen geschieden op grond van documenten met bewijskracht, die gedagtekend
en ondertekend zijn. Zij vinden plaats in de volgorde van hun datum van voorlegging.
Van de inschrijving in het aandelenregister wordt een certificaat afgegeven aan de vennoten.
Deze afschriften kunnen niet worden aangewend als bewijs tegen de vermeldingen in het
aandelenregister.
De uittreding van een vennoot wordt ingeschreven in het aandelenregister naast de naam
van de uittredende vennoot.
Artikel 14 – Uittreding of terugname van aandelen.
121
Een vennoot mag gedurende de eerste zes maanden van het boekjaar uittreden of
verzoeken om een gedeeltelijke terugneming van zijn aandelen.
Een vennoot die wenst uit te treden dient hier schriftelijk om te verzoeken. Dit kan bij
aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs.
Vennoten kunnen evenwel slechts uittreden vanaf het derde jaar na oprichting.
Uittreding of terugneming van aandelen is alleen toegestaan in zoverre ze niet voor gevolg
heeft dat het netto actief, zoals bepaald in artikel 429 van de vennootschapswet, vermindert
tot een bedrag dat kleiner is dan het vast gedeelte door de statuten vastgelegd of indien zij
de vereffening van de vennootschap tot gevolg zou hebben, het bestaan ervan in het
gedrang brengt of indien het aantal vennoten herleid wordt tot minder dan drie.
In voorkomend geval wordt deze beslissingsbevoegdheid toegewezen aan de Raad van
Bestuur die haar beslissing motiveert in een aangetekend schrijven.
Op de vrijgekomen aandelen Categorie A hebben andere vennoten, houder van aandelen
Categorie A een voorkeurrecht omgekeerd evenredig in verhouding met het aantal aandelen
dat zij bezitten.
Personeelsleden die niet langer door een arbeidsovereenkomst met de vennootschap zijn
gebonden, kunnen, overeenkomstig de voorwaarden en wijze waartoe besloten werd door
de Raad van Bestuur, evenwel uiterlijk één jaar na het einde van de overeenkomst,
desgewenst, afstand doen van de hoedanigheid van vennoot.
Artikel 15 - Uitsluiting van vennoten
Iedere vennoot kan om gegronde redenen of om elke andere in de statuten vermelde
oorzaak uitgesloten worden. De redenen kunnen in een intern reglement worden
opgenomen.
De uitsluiting wordt uitgesproken door de Raad van Bestuur.
De vennoot van wie de uitsluiting wordt gevraagd, moet worden uitgenodigd om zijn
opmerkingen binnen een maand na de verzending van een aangetekende brief met het
gemotiveerde voorstel tot uitsluiting schriftelijk kenbaar te maken aan het orgaan van de
vennootschap dat de uitsluiting moet uitspreken. Als hij erom verzoekt in zijn schriftelijke
opmerkingen, moet de vennoot worden gehoord.
Elke beslissing tot uitsluiting moet met redenen omkleed zijn.
De beslissing tot uitsluiting wordt vastgesteld in een proces-verbaal opgemaakt en
ondertekend door de Raad van Bestuur. Dat proces-verbaal vermeldt de feiten waarop de
uitsluiting is gegrond. De uitsluiting wordt in het register van de vennoten overgeschreven.
Een eensluidend afschrift van de beslissing wordt binnen de vijftien dagen per aangetekende
brief aan de uitgesloten vennoot verstuurd.
122
Artikel 16 – Terugbetaling van aandelen
De uittredende, uitgesloten of terugnemende vennoot heeft recht op de tegenwaarde van
zijn aandelen, zoals die blijkt uit de goedgekeurde balans van het lopende boekjaar maar
steeds geplafonneerd tot maximum de nominale waarde.
De ontslagnemende, uittredende of uitgesloten vennoot kan ten opzichte van de
vennootschap geen enkel ander recht laten gelden.
De betaling zal binnen uiterlijk zes maanden na goedkeuring van de jaarrekening van het
boekjaar waarin de aanvraag tot uittreding gedaan werd, plaatsvinden in geld, in
voorkomend geval pro rata liberationis.
De Raad van Bestuur kan ten allen tijde beslissen de uitbetaling op een vroegere datum te
doen, desgevallend als voorschot, indien de gerechtigden een ernstige reden voorbrengen.
Artikel 17 - Inning tegenwaarde aandelen
In geval van overlijden, faillissement, kennelijk onvermogen of onbekwaamverklaring van
een vennoot hebben zijn erfgenamen, rechthebbenden, rechtverkrijgenden of schuldeisers
recht op de uitkering van de waarde van zijn aandelen overeenkomstig artikel 16.
Artikel 18 – Rechten van de vennoten
De vennoten en de rechthebbenden of rechtverkrijgenden van een vennoot kunnen
geenszins de vereffening van de vennootschap eisen, noch de zegels laten leggen op het
vermogen van de vennootschap of daarvan een inventaris vorderen. Voor de uitoefening van
hun rechten moeten zij zich houden aan de statuten, de balans en de beslissingen van de
Raad van Bestuur en algemene vergadering.
Artikel 19 - Aansprakelijkheid
De vennoten zijn gehouden ten belope van hun inbreng in het kapitaal van de vennootschap.
Er bestaat tussen hen noch hoofdelijkheid noch ondeelbaarheid.
De vennoot die is uitgesloten, uitgetreden of gedeeltelijk zijn aandelen heeft teruggenomen,
blijft gedurende vijf jaar te rekenen van deze gebeurtenis, behalve wanneer de wet een
kortere verjaringstermijn bepaalt, binnen de grenzen van zijn verbintenis als vennoot,
persoonlijk instaan voor alle verbintenissen door de vennootschap aangegaan voor het einde
van het jaar waarin zijn uitsluiting, uittreding of gedeeltelijke terugneming zich heeft
voorgedaan.
Hoofdstuk IV: Bestuur en controle
Artikel 20 - Bestuur van de vennootschap
De vennootschap wordt bestuurd door een Raad van Bestuur die samengesteld is uit
minimum 4 leden en maximum 10 leden, al dan niet vennoten.
In de Raad van Bestuur moet elke aandelencategorie vertegenwoordigd zijn als volgt:
123
Er zal steeds één bestuurder benoemd zijn per vertegenwoordigende oprichter, houders
aandelen categorie A en dit zo lang deze rechtspersonen of hun rechtsopvolger vennoot zijn.
Elke vertegenwoordigde oprichter kan zich laten bijstaan door één adviseur.
Er zal steeds één bestuurder benoemd zijn voor het geheel van houders aandelen categorie
B
Er zal steeds één bestuurder benoemd zijn voor het geheel van houders aandelen categorie
C
Wanneer een rechtspersoon tot bestuurder wordt benoemd, wordt een vaste
vertegenwoordiger, natuurlijke persoon, aangeduid die belast wordt met de uitvoering van
de opdracht in naam en voor rekening van de rechtspersoon. Voor de benoeming en de
beëindiging van de opdracht van vaste vertegenwoordiger gelden dezelfde regels van
openbaarmaking alsof hij deze opdracht in eigen naam zou vervullen.
De bestuurders worden door de Algemene Vergadering benoemd met een gewone
meerderheid van de stemmen.
Na de oprichting van de vennootschap geldt de benoeming van de bestuurders telkens voor
vier jaar, waarbij telkens maar de helft van de bestuursmandaten vacant wordt. Deze
worden aangeduid via lottrekking.
Uittredende bestuurders zijn herkiesbaar maar de hernieuwde kandidatuurstelling van een
bestuurder wordt door de Raad van Bestuur aan de Algemene Vergadering gemotiveerd aan
de hand van een evaluatieverslag.
Een bestuurder die evenwel twee periodes van vier jaar vervuld heeft en tijdens een derde
periode de leeftijd van zeventig jaar zou bereiken, kan niet meer herverkozen worden.
De mandaten verstrijken telkens op de dag van de algemene vergadering die gehouden
wordt in het jaar waarin het mandaat afloopt.
De algemene vergadering mag een bestuurder op elk ogenblik zonder reden of vooropzeg
ontslaan zij het dat hier ¾ van de geldig uitgebrachte stemmen nodig zijn.
Het mandaat van de bestuurders en van de controlerende vennoten is niet bezoldigd. Als de
bestuurders een opdracht vervullen met bijzondere of vaste prestaties, mag hiervoor een
beloning worden toegekend; deze beloning mag in geen geval een participatie in de
vennootschapswinst zijn.
124
De benoeming van een bestuurder treedt in werking na aanvaarding van het mandaat. De
aanvaarding wordt vermoed plaats te vinden tenzij een uitdrukkelijke verklaring van de
betrokkene dat hij zijn mandaat weigert op te nemen.
Binnen acht dagen na hun benoeming moeten de bestuurders het door de wet
voorgeschreven uittreksel van hun benoemingsakte neerleggen op de griffie van de
rechtbank van koophandel.
Artikel 21- Raad van Bestuur
De Raad van Bestuur kiest onder de bestuurders een voorzitter en een ondervoorzitter. De
voorzitter wordt gekozen door de bestuurders aangeduid door de aandeelhouders categorie
A.
In geval van afwezigheid of verhindering van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de
raad door het oudste lid voorgezeten.
De raad komt bijeen na oproeping door de voorzitter of door de ondervoorzitter evenals zo
dikwijls als het belang van de vennootschap dat vergt. Hij moet ook worden samengeroepen
indien twee bestuurders daarom verzoeken.
De raad vergadert minstens vier maal per jaar.
De raad komt bijeen op de zetel van de vennootschap of op elke andere plaats opgegeven in
het oproepingsbericht.
Behoudens in dringende gevallen te verantwoorden in de notulen van de vergadering,
geschieden oproepingen per gewone brief, fax of e-mail, met opgave van de agenda, ten
minste vijf volle dagen vóór de vergadering.
Voor het nemen van beslissingen wordt gestreefd naar consensus, en indien dit niet mogelijk
is bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de
voorzitter doorslaggevend.
Een bestuurder mag per brief of elektronisch aan een andere bestuurder opdracht geven
hem op de vergadering te vervangen en in zijn plaats zijn stem uit te brengen. De
volmachten moeten uiterlijk bij het begin van de vergadering aan de voorzitter of de
ondervoorzitter worden bekendgemaakt.
De beraadslagingen en stemmingen van de raad worden genotuleerd en getekend door de
voorzitter en de verslaggever. De afschriften of uittreksels van die notulen worden getekend
door de voorzitter of door twee bestuurders.
Artikel 22 – Belangenconflicten
Indien een bestuurder, rechtstreeks of onrechtstreeks, een belang van vermogensrechtelijke
aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid
125
behoort van de Raad van Bestuur, moet hij dit mededelen aan de andere bestuurders vóór
de Raad van Bestuur een besluit neemt. Zijn verklaring, alsook de rechtvaardigingsgronden
betreffende voornoemd strijdig belang moeten worden opgenomen in de notulen van de
Raad van Bestuur die de beslissing moet nemen. Ook de vermogensrechtelijke gevolgen
ervan voor de vennootschap moeten in de notulen worden vermeld.
Het betrokken bestuurslid kan geldig deelnemen aan de toelichting van het agendapunt
maar zal niet deelnemen aan de beraadslaging, noch aan de stemming.
De vennootschap kan de nietigheid vorderen van beslissingen of verrichtingen die hebben
plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel bepaalde regels.
Artikel 23 - Openvallen bestuursmandaat
Indien een plaats van bestuurder vacant wordt, mogen de overblijvende bestuurders een
voorlopige vervanger benoemen.
De benoeming moet aan de eerstvolgende algemene vergadering ter bekrachtiging worden
voorgelegd.
De nieuwe bestuurder doet het mandaat uit van de persoon die hij vervangt.
Artikel 24 – Bevoegdheden
De Raad van Bestuur bezit de meest uitgebreide bevoegdheden om alles te doen wat nodig
of nuttig is om het doel van de vennootschap te verwezenlijken. Alles wat niet expliciet door
de wet of de statuten wordt voorbehouden aan de algemene vergadering behoort tot haar
bevoegdheid.
De Raad van Bestuur mag aan lasthebbers van zijn keuze, binnen de perken van zijn
bevoegdheid, bijzondere volmachten verlenen.
Artikel 25 - Bevoegdheden tot delegeren
De Raad van Bestuur mag het dagelijks bestuur van de vennootschap toevertrouwen aan
één of meer bestuurders met de titel van gedelegeerd bestuurder. Hij mag eveneens de
bevoegdheden van alle of een gedeelte van de zaken van de vennootschap toevertrouwen
aan een directiecomité of directeur, die al dan niet bestuurder is. Verder mag hij voor
bepaalde taken bevoegdheden toekennen aan derden.
Dergelijke delegaties dienen duidelijk genoteerd te worden in het verslag van de Raad van
Bestuur.
Bevoegdheden die evenwel niet door de Raad van Bestuur kunnen gedelegeerd worden,
zijn:
Het verwerven van onroerend goed
Alle financiële engagementen groter van 5.000 €.
De Raad van Bestuur zal de emolumenten vaststellen die gehecht zijn aan de toegekende
delegaties.
Artikel 26 - Vertegenwoordiging van de vennootschap
126
Afgezien van bijzondere delegaties wordt de vennootschap tegenover derden en in rechte
geldig vertegenwoordigd door twee bestuurders, waarvan minstens één de voorzitter of één
van de ondervoorzitters is.
Afschriften van (goedgekeurde) notulen en stukken van de vennootschap mogen
rechtsgeldig voor eensluidend worden ondertekend hetzij door twee bestuurders
(gezamenlijk handelend), hetzij door de voorzitter (alleen handelend), hetzij door een
gedelegeerd bestuurder (alleen handelend).
Artikel 27 - Controle
De controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de
verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, wordt aan één of meer commissarissen
opgedragen. De commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering van
vennoten, onder de leden, natuurlijke personen of rechtspersonen, van het Instituut der
Bedrijfsrevisoren. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van
drie jaar. Op straf van schadevergoeding kunnen zij tijdens hun opdracht alleen om wettige
reden door de algemene vergadering worden ontslagen.
Zolang de vennootschap evenwel kan genieten van de uitzonderingsbepaling voorzien bij
artikel 141, 2° van het Wetboek van Vennootschappen, heeft iedere vennoot conform artikel
166 van het Wetboek van Vennootschappen individueel de onderzoeks- en
controlebevoegdheid van een commissaris.
De Algemene Vergadering kan de onderzoek- en controlebevoegdheid evenwel overdragen
aan één of meer controlerende vennoten die zij benoemt en te allen tijd kan ontslaan. De
controlerende venno(o)ten rapporteren aan de algemene vergadering.
Hoofdstuk V: Algemene Vergadering
Artikel 28 - Samenstelling en bevoegdheid
De regelmatig samengestelde vergadering vertegenwoordigt alle vennoten. Haar
beslissingen zijn bindend voor allen, ook voor de afwezigen of dissidenten.
Ze bezit de bevoegdheden die de wet en deze statuten haar toekennen.
De regelmatig samengestelde vergadering vertegenwoordigt alle vennoten. Haar
beslissingen zijn bindend voor allen, ook voor de afwezigen of zij die tegenstemmen.
Artikel 29 - Oproeping
De Algemene Vergadering wordt opgeroepen door de Raad van Bestuur. Dat moet
geschieden door middel van e-mail of via een gewone brief als de vennoot zijn voorkeur voor
deze oproepingswijze schriftelijk kenbaar gemaakt heeft. Oproeping gebeurt met opgave
van de agenda, ten minste vijftien dagen vóór de datum van de bijeenkomst aan de
vennoten verstuurd aan het laatst gekende adres.
De Algemene Vergadering moet minstens eenmaal per jaar worden opgeroepen op tweede
dinsdag van mei om 13 uur om zich onder meer uit te spreken over de jaarrekening van het
voorbije boekjaar, het te bestemmen resultaat, desgevallend het jaarverslag en over de
127
decharge aan de bestuurders en in voorkomend geval aan de commissaris(sen) of aan de
vennoten belast met de controle.
Indien deze dag een wettelijke feestdag is, heeft de jaarvergadering de volgende werkdag
plaats.
De vergadering kan ook in buitengewone zitting worden opgeroepen. Dat moet geschieden
op verzoek van de vennoten met ten minste de helft van alle aandelen van hun categorie in
hun bezit op het ogenblik van dat verzoek of in voorkomend geval van een commissaris. Ze
moet dan binnen de maand na het verzoek worden bijeengeroepen.
De algemene vergaderingen komen bijeen op de zetel van de vennootschap of op elke
andere plaats in Vlaanderen, opgegeven in het oproepingsbericht.
De Algemene Vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter, zo deze afwezig of verlet is
door de ondervoorzitter van de Raad van Bestuur. Bij afwezigheid van de voorzitter en de
ondervoorzitter kan een bestuurder die daartoe door de raad aangewezen is of, bij gebrek
aan een dergelijke aanwijzing, de oudste bestuurder aanwezig op de vergadering de
vergadering voorzitten. De voorzitter wijst de secretaris aan die geen vennoot hoeft te zijn.
De vergadering wijst onder de aanwezige vennoten twee stemopnemers aan. De voorzitter,
de secretaris en de stemopnemers maken het bureau van de algemene vergadering uit.
Artikel 30 - Volmachten
Een vennoot mag zich op de vergadering door middel van een schriftelijke volmacht door
een andere vennoot met stemrecht laten vertegenwoordigen. Elke volmachtdrager kan
slechts één vennoot vertegenwoordigen.
De rechtspersonen mogen evenwel, ongeacht de voorgaande bepaling, worden
vertegenwoordigd door hun statutaire of wettige vertegenwoordigers.
Artikel 31 – Beslissingen
Behoudens de uitzonderingen voorzien door de wet of door deze statuten beslist de
vergadering bij gewone meerderheid van de stemmen, zonder rekening te houden met de
onthoudingen en ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde vennoten.
Behoudens in verantwoorde dringende gevallen zal de algemene vergadering alleen over de
agendapunten die vermeld staan in de oproeping geldig kunnen beraadslagen.
Wanneer de vergadering zich dient uit te spreken over een wijziging in de statuten moeten,
opdat ze geldig zou kunnen beraadslagen, de oproepingen het voorwerp van de
beraadslagingen vermelden en moet ten minste de helft van de aandelen met stemrecht op
de vergadering vertegenwoordigd zijn.
Wordt deze laatste voorwaarde niet vervuld, dan dient een nieuwe vergadering met
dezelfde agenda te worden bijeengeroepen. Deze zal dan geldig beraadslagen ongeacht het
aantal vertegenwoordigde aandelen.
128
Een beslissing tot goedkeuring of verwerping van een intern reglement gebeurt met gewone
meerderheid van stemmen.
Een wijziging van de statuten is pas geldig als ze met de drie vierden van de geldig
uitgebrachte stemmen wordt goedgekeurd
Het voorstel tot wijziging van de statuten dient bovendien goedgekeurd te worden door
minstens éénenvijftig procent van de geldig uitgebrachte stemmen binnen de categorie Aaandelen.
Artikel 32 – Stemrechten
Elk aandeel geeft in principe recht op één stem.
Geen enkele vennoot mag evenwel aan de stemming deelnemen, voor hem persoonlijk en
als mandataris, met meer dan een tiende van het aantal stemmen verbonden aan de in de
vergadering vertegenwoordigde aandelen. Dit percentage wordt op een twintigste gebracht
wanneer een of meer vennoten de hoedanigheid hebben van personeelslid in dienst
genomen door de vennootschap.
Artikel 33 – Notulen
De notulen van de Algemene Vergadering worden ondertekend door de leden van het
bureau en de vennoten die zulks wensen.
De afschiften en uittreksels van die notulen worden door de voorzitter of de ondervoorzitter
ondertekend.
Hoofdstuk VI: balans – winstverdeling
Artikel 34 - Boekjaar
Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. Het boekjaar begint op één januari en
eindigt op eenendertig december van elk jaar.
Artikel 35 - Jaarverslag
Aan het eind van elk boekjaar stelt de Raad van Bestuur, overeenkomstig de bepalingen
toepasselijk ter zake, de inventaris en de jaarrekening op die aan de Algemene Vergadering
moeten worden overgelegd.
Één maand vóór de Algemene Vergadering overhandigt de Raad van Bestuur de
documenten, samen met een verslag, aan de commissaris(sen) of de vennoot (vennoten)
belast met de controle. Hij (zij) zal (zullen) een verslag over hun controleopdracht opstellen.
Vijftien dagen vóór de vergadering worden de jaarrekening, bestaande uit de balans, de
resultatenrekening en de toelichting, de verslagen van de bestuurders en commissarissen (of
vennoten belast met de controle) ter beschikking van de vennoten neergelegd op de zetel
van de vennootschap.
129
De Raad van Bestuur brengt eveneens ieder jaar een bijzonder verslag uit over de wijze
waarop de vennootschap toezicht heeft uitgeoefend op het realiseren van haar sociaal
oogmerk. Dit verslag moet ondermeer aangeven dat de uitgaven inzake investeringen,
inzake de werkingskosten en bezoldigingen bestemd zijn om het sociaal oogmerk van de
vennootschap te bevorderen.
Artikel 36 - Winstverdeling
Op voorstel van de Raad van Bestuur kan de Algemene Vergadering zich uitspreken over de
bestemming van het saldo van de nettowinst:
- Minstens vijf percent wordt afgenomen voor de vorming van de wettelijke reserve en dit
tot deze gelijk is aan één tiende van het geplaatste kapitaal;
- Het overblijvende saldo kan worden uitbetaald als een dividend op het gestorte bedrag van
de aandelen. Het rechtstreekse vermogensvoordeel dat de vennootschap onder de vorm van
dividend aan de vennoten uitkeert, zal niet hoger zijn dan de rentevoet vastgesteld door de
Koning ter uitvoering van artikel 1, § 2, 6° van het Koninklijk Besluit van 8 januari 1962. De
betaling van de dividenden geschiedt op de datum en op de manier door de Raad van
Bestuur vastgesteld. Indien een vennoot zijn verzoek tot uittreding ter kennis heeft gebracht
van de vennootschap zal de winstuitkering pro rata temporis gebeuren tot op het ogenblik
van het verzoek tot uittreding;
- het eventuele overschot wordt aan de vrije reserve toegewezen
Artikel 36 bis – restorno
Indien de Raad van Bestuur zou voorstellen een restorno uit te keren, kan het
bedrijfsoverschot alleen worden uitgekeerd naar rata van de verrichtingen die zij met de
vennootschap hebben gedaan.
Hoofdstuk VII: ontbinding - vereffening
Artikel 37 - Vereffening
Behalve de wettelijke oorzaken van ontbinding, kan de vennootschap ontbonden worden
door de Algemene Vergadering volgens de voorwaarden voorzien inzake statutenwijziging.
In geval van ontbinding om gelijk welke reden en op gelijk welk tijdstip geschiedt de
vereffening door de zorgen van het bestuursorgaan, tenzij de Algemene Vergadering besluit
de vereffening aan één of meer vereffenaars toe te vertrouwen.
De vereffenaar(s) beschikt(ken) over de meest uitgebreide bevoegdheden toegekend door
de artikels 186 en volgende van het Wetboek van Vennootschappen.
In voorkomend geval zal de vergadering de emolumenten van de vereffenaar(s) vaststellen.
Artikel 38 - Slotafrekening
Na betaling van de schulden en kosten van de vennootschap zal het saldo in de eerste plaats
worden aangewend voor de uitbetaling van de aandeelhouders overeenkomstig artikel 16.
130
Het overblijvende liquidatiesaldo krijgt een bestemming die zo nauw mogelijk aansluit bij het
sociaal oogmerk van de vennootschap.
De aandelen geven geen recht op enige andere uitbetaling dan voorzien in artikel 16. In
geval het vermogen van de vennootschap ontoereikend is om de vennoten uit te betalen
overeenkomstig artikel 16, geschiedt de betaling pondspondsgewijze.
Hoofdstuk VIII: diverse bepalingen
Artikel 39 - Keuze van woonplaats
Iedere vennoot of bestuurder, die in het buitenland woont en geen woonplaats in België
heeft gekozen, wordt voor de toepassing van deze statuten verondersteld woonplaats te
hebben gekozen op de zetel van de vennootschap, waar hem alle officiële kennisgevingen,
mededelingen en aanmaningen geldig kunnen bezorgd worden.
Artikel 40 – Huishoudelijk Reglement en/of aandeelhoudersovereenkomst
Alles wat verband houdt met de werkzaamheden van de Raad van Bestuur, de Algemene
Vergadering, en de goede werking van de vennootschap mag geregeld worden door een
huishoudelijk reglement en/of een aandeelhoudersovereenkomst zonder strijdig te zijn met
de wet of de statuten. Door de Raad van Bestuur en/of de Algemene Vergadering kunnen
voorstellen tot wijziging van het Huishoudelijk reglement en de
aandeelhoudersovereenkomst worden voorgesteld. De wijzigingen zijn alleen aangenomen
na goedkeuring door de Algemene Vergadering bij drie/vijfde van de uitgebrachte stemmen.
131