ENERGIEK PLATTELAND ENERGIE UIT HET LANDSCHAP BENUTTEN IN EEN COÖPERATIEF VERBAND EEN PROJECT VAN BB PROJECTEN VZW, INNOVATIESTEUNPUNT VZW EN AGROBEHEERCENTRUM ECO² VZW Gesubsidieerd door het Europees Sociaal Fonds in het kader van de oproep “Coöperatief Ondernemen” 1 Beknopte samenvatting In dit document willen we een handleiding aanbieden voor mensen die het enorme energiepotentieel van het Vlaamse landschap willen benutten en dit willen doen in samenwerking met andere personen of instanties. Deze blauwdruk heeft de ambitie een overzicht te geven van de technische en organisatorische mogelijkheden en beperkingen van verschillende manieren van aanpak. We willen met deze handleiding het traject van de coöperatievorming beschrijven en analyseren zodat initiatiefnemers beter beslagen aan hun project kunnen beginnen. Daarnaast gaan we in op aspecten als productiepotentieel, benodigde machines, aanpak van logistiek, samenwerkingsmodellen, enz. De klemtoon ligt op samenwerkingsverbanden met dé beheerders van het buitengebied bij uitstek: de landbouwers maar de beschreven ideeën zijn evenzeer toepasbaar op iedereen die op het platteland initiatieven wil ontplooien. In deze blauwdruk worden ter illustratie ook een aantal bestaande voorbeelden in binnenen buitenland toegelicht. Enkele pilootcases worden gebruikt om het aangereikte materiaal te illustreren en te toetsen aan de coöperatieve realiteit. Wie er ernstig aan denkt om een energiecoöperatie op te richten of om op basis van lokale en regionale biomassa warmte en/of elektriciteit te produceren, vindt in deze handleiding zeker zijn gading. 2 Woord vooraf Energie is duur en zal waarschijnlijk nog duurder worden. Daarom zijn er steeds meer mensen, organisaties en overheden die zoeken naar manieren om hun energieverbruik te verminderen maar ook om op alternatieve manieren energie te produceren. Daarbij wordt er meer en meer gekeken naar de mogelijkheden om uit onze eigen omgeving grondstoffen te gaan oogsten die dan kunnen ingezet worden om energie te produceren. De meest voor de hand liggende ontwikkeling is de productie van warmte maar ook elektriciteit is mogelijks een optie, zeker als we denken aan biogas uit vergisting In deze handleiding hebben een aantal partners, actief in de agrarische sector, hun krachten gebundeld om ervaring en kennis samen te brengen tot een handzaam document waarmee geïnteresseerden aan de slag kunnen om zelf een initiatief op te zetten of om de haalbaarheid van een mogelijk project te onderzoeken. We danken daarom ook graag iedereen die heeft bijgedragen aan dit project: de medewerkers van het Agrobeheercentrum ECO², de medewerkers van het Innovatiesteunpunt voor Land- en Tuinbouw, collega’s van Boerenbond. Er zijn in deze handleiding bijdragen verwerkt van Inge Goessens, Bart Schoukens Tom Van Craenem, Joost-Pim Balis en mezelf. Daarnaast zijn we ook dank verschuldigd aan de mensen die in opdracht van ESF hebben geassisteerd in het uitwerken van de coöperatieve onderdelen en last but not least het ESF zelf dat de fondsen ter beschikking heeft gesteld waardoor dit project mogelijk werd. Dit document heeft een lange vormingsgeschiedenis gekend. Door wijzigingen in het personeelsbestand werd er heel wat achterstand opgelopen op de oorspronkelijke planning maar met enkele maanden vertraging ligt de blauwdruk voor een coöperatieve uitbating van energie uit het platteland nu toch eindelijk ter beschikking. Maak er goed gebruik van en vergeet niet om ons te contacteren als u ideeën zou willen gaan uittesten, wij begeleiden u graag verder op weg naar een succesvolle energiecoöperatie. Leuven 28 februari 2014 Bart Vleeschouwers Stafmedewerker Boerenbond 3 Inhoudsopgave Beknopte samenvatting 2 Woord vooraf 3 Inhoudsopgave 4 Lijst van afkortingen 7 1. Initiatiefnemers 8 BB projecten vzw 8 Agro|Bedrijfshulp vzw 8 2. Energiecoöperaties in de praktijk 10 2.1 Probleemstelling 10 2.2 Bestaande modellen 12 2.3 Potentieel 12 2.4 Logistiek 14 3. Het coöperatieve idee 3.1 Waarom een coöperatie? 15 3.2 Welke werkvormen? 15 3.2.1 Feitelijke vereniging 15 3.2.2 Vereniging zonder winstoogmerk 16 3.2.3 Naamloze vennootschap 16 3.2.4 Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid 17 3.2.5 Coöperatieve vennootschap 17 3.3 Werkgebied afbakenen 4 15 17 3.3.1 De geografische afbakening 18 3.3.2 De inhoudelijke afbakening 18 3.4 Wie kan je er allemaal in betrekken? 19 3.5 Goede afspraken maken goede vrienden 20 4. Bouwstenen voor een business plan 21 4.1 Projectnetwerk en aanpak 21 4.1.1 Verkenningsfase 21 4.1.2 Afbakening doelstellingen 23 4.1.3 Samenwerking opzetten 24 4.2 Stakeholderanalyse 24 4.2.1 Stakeholders 24 4.2.2 Samenwerking 25 4.2.3 Aandelenstructuur 27 4.2.4 Vennoten in de coöperatie 28 4.3 Marketing en communicatie 28 4.3.1 Welke markt 28 4.3.2 Toegevoegde waarde voor de markt 29 4.3.3 Concurrentie-analyse 29 4.3.4 Samenstelling marketingmix 31 4.3.5 Coöperatieve voordelen op de markt 31 4.4 Human Ressource Management 32 4.4.1 Tewerkstelling 32 4.4.2 Vrijwilligers 32 5. Evaluatie van de coöperatieve werking 34 5.1 Link met de ICA-definitie 34 5.2 Link met de ICA-principes 34 5.3 Twee concrete voorbeelden 36 6. Bibliografie 39 7. Websites 43 8. Bijlagen 45 8.1 Fiches samenwerkingsverbanden 45 8.1.1 Verwerking van gras: bermmaaisel en natuurgras 45 8.1.2 Kyoto in ’t Pajottenland 47 8.1.3 Natuurgras: Parkonderhoud in de Wolfsputten in Dilbeek 49 8.1.4 Project: lokale valorisatie van landschapshout in Limburg: TWECOM 52 5 8.1.5 Projectanalyse: Coöperatie landschapsenergie: TWECOM 61 8.1.6 Project: “De Hagendorser” Haspengouw 63 8.1.7 Projectfiche Coöperatie Bio-energiedorp Oberosphe 67 8.1.8 Projectfiche Coöperatie Bois Bocage Energie 70 8.1.9 Projectfiche Coöperatie Boer zoekt buur voor zonnepanelen 73 8.1.10 Projectfiche Coöperatie Windpark Bimolten 75 8.1.11 Vergisting van witloofwortelen: kan het samen? 77 8.1.12 Ervaringen van het agrobeheercentrum Eco² 79 8.2 Potentieelfiches biomassastromen uit het landschap 8.2.1 Potentieel heggen of hagen 83 8.2.2 Potentieel agroforestry of boslandbouw 85 8.2.3 Potentieel Bermgras 87 8.2.4 Potentieel Houtkanten 88 8.2.5 Potentieel Korte Omloophout (KOH) 89 8.2.6 Potentieel Miscanthus 91 8.2.7 Potentieel Snoeihout 93 8.2.8 Potentieel top- en takhout uit de bosbouw 94 8.3 Fiches machines voor energie-oogst uit het landschap 9. Documentatie: 6 83 Statuten Landschapsenergie Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid 95 116 Lijst van afkortingen 7 BB Boerenbond (vroeger Belgische Boerenbond, vandaar de dubbele B) ABC AgroBeheerCentrum ABS Algemeen Boerensyndicaat ECO² Eco kwadraat, ECOlogie en ECOnomie, vandaar het kwadraat VLM Vlaamse Landmaatschappij ANB Agentschap Natuur en Bos (van het Vlaams Gewest) ADLO Administratie Duurzame Landbouwontwikkeling (van het Vlaams Gewest) ABG Agrobeheergroep a|a Agro|aanneming PV Fotovoltaïsch (van het Engels of Frans photovoltaic) MIP Milieu- en energietechnologie Innovatieplatform kWh Kilowattuur, de geleverde of verbruikte hoeveelheid elektriciteit kW Kilowatt, het potentieel om energie te leveren of te verbruiken ODE Organisatie voor Duurzame Energie (in Vlaanderen) FV Feitelijke vereniging BVBA Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VZW Vereniging zonder winstoogmerk (of winstgevend doel) NV Naamloze vennootschap CVOA Coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid CVBA Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid NRC Nationale Raad voor de Coöperatie ICA International Co-operative Alliance (Internationale Coöperatieve Alliantie) KMO Kleine of Middelgrote Onderneming 1. De initiatiefnemers Boerenbond (met in dit project als uitvoerders de afdelingen BB Projecten vzw en het Innovatiesteunpunt voor Land- en Tuinbouw) is een organisatie van en voor land- en tuinbouwers in Vlaanderen. De missie van de organisatie is het verdedigen van de belangen van haar leden land- en tuinbouwers en de leden plattelandsbewoners. Deze belangenverdediging gebeurt op verschillende manieren: vertegenwoordiging, dienstbetoon, vorming en opleiding, dossieropbouw. In dat kader heeft de organisatie van oudsher veel aandacht besteed aan het organiseren van land- en tuinbouwers in coöperatief verband. Denken we maar aan de samenaankoop van meststoffen en veevoeders, de melkerijen, de veilingen voor groenten en fruit. Maar ook kleine samenwerkingsverbanden werden steeds gestimuleerd en begeleid: veeverzekering, hagelverzekering, machineringen, onderlinge bedrijfshulp en meer recent het oprichten van samenwerkingsverbanden rond korte keten in de vermarkting van de producten van de sector. Het personeelsbestand van Boerenbond is daarom ook constant toegenomen en bedraagt op dit ogenblik ongeveer 250 medewerkers. Agrobeheercentrum ECO², agrobeheergroep en agro|aanneming Het doel van het agrobeheercentrum-Eco² vzw (abc-Eco²) is om ondersteuning te bieden aan landbouwers die aan landschap- en natuurbeheer willen doen. Het abc-Eco² is een verduurzaming van het EFRO-project Eco². De raad van bestuur bestaat uit landbouwers en afgevaardigden van agro|bedrijfshulp, Boerenbond, ABS, VLM, ANB, en ADLO. Het abc-Eco² vormt zo de overkoepelende structuur voor al de agrobeheergroepen (kortweg ABG’s). Een ABG is een structuur (feitelijke vereniging) waarin lokale landbouwers zich kunnen verenigen. Binnen een ABG wordt gewerkt rond specifieke thema’s zoals holle wegen, houtkanten, kleine landschapselementen, akker- of weidevogels, bijen, waterconservering, graslandbeheer, poelen, botanisch beheer, natuurdoelstellingen, … De begeleiding van deze groepen gebeurt door de regiocoördinator van het ABC-Eco². Momenteel zijn er 16 ABG’s in Vlaanderen. Elke ABG is afgevaardigd in het abc-Eco². 8 De effectieve uitvoering van opdrachten, wij noemen dat agrarisch aannemingswerk, gebeurt via agro|aanneming (a|a). a|a is een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Land- en tuinbouwers die werken wensen uit te voeren worden vennoot van a|a en kunnen zo gebruik maken van de structuur en de omkadering die a|a biedt. Deze omkadering zorgt voor alle wettelijke aspecten om aannemingswerken uit te voeren en zorgt voor de gehele coördinatie en administratie. Op deze manier genereren de land-en tuinbouwers een extra inkomen voor hun bedrijf, verhoogt het rendement van hun machines, kunnen ze hun knowhow inzetten en wordt de rol van de landbouwer ruimer in de maatschappij. Het gevarieerde machinepark waarover land- en tuinbouwers beschikken en de variabele periodes gedurende het jaar (wanneer deze mensen tijd kunnen vrijmaken om werken uit te voeren) leidt ertoe dat agro|aanneming cvba flexibel kan inspelen op werken van diverse aard. Daarnaast beoogt agro|aanneming om lokale landbouwers bij lokale projecten te betrekken. Ook tuinaannemers en loonwerkers kunnen vennoot worden. Momenteel zijn er zo’n 650-tal vennoten. 9 2. Energiecoöperaties in de praktijk 2.1 Probleemstelling Energie is duur en wordt steeds duurder. Zelfs in een wereldmarkt waarin de ontwikkeling van shale gas en shale oil in de Verenigde Staten de druk op de energiemarkt wat hebben weggenomen, leidt het stijgend verbruik van energie ertoe dat de consument steeds meer dient neer te tellen voor zijn elektriciteit, gas of stookolie. Over de oorzaken van deze prijsstijging zijn er heel wat theorieën uitgeschreven maar de sterk groeiende vraag wereldwijd en het uitzicht op het einde van de voorraden zijn daar zeker niet vreemd aan. De ontwikkeling van het fenomeen schalie-olie en schaliegas zullen waarschijnlijk tijdelijk extra aanbod genereren maar de ecologische kost daarvan maakt een algemene toepassing niet aangewezen. Daarom zijn alternatieven zeker noodzakelijk. Reeds van in de jaren zeventig met de eerste energieschokken en daarna de prijsopstoten ten gevolgen van de verschillende “Golfoorlogen” werden overal ter wereld initiatieven opgestart om de afhankelijkheid van fossiele grondstoffen te verminderen. Het feit dat deze grondstoffen daarenboven vaak worden beheerd door onstabiele of niet-betrouwbare regimes maakte het probleem van deze afhankelijkheid nog groter. Ook het besef dat het ook met het klimaat de verkeerde kant opgaat en dat de wereldwijde opwarming waarschijnlijk niet meer zal kunnen gestopt worden, heeft heel wat weldenkende mensen ertoe aangezet om initiatieven naar hernieuwbare energiebronnen te ontwikkelen. Een interessante maatschappelijke ontwikkeling is zeker ook het feit dat mensen steeds meer hun eigen energievoorziening in handen willen nemen. Gelet op de ontwikkelingen van de technologie en de stimuli die door de overheid aan de productie van hernieuwbare energie worden gegeven, maken het vandaag ook mogelijk dat burgers, boeren en overheden grote en kleine projecten kunnen en willen opzetten om voor een stuk zelfvoorzienend te worden inzake energie. In een land als België en meer in het bijzonder in Vlaanderen zijn de mogelijke alternatieven echter beperkt. Door de sterke verstedelijking van het platteland is bijvoorbeeld de inplanting van grote windturbines geen evidentie en is er heel wat houtige biomassa verdwenen uit het landschap. Het is dan ook erg belangrijk dat de bestaande mogelijkheden maximaal benut worden. Mogelijke pistes zijn het ontwikkelen van biomassa, zonne-energie, kleinschalige windturbines, biogas, kleinschalige waterkracht enz. Het Vlaamse platteland bezit heel wat troeven die tot nu toe niet ontgonnen werden. Zo is er veel biomassa voorradig die nu niet gevaloriseerd wordt in kleine landschapselementen, bosjes, wegbermen, natuurgebieden , tuinen en openbaar groen. 10 Daarnaast zijn er nog vele vierkante kilometers daken waar zonnepanelen en/of zonneboilers kunnen geplaatst worden en zijn er nog enorme hoeveelheden vergistbare producten die nu energetisch onbenut in het milieu terechtkomen. Aangezien grootschalige initiatieven zoals grote biomassacentrales alleen mogelijk zijn mits massale invoer van biomassa uit het buitenland (vaak van overzee), willen we hier vooral de kleinschalige initiatieven behandelen die mogelijkheden hebben in het versnipperde Vlaanderen. Omdat dergelijke kleinschalige initiatieven meestal minder rendabel zijn dan de grote, is lokale en regionale samenwerking noodzakelijk om een financieel en maatschappelijk draagvlak te creëren. Ook inzake knowhow, logistiek en administratieve opvolging hebben dergelijke projecten het vaak moeilijk. Daarom is het belangrijk dat initiatiefnemers van kleinschalige, lokale of regionale energieprojecten beroep kunnen doen op een degelijke begeleiding en dat ze kennis aangereikt krijgen over de verschillende aspecten van hun energieverhaal. Vanuit het Innovatiesteunpunt van Boerenbond bestaat dit soort ervaring al een aantal jaren inzake kennis van de verschillende hernieuwbare energietechnologieën en van de opbouw van coöperatieve structuren. Ook bij de tweede partner van dit project het abc Eco² wordt al verschillende jaren ervaring opgebouwd rond de organisatie en de logistiek van het oogsten, afvoeren en stockeren van biomassa voor energetische valorisatie. We dienen er op te wijzen dat projecten rond hernieuwbare energie vaak een lange aanlooptijd hebben omdat in de eerste plaats de geesten moeten rijpen, niet alleen bij de mogelijke initiatiefnemers maar ook bij bevoegde overheden, financiële instellingen en mogelijke afnemers. Als er dan een beslissing is genomen moeten de dossiers worden opgemaakt, vergunningen aangevraagd en afspraken gemaakt met coöperanten en financiers. Hier gaan al snel een aantal maanden over. Als er in de tussentijd contracten kunnen afgesloten worden met constructeurs en leveranciers, wordt dan weer wel tijd gewonnen en kan er snel gestart worden met de werking als de verschillende dossiers positief worden afgerond. Het interessante aan het werken via coöperatieve principes is dat men gemakkelijker een maatschappelijk draagvlak krijgt voor het initiatief en dat het risico op burenprotest tegen de voorgenomen installatie(s) veel kleiner wordt. Dit is een niet onbelangrijk aspect aangezien in het verleden reeds talrijke veelbelovende projecten gesneuveld zijn op het protest van actiecomités en andere buurtverenigingen. Hernieuwbare energie halen uit het landschap en de omgeving is in ieder geval mogelijk, de geslaagde voorbeelden zijn er om dat te bewijzen. Het is nu aan de plattelandsbewoners om 11 het initiatief te nemen. De auteurs van deze blauwdruk zullen graag helpen bij de concrete realisatie ervan. 2.2 Bestaande modellen Er zijn momenteel al heel wat lopende initiatieven rond kleinschalige energieproductie in binnen- en buitenland en het loont de moeite om een aantal daarvan te bekijken als typevoorbeeld en om er de interessante leerpunten uit te distilleren. Vooral Duitsland en Oostenrijk hebben heel wat voorsprong op dit vlak. Voor een deel is dit mogelijk gemaakt door een stimulerende wetgeving maar even goed ook door de ruime beschikbaarheid van biomassa en een positieve ingesteldheid bij de bevolking. We zullen in de bijlagen enkele interessante initiatieven toelichten. Het is echter belangrijk te noteren dat het klakkeloos kopiëren van deze projecten naar Vlaanderen niet realistisch is omdat de situatie nooit identiek dezelfde is. Elk project heeft immers zijn eigenheid omdat de omgeving anders is, de wetgeving, de prijzen, de mentaliteit. Een interessante studie is die in het kader van het MIP-project SCARABEE is uitgevoerd (zie literatuurlijst Gillabel e.a.). Daarin wordt een studie gemaakt van de mogelijkheden en de beperkingen van het principe van de “Bioenergiedörfer” uit Duitsland in Vlaanderen. Het blijkt dat dit niet zomaar in te planten is omwille van een hele reeks praktische omstandigheden (verstedelijking, sterk verspreid aardgasnet enz.). Naast de Duitse voorbeelden zijn er echter nog heel wat andere interessante projecten bezig of in uitvoering. Nederland heeft de laatste jaren een explosie gekend in energiecoöperaties, In Frankrijk en Groot-Brittannië zijn er de laatste jaren heel wat lokale productie-eenheden gestart die werken op basis van hakhout uit houtkanten en bosexploitatierestanten en in Vlaanderen zijn er sporadisch initiatieven die iets willen doen rond zonne-energie of biomassa. 2.3 Potentieel Er zijn recent een aantal studies verschenen die aantonen dat de mogelijkheid om lokale of regionale energieproductie op te zetten zeker aanwezig is. Projecten als Graskracht (mogelijkheden van (berm)gras voor vergisting) (zie Verbeke, Willy) en KOBE (houtproductie in bossen en (kleine) landschapselementen) (Gybels, Rueben) tonen aan dat er qua biomassaproductie nog veel mogelijk is maar dat het oogsten, bijeenbrengen, bewaren en toepassen van biomassa meestal een hele klus is. Naast biomassa zijn er echter nog heel wat zaken mogelijk zoals bijvoorbeeld zonne-energie. Volgens gegevens van PV Vlaanderen kan tot 30% van de Vlaamse elektriciteitsbehoefte met 12 zonne-energie gedekt worden. Met een geschatte productie van 133kWh/m² kan een gemiddeld Vlaams gezing zijn eigen elektriciteit opwekken met 25à 30m² zonnepanelen. Dit biedt een enorm perspectief. Zelfs met de huidige Vlaamse reglementering die eerder ontradend dan stimulerend is, blijft het rendabel om zijn eigen stroombehoefte zelf in te vullen. Samenwerkingsverbanden die samen panelen aankopen of die investeren in opslag van stroom kunnen de rendabiliteit van zonne-energie sterk opdrijven. We hebben het dan nog niet gehad over de productie van sanitair warm water met een zonnecollector/zonneboilersysteem. De mogelijkheden van windenergie zijn eerder beperkt omwille van de moeilijke toekenning van bouwvergunningen voor windturbines. De Vlaamse wetgeving is weliswaar sterk versoepeld waardoor ook in landbouwzone turbines kunnen ingeplant worden maar grote projecten botsen meestal op een hele reeks beperkingen door afstandsregels, geluidsnormen en ook de financiering. Dit laatste is niet onbelangrijk want de meest courante grote windturbines kosten al vlug 2,5 tot 3 miljoen euro. Tel daar de kosten voor het opmaken van dossiers allerhande bij en het is duidelijk dat dit niet zomaar op te starten valt. Wat de kleinere windturbines betreft is vooral het technisch rendement een hinderpaal evenals de robuustheid tegen extreme weersomstandigheden. Ondanks het feit dat er vele honderden modellen van kleine windturbines op de markt zijn, zijn er weinig die momenteel toepasbaar zijn. Nochtans kan wind voor lokaal gebruik een interessante denkpiste zijn. Tenslotte zijn er hier en daar kleine projectjes rond waterkracht. Zeker in regio’s met meer reliëf valt het te overwegen om bijvoorbeeld oude watermolens terug in gebruik te nemen. Economisch rendement is hier echter meestal niet uit te halen zodat dit soort initiatieven het voor een groot deel moet hebben van overheidstoelagen om uit de kosten te komen. Samengevat kan men stellen dat Vlaanderen nog een enorm potentieel aan hernieuwbare energie heeft. Uit een nota van ODE (Organisatie voor Duurzame Energie) blijkt dat de ambitie om tegen 2050 de volledige energiebehoefte van Vlaanderen duurzaam te produceren een realistisch scenario is. Ook de Vlaamse administratie begint beetje bij beetje te geloven dat 100% hernieuwbaar geen science fiction meer is maar een realistisch vooruitzicht. We zullen in deze handleiding alleen het thema bio-energie uitwerken. Rond energiecoöperaties in zonnepanelen en windturbines zijn er elders al heel wat studies gemaakt en initiatieven opgestart. We willen dat hier niet dunnetjes overdoen maar ons meer toeleggen op het aspect biomassa uit het landschap. 13 2.4 Logistiek Zoals reeds eerder gezegd, is de logistiek de grootste uitdaging voor het valoriseren van biomassa uit bos en landschap. Omdat de hoeveelheden product meestal relatief beperkt zijn en daarenboven ruimtelijk erg verspreid beschikbaar komen, is het een probleem om voldoende grote hoeveelheden product samen te krijgen. Heel wat knappe ideeën sneuvelen op de logistieke uitdaging. Het is belangrijk dat in een samenwerkingsverband rond energie uit het landschap van bij het begin partners betrokken worden die een bijdrage kunnen leveren aan deze aspecten: mensen of bedrijven die over de machinerie beschikken om biomassa te oogsten, te transporteren, te conditioneren en te stockeren. Gelukkig zijn er de laatste tijd verschillende initiatieven ontstaan die hier een mouw kunnen aan passen. In dit kader kan het zeer interessant zijn om landbouwers of landbouwersgroeperingen in te schakelen omdat zij het materieel én de knowhow hebben om de praktische aspecten van de biomassalogistiek aan te pakken en op te lossen. In Vlaanderen zijn de laatste jaren speciale groeperingen van landbouwers opgericht die er precies op gericht zijn om mee te werken aan landschapsonderhoud, natuurontwikkeling en in het algemeen alle groene diensten. Deze “agrobeheergroepen” kunnen een belangrijke maatschappelijke verrijking betekenen en zijn de ideale partners van een mogelijke coöperatie rond energie uit het landschap. De coördinatie van deze groeperingen gebeurt door de vzw agrobeheercentrum ecokwadraat (abc Eco²) die meegewerkt hebben aan deze blauwdruk. In het kader van deze beschouwingen over logistiek dient er ook steeds nagekeken te worden of het hele project voldoende energierendement oplevert. Men mag immers niet onderschatten hoeveel brandstof er kan nodig zijn om bepaalde fracties biomassa te kunnen oogsten en samenbrengen. Als er daar nog eens energie bijkomt om te natte fracties te drogen, is het risico niet denkbeeldig dat er meer energie verbruikt wordt dan het allemaal oplevert. Ook hier speelt natuurlijk de regel dat efficiëntie iets is dat moet georganiseerd worden en dan heel wat kan opleveren. 14 3. Het coöperatieve idee 3.1 Waarom een coöperatie? Er zijn voor het opstarten van een project rond energie uit het landschap verschillende werkvormen mogelijk. Het is uiteraard aan de initiatiefnemers om te bepalen onder welke structuur je dit best wettelijk uitwerkt. Maar de ervaring van de laatste jaren wijst uit dat het opstarten van een coöperatie een goede manier is om relatief grote projecten met een hoge investeringsbehoefte en een veelheid aan betrokken partijen mogelijk te maken. Vanuit de vaststelling dat lokale initiatieven rond energieproductie in de eerste plaats mensen aanspreekt met een duidelijke maatschappelijke gedrevenheid is het normaal dat men voor deze projecten naar vennootschapsvormen zoekt die dit maatschappelijk engagement ook in de economische realiteit weerspiegelt. Engagement en goede wil is echter niet voldoende om een project te doen slagen waar heel wat economische belangen bij betrokken kunnen zijn. Men mag elkaar dan nog zo vertrouwen, als er problemen zijn, is het nodig dat alle afspraken duidelijk op papier staan en liefst nog op een manier dat de wet kan gebruikt worden om problemen op te lossen. Een coöperatie is een vennootschapsvorm die duidelijke afspraken mogelijk maakt tussen diverse soorten partners en waarbij de persoonlijke verantwoordelijkheid en de financiële inbreng vlot kan gediversifieerd worden. Een van de grote voordelen van een coöperatie is dat er geen echte aandeelhouders zijn die zoveel mogelijk willen verdienen op zo kort mogelijke tijd. Dat betekent natuurlijk niet dat de coöperanten geen degelijke return mogen krijgen op hun investering maar door de beperking van het dividend zal de coöperatie er eerder naar streven om de winst van de onderneming direct ten dienste te stellen van de leden door bijvoorbeeld voordelige prijzen aan te bieden voor de afgenomen energie. 3.2 Welke werkvormen zijn er zoal mogelijk? 3.2.1 Feitelijke vereniging Een feitelijke vereniging is, zoals de naam aangeeft, een niet gestructureerd samenwerkingsverband zonder wettelijk statuut. Voor een energieproject is dit gewoon geen optie omdat je als feitelijke vereniging binnen de kortste keren botst op de grenzen van de wettelijke mogelijkheden. Zonder dat je een wettelijke vorm gekozen hebt, kan je 15 bijvoorbeeld niets verkopen (althans niet op grote schaal) of beroep doen op subsidies. De leden van een feitelijke vereniging zijn persoonlijk verantwoordelijk voor alles wat er uit hoofde van de vereniging gebeurt. Er is dus geen bescherming mogelijk van het persoonlijk vermogen en dat kan aanleiding geven tot dramatische toestanden bij ongelukken enz. 3.2.2 Vereniging zonder winstoogmerk De vereniging zonder winstoogmerk is een vennootschapsvorm waarbij een aantal mensen of rechtspersonen zich verenigen rond een bepaald doel zonder dat ze daar winst willen uithalen. De werking van de vzw wordt bepaald door de statuten. Het is daarom erg belangrijk om in deze statuten alle belangrijke afspraken duidelijk vast te leggen. Begeleiding bij het opmaken van de statuten kan nuttig zijn om te vermijden dat achteraf om de haverklap aanpassingen moeten gebeuren. In principe kunnen bestuurders of leden van een vzw slechts verantwoordelijk gesteld worden voor zover ze fouten in het beheer van de vzw zouden gemaakt hebben. Daarbuiten kunnen ze niet persoonlijk verantwoordelijk gesteld worden voor problemen die uit de werking van de vzw zouden volgen. Indien de vzw bepaalde engagementen aangaat (bijvoorbeeld een lening) kan het wel zijn dat aan de bestuurders een persoonlijke borgstelling gevraagd wordt. In dat geval is de individuele bestuurder uiteraard wel aansprakelijk. Het model van de vzw zou eventueel in aanmerking kunnen komen voor een project rond energieproductie in het kader van een samenwerkingsverband. Het grote probleem hierbij is dat er na enige tijd problemen kunnen ontstaan als de vereniging toch profijt begint te halen uit de activiteit. Deze winst kan alleen gereserveerd worden in de vzw of gebruikt om nieuwe investeringen te doen. Er mag in geen geval winst worden uitgekeerd aan de leden. Dit maakt dat een vzw misschien wel kan gebruikt worden zolang men in een erg embryonale fase zit maar zodra er grotere bedragen dienen op tafel te komen, zijn andere juridische vormen beter geschikt 3.2.3 Naamloze vennootschap In een naamloze vennootschap wordt het bedrijf bestuurd door mensen die een aandeel (of een aantal aandelen) hebben in dat bedrijf. De aandelen zijn meestal ook verhandelbaar alhoewel hier wel beperkingen kunnen op gelegd worden. Het oprichten van een NV is een kostelijke zaak. Voor kleinschalige initiatieven is dat op zich al een belemmering om voor deze vorm te kiezen. Belangrijk is dat het bedrijf dan volledig aan fiscale en sociale controle zal onderworpen worden. Het grote voordeel van een NV is dat een eigenaar alleen voor het deel van zijn aandelen kan aansprakelijk gesteld worden. 16 3.2.4 Besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid De bvba is een bekende vennootschapsvorm die speciaal geschikt is voor kleinere bedrijven. In deze vorm zijn er ook aandelen in het bedrijf maar deze staan op naam en kunnen niet zomaar verhandeld worden. De oprichting dient met tussenkomst van een notaris te gebeuren en is ook niet goedkoop maar wel goedkoper dan een NV. De aansprakelijkheid is beperkt tot het aandeel in het bedrijf maar ook hier kunnen persoonlijke borgen gevraagd worden bij bijvoorbeeld bankleningen. 3.2.5 Coöperatieve vennootschap Er zijn verschillende vormen van coöperaties die we hier niet in detail zullen behandelen. Elk initiatief is anders en verdient een ander aanpak. Wat bij coöperaties belangrijk is, zit in de naam van het fenomeen zelf. Het is de bedoeling dat mensen samenwerken om een bepaald doel te bereiken. Daarbij zijn over het algemeen alle coöperanten gelijk inzake besluitvorming alhoewel het ook steeds mogelijk is dat coöperanten in verschillende categorieën worden ingedeeld. Dit kan leiden tot vrij ingewikkelde constructies. De twee belangrijkste vormen van coöperatieve vennootschappen zijn de CVOA (coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid) en de CVBA (Coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid). Het onderscheid zit hem, zoals de naam aangeeft in de aansprakelijkheid van de vennoten. Daarnaast zijn de verplichtingen van een CVBA iets zwaarder dan die van een CVOA. Coöperaties zijn het middel om ruime groepen mensen rond een zakelijk initiatief te mobiliseren omdat de inleg meestal relatief beperkt is en iedereen toch medezeggenschap kan krijgen. In België bestaat er een Nationale Raad voor de Coöperatie (NRC) die coöperaties kan erkennen indien ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze erkenning is geldig voor 4 jaar en is in de eerste plaats een soort kwaliteitslabel. Daarnaast kunnen vennoten van een erkende coöperatie een kleine belastingvrijstelling krijgen op het dividend dat wordt uitgekeerd. Naast de criteria van de NRC bestaan er ook een aantal internationale criteria die een coöperatieve kan nastreven. Deze ICA-principes worden elders in deze handleiding toegelicht en zijn zeer belangrijk om als coöperatieve vereniging goed te functioneren. 3.3 Werkgebied afbakenen Het is voor elke vorm van samenwerking erg belangrijk om duidelijk af te bakenen wat het werkingsgebied is. 17 Deze afbakening slaat op twee terreinen: de geografische afbakening en de inhoudelijke afbakening (de focus) 3.3.1 De geografische afbakening Het heeft geen zin om een te groot werkgebied te willen bestrijken als men een lokaal initiatief rond “Energie uit het landschap” wil opstarten. Door te ruim te willen werken, verdunt de betrokkenheid van de vennoten. Als de initiatieven te ver van de betrokkenen worden ontwikkeld, voelt men zich minder aangesproken, het wordt een “ver-van-mijn-bedshow”. Ook wordt het moeilijker om overzicht te behouden over de ruimtelijke uitwerking van logistiek en de landschappelijke impact van het gebruik van biomassa uit de omgeving. Het is daarom nuttig om van bij het begin duidelijk aan te geven welk gebied men wil bestrijken. Dat wil echter ook zeggen dat men vooral zijn huiswerk goed moet maken en het nodige studiewerk verrichten om na te gaan of het gebied dat afgebakend wordt, kan voldoen aan de ambities van het project/ Met andere woorden: is er voldoende potentieel inzake biomassa om te voldoen aan de vooropgestelde behoefte en is deze effectief beschikbaar of beschikbaar te maken voor het project. Aangezien er maar voor weinig regio’s in Vlaanderen degelijke cijfers over landschapsbiomassa bestaan, wordt dit voorbereidend studiewerk van cruciaal belang. Het kan ook heel wat voorafgaande investering vragen zonder garantie op een succesvolle afloop. Het kan nuttig zijn om hiervoor overheidsinstanties mee te betrekken en organismen zoals regionale landschappen of lokale/regionale natuurbeschermingsorganisaties. Soms kan men dit soort onderzoeken verrichten in het kader van een of ander projectprogramma. Het kan nuttig zijn om daarom eens contact te nemen met adviesdiensten van de overheid op de verschillende niveaus (gemeente/provincie/gewest). Deze hebben meestal een goed zicht op de mogelijkheden van subsidiemechanismen of projectsubsidies. Ook diensten als het Innovatiesteunpunt van Boerenbond en Het Agrobeheercentrum ECO² kunnen advies geven in verband met het haalbaar maken van het financiële plaatje. Belangrijk in verband met de afbakening is ook dat de lokale overheden zo intens mogelijk betrokken worden bij het opzet. Uiteindelijk moeten deze overheden vergunningen uitreiken en kunnen ze de dingen vergemakkelijken of juist zeer bemoeilijken. 3.3.2 De inhoudelijke afbakening Een energieproject kan best een relatief beperkte focus hebben, zeker in een opstartfase. Veel initiatieven gaan kopje onder in een vroeg stadium omdat ze teveel hooi op de vork nemen en daardoor op het eind niets nog behoorlijk uitvoeren. Zeker een beginnende coöperatie steunt vaak op veel vrijwilligerswerk en dan is het quasi onmogelijk om teveel thema’s tegelijk aan te pakken. 18 Een energiecoöperatie die wil werken rond vergisting, vergassing, verbranding, zonnepanelen en windenergie heeft teveel actieterreinen om op elk daarvan de deskundigheid te verwerven die nodig is om succesvol te starten en bezig te blijven. Dus: focus op datgene wat het eerst haalbaar is en haal er de andere aspecten eventueel bij in een latere fase. Men noemt dit in de projectenwereld nogal eens :” het laaghangend fruit plukken”. Probeer de meest haalbare en voor de hand liggende zaken eerst en waag je nadien aan de moeilijker dossiers. Zonnepanelen op daken van particulieren en bedrijven zijn makkelijker te verwezenlijken dan het opstellen van een windturbine of een biogasinstallatie. Het is trouwens niet zomaar dat de meeste energiecoöperaties actief zijn in de PV-sector. In deze handleiding willen we echter ook aandacht vragen voor de mogelijkheden van moeilijker projecten zoals precies het opzetten van een biogasinstallatie of een verbrandingsinstallatie voor hout uit het landschap. 3.4 Wie kan je er allemaal bij betrekken? Een project rond energie uit het landschap is per definitie iets dat ruim moet aangepakt worden en dat een ruime groep betrokkenen aanbelangt: - in de eerste plaats natuurlijk de plattelandsbewoner - landbouwers en hun organisaties (o.m. agrobeheergroepen) - (bos)eigenaars en bosgroepen - gemeentebesturen - regionale landschappen - natuurorganisaties - onderwijsinstellingen - beheerders van (grote) gebouwen of installaties als potentiële klanten - bedrijfsleiders van KMO’s als potentiële klanten Door zoveel mogelijk iedereen die met het project iets kan te maken krijgen mee in het bad te trekken, krijg je vanzelf een veel groter draagvlak voor het te ontwikkelen idee dan wanneer je alleen met een aantal vennoten alles gaat bedisselen. Men krijgt ook in een vroeg stadium al een idee van de mogelijke weerstanden die het project eventueel zullen oproepen. Dat geeft de kans om al van bij het begin daarmee rekening te houden. Let op dat je bij het betrekken van zo’n grote groep betrokkenen of stakeholders het initiatief niet verliest. Het is aangewezen om van bij het begin aan iedereen duidelijk te maken dat het de leden van de (toekomstige) coöperatie zullen zijn die beslissen over het hoe, wat en wanneer. Een andere manier om te vermijden dat men het initiatief verliest is om alle betrokkenen 19 individueel te benaderen. Daardoor kan je veel beter de gesprekken sturen in de richting die je wilt en vermijd je om zomaar in de minderheid te worden gesteld. 3.5 Goede afspraken maken goede vrienden Deze oude volkswijsheid zegt op zich voldoende. Zelfs de beste vrienden zullen problemen krijgen als de regels van het spel vooraf niet duidelijk worden vastgelegd. Bij het opstarten van een coöperatieve werking rond energie zijn niet alleen de financiële belangen zeer groot maar kunnen ook de intermenselijke relaties zwaar onder druk komen te staan. Het is daarom van het grootste belang dat er niet alleen veel en intensief overlegd wordt maar dat de afspraken die daar gemaakt worden ook op papier komen. Zo kan het van bij het begin nodig zijn om dingen in een contract vast te leggen en er handtekeningen op te zetten! Een veel gehoorde opmerking is dat men zijn vrienden wel vertrouwt en dat het toch allemaal zo formeel niet moet zijn. Op het eerste zicht is dat inderdaad zo tot er ergens iets misgaat en er financiële implicaties aan te pas komen. Dan leert men zijn echte vrienden kennen en sneuvelen er wel eens vriendschappen. Trouwens als men al niet bereid is om afspraken op een officiële manier te bevestigen, kan men zich terecht de vraag stellen of het honoreren van afspraken wel zou kunnen op basis van een gegeven woord. Dus zonder meer alles op papier en zeker alle afspraken met financiële consequenties steeds laten bevestigen met een handtekening. Wat zeker ook steeds duidelijk moet afgesproken worden is de taakverdeling tussen de initiatiefnemers. Ook hier geldt dat informele afspraken soms tot grote problemen aanleiding kunnen geven. Spreek duidelijk af wie wat doet en liefst ook tegen wanneer. Verdeel bevoegdheden en volg regelmatig op of iedereen doet wat van hem of haar verwacht wordt. 20 4. Bouwstenen voor een business plan Aangezien de blauwdruk een handleiding tot oprichting van energiecoöperaties beoogt waar landbouwers bij betrokken zijn, zijn verschillende pistes om te komen tot een businessplan opgenomen. Aan de hand van enkele voorbeelden wordt zoveel mogelijk vanuit praktijksituaties geïllustreerd. 4.1 Projectnetwerk en aanpak Een coöperatie is een samenwerkingsverband van mensen, instellingen of bedrijven waarbij een doel nagestreefd wordt dat zonder samenwerking moeilijk te realiseren is. In de meeste gevallen is een verhoging van winst en efficiëntie de drijfveer voor de oprichting. Het oprichten van een coöperatie gaat zeker niet vanzelf. Hou er rekening mee dat coöperatievorming een tijdsintensief verhaal is. Er moeten een heel wat stappen genomen worden en problemen opgelost worden vooraleer de effectieve oprichting een feit zal zijn. Een randvoorwaarde tot de succesvolle oprichting van een coöperatie is de aanwezigheid van lokaal draagvlak. Het van bovenuit creëren van een samenwerkingsvraag druist in tegen het gedachtengoed van coöperatievorming. De kans bestaat dat een samenwerkingsopportuniteit door één partij geïdentificeerd wordt. In dat geval zal het vinden van een aantal lokale trekkers cruciaal zijn voor de voortgang van het project. In Bocholt bijvoorbeeld werd een opportuniteit om biomassa uit houtkanten te valoriseren gedetecteerd door het Regionaal Landschap Lage Kempen. Het was echter maar wanneer de verschillende lokale scholen, de gemeente en de landbouw zich achter het project schaarden dat de coöperatie effectief vorm begon te krijgen. Vooraleer er daadwerkelijk gestart kan worden is het belangrijk om een aantal zaken te inventariseren en concreet uit te werken. Hieronder krijg je een overzicht van de verschillende stappen die je best neemt om de coöperatievorming zo efficiënt mogelijk te laten verlopen. 4.1.1 Verkenningsfase In deze fase is het belangrijk om enerzijds de opportuniteiten voor lokale energievoorziening te detecteren alsook alle mogelijke betrokkenen/stakeholders over de mogelijkheden en wensen te bevragen. Het is belangrijk om een helder overzicht te krijgen van de lokale opportuniteiten maar eveneens van de lokale behoeftes. De omvang van deze fase is vanzelfsprekend afhankelijk van het project. 21 De vraag tot coöperatievorming kan vanuit verschillende behoeftes ontstaan. Enkele voorbeelden: Enkele landbouwers hebben een overschot aan biomassa en willen deze biomassa graag een toegevoegde waarde geven door zelf energie te gaan produceren. Witloofwortels worden bijvoorbeeld op dit moment tegen een heel lage vergoeding afgezet als veevoeder. Een vergistingsinstallatie op witloofwortels in coöperatief verband zou de vergoeding voor deze wortels aanzienlijk laten stijgen. Landbouwers worden ingezet bij het onderhoud van landschapselementen zoals wegbermen, houtkanten, hagen,… en willen de gewonnen biomassa graag inzetten voor lokale energieproductie. Vanuit een gebiedsgerichte benadering wordt een proces gestart waarbij alle mogelijkheden voor lokale energieproductie afgetast worden. Energieproductie kan gebeuren door inzet van lokale biomassa, wind, zon,… maar eveneens energiebesparing kan onderdeel uitmaken van de doelstellingen. In het Pajottenland werd er in het verleden reeds actief gewerkt rond windenergie. De doelstelling zal daar zijn om in 2014 een gebiedsgerichte benadering na te streven. Technologieverkenning Lokale energieproductie is een hot item. Een energiecoöperatie opstarten met de doelstelling om lokale energie te gaan produceren is echter een te vaag gegeven om mensen te overtuigen deel te nemen aan je coöperatie. Een goede aftoetsing van de opportuniteiten is wenselijk. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen het ontstaan van de vraag vanuit: een lokale beschikbaarheid van biomassa: de aangewezen technologie zal verbranding, vergisting of vergassing zijn. Is de biomassa van een houtachtige oorsprong dan is verbranding of vergassing aangewezen. Andere reststromen zoals witloofwortels, gras,… kunnen vergist worden. een gebiedsgerichte werking: de aanpak naar technologische opportuniteiten zal complexer zijn. In eerste instantie dienen alle beschikbare biomassastromen die kunnen gebruikt worden voor energieproductie in kaart gebracht te worden. Daarnaast dienen mogelijke locaties voor windmolens, zonnepanelen en andere installaties geïdentificeerd te worden. Toetsing draagvlak De aanleiding om een coöperatie op te starten, kan bottom-up en bijgevolg zeer lokaal ontstaan. Anderzijds bestaat de kans dat een instantie of bedrijf een opportuniteit in een gebied detecteert en dus eigenlijk top down een lokaal draagvlak dient te creëren. De verschillende mogelijkheden zijn: 22 - - opstart van een lokaal project door lokale personen: in het geval van de witlooftelers is een lokale verankering sowieso een must want de transportafstand dient eerder beperkt te zijn. Anderzijds is bijvoorbeeld in het Pajottenland de lokale overtuiging groot dat er meer dient geïnvesteerd te worden in lokale energievoorziening. een instantie of bedrijf detecteer een opportuniteit: in Bocholt werd de coöperatievorming opgestart door het Regionaal Landschap, agro|aanneming en Innovatiesteunpunt. Lokaal dienden de mensen en verschillende stakeholders overtuigd te worden van de meerwaarde van het project. Hoe dan ook, is het belangrijk tijdens deze verkenningsfase zoveel mogelijk lokale mensen te informeren over het project en te peilen naar hun bezorgdheden en wensen. Op deze manier krijgt iedereen het gevoel inspraak te hebben in het project. Bovendien kan bij de verdere communicatie direct ingespeeld worden op mogelijke bezwaren van lokale partijen en bijkomende opportuniteiten onderstreept worden. De actoren die bij het project betrokken kunnen worden, vind je terug verder in de blauwdruk onder het topic stakeholders. Het informeren en bevragen kan enerzijds in groepsverband gebeuren. Anderzijds is het zeker belangrijk dat een aantal partijen individueel bevraagd worden. Sommige onderlinge spanningen en bezorgdheden worden pas geuit in een individueel gesprek. Daarnaast blijken actiegroepen meestal aangestuurd door enkele sterke individuen waar de meerderheid niet durft tegen in te gaan. Door individuele contacten blijken de tegenstelling dikwijls minder groot. In vele gevallen is het aan te raden deze gesprekken te laten leiden door een neutraal persoon. Een omstreden individu of een persoon gekend om zijn extreme standpunten zal minder snel een goed draagvlak kunnen uitbouwen. 4.1.2 Afbakening doelstellingen Een tweede stap die moet gezet worden is het formuleren van een gezamenlijk belang. In het geval van een lokale energiecoöperatie kan die doelstelling bijvoorbeeld zijn: “Op een lokale en duurzame wijze gebouwen van energie voorzien en het installeren, onderhouden, herstellen en uitbaten van energie producerende installaties dienaangaande”. De omschrijving omvat: - 23 energievoorziening van lokale gebouwen vanuit een lokale en duurzame wijze door lokale biomassa, wind, zon,… installeren van energieproducerende installaties bijvoorbeeld houtverbrandingsinstallatie, een vergister, een windturbine,… een - onderhouden, herstellen en uitbaten van deze installaties. Installaties die gevoed worden door biomassa dienen op regelmatige basis gevoed te worden door een verse lading biomassa. Daarnaast dient de installatie dagdagelijks onderhouden te worden. Anderzijds dient bij technische problemen gekeken te worden of het defect zelf kan verholpen worden dan wel of er op korte termijn een technieker dient bijgehaald te worden. Het motief om aan een coöperatie deel te nemen kan wel verschillend zijn voor de afzonderlijke partijen. Bijvoorbeeld wanneer een bedrijf met een interessant warmte en elektriciteitsprofiel en een groep witlooftelers coöperatief investeren in een vergister, is het belang van: - De bedrijfsleider om zijn energievoorziening te optimaliseren vanuit economisch maar zeker ook vanuit duurzaamheidsperspectief. De witlooftelers om een continu afzetkanaal te vinden voor hun witloofwortels met een hoog rendement. 4.1.3 Samenwerking opzetten De eerste vraag die de afzonderlijke partijen zich dienen te stellen, is of een coöperatie de goede samenwerkingsvorm is. Is het doel zonder samenwerking moeilijk te realiseren? Bij de witlooftelers en de bedrijfsleider ontstaat voor beide partijen een lange termijngarantie. Enerzijds voor de telers een langdurige afzet van hun wortels tegen een eerlijke prijs en anderzijds voor de bedrijfsleider een langdurige belevering van biomassa door de verbondenheid van de witlooftelers. In Bocholt hebben de lokale scholen de garantie dat ze op lange termijn van warmte voorzien zullen worden op een lokale en duurzame wijze. Terwijl de landbouwers een lokale afzetmarkt creëren voor hun biomassa tegen een marktconforme prijs. Wanneer duidelijk is dat een coöperatie de goede ondernemingsvorm is, dient het draagvlak verder uitgebouwd te worden en de juiste partners bij de coöperatie betrokken te worden. De verdere stappen worden in het vervolg van de blauwdruk overlopen. 4.2 Stakeholderanalyse 4.2.1 Stakeholders Welke stakeholders bij de effectieve coöperatie betrokken dienen te worden, zal verschillen van situatie en locatie. Het is aan te raden voor de opstart van de coöperatie een zo wijd mogelijke communicatie te voeren en zoveel mogelijk partijen te bevragen over het initiatief. In vele gevallen kan op deze manier reeds een antwoord geboden worden op 24 mogelijke verwachtingen en knelpunten. Deze bevraging kan in groep gebeuren maar in sommige gevallen zal een individuele benadering sneller de pijnpunten en mogelijke conflicten tussen personen of groepen blootleggen. Het is echter wel cruciaal dat een dergelijke raadpleging kan uitgevoerd worden door een onafhankelijk en neutraal persoon. Aangezien er verschillende vormen van coöperaties mogelijk zijn, geven we een overzicht van alle verschillende stakeholders die bij het proces van coöperatievorming betrokken kunnen worden. De landbouwer als: - producent van biomassa uit het landschap + vanuit restproducten van het landbouwbedrijf - grondeigenaar waarbij een hernieuwbare energieproductie-eenheid geplaatst wordt of waarbij op eigendom van de landbouwer opslag en droging van biomassa plaatsvindt - uitvoerder van werkzaamheden en opvolgen van installaties - gebruiker van biomassa voor de energieopwekking op bedrijfsniveau Bedrijfsleiders van lokale kmo of andere afnemers als scholen,…: - verbruiker van biomassa voor de energieopwekking op bedrijfsniveau - grondeigenaar waarbij de hernieuwbare energieproductie-eenheid geplaatst wordt Plattelandsbewoners als: - omwonende en aldus geïnteresseerd in mogelijks positieve maar zeker ook nadelige gevolgen - aandeelhouder/vennoot van de lokale coöperatie - afnemer van duurzame energie of biomassa voor duurzame energieproductie Lokale overheidsinstanties als: - belanghebbende door bijdrage aan klimaatdoelstellingen en lokale tewerkstelling - eigenaar van biomassa uit het landschap - afnemer van energie voor overheidsgebouwen zoals gemeentehuis, scholen, parochiehuis,… Organisaties als: - Natuurverenigingen: deze kijken met een argwanend oog toe op de oogst van biomassa uit het landschap. In vele gevallen werd jarenlang geijverd voor de vrijwaring van de landschapselementen. In eerste instantie zullen zij altijd argwanend staan tegenover initiatieven waarbij die elementen geoogst en gevaloriseerd gaan worden. 25 - - - - - Regionale landschappen: deze organisaties ontwikkelen activiteiten rond duurzame streekontwikkeling op basis van de actuele en potentiële kwaliteiten van de natuur, het landschap en de streekidentiteit. Het valoriseren van landschapselementen kunnen zij begeleiden met oog voor ecologie, cultuurhistorische achtergrond en duurzaamheid. Deze organisaties kunnen een belangrijke brug vormen tussen natuur, cultuur en landbouw. Landbouworganisaties: enerzijds kunnen zij de organisatie van de oogstwerkzaamheden van landschapselementen opnemen. Anderzijds kunnen zij een belangrijke rol spelen in het faciliteren van coöperatievorming rond het thema energie bij landbouwers. Landbouworganisaties hebben de contacten met andere organisaties en met lokale besturen. Daarnaast is er ervaring in communicatie met de buurt en draagvlakverbreding. OVAM: zij oordelen of geoogste materiaal uit landschapselementen als afval of als biomassa wordt beschouwd of niet. Dit heeft consequenties voor het gebruik van deze biomassa in kleinschalige installaties. Agentschap voor Natuur en Bos (ANB): wanneer landschapselementen geoogst moeten worden, dienen de nodige vergunningen aangevraagd te worden. De huidige procedures zijn administratief zwaar. Met ANB kan bekeken worden hoe dit administratieve proces kan gestroomlijnd worden en kan geïntegreerd worden in een lokaal beheerplan. Intercommunale bijvoorbeeld Haviland en Interleuven: POM Andere middenveldorganisaties 4.2.2 Samenwerking Het niveau en het belang van de samenwerking zal verschillen van stakeholder tot stakeholder, alsook van de doelstelling van de coöperatie. We kunnen 3 types van coöperaties onderscheiden: - - - 26 Producentencoöperatie Verschillende partijen verenigen zich voor de productie van duurzame energie (elektriciteit uit zon of wind) of lokale energiebronnen (bijv. houtsnippers van landschapselementen). Door een coöperatie op te richten kan het mogelijk zijn een betere marketing te organiseren alsook een betere toegang tot de markt te bekomen. Aankoopcoöperatie Samen lokale energie (warmte en/of elektriciteit) of energiebronnen (ovv bijv. houtsnippers) aankopen kan een voordeel opleveren in de prijsvorming. Door de krachten te bundelen, wordt er een sterkere onderhandelingspositie bekomen. Multistakeholdercoöperatie Een coöperatieve waar producenten en aankopers in verenigd worden, kan beschouwd worden als een multistakeholderorganisatie. Een voorbeeld hiervan zou kunnen zijn een aantal witloofboeren die biomassa resten hebben (producent). Door deze samen met een ander bedrijf te vergisten Bij alle verschillende types van coöperaties kan het te overwegen zijn om vanuit tactische en strategische overwegingen een aantal stakeholders te laten meegenieten van de voordelen van de coöperatie. Hun inbreng en de intensiteit van samenwerking zal lager zijn dan met de andere betrokkenen maar kan toch van een niet te onderschatten belang zijn: - Omwonenden: in vele gevallen zullen zij de mogelijke hinder van installaties ervaren. Een buur die bijvoorbeeld mee investeert in een windturbine zal de muziek van de wind horen in plaats van het lawaai (Jan Marrink, Bimolten). Deelnemen in de baten kan een antwoord te bieden op het principe ‘NIMBY’ en het draagvlak voor projecten vergroten. In dergelijke gevallen kan het te overwegen zijn om anderen te laten meegenieten van jouw initiatief. - Lokale besturen: een gemeente of provincie deel laten uitmaken kan vanuit verschillende insteken te overwegen zijn: o In een aantal gevallen kunnen deze lokale besturen het project ondersteunen door een financiële inbreng te doen, door hun biomassa vanuit landschapselementen voor onderhoud op lange termijn aan te bieden, door borg te staan,… o Een aantal gebouwen zijn potentieel grootverbruikers en kunnen voorzien worden door lokale duurzame energie door een coöperatieve. Denk hierbij bijvoorbeeld aan scholen, rusthuizen, zwembaden en het gemeentehuis. o Deze lokale overheden beslissen in vele gevallen over de noodzakelijke vergunningen. Door hun reeds in een vroeg stadium te betrekken en te informeren over de activiteiten die zullen plaatsvinden, is de kans veel groter dat een vergunning kan bekomen worden. Een aandachtspunt hierbij is dat overheden niet kunnen toetreden in een zuivere coöperatie. Gemeentes kunnen wel participeren in vennootschappen die actief zijn in de energiesector (artikel 180 van de programmawet 21 dec 1994). 4.2.3 Aandelenstructuur Bij opstart van de coöperatie zullen beslissingen moeten genomen worden over de aandelencategorieën en de waarde van elk aandeel. Hier kan de keuze gemaakt worden voor één type aandeel of verschillende aandelencategorieën met verschillende rechten voor de aandeelhouders (A-B-C aandelen). In vele gevallen zal het de voorkeur genieten om opstartende leden te belonen voor hun engagement. 27 4.2.4 Vennoten in de coöperatie Om een coöperatieve vennootschap op te richten zijn er minstens drie vennoten nodig. Voor elk van zijn vennoten moet de coöperatie een meerwaarde creëren. Samenwerken in een coöperatie doe je aan iets wat elke coöperant afzonderlijk niet zou kunnen. Iedere vennoot zal natuurlijk een meerwaarde uit de coöperatie willen halen. Dit voordeel kan onder verschillende vormen gecreëerd worden: - Afnemer van betaalbare groene energie Toeleveranciers van groene energiebron tegen een billijke vergoeding Creëren van een financieel voordeel onder de vorm van dividend of korting op het energieverbruik Imagovorming van de landbouw: door landbouw te laten bijdragen aan gemeenschappelijke milieu-initiatieven wordt een bijkomend pluspunt gegenereerd Deelname van overheden aan lokale initiatieven die enerzijds bijdrage aan de klimaatdoelstellingen en anderzijds lokale tewerkstelling creëren … 4.3 Marketing en communicatie Energiecoöperaties opgestart door, voor en/of met landbouwers zijn in principe lokale initiatieven tussen een aantal landbouwers, al dan niet aangevuld met andere lokale bedrijven, plattelandsbewoners, lokale overheidsinstanties en andere lokale betrokkenen. 4.3.1 Welke markt? De markt die bediend wordt, kan sterk verschillen van project tot project. Enkele voorbeelden van mogelijke projecten: - Landbouwers die samen investeren in een biogasinstallatie op een ander landbouwbedrijf. De meerwaarde van de coöperatie zit hem dan vooral in de leveringszekerheid van de biomassastromen. Door betrokkenheid van de leveranciers in de installatie en hen eveneens in de winst te laten delen, is een lange termijnlevering mogelijk. - Landbouwers en een andere ondernemer die investeren in een installatie op een bedrijf met een voldoende hoog energieverbruik. Wanneer er geen landbouwbedrijf in de nabije omgeving is dat een voldoende energieverbruik heeft, kan een synergie met een andere kmo gezocht worden. - Landbouwers en een lokale overheid eventueel aangevuld met burgerparticipatie die samen investeren in bijvoorbeeld een houtverwarmingsinstallatie op een school. De landbouwers leveren de biomassa vanuit oogstwerkzaamheden van houtkanten, maken en drogen de snippers. De school of een ander overheidsgebouw kan op een duurzame wijze verwarmd worden. 28 - Landbouwers en omwonenden die samen investeren op een bedrijf of een andere locatie als antwoord op het nimby fenomeen. Zoals een Duitse wind’boer’ het zei, wanneer omwonenden mee participeren horen ze niet het lawaai, maar de muziek van de wind’. 4.3.2 Toegevoegde waarde voor de markt De toegevoegde waarde voor een markt zal in vele gevallen hun oorsprong vinden in een economisch voordeel. Energiecoöperaties zijn in vele gevallen vooral financieringscoöperaties met als vennoten: landbouwers, kleine bedrijven, lokale overheidsinstellingen en burgers die willen investeren in hernieuwbare energie in hun nabije omgeving. Andere bijkomende winsten zijn in vele gevallen: - Een antwoord op het Nimby verhaal - Winsten lokaal houden - Bijdrage aan de klimaatdoelstellingen van een regio - Duurzame en lokale energievoorziening - Creatie van lokale economie en tewerkstelling 4.3.3 Concurrentie analyse Biomassa uit het landschap De oogstwerkzaamheden kunnen uitgevoerd worden door landbouwers/coöperanten. Deze taak kan eveneens opgenomen worden door een lokale aannemer of loonwerker. Mogelijks kan deze de biomassa eveneens aan een gunstige prijs verkopen en is hij daarom bereid om de werkzaamheden tegen een gunstige prijs op te nemen. De geoogste biomassa zal steeds aan een eerlijke prijs moeten aangeboden worden. Een goed inzicht in de kostprijs van de oogstwerkzaamheden van bij aanvang en de mogelijkheid te concurreren of zelfs een prijsvoordeel aan te bieden ten opzichte van andere biomassaproducten is cruciaal. Eigenaars van biomassa kunnen een incentive krijgen om de biomassa zelf te gebruiken of elders af te zetten. De eindafnemers en coöperanten dienen voldoende garanties te krijgen over beschikbaarheid en tijdige levering van biomassa. Er dient dus van een belangrijk aantal aanbieders een lange termijngarantie te bestaan om mensen aan te zetten tot het investeren in biomassa-installaties. Biomassa reststromen De vraag naar biomassa als basis voor de biobased economy is groot. In vele gevallen staat energieproductie uit biomassa gelijk aan de vernietiging van het product. De verbranding van biomassa is dus zowat de laatste stap. In eerste instantie pleit de regelgeving voor andere, hoogwaardigere toepassingen. 29 Wanneer sprake is van vergisting van biomassa hebben sommige stromen een lagere biogasproductie dan andere. Het is dus voor de uitbater verleidelijk om zoveel mogelijk stromen aan te trekken met een hoge biogasproductie. In coöperatief verband moet er echter ook een incentive blijven bestaan aan de afnemerszijde om zijn product te blijven leveren. Sommige stromen zijn op dit moment bijna waardeloos of kosten zelfs geld. Wanneer deze andere toepassingen krijgen zoals bij vergisting bestaat de kans dat voor ander gebruik de waarde ook zal stijgen. Het is echter belangrijk dat in een coöperatie de levering van de stromen verzekerd is. Door een actief engagement van de eigenaar van de biomassastromen die eveneens baat heeft bij de rendabiliteit van de installatie is de motivatie groter. Energielevering Fossiele brandstoffen zijn de meest voor de hand liggende en in vele gevallen makkelijkst toegankelijke brandstoffen. Installaties op aardgas en stookolie hebben een hoog rendement, zijn eenvoudig te bedienen en vragen weinig opvolging en onderhoud. In vele gevallen is de verwarming met aardgas dusdanig voordelig dat concurreren met biomassa onmogelijk wordt. Aangezien stookolie heel wat duurder is, zijn projecten op biomassa in vergelijking met stookolie in de meeste gevallen wel voordelig. Elk bedrijf heeft toegang tot de markt van de biomassaproducten en kan er een business rond uitbouwen. Er zijn commerciële bedrijven die investeren in een energieproducerende installatie op een ander bedrijf. De afrekening gebeurt volgens verbruik van warmte en/of elektriciteit. 30 4.3.4 Samenstelling marketing mix: Product Hernieuwbare energie eventueel aangevuld met rationeel energiegebruik waarbij de winst gedeeld wordt tussen de coöperanten maar eveneens een bijdrage levert aan: - De regionale klimaatdoelstellingen - Verduurzamen en onafhankelijk maken van energievoorziening - Creatie van lokale economie Prijs Het uitgangspunt moet steeds zijn ‘niet duurder dan anders’. Dit betekent dat er met verschillende parameters rekening gehouden wordt: • de energieprijs (energie inclusief distributienetkosten, heffingen, bijdrages,…) • de vermeden afschrijf- en vervangingskost van installaties • de vermeden vaste kosten zoals onderhoudskost,… Wanneer het echter mogelijk is, om de gewenste rendabiliteit te behalen aan een lager tarief dan de uitgangspositie, dient dit voorop gesteld te worden. Energieproductie is immers een dienstverlening aan de leden en hoeft niet als winstgevende activiteit beschouwd te worden. Promotie Een open communicatie met de buurt is zeer belangrijk in de ontwikkeling van projecten rond hernieuwbare energie. Mensen hebben ondanks het positieve imago dikwijls toch heel wat vragen. Door daar proactief op in te spelen wordt de kans tot protest en actiegroepen aanzienlijk gereduceerd. Belangrijk bij deze communicatie is zeker dat aspecten met een positief imago in de verf gezeten worden: - Lokale energievoorziening - Creatie lokale tewerkstelling - Bijdrage klimaatdoelstellingen - Financieel voordeel - … In een aantal gevallen zijn er een beperkt aantal lasten aan verbonden (slagschaduw bij wind, lokaal transport bij vergisting en verbranding,…), het is evident dat omwonenden daar bij aanvang over ingelicht worden. Door hen de kans te bieden naast de lasten ook te delen in de lusten, kan een positieve dynamiek gecreëerd worden. 4.3.5 Coöperatieve voordeel op de markt De meerwaarde van het coöperatief model is voornamelijk te vinden in de koppeling van afnemer en aanbieder. Hierdoor zijn beiden op lange termijn gemotiveerd om: 31 - - Enerzijds energie te blijven afnemen. Het bedrijf of de lokale overheid participeert zelf en zou zijn eigen rendabiliteit verlagen als er opnieuw andere energie aangekocht wordt Anderzijds door de biomassaleverancier of grondeigenaar mee op te nemen in de coöperatie is de incentive groot om de biomassa te blijven leveren en/of de grond ter beschikking te blijven stellen. 4.4 HRM 4.4.1 Tewerkstelling Energiecoöperaties waar landbouwers nauw bij betrokken zijn, kunnen een aantal voordelen opleveren voor deze landbouwers als het tewerkstelling betreft: Inzet van landbouwers bij lokale oogstwerkzaamheden. Onder de koepel van agro|aanneming is het mogelijk dat landbouwers aannemingswerken uitvoeren voor andere landbouwers of gemeenten. Voor individuele boeren is het quasi onmogelijk aan deze regelgeving te voldoen maar agro|aanneming heeft een kader uitgewerkt waarbinnen dit wel kan. In een aantal gevallen bijvoorbeeld in Noord Limburg heeft agro|aanneming geïnvesteerd in speciale machines voor het oogsten van houtkanten. Een aantal lokale landbouwers zullen opgeleid worden om de uitvoering van de werken op zich te nemen en slagen er aldus in een extra inkomen te creëren. Daarnaast gebeurt de opslag en droging van de houtsnippers eveneens bij landbouwbedrijven. Tegenover het gebruik van deze locatie dient een huurvergoeding geplaatst te worden. Opvolging van de installatie: de werking van hernieuwbare energie installaties dient op regelmatige basis opgevolgd te worden. De intensiteit van de opvolging is afhankelijk van de gebruikte techniek. Bijvoorbeeld vergisting zal veel meer opvolging vragen dan houtverbranding of windenergie. Deze opvolging kan door inzet van: o Landbouwers: in geval de installatie op een landbouwbedrijf uitgebaat wordt of wanneer opvolging voor een lokale overheid gewenst is. o Eigen technisch personeel: bij een bedrijf op bij een lokale overheid kan de opvolging van de installatie eveneens opgenomen worden door lokaal technisch personeel. De bijkomende tewerkstelling zal in vele gevallen dus ontstaan vanuit bijkomende tewerkstelling van bestaand personeel. Het spreekt voor zich dat de coöperatie een vergoeding dient te betalen voor de geleverde diensten. Wanneer de persoon belast met technisch onderhoud van een school verwarmd met houtsnippers per dag een kwartier werk heeft aan de opvolging van de installatie, dient hiervoor een vergoeding voorzien te worden. Extra personeel aanwerven zal slechts noodzakelijk zijn wanneer verschillende installaties uitgebaat worden door de coöperatie. In Oostenrijk zijn er bijvoorbeeld de biomassahoven waarbij biomassa vanuit de lokale omgeving verzameld, versnipperd en gedroogd wordt. Voor de goede werking van dat hof dient er natuurlijk wel iemand aanwezig te zijn tijdens de 32 openingsuren en voor de organisatie van de werken. Voorwaarde voor gedeeltelijke of voltijdse aanwerving is wel dat er voldoende hoeveelheden biomassa kunnen verdeeld worden naar de lokale omgeving. 4.4.2 Vrijwilligers In de meeste gevallen is het mandaat van bestuurders en van de controlerende vennoten niet bezoldigd. De aanwezigheid op de raad van bestuur of activiteiten die behoren bij het normale bestuur van de coöperatie worden bijgevolg niet vergoed. Evenwel als bestuurders een opdracht vervullen waaraan vaste prestaties gekoppeld zijn, bijvoorbeeld het onderhouden en opvolgen van een installatie, mag hiervoor een beloning toegekend worden. De ideale coöperatie bestaat uit een mix van profielen. In Bocholt waar houtsnippers uit houtkanten door warmtelevering aan de lokale scholen zal gevaloriseerd worden, zijn deze: technische profielen, personen met een natuur en milieu-achtergrond, beheerders van de verschillende scholen, een vertegenwoordiger van de lokale landbouwers en beleidsmensen van de gemeente. Iedere persoon kijkt met andere ogen naar de coöperatie en hoe meer verschillende profielen, hoe rijker de coöperatie zal zijn aan kennis en ervaring. 33 5 Evaluatie van de coöperatieve werking 5.1 Link met de ICA definitie ICA staat voor “Internationale coöperatieve alliantie”. Dit kan als volgt gedefinieerd worden: “A co-operative is an autonomous association of persons united voluntarily to meet their common economic, social, and cultural needs and aspirations through a jointly-owned and democratically controlled enterprise.” (www.ica.coop) Indien individuen of organisaties merken dat ze te maken krijgen met deels dezelfde uitdagingen, noden of verwachtingen, biedt een gezamenlijke aanpak meer voordelen dan een ieder-voor-zich mentaliteit. Een coöperatie verenigt personen met gemeenschappelijke behoeften op een democratische manier. Ook de verantwoordelijkheden en de kosten en baten worden gedeeld. Vennoten van de coöperatie zijn dus gebruiker, eigenaar en bestuurder. Op deze manier is er een gezonde mix van economische, culturele en sociale doelstellingen. Het is belangrijk om stil te staan bij de gemeenschappelijke doelstellingen van de vennoten en het onderlinge en maatschappelijke karakter van de coöperatie. Verder dient ook bepaald te worden wat de goede verhouding is tussen gebruik, eigendom en controle van de coöperatie en zijn vennoten. 5.2 Link met de ICA principes ICA-principe Vrijwillig en open lidmaatschap: Coöperaties worden opgericht door een groep van mensen die vrij beslissen om hun middelen te bundelen om gezamenlijk hun doel te realiseren. Het lidmaatschap mag niet geweigerd worden op grond van ras, sociale afkomst, aard, godsdienst of politieke overtuiging. 34 aandachtspunten Belangrijk is dat alle rechtstreeks betrokkenen vennoot kunnen worden volgens deze principes. Indien, in het kader van bijvoorbeeld draagkrachtverbreding, of in functie van het bijkomend ophalen van kapitaal, secundair-betrokkenen worden aangesproken, verdient het aanbeveling om te werken met A- en B-vennoten. Economische betrokkenheid: In veel gevallen kan het lid van de coöperatie gebruik maken van de organisatie om economische activiteiten te doen: aankopen, verkopen, lenen, ontlenen, werken. Daarnaast zijn de leden per definitie betrokken want zij hebben een stuk van het kapitaal ingebracht. Democratische besluitvorming: De leden van een coöperatie staan op voet van gelijkheid. De coöperatie wordt democratisch door de leden bestuurd. Iedereen kan mee beslissen, onafhankelijk van het ingebrachte kapitaal. Onafhankelijkheid: Coöperaties staan ten dienste van hun leden en worden door hen gecontroleerd. Indien extra financieringsbronnen nodig zijn – b.v. subsidies van de overheid of een externe financiering behoudt de coöperatie haar zelfstandigheid. Permanente leden- en volwassenenvorming en informatieverstrekking: Opleiding van de leden is nodig om de coöperatie te kunnen besturen en verder te ontwikkelen. Er wordt verwacht dat zij het grote publiek duidelijk maakt dat zij coöperatief werkt en wat daar de voordelen 35 Vennoten hebben, bij een winstgevende coöperatie, uiteraard economisch voordeel via het te ontvangen dividend. Dit zorgt zeker al voor de nodige economische betrokkenheid bij de leden. Daarnaast kan overwogen worden, om voor de afnemers van energie, te werken met ristorno’s. In dat geval kan bij bijzonder positieve exploitatie- en winstcijfers, naast het dividend een voordeel gegeven worden aan de deelnemers. Het principe van één man één stem is wezenlijk voor de goede werking van een coöperatie. In geval binnen de coöperatie enkele grote aandeelhouders naast vele kleine aandeelhouders zetelen (wat zeker kan gebeuren in het geval van het werken met verschillende vennotencategorieën), is het zo dat er best een herverdeling gebeurt van het ‘stemrecht’. Hierdoor kunnen (een paar) meerderheidsaandeelhouders geen alleenbeslissingsrecht krijgen, maar kunnen de (vele) minderheidsaandeelhouders ook de grote vennoten niet zomaar wegstemmen. In voorkomend geval dient dit statutair geregeld te worden. Wanneer er verschillende vennotencategorieën zijn, dienen die allemaal vertegenwoordigd zijn in de Raad van Bestuur. Wanneer er gewerkt wordt met belangrijke partners, in het kader van financiering of levering van bepaalde diensten, dienen sluitende contracten/overeenkomsten gemaakt worden die deze onafhankelijkheid waarborgen. Energiecoöperaties hebben als morele plicht ook het aanzetten tot duurzaam omgaan met energie. Dit is op milieuvlak de beste investering. Leden hierover informatie bezorgen, naast het berichten over de resultaten van de eigen coöperatie, is hiervoor van zijn. wezenlijk. Daarnaast is de vorming voor de bestuurders een bijzonder aandachtspunt : samenwerken gebeurt meestal vanuit een bepaalde overtuiging. Een energiecoöperatie wordt al snel een behoorlijk bedrijf. Permanente vorming van de bestuurders, zowel op financieel vlak als over de technologische evoluties op vlak van energieproductie is wenselijk. Coöperaties werken samen. Coöperaties worden aangemoedigd om hun krachten te bundelen in regionale, nationale of internationale netwerken. De uitwisseling van informatie of werkwijzen leidt tot een betere concurrentiepositie, tot een betere dienstverlening aan de leden en er is meer kans op het voortbestaan van de coöperatie. Betrokkenheid bij de gemeenschap: Coöperaties dragen bij aan een duurzame ontwikkeling van de gemeenschap. Hernieuwbare energie is een sector in volle ontwikkeling. Het verdient aanbeveling om aan te sluiten en/of informatie te vergaren bij organisaties die hier specifiek mee bezig zijn (bvb REScoop) Vanuit zijn werking in een energiecoöperatie vanzelfsprekend betrokken bij de gemeenschap. Zorg er echter ook voor de dat je dat zelf ook naar buiten brengt. Zoniet riskeert men al snel een besloten club te worden die naar buitenuit ontoegankelijk lijkt. 5.3 Twee concrete voorbeelden Case 1: Energieproductie uit biomassa aanwezig op landbouwbedrijven (restproducten, …). Bvb. Briketten uit stro Vennoten: Doelstelling: Onderlinge karakter 36 - Landbouwers (met restproduct op bedrijf - Energieproducenten - Afnemers van energie (verbruikers) Restproducten gebruiken voor energieproductie - Afzet van restproduct - Minimale hoeveelheid biomassastroom i.f.v. rendement - Minder risico - Optimalisatie bedrijfsresultaat (financieel) - Regionale verankering Maatschappelijke karakter: Gebruik: Landbouwers Energieproducent Verbruikers Eigendom: Controle: - Afzet van restproduct - Hernieuwbare energie uit ongebruikte biomassa - Regionale verankering - Garantie voor correcte afzet van restproduct - Zekerheid van aanvoer van inputstroom - Eerlijk aanbod - Hernieuwbare energie - Creëren van toegevoegde waarde door restproduct. De boer is hij die de huizen verwarmt. Zie bouwstenen voor een businessplan Zie bouwstenen voor een businessplan Case 2: Energieproductie uit biomassa afkomstig van landschapsbeheer (houtkanten, gras, …). Vennoten: Doelstelling: Onderlinge karakter: Maatschappelijke karakter: Gebruik: Eigenaar Uitvoerder Adviesverlenende instanties Energieproducent Verbruikers 37 - Eigenaars of pachters - Uitvoerende boeren - Adviesverlenende instanties - Energieproducent - Afnemers van energie (verbruikers) Gesloten keten van beheer tot energietoepassing - Zekerheid in afname - Zekerheid in aanbod - Minimale hoeveelheid biomassastroom i.f.v. rendement - Minder risico - Optimalisatie bedrijfsresultaat (financieel) - Regionale verankering - Correct beheer van landschap - Biodiversiteitstoename - Hernieuwbare energie uit ongebruikte biomassa - Regionale verankering - De eigenaar van te beheren landschapsdeel heeft de garantie voor een correct beheer. - Uitvoerder heeft garantie voor voldoende aanbod en afzet (continuïteit, schaalvoordeel) - Risicobeheersing - Gebruik voor andere professionele activiteiten -… - Zekerheid van aanvoer van inputstroom -… - Eerlijk aanbod Eigendom: Controle: 38 - Hernieuwbare energie - Door valorisatie van lokale biomassa krijgt het landschap een economische en bijgevolg een bestendig karakter. Zie bouwstenen voor een businessplan Zie bouwstenen voor een businessplan 6. Bibliografie Allemand, Isabelle (2011) Valorisation de la biomasse. Inventaire & mise en perspective d’expériences réussies en France & en Europe (Réseau Rural Français) Ammerman, Kathrin (red) (2010): Bioenergie und Naturschutz (Bundesamt für Naturschutz) Anonymus (--) : Leren beheren : Cursus beheer van landschapselementen (Regionaal landschap Voeren en Haspengouw / Proclam) Anonymus (2009): Werken aan het landschap – Praktische infoschema’s (Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren/Proclam) Anonymus (2010) Inventarisatie Biomassa 2007-2008 (deel 2009) met potentieel 2020 (OVAM) Anonymus (2013) Accelerating change – delivering sustainable energy solutions (Interact Intelligent Energy Europe) Anonymus (2012): Inventarisatie biomassastromen uit natuur en landschap in de provincie Overijssel (Arcadis in opdracht van de provincie Overijssel) Anonymus (2013): Verslag van de workshop “Kwaliteitsvolle ruimte voor hernieuwbare energie” (Vlaamse Landmaatschappij) Anonymus (2012) Dezentrale Nutzung erneuerbarer Energien im ländlichen Raum Sachsens (Staatsministerium für Umwelt und Landwirtscheft, Freistaat Sachsen) Baumann, Andre (2007): Bioenergie?-Aber natürlich! Nachwachsende Rohstoffe aus Sicht de Umwelt- und Naturschutzes (Deutscher Verband für landschaftspflege en Naturschutzbund) Blaauwwiekel, Yvonne e.a. (2011): Lokale energie coöperaties. The green voice of Noordenveld (Kenniscentrum Noorderruimte) Braekevelt, Ann en Schelfhout, Kathleen (2013) Inventaris Biomassa 2011-2012 (OVAM) Ceulemans, Reinhart (2004) Bio-energie via een korte-omloop hakhoutcultuur in de Krekelenberg, Boom. Compilatie van artikels, rapporten, verslagen en vulgariserende publicaties (Universiteit Antwerpen, Departement Biologie) Daatselaar, C.A.G. e.a. (2009) De economie van het veenrietweidebedrijf (Innovatienetwerk rapport 09.2.218) 39 De Jong, J.J. (2011) Effecten van oogst van takhout op de voedingstoestand en bijgroei van bos (Alterra rapport 2202) De Jong, J.J. e.a. (2012): Randvoorwaarden biodiversiteit bij oogst van biomassa (Alterra rapport 2305) Den Hoedt, J.Mario (2009) Inventarisatie Knip- en Snoeihout bij de twaalf Drentse gemeenten (Provincie Drente) De Somviele, Bert e.a. (2009): Van wilg tot warmte. Potenties van korte omloophout in Vlaanderen (Fonds voor duurzaam afval- en energiebeheer) De Vries, Barry e.a. (2008): Energie à la carte. De potentie van biomassa uit het landschap voor energiewinning (Alterra rapport 1679) Dupraz, Christian en Liagre, Fabien (2011): Agroforesterie. Des arbres et des cultures. 2 e édition (Editions France Agricole) Ehlert, Phillip e.a. (2010) Biogas uit bermmaaisel (Alterra rapport 2064) Fleury, Laurianne (2012) Construire ensemble un project citoyen d’énergies renouvelables (Taranis) Geyskens, Ilse en Vleeschouwers, Bart (2009) Onderzoek naar de potenties van streekeigen grondstoffen uit land- en bosbouw voor de productie van bouwmaterialen (niet gepubliceerde studie voor OVAM PA/PVA/2008.10.17) Gijselinckx e.a. (2011): Coöperatieve antwoorden op maatschappelijke uitdagingen (Katholieke Universiteit Leuven, HIVA) Gillabel, Jeroen e.a. (2012):Rapport: Scarabee – Onderzoek naar de ecologische, maatschappelijke en economische haalbaarheid van bio-energieregio’s in Vlaanderen (MIPVlaamse Overheid) Goy, Emmanual en Hunt, Cédric (2013) Les collectivités territoriales au coeur de la transition énergétique (AMORCE) Grossiord Réjane en Ferey Emeline (2009) Qualité des plaquettes bocagères en BasseNormandie - rapport final (FDCUMA de l’Orne) Gybels, Ruben (2012): Houtige biomassa voor energie in Limburg. Eindrapport van het MIP2project “Limburgs groen voor een groene economie” (Inverde) Idassi, Joshua (2012): Profitable farms and woodlands: a practical guide in agroforestry for landowners, farmers and ranchers (USDA National agroforestry center) 40 Jansen, Patrick en Boosten, Martijn (2013): Optimalisering kosten en opbrengsten van wilgenplantages: een verkenning (Innovatienetwerk rapport 13.2.317) Knoef, Harrie e.a. (2012): Biomassa Binnenveld: Eindrapport (Innovatienetwerk rapport 12.2.285) Koppejan, J e.a. (2001) De haalbaarheid van energieopwekking uit bermgras (NOVEM/EWAB TNO-Rapport TNO-MEP –R2001/078) Krug, Michael (2007): Promoting the use of biomass for energy production (Environmental Policy Research Centre, Berlin) Kuiper, L. en de Lint, S. (2008): Binnenlands biomassapotentieel (Ecofys in opdracht van het ministerie van LNV, Nederland) Master ERE (2012): Vers une valorisation des bocages de Bourgogne. Atelier de mise en situation professionnelle, rapport technique (Université de Bourgogne) Meiresonne, Linda (2006): Kansen, mogelijkheden en toekomst voor de populierenteelt in Vlaanderen. Korte-omloophout voor energieproductie: plaats in het Vlaams bosbouwbeleid (Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek) Pelkmans, Luc en Coppoolse, Kristian (red.) (2013) Energie Conversie Parken (Interreg Vlaanderen-Nederland) Pointereau, Philippe e.a. (2009): Les impacts environnementaux et paysagers des nouvelles productions énergétiques sur les parcelles et bâtiments agricoles. Rapport final (MAP/DGPAAT/Service de la stratégie agroalimentaire er du développement durable) Riedl, Ulrich e.a. (2011): Landschafts- und Biodiversität beim Biomasseanbau: Abschlussbericht (Hochschule Ostwestfalen-Lippe) Rozendaal, Wouter e.a. (2013) : Biomassa uit landschap. Een systeemaanpak (Aequator Groen&Ruimte en Welhuis Landschapsadvies &Onderhoudsbedrijf) Ruppert, Hans en Schmuck, Peter (2010): Wege zum Bioenergiedorf – Leitfaden (Bundesministerium für Ernährung, Landwirtschaft und Verbraucherschutz) Schwencke, AnneMarieke (2012): Energieke bottom-up in Lage Landen (AS I-Search) Spijker, J.H. e.a. (2007): Biomassa voor energie uit de Nederlandse natuur (Alterra rapport 1616) Spijker, J.H. e.a. (2013) Toepassingsmogelijkheden voor natuur- en bermmaaisel (Alterra rapport 2418) 41 Stegner, Jan (2010) : Rahmenkonzept zur energetische Verwertung von Biomass aus der Lanschaftspflege im Freistaat Sachsen. Abschlussbericht (Sächsisches Staatsministerium für Umwelt und Landwirtschaft) Ter Stege, Cees (red.) (--): Inzameling biomassa (Senternovem) Tolkamp, G.W. e.a.(2006): Kwantificering van beschikbare biomassa voor bio-energie uit Staatsbosbeheerterreinen (Alterra rapport 1380) Van Opstal, Wim e.a. (2008): Coöperatief ondernemen in België. Theorie en praktijk (ACCO) Verbeke, Willy (red.) (2013): Graskracht: einddrapport (Inverde) Vervliet, Krista (red.) (2006): Vademecum ecologisch bermbeheer (Vlaamse overheid, Departement Leefmilieu, natuur en energie) Vickers, David (2013) Woodfuel: Heating the nation (www.davidvickers.co.uk) Volrath, Birgit e.a. (2010) “Wild” statt “mono” – neue Wege für die Biogaserzeugung (Bayerische Landesanstalt für Weinbau und Gartenbau) Vuyck, E.J. en Winkel, T.J. e.a. (2012) Perspectieven voor duurzame energie in Noord-Holland (Ecofy sin opdracht van GroenLinks, Statenfractie Noord-Holland) Walther, Roger en Bernath, Katrin (2009): Energiepotenziale ausserhalb des Waldes (Ernst Basler+Partner) Wartelle, Régis en Dreyfus, Jérémy (2009) : Etude des potentialités offertes par l’agroforestrie pour la production d’agrocarburants de seconde génération (Casdar n° 8095 ca79) Wolton, Robert (2012): Managing UK hedges for firewood: is this practical, economic and environmentally acceptable? (in: Hedgerow Futures Conference 2012) 42 7. Websites * http://www.adellochem.nl ADEL: Duurzaam Energie Landschap in Lochem (Nederland) * http://www.alterra.wur.nl Nederlands onderzoeksbureau met zeer veel interessante rapporten over het inzetten van biomassa uit het landschap * http://www.bioenergieregionen.de Zeer interessante website (in het Duits) met veel info over energie in regionaal verband * http://www.biomasseverband.at Website van de Oostenrijkse biomassavereniging met veel interessante info (in het Duits) * http://cooperatiefvlaanderen.be Startwebsite voor al wie basisinfo zoekt over coöperatief ondernemen * http://www.cordialeproject.eu/fr/home Een project rond landschapsonderhoud en energie in Frankrijk en Groot-Brittanië. Interessante praktische “tools” * http://www.energiesparen.be Website van de Vlaamse administratie voor Energie * http://www.enerpedia.be Interessante site met heel wat documentatie rond biomassa en duurzame energieproductie en –verbruik. * http://www.france.cuma.fr Website van de Franse federatie van machinecoöperaties * http://www.galcondruses.be Website van de lokale actiegroep van het Leadergebied Condroz (In het Frans) * http://www.hedgelink.org.uk/hedgerow-futures-conference-2012.htm Verslagen van een interessant congres over energie uit het landschap * http://www.inagro.be Website van het onderzoekscentrum voor land- en tuinbouw van West-Vlaanderen 43 * http://www.innovatiesteunpunt.be Het referentiepunt voor landbouwers of plattelandsbewoners die innovatieve projecten willen opstarten * http://www.inverde.be Website van de vormingsdienst van de Vlaamse natuur en leefmilieuadministratie. Heel wat interessante downloadbare rapporten * http://www.lpv.de/ Website van de Duitse vereniging voor landschapszorg (Duits) * http://www.nachwachsende-rohstoffe.de Duitse website in verband met hernieuwbare grondatoffen (zeer veel documentatie maar wel in het Duits) * http://www.natuurpunt.be Website van de grootste natuurvereniging van Vlaanderen * http://www.ode.be Website van de Organisatie voor Duurzame Energie in Vlaanderen * http://www.pvvlaanderen.be Website van de Vlaamse PV-sector * http://www.sval.be Website van de Meetjeslandse vereniging voor agrarisch landschap * http://www.beauvent.be/ Website van energiecoöperatie BeauVent cvba * http://www.boisbocageenergie.fr/ Website van de energiecoöperatie Bois Bocage Energie die energie uit landschapselementen oogsten 44 8. Bijlagen Bijlage 1 Fiches samenwerkingsverbanden 8.1.1 Verwerking van gras: bermmaaisel en natuurgras Enkele gegevens uit de literatuur. Pot. bermmaaisel Vlaanderen Voedselarmegrond Matig voedselrijke grond Voedselrijke grond T DS/ha T VS/ha 2,50 9,92 5,50 21,82 9,00 35,71 Conversiefactor DS/VS gewestwegen 24,32% DS/VS onb waterl 26,08% Gemiddelde 25,20% Afvoer maaisel ha T DS/j T VS/j T DS/ha/j T VS/ha/j DS-VS Gewestwegen 4450 24886 102324 5,59 22,99 24,32% Provinciale wegen 1000 18700 18,70 gemeentelijke wegen 10800 162000 15,00 Bev waterl 2376 12588 5,30 Onb. Waterl. 1ecat. 1080 7075 27125 6,55 25,12 26,08% Tabel: Beschikbare maaisel in Vlaanderen, Bron Vademecum Bermmaaisel 45 T T DS/ha/j VS/ha/j 3,57 7,14 3,15 6,31 3,45 6,91 3,69 7,38 1,45 2,90 4,00 8,00 2,16 4,33 2,79 5,59 3,68 7,35 4,00 8,00 3,12 6,23 Info ha T DS/j ANB 1646,39 5874,8 Natuurpunt 2529,06 7974,55 Terreinbeherende inst 191,68 662,17 Luchthavens 759,58 2804,73 Havens 497,24 720,00 Golfterreinen 763,25 3053,00 AWV 8230,21 17809,24 Waterwegen 2433,85 6798,27 Gemeentelijke wegbermen 12112,67 44526,86 spoorwegen 724,4 2897,6 Tot 29888,33 93121,22 Conversiefactor DS/VS 50% Tabel: Afvoer maaisel verschillende instanties, Bron Graskracht 46 8.1.2 Kyoto in ’t Pajottenland. “Kyoto in ’t Pajottenland” was een groot Leaderproject in het Pajottenland; een onderdeel hiervan was om de mogelijkheden te onderzoeken van de verwerking van bermmaaisel uit 7 Pajotse gemeenten. Het project behandelde de 2 maaiseizoenen van 2011. De projectpartners waren: agro|aanneming, agro|bedrijfshulp, Pro|Natura, GroeneStroomLievens en Valvan baling systems. Het doel was om bermmaaisel, een afvalstroom, lokaal te vergisten in een bestaande landbouwvergister. Het grootste probleem van bermmaaisel is verontreiniging met zwerfvuil, zand, stenen en grond. Als voorbehandeling werd een reinigingsstraat van de firma Valvan baling systems getest. Met dit prototype werd het zwerfvuil voornamelijk uitgeraapt door 1 à 2 arbeiders van het sociale economiebedrijf Pro|Natura. De zware fractie, het zand en de grond werden via een bezinkingsbak gescheiden van het maaisel. Het maaisel werd vervolgens nog verder verkleind alvorens te mengen met de rest van de invoerstroom van de vergister. Uit het project is gebleken dat een en ander nog niet op punt stond. De reinigingsstraat diende nog verder ontwikkeld. Tussen de verschillende stappen was ook nog veel arbeid nodig, dit zou nog verder geautomatiseerd kunnen worden om de totale kostprijs te 47 drukken. Toch is er veel te leren uit dit project. Daar het om een prototype ging, kon hier ook geen kost of afschrijving ingerekend worden. Onderstaande tabel geeft een aantal indrukken weer zonder dat er een totaalbeeld kan gegeven worden. Aandeel gras/vaste materialen 22 % Aandeel gras/volledige input 11 % Tot. uren 297 u Tot. hoeveelheid 461,35 T Tot. kost (volgens proefopstelling) 16767,82 Euro* Verwerkingskosten per ton (volgens proefopstelling) 36,35 Euro* Biogaspotentieel (laboproef) van 1 ton gras 75 m³ Biogaspotentieel (laboproef) van 1 ton maïs 180 m³ Equivalent kg maïs van 1 T gras 417 kg Prijs energiemaïs 28,36 euro/T Kostenbesparing 1 T (gratis) gras met equivalent maïs 11,82612 euro Tabel: cijfermateriaal Kyoto in ‘t Pajottenland *in deze kost zit geen afschrijving van de reinigingsstraat vervat. 48 8.1.3 Natuurgras: Parkonderhoud de Wolfsputten in Dilbeek Een van de aanbestedingen van agro|aanneming waar gras afgevoerd dient te worden, is het parkonderhoud van de Wolfsputten in Dilbeek. Dit domein bestaat uit een 9-tal percelen met een totaaloppervlakte van 10,33 ha per jaar. Deze percelen dienen 2 maal per jaar gemaaid te worden met afvoer. De perceelsranden en de moeilijk bereikbare plaatsen moeten bijgewerkt worden met een klepelmaaier en manueel met een bosmaaier. Hieronder een overzicht van de werken, de gebruikte machines en de uitvoerder. Activiteit Maaien Harken Inzet voor Grote stukken Alles Gebruikte machine Uitvoerder Schijvenmaaier voor en naast de tractor Loonwerker (tot. 6,6 m) Cirkelhark (3,5 m) Landbouwer Afvoer: balenpers Grote stukken Transport Grote rechthoekige balen voor hooi, grote ronde gewikkelde balen bij voordroog Verreiker & platte wagen Klepelmaaien randen Landbouwtractor met vlakklepelmaaier Landbouwer met side-shift (2,6 m) loonwerker Tuinbouwtractor met klepelmaaier (1 m) Tuinaannemer Bosmaaien Bosmaaier met schijf en koord Grote stukken Klepelmaaien randen randen Loonwerker Loonwerker 3 landbouwers 1 landbouwer Afvoer: randen Opraapwagen 25 m³ opraapwagen Tabel: Overzicht werken, machines en uitvoerder parkonderhoud de Wolfsputten, Dilbeek Het natuurgras dat voortkomt uit deze werken werd bij wijze van test afgezet bij een vergistingsinstallatie. De grote moeilijkheid ligt in de logistiek, al de stappen dienen goed op elkaar te volgen. Wanneer 1 schakel vertraging oploopt, heeft dit cruciale gevolgen op de biogasopbrengst van het afgezette product. Zo hebben we tijdens de voorjaarsmaaibeurt van 2013 te maken gekregen met breuk van de opraapwagen, hierdoor is het gras een aantal dagen blijven liggen waardoor veel biogaspotentieel verloren ging. 49 Maaibeurt Tot Eenheid 1 2 3 143,50 79,75 248,83 472,08 u 5589,47 3860,00 4859,00 14308,47 euro 10,33 10,33 10,33 30,99 ha * * 23** / T * * 2,23** / T/ha Aantal uur Prijs Opp. Totale effectieve opbrangst Effectieve opbrengst per opp-eenheid Theoretische opbrengst per oppeenheid 4,00 4,00 4,00 12,00 T/ha Totale theoretische opbrengst *** 41,32 41,32 41,32 123,96 T Gem euro/u 38,95 48,40 19,53 30,31 euro/u Gem opp/u 719,86 1295,30 415,14 656,46 m²/u kost/opp 541,09 373,67 470,38 461,71 euro/ha kost/theoretische opbrengst 135,27 93,42 117,59 115,43 euro/T * Ontbrekende gegevens ** Door machinebreuk is het gras 1 week blijven liggen waardoor het aan vers gewicht afnam *** Gemiddelde van gegevens uit vademecum bermmaaisel en Graskracht Samenwerkingsmogelijkheden Bovenstaande testen zijn een eerste stap om na te gaan hoe bermmaaisel en natuurgras kunnen gevaloriseerd worden, hoe deze nevenstroom kan omgezet worden naar energie. Uitdagingen daarbij zijn: - - - - Verdere uitwerking van de reinigingstraat, d.i. de machine die het zwerfvuil, stenen, aarde,…scheidt van het bermmaaisel. Verder ontwikkeling is nodig om de manuele arbeid te reduceren( met magneten, optische ogen, windshifters), de bezinkingsstap te verbeteren en de verschillende processtappen beter op elkaar af te stemmen. Logistiek model verbeteren waarbij: o Meer gepaste machines op het juiste tijdstip gegarandeerd kunnen worden ingezet o Verschillende onderdelen van de grasoogst op mekaar afstemmen o Onderzoek naar gepaste opslag van het gras Minimaal aanleverhoeveelheid in een bepaald tijdskader Wijze van grasmaaien en verzameling dient afgestemd te worden op het uiteindelijke verwerkingsdoel. (reduceren aarde in maaisel, verkleinen gras tijdens maaien, zwerfvuil deels scheiden bij maaien,…) Tijdsduur tussen maaien en aanleveren aan verwerkingsinstallatie verkorten Samen met het uitwerken van antwoorden op deze uitdagingen kan onderzocht worden hoe de verschillende betrokken partijen kunnen gaan samenwerken. 50 51 8.1.4 Project lokale valorisatie van landschapshout voor lokale warmtetoepassing met oprichting van coöperatie landschapsenergie Limburg. Het project is een samenwerking tussen de provincie Limburg, het Regionaal Landschap Lage Kempen (promotor), Inagro, BB Projecten (BB projecten, Innovatiesteunpunt, agro|bedrijfshulp (a|b) en agrobeheercentrum eco²), ZLTO (NL), Organic Research Center (GB), TVEnergy (GB) en de Universiteit van Marburg (D). doelstelling Doelstelling is het tot stand brengen van lokale duurzame korte keten systemen om de tot nu toe ongebruikte biomassa (hout) van landschapselementen te valoriseren voor lokale energie en warmte productie op een economisch haalbare manier en rekening houdend met ecologische en sociale beperkingen. Landschapselementen zoals houtkanten zijn typisch voor grote delen van Limburg maar hebben gaandeweg tal van economische functies verloren waarmee ook de aanwezigheid van de houtkanten onder druk komt te staan. Deze houtkanten hebben ook ecologische (biodiversiteit) en sociale functies (streekeigen, toerisme,…). Indien we nu de houtkanten gaan beschouwen als lokale energieleverancier dan krijgen deze houtkanten terug een economische waarde waardoor het behoud en beheer ervan verzekerd is. Met dit project zullen verschillende betrokken partijen houtkanten in Limburg planmatig en op een duurzame wijze gaan beheren om de vrijgekomen en tot nu toe ongebruikte houtige biomassa lokaal om te zetten in hernieuwbare energie. Dit project draagt bij aan de doelstellingen om Limburg tegen 2020 klimaatneutraal te maken. Daarnaast zorgt dit project voor een voorbeeldfunctie voor andere regio's en landen en kan Limburg zich profileren als een groene, innovatieve en creatieve regio. Actoren en rol De verschillende partijen en hun rol: -regionaal landschap Lage Kempen zal een beheervisie en -plannen uitwerken voor het beheer van houtkanten 52 -landbouwsector en betrokken organisaties (innovatiesteunpunt, agrobeheercentrum Eco², agro|aanneming, Boerenbond) - zijn eigenaar/gebruiker van gronden waar houtkanten staan; - landbouwers zullen het beheer uitvoeren (machinale oogst hout, droging, opslag, transport) - toepassing van houtsnippers op landbouwbedrijven - regionale overheden - zijn eigenaar/gebruiker van gronden waar houtkanten staan; - toepassing van houtsnippers in overheidsgebouwen; - ondersteuning naar uitbouw lokale keten Al voornoemde partijen zullen actief samenwerken om de lokale keten vorm te geven en te laten functioneren. -bedrijven/particulieren - toepassing van houtsnippers Kernuitdagingen creatie logistieke keten, van oogst tot gebruik - Onderzoek en oprichting van samenwerkingsverbanden (bv coöperaties of agrobeheergroepen) van alle relevante actoren (eigenaars houtkanten, landbouwers, landschapsorganisaties, overheden, gebruikers van hernieuwbare energie) - Uitwerking van een zakelijk model op lokaal niveau - Inventarisatie biomassa in het omliggend landschap - Creatie van logistieke keten/selectie en aankoop van machines voor oogst van biomassa van hagen en houtkanten Verschillende stappen in de keten zijn oogsten, verkleinen, transporteren, opslag en drogen) - Experimenteren met lokale stockage systemen - Onderzoek brandstofkwaliteit van de houtsnippers - Realisatie van lokale warmtetoepassingen Beoordeling van ecosysteem services en duurzaamheid (milieu, sociaal, economisch) - Onderzoek energetische waarde van houtkanten als energiebron - Onderzoek naar technieken, machines en kwaliteit houtsnippers - Onderzoek naar wetgevend kader op lokaal, nationaal en Europees niveau - Onderzoek naar eco systeem diensten en duurzaamheid van houtkantenbeheer - Onderzoek naar organisatievormen voor gebruik biomassa uit houtkanten - Onderzoek naar economische aspecten Planning tool om de biomassa productie te bepalen, rekening houdend met ecologische en sociale beperkingen 53 - Ontwikkeling van een planning tool die de biomassa productie optimaliseert zonder de biodiversiteit en culturele waarden te verstoren - Evaluatie van politieke framework - EU en nationaal (hout brandstof strategieën inbegrepen, land gebruik en lokale planning) Aanleiding tot samenwerking 1.Gebruik van natuurlijke bronnen: biomassa van landschapselementen valoriseren voor lokale warmte productie is een onderwerp waar verschillende partners ervaring rond hebben op verschillende delen van de keten. Het samenbrengen van deze ervaring zal elke partner voordeel bieden om de gehele keten te realiseren. 2. Hernieuwbare energie: biomassa van hakhout (stammen worden elke 10-15 jaar gekapt en groeien opnieuw uit) is een interessante manier om biomassa te produceren als grondstof voor hernieuwbare energieproductie. Korte omloop hout is hiervan een voorbeeld en verschillende partners hebben hier ervaring mee. Dit concept opnieuw uitbreiden naar landschapselementen is een uitdaging in dit project. 3. Lokale korte-keten systemen: het verhogen van de onafhankelijkheid van lokale gemeenschappen voor hun energievoorziening. De energie wordt lokaal geproduceerd, met de mogelijkheid om prijzen te controleren en met voordelen voor de lokale gemeenschap. Doordat lokale situaties de samenwerkingsvorm van dergelijke ketens zullen bepalen, zal het samenwerken met verschillende partners in verschillende landen leerrijk zijn. 4. Biodiversiteit: hakhout is een interessante actie voor tal van bedreigde soorten van oude landbouwlandschappen. Doordat dit in grote delen van de Noordwest-Europese regio stopte in de 20e eeuw, gingen vele soorten sterk achteruit. Maatregelen voor deze soorten moeten over grote gebieden genomen worden, in verschillende landen, om een werkelijk effect te hebben. Links met Natura 2000 netwerk worden gemaakt waar mogelijk. 5. Klimaatverandering: door lokaal geproduceerde en hernieuwbare energie te promoten, draagt dit project bij tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de CO2 uitstoot. Ook hier zal het effect geïnitieerd worden over een uitgestrekt gebied, niet enkel op één plaats. De kwaliteit van de uitstoot van de stookinstallaties zal bijvoorbeeld opgevolgd worden in pilots. Ontwikkeling van de logistieke keten Doel is om een logistieke keten te ontwikkelen waarmee de houtkanten zullen beheerd worden en het hout omgezet naar een droge houtsnippers richting verwarming van gebouwen. Enkele mogelijke werkwijzen werden onderzocht: 54 Overzicht mogelijke in te zetten machines Oogstmachines Verzamelenruimen -transport Behandeling snippers Stockage/droging 55 Kettingzaag Velkop (afknippen of afzagen) Kraan (mobiele of rupsen) Traktor Skidder Presscolector Forwarder Containers Walking floor - vrachtwagen Hakselaar met of zonder voorraadbak schredder Trommelzeef Sterrenzeef Banddroger Tunnels voor drogen bovengronds Betonvloer en afdekken met folie Loods met natuurlijke ventilatie of met warme lucht via luchtkanalen Geselecteerde werkwijze als voorbeeld 1) Oogsten van hout met mobiele kraan en velkop met verzamelfunctie en afknipmes Motivatie keuze: Mobiele kraan: Aan de bandenkraan zal de velkop en de houtgrijper worden gemonteerd. 56 Inschatting is dat er een mobiele kraan met stabilisatiebalken en steunpoten nodig hebben van minimum 16 Ton. Werken met een bandenkraan geeft veel flexibiliteit om het werk uit te voeren langsheen toch wel de specifieke omstandigheden van kle’s. is zeer flexibel in te zetten langs houtkanten rupskraan is niet noodzakelijk om te werken langs houtkanten en zou het transport van de kraan bemoeilijken andere werken zoals verleggen bomen e.d. kunnen er mee uitgevoerd worden dimensie in overeenstemming met velkop en werkterrein stabilisatiebalk en steunpoten goede zichtbaarheid aan en af koppelen werktuigen geraamde prijsvork gebruik kraan met velkop en bestuurder: > 55 €/u Velkop Bomen vastklemmen en afknippen op de gewenste hoogte met een maximale diameter van 35 cm. 57 Afhankelijk van de boomdiameter en gewicht kan de boom worden vastgehouden in de klem waarna onmiddellijk naar een andere te knippen boom kan gegaan worden. Afknippen is minder slijtgevoelig dan afzagen verzamelfunctie om meerdere bomen te verzamelen tov iedere afgeknipte boom telkens neer te leggen geen te hoog eigen gewicht stabilisatiefunctie geknipte boom dient door de velkop recht te worden gehouden snel aan en af te koppelen geraamde prijsvork gebruik kraan, bestuurder en velkop: 70-80 €/u houtgrijper Deze zal bediend worden door de kraan en hout kan daarmee opgehoopt worden of de hakselaar kan ermee gevoed worden. klem die als vingers dichtknijpen nodig voor kleiner materiaal te klemmen eenvoudige doch sterke constructie snel aan en af te koppelen grijpwijdte rotatorfunctie geraamde prijsvork gebruik kraan, bestuurder en houtgrijper: 60-70 €/u 2) Hakselaar met voorraadbunker en invoerkraan, aangedreven door traktor Motivatie keuze: De hakselaar gaat het geoogste hout versnipperen. 58 voldoende capaciteit gerelateerd aan te verwachten werk Te verwerken diameter van de stammen tot 42 cm Invoeropening geschikt voor loofhout Aandrijving door tractor van minimaal 180pk Trommel ipv messen Met onderstel Voorraadbunker voor opvang snippers terwijl transport onderweg is afstandbediening onafhankelijk van tractor Calibratie van snippers dmv zeven Verticale invoerrollen (beter voor landschapshout) geraamde prijsvork gebruik machine, bestuurder en traktor: 150-180 €/u 3) afvoer van snippers met containertransportsysteem met 3 containers of met vrachtwagens De houtsnippers worden in de containers geblazen komende vanuit voorraadbunker van de hakselaar en afgevoerd naar stockage voor droging en eventueel zeven. Met dezelfde containers kan ook het transport naar de eindgebruiker uitgevoerd worden. We denken aan containersysteem met twee laadbakken van +-30 m³ dat kan opgetrokken worden op een onderstel en aan te koppelen aan een doorsnee traktor vanaf 120 pk. geraamde prijsvork: 55-65 €/u 4) droging van de snippers Mogelijkheden om snippers te drogen: - 59 Droging in openlucht met een luchtdoorlatende folie als bedekking - 60 Natuurlijke droging in open loods Droging via luchtkanalen met onverwarmde buitenlucht Droging via luchtkanalen of geperforeerde vloer met restwarmte van een biogasinstallatie 8.1.5 Project: Oprichting coöperatie landschapsenergie Een eerste lokale praktijktoepassing van de droge snippers afkomstig van de houtige kleine landschapselementen is het verwarmen van een groep schoolgebouwen in Bocholt. Voor de organisatie hiervan is in het najaar van 2013 de coöperatie landschapsenergie opgericht. Hieronder zijn een korte situering en de stattuten weergegeven. CONTACTGEGEVENS DOELSTELLING Landschapsenergie Limburg Kaulillerweg 3, 3950 Bocholt Agro|aanneming cvba: diestsevest 40, 3000 Leuven [email protected] Regionaal landschap Lage Kempen: grote baan 376, Houthalen [email protected] De coöperatie is opgericht in 2013 en het werkgebied is de Belgische provincie Limburg met volgend doel: Het verwarmen van gebouwen op een lokale en duurzame wijze en het installeren, onderhouden, herstellen en uitbaten van energie producerende installaties dienaangaande. Activiteiten Het stimuleren van lokale en duurzame energieproductie op basis van grondstoffen uit het omliggende landschap, met respect voor de ecologische, culturele en sociale functies die dat landschap vervult. Met haar activiteiten wil Landschapsenergie CVBA een maatschappelijke voorbeeldfunctie vervullen op het vlak van investeringen in lokale, sociale, groene en CO2-neutrale energieproductie uit het landschap. STAKEHOLDERS Deze informatie wordt weergegeven in de statuten van de AANDELENSTRUCTUUR coöperatie die meteen na deze tabel zijn bijgevoegd. GEOGRAFISCHE SPREIDING DAGELIJKSE LEIDING LEDENWERKING SUCCESFACTOREN economische valorisatie van landschapselementen waardoor deze terug een functie krijgen en beheerd worden. Toepassing van hernieuwbare en lokaal geproduceerde energie. Initiatiefnemers nemen begeleiding en organisatie op zich richting de betrokkenen die een snipperketel wensen te installeren. Creatie van een lokale economie. Landschapselementen vervullen rol als biodiversiteitsversterker en bepalen mee de identiteit van de streek. 61 REMMENDE ASPECTEN CONCURRENTEN 62 Opdeling in lokale afdelingen zodat het lokale principe kan behouden blijven. Financiële incentive door de besparing op de energiefactuur. Hout is goedkoper dan de in vele gevallen gebruikte stookolie. Hoge investeringskosten van houtsnippersinstallaties leiden tot slechts een beperkt aantal investeringen Een houtsnipperinstallatie als verwarmingsbron vergt meer opvolging en risico op storingen is groter dan vergelijkbare installaties op fossiele brandstoffen. Fossiele brandstoffen: houtverbrandingsinstallaties vragen meer tijd en onderhoud dan conventionele verwarmingsinstallaties. Samen met de onzekerheid naar prijsvorming op langere termijn zijn dit redenen om niet over te schakelen. Aannemers: naast lokale landbouwers kunnen de aannemingswerken als oogst, opslag en droging eveneens georganiseerd worden door lokale aannemers in periodes van minder werk. Op die manier kunnen zij tegen lagere kostprijzen de werkzaamheden uitvoeren. Leveranciers van houtsnippers: op de markt zijn verschillende commerciële leveranciers van houtsnippers actief 8.1.6 Project: “De Hagendorser” Haspengouw. Samen sterk voor natuur en landschap. De Hagendorser was een onderdeel van een Leaderproject “Duurzaam behoud van het Haspengouws landschap” dat liep van januari 2009 tot december 2011. Het project was een samenwerking tussen het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, agro|aanneming, De Wroeter (sociaal economie) en de Nationale Boomgaardstichting. doelstelling In het Haspengouwse en Voerense landschap is het onderhoud van landelijke hagen een hele klus. De laatste tien jaar nam de hoeveelheid hagen toe door stimulans van beheerovereenkomsten, landschapsteams en ruilverkaveling. Er bestaat het reële gevaar dat slecht onderhouden hagen verdwijnen en nieuw aangeplante hagen verwilderen. Om de Haspengouwse hagen niet te laten verkommeren – en stimuleringsmaatregelen vruchteloos te laten, is het noodzakelijk het onderhoud van hagen structureel aan te pakken. Agro|Aanneming en het Regionaal Landschap kwamen tot een gezamenlijke aanpak en zo schafte Agro|Aanneming de hagendorser aan, een haagscheermachine om landelijke hagen op een efficiënte wijze te scheren. Enkele landbouwers uit de streek besturen de machine. Het is een mooie aanvulling voor hun bedrijfsvoering. Hagen scheren is hoofdzakelijk winterwerk en in de lente, wanneer het druk is voor de landbouwers op het veld, mogen er geen hagen geschoren worden omwille 63 van het broedseizoen. Door samenwerking met de sociale werkplaatsen is het mogelijk om ook de moeilijk bereikbare hagen handmatig te onderhouden. Nu het onderhoud van de hagen eenvoudiger is, zal dit ertoe leiden dat bestaande hagen niet verwaarlozen en verwilderen. Bovendien zullen bewoners van het Haspengouwse landschap sneller kiezen voor een authentieke erfafscheiding als zij ervan op de hoogte zijn dat het onderhoud van de haag eenvoudig en efficiënt is geworden. Werking van de machine De hagendorser heeft een zes meter lange arm die uitgerust is met een slagmaaier. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een klepelmaaier worden de hagen in dit systeem gesneden. Daardoor zullen de twijgen minder snel inscheuren of uitrafelen en neemt het rendement toe. De combinatie snijden, mulchen en in de haag blazen met een bladblazer die eveneens op de machine is gemonteerd, zorgt ervoor dat de werkzaamheden in één beweging kunnen gebeuren. En nadien moet er vrijwel geen snoeisel opgeruimd worden. Bovendien blijven de wegen en fietspaden, gelegen langs een haag, proper. De hagendorser kan drie zijden van de haag snoeien. De moeilijk bereikbare hoeken worden handmatig geschoren door een ploeg van De Wroeter, waarmee agro|aanneming een samenwerkingsverband heeft gesloten. De groeiende goede reputatie van de Hagendorser toont zich in het aantal meters haag dat wordt geschoren, het aantal klanten dat wordt bediend en het aantal dossiers dat in behandeling is. Los van deze getalsmatige gegevens is momenteel het Agentschap voor Natuur en Bos een vaste klant, evenals zes gemeenten (Lanaken, Riemst, Voeren, Zutendaal, Bilzen en Sint-Truiden). Daarnaast is er met de gemeente Riemst een project gestart waarbij een totaalaanbod gedaan wordt voor het scheren van particuliere hagen binnen de gemeente. Uit het aantal hagen waarvoor de VLM een beheerovereenkomst heeft afgesloten voor aanplant of onderhoud kan de potentie worden afgeleid met betrekking tot het aantal km te scheren hagen waarvoor de hagendorser kan worden ingezet in de toekomst. We zien bijvoorbeeld dat er maar liefst 171 km haag onderhouden dient te worden op basis van de beheerovereenkomst. Veelal gebeurt dit door de landbouwer zelf, maar door gerichte acties kan het aandeel voor de hagendorser in toekomst wellicht toenemen. 64 Jaar Dossiers Klanten 2009 140 107 2010 201 132 2011 237 173 Ook na het project is de Hagendorser verder blijven scheren onder de werking van agro|aanneming. Prijszetting Iedereen binnen een bepaalde regio kan in principe beroep doen op de Hagendorser. Enige voorwaarde is dat de haag aan volgende voorwaarden voldoet: - De haag is gelegen in landelijk gebied (geen tuinen) - De haag is minstens 50 m lang - Er zijn geen loshangende prikkeldraden en/of palen buiten het profiel van de haag. - De haag werd max. 2 jaar geleden geschoren De hagen worden aan 3 kanten geschoren: zowel de 2 zijkanten als de bovenkant en het snoeisel is opgeruimd. De prijs voor het scheren van de haag is als volgt berekend: Post Vaste aanrijvergoeding Hagen tot 1,8 m Hagen van 1,8 tot 2,4 m Hagen van 2,4 tot 3,0 m Hagen van meer dan 3,0 m Handmatig scheren hoeken, kanten en achterstallig onderhoud. Prijzen zijn exclusief 21% btw. Aanleiding tot samenwerking 65 Bedrag 30,00 0,45 0,55 0,70 69,00 80,00 EH € €/lm €/lm €/lm €/u €/u Zoals hierboven te lezen is, werkt de Hagendorser momenteel zonder opvang; het versnipperde snoeisel wordt met een bladblazer in de haag geblazen. Als de machine voorzien wordt van een afzuigsysteem, zoals bij gras al frequent bestaat, kan de machine het snoeisel opvangen. Er dient dan nog een interessante afzet gevonden worden. Wanneer er een oplossing gevonden is voor de opvang van het snoeisel, kan een samenwerking opgestart worden met volgende partijen: - Opdrachtgevers als ANB, landbouwers, particulieren, overheden, enz. - Enkele landbouwers: die volgens eigen planning de hagen gaan scheren ; - Agro|aanneming: voor de algemene coördinatie, de facturatie, wettelijke omkadering, inzet van landbouwers voor de uitvoering van de werken; - Een afnemer van de biomassa . 66 8.1.7 Coöperatie Bio-energiedorp Oberrosphe ©Inge Goessens CONTACTGEGEVENS DOELSTELLING Bioenergiedorf Oberrosphe eG Am Katzler 17 35083 Wetter-Oberrosphe Duitsland Hans Bertram E [email protected] T 0049 6423 2871 Duurzame warmtelevering aan de leden van de coöperatie door het aanwenden van lokale en eigen energiebronnen zoals hout, andere biomassa en de zon. Erkend worden als een ‘bioenergiedorf’. De voorwaarden zijn de volgende: Zoveel elektriciteit produceren als door het dorp zelf verbruikt wordt De warmtevoorziening van het dorp gebeurt minstens voor de helft vanuit biomassa De productie-installaties bevinden zich minstens voor 50% in handen van de inwoners die warmte aankopen De erkenning als bioenergiedorf werd in 2012 behaald. De implementatie van het biogas van een lokale vergister in 2011 was de cruciale stap om dit te bereiken. De biomassa-installatie die reeds sinds 2008 in werking is produceert immers geen 67 elektriciteit. ACTIVITEITEN Warmtelevering aan de aangesloten coöperanten door: Houtverbrandingsinstallatie van 850 kW met als brandstof lokaal geproduceerde houtsnippers Aanleg van een warmtenet van 7,2 km Installatie van 77 kWp zonnepanelen Gebruik van biogas van een naburige vergister voor de aandrijving van warmtekrachtkoppeling STAKEHOLDERS Afnemers van warmte: goedkoper en duurzaam alternatief in vergelijking met stookolie De lokale overheid: de coöperatie draagt bij aan de klimaatdoelstellingen en de CO2 reductie van de regio. AANDELENSTRUCTUUR Elke eindafnemer van warmte heeft 12 aandelen van 500 euro dienen aan te kopen. De totale instapkost bedraagt bijgevolg 6.000 euro. Elke aandeelhouder heeft één stem. GEOGRAFISCHE Lokale coöperatieve voor het dorp Oberrosphe, gelegen in het SPREIDING district Marburg Biedenkopf DAGELIJKSE LEIDING De dagelijkse leiding is in handen van het lokale bestuur. LEDENWERKING Bijeenkomsten op regelmatige basis zodat een nauwe betrokkenheid van de coöperanten gegarandeerd is SUCCESFACTOREN Lokaal is er veel biomassa beschikbaar De stookolieprijs ligt in Duitsland een stuk hoger dan in Vlaanderen waardoor een hogere vergoeding kan gevraagd worden voor de warmte Een aantal lokale en gemotiveerde trekkers die sterk gesteund werden door onder andere de gemeente Ondersteuning vanuit de overheid voor de uitvoering van een haalbaarheidsstudie Toegankelijk voor alle inwoners van het dorp, onafhankelijk de ligging van hun woning Alle gebruikers zijn coöperant en dus betrokken bij de werking van de coöperatie Alle coöperanten besparen jaarlijks op hun energiefactuur Het dure warmtenet werd eveneens deels mede door ondersteuningsmaatregelen vanuit de overheid gefinancieerd anders was de rendabiliteit niet zo eenvoudig geweest Vinden van een geschikte locatie voor de energieproducerende installatie REMMENDE ASPECTEN Hoge investeringskost van een dergelijk project Milieu-eisen: bijkomende filterinstallatie betekenen extra kosten Tijd om alles af te stemmen en opgestart te krijgen CONCURRENTEN Aangezien alle afnemers in de coöperatie verenigd zijn, is er geen concurrentie te verwachten van andere warmteleveranciers. Wel biedt een individuele installatie op biomassa of fossiele 68 TOETSING ICA PRINCIPES 69 brandstoffen zoals stookolie een concurrent. 110 van de 240 huishoudens van het dorp zijn niet aangesloten op het warmtenet. Alle ICA principes worden voldaan. 8.1.8 Coöperatie Bois Bocage Energie COOPERATIE Bois Bocage Energie B²E ©Inge Goessens ©Inge Goessens ©Bois Bocage Energie CONTACTGEGEVENS DOELSTELLING 70 SCIC Bois Bocage Energie Place de l’Eglise 61800 Chanu Frankrijk E [email protected] T 0033 02 33 65 15 56 De coöperatie, opgericht in 2006, wil een duurzame warmtelevering garanderen aan de leden van de coöperatie door het aanwenden van lokale en eigen energiebronnen afkomstig vanuit lokale landschapselementen. De doelstellingen zijn: Bocage: onderhoud van lokale landschapselementen zodat het typische landschap opnieuw hersteld wordt en een economische herwaardering krijgt Kwaliteit: lokale houtsnippers leveren die voldoen aan samenstelling en vochtigheidsgraad voor kleinschalige en middelgrote installaties Lokaal: traceerbaarheid en garantie van lokale herkomst (<10 km) zodat bijgedragen wordt aan de lokale werkgelegenheid Leveringsgarantie: voorziening over een lange termijn Het doel is niet winst maken maar een evenwicht tussen aankoopprijs van grondstoffen en verkoopprijs van klanten garanderen. Om tot deze win-win situatie te komen werden volgende principes naar voor geschoven: Een correcte vergoeding voor de arbeid van de producenten Verkoop van hout aan een eerlijke prijs Samen aan de milieudoelstellingen werken Opzetten van een lokale economie die ten voordele is van lokale actoren ACTIVITEITEN Verhandelen van versnipperd hout afkomstig van lokale landschapselementen. De belangrijkste activiteiten zijn: Aankoop en verkoop van houtsnippers: o Brandstof voor verwarmingsinstallaties o Mulch voor tuin of paden o Strooisel voor dieren, .... Collectief beheer van een opslagplaats en een droogruimte Bevordering van investering in hernieuwbare energie Ondersteuning bieden bij haalbaarheidsstudies van energieprojecten op basis van houtsnippers STAKEHOLDERS Klanten die hout of warmte afnemen: zekerheid van een continue kwaliteit brandstof aan een stabiele prijs met een bijdrage aan het lokale landschapsbeheer Producenten: faciliteren van drogen en verkopen van hun producten. Een contract met de coöperatie legt jaarlijks de prijs maar ook de kwaliteit van de brandstof vast. De coöperatie informeert de producenten eveneens over een goed en duurzaam beheer van de landschapselementen. De lokale overheid: de coöperatie draagt bij aan de klimaatdoelstellingen en de CO2 reductie van de regio. AANDELENSTRUCTUUR Elke aandeelhouder betaalt een jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage van 50 euro. Er zijn een 70-tal producenten van houtsnippers en een 130 individuele en 10 gemeentes die de houtsnippers aankopen. GEOGRAFISCHE Om het lokale karakter van de coöperatie te behouden werden in SPREIDING Normandië 11 lokale afdelingen opgericht. De lokale afdelingen organiseren de aankoop en verkoop van houtsnippers. De centrale afdeling vervult alle administratieve aspecten en zorgt voor lokale aanspreekpunten. DAGELIJKSE LEIDING De dagelijkse leiding gebeurt vanuit de centrale administratieve structuur. LEDENWERKING De coöperatie biedt aan zijn leden verschillende ondersteuning : 71 Minstens zesmaandelijkse bijeenkomst om de prijzen vast te leggen, de aan te leveren hoeveelheden en de verdeling tussen de verschillende producenten Continue bijscholing naar onderhoud van de landschapselementen en informatie-uitwisseling van producenten van houtsnippers De coöperatie wil sinds 2009 naast het aanbieden en vermarkten van houtsnippers eveneens inspelen op de markt door: Ondersteuning te bieden in haalbaarheidsstudies Technische ondersteuning te bieden bij de installatie van houtverbrandingsinstallaties SUCCESFACTOREN Lokale economische valorisatie van landschapselementen waardoor deze terug beheerd kunnen worden Creatie van een lokale economie Ondersteuning naar haalbaarheid en technische installatie vanuit de coöperatie Op regelmatige basis goede afspraken maken zoals de gezamenlijke vastlegging van prijzen en vergoedingen met als uitgangspositie een eerlijke vergoeding voor alle partijen zonder winst na te streven. Alsook de afspraak wie welke hoeveelheden aanlevert aan de coöperatie Opdeling in lokale afdelingen zodat het lokale principe kan behouden blijven Financiële incentive door de besparing op de energiefactuur. Hout is goedkoper dan het in vele gevallen gebruikte stookolie REMMENDE ASPECTEN Hoge investeringskosten van houtsnippersinstallaties leiden tot slechts een beperkt aantal investeringen Een houtsnipperinstallatie als verwarmingsbron is arbeidsintensiever dan de vergelijkbare installaties op fossiele brandstoffen Oogsten van houtkanten is heel arbeidsintensief CONCURRENTEN Fossiele brandstoffen: houtverbrandingsinstallaties vragen meer tijd en onderhoud dan conventionele verwarmingsinstallaties. Samen met de onzekerheid naar prijsvorming op langere termijn zijn dit redenen om niet over te schakelen. Aannemers: naast lokale landbouwers kunnen de aannemingswerken als oogst, opslag en droging eveneens georganiseerd worden door lokale aannemers in periodes van minder werk. Op die manier kunnen zij tegen lagere kostprijzen de werkzaamheden uitvoeren. Leveranciers van houtsnippers: op de markt zijn verschillende commerciële leveranciers van houtsnippers actief TOETSING ICA Alle ICA principes worden voldaan. PRINCIPES 72 9.1.9 Coöperatie Boer zoekt buur voor zonnepanelen CONTACTGEGEVENS Stichting Tripel I-S Maldenhof 477 1106 EN Amsterdam Nederland E [email protected] T 0031-20-6972999 DOELSTELLING het versterken van een betekenisvolle relatie van boer en buur met het zonnepanelenproject 'BOERzoektBUUR' ook een oplossing van het klimaatprobleem dichterbij brengt door het helpen opwekken van zonne-energie, m.b.v. zonnepanelen voorgefinancierd door burgers - op de daken van boerenbedrijven (zie www.boerzoektbuur.nl) het verduurzamen van de agrarische sector;Een windmolenpark in eigen beheer opbouwen en uitbaten zodat ©Inge de winsten en baten van windenergie ten voordele van de Goessens lokale stakeholders blijven. ACTIVITEITEN Faciliteren van investeringen in zonnepanelen door buren bij de landbouwers STAKEHOLDERS De landbouwers als dakeigenaar en producent van voedsel De buur als investeerder en consument AANDELENSTRUCTUUR De landbouwer is eigenaar van de installatie van fotovoltaïsche zonnepanelen. Hij sluit een contract af met zijn buur die mee investeert in de panelen. In ruil voor een aandeel van 250 euro 73 krijgt de buur 6 ondertekende en gestempelde waardebonnen. Met deze waardebonnen kan producten of diensten bij de landbouwer kopen. Het voordeel van de buur blijft evenwel beperkt tot deze 6 waardebonnen. Na 6 jaar kan de buur geen aanspraak meer maken op een vergoeding. GEOGRAFISCHE Dergelijke initiatieven zijn altijd zeer lokale projecten tussen SPREIDING landbouwers en hun omwonenden. DAGELIJKSE LEIDING Het project wordt gecoördineerd en gefaciliteerd voor Triple I-S. Echter de praktische uitvoering is volledig ten laatste van de betrokken landbouwer. De landbouwer gaat zelf op zoek naar geïnteresseerde buren en laat zelf de panelen installeren. LEDENWERKING Door het project wordt de afstand tussen boer en buur verkleind. Niet alleen zijn er de lokale producten waarmee de buren kennismaken. Eveneens zullen alle deelnemende bedrijven de buren uitnodigen voor een jaarlijkse ontmoetingsdag. SUCCESFACTOREN Eenvoudig concept: 250 euro investering van buur levert 6 voedselbonnen Voordeel voor buur door meeropbrengst en voordeel voor landbouwer door voordeliger financiering dan bij lening Promotiemateriaal en campagne via vast stramien Positieve impact op landbouwer en zijn omgeving Motivatie van de betrokken landbouwer dient voldoende hoog te zijn aangezien deze zelf op zoek moet naar geïnteresseerde buren Economische rendabiliteit is zeer belangrijk REMMENDE ASPECTEN Het wegvallen van het steunkader in Vlaanderen heeft ervoor gezorgd dat dergelijke projecten hier niet doorgebroken zijn Bijdrage die aan Triple i-S dient betaald te worden voor het promotiemateriaal (500 euro). De installatie van de landbouwer zal voldoende groot moeten zijn om er een voordeel uit te halen CONCURRENTEN Landbouwer die zelf investeert in zonnepanelen De buur die zelf zonnepanelen plaatst Een projectontwikkelaar die daken bij landbouwers huurt en aldus de kans om dergelijke projecten te ontwikkelen in de kiem smoort. TOETSING ICA De ICA principes zijn niet van toepassing aangezien het geen zuiver PRINCIPES coöperatief model betreft maar eigenlijk een contractuele verbintenis tussen twee partijen nl buur en boer. 74 8.1.10 Coöperatie Windpark Bimolten ©Inge Goessens CONTACTGEGEVENS Windpark Bimolten Verwaltungsgesellschaft Schoolsteege 7 48527 Nordhorn Duitsland Jan Marrink T 0049 5941 8156 DOELSTELLING Een windmolenpark in eigen beheer opbouwen en uitbaten zodat de winsten en baten van windenergie ten voordele van de lokale stakeholders blijven. ACTIVITEITEN Uitbating van een windmolenpark met 14 grote windturbines STAKEHOLDERS De landbouwers als eigenaars van de gronden De omwonenden als partij die potentiële hinder zal waarnemen De lokale overheid als ondersteuner en facilitator van het project De distributienetbeheerder aangezien alle elektriciteit terug geleverd zal worden aan het distributienet AANDELENSTRUCTUUR Elke landbouwers is mede-aandeelhouder. Om de windturbines te financieren werden een aantal bijkomende turbines verkocht aan een projectontwikkelaar. Op die manier was het mogelijk zonder al te veel bijkomende lasten te investeren in windenergie. GEOGRAFISCHE Lokale coöperatie in handen van 34 landbouwers uit de omgeving. SPREIDING DAGELIJKSE LEIDING De dagelijkse leiding is in handen van het lokale bestuur. De trekker van het project is overduidelijk Jan Marrink. LEDENWERKING De 34 grondeigenaren maar eveneens de lokale omwonenden gaan op regelmatige basis in dialoog. Door een vergoeding te voorzien voor de lokale omwonenden en hun ook mee de baten te 75 laten genieten, zijn de verhoudingen heel goed. SUCCESFACTOREN Ligging van het gebied in een zone die voor windenergie in Duitsland aangeduid was Lokale gedreven trekker onder de vorm van Jan Marrink Steun en overtuiging van alle lokale grondeigenaars. Eén eigenaar die recht van opstal geeft, kan het ganse verhaal in elkaar doen vallen Steun van de lokale politiek Alle omwonenden die hinder ervaren krijgen een vergoeding. Op die manier horen ze de melodie van de molens en niet het lawaai. Alle grondeigenaren krijgen een vergoeding onafhankelijk of er een turbine op hun grond staat of niet met een bijkomende vergoeding voor zij die wel een molen op hun grond hebben. Op die manier is er draagvlak voor het project bij alle lokale grondeigenaren Economische rendabiliteit door een gunstig subsidieklimaat REMMENDE ASPECTEN De eerste stappen naar samenwerking waren de moeilijkste. De landbouwers moesten investeren zonder enige garantie op succes. Concurrentie en uitnodigende voorstellen van andere projectontwikkelaars De beperkingen en dure investeringen die gepaard gaan bij het aansluiten van dergelijke projecten op het distributienet. CONCURRENTEN Projectontwikkelaars: het is belangrijk dat iedereen dezelfde keuze maakt. Als er één grondeigenaar in het gebied is die een contract tekent met een projectontwikkelaar valt het ganse plan in duigen. Energieproductie vanuit fossiele brandstoffen: elektriciteit vanuit windenergie is een duurzame maar sterk fluctuerende elektriciteitsbron. TOETSING ICA Alle ICA principes worden voldaan. PRINCIPES 76 8.1.11 Vergisting van witloofwortels: kan het samen? Als witloofteler zit je na afloop van de forcerie steeds met een aanzienlijk volume afgestookte witloofwortels, -blaadjes en vezelwortels. Dit organisch afval wordt op heden voornamelijk gebruikt als veevoeding maar bevat ook veel energie. De omzetting van deze energie in bruikbare warmte en elektriciteit, komt de rentabiliteit van een bedrijf ten goede. In kader van het Europese project ARBOR gaan de Nationale Proeftuin Witloof en DLV InnoVision met steun van de provincie Vlaams-Brabant en Universiteit Gent na hoe deze reststroom op een witloofbedrijf optimaal gevaloriseerd kan worden via vergisting. Bij vergisting komt biogas vrij dat na verbranding in een WKK (warmtekrachtkoppeling) elektriciteit en warmte oplevert. Om tot een optimale rentabiliteit te komen worden verschillende scenario’s naast elkaar gelegd die factoren zoals schaalgrootte en bestemming van de outputstromen in rekening brengen. Vergisting op bedrijfsniveau Bedrijfsgebonden kleinschalige vergisting biedt enkele voordelen ten opzicht van de grotere gecentraliseerde biogasinstallaties. Bij bedrijfsgebonden vergisting wordt er enkel uitgegaan van bedrijfseigen organische stromen, zo is men niet afhankelijk van externe afvalstromen met vaak schommelende prijzen en beschikbaarheid. De schaal van de vergister wordt aangepast aan het energieverbruik en -profiel van het bedrijf. Het is immers financieel interessanter om de opgewekte groene stroom zoveel mogelijk op het eigen bedrijf aan te wenden dan deze op het net te injecteren. Verder moet ook de restwarmte van de WKK optimaal aangewend worden. Deze voorwaarden (synergiën) dienen optimaal ingevuld te worden om een zo rendabel mogelijk geheel te krijgen. Ook de afzet van het digestaat, het uitgegiste product moet grondig bekeken worden want het kan een bijkomende kost betekenen. Indien we deze voorwaarden afwegen voor een witloofbedrijf dan moeten we besluiten dat een individueel (gemiddeld) witloofbedrijf met zo’n 750 ton reststromen niet over voldoende biomassa beschikt om de nodige investering te rechtvaardigen. We moeten met andere woorden op zoek gaan naar verschillende witloofproducenten om samen het nodige volume reststromen bijeen te krijgen. 77 Samenwerking Op basis van verschillende becijferde scenario’s stellen de onderzoekers een kritisch volume van 10.000 ton reststromen voorop om de witloofproducenten een waardig alternatief te bieden (±8 - 10 €/ton) in vergelijking met de huidige prijs die wordt verkregen indien de geforceerde wortels als veevoeder worden aangeboden (±4 €/ton, maar sterk variërend). Om dit volume te bereiken werd overleg gepleegd met verschillende clusters van witlooftelers in Vlaams-Brabant. Afgaande op de positieve reacties tijdens deze bijeenkomsten kan dit volume bereikt worden en is het zinvol om verdere stappen te ondernemen. Een volgende belangrijke stap is de locatie van de vergister. Ondanks het gunstige elektriciteitsprofiel van een witloofbedrijf (vrijwel constant jaarrond) verbruikt een witloofbedrijf weinig tot geen warmte waardoor de restwarmte van deze vergister (1500 MWh/jaar) niet kan gevaloriseerd worden. Dit blijkt vaak dé uitdaging bij kleinschalige vergisting. De investeringskost voor alternatieven zoals het gebruik van de restwarmte in een nageschakelde verwerking van het digestaat wegen bij dergelijke kleine schaal te zwaar door. Gezien de continue warmteproductie van de vergister dient er dus op zoek gegaan te worden naar een makkelijk te integreren warmtevraag in de winter én in de zomer. De restwarmte van een vergister op rundveemest wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het opwarmen van het spoelwater voor de melkrobot. Een bijkomende randvoorwaarde is de locatie van de vergister. Deze dient zich in de nabijheid van de deelnemende witloofproducenten te bevinden gezien transport eveneens een belangrijke kostenpost is. Vervolg Om een geschikte locatie te vinden werd samen met Innovatiesteunpunt overleg gepleegd met de stad Aarschot en Interleuven. Hieruit kwamen verschillende pistes naar voren die intussen onderzocht werden. Industriële bedrijven met warmtebehoevende processen of een openbaar zwembad zijn enkele van deze mogelijkheden. Het probleem is echter dat onderzoek een ding is maar als het erop aankomt om concrete stappen te zetten er op een aantal niveaus heel wat koudwatervrees heerst. Men is bang om zich voluit te engageren en om effectief tot de oprichting van een samenwerkingsverband over te gaan. Argumenten die dan worden ingeroepen zijn dan de onbekendheid met de technologie, het risico, de onzekerheid over de toelevering van de grondstoffen, de kost van de investering enz. 78 Er is rond Aarschot heel wat vergaderd en heel wat gestudeerd. Alle gegevens liggen op tafel. Bij afsluiten van deze handleiding was er echter nog geen concreet initiatief genomen. Niet elk idee leidt direct tot een realisatie omdat er partners zijn in het verhaal die in de loop van de tijd van gedacht kunnen veranderen. Een beloftevol idee komt daarmee soms helemaal op losse schroeven te staan. Ook dat is een aspect van samenwerking waarmee men vooraf best rekening houdt. 8.1.12 Ervaringen van het agrobeheercentrum Eco² Een van de instrumenten van het agrobeheercentrum Eco² is agro|aanneming; met deze CVBA wordt voornamelijk gewerkt rond landschaps- en natuurbeheer: bv. maaiwerken en beheer van houtkanten, … zijn courante zaken. Land- en tuinbouwers, loonwerkers of tuinaannemers kunnen werkende vennoot worden en voeren de opdrachten uit. Verschillende opdrachten brengen ook biomassa (hout en gras) met zich mee. Deze, vaak onbenutte, biomassastromen zouden op lokaal niveau gebruikt kunnen worden. Hieronder een niet limitatieve lijst van werken die agro|aanneming uitvoerde en waar biomassa vrijkomt. Opdrachtgever Agentschap voor natuur en bos Regionaal landschap Haspengouw & Voeren Type Omschrijving biomassa Ophalen en afvoeren biomassa Hout Recentste uitvoering 2013 Snoeien Sint-Pieters-Voeren 2013 Onderhoud 2 rietvelden Gooik Gras Parkonderhoud domein de Agentschap voor natuur en bos Wolsfputten in Dilbeek Hout Agentschap voor natuur en bos Maaiwerken verschillende percelen Provincie West-Vlaanderen Maaien oude spoorwegbedding Agentschap voor natuur en bos Ophalen en afvoeren biomassa Gemeente Boortmeerbeek Ophalen en afvoeren biomassa Snoeien van bomen langs Particulier landbouwperceel Agentschap voor natuur en bos Maaiwerken Ravelskamp Agentschap voor natuur en bos Maaiwerken Exterheide Beernem ABG Dijleland Onderhoudswerken houtkanten Maaien met afvoer van ANB Agentschap voor natuur en bos domeinen in Hoeilaart Maaien met afvoer van ANB Agentschap voor natuur en bos domeinen in Antwerpen Provinciedomein Kessel-Lo Maaien met afvoer Hout Hout & Gemeente Gooik 79 2013 Gras & Gras Gras Hout Hout 2013 2013 2013 2013 2013 Hout Gras Gras Hout 2013 2012 2012 2012 Gras 2012 Gras Gras 2012 2012 A. Het gebruik van gras (zowel bermmaaisel als natuurgras) voor de productie van elektriciteit in een mesofiele vergistingsinstallatie. In Halle hebben we al enkele malen samengewerkt met een landbouwvergister (Groene Stroom Lievens). Enerzijds was er het Leaderproject Kyoto in het Pajottenland, waar we 500 ton bermmaaisel aangevoerd en bewerkt hebben om te vergisten, anderzijds hebben we ook getest welk potentieel natuurgras heeft voor de vergisting. Zowel bermmaaisel als natuurgras hebben theoretisch veel potentieel naar vergisting toe; er is zeer veel gras beschikbaar en momenteel worden vaak hoge prijzen betaald om het gemaaide gras af te zetten. Praktisch is het een heel ander verhaal. Hieronder staan de voor- en nadelen opgesomd. - Voordelen van het gebruik van gras (zowel bermmaaisel als natuurgras) voor de productie van elektriciteit in een mesofiele vergistingsinstallatie - Afvalstroom wordt omgezet tot een invoerstroom voor het opwekken van energie. Veel gras beschikbaar waar een betaalbare en nuttige toepassing voor wordt gezocht. Het is een lokaal gebeuren: over een grote afstand transporten is niet nodig als het lokaal verwerkt kan worden. Het is een goedkope inputstroom met veel theoretisch potentieel (met 10 ton maaisel kan je 1 gezin een jaar lang van stroom voorzien). Het is een alternatief voor de compostering. Nadelen van het gebruik van gras voor de productie van elektriciteit in een mesofiele vergistingsinstallatie ALGEMENE NADELEN 80 Maaisel komt vrij in twee pieken per jaar. Een vergister moet rekening houden met het voedingspatroon en kan op die korte tijd al het maaisel onmogelijk verwerken. Er moet dus een goede, financieel te verantwoorden manier van bewaring gevonden worden, vb. inkuiling. Het duurt lang eer het geoogste gras vergist kan worden, op die manier gaat er veel gaspotentieel verloren. Bij de oogst zijn vaak verschillende bewerkingen nodig: maaien, harken, oprapen / persen, verzamelen, transporteren. Het is een complexe logistieke trein waar alles met goede afspraken kort na elkaar dient te gebeuren. Als een van de stappen vertraging oploopt, kan dit verdere bewerkingen hinderen met een groot gasopbrengstverlies tot gevolg. Een aangepaste machine om gras in een regio gepast te verzamelen is ev aangewezen. Aangepaste maai en verzameltechnieken zijn aangewezen ifv vergisting (minder zand, goede snijlengte, …) Afnemers van het digestaat vrezen voor de aanwezigheid van onkruidzaden. Er zijn echter studies die aantonen dat het probleem kleiner is dan de vrees. Gras is wel goedkoop, toch heeft het praktisch een veel lagere gasopbrengst dan andere inputstromen. Wetgeving: o Maaisel dat niet geoogst wordt in functie van veevoederwinning wordt aanzien als organisch afval. o Er zijn vergunningen (milieu, transport) nodig wat betreft opslag en transport o OVAM blijft bermmaaisel als afval beschouwen. NADELEN BIJ HET GEBRUIK VAN NATUURGRAS Natuurgras wordt doorgaans lang geoogst. Soms is het ook een eis van de opdrachtgever, maar vaak is het ook de makkelijkste manier van oogsten. Om een goed product te bekomen is een bijkomende stap nodig: nl. versnijden of hakselen. Dit is echter een grote extra kost. Logischerwijs zijn natuurpercelen niet de meest toegankelijke percelen. Hellingen, natte ondergrond, onregelmatige vaak kleine percelen, eisen van de opdrachtgever, enz. bemoeilijken hier een vlotte oogst met bestaande machines. NADELEN BIJ HET GEBRUIK VAN BERMMAAISEL Een bijkomend probleem, tevens het grootste probleem, van bermmaaisel voor een natte vergister is de verontreiniging met zwerfvuil en grond. Voor het project Kyoto in het Pajottenland werd hiervoor een prototype reinigingsstraat ontwikkeld door de firma Valvan Baling Systems. Vooral de reinigingsstraat bleek nog het grootste werkpunt. Droge vergisters hebben hier minder problemen mee. OVAM geeft de vergisters negatief advies om bermmaaisel te verwerken. Dit wil niet zeggen dat het niet vergist mag worden, het bemoeilijkt het hele verhaal. B. Hakselen van snoeiafval op containerparken en afvoeren naar verbrandingsinstallaties Particulieren kunnen met snoeiafval terecht op het gemeentelijke containerpark. Ook houtafval afkomstig van gemeentelijke werken komt hier terecht. Eens er een voldoende hoeveelheid is verzameld dienen deze verwerkt te worden. agro|aanneming schreddert en zeeft op een aantal containerparken verschillende organische fracties ifv afvoer naar grote verbrandingsinstallaties . 81 Verzamelen en energetisch valoriseren van biomassa afkomstig uit landschapsbeheer. Landschapsbeheer is een ruim begrip. Verschillende beheerwerken kunnen hieronder vallen. Een gemeente maait wegbermen ifv verkeersveiligheid en ‘propere bermen’. Het beheer van een natuurgebied gebeurt ifv een gekozen natuurdoelstelling passend bij dat gebied, houtkanten en hagen worden gesnoeid ifv doorgang passanten, behoud biodiversiteit, esthetische redenen,… Diverse redenen dus om landschapsbeheerwerken te verrichten. Hierbij komt heel wat biomassa vrij dat op dit moment grofweg kan opgedeeld worden in twee hoofdstromen: houtachtig en grasachtig. Deze biomassa wordt op dit moment in veel gevallen nog aanzien als een probleem(afval)stroom en afvoer of verder gebruik ervan niet geïntegreerd in het beheerproces. Beter zou zijn om de uit te voeren beheerwerken zo te gaan plannen en uit te voeren met het oog op verzameling en bewerking van de biomassa zodat deze kan aangewend worden voor energetische valorisatie. Dit betekent in veel gevallen dat onderdelen van de bestaande werkwijzen dienen aangepast te worden. De projectpartners innovatiesteunpunt en agrobeheercentrum hebben al enige ervaring opgebouwd in de uitvoering van beheerwerken en na te gaan hoe de valorisatie kan gaan plaatsvinden. Met dit project wensen we ook een aanzet te geven om deze processen uit te tekenen. 82 8.2 Potentieelfiches Biomassastromen 8.2.1 Potentieel HEGGEN of HAGEN OMSCHRIJVING Heggen zijn van oudsher gebruikt om percelen af te bakenen omdat er vroeger geen prikkeldraad bestond. In tegenstelling met wat men kan denken waren de heggen er niet om het vee binnen de omheining te houden maar eerder om het vee en het wild van de velden te houden! Varkens en koeien werden meestal gehoed langs wegen en in bossen. Echte weiden waren er veel minder, wel hooiweiden op plaatsen die voor gewone akkerbouw minder geschikt waren. Heggen bestonden meestal uit doornige struiken waartussen zich in de loop van de jaren andere planten konden vestigen. In de tijd van de Romeinen werden heggen ook al “gevlochten” en “gelegd” waardoor werkelijk ondoordringbare barrières ontstonden. Het regelmatig onderhouden van dergelijke heggen was erg belangrijk om deze intact te kunnen houden. Meidoorn was bij uitstek de meest gebruikte haagplant. Het onderhoud van heggen is een erg arbeidsintensief proces dat gelukkig grotendeels gemechaniseerd kan gebeuren voor zover de heg met een tractor bereikbaar is. Er bestaan veel machines die hiervoor geschikt zijn. (zie Bijlage 3 Fiches machines voor energieproductie) Het snoeisel is meestal niet interessant voor energetische valorisatie omdat het te veel schors en groen bevat. Mits men de heggen iets langer laat doorgroeien neemt het aandeel geschikt hout wel toe en kan gesnipperd worden voor energiehout. PRODUCTIEPOTENTIEEL Het productiepotentieel voor heggen is vergelijkbaar met dat van houtkanten: 4-10 m³/ha.jaar aan 0,6 t/m³ = 2,4-6 t/ha/jaar VOORDELEN - heggen zijn in de meeste streken nog vrij ruim aanwezig - in verstedelijkte gebieden kan ook het haagsnoeisel van particuliere tuinen en openbaar groen gebruikt worden. Opgelet: eens dit snoeisel is aangeboden in een containerpark is het afval en mag alleen nog gecomposteerd worden. NADELEN - bevat meestal erg veel groen en schors en is daardoor minder geschikt - daardoor ook moeilijk te drogen – risico op broei - aanbod erg versnipperd en in kleine hoeveelheden - meidoornhagen kunnen bacterievuur verspreiden (Erwinia amylovora is een ernstige bacterieziekte die appels, peren en andere fruitsoorten aantast en zware schade kan aanrichten) VERDERE INFO Zie bibliografie en websites BEGELEIDING - Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be - Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be 83 - Regionaal Landschap uit de streek - INAGRO: www.inagro.be 84 8.2.2 Potentieel AGROFORESTRY of BOSLANDBOUW OMSCHRIJVING Agroforestry of “boslandbouw” is een vorm van landbouw waarbij houtproductie en landbouw worden gecombineerd op hetzelfde perceel. Bij deze techniek worden rijen bomen aangeplant in het perceel. Tussen de bomen wordt er dan verder gewoon aan landbouw gedaan. De bomen dienen regelmatig gesleund (opgesnoeid) te worden om maximaal licht toe te laten voor de landbouwteelt en om een stam met kwaliteitshout zonder knoesten te verkrijgen. Deze tussenteelt kan bestaan uit akkerbouwgewassen, weiland of hooiland, korte omloophout e.a. Door deze methode kan men een optimalisatie bekomen tussen houtproductie en landbouwproductie. Het is aangetoond dat 1 + 1 hier 3 is ! Vaak wordt de houtoogst bekeken als appeltje voor de dorst aangezien het hier effectief de bedoeling is om hoogwaardig hout te kunnen bekomen. De teeltperiode is daarom meestal meerder tientallen jaren. Bij de tussentijdse onderhoudssnoei wordt ook nog een beperkte hoeveelhoud klein hout geproduceerd dat kan gebruikt worden voor energieproductie. Agroforestry is aanvaard als een normale landbouwtechniek en is opgenomen in het nieuwe Europese landbouwbeleid. De oppervlakte ingenomen door de bomen wordt daarom beschouwd als landbouwoppervlakte en is daarom premiegerechtigd. Belangrijk is dat met deze methode de stikstofverliezen uit de bodem beperkt worden. De agroforestrybomen zullen daarom sneller groeien dan bosbomen, mede door het feit dat ze een betere belichting krijgen dan in de klassieke bosbouw. Meestal is het pas in de tweede helft van de groeicyclus dat er een remming optreedt in de landbouwproductie. Naargelang de boomsoort kan dit effect sterker zijn of minder uitgesproken. PRODUCTIEPOTENTIEEL Afhankelijk van de plantdichtheid. Vergelijkbaar met die van houtkanten. (4-10 m³/ha.jaar aan 0,6 t/m³ = 2,4-6 t/ha/jaar). Een Franse studie gaf een aangroei van 9,3 m³/ha/jaar Let wel: meestal wordt alleen het snoeihout energetisch gevaloriseerd evenals het tak- en tophout bij de eindoogst. VOORDELEN - optimalisatie van de oppervlakte - hoger economisch rendement voor de boer (appeltje voor de dorst) - productie van hoogwaardig hout zonder de landbouwproductie te moeten stoppen 85 NADELEN VERDERE INFO BEGELEIDING 86 - minder uitspoeling van mineralen naar het grondwater - erosiebescherming - windbreking - interessant voor de biodiversiteit in het algemeen en voor de functionele biodiversiteit in het bijzonder - onduidelijkheid over de impact van de wetgeving op de ruimtelijke ordening en het bosdecreet op deze vorm van landbouw - voor aanplant op pachtgrond moet een toestemming van de eigenaar gevraagd worden - beschaduwing kan naar het einde van de groeiperiode een productiedaling van de landbouwteelt met zich meebrengen - versterking van droogtestress in regenarme perioden - moeilijker werken tussen de bomenrijen - bescherming tegen vee of wild nodig, zeker kort na aanplant - (beperkt) verlies aan landbouwoppervlakte Zie bibliografie en websites - Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be - Agroeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be - Regionaal Landschap uit de streek - INAGRO: www.inagro.be 8.2.3 Potentieel BEHEERGRAS OMSCHRIJVING Beheergras is de kruidige fractie die vrijkomt bij beheerwerkzaamheden in natuurgebieden. Meestal gaat het over relatief vochtrijke fracties (vochtgehalte > 80%) met toch belangrijke aandelen verhoute delen. Daardoor is dit beheergras meestal niet geschikt om te worden ingezet als dierenvoeding. Een alternatieve toepassing kan zijn om dit materiaal te gebruiken als substraat in een vergistingsinstallatie. Daarvoor dient er wel liefst voorafgaand een reinigingsstap voorzien te worden om eventuele onzuiverheden en zoveel mogelijk ook de houtige delen te verwijderen aangezien die problemen kunnen geven in de vergistingsinstallatie. Het is ook aan te bevelen om het materiaal vooraf een tijd in te kuilen zodat er al een eerste hydrolyse gebeurt waardoor de verteerbaarheid kan toenemen. De productiewaarde voor biogas van beheergras is meestal erg laag. Een alternatieve toepassing zou kunnen zijn dat het beheergras gedroogd wordt en dan verbrand wordt voor warmteproductie. Voordeel is dat dit kan gebeuren zonder de dure zuiveringstrappen. Nadeel is natuurlijk dat het materiaal moet gedroogd worden waardoor het energetisch rendement van deze toepassing heel wat verlaagd wordt. Bijkomend nadeel is dat bij het verbranden van grasachtigen het silicium dat in de halmen en de bladeren zit, kan aanleiding geven tot de vorming van sinters in de verbrandingsinstallatie. Ook kan het materiaal relatief rijk zijn aan chloor waardoor bij verbranding sterk corrosieve verbindingen ontstaan die verbrandingsketel en schouw zwaar kunnen aantasten. Over het algemeen is het wel een erg goedkoop materiaal dat in sommige regio’s ruim voorhanden is. PRODUCTIEPOTENTIEEL Zeer variabel. VOORDELEN Goedkoop. Ruim voorhanden NADELEN Vochtgehalte. Lage energiewaarde. Logistiek (moet vaak uit vochtige of slecht ontsloten natuurgebieden worden afgevoerd) Chemische kwaliteit. VERDERE INFO BEGELEIDING Regionaal landschap Natuurbeheerders (www.natuurpunt.be) 87 8.2. 4 Potentieel Houtkanten OMSCHRIJVING Houtkanten komen in het landschap nog vrij veel voor. Een houtkant is een bomen en struikengordel in het landschap die aan weerszijden open is en daardoor kan rekenen op een goede bezonning. Meestal wordt een houtkant geteld vanaf een breedte van meer dan 1 meter. Voor smallere elementen kan men beter spreken van hagen of heggen. Houtkanten zijn vaak hagen die door gebrek aan onderhoud verder doorgegroeid zijn. Om te vermijden dat houtkanten te hoog en te breed worden en daardoor hinderlijk worden voor de aangelanden, is het noodzakelijk om regelmatig de houtige delen af te zetten. Op die manier wordt de houtkant systematisch verjongd en gaat hij geen hinderende factor worden. Het onderhouden van houtkanten gebeurt best op een planmatige manier zodat er een maximalisatie van de opbrengst kan bekomen worden en tegelijk gezorgd wordt voor de duurzaamheid van dit landschapsonderhoud. Biodiversiteit is een belangrijk gegeven bij houtkanten. Er moet bij het oogsten voldoende aandacht aan dit aspect gegeven worden. In heel wat regio’s zijn houtkanten ook gebruikt om stenen en/of andere ongerechtigheden uit het veld in op te slaan. Daardoor is over de jaren een verhoogde berm ontstaan onder de houtkant. Men spreekt in dat geval vaak over een houtwal. PRODUCTIEPOTENTIEEL 4-10 m³/ha.jaar aan 0,6 t/m³ = 2,4-6 t/ha/jaar VOORDELEN - optimale bezonning en daardoor snelle groei mogelijk - profiteert meestal mee van de bemesting gegeven op aangrenzende landbouwpercelen - meestal goed bereikbaar met oogstmachines - geschikt voor versnippering voor energetisch gebruik - mits goed onderhouden kunnen houtkanten een waardevolle bijdrage leveren inzake erosiebestrijding - hoge biodiversiteit NADELEN - veel klein hout en veel groene biomassa - veel handenarbeid nodig - oogsten geeft steeds een zwaar landschappelijk effect - minder stamhout voor materiaaltoepassingen - regelmatig oogsten kan verarming van de bodem veroorzaken VERDERE INFO Zie bibliografie en websites BEGELEIDING - Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be - Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be - Regionaal Landschap uit de streek - INAGRO: www.inagro.be 88 8.2.5 Potentieel KORTE OMLOOPHOUT (KOH) OMSCHRIJVING Bij de teelt van korte omloophout worden snel groeiende houtsoorten aangeplant in een zeer dicht plantverband om dan na enkele jaren (3-5 jaar) te worden geoogst. De stobben lopen dan opnieuw uit en geven nieuwe scheuten die dan weer na een aantal jaren kunnen geoogst worden. Men gaat ervan uit dat men van een aanplant 6 à 7 keer kan oogsten. Een rotatie duurt dus in het algemeen een twintigtal jaar. Meestal maakt men gebruik van wilg of populier omdat die snel groeien en makkelijk nieuwe scheuten maken na de oogst. Het oogsten gebeurt ofwel met een aangepaste maïshakselaar onder vorm van houtsnippers ofwel worden de scheuten in hun geheel geoogst om ze te laten drogen aan de lucht. Hakselen gebeurt dan als ze voldoende droog zijn. Het gaat dus om een energieteelt waarvoor landbouwoppervlakte nodig is. De wetgeving in Vlaanderen is intussen zodanig aangepast dat KOH als een volwaardige landbouwteelt kan beschouwd worden die niet onderhevig is aan de regels van het bosdecreet. PRODUCTIEPOTENTIEEL Men mag redelijkerwijze aannemen dat een perceel KOH gemiddeld 12 à 15 ton droge stof per ha en per jaar kan produceren. De eerste oogst is meestal iets lager. Dit komt overeen met 4800 à 6000 liter stookolie per jaar. Omdat er maar om de drie jaar geoogst kan worden, wordt er 35 à 45 ton DS per oogst gehakseld. VOORDELEN - men heeft de hele keten volledig in de hand - zeer hoge opbrengsten - weinig teeltzorgen na de aanplant - interessant voor de biodiversiteit - interessant in het kader van erosiebestrijding - verhoogt het organische stofgehalte van de bodem - gegarandeerde rendabiliteit indien men er het gebruik van stookolie kan mee vervangen - kan op marginale maar niet te natte percelen - komt in aanmerking voor Europese landbouwpremies NADELEN - oogstmachines zijn er nog niet in Vlaanderen - de teelt is nog weinig gekend - het perceel ligt voor 20 jaar vast - hoge opstartkost (aanplant)- zeker in het begin risico op wildschade (konijnen- of reeënvraat) - menging van klonen nodig om ziekten te voorkomen - het perceel kan alleen direct na de oogst bemest worden ( om de drie jaar), dit kan op bedrijven met een mestoverschot tot problemen leiden - voor aanplant op pachtgrond moet een toestemming van de eigenaar gevraagd worden 89 VERDERE INFO BEGELEIDING 90 Zie bibliografie en websites - Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be - Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be - Regionaal Landschap uit de streek - INAGRO: www.inagro.be 8.2.6 Potentieel MISCANTHUS OMSCHRIJVING Miscanthus is een plantengeslacht uit de grote familie van de grasachtigen. De hybride Miscanthus x giganteus wordt in onze streken het meest aangeplant. De plant is winterhard maar blijft wel steriel. Daardoor kan hij enkel vegetatief vermeerder worden. Dit gebeurt door de wortelstok te verdelen in stukken met een of meerdere scheuten en deze te planten. Meestal gebeurt dit met een aardappelplanter. Een andere methode is om deze wortelstokken uit te planten in potjes met potgrond en deze nadat ze beworteld zijn uit te planten met een aangepaste plantmachine. De eerste methode is het goedkoopst maar de tweede levert meer aangeslagen planten per ha op. Miscanthus verlangt weinig of geen teeltzorgen, alleen in het eerste groeijaar dient men de onkruiddruk te beperken. Vanaf het tweed jaar kan er jaarlijks geoogst worden met een gewone maïshakselaar. Dit gebeurt best in het voorjaar als de oude stengels voldoende gedroogd zijn. Meestal is dit het geval op het ogenblik dat de nieuwe scheuten beginnen uit te lopen (april). Miscanthus levert vanaf het derde jaar gemakkelijk 15-20 ton droge stof per ha op naargelang het perceel. Opslag van miscanthus is niet moeilijk maar men heeft wel veel ruimte nodig omdat de dichtheid erg laag is. Miscanthus kan gebruikt worden als grondstof in de fabricage van allerlei voorwerpen die vooral licht van gewicht moeten zijn. De energetische valorisatie is wel de belangrijkste maar ook voor papierproductie of voor het persen van vezelplaten kan het ingezet worden. Een aanplant is behoorlijk duur maar kan wel gedurende minstens 20 jaar renderen. Men moet er wel op letten dat miscanthus als grasachtige redelijk veel silicium bevat waardoor verbranden dient te gebeuren in een installatie waarbij men de temperatuur kan beperken. Anders zullen de verbrandingsassen smelten en sinters (glas)vormen in de installatie. Bij oogst in het voorjaar is er meestal geen probleem met chloor (corrosie). PRODUCTIEPOTENTIEEL 15-20 ton DS/ha/jaar VOORDELEN - groeit op alle grondsoorten - is jaarlijks oogstbaar met courant materieel - geen teeltzorgen -snelle groeier met hoge opbrengst - kan jaarlijks bemest worden - komt in aanmerking voor Europese premies - woekert niet (in tegenstelling tot bamboe) NADELEN - perceel ligt vast voor minstens 20 jaar 91 - teelttechniek onbekend - aangepaste verbrandingsinstallatie nodig - zeer lage densiteit - veel opslagruimte nodig - aanplant is duur en er is veel risico op uitval - biodiversiteit gaat er op achteruit - exoot, probleem in of nabij natuurgebieden VERDERE INFO BEGELEIDING 92 - Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be - Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be - Regionaal Landschap uit de streek - INAGRO: www.inagro.be - ILVO: www.ilvo.vlaanderen.be 8.2.7 Potentieel SNOEIHOUT OMSCHRIJVING Snoeihout is de houtige fractie die vrijkomt bij het onderhoud van bomen en struiken bij particulieren of uit het openbaar groen, met uitzondering van het snoeisel van hagen en houtkanten. . Ook het snoeihout van fruitaanplantingen kan hierbij gerekend worden. Het gaat om een zeer diverse fractie met meestal een minderwaardige kwaliteit voor energietoepassingen (veel schors en groene delen). Veel snoeihout wordt vandaag aangeleverd bij containerparken als groenafval of wordt gewoon opgestookt op de plek van ontstaan. Het hout dat op containerparken terechtkomt dient in principe te worden afgevoerd naar composteringsinstallaties volgens de Vlaamse afvalreglementering. Een gedeelte van deze fractie wordt soms als houtsnippers aangeboden aan particulieren als mulchlaag voor de (sier)tuin. Een gebruik voor energie zou kunnen als er een systeem kan ontwikkeld worden waarbij het snoeihout rechtstreeks aangeleverd wordt aan de productie-installatie. In dat geval kan men vermijden dat er “afval” ontstaat. Dit is echter praktisch en logistiek moeilijk te organiseren en heeft een erg onregelmatige bevoorradingszekerheid. Snoeihout uit de fruitteelt biedt hier interessantere mogelijkheden omdat het om grotere hoeveelheden gaat met een relatief constante kwaliteit met een behoorlijke fractie hout van betere kwaliteit (dikkere takken). Ook hier zal de logistiek van verzamelen en transporteren bepalen of deze fractie rendabel kan ingezet worden. PRODUCTIEPOTENTIEEL - zeer variabel en onzeker -fruitsnoei: ongeveer 5 m³/ha/jaar – gemiddeld, met inbegrip van vernieuwing oude plantages VOORDELEN - goedkoop en meestal ruim voorhanden - fruitsnoeisel meestal in grote hoeveelheden NADELEN - erg divers materiaal - lage productie per oppervlakte-eenheid en onregelmatige aanvoer - wordt meestal als afval beschouwd. VERDERE INFO BEGELEIDING - Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be - Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be - Regionaal Landschap uit de streek - INAGRO: www.inagro.be - ILVO: www.ilvo.vlaanderen.be 93 8.2.8 Potentieel TOP- EN TAKHOUT UIT DE BOSBOUW OMSCHRIJVING In de klassieke bosbouw wordt het top- en takhout (Ø <5 cm) meestal niet weggehaald en blijft het in het bos achter of wordt het opgestookt. Vaak wordt het gebruikt om in het bos een mat te vormen waar de oogstmachines kunnen over rijden zonder de bosbodem te beschadigen. Deze takken worden op die manier in de bodem geduwd waar ze vrij snel door de bodemorganismen worden afgebroken. Door de stijgende energieprijzen neemt ook de interesse toe om ook deze fractie te gaan oogsten. Het blijft in ieder geval een nevenproduct van de normale bosexploitatie. Top en takhout is een vrij heterogene fractie met een relatief hoog aandeel van schors en het risico op aanwezigheid van groen (broei bij bewaring). Het gaat om relatief belangrijke hoeveelheden en is erg interessant als er ergens in de omgeving een mogelijkheid is om deze fractie op te slaan en te gebruiken. Een belangrijk aandachtspunt is wel de mogelijke invloed die het weghalen van deze fractie kan hebben op de verschillende organismen in het bos. Dood hout veroorzaakt immers bij de afbraak een zeer omvangrijke biologische keten van dieren, zwammen en andere organismen die ervan afhankelijk zijn. PRODUCTIEPOTENTIEEL 15% van totale houtige biomassa-opbrengst van een bos (zeer variabel van geval tot geval en van boomsoort tot boomsoort) VOORDELEN - in grote hoeveelheden aanwezig bij kappingen in bossen - redelijk goede kwaliteit met een behoorlijke fractie goed hout NADELEN - men is het niet gewoon om dit mee te oogsten - de logistiek van het oogsten en verzamelen is niet ingeburgerd en vaak is de aangepaste machinerie niet aanwezig - logistiek niet altijd gemakkelijk te organiseren - risico voor het ecologisch evenwicht in het bos - onregelmatige aanvoer VERDERE INFO BEGELEIDING - Innovatiesteunpunt Boerenbond: www.innovatiesteunpunt.be - Agrobeheercentrum Eco²: www.ecokwadraat.be - Regionaal Landschap uit de streek - Bosgroepen uit de streek - Agentschap Natuur en Bos (ANB) 94 8.3 Overzicht machines voor energieoogst uit het landschap A. Hout Oogst 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) Kettingzaag Velkop Houtgrijper Kraan Skidder Presscolector Forwarder Containers Vrachtwagen Hakselaar Shredder Trommelzeef Sterrenzeef Banddroger Geperforeerde kanalen Pelletpers Brikettenpers Betonvloer Top-tex Afdak Verzamelen Transport Behandeling Bewaring X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X B. Gras Oogst 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 95 Bosmaaier Klepelmaaier Cirkelmaaier Trommelmaaier Schijvenmaaier Spiraal(mulch)maaier Maaibalk Klepelmaaizuigcombinatie Klepelmaaier met opvang Cirkelschudders Cirkelhark Balenpers vierkant Opraapwagen Trommelzeef X X X X X X X X X Verzamelen Transport X X X X X X X X X Behandeling X X X X X Bewaring 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26) 27) 96 Sterrenzeef Windshifter Ballistische scheider Hakselaar Verpulpen Verpletten & vermengen Extrusie Hydrothermisch Ultrasoon Chemisch Enzymatisch Geperste balen Inkuilen (kuil, worst, gewikkelde balen) X X X X X X X X X X X 8.3.1 Machinetrein hout: HAKSELAAR STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING Verhakselen van hout ifv energieproductie Hakselaars zijn er in zeer diverse uitvoeringen. De kleinste modellen zijn om handmatig hout in te voeren, werken op basis van een messenschijf. Grotere hakselaar (kunnen dus bomen met grotere diameter verhakselen) werken op basis van een trommel waar de messen op bevestigd zijn. Beiden kunnen aangedreven worden met een eigen motor of door een traktor. Afhankelijk van de grote van de hakselaar dient het vermogen van de traktor ook aangepast te zijn. Op sommige hakselaars kunnen zeven geplaatst worden waardoor éénzelfde kalibratie van houtsnippers kan verkregen worden. GEBRUIK FINANCIEEL Verkleinen van takhout en stammen tot houtsnippers Inzet (bestuurder + tractor + hakselaar) = diameter tot 45 cm ± 150 euro/uur (excl btw) - Resthout kan omgezet worden in waardevolle grondstof - Afvoer van hout kan efficiënter - Dure machine waardoor voldoende werkzekerheid dient aanwezig te zijn. VOORDELEN NADELEN 97 8.3.2 Machinetrein hout Houtgrijper STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL 98 Veplaatsen van bomen/struiken Een houtgrijper wordt gebruikt om ofwel aan te koppelen aan een verrijdbare kraan om hout te verplaatsen/stapelen ofwel aan een kraan gemonteerd op het chassis van de hakselaar om het hout naar de hakselaar toe te leiden. Houtgrijper bestaan in zeer diverse uitvoeringen: van een openstructuur met vrijstaande tanden die fijne takken kunnen oprapen (opkuis van takhout op een ondergrond) tot een meer gesloten structuur dat eerder bedoeld is om takken die al op een grotere hoop gestapeld liggen te verplaatsen. Stapelen hout/opkuis op terrein van gesnoeid materiaal Inzet (bestuurder + kraan + houtgrijper) = ± 60 - 80 euro/uur (excl btw) 8.3.3 Machines hout: KRAAN STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN 99 Basismachine voor tal van toepassingen Een kraan is een basiswerktuig voor de uitvoering van verschillende taken bij de oogst en verwerking van hout. Afhankelijk van het werkterrein (al dan niet dragende ondergrond) en de aard van het werk zal gekozen worden voor een mobiele (met banden) kraan of een kraan op rupswielen. Mobiele bandenkraan tov rupskraan: geen extra transportmiddel nodig, goedkoper, minder slijtage, mindere stabiliteit door kleiner draagvlak en doorbuigen banden. Een kraan is een werktuig met een eigen motor en kan een enorme hydraulische werkkracht genereren. Het formaat van een kraan wordt uitgedrukt in tonnage, met name het eigen gewicht van de kraan. Dit moet afgestemd zijn op de aan te koppelen werktuigen. Het eigen gewicht van een kraan bepaalt in grote mate welke werken kunnen uitgevoerd worden. De stabiliteit kan verbeterd worden met een neer te laten steunbord en uitklapbare steunpoten. Hydrauliek is zeer belangrijk zodat het geleverde hydraulisch vermogen dient overeen te stemmen met het uit te voeren werk en afhankelijk van het aan te koppelen werkstuk dient er een zeker aantal leidingen worden voorzien. Basismachine voor de uitvoering van zeer uitlopende snoei, sorteer en andere handelingen met aan te koppelen werkstukken. Richtingprijs kraan van 60 €/u tot 80 €/u voor gangbare kranen - Zeer multifunctioneel - Inzetbaar voor houtoogst maar ook andere werken NADELEN 100 - Grote krachtoverbrenging Flexibel, grote reikwijdte Extra transport bij rupskraan nodig Hoge kostprijs 8.3.4 Machinetrein hout VELKOP TAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN NADELEN 101 Vellen van bomen Een velkop is een aanbouwmachine te monteren aan een kraan voor het vastnemen en afzagen of afknippen van bomen en struiken. Waar vroeger veel met manuele kettingzagen werd gewerkt worden nu veel bomen geveld met een kraan met velkop. Er bestaan velkoppen die bomen afzagen (cfr manuele kettinzaag) of afknippen met een dichtdraaiend mes. Er bestaan velkoppen die bomen aankunnen van verschillende diameter waar dan wel een gepaste kraan moet voorzien worden (Tonnage). Er kan ook een verzamelfunctie voorzien zijn dwz dat afhankelijk van de grote van de bomen/struiken deze kunnen vastgehouden worden na velling en dat meteen naar een volgende boom kan gegaan worden. Overal waar een kraan de bomen kan bereiken voor mechanisch vellen van bomen en struiken Inzet (bestuurder + kraan + velkop) = ± 70 - 80 euro/uur (excl btw) - mechanisch vellen van bomen - hoge werksnelheid - bomen hebben ‘geen ruimte nodig’ om neergelegd te worden - bij afknippen geen olie op ondergrond in vergelijking kettingzaag - duurdere machinecombinatie 8.3.5 Machinetrein Gras CIRKELMAAIER / WEIDEBLOTER STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN NADELEN 102 Oogst De cirkelmaaier is vergelijkbaar met een standaard gazonmaaier. De machine heeft een of meerdere slagmessen, soms staan op de uiteinden vervangbare maaimesjes. Het gras wordt afgeslagen en verder verkleind door dezelfde messen. De maaihoogte is in te stellen door loopwielen, glijsloffen of een rol. Er bestaan uitvoeringen voor 1- en 2-assige trekkers voor opbouw vooraan of achteraan. De maaier kan ook onderaan de trekker gemonteerd worden, denk maar aan het type ‘zitmaaier’. Deze maaier is geschikt voor percelen die regulier onderhouden worden; het gras mag niet te hoog staan. Meestal blijft het gras achter op het perceel, maar er bestaan ook uitvoeringen waar het gras opgevangen wordt (type ‘zitmaaier’). Landbouwers gebruiken een weidebloter om ruige plekken, die de koeien niet lusten, in hun weides af te maaien om terug een mooie uniforme weide te verkrijgen. Inzet (bestuurder + tractor + maaier van 3m) = ± 50 - 70 euro/uur (excl btw) - Mooi maairesultaat - Courant aanwezig op landbouwbedrijven - Veel vermogen nodig - Kan makkelijk verstoppen. - Niet geschikt voor hoge vegetaties 8.3.6 Machinetrein Gras KLEPELMAAIER STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING Oogst Er bestaan verschillende soorten klepelmaaiers maar het principe blijft hetzelfde. Het maai-element van een klepelmaaier bestaat uit een horizontale as waaraan over de hele lengte klepels bevestigd zijn; de as draait rond en de klepels slaan het gras af. Het maaisel is sterk versnipperd en gekneusd en bevat nog weinig structuur. Tenzij je het maaisel onmiddellijk na het klepelen opvangt (bvb via afzuiging), is het moeilijk om het maaisel op te rapen en bijgevolg te gebruiken als biomassa. Er bestaan verschillende soorten klepels (lange of kort, met en zonder kettingen, verschillende breedtes, recht of gebogen, V-vorm , …) en ook de as bestaat in verschillende uitvoeringen (verschillende diameters, extra schijven op de as, …). GEBRUIK FINANCIEEL 103 Er bestaan verschillende uitvoeringen: - Vlakklepelmaaier: vooraan of achteraan gedragen, er bestaan ook uitvoeringen waar de maaier zijdelings tot 70 cm uitgeschoven kan worden, een ‘side-shift’ - Zijklepelmaaiers: zijn gemaakt om naast de trekker te werken zoals een schijven- of trommelmaaier. Vaak kan de maaier ook boven (90°) en onder (-60°) de horizontale as ingesteld worden; dit is ideaal om taluds of grachten te maaien. - Zwenkklepelmaaiers: Doordat de klepelmaaier op een hydraulisch beweegbare arm bevestigd is, kan er zowel achter als naast de trekker gemaaid worden. Het nadeel is hier wel dat het minder robuust is. Daar een klepelmaaier zeer robuust is t.o.v. andere maaiers, is hij zeer geschikt voor het maaien van ruwe terreinen, perceelsranden, ruige begroeiing (doorn, distel, …). Bepaalde uitvoeringen zijn zeer flexibel zodat ze geschikt zijn om taluds en grachten te maaien. Het gras wordt bij het maaien kapot geslagen in kleinere stukken zodat oprapen en/of in balen persen moeilijker wordt. Inzet (bestuurder + tractor + klepelmaaier 3m) = ± 50 - 70 euro/uur (excl VOORDELEN NADELEN VERDERE INFO 104 btw) - Zeer robuust t.o.v. andere maaiers in te zetten op ruige percelen - Geschikt voor hoge begroeiingen - Ook geschikt voor bramen, distels, … - Gaat het materiaal in stukken slaan en dus verkleinen - Het gras is verkleind en kan achteraf moeilijk opgekuist, opgeraapt of in balen geperst worden. - Het is een zeer agressieve machine, dodelijk voor bodemlevende dieren (insecten, kikkers, padden, muizen, konijnen, …) - Schade aan graszode Er bestaan ook klepelmaaiers op een beweegbare arm die met een joystick in alle richtingen bediend kan worden; deze zijn in een andere fiche besproken. 8.3.7 Machinetrein Gras MAAIBALK STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN NADELEN 105 Oogst De maaibalk knipt de vegetatie af door middel van over elkaar schuivende snijvlakken. Meestal staan de ‘vingers’ gemonteerd op een vaste horizontale balk waarover de messen heen en weer schuiven. Bij een enkelvoudige maaibalk is er maar 1 bewegende messenbalk, bij dubbelvoudige maaibalken bewegen zowel de bovenste als de onderste messenbalk. Het maaisel behoudt een goede structuur, waardoor het gemakkelijk kan worden afgevoerd als hooi. Maaibalken tot 1,8 m kunnen gemonteerd worden op een eenasser; dit geeft de mogelijkheid om moeilijk bereikbare en natte stukken te maaien. Maaibalken tot 2,5 m worden gemonteerd op een tweeasser. Maaibalken zijn inzetbaar in vegetaties met lang gras en zware, kruidachtige begroeiingen, ook licht houtige vegetaties zoals riet en struikheide zijn te maaien. Ze zijn ook ideaal om in te zetten op gelijke hellingen. Op ongelijke percelen zijn ze minder interessant. Inzet (bestuurder + tractor + maaibalk) = ± 50 - 70 euro/uur (excl btw) - Mooi maairesultaat - Het maaisel wordt niet verkleind waardoor het in balen geperst kan worden. - Licht gebouwd bijgevolg is er ook weinig vermogen nodig - Geschikt voor hogere vegetatie - Zeer gevoelig voor breuk (stenen, grond, hout, trillingen) - Rijsnelheid eerder traag - Niet voor oneffen terreinen - Vraagt redelijk wat onderhoud 8.3.8 Machinetrein Gras MAAIEN MET AFZUIGING STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING Oogst-ruimen Maai-zuigcombinaties zijn maaiers waarbij het maaisel door een slang wordt weggezogen naar een opvangwagen. Men spreekt van directe afzuiging wanneer het maaisel kort achter de maai-eenheid afgezogen wordt; hierbij wordt alles meegezogen wat zich op of tussen de gemaaide grassprieten bevindt. Bij indirecte afzuiging komt het afzuigsysteem niet in direct contact met de bodem; hier is minder kans dat zaden, bodemdeeltjes en bodemfauna mee opgezogen worden. De maai-eenheid bestaat doorgaans uit een klepelmaaier of een cirkelmaaier. De eerste is vrij robuust, de tweede is meer ecologisch. De maai-eenheid staat gemonteerd op een beweegbare arm. Er bestaan verschillende uitvoeringen: vooraan, op of achter de tractor of zelfs op de kar gemonteerd. De machine wordt bediend met een joystick vanuit de cabine van de trekker. Het gras kan zo in 1 werkgang gemaaid, opgevangen en vervolgens afgevoerd worden. GEBRUIK Door de flexibele arm, zijn deze machines uiterst geschikt voor het maaien van (weg)bermen, grachten en moeilijker bereikbare stroken gras. Met een beperkte werkbreedte (± 1,25 m) is deze machine niet geschikt voor grote percelen. TECHNISCHE EIG. Maaibreedte: 1,25 – 1,5 m Gewicht geladen: 20 T Reikwijdte: tot 6 m Verbruik: 10-15 L/u Laadvolume: 20-30 m³ PRODUCTIEPOTENTIEEL Maaisnelheid van 3 km/h met maaibreedte van 1,25 m 3750 m²/h Bij gem. grasopbrengst van 18 T/ha/j (vers) 3,375T/u/maaibeurt FINANCIEEL VOORDELEN 106 Inzet: 90 - 110 euro/u - Zeer flexibel, ideaal voor smalle stroken die door andere machines NADELEN VERDERE INFO 107 - niet te bereiken zijn bvb. (weg) bermen, grasstrook achter afsluiting of haag, grachten, beekranden, … Maaien met afvoer in 1 werkgang Zware tractoren nodig met veel vermogen. Zeker klepelmaaiers met directe afzuiging zijn slecht voor de biodiversiteit: zaden worden mee opgezogen en insecten, kikkers, padden, muizen, … die niet tijdig konden vluchten, worden in stukken geslagen en/of meegezogen door de ventilator. Uiteraard bestaan dergelijke machines ook zonder afvoer. Omdat deze machines meestal ingezet worden op moeilijk bereikbare plaatsen, kan het maaisel op geen andere wijze afgevoerd worden en blijft de biomassa dus achter op het perceel. Bijkomende opties: Bladzuiger, meestuurbare achterwielen, … 8.3.9 Machinetrein Gras SCHIJVENMAAIER STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING Oogst De schijvenmaaier bestaat uit een draagbalk waarop schijven gemonteerd staan. De schijven zijn meestal rond, maar kunnen ook ovaal of driehoekig zijn. Op de schijven staan naargelang de uitvoering messen gemonteerd die het gras mooi afsnijden. De maaihoogte wordt geregeld door de maaier hoger/lager te bewegen of naar voren/achteren te kantelen; zeer brede getrokken uitvoeringen hebben ook een loopwiel waarmee de hoogte ingesteld kan worden. Het afgesneden gras wordt over de schijven geleidt en in zwad gelegd. GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN NADELEN 108 De uitvoeringen die vooraan gedragen worden, maaien doorgaans over de hele breedte van de tractor. Schijvenmaaiers die achteraan gedragen worden, maaien rechts of rechts en links naast de tractor. Door combinatie van voor en achteraan gedragen of getrokken maaier, kan een zeer brede werkgang in 1 maal gemaaid worden. De schijvenmaaier is ideaal voor het maaien van grote percelen wanneer het maaisel achteraf opgeraapt en/of in balen geperst wordt. De balk kan onder een bepaalde hoek gesteld worden, hierdoor is deze machine ook geschikt voor minder vlakke terreinen en propere bermen. Inzet (bestuurder + tractor + maaier 6m) = ± 75 euro/uur (excl btw) - Mooi maairesultaat - Het maaisel behoudt een goede structuur waardoor het gemakkelijk kan worden afgevoerd met opraapwagen of balenpers. - Zeer hoog rendement door hoge rijsnelheid en brede werkgang. - Veel vermogen nodig - Gevoelig voor breuk door stenen, hout en grond 8.3.10 Machinetrein Gras TROMMELMAAIER STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN NADELEN 109 Oogst Een trommelmaaier is opgebouwd uit een balk waaronder 2 of meer trommels bevestigd zijn. De trommels zijn onderaan breder en krijgen de vorm van een schijf. Aan de rand van de schijf worden vervangbare messen gemonteerd. De maaitrommels draaien paarsgewijs tegen elkaar in en voeren het maaisel naar achter af waarbij het op zwad gelegd wordt. De schijvenmaaier is ideaal voor het maaien van percelen wanneer het maaisel achteraf opgeraapt en/of in balen geperst wordt. Inzet (bestuurder + tractor + maaier) = ± 50 - 70 euro/uur (excl btw) - Hoog rendement - Het maaisel wordt niet verkleind waardoor het in balen geperst kan worden. - Het kan gebruikt worden voor minder vlakke terreinen (hoe breder de machine, hoe onregelmatiger het totaalresultaat) - Onderhoudsvriendelijk - Veel vermogen nodig - Omdat het maaisel tussen de trommels moet passeren is de machine niet geschikt voor heel hoge vegetaties. - Verstopping bij hogere vegetaties is mogelijk. 8.3.11 Machinetrein Gras Enkele verwerkingsstappen STERRENZEEF STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK 110 Behandeling De sterrenzeef bestaat uit een serie van parallel geplaatste assen. Op de assen staan sterren, deze zijn zo bevestigd dat één ster tussen twee andere sterren van de naastliggende as draait. Alle assen en sterren draaien in dezelfde richting. Het te sorteren materiaal wordt op de assen en sterren gebracht. De fijne fractie valt tussen de sterren, de grove fractie wordt door de draaiende sterren naar het uiteinde van de zeef gevoerd. Door onder de grove sterrenzeef een fijnere sterrenzeef te plaatsen, kunnen 3 fracties gescheiden worden. Er bestaan stationaire alsook mobiele uitvoeringen. De machine is niet gemaakt voor gras, maar kan wel aangepast worden om maaisel te ontdoen van storende materialen. Dit zeefsysteem wordt vaak gecombineerd achter een trommelzeef. Vooral fijner materiaal (zand, grond, …) wordt hiermee uit het maaisel gescheiden. Dergelijke zeef kan onafgebroken nieuw materiaal verwerken. 8.3.12 TROMMELZEEF STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK 111 Behandeling Het maaisel wordt in een opvangbak met kiprooster gebracht, hier worden bepaalde grove materialen (bvb takken) tegengehouden. Vervolgens wordt het maaisel door een trommel gebracht met een cilindervormige zeef. De trommel, die onder een bepaalde helling opgesteld staat, draait, de fijne fractie valt door de zeef en de grove fractie komt er langs achteren uit. Er bestaan stationaire alsook mobiele uitvoeringen. De machine is niet gemaakt voor gras, maar kan wel aangepast worden om maaisel te ontdoen van storende materialen bvb stenen, plastic, stenen, zand, grond. Dergelijke zeef kan onafgebroken nieuw materiaal verwerken. 8.3.13 WINDSHIFTER 112 STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING Behandeling Er bestaan verschillende uitvoeringen, maar het principe is steeds hetzelfde. Een ventilator zorgt voor wind die de lichte fractie scheidt van de zwaardere fractie. Er bestaan uitvoeringen waarbij het maaisel horizontaal over een transportband gebracht wordt. Bij de verticale uitvoeringen valt het maaisel door een soort koker. GEBRUIK De windshifter kan gebruikt worden om lichtere vormen van zwerfvuil (bvb plastic) te verwijderen. Dergelijke zeef kan onafgebroken nieuw materiaal verwerken. 8.3.14 Machinetrein Gras OPRAAPPERS STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN NADELEN 113 Verzamelen, oprapen Een opraappers raapt het maaisel op met de pickup. Het maaisel komt in een kamer terecht waar het in lagen samengeperst wordt tot een balk (vierkante baal). Het samengeperste gras wordt bij elkaar gehouden door bindkoorden. Er bestaan verschillende types persen, die balen van verschillende afmetingen geven. Achter de pers kan eventueel een wikkelmachine gekoppeld worden die de balen wikkelt in plastic. Een opraappers kan ingezet worden in percelen zonder al te steile hellingen. De machine is interessant om het maaisel compact af te voeren. Het gras is op voorhand best voldoende droog. Is dit niet het geval, dan kan het gaan beschimmelen en/of in brand vliegen. Om dit te voorkomen wordt het hooi in plastic gewikkeld zodat er geen zuurstof aan kan, hier spreken we niet van hooi maar van voordroog. Inzet (bestuurder + tractor + klepelmaaier) = ± 7-10 euro/baal (excl btw) - Het gras wordt gecompacteerd en kan gemakkelijk afgevoerd worden - Vierkante balen zijn makkelijk te stapelen en te transporteren - De machine is relatief zwaar - Wanneer het maaisel te vers is, kan er hooibroei (en zelfontbranding) ontstaan 8.3.15 Machinetrein Gras OPRAAPWAGEN STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN NADELEN 114 Verzamelen, oprapen Een opraapwagen bestaat uit een pickup en een gesloten of halfgesloten kar. De pickup is eigenlijk een horizontale as waarrond vingers draaien. Deze vingers rapen het gras op. Het gras wordt met een ander draaiend systeem tot in de wagen gebracht. De wagen is voorzien van een kettingsysteem en kan zoals een mestwagen gelost worden. In het invoerkanaal kunnen ook messen bevestigd zijn die het maaisel verder verkleinen. Verder kunnen aanvullend op de messen achterop de machine loswalsen zitten voor het gedoseerd lossen van de lading. Een opraapwagen is een werktuig dat het maaisel dat in zwad ligt opraapt en afvoert. De machine compacteert het gras niet. Inzet (bestuurder + tractor + klepelmaaier) = ± 70 - 90 euro/uur (excl btw) - Het gras wordt niet samengeperst zodat het achteraf makkelijker te verwerken is in bvb een vergister. - Mogelijkheid om het lange opgeraapte gras te gaan verkleinen, dit is nodig voor verdere verwerking in bvb vergisting - Het maaisel wordt niet gecompacteerd waardoor de transportkosten hoger zullen liggen. - Zeer omvangrijk systeem, je hebt voldoende ruimte nodig. 8.3.16 Machinetrein Gras OPROLPERS STAP MACHINETREIN OMSCHRIJVING GEBRUIK FINANCIEEL VOORDELEN NADELEN 115 Verzamelen, oprapen Deze machine is gelijkaardig aan een opraappers maar produceert ronde balen i.p.v. vierkante. Er bestaan 2 types: een oprolpers met een vaste kamer en een met variabele kamer. Bij een vaste kamer is de diameter van de perskamer constant. De kamer wordt eerst helemaal gevuld en begint dan pas te persen, hierdoor is de buitenkant van de rol vaster geperst dan de kern. Bij een oprolpers met een variabele kamer kunnen balen met hardere kern gevormd worden. De diameter van de balen kan men kleiner maken door eerder te stoppen. De balen worden bij elkaar gehouden met bindkoord of met een net. Kunststof bindsystemen zijn te mijden daar deze de verwerking kunnen bemoeilijken. Er bestaan ook uitvoeringen met wikkelsysteem rechtstreeks opgebouwd. Er bestaan verschillende types persen, die balen van verschillende afmetingen geven. Een oprolpers kan ingezet worden in percelen zonder al te steile hellingen. De machine is interessant om het maaisel compact af te voeren. De machine kan ook natter gras aan, de balen dienen in dat geval wel gewikkeld te worden om hooibroei te voorkomen. Inzet (bestuurder + tractor + klepelmaaier) = ± 7-10 euro/baal (excl btw) - Het gras wordt gecompacteerd en kan gemakkelijk afgevoerd worden - Een oprolpers is minder zwaar dan een opraappers - Rode balen zijn soms moeilijker te stapelen en te transporteren - Wanneer relatief vers (nat) maaisel niet onmiddellijk verwerkt kan worden, kan er hooibroei (en zelfontbranding) ontstaan. Om dit te voorkomen kan men de balen in plastic wikkelen, wat een extra kost met zich meebrengt. 9 Documentatie Voorbeeld STATUTEN CVBA MET SOCIAAL OOGMERK: LANDSCHAPSENERGIE Hoofdstuk I: benaming – zetel – duur – doel Artikel 1 - Rechtsvorm – Naam De vennootschap neemt de vorm aan van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met een sociaal oogmerk. Haar naam is Landschapsenergie. De vennootschap heeft een sociaal oogmerk en de vennoten streven slechts een beperkt vermogensvoordeel na. De woorden “coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid met een sociaal oogmerk” of de afkorting “CVBA-SO” moeten in alle akten, facturen en documenten uitgaande van de vennootschap die naam onmiddellijk voorafgaan of volgen. Artikel 2 - Maatschappelijke Zetel De maatschappelijke zetel van de vennootschap is gevestigd te Kaulillerweg 3, 3950 Bocholt. Hij kan worden verplaatst bij beslissing van de Raad van Bestuur. Bij beslissing van de Raad van Bestuur mag de vennootschap bedrijfszetels vestigen op andere plaatsen in België en in het buitenland. Artikel 3 – Doel De vennootschap heeft tot doel in België en in het buitenland, uitsluitend in eigen naam en voor eigen rekening: Het verwarmen van gebouwen op een lokale en duurzame wijze en het installeren, onderhouden, herstellen en uitbaten van energie producerende installaties dienaangaande. Daartoe kan de vennootschap samenwerken met, deelnemen in, of op gelijk welke wijze, rechtstreeks of onrechtstreeks, belangen nemen in andere ondernemingen. 116 De vennootschap kan zowel tot waarborg van eigen verbintenissen als tot waarborg van verbintenissen van derden borg stellen, onder meer door haar goederen in hypotheek of in pand te geven, inclusief de eigen handelszaak. De vennootschap kan eveneens optreden als bestuurder, volmachtdrager, mandataris of vereffenaar in andere vennootschappen of ondernemingen. De vennootschap kan in het algemeen alle commerciële, industriële, financiële, roerende of onroerende handelingen verrichten in rechtstreeks of onrechtstreeks verband met haar maatschappelijk doel of welke van aard zouden zijn de verwezenlijking ervan geheel of ten dele te vergemakkelijken. Tenzij deze handelingen in tegenspraak zijn met de bepalingen vastgelegd in het gemeentedecreet van 15 juli 2005 en alle latere wijzigingen en het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking omtrent de deelname van de gemeenten aan rechtspersonen of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden. Artikel 4 - Sociaal Oogmerk Het sociaal oogmerk dat door de vennootschap via haar activiteiten wordt nagestreefd is het volgende: Het stimuleren van lokale en duurzame energieproductie op basis van grondstoffen uit het omliggende landschap, met respect voor de ecologische, culturele en sociale functies die dat landschap vervult. Met haar activiteiten wil Landschapsenergie CVBA een maatschappelijke voorbeeldfunctie vervullen op het vlak van investeringen in lokale, sociale, groene en CO 2neutrale energieproductie uit het landschap. De vennootschat is niet opgericht met het oogmerk de vennoten rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel te bezorgen Artikel 5 – Duur De vennootschap wordt voor een onbeperkte duur opgericht. Hoofdstuk II: maatschappelijk kapitaal - aandelen Artikel 6 - Maatschappelijk Kapitaal Het maatschappelijke kapitaal is onbeperkt en samengesteld uit aandelen op naam onderschreven door vennoten. Het is deels vast en deels veranderlijk. Het vaste gedeelte van het kapitaal is gelijk aan éénentwintigduizend euro (21.000 €). Het kapitaal is zonder wijziging van de statuten veranderlijk voor het bedrag dat het vaste gedeelte van het kapitaal overtreft. Artikel 7 – Maatschappelijke Aandelen 117 Het maatschappelijke kapitaal is verdeeld in aandelen op naam, elk aandeel is voorzien van een volgnummer Er worden drie (3) soorten aandelen gecreëerd, die de vennoten kunnen onderschrijven: Categorie A: deze aandelen worden onderschreven door de stichtende vennoten. De A-aandelen hebben een nominale waarde van duizend euro (1.000 €) per stuk. Categorie B: deze aandelen worden onderschreven door rechtspersonen en openbare instellingen die aan de toetredingsvoorwaarden voldoen. De B-aandelen hebben een nominale waarde van duizend euro (1.000 €) per stuk. Categorie C: deze aandelen worden onderschreven door fysieke personen die aan de toetredingsvoorwaarden voldoen. De C-aandelen hebben een nominale waarde van honderd euro (100 €) per stuk. De aandelen worden in principe volledig volstort. Bij de uitgifte van aandelen kan de Raad van Bestuur evenwel met gewone meerderheid bepalen dat de aandelen voor minstens één vierde volstort worden. De vennoten die voor de uitvoering van hun stortingen binnen de vastgestelde termijnen in gebreke blijven, zijn evenwel van rechtswege en zonder ingebrekestelling verplicht een intrest van zeven percent te betalen vanaf de datum waarop het bedrag eisbaar is en dit onverminderd het recht van de vennootschap om in rechte de inning van het gehele verschuldigde saldo of de vernietiging van de inschrijving of de uitsluiting van de in gebreke gebleven vennoot te vorderen. Van de aandelen waarop de stortingen niet werden uitgevoerd, wordt het stemrecht opgeschort zolang de regelmatig opgevraagde en eisbare stortingen niet hebben plaatsgevonden. 118 De Algemene Vergadering van de vennoten kan bij gewone meerderheid van de stemmen beslissen over de uitgifte van obligaties, al dan niet van hypothecaire aard, door de vennootschap. Ze stelt de rentevoet en de modaliteiten van de emissie vast en regelt de werking van de vergadering van de obligatiehouders. Artikel 8- Aansprakelijkheid van de vennoten De aansprakelijkheid van de vennoten is beperkt tot het bedrag van hun inschrijving. Onder de vennoten bestaat er geen solidariteit, noch onverdeeldheid. Artikel 9 - Vorm van de aandelen De aandelen zijn op naam; ten opzichte van de vennootschap zijn ze ondeelbaar. De vennootschap heeft het recht om, in geval van onverdeeldheid, de rechten verbonden aan de aandelen op te schorten tot de aanwijzing van één enkele mede-eigenaar als de eigenaar ten opzichte van de vennootschap. Zijn de aandelen bezwaard met een vruchtgebruik, dan bezit de vruchtgebruiker het stemrecht. Artikel 10 – Overdracht van aandelen De aandelen zijn slechts beperkt overdraagbaar. Ze mogen onderling overgedragen worden aan vennoten binnen eenzelfde categorie mits een akkoord van de Raad van Bestuur die hierover beslist met een meerderheid van twee derden der aanwezige of vertegenwoordigde stemmen. Het weigeren van een overdracht tussen vennoten wordt door de Raad van Bestuur gemotiveerd op de eerstvolgende Algemene Vergadering. Deze toestemming is evenwel niet vereist indien de aandelen worden overgedragen of overgaan: - aan de echtgeno(o)t(e) van de overdrager of erflater - aan de bloedverwanten in de rechte opgaande of in de rechte nederdalende lijn van de overdrager of erflater - een zustervennootschap, dochteronderneming of een andere met een aandeelhouder verbonden vennootschap, rechtsopvolger. 119 Elke vennoot, natuurlijke of rechtspersoon, die het geheel of een gedeelte van zijn aandelen wil overdragen (hierna “overdrager” genoemd) moet de Raad van Bestuur hierover inlichten, met vermelding van het aantal en de nummers van de aandelen die hij wenst over te dragen, de prijs en modaliteiten van betaling geboden door de kandidaat-overnemer alsmede de identiteit van deze laatste (hierna “overnemer” genoemd)en alle andere voorwaarden van overdracht. Binnen de twee maanden na de verzending van de vraag om goedkeuring, beslist de Raad van Bestuur over de goedkeuring van de voorgestelde overnemer. Het besluit van de Raad van Bestuur wordt aan de overdrager betekend binnen de acht dagen. Deze regeling is van toepassing op alle aandelen van de vennootschap alsook op alle eventuele converteerbare obligaties en warrants, uitgegeven door de vennootschap. Hoofdstuk III: vennoten Artikel 11- De vennoten Zijn vennoot: 1°) de ondertekenaars van deze akte, hierna “oprichters” genoemd, houders van aandelen categorie A. 2°) De rechtspersonen of openbare instellingen die als vennoot door de Raad van Bestuur worden aanvaard met aandelen categorie B. Deze vennoten moeten minstens één aandeel van de vennootschap onderschrijven, met dien verstande dat deze onderschrijving de aanvaarding inhoudt van de statuten. 3°) De fysieke personen die als vennoot door de Raad van Bestuur worden aanvaard met aandelen categorie C. Deze vennoten moeten minstens één aandeel van de vennootschap onderschrijven, met dien verstande dat deze onderschrijving de aanvaarding inhoudt van de statuten. 4°) Ieder personeelslid dat uiterlijk één jaar na zijn indiensttreding in de vennootschap volgens de modaliteiten vastgelegd door de Raad van Bestuur de wil uitgedrukt heeft als vennoot opgenomen te worden. Zij worden houder van aandelen Categorie C. De Raad van Bestuur beslist over de toetreding, de uittreding en de uitsluiting van de vennoten. De Raad van Bestuur mag de toetreding, uittreding of uitsluiting van vennoten niet uit speculatieve overwegingen weigeren, respectievelijk uitspreken, tenzij die vennoot niet of niet langer aan de algemene toelatingsvoorwaarden voldoet of daden verricht die met de belangen van de vennootschap strijdig zijn. 120 De Raad van Bestuur zal het weigeren van de toetreding van een vennoot motiveren op de eerstvolgende Algemene Vergadering. De Raad van Bestuur legt vast hoe personeelsleden van de vennootschap die volledig handelingsbekwaam zijn, en die ten minste één jaar een arbeidsovereenkomst met de vennootschap hebben, de hoedanigheid van vennoot kunnen verwerven. De vaststelling van de aanvaarding van een vennoot geschiedt door een inschrijving in het aandelenregister, zoals bepaald in artikel 357 van het Wetboek van Vennootschappen. Artikel 12 – Einde van het lidmaatschap De vennoten houden op deel uit te maken van de vennootschap ingevolge hun: 1 uittreding; 2 uitsluiting; 3. uittreding van rechtswege ten gevolge van faillissement, kennelijk onvermogen, onbekwaamverklaring van een vennoot of ontbinding gepaard gaand met vereffening. Artikel 13 – Register van aandelen De vennootschap houdt op haar zetel een (elektronisch) register bij, waarvan de vennoten ter plaatse inzage kunnen nemen en waarin, voor iedere vennoot, het volgende wordt aangetekend: 1. bij natuurlijke personen: naam, voornaam, woonplaats en rijksregisternummer of, bij een rechtspersoon-vennoot: de maatschappelijke benaming en zetel, vorm en ondernemingsnummer (of ander identificatienummer); 2. de datum van toetreding, uittreding of uitsluiting; 3. het aantal aandelen waarvan hij houder is, alsmede de inschrijvingen op nieuwe aandelen, de terugbetalingen en de overgangen en overdrachten van aandelen, met opgave van de datum; 4. de stortingen op aandelen en de gelden die voor uittreding, gedeeltelijke terugneming van aandelen en voor terugneming van stortingen worden aangewend. De Raad van Bestuur is belast met de inschrijvingen. De inschrijvingen geschieden op grond van documenten met bewijskracht, die gedagtekend en ondertekend zijn. Zij vinden plaats in de volgorde van hun datum van voorlegging. Van de inschrijving in het aandelenregister wordt een certificaat afgegeven aan de vennoten. Deze afschriften kunnen niet worden aangewend als bewijs tegen de vermeldingen in het aandelenregister. De uittreding van een vennoot wordt ingeschreven in het aandelenregister naast de naam van de uittredende vennoot. Artikel 14 – Uittreding of terugname van aandelen. 121 Een vennoot mag gedurende de eerste zes maanden van het boekjaar uittreden of verzoeken om een gedeeltelijke terugneming van zijn aandelen. Een vennoot die wenst uit te treden dient hier schriftelijk om te verzoeken. Dit kan bij aangetekend schrijven of tegen ontvangstbewijs. Vennoten kunnen evenwel slechts uittreden vanaf het derde jaar na oprichting. Uittreding of terugneming van aandelen is alleen toegestaan in zoverre ze niet voor gevolg heeft dat het netto actief, zoals bepaald in artikel 429 van de vennootschapswet, vermindert tot een bedrag dat kleiner is dan het vast gedeelte door de statuten vastgelegd of indien zij de vereffening van de vennootschap tot gevolg zou hebben, het bestaan ervan in het gedrang brengt of indien het aantal vennoten herleid wordt tot minder dan drie. In voorkomend geval wordt deze beslissingsbevoegdheid toegewezen aan de Raad van Bestuur die haar beslissing motiveert in een aangetekend schrijven. Op de vrijgekomen aandelen Categorie A hebben andere vennoten, houder van aandelen Categorie A een voorkeurrecht omgekeerd evenredig in verhouding met het aantal aandelen dat zij bezitten. Personeelsleden die niet langer door een arbeidsovereenkomst met de vennootschap zijn gebonden, kunnen, overeenkomstig de voorwaarden en wijze waartoe besloten werd door de Raad van Bestuur, evenwel uiterlijk één jaar na het einde van de overeenkomst, desgewenst, afstand doen van de hoedanigheid van vennoot. Artikel 15 - Uitsluiting van vennoten Iedere vennoot kan om gegronde redenen of om elke andere in de statuten vermelde oorzaak uitgesloten worden. De redenen kunnen in een intern reglement worden opgenomen. De uitsluiting wordt uitgesproken door de Raad van Bestuur. De vennoot van wie de uitsluiting wordt gevraagd, moet worden uitgenodigd om zijn opmerkingen binnen een maand na de verzending van een aangetekende brief met het gemotiveerde voorstel tot uitsluiting schriftelijk kenbaar te maken aan het orgaan van de vennootschap dat de uitsluiting moet uitspreken. Als hij erom verzoekt in zijn schriftelijke opmerkingen, moet de vennoot worden gehoord. Elke beslissing tot uitsluiting moet met redenen omkleed zijn. De beslissing tot uitsluiting wordt vastgesteld in een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend door de Raad van Bestuur. Dat proces-verbaal vermeldt de feiten waarop de uitsluiting is gegrond. De uitsluiting wordt in het register van de vennoten overgeschreven. Een eensluidend afschrift van de beslissing wordt binnen de vijftien dagen per aangetekende brief aan de uitgesloten vennoot verstuurd. 122 Artikel 16 – Terugbetaling van aandelen De uittredende, uitgesloten of terugnemende vennoot heeft recht op de tegenwaarde van zijn aandelen, zoals die blijkt uit de goedgekeurde balans van het lopende boekjaar maar steeds geplafonneerd tot maximum de nominale waarde. De ontslagnemende, uittredende of uitgesloten vennoot kan ten opzichte van de vennootschap geen enkel ander recht laten gelden. De betaling zal binnen uiterlijk zes maanden na goedkeuring van de jaarrekening van het boekjaar waarin de aanvraag tot uittreding gedaan werd, plaatsvinden in geld, in voorkomend geval pro rata liberationis. De Raad van Bestuur kan ten allen tijde beslissen de uitbetaling op een vroegere datum te doen, desgevallend als voorschot, indien de gerechtigden een ernstige reden voorbrengen. Artikel 17 - Inning tegenwaarde aandelen In geval van overlijden, faillissement, kennelijk onvermogen of onbekwaamverklaring van een vennoot hebben zijn erfgenamen, rechthebbenden, rechtverkrijgenden of schuldeisers recht op de uitkering van de waarde van zijn aandelen overeenkomstig artikel 16. Artikel 18 – Rechten van de vennoten De vennoten en de rechthebbenden of rechtverkrijgenden van een vennoot kunnen geenszins de vereffening van de vennootschap eisen, noch de zegels laten leggen op het vermogen van de vennootschap of daarvan een inventaris vorderen. Voor de uitoefening van hun rechten moeten zij zich houden aan de statuten, de balans en de beslissingen van de Raad van Bestuur en algemene vergadering. Artikel 19 - Aansprakelijkheid De vennoten zijn gehouden ten belope van hun inbreng in het kapitaal van de vennootschap. Er bestaat tussen hen noch hoofdelijkheid noch ondeelbaarheid. De vennoot die is uitgesloten, uitgetreden of gedeeltelijk zijn aandelen heeft teruggenomen, blijft gedurende vijf jaar te rekenen van deze gebeurtenis, behalve wanneer de wet een kortere verjaringstermijn bepaalt, binnen de grenzen van zijn verbintenis als vennoot, persoonlijk instaan voor alle verbintenissen door de vennootschap aangegaan voor het einde van het jaar waarin zijn uitsluiting, uittreding of gedeeltelijke terugneming zich heeft voorgedaan. Hoofdstuk IV: Bestuur en controle Artikel 20 - Bestuur van de vennootschap De vennootschap wordt bestuurd door een Raad van Bestuur die samengesteld is uit minimum 4 leden en maximum 10 leden, al dan niet vennoten. In de Raad van Bestuur moet elke aandelencategorie vertegenwoordigd zijn als volgt: 123 Er zal steeds één bestuurder benoemd zijn per vertegenwoordigende oprichter, houders aandelen categorie A en dit zo lang deze rechtspersonen of hun rechtsopvolger vennoot zijn. Elke vertegenwoordigde oprichter kan zich laten bijstaan door één adviseur. Er zal steeds één bestuurder benoemd zijn voor het geheel van houders aandelen categorie B Er zal steeds één bestuurder benoemd zijn voor het geheel van houders aandelen categorie C Wanneer een rechtspersoon tot bestuurder wordt benoemd, wordt een vaste vertegenwoordiger, natuurlijke persoon, aangeduid die belast wordt met de uitvoering van de opdracht in naam en voor rekening van de rechtspersoon. Voor de benoeming en de beëindiging van de opdracht van vaste vertegenwoordiger gelden dezelfde regels van openbaarmaking alsof hij deze opdracht in eigen naam zou vervullen. De bestuurders worden door de Algemene Vergadering benoemd met een gewone meerderheid van de stemmen. Na de oprichting van de vennootschap geldt de benoeming van de bestuurders telkens voor vier jaar, waarbij telkens maar de helft van de bestuursmandaten vacant wordt. Deze worden aangeduid via lottrekking. Uittredende bestuurders zijn herkiesbaar maar de hernieuwde kandidatuurstelling van een bestuurder wordt door de Raad van Bestuur aan de Algemene Vergadering gemotiveerd aan de hand van een evaluatieverslag. Een bestuurder die evenwel twee periodes van vier jaar vervuld heeft en tijdens een derde periode de leeftijd van zeventig jaar zou bereiken, kan niet meer herverkozen worden. De mandaten verstrijken telkens op de dag van de algemene vergadering die gehouden wordt in het jaar waarin het mandaat afloopt. De algemene vergadering mag een bestuurder op elk ogenblik zonder reden of vooropzeg ontslaan zij het dat hier ¾ van de geldig uitgebrachte stemmen nodig zijn. Het mandaat van de bestuurders en van de controlerende vennoten is niet bezoldigd. Als de bestuurders een opdracht vervullen met bijzondere of vaste prestaties, mag hiervoor een beloning worden toegekend; deze beloning mag in geen geval een participatie in de vennootschapswinst zijn. 124 De benoeming van een bestuurder treedt in werking na aanvaarding van het mandaat. De aanvaarding wordt vermoed plaats te vinden tenzij een uitdrukkelijke verklaring van de betrokkene dat hij zijn mandaat weigert op te nemen. Binnen acht dagen na hun benoeming moeten de bestuurders het door de wet voorgeschreven uittreksel van hun benoemingsakte neerleggen op de griffie van de rechtbank van koophandel. Artikel 21- Raad van Bestuur De Raad van Bestuur kiest onder de bestuurders een voorzitter en een ondervoorzitter. De voorzitter wordt gekozen door de bestuurders aangeduid door de aandeelhouders categorie A. In geval van afwezigheid of verhindering van de voorzitter en de ondervoorzitter wordt de raad door het oudste lid voorgezeten. De raad komt bijeen na oproeping door de voorzitter of door de ondervoorzitter evenals zo dikwijls als het belang van de vennootschap dat vergt. Hij moet ook worden samengeroepen indien twee bestuurders daarom verzoeken. De raad vergadert minstens vier maal per jaar. De raad komt bijeen op de zetel van de vennootschap of op elke andere plaats opgegeven in het oproepingsbericht. Behoudens in dringende gevallen te verantwoorden in de notulen van de vergadering, geschieden oproepingen per gewone brief, fax of e-mail, met opgave van de agenda, ten minste vijf volle dagen vóór de vergadering. Voor het nemen van beslissingen wordt gestreefd naar consensus, en indien dit niet mogelijk is bij gewone meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend. Een bestuurder mag per brief of elektronisch aan een andere bestuurder opdracht geven hem op de vergadering te vervangen en in zijn plaats zijn stem uit te brengen. De volmachten moeten uiterlijk bij het begin van de vergadering aan de voorzitter of de ondervoorzitter worden bekendgemaakt. De beraadslagingen en stemmingen van de raad worden genotuleerd en getekend door de voorzitter en de verslaggever. De afschriften of uittreksels van die notulen worden getekend door de voorzitter of door twee bestuurders. Artikel 22 – Belangenconflicten Indien een bestuurder, rechtstreeks of onrechtstreeks, een belang van vermogensrechtelijke aard heeft dat strijdig is met een beslissing of een verrichting die tot de bevoegdheid 125 behoort van de Raad van Bestuur, moet hij dit mededelen aan de andere bestuurders vóór de Raad van Bestuur een besluit neemt. Zijn verklaring, alsook de rechtvaardigingsgronden betreffende voornoemd strijdig belang moeten worden opgenomen in de notulen van de Raad van Bestuur die de beslissing moet nemen. Ook de vermogensrechtelijke gevolgen ervan voor de vennootschap moeten in de notulen worden vermeld. Het betrokken bestuurslid kan geldig deelnemen aan de toelichting van het agendapunt maar zal niet deelnemen aan de beraadslaging, noch aan de stemming. De vennootschap kan de nietigheid vorderen van beslissingen of verrichtingen die hebben plaatsgevonden met overtreding van de in dit artikel bepaalde regels. Artikel 23 - Openvallen bestuursmandaat Indien een plaats van bestuurder vacant wordt, mogen de overblijvende bestuurders een voorlopige vervanger benoemen. De benoeming moet aan de eerstvolgende algemene vergadering ter bekrachtiging worden voorgelegd. De nieuwe bestuurder doet het mandaat uit van de persoon die hij vervangt. Artikel 24 – Bevoegdheden De Raad van Bestuur bezit de meest uitgebreide bevoegdheden om alles te doen wat nodig of nuttig is om het doel van de vennootschap te verwezenlijken. Alles wat niet expliciet door de wet of de statuten wordt voorbehouden aan de algemene vergadering behoort tot haar bevoegdheid. De Raad van Bestuur mag aan lasthebbers van zijn keuze, binnen de perken van zijn bevoegdheid, bijzondere volmachten verlenen. Artikel 25 - Bevoegdheden tot delegeren De Raad van Bestuur mag het dagelijks bestuur van de vennootschap toevertrouwen aan één of meer bestuurders met de titel van gedelegeerd bestuurder. Hij mag eveneens de bevoegdheden van alle of een gedeelte van de zaken van de vennootschap toevertrouwen aan een directiecomité of directeur, die al dan niet bestuurder is. Verder mag hij voor bepaalde taken bevoegdheden toekennen aan derden. Dergelijke delegaties dienen duidelijk genoteerd te worden in het verslag van de Raad van Bestuur. Bevoegdheden die evenwel niet door de Raad van Bestuur kunnen gedelegeerd worden, zijn: Het verwerven van onroerend goed Alle financiële engagementen groter van 5.000 €. De Raad van Bestuur zal de emolumenten vaststellen die gehecht zijn aan de toegekende delegaties. Artikel 26 - Vertegenwoordiging van de vennootschap 126 Afgezien van bijzondere delegaties wordt de vennootschap tegenover derden en in rechte geldig vertegenwoordigd door twee bestuurders, waarvan minstens één de voorzitter of één van de ondervoorzitters is. Afschriften van (goedgekeurde) notulen en stukken van de vennootschap mogen rechtsgeldig voor eensluidend worden ondertekend hetzij door twee bestuurders (gezamenlijk handelend), hetzij door de voorzitter (alleen handelend), hetzij door een gedelegeerd bestuurder (alleen handelend). Artikel 27 - Controle De controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, wordt aan één of meer commissarissen opgedragen. De commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering van vennoten, onder de leden, natuurlijke personen of rechtspersonen, van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar. Op straf van schadevergoeding kunnen zij tijdens hun opdracht alleen om wettige reden door de algemene vergadering worden ontslagen. Zolang de vennootschap evenwel kan genieten van de uitzonderingsbepaling voorzien bij artikel 141, 2° van het Wetboek van Vennootschappen, heeft iedere vennoot conform artikel 166 van het Wetboek van Vennootschappen individueel de onderzoeks- en controlebevoegdheid van een commissaris. De Algemene Vergadering kan de onderzoek- en controlebevoegdheid evenwel overdragen aan één of meer controlerende vennoten die zij benoemt en te allen tijd kan ontslaan. De controlerende venno(o)ten rapporteren aan de algemene vergadering. Hoofdstuk V: Algemene Vergadering Artikel 28 - Samenstelling en bevoegdheid De regelmatig samengestelde vergadering vertegenwoordigt alle vennoten. Haar beslissingen zijn bindend voor allen, ook voor de afwezigen of dissidenten. Ze bezit de bevoegdheden die de wet en deze statuten haar toekennen. De regelmatig samengestelde vergadering vertegenwoordigt alle vennoten. Haar beslissingen zijn bindend voor allen, ook voor de afwezigen of zij die tegenstemmen. Artikel 29 - Oproeping De Algemene Vergadering wordt opgeroepen door de Raad van Bestuur. Dat moet geschieden door middel van e-mail of via een gewone brief als de vennoot zijn voorkeur voor deze oproepingswijze schriftelijk kenbaar gemaakt heeft. Oproeping gebeurt met opgave van de agenda, ten minste vijftien dagen vóór de datum van de bijeenkomst aan de vennoten verstuurd aan het laatst gekende adres. De Algemene Vergadering moet minstens eenmaal per jaar worden opgeroepen op tweede dinsdag van mei om 13 uur om zich onder meer uit te spreken over de jaarrekening van het voorbije boekjaar, het te bestemmen resultaat, desgevallend het jaarverslag en over de 127 decharge aan de bestuurders en in voorkomend geval aan de commissaris(sen) of aan de vennoten belast met de controle. Indien deze dag een wettelijke feestdag is, heeft de jaarvergadering de volgende werkdag plaats. De vergadering kan ook in buitengewone zitting worden opgeroepen. Dat moet geschieden op verzoek van de vennoten met ten minste de helft van alle aandelen van hun categorie in hun bezit op het ogenblik van dat verzoek of in voorkomend geval van een commissaris. Ze moet dan binnen de maand na het verzoek worden bijeengeroepen. De algemene vergaderingen komen bijeen op de zetel van de vennootschap of op elke andere plaats in Vlaanderen, opgegeven in het oproepingsbericht. De Algemene Vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter, zo deze afwezig of verlet is door de ondervoorzitter van de Raad van Bestuur. Bij afwezigheid van de voorzitter en de ondervoorzitter kan een bestuurder die daartoe door de raad aangewezen is of, bij gebrek aan een dergelijke aanwijzing, de oudste bestuurder aanwezig op de vergadering de vergadering voorzitten. De voorzitter wijst de secretaris aan die geen vennoot hoeft te zijn. De vergadering wijst onder de aanwezige vennoten twee stemopnemers aan. De voorzitter, de secretaris en de stemopnemers maken het bureau van de algemene vergadering uit. Artikel 30 - Volmachten Een vennoot mag zich op de vergadering door middel van een schriftelijke volmacht door een andere vennoot met stemrecht laten vertegenwoordigen. Elke volmachtdrager kan slechts één vennoot vertegenwoordigen. De rechtspersonen mogen evenwel, ongeacht de voorgaande bepaling, worden vertegenwoordigd door hun statutaire of wettige vertegenwoordigers. Artikel 31 – Beslissingen Behoudens de uitzonderingen voorzien door de wet of door deze statuten beslist de vergadering bij gewone meerderheid van de stemmen, zonder rekening te houden met de onthoudingen en ongeacht het aantal aanwezige of vertegenwoordigde vennoten. Behoudens in verantwoorde dringende gevallen zal de algemene vergadering alleen over de agendapunten die vermeld staan in de oproeping geldig kunnen beraadslagen. Wanneer de vergadering zich dient uit te spreken over een wijziging in de statuten moeten, opdat ze geldig zou kunnen beraadslagen, de oproepingen het voorwerp van de beraadslagingen vermelden en moet ten minste de helft van de aandelen met stemrecht op de vergadering vertegenwoordigd zijn. Wordt deze laatste voorwaarde niet vervuld, dan dient een nieuwe vergadering met dezelfde agenda te worden bijeengeroepen. Deze zal dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal vertegenwoordigde aandelen. 128 Een beslissing tot goedkeuring of verwerping van een intern reglement gebeurt met gewone meerderheid van stemmen. Een wijziging van de statuten is pas geldig als ze met de drie vierden van de geldig uitgebrachte stemmen wordt goedgekeurd Het voorstel tot wijziging van de statuten dient bovendien goedgekeurd te worden door minstens éénenvijftig procent van de geldig uitgebrachte stemmen binnen de categorie Aaandelen. Artikel 32 – Stemrechten Elk aandeel geeft in principe recht op één stem. Geen enkele vennoot mag evenwel aan de stemming deelnemen, voor hem persoonlijk en als mandataris, met meer dan een tiende van het aantal stemmen verbonden aan de in de vergadering vertegenwoordigde aandelen. Dit percentage wordt op een twintigste gebracht wanneer een of meer vennoten de hoedanigheid hebben van personeelslid in dienst genomen door de vennootschap. Artikel 33 – Notulen De notulen van de Algemene Vergadering worden ondertekend door de leden van het bureau en de vennoten die zulks wensen. De afschiften en uittreksels van die notulen worden door de voorzitter of de ondervoorzitter ondertekend. Hoofdstuk VI: balans – winstverdeling Artikel 34 - Boekjaar Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. Het boekjaar begint op één januari en eindigt op eenendertig december van elk jaar. Artikel 35 - Jaarverslag Aan het eind van elk boekjaar stelt de Raad van Bestuur, overeenkomstig de bepalingen toepasselijk ter zake, de inventaris en de jaarrekening op die aan de Algemene Vergadering moeten worden overgelegd. Één maand vóór de Algemene Vergadering overhandigt de Raad van Bestuur de documenten, samen met een verslag, aan de commissaris(sen) of de vennoot (vennoten) belast met de controle. Hij (zij) zal (zullen) een verslag over hun controleopdracht opstellen. Vijftien dagen vóór de vergadering worden de jaarrekening, bestaande uit de balans, de resultatenrekening en de toelichting, de verslagen van de bestuurders en commissarissen (of vennoten belast met de controle) ter beschikking van de vennoten neergelegd op de zetel van de vennootschap. 129 De Raad van Bestuur brengt eveneens ieder jaar een bijzonder verslag uit over de wijze waarop de vennootschap toezicht heeft uitgeoefend op het realiseren van haar sociaal oogmerk. Dit verslag moet ondermeer aangeven dat de uitgaven inzake investeringen, inzake de werkingskosten en bezoldigingen bestemd zijn om het sociaal oogmerk van de vennootschap te bevorderen. Artikel 36 - Winstverdeling Op voorstel van de Raad van Bestuur kan de Algemene Vergadering zich uitspreken over de bestemming van het saldo van de nettowinst: - Minstens vijf percent wordt afgenomen voor de vorming van de wettelijke reserve en dit tot deze gelijk is aan één tiende van het geplaatste kapitaal; - Het overblijvende saldo kan worden uitbetaald als een dividend op het gestorte bedrag van de aandelen. Het rechtstreekse vermogensvoordeel dat de vennootschap onder de vorm van dividend aan de vennoten uitkeert, zal niet hoger zijn dan de rentevoet vastgesteld door de Koning ter uitvoering van artikel 1, § 2, 6° van het Koninklijk Besluit van 8 januari 1962. De betaling van de dividenden geschiedt op de datum en op de manier door de Raad van Bestuur vastgesteld. Indien een vennoot zijn verzoek tot uittreding ter kennis heeft gebracht van de vennootschap zal de winstuitkering pro rata temporis gebeuren tot op het ogenblik van het verzoek tot uittreding; - het eventuele overschot wordt aan de vrije reserve toegewezen Artikel 36 bis – restorno Indien de Raad van Bestuur zou voorstellen een restorno uit te keren, kan het bedrijfsoverschot alleen worden uitgekeerd naar rata van de verrichtingen die zij met de vennootschap hebben gedaan. Hoofdstuk VII: ontbinding - vereffening Artikel 37 - Vereffening Behalve de wettelijke oorzaken van ontbinding, kan de vennootschap ontbonden worden door de Algemene Vergadering volgens de voorwaarden voorzien inzake statutenwijziging. In geval van ontbinding om gelijk welke reden en op gelijk welk tijdstip geschiedt de vereffening door de zorgen van het bestuursorgaan, tenzij de Algemene Vergadering besluit de vereffening aan één of meer vereffenaars toe te vertrouwen. De vereffenaar(s) beschikt(ken) over de meest uitgebreide bevoegdheden toegekend door de artikels 186 en volgende van het Wetboek van Vennootschappen. In voorkomend geval zal de vergadering de emolumenten van de vereffenaar(s) vaststellen. Artikel 38 - Slotafrekening Na betaling van de schulden en kosten van de vennootschap zal het saldo in de eerste plaats worden aangewend voor de uitbetaling van de aandeelhouders overeenkomstig artikel 16. 130 Het overblijvende liquidatiesaldo krijgt een bestemming die zo nauw mogelijk aansluit bij het sociaal oogmerk van de vennootschap. De aandelen geven geen recht op enige andere uitbetaling dan voorzien in artikel 16. In geval het vermogen van de vennootschap ontoereikend is om de vennoten uit te betalen overeenkomstig artikel 16, geschiedt de betaling pondspondsgewijze. Hoofdstuk VIII: diverse bepalingen Artikel 39 - Keuze van woonplaats Iedere vennoot of bestuurder, die in het buitenland woont en geen woonplaats in België heeft gekozen, wordt voor de toepassing van deze statuten verondersteld woonplaats te hebben gekozen op de zetel van de vennootschap, waar hem alle officiële kennisgevingen, mededelingen en aanmaningen geldig kunnen bezorgd worden. Artikel 40 – Huishoudelijk Reglement en/of aandeelhoudersovereenkomst Alles wat verband houdt met de werkzaamheden van de Raad van Bestuur, de Algemene Vergadering, en de goede werking van de vennootschap mag geregeld worden door een huishoudelijk reglement en/of een aandeelhoudersovereenkomst zonder strijdig te zijn met de wet of de statuten. Door de Raad van Bestuur en/of de Algemene Vergadering kunnen voorstellen tot wijziging van het Huishoudelijk reglement en de aandeelhoudersovereenkomst worden voorgesteld. De wijzigingen zijn alleen aangenomen na goedkeuring door de Algemene Vergadering bij drie/vijfde van de uitgebrachte stemmen. 131
© Copyright 2025 ExpyDoc