1415 STUDIEWIJZER DT 1 2 DEF 02-11-2014

Lesgeven over Amsterdam
Studiewijzer Pabo Deeltijd
Blok 1.2
2014-2015
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 1
INHOUDSOPGAVE
BLOK 1.2| HET AMSTERDAMSE ONDERWIJS IN THEORIE EN PRAKTIJK .................................................................. 3
HOE VER BEN JE MET DE OPLEIDING? ..................................................................................................................................3
HET ONDERWIJSPROGRAMMA VAN DE PABO ........................................................................................................................3
HOOFDSTUK 2. | DE BEROEPSOPDRACHT – AMSTERDAMSE SCHOLEN EN LERAREN IN BEELD............................... 9
HOOFDSTUK 3.| KENNIS EN VAARDIGHEDEN – DE VAKCOLLEGES ....................................................................... 12
NEDERLANDS 1.2: EERSTE- EN TWEEDE TAALVERWERVING / VAKOPDRACHT NEDERLANDS 1.2 ....................................................12
HANDSCHRIFT ..............................................................................................................................................................17
MENS & WERELD 1.2: VAKOPDRACHT REDZAAM EN GEZOND GEDRAG....................................................................................20
HOOFDSTUK 4.| PRAKTIJK 1.2 DT ........................................................................................................................ 23
HOOFDSTUK 5.| STUDIELOOPBAANBEGELEIDING ................................................................................................ 25
HOOFDSTUK 6. | PRAKTISCHE INFORMATIE......................................................................................................... 27
BIJLAGE 1 | BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSOPDRACHT 1.2 DT .................................................................. 29
BIJLAGE 2 | BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT NEDERLANDS 1.2 DT .................................................... 31
BIJLAGE 3 | BEOORDELINGSFORMULIER VAKOPDRACHT GEZOND EN REDZAAM GEDRAG 1.2 DT ....................... 33
BIJLAGE 4 | BEOORDELINGSFORMULIER HANDSCHRIFT 1.2 DT ............................................................................ 35
BIJLAGE 5 | BEOORDELINGSFORMULIER PRAKTIJK 1.2 DT ................................................................................... 37
BIJLAGE 6 | BEOORDELINGSFORMULIER SLB 1.2 DT ............................................................................................. 39
BIJLAGE 7 | DE TAALNORM VAN PABO HVA ........................................................................................................ 42
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 2
Blok 1.2| Het Amsterdamse onderwijs in theorie en praktijk
Het eerste blok van je opleiding tot leraar basisonderwijs ligt achter je. Een blok waarin je kennis hebt gemaakt
met de grootstedelijke omgeving, je de eerste stage-ervaringen hebt opgedaan, een aanzet hebt gemaakt voor de
beroepsopdracht en diverse hoor-, werkcolleges en practica hebt gevolgd. In het aankomende blok blijft het accent
liggen op de middenbouw. De focus ligt in blok 1.2 op de kunst van het lesgeven, samenwerking met ouders en de
invloed van verschillende leef- en belevingswerelden op het onderwijs. Tijdens de diverse vakcolleges verdiep je je
in kerndoelen en leerlijnen en weet deze te vertalen naar goede lesontwerpen. In de practica
leerkrachtvaardigheden oefen je verschillende klassenmanagementvaardigheden en in het laatste practicum staat
het werken met het digibord centraal.
Hoe ver ben je met de opleiding?
Hieronder vind je het overzicht van alle blokthema’s voor de komende jaren. In de grijze balk staat het hoofdthema
weergegeven. De rij eronder geeft het subthema per blok aan, de groene rij toont de bouw waarin de stage wordt
gelopen.
1
Praktijk
2
Het Amsterdamse onderwijs in theorie en praktijk
Kinderen leren verschillend. Leren in en met de groep
1.1 Kennismaken met het
Amsterdamse onderwijs
1.2 Het Amsterdamse onderwijs in
theorie en praktijk
1.3 Kinderen leren verschillend
1.4 Leren in en met de groep
Onderbouw (groep 3 en 4)
Onderbouw (groep 3 en 4)
Bovenbouw
Bovenbouw
Leren door spelen en leer- en ontwikkelingslijnen van het jonge kind
2.1 Leren door spelen
2.2 Leer- en ontwikkelingslijnen van
het jonge kind
Praktijk
Onderbouw (groep 1 en 2)
Onderbouw (groep 1 en 2)
3
3.1 Eigen (LIO-)groep:
verantwoordelijkheid nemen voor
het leerproces van kind en groep
3.2 Voorbereiden overgang naar het
werkveld
Praktijk
LIO
LIO
Voorbereiden overgang naar het werkveld
Hanteren van verschillen tussen kinderen in onder-/ bovenbouw
2.3 Hanteren van verschillen tussen
2.4 Omgaan met verschillen:
kinderen in de groep, in onder- c.q.
Samenwerken met ouders en
bovenbouw
deskundigen in en buiten de school
Bouw profilering leeftijdsgroep
Bouw profilering leeftijdsgroep
Minor
Het onderwijsprogramma van de Pabo
Ieder lesblok wordt het onderwijs op de Pabo verzorgd rondom een thema. Voor het komende blok is dat:
Amsterdams onderwijs in theorie en praktijk. Het themaonderwijs bestaat uit hoorcolleges, werkcolleges en
practica, waarvan de kennis aan het einde van het semester wordt getoetst in de thematoets. De vakinhoudelijke
kennis en vaardigheden staan ook in het teken van het thema. Je volgt vakcolleges en oefent jouw vaardigheden
in de verschillende vakdomeinen. Per blok wordt de stof van een aantal vakcolleges getoetst middels een multiple
choice toets of vakopdracht. Let hierbij goed op het toetsschema.
Daarnaast werk je het gehele semester aan een beroepsopdracht. Deze opdracht vormt de schakel tussen de
kennis en vaardigheden die je tijdens de colleges opdoet en het beroep van leerkracht basisonderwijs. Het
eindproduct wordt gepresenteerd in de toetsweek van kalenderweek 4, 2014.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 3
Inmiddels loop je mee in de praktijk van het basisonderwijs, in de onder-/middenbouw (accent groep 3 en 4). De
informatie daarover staat in de praktijkgids vermeld. Tot slot word je tijdens de studieloopbaanbegeleiding
begeleid door jouw kerndocent/coach.
STUDIESCHEMA PABO 2014-2015 | Studiejaar 1 | BLOK 1.2 | DT
BLOK 1.2
STUDIEONDERDEEL:
Pedagogiek/Themalijn 1.2 thematoets
STUDIEPUNTEN:
3
Beroepsopdracht 1.2
3
Vakopdracht Nederlands 1.2
3
Mens & Wereld vaktoets 1.2
2
Vakopdracht Mens & Wereld 1.2
2
Vakopdracht Handschrift 1.2
2
Praktijk 1.2
3
SLB 1.2
2
TOTAAL STUDIEPUNTEN DT BLOK 1.2:
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 4
20
HOOFDSTUK 1.| De themaonderwijs – de hoor- en werkcolleges
SIS-code:
Themalijn / pedagogiek 1000PTH214
In blok 1.1 heb je kennis gemaakt met diverse theorieën over leren en de ontwikkeling van het middenbouwkind.
In de praktijk heb je een aantal lessen gegeven en observaties gemaakt. Tijdens de practica
leerkrachtvaardigheden heb je geleerd hoe je een goede lesvoorbereiding kunt maken, waarom lichaamstaal en
non/verbale signalen belangrijk zijn voor een goede leraar en heb je een start gemaakt met je
leiderschapsvaardigheden.
In deze periode verdiep je je in diverse vormen van differentiatie en ga je een aantal onderwijsstrategieën en
didactische werkvormen uitvoeren. Daarnaast maak je kennis met het begrip opbrengstgericht werken. De
generieke kennisbasis is leidraad voor de hoor- en werkcollegereeks uit de themalijn. De vakcolleges geven
vakspecifieke invulling in deze periode. Daarnaast voer je middels een beroepsopdracht onderzoek uit, waarbij je
de theorie aan de praktijk koppelt. In de praktijk voer je een aantal stageactiviteiten uit waarmee je werkt aan je
competenties op weg naar een startbekwame leerkracht.
Themalijn, vakcolleges, beroepsopdracht en stage bereiden je voor op je taak als pedagoog en didacticus in het
Amsterdamse werkveld.
Leerdoelen
 Je weet wat urban education is en wat lesgeven in een grootstedelijke context inhoudt.
 Je kent de historie van het Nederlandse onderwijsstelsel en je kunt de belangrijkste onderwijsvernieuwers
met bijbehorende visies en werkwijzen noemen
 Je kent en herkent ontwikkelingspsychologische aspecten van kinderen in de basisschool leeftijd.
 Je kunt kenmerken van ontwikkelingstheorieën benoemen en herkennen in een casus.
 Je kent diverse instructiemodellen, onderwijsstrategieën en didactische werkvormen.
 Je oefent in het gebruik van diverse strategieën, didactieken en werkvormen.
 Je kent de theorieën van Stevens en Maslow over motivatie en basisbehoeften.
 Je kent verschillende differentiatievormen en je kunt deze toepassen op lesniveau.
 Je kent drie observatiemodellen voor de groepen 3 en 4.
 Je kent het didactische analysemodel van Van Gelder en je begrijpt de onderlinge relatie tussen lesdoelen,
leerlijnen, tussendoelen en kerndoelen.
 Je kent het begrip klassenmanagement en weet welke aspecten van invloed zijn op een positief en
effectief groepsklimaat
 Je weet wat opbrengstgericht werken inhoudt.
 Je kent de toepassingsmogelijkheden van educatieve software in de middenbouw.
 Je kent het begrip educatief partnerschap en kent het belang hiervan voor het basisonderwijs.
Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
Hoorcollege 1: Educatief partnerschap
De feitelijke omgeving waarin Amsterdamse kinderen opgroeien
verschilt, sommigen stellen zelfs dat de postcode van een kind een
voorspellende waarde heeft voor de kansen van een kind in de
samenleving. Daarnaast gaat dit college over verschillende ouders en
achtergronden van ouders die je als leerkracht in een stad als
Amsterdam tegen kunt komen. Tevens wordt antwoord gegeven op
de vraag welke competenties van de leerkracht worden
aangesproken bij het bevorderen van ouderparticipatie.
Je bestudeert:
Alkema, E. & Tjerkstra, W. (2011). Méér dan onderwijs. Theorie en
praktijk van het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum.
Hoofdstuk 9.2.5 & 2.2
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 5
Werkcollege 1: Communiceren met ouders
Je oefent aan de hand van het driestappenplan van Pinto
verschillende casussen met ouders, waarin je aanstuurt op een
samenwerking en dialoog met de ouders en leert hoe te handelen bij
cultuurverschillen.
Je bestudeert±
Pinto, D. (2007). Omgaan met verschillen, een stap verder.
Interculturele communicatie
Hoorcollege 2: Taalontwikkelingsgericht lesgeven in de
middenbouw.
Kinderen stimuleren om tot een betere taalvaardigheid te komen, is
een belangrijke taak van een leerkracht. Alleen de taalmethode
volgen is niet voldoende. Je moet als het ware een zintuig
ontwikkelen om bij alle vakken taalkansen te benutten. Tijdens dit
hoorcollege zal besproken worden hoe je dit kunt doen. We bekijken
een voorbeeld van het onderwijs in de Kopklas Amsterdam, waar al
het onderwijs in het teken van taalstimulering staat.
Werkcollege 2: Van onderwijsstrategie naar didactische werkvorm
Uit divers onderwijsonderzoek is gebleken dat de leerkracht de
belangrijkste factor is als je kijkt naar leeropbrengsten bij kinderen. Er
zijn diverse didactische modellen en onderwijsstrategieën die je kunt
gebruiken om effectief onderwijs te kunnen geven. Welk model je
gebruikt hangt onder andere samen met je onderwijsvisie.
In dit college wordt ingegaan op vier belangrijke didactische
modellen. Daarnaast worden diverse didactische werkvormen
besproken en wordt het verschil met leeractiviteiten aangegeven.
We gaan aan de slag met diverse didactische werkvormen:
opdrachtvormen, spelvormen, instructievormen, interactievormen en
samenwerkingsvormen
Je bestudeert:
Hajer, M. (2008), De lat hoog voor taalgericht vakonderwijs:
taalbeleid in de klas via taalgerichte vakdidactiek (Vonk, nr. 1, 38e
jaargang).
Hoorcollege 3: Opbrengstgericht werken, differentiëren en
motiveren
In dit college gaan we in op de aspecten die van belang zijn bij
opbrengstgericht werken, waaronder diverse vormen van
differentiatie. Daarnaast bespreken we de motivatietheorie van
Maslow, focussen we op de psychologische basisbehoeften van
kinderen en de implicaties die deze hebben voor opbrengstgericht
werken.
Je bestudeert:
Bakx, A. (e.a.) (2012) Opbrengstgericht onderwijs ontwerpen.
Hoofdstuk 6.3, 6.4, 7.1 t/m 7.3.3
Klamer-Hoogma (2012) Klassenmanagement H 6
Werkcollege 3: Educatieve software
In dit college wordt ingegaan op het gebruik van educatieve software
bij het aanleren van kennis en vaardigheden in de middenbouw. We
bekijken de meest voorkomende programma’s en bespreken de
ondersteunende functie van educatieve software voor je onderwijs.
Je bestudeert:
SLO leermiddelenmonitor 11/12; uitkomsten en gebruik van
middelen.
http://www.slo.nl/leermiddelenmonitor/
PowerPoint hoorcollege
Je bestudeert:
Alkema, E. & Tjerkstra, W. (2011). Méér dan onderwijs. Theorie en
praktijk van het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum.
Hoofdstuk 5.5 t/m 5.5.5, 5.7.1
Klamer-Hoogma (2012) Klassenmanagement, H 5
Twee artikelen (zie intranet)
Voorbereiding:
Neem een didactische werkvorm uit je stage mee naar het college
waar je enthousiast over bent. Beschrijf de werkvorm zo, dat je
medestudenten er mee aan de slag kunnen.
Voorbereiding:
Kijkopdracht: Hoe zie je de drie psychologische basisbehoeften terug
in het onderwijs op jouw stageschool?
Toetsing
De leerdoelen die bij het themaonderwijs horen, worden getoetst in de thematoets in blok 1.2 (raadpleeg het
rooster voor de toetsdata). Het betreft een schriftelijk tentamen. De toets bestaat uit 40 meerkeuzevragen. De stof
uit blok 1.1 is hierin ook opgenomen.
Toetsstof
Uit blok 1.1:
Alkema, E., Van Dam, E., Kuipers, J., Linghout, C. en Tjerkstra, T. (2011). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van
het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum B.V.



Hoofdstuk 1.6: Over opvoeding gesproken
Hoofdstuk 1.8.2: Onderwijs en identiteit
Hoofdstuk 5.5.2: Samenhangende onderwijs- en leeractiviteiten
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 6






Hoofdstuk 7:
Het pedagogisch klimaat
Hoofdstuk 9.4.2: Organisatie in groepen
Hoofdstuk 10.7: De reformpedagogiek
Hoofdstuk 10.8.1: Ontwikkelingsgericht onderwijs/basisontwikkeling
Hoofdstuk 10.8.3: Adaptief onderwijs
Hoofdstuk 11.2 t/m 11.4 Passend onderwijs
Hooijmaaijers, T., Stokhof, T. & Verhulst, F. (2012). Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs.
Assen: Van Gorcum.


Hoofdstuk 2.3:
Hoofdstuk 3.2:
Begrippen uit de ontwikkelingspsychologie.
Kinderen van zes tot negen jaar.
Klamer-Hoogma (2012). Klassenmanagement. Groningen: Noordhoff




Hoofdstuk 2:
Hoofdstuk 3:
Hoofdstuk 4:
Hoofdstuk 5:
Pedagogisch klimaat en pedagogisch handelen
Klassenmanagement toepassen
Groepsdynamiek en leidinggeven
Zelfstandig werken en effectief lesgeven
Alle artikelen aangeboden via Intranet.
Alle powerpoints van de hoorcolleges Generieke kennisbasis blok 1.1
Uit blok 1.2:
Alkema, E., Van Dam, E., Kuipers, J., Linghout, C. en Tjerkstra, T. (2011). Meer dan onderwijs, theorie en praktijk van
het onderwijs in de basisschool. Assen: Van Gorcum B.V.








Hoofdstuk 2.2: De beginsituatie van kinderen
Hoofdstuk 2.2.4: De belevingswereld: interesses van kinderen
Hoofdstuk 4.2: Kind, leerstof en samenleving.
Hoofdstuk 4.3: Leerplan en leerinhoud
Hoofdstuk 4.4: Wat de wet zegt
Hoofdstuk 5.5 t/m 5.5.5: Voorbereiden
Hoofdstuk 5.7: Differentiatie
Hoofdstuk 9.2.5: Ouderparticipatie
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 7
Bakx, A, Ros, A. & Teune, P. (2012). Opbrengstgericht Onderwijs Ontwerpen. Bussum: Coutinho.




Hoofdstuk 6.3, 6.4:
Hoofdstuk 7.1:
Hoofdstuk 7.2:
Hoofdstuk 7.3:
Differentiatie en groepsindeling
Begeleiding
Pedagogisch handelen
Psychologische basisbehoeften
Klamer-Hoogma (2012). Klassenmanagement. Groningen: Noordhoff

Hoofdstuk 6:
Adaptief onderwijs en klassenmanagement
Hajer, M. (2008), De lat hoog voor taalgericht vakonderwijs: taalbeleid in de klas via taalgerichte vakdidactiek
(Vonk, nr. 1, 38e jaargang). Beschikbaar via intranet.
Pinto, D. (2007). Omgaan met verschillen, een stap verder. Interculturele communicatie.
Alle artikelen aangeboden via Intranet.
Alle powerpoints van de hoorcolleges Generieke kennisbasis blok 1.2.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 8
HOOFDSTUK 2. | De beroepsopdracht – Amsterdamse scholen en leraren in beeld
SIS-code:
Beroepsopdracht 1.2 1000BEO2144
INLEIDING – De beroepsopdracht heeft als doel dat je jouw onderzoekende en reflectieve vaardigheden verbindt
aan de inhoudelijke input uit de andere studieonderdelen en daarmee dus theorie aan praktijk leert koppelen.
Hiermee wordt het fundament gelegd voor het professioneel handelen en dit geeft je tevens handvatten voor een
leven lang leren en jezelf ontwikkelen als professional.
Ieder semester voer je een beroepsopdracht uit. Deze opdracht is geformuleerd als een onderzoeksvraag. De
student leert de vraag te vertalen in een onderzoeksvraag, gekoppeld aan het thema van het semester. Deze
onderzoeksvraag laat zich in een aantal deelvragen splitsen en daarmee onderzoeken. Vooraf is vastgelegd
rondom welke kennisgebieden de deelvragen moeten liggen, welk type onderzoek de student kan inzetten
(aangeboden in bijeenkomsten beroepsopdracht). In deze eerste beroepsopdracht wordt geleerd een case study
uit te voeren.
In de case study staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Op welke wijze wordt het passend onderwijs anno
2014 op jouw stageschool vormgegeven?
De lessen beroepsopdracht worden afgewisseld met practica leerkrachtvaardigheden, die als doel hebben de
vaardigheden te oefenen die van het belang zijn voor het beroep.
In dit tweede semesterdeel worden de volgende bijeenkomsten aangeboden:
Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
Practicum leerkrachtvaardigheden 1: Klassenmanagement: beheer van
tijd en ruimte
Een goede klasinrichting vormt de basis van effectief klassenmanagement.
Regels, afspraken en routines zijn onmisbaar bij het scheppen van orde en
rust in de klas. We gaan in dit practicum aan de slag met wat werkt in de
klas.
Je bestudeert:
Klassenmanagement, Klamer-Hoogma: H 3
Bijeenkomst 1 Beroepsopdracht
Tijdens deze bijeenkomst wordt de voortgang besproken van ieders case
study. Vervolgens krijg je de mogelijkheid om verder te werken aan je
onderzoek.
Noodzakelijke eigen documenten voorbereiden en
meenemen.
Practicum leerkrachtvaardigheden 2: Klassenmanagement: planning en
timemanagement
Hoe organiseer je de les zodanig dat je tijd over hebt om goed te
differentiëren? We kijken naar het GIP-model als organisatorisch model.
Bijeenkomst 2 Beroepsopdracht
Tijdens deze bijeenkomst wordt de voortgang besproken van je onderzoek
(inleiding en conclusie). Vervolgens krijg je de mogelijkheid om verder te
werken.
Aan het einde van deze bijeenkomst informeren we elkaar over de
voorlopige conclusies van je onderzoek.
Je bestudeert:
Klassenmanagement, Klamer-Hoogma: H 3
Practicum leerkrachtvaardigheden 3: Communiceren met kinderen
We starten met basiscommunicatie (ik-boodschap, actief luisteren,
lichaamstaal) en zoomen dan in op diverse gespreksvormen en manieren
van communiceren (o.a. denk stimulerende vragen) met kinderen. Aan de
hand van korte informatiemomenten ga je een van de onderdelen oefenen
met je medestudenten.
Practicum leerkrachtvaardigheden 4: Digibord
Je bestudeert:
Noodzakelijke eigen voorbereiden en meenemen.
Artikel Basiscommunicatie (beschikbaar via intranet).
Artikel Gesprekken met kinderen (wordt uitgedeeld
tijdens de les).
Je bestudeert:
In dit practicum ga je op je eigen niveau aan de slag met het vergroten van
je digibordvaardigheden.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 9
2.1 Leerdoelen
 Je kunt een case study uitvoeren en onderzoeksvragen en deelvragen formuleren
 Je kan systematisch informatie verzamelen met betrekking tot leerkrachtvaardigheden met behulp van
observatiemethodes en interviewtechnieken. Je kunt deze gegevens analyseren en interpreteren
 Je kunt een verslag schrijven n.a.v. jouw onderzoek dat voldoet aan de normen en criteria zoals geformuleerd
in het beoordelingsformulier Beroepsopdracht 1.2
 Je oefent leerkrachtvaardigheden met betrekking tot klassenmanagement
2.2 De beroepsopdracht, werkwijze en didactiek:
In de bijeenkomsten vindt een uitwisseling van kennis plaats, zodat iedere student op de hoogte is van elkaars
case study. Iedere student doet onderzoek op zijn eigen stageschool, studenten zijn regelmatig in dialoog met
elkaar over de voortgang van hun individuele onderzoek.
2.3 Toetsing en afronding:
Aan het einde van blok 1.1 heeft iedere student zijn plan van aanpak in de dropbox beroepsopdracht 1.1 op DLWO
gezet. De kerndocent heeft een go-no go gegeven. Aan het einde van blok 1.2 (semester 1) lever je in de dropbox
Beroepsopdracht 1.2 je onderzoeksverslag in, dat voldoet aan de beoordelingscriteria (zie bijlage
Beoordelingsformulier beroepsopdracht 1.2 in deze studiewijzer).
Het verslag:
Je case study beschrijf je in een verslagvorm, met de volgende opbouw:
Titelpagina
Samenvatting: Hierin vertel je kort samengevat de inleiding, methode, resultaten, discussie en conclusie.
Inleiding: In de inleiding vertel je iets over de stageschool (de context) en over de aanleiding van de case study.
Vervolgens geef je een literatuuroverzicht met een korte verantwoording waarom je voor deze theorie hebt
gekozen. Als laatste vermeld je de hoofdvraag en de deelvragen.
Theorie: Je geeft een korte samenvatting van de door jou bestudeerde theorie met betrekking tot jouw
onderwerp/case study.
Onderzoeksmethoden: In het hoofdstuk Onderzoeksmethoden beschrijf je de wijze waarop je de hoofd- en
deelvragen gaat onderzoeken. Als methoden van onderzoek gebruik je observatie en interview. Je geeft een korte
beschrijving van de onderzoekspopulatie per instrument en een korte verantwoording van de gekozen methoden.
Resultaten: Je geeft een korte, objectieve weergave van de resultaten van je case study.
Conclusie: In de conclusie geef je het antwoord op de hoofdvraag.
Discussie: In de discussie begin je met een korte beschrijving van de case, en het behaalde resultaat. Daarna
beschrijf je de zwakke en sterke punten van je onderzoek.
Aanbevelingen: Je sluit af met een aantal praktische aanbevelingen voor je stageschool
Je verslag voldoet aan de taalnorm Pabo HvA en de APA-norm:
https://bib.hva.nl/nl/onderwijsenopvoeding/Documenten%20voor%20blogsite/Richtlijnen-APA.pdf
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 10
2.4 Aanbevolen literatuur
Letschert, J. (2006). De school als onderdeel van het onderwijssysteem. In: Geerdink, G., Volman, M. & Wardekker,
W. (red.). Pedagogische kwaliteit in de basisschool (pp. 166-175). Baarn: HB Uitgevers.
Paalman, I. & Kool, A. (2010) Hart voor leren. Passend onderwijs in de klas. Amersfoort: CPS.
Wardekker, W. (2006). Onderwijs met pedagogische kwaliteit. In: Geerdink, G., Volman, M. & Wardekker, W.
(red.). Pedagogische kwaliteit in de basisschool (pp. 19-26). Baarn: HB Uitgevers.
Wardekker, W. (2006). Onderwijs is niet vanzelfsprekend. In: Geerdink, G., Volman, M. & Wardekker, W. (red.).
Pedagogische kwaliteit in de basisschool (pp. 27-33). Baarn: HB Uitgevers.
Voor verdere literatuur: zie DLWO.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 11
HOOFDSTUK 3.| Kennis en vaardigheden – de vakcolleges
3.1
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Nederlands 1.2: Eerste- en tweede taalverwerving / vakopdracht Nederlands 1.2
Nederlands
1000VON214
INLEIDING - Van de 2000 woorden die de Basiswoordenlijst voor Amsterdamse Kleuters, de BAK, telt, kent bijna de
helft van de 13.000 kleuters in Amsterdam deze woorden niet. Sommige kinderen kennen amper tweehonderd
Nederlandse woorden, een enkeling is de Nederlandse taal zelfs helemaal niet machtig. Er is in veel Amsterdamse
basisschoolklassen sprake van enorme woordenschat- en grammaticale verschillen en het is dus zonneklaar dat
hier veel aandacht en tijd aan dient te worden besteed. In dit blok krijg je het onderdeel eerste- en
tweedetaalverwerving. Verder wordt er ingegaan op kwesties als de wijze waarop de taalverwerving in grote lijnen
verloopt, de manier waarop tweedetaalleerders zich een nieuwe taal eigen maken, de didactische implicaties en
de mogelijkheden die een leerkracht in de klas heeft.
Leerdoelen - Wat moet je kennen en kunnen aan het einde van deze reeks?





Je kent de taalkundige termen die gebruikt worden in het kader van eerste- en tweedetaalverwer-ving.
Je kent de gangbare taalverwervingstheorieën.
Je kent de theorie over eerste- of moeder- en tweedetaalverwerving op hoofdlijnen.
Je kent de stadia die kinderen doorlopen in hun taalverwervingsproces, zowel voor de moeder- als voor
de tweede taal.
Je kunt leerlingen tijdens het taalverwervingsproces adequaat begeleiden en stimuleren.
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Moedertaalverwerving 1
Over de vraag hoe het kan dat kinderen zich in de eerste jaren van
hun leven moeiteloos een taal eigen maken, hebben al heel wat
wetenschappers zich gebogen. Drie belangrijke taalverwervingstheorieën zullen in dit eerste college besproken worden.
Je bestudeert:
Paus et al. (2014). Portaal. Hoofdstuk 2.
2. Moedertaalverwerving 2
De moedertaalverwerving kent verschillende stadia. Die vormen
het onderwerp van dit college.
Je bestudeert:
Paus et al. (2014). Portaal. Hoofdstuk 2.
3. Tweede taalverwerving 1
Het aanleren van een tweede taal gaat anders dan het verwerven
van een moedertaal. De overeenkomsten en verschillen tussen
T1- en T2-verwerving zullen worden besproken.
Je bestudeert:
Paus et al. (2014). Portaal. Hoofdstuk 9.
4. Tweede taalverwerving 2
De omgeving van het kind heeft heel veel invloed op de taalverwerving. Hoe die omgeving zich kan manifesteren wordt in dit
college onderzocht.
Je bestudeert:
Paus et al. (2014). Portaal. Hoofdstuk 9.
5.
Tweede taalverwerving 3: aandacht voor woordenschat bij
NT2
T2-kinderen in Amsterdam hebben een achterstand op het gebied
van woordenschat. Hoe kan de woordenschat van deze leerlingen
effectief vergroot worden?
Je bestudeert:
Paus et al. (2014). Portaal. Hoofdstuk 4.3
6. Jeugdliteratuur 1. Prentenboeken
Het prentenboek is - met name in de onderbouw - bij uitstek het
middel om de woordenschat te stimuleren. In deze les worden
prentenboeken geanalyseerd, beoordeeld en beschouwd in het
licht van taalverwerving.
--
De verantwoording bij de Woordenlijst Amsterdamse Kinderen
(BAK).
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 12
Toetsing
De stof uit de colleges wordt op twee manieren getoetst:
1.
2.
middels een vakopdracht die wordt ingeleverd aan het einde van blok 1.2: “Portretteer het leesgedrag van
drie kinderen uit de stageklas”;
middels een vaktoets aan het eind van blok 1.3. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen).
Literatuur/toetsstof
Paus, H. (Red.) (2014). Portaal, praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs. Bussum: Coutinho.



Hoofdstuk 2:
Hoofdstuk 4:
Hoofdstuk 9:
Taalverwerving
Woordenschatonderwijs
Meertaligheid en Nederlands als tweede taal
3.1.5 Vakopdracht Nederlands 1.2
Het is je vast opgevallen: in het leesgedrag van kinderen zijn enorme verschillen zichtbaar. Sommige leerlingen
lezen liefst elke minuut, andere kinderen houden er helemaal niet van en het kost de leerkracht vaak de nodige
inspanning om ze aan het lezen te krijgen. Deze vakopdracht is erop gericht de verschillen tussen kinde-ren op het
gebied van lezen nader te onderzoeken en te beschrijven.
Leerdoelen
1. Je kunt verschillen in leesgedrag tussen kinderen signaleren, benoemen, beschrijven en zo mogelijk verklaren.
2. Je kunt op grond van de leesprestaties van kinderen activiteiten bedenken en uitvoeren om hun leesge-drag te
verbeteren of te optimaliseren.
3. Je kunt op heldere wijze verslag uitbrengen van je onderzoekingen.
Opdracht
Portretteer aan de hand van hun leesgedrag drie kinderen (uit je stageklas). Bij het schrijven van de portretten
worden de leerlijnen Leesmotivatie, Technisch lezen en Begrijpend lezen gebruikt. Het uiteindelijke product heeft
de vorm van een aantal lopende teksten.
Werkwijze
1. Kies in overleg met je mentor drie kinderen. Tussen het oudste en het jongste kind zit ten hoogste zes
maanden leeftijdsverschil.
2. Interview de mentor over het leesgedrag van de gekozen kinderen: leesmotivatie, technisch leesvermogen en
tekstbegrip.
3. Inventariseer – indien gepermitteerd - wat er in het leerlingvolgsysteem over hun leesprestaties en leesgedrag is opgenomen.
4. Interview de kinderen over hun leesmotivatie en -gedrag.
5. Kies daarna voor elk kind een tekst die aansluit bij zijn of haar leesniveau. Laat deze tekst hardop verklanken
en analyseer aan de hand van de tussendoelen het technisch leesvermogen. Bevraag na afloop de tekst; zo
wordt duidelijk of het kind het gelezene begrepen heeft.
6. Onderzoek – indien mogelijk - hun tekstbegrip, bijvoorbeeld aan de hand van gemaakt werk uit een methode
of uit Nieuwsbegrip.
7. Portretteer vervolgens de drie kinderen. Verwerk in de teksten de antwoorden uit de interviews over het
leesgedrag, de analyse van het technisch lezen, de gegevens uit het leerlingvolgsysteem en het tekstbe-grip.
Relateer de leesprestaties en -motivatie nadrukkelijk aan de tussendoelen gevorderde of beginnende
geletterdheid. Beschrijf in elk van de drie portretten ook een activiteit waarmee het lezen wordt gestimu-leerd
of verder geoptimaliseerd.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 13
Vormgeving van de opdracht
EISEN ALGEMEEN:
 het verslag voldoet aan de taalnorm van de HvA
 de pagina’s zijn genummerd; de nummering begint bij de inhoudsopgave
 ieder onderdeel begint op een nieuwe bladzijde
 de omvang van het verslag (zonder de kopieën) is maximaal 10 pagina’s, groter mag niet
EISEN SPECIFIEK:
Het verslag
naam van de student
Voorblad
kent de
de klas
volgende
het studentnummer
onderdelen:
de naam van de vakopdracht
de inleverdatum
Inhoudsopgave
Alleen de beginpagina’s van de diverse onderdelen vermelden.
Voorwoord
Vertel hoe je te werk bent gegaan; geef de naam en het adres van de
stageschool, de stagegroep en het aantal kinderen.
Portretten
Beschrijf het leesgedrag van elk kind. Neem in de teksten de kopjes
leesgedrag, leesmotivatie, technisch leesvermogen, tekstbegrip en
ondersteunende activiteiten op. Maak er prettig leesbare teksten van. Leg
nadrukkelijk de relatie met de tussendoelen en de leerlijnen.
Nawoord
Blik terug op het maken van de portretten en het schrijven van het
verslag. Wat heb je geleerd in het licht van je ontwikkeling als aankomend
leerkracht en aan welke competenties kun je dat relateren?
Bronnenlijst
De bronnenlijst is opgesteld volgens de APA-normen (zie RichtlijnenAPA.pdf). Begin met de papieren bronnen, daarna volgen dan de internetpagina’s met daarbij de datum waarop ze geraadpleegd zijn.
Bijlagen
Kopieën van (een gedeelte van) de drie gekozen teksten.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 14
3.2
Titel:
Vakdomein:
SIS-code:
Basisdidactiek natuurkunde en techniek
Mens en Wereld
1000VMW213
INLEIDING - Deze reeks vakcolleges is een introductie op de basisdidactiek natuurkunde en techniek. Wat
houden de vakken natuurkunde en techniek in op de basisschool? En op welke manier kun je deze vakken
vormgeven? Er wordt een inleiding gegeven in de algemene Mens- en Wereld didactiek van onderzoekenden ontwerpend leren. De kennis van de basisdidactiek die je in deze periode opdoet kan voor een groot deel
ook bij biologie worden ingezet en vice versa. Het vak basisdidactiek biologie dat in de vorige periode periode
werd gegeven gebruikt hetzelfde boek en de stof zal elkaar overlappen. We gaan er vanuit dat je qua
vakkennis al over de benodigde Eigen Vaardigheid voor het vak natuurkunde en techniek beschikt, welke
getoetst zal worden in de Toets Eigen Vaardigheid Mens en Wereld.
Leerdoelen






Je kunt beargumenteren waarom de vakken natuurkunde en techniek in het basisonderwijs worden
gegeven.
Je hebt op schoolniveau inzicht in principes voor ordening van leerstof voor het leergebied natuur &
techniek in doorlopende leerlijnen voor groep 1 t/m groep 8.
Je kunt de verschillende onderwijsleerstijlen bij natuuronderwijs beschrijven en daarbij voorbeelden
geven en je kunt de voor- en nadelen van verschillende werkvormen met `echt materiaal’ benoemen.
Je bent bekend met de theorie achter onderzoekend en ontwerpend leren en kan hierbij lesvoorbeelden
geven en herkennen.
Je kunt de vaardigheden en denk- en werkwijzen behorend bij onderzoeken en ontwerpen benoemen
en herkennen, en beredeneren dat het onderwijs hierin leidt tot een onderzoekende,
probleemoplossende en kritische houding.
Je kunt een hands-on les ontwerpen, daarbij kan hij de keuze voor een bepaalde werkvorm aan de
hand van leerdoelen en klassensituatie onderbouwen.
Bijeenkomsten
Jouw activiteiten vooraf
1. Introductie vak en practicumvaardigheden
Je bestudeert:
In deze bijeenkomst wordt N&T geïntroduceerd aan de hand van het
Vaan, de E. & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
onderwerp geluid. Hierbij komen verschillende practicumvormen voorbij. Hoofdstuk 1, 2 en 5.
2. Introductie Onderzoekend leren
Je bestudeert:
In deze bijeenkomst wordt kennisgemaakt met onderzoekend leren aan Vaan, de E. & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
de hand van het onderwerp drijven en zinken.
hoofdstuk 6 & 10.
3. Introductie ontwerpend leren & leerlijnen
In deze bijeenkomst wordt kennisgemaakt met ontwerpend leren aan de
hand van het onderwerp constructies. Ook worden de leerlijn van natuur
en techniek besproken.
Je bestudeert:
Vaan, de E. & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
hoofdstuk 15 & 16.
Je bestudeert de kerndoelen en leerlijnen via de website:
http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/FKDOrientatieJezelfEnWereld.html
4. Vragen stellen aan kinderen
Om onderzoekend leren in de klas vorm te geven, is het als leerkracht
belangrijk dat je de coachende rol goed vorm kunt geven. Hierbij is op
het juiste moment de juiste vraag stellen van groot belang. Ook is in de
groepsdiscussies de rol van de leerkracht onderwerp van groot belang.
Je bestudeert:
Vaan, de E. & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor
Natuuronderwijs. Hoofdstuk 12.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 15
5. Natuurwetenschappelijke denk- en werkwijzen
Het is de bedoeling dat je kinderen bepaalde natuurwetenschappelijke
denkwijzen leert. Hoe kun je kinderen dat aanleren? En hoe kun je zien
welke vaardigheden kinderen bezitten in het uitvoeren van practica?
Je bestudeert:
Vaan, de E. & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs.
Hoofdstuk 20.
Hand-out: Natuurwetenschappelijke en technologische denk- en
werkwijzen (beschikbaar op DLWO).
Toetsing
Deze collegereeks maakt, samen met het vak basisdidactiek biologie deel uit van de vaktoets Mens en Wereld
1.2 en wordt getoetst aan het einde van blok 1.2. Dit betreft een schriftelijk tentamen (meerkeuzevragen).
De grens voldoende / onvoldoende hangt af van het aantal vragen en het aantal antwoordmogelijkheden.
Gemiddeld moet gerekend worden op minimaal 65% goede antwoorden voor een voldoende.
Literatuur / toetsstof
Hand-out: Natuurwetenschappelijke en technologische denk- en werkwijzen. Gedeeltelijk overgenomen uit
Van Graft, M. (2009). De Concept-Context Benadering in het Primair Onderwijs. Deel II.
Voorbeeldlesmateriaal voor natuur en techniek. Stichting Leerplanontwikkeling (SLO), Enschede (te vinden
op DLWO).
Kerndoelen en leerlijnen Tule 40 t/m 46. Via website:
http://tule.slo.nl/OrientatieOpJezelfEnWereld/FKDOrientatieJezelfEnWereld.html
Vaan, de E. & Marell, J. (2012). Praktische Didactiek voor Natuuronderwijs. Bussum: Coutinho.









Hoofdstuk 1: Waarover gaat natuuronderwijs?
Hoofdstuk 2: Doen en denken
Hoofdstuk 5: Onderwijsleerstijlen bij natuuronderwijs
Hoofdstuk 6: Onderzoekend en ontdekkend leren
Hoofdstuk 10: Werkvormen met ‘echt’ materiaal
Hoofdstuk 12: Vragen bij natuuronderwijs
Hoofdstuk 15: Techniek en de basisschool
Hoofdstuk 16: Probleemoplossend werkend bij techniek
Hoofdstuk 20: Vaardigheden en attitudes bij natuuronderwijs
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 16
3.3
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Handschrift
Kunstzinnige Orientatie
000VOKH14
INLEIDING - Als onderwijsgevende is het van belang dat je de kinderen kunt leren schrijven in een duidelijk
leesbaar schrift. De meeste kinderen willen al jong graag leren schrijven om uitdrukking te geven aan hun
gedachten en gevoelens, net als in de kindertekening. Het aanleren van een doelmatig schrift is een gestructureerd
proces dat enkele jaren in beslag neemt, voornamelijk in groep 3 en 4 en daarna onderhouden dient te worden. De
leerkracht zal de gevorderde schrijver begeleiden naar de ontwikkeling van een persoonlijk handschrift. Kennis
over de didactiek per fase is van belang. Aan de didactiek van het linkshandige schrijven zal speciale aandacht
worden besteed.
Het voorbereidend schrijven tijdens de kleutertijd zal gericht zijn op grove en fijne motoriek, vormwaarneming,
ooghandcoördinatie en ruimtelijke oriëntatie. Tijdens het schrijfproces leert de kleuter de juiste schrijfhouding,
pengreep, schrijfbeweging en papierligging aan. Je leert over geschikte materialen en activiteiten voor kleuters om
te leren schrijven en over eventuele problemen die kinderen kunnen hebben. De kinderen ontwikkelen een
voorkeurshand in deze periode die belangrijk voor het schrijven en de verdere begeleiding is.
Bij het aanvankelijk schrijven voor groep 3, 4 en 5 ga je verder op de didactiek in. Weer komen de juiste
materialen, schrijfhouding, pengreep, schrijfbeweging en paperligging aan het bod. De kleine en hoofdletters
worden eerst los aangeleerd, daarna woorden en zinnen. Ook leren de kinderen cijfers en leestekens. In de
schriftjes van de kinderen zie je dat de grootte van hun schrift afneemt (verbeterde fijne motoriek) en de liniaturen
veranderen. De kinderen leren de letters te verbinden. Ze hebben geleerd hoe ze hun schrift moeten neerleggen
en geregeld moeten opschuiven. Je maakt kennis met de verschillen tussen de schrijfmethoden en hun
werkwijzen.
Het voortgezet schrijven in groep 6 t/m 8 is gericht op de ontwikkeling van een persoonlijk handschrift vanuit het
methodeschrift als basis. De regels voor een goed leesbaar persoonlijk schrift dienen toegepast te worden. Naast
de ontwikkeling van dit persoonlijke schrift, ligt de nadruk op temposchrijven.
Als toekomstig docent dien je zelf volgens de regels van het technisch schrijven te kunnen schrijven. Dit om vóór te
kunnen schrijven, gerichte uitleg en feedback aan de kinderen te kunnen geven en op tijd te kunnen ingrijpen bij
problemen. Anders schrijvende kinderen dien je hulp te kunnen bieden op gedifferentieerde wijze, zodat zij zich
blijven ontwikkelen. Een grondige eigen vaardigheid is daarbij beslist een voorwaarde.
Het is van belang dat je groot op het bord met krijt leert schrijven, waarbij het bord in deze module meer een
middel dan een doel is. Juist bij groot schrift zie je wat er nog te verbeteren valt en waar je tegenaan loopt. Je
ervaart daarbij o.a. de juiste schrijfvolgorde binnen bepaalde letters, de juiste vormen en verbindingen, de
richtingen en de ruimte-indeling. Het digitale bord als algemeen leermiddel wordt niet in deze module, maar
elders aangeboden.
Op de vraag of handmatig schrijven nog van deze tijd is het volgende: in China is het aantal kinderen met
leesproblemen tot ongekende hoogte gestegen. Dit is een direct gevolg van leren schrijven met toetsenbord i.p.v.
met de hand. Hoe oppervlakkiger en vluchtiger een handeling is (typen), hoe minder ervan beklijft (M.Spitzer,
(2013). iPad aan kleuter: ‘kindermishandeling’. Volkskrant 21 juni 2013). Deze Duitse psychiater en psycholoog
pleit o.a. voor handmatig schrijven bij kinderen vanwege het onthouden, concentratie, motoriek en precisie.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 17
Bij het maken van aantekeningen blijkt voorts dat handmatige aantekeningen beter in het geheugen blijven dan
met laptop, vooral doordat er direct geordend wordt en er verbanden gelegd worden. Het gaat wel iets langzamer
dan met de laptop.
Zoals leren rekenen noodzakelijk is ondanks de calculator en leren spellen noodzakelijk is ondanks de
spellingscorrector, is handmatig leren schrijven noodzakelijk ondanks de computer en het toetsenbord.
Het vak Handschrift is verder uitvoerig beschreven in Een goede basis, Advies van de Commissie Kennisbasis Pabo
uit 2012.
Leerdoelen

Je kunt leesbaar op bord en papier schrijven in verbonden en onverbonden schrift, te weten in methodeen blokschrift;

Je kunt het nut van schrijven en de bijdrage van schrijven aan de ontwikkeling van het kind uitleggen en je
hebt kennis genomen van de (kern)doelen;

Je kunt het kinderen begeleiden in hun schrijfproces;

Je kunt handschriften analyseren en het werk van leerlingen van feedback voorzien op basis van de regels
van het technisch schrijven;
Je bent je bewust van de noodzaak van de eigen vaardigheid voor schrijven voor alle overdracht en de
voorbeeldfunctie op bord en papier;


Je bent in staat belemmeringen voor het schrijven te beïnvloeden of te voorkomen (onder andere de
pengreep en materiaalhantering, schrijfhouding en voorkeurshand).
Programma
Bijeenkomsten
1. 1. Introductie vak schrijven
Waarom je schrijven krijgt. Bordschrijven, middel of doel?
Schrijfontwikkeling van peuter tot kleuter, introductie onderbouw,
schrijfpatronen
Bewegingsfasen: slurffase, lateralisatiefase, symmetriefase,
asymmetrische fase.
Eigen vaardigheid: schrijfpatronen en methodeschrift, losse letters,
liniaturen, romp-, stok- en lusletters.
Jouw activiteiten vooraf
De literatuur (zie onder 3.1.4) vast inkijken.
2. Voorbereidend schrijven
Schrijven in de onderbouw (Gr. 1 en 2), didactiek van het
voorbereidend schrijven. Grove en fijne motoriek, vormwaarneming/
visuele discriminatie, ooghandcoördinatie, ruimtelijke oriëntatie,
lichaamskennis, lateralisatie en schrijfrijpheid,
Schrijfproces: schrijfhouding, pengreep, schrijfbeweging,
linkshandigheid. Schrijfmateriaal en gereedschap.
Eigen vaardigheid: methodeschrift, woorden, begin- en eindhalen.
Je bestudeert:
Hfdst. 1: Voorbereidend schrijven uit Van kleutertekening tot
schrijven (p. 9-37)
Schrijfwijzer: gemaakt hebben t/m blz. 46.
3. Aanvankelijk schrijven
Schrijven in de middenbouw (Gr. 3, 4 en 5), didactiek van het
aanvankelijk schrijven. Doelen voor jezelf en de leerlingen.
Schrijfmethoden. Liniaturen, lettervormen en verhoudingen,
onverbonden en verbonden schrift, kleine- en hoofdletters.
Doorlopende beweging, bewegingsvolgorde, breuken en lassen,
wisselende grootte, lage schrijfsnelheid, vervorming, romp-, stok- en
lusletters, onregelmatig schrift, onjuiste lettervormen, schrifthelling,
regelverloop, marges, letter- en woordspaties.
Je bestudeert:
Hfdst. 2: Aanvankelijk schrijven uit Van kleutertekening tot
schrijven (p.39 t/m 72)
Schrijfwijzer: gemaakt hebben t/m blz. 69.
De Schrijfwijzer printen (deze staat op DLWO).
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 18
Schrijfproces: schrijfhouding, pengreep, schrijfbeweging,
linkshandigheid. Schrijfmateriaal en gereedschap.
Eigen vaardigheid: methodeschrift: zinnen, spaties en marges,
verbindingen.
4. Voortgezet schrijven
Schrijven in de bovenbouw (gr. 6, 7 en 8), didactiek van het
voortgezet schrijven. Ontwikkeling persoonlijk handschrift.
Temposchrijven. Blok- en sierschrift.
Kolommen, getallen, bladspiegel en layout.
Eigen vaardigheid: getallen en sommen, introductie blokschrift.
Je bestudeert:
Hfdst. 3 : Vootgezet schrijven uit Van kleutertekening tot schrijven
(p.73 t/m 85).
Schrijfwijzer lezen 70 t/m 90, maken blz. 91 t/m 104 blokschrift.
5. Linkshandigheid
Didactiek. Onder- en boven de lijn schrijvers, papierligging en
schrijfrichting (helling van het schrift), materialen en gereedschappen.
Schrijfproblemen
Eigen vaardigheid: methode- en blokschriftoefeningen.
Je bestudeert:
Hfdst. 4: Linkshandigheid uit Van kleutertekening tot schrijven
(p.87 t/m 101).
Schrijfwijzer vanaf pagina 104 uitlezen.
6. Proeftoets bordschrijven methode- en blokschrift
Fotocamera meenemen is aan te bevelen
Je bestudeert:
Hfdst. 5: Geschiedenis van het schrift uit Van kleutertekening tot
schrijven (p.103 t/m126).
7. Eindtoets methode- en blokschrift op het bord
Fotocamera meenemen. Neem je Schrijfwijzer mee, deze is t/m p.
104 af.
Je bestudeert:
Bijlagen uit Van kleutertekening tot schrijven (p. 129 t/m 139).
Toetsing
Toetsing vindt plaats aan de hand van de vakopdracht Handschrift. Deze vakopdracht bestaat uit twee onderdelen: een digitale foto van een
door jou beschreven bord in methodeschrift en blokschrift en vijf kinderhandschriften met steeds een korte analyse daaronder.
Vakopdracht Handschrift
1. Digitale foto van een door jou beschreven bord
Dit beschreven bord maak je tijdens de laatste les van de module conform de regels van het schrijven en de opdracht. Je maakt hier een
duidelijke foto van en neemt deze op in je vakopdracht.
2. Analyse kinderhandschriften
Zoek vijf kinderhandschriften. Eén onderbouw, twee middenbouw en twee bovenbouw. Scan of fotografeer ze op duidelijke wijze en zet ze op
een Worddocument of PDF.
Zet onder ieder handschrift het geslacht, de leeftijd van de maker en de bron. Analyseer ieder handschrift vanuit het ontwikkelingstadium en de
regels van het schrijven. Onder ieder handschrift zorg je voor een korte analyse en toelichting. Let hierbij op de meest opvallende kenmerken.
Gebruik hiervoor de bestudeerde theorie van deze module.
Je let daarbij o.a. op het volgende: schrijfrichting, regelmaat, letterspaties, woordspaties, consequent lettergebruik, juiste lettervorm,
lettergrootte, verhoudingen binnen een letter, letteropbouw, verhoudingen tussen romp-, lus- en stokletters, verbindingen, smal of juist wijd
schrift, hoofd- en kleine letters, begin- en eindhalen, breuken en lassen, doorlopende schrijfbeweging, plaatsing leestekens, gebruikte liniatuur,
schrijfmateriaal en gereedschap etc. Dit in het licht van de betreffende ontwikkelingsfase.
Je levert de opdracht in via de Dropbox in Word, dan wel PDF volgens toetsrooster.
Beoordelingscriteria
Zie beoordelingsformulier Handschrift (bijlage).
Literatuur


Martin Keulen en Corrie van Eerd-Smetsers, Van kleutertekening tot schrijven, Wolters-Noordhoff, 2007
E. Kooijman-Thomson , Schrijfwijzer. Deze staat op DLWO.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 19
3.4
Titel:
Vakdomein:
Studiegidscode:
Mens & Wereld 1.2: vakopdracht redzaam en gezond gedrag
Mens & Wereld
1000VOMW214
INLEIDING – Wat is de socialiserende functie van de basisschool en wat is de taak van de leerkracht daarin?
Juf, hoe komt een baby eigenlijk uit de buik?
Meester, Pieter en Jesse zitten samen op één toilet!
Steeds meer kinderen op de basisschool zijn te dik
Onderzoek van Nibud laat zien dat mensen die in hun jeugd hebben leren omgaan met geld dat later ook goed kunnen.
In de onderwijspraktijk en het maatschappelijke debat wordt regelmatig de vraag gesteld wat de taak van het
onderwijs is. Bij maatschappelijke problemen zoals bijv. obesitas en seksuele diversiteit wordt er gekeken naar het
onderwijs. Dit resulteert o.a. in het toevoegen van nieuwe kerndoelen voor het basisonderwijs rondom seksuele
ontwikkeling en diversiteit. Het onderwijs draagt o.a. bij aan de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en de
vorming van hun identiteit. Veel moeilijke en gevoelige onderwerpen als seksualiteit, pesten, normen en waarden
passeren in deze dagelijkse praktijk en vragen van jou als leraar om direct te handelen. Hoe maak je deze
onderwerpen bespreekbaar met kinderen? Welke vaardigheden heb je nodig om het gesprek aan te gaan. Wat wil
je de kinderen leren? Welke rol heb je als leraar in het bespreken van deze onderwerpen en waar ligt de grens
tussen de opvoeding thuis en op school? Vanuit welke visie handel jij in deze dagelijkse praktijk?
In deze vakopdracht is het de bedoeling dat je jouw visie op de socialiserende functie van de basisschool beschrijft.
Je beschrijft de rol van de leerkracht en het aanbod van moeilijke thema’s. De werkcolleges en literatuur verzorgen
je gedeeltelijk van input.
Leerdoelen



Je kunt een eigen visie ontwikkelen op de socialiserende functie van de basisschool en de rol van de leerkracht
hierin en deze visie vanuit de literatuur onderbouwen.
Je hebt kennis over hoe de seksuele ontwikkeling van kinderen verloopt.
Je hebt visie ontwikkeld over hoe een leerkracht pesten kan voorkomen en om moet gaan met pesten in de
klas. Je noemt hierbij werkzame bestandsdelen die beschreven zijn in hoofdstuk 7 en 8 van Goossen et al.
(2012).
Relatie met de praktijk
Als leerkracht is het belangrijk om visie te hebben op de socialiserende en maatschappelijke functie van de school.
In deze module leer je hoe je als leerkracht bepaalde zaken (seksualiteit, pesten, overgewicht etc.) bespreekbaar
kan maken met kinderen.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 20
Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomst
Werkvorm
Voorbereiding
1. Functies en doelen van onderwijs
We starten ons gesprek over de functie van het
onderwijs. Je maakt kennis met voorbeelden van
doelen van onderwijs die bijdragen aan de socialisatie
van kinderen. We gaan in gesprek over waar wat jou
betreft de grens ligt in de doelen en
verantwoordelijkheden die jij als leerkracht wilt
nastreven als het om socialisatie gaat. We bespreken in
dit college de vakopdracht.
We koppelen de socialiserende en maatschappelijke
functie van de school aan de beroepsrollen.
Begeleiding
vakopdracht
Lees hoofdstuk 1.7, 1.8 en 5.3 van Alkema en Tjerkstra
(2011). Meer dan onderwijs. Assen: Van Gorcum.
Je bereidt voor:
Vraag aan je mentor zijn/haar visie op de socialiserende en
maatschappelijke functie van de school.
2. Een pedagogische kijk op goed onderwijs.
Als je de vraag stelt naar goed onderwijs, vindt Gert
Biesta dat je tenminste aandacht moet besteden aan
drie samenhangende doeldomeinen: kwalificatie,
socialisatie en persoonsvorming.
We bespreken de ideeën van Biesta en de waarde
hiervan voor de hedendaagse onderwijspraktijk.
Begeleiding
vakopdracht
Lees Biesta, G.J.J. (2011). De school als toegang tot de
wereld: Een pedagogische kijk op goed onderwijs. In R.
Klarus & W. Wardekker (eds), Wat is goed onderwijs?
Bijdragen uit de pedagogiek (pp. 15-35). Den Haag: Boom
Lemma Uitgevers.  beschikbaar via DLWO.
Onderstreep twee zinnen/alinea’s die jouw visie op de
socialiserende en maatschappelijke functie onderbouwen.
Vanuit deze pedagogische kijk op goed onderwijs
bekijken we pesten in relatie met de schoolomgeving
en leerkracht.
Lees hoofdstuk 5.5 Goossens, F., Vermande, M. & Meulen
van der, M. (2012). Pesten op school. Achtergronden en
interventies. Den Haag: Boom Lemma.
3. Pesten
In dit werkcollege bespreken we pesten als
groepsproces en kijken hoe dit tot terug komt in het
pestprotocol van de verschillende scholen.
Gastspreker over Taakspel.
Begeleiding
vakopdracht
Je bestudeert:
Goossens, F., Vermande, M. & Meulen van der, M. (2012).
Pesten op school. Achtergronden en interventies. Den Haag
Hoofdstuk, 4.1-4.6, 6.1-6.4, 7.4, 8.2
Je neemt mee:
- Pestprotocol van de school.
4. Voeding en consumentenzaken
We bekijken hoe voeding en consumentenzaken zijn
verwerkt in de kerndoelen van het onderwijs. Hoe
wordt dit kerndoel in methodes verwerkt en welke
programma’s zijn er specifiek op dit kerndoel. We
discussiëren over thema’s zoals obesitas, schulden etc.
Oefenen met het beargumenteren van een
standpunt/visie.
Begeleiding
vakopdracht
Je bereidt voor:
Je bestudeert de leerlijn van Kerndoel 35
De leerlingen leren zich redzaam te gedragen in sociaal
opzicht, als verkeersdeelnemer en als consument.
Lees het beleid van Amsterdam op het gebied van gezond
eten op school. Beschikbaar via intranet.
5. Seksualiteit en seksuele diversiteit
In dit werkcollege maak je kennis met de kerndoelen
seksualiteit en seksuele diversiteit in het
basisonderwijs. Je leert meer over de seksuele
ontwikkeling van kinderen.
Begeleiding
vakopdracht
Je bestudeert:
Zwiep, C (2012). Seksuele ontwikkeling. Methodiek voor
pedagogische begeleiding in de kinderopvang en in het
basisonderwijs. Amsterdam. Hoofdstuk 2.4-2.9 en 5.1-5.2
(23 pagina’s).
Je bekijkt de volgende video:
http://www.leraar24.nl/video/3445
Begeleiding
vakopdracht
Je bereidt voor:
een korte presentatie van jouw concept visie
‘socialiserende functie van de basisschool en de taak
van de leerkracht hierin a.d.h.v. drie door jou
meegebrachte voorwerpen’.
Je neemt jouw conceptvisie mee
Je maakt kennis met de rol van de leraar binnen
seksuele opvoeding en diversiteit. Vanuit concrete
voorbeelden gaan we in op hoe je als leraar seksuele
ontwikkeling begeleidt en hoe je handelt wanneer je
zorgen hebt om seksueel gedrag.
6. De socialiserende functie van de basisschool
In dit werkcollege presenteer je in een kleine groep
jouw visie op de socialiserende en maatschappelijke
functie van de basisschool. Medestudenten geven
feedback op jouw presentatie en visie.
In tweetallen geef je aan de hand van het
beoordelingsformulier feedback.
Je kunt de inhoud van deze les gebruiken voor het
verbeteren van je vakopdracht die aan het einde van
blok 1.2 moet worden ingeleverd.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 21
De vakopdracht
De vakopdracht is gericht is op het beschrijven van jouw visie op de socialiserende en maatschappelijke functie van
de basisschool. Deze visie onderbouw je met theorie.
1.
Een beschreven visie op de socialiserende functie van de basisschool.
De visie bevat tenminste:
 Een beschrijving van visie op de socialiserende en maatschappelijke taak van de school.
 een beschrijving van visie op de rol van de leerkracht op het gebied van moeilijke onderwerpen zoals
waarden en normen, voeding, consumenten zaken en seksuele ontwikkeling en diversiteit;
 een beschrijving van visie hoe je als leerkracht een aanbod verzorgt in de klas met betrekking tot
‘moeilijke’ onderwerpen (waarden en normen, voeding, consumentenzaken, seksuele ontwikkeling en
diversiteit)
 een beschrijving van jouw visie op pesten (hoe creëer je als leerkracht een veilig pedagogische klimaat
zodat pesten voorkomen en bespreekbaar gemaakt kan worden).
Beoordelingscriteria
1.
2.
3.
Het visie document wordt vóór de deadline via DLWO aangeleverd.
Jouw visie op de socialiserende en maatschappelijke functie van de basisschool is beschreven vanuit de
theorie en eigen vaardigheden binnen de thema’s uit de collegereeks: waarden en normen, voeding,
consumentenzaken, pesten, seksualiteit en seksuele diversiteit. Verwijzingen naar theorie zijn opgenomen in
het visie document.
Het visiedocument is minimaal 2000 woorden min 10% en maximaal 2000 woorden plus 10%, exclusief
bronvermelding. Bronvermelding is volgens de richtlijnen van APA.
Alle producten voldoen aan de Taalnorm Pabo.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 22
HOOFDSTUK 4.| Praktijk 1.2 DT
SIS-code:
1000PR1214
INLEIDING - In de praktijk voer je activiteiten uit die bijdragen aan de ontwikkeling van zijn competenties. Je
ontwikkeling wordt gedurende de gehele stageblok gevolgd aan de hand van de competentiematrix Leren
lesgeven in de grote stad (Amsterdam) van de Pabo HvA. Om een goede ontwikkeling en een goed eindniveau als
startbekwaam leerkracht te kunnen waarborgen, is er aan het eind van ieder semester een minimumniveau
geformuleerd. Dit minimumniveau geldt als een basis waarop steeds kan worden voortgebouwd en is verwerkt in
e
de beoordelingsformulieren per blok. Voor deeltijd 1 jaar gelden de volgende minimumeisen voor het eerste en
tweede semester:
Semester 1
 De student verzorgt verschillende instructies en activiteiten aan de groep, waarbij het accent ligt op leiding
geven aan de groep.
Semester 2
 Aan het einde van het eerste jaar kan de student een dagdeel onderwijs verzorgen.
 De student zorgt voor een koppeling tussen leeractiviteiten en leerdoelen; hij geeft leiding vanuit overzicht en
overwicht en houdt rekening met de individuele behoeftes van kinderen.
 De student werkt aan zijn visie op onderwijs.
4.1 Stagedoelen blok 1.2








Je kunt lessen opzetten aan de hand van het lesvoorbereidingsformulier en deze volgens plan uitvoeren.
Je communiceert helder met de leerlingen over lesdoelen en verwachtingen.
Je biedt didactische hulp aan bij zelfwerkzaamheid of groepswerk.
Je bent in staat een effectieve les te organiseren door het zorgvuldig plannen van tijd en ruimte.
Je sluit in de communicatie met (jonge) kinderen aan bij hun taalniveau en belevingswereld.
Je bent in staat het handelen van de mentor te observeren op basis van op de opleiding aangereikte
observatie-instrumenten. Je stelt op basis van de observaties relevante vragen.
Je kunt de groep als geheel en de subgroepjes daarbinnen aanspreken en aansturen op de taak.
Je kunt constructief omgaan met de feedback van de mentor en je kunt eigen leeropbrengsten uit de stage
bespreekbaar maken met de mentor.
4.2 Stageactiviteiten blok 1.2
 voorlezen (delen) van een zelfgekozen jeugdboek/verhaal aan de stageklas.
 uitvoeren van ten minste zes groepslessen, keuze/voorbereiding van de lessen onder intensieve begeleiding
van de mentor.
 verzorgen van ten minste drie overige activiteiten. Dit zijn drie verschillende activiteiten die in overleg met de
mentor worden bepaald. Indien mogelijk: accent op leiding geven aan de groep (buiten school, tijdens
weekafsluiting, op weg naar de gymzaal, etc.).
 verzorgen van twee lesovergangen.
 afsluiten stage en het bespreken van de stage-ervaringen met de mentor.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 23
4.3 Beoordelingsprocedure
Voorwaarde voor beoordeling is altijd dat je de stageactiviteiten hebt uitgevoerd en dat je je stagemap hebt
geactualiseerd.
De beoordeling van de stage (de toekenning van het eindcijfer) wordt gegeven door de opleider in de school (bij
een opleidingsschool), of door de stagedocent (in het geval van een niet-opleidingsschool).
De procedure is als volgt:
Aan het eind van blok 1.2 geeft de mentor een schriftelijke adviesbeoordeling door het beoordelingsformulier in te
vullen met onvoldoende, voldoende, goed of excellent. De mentor licht het advies mondeling toe in een gesprek
met jou en stuurt de adviesbeoordeling naar de opleider in school of de stagedocent. De opleider in de school /
stagedocent is de examinator en komt op basis van de adviesbeoordeling van de mentor (die in een gesprek met
de student door de mentor is toegelicht), het eigen lesbezoek en het daarop aansluitende gesprek met jou tot een
eindbeoordeling, vult het beoordelingsformulier in en geeft het cijfer.
Je neemt de eindbeoordeling van de opleider in de school / stagedocent op in het portfolio.
Meer informatie over de praktijk en de beoordelingsprocedure is te vinden in de Praktijkgids 2014-2015.
Let op: Je neemt de stagebeoordeling op in je portfolio.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 24
HOOFDSTUK 5.| Studieloopbaanbegeleiding
SIS-code:
1000SLB214
INLEIDING - Bij een driejarige opleiding is het van groot belang snel zicht te krijgen op wat er in studie en stage van
je wordt verwacht. Studieloopbaanbegeleiding biedt hierbij de nodige ondersteuning. Per blok zijn er drie of vier
gezamenlijke bijeenkomsten. Elke blok wordt afgesloten met een individueel gesprek of een gesprek in een kleine
groep, waarbij studievoortgang en professionele ontwikkeling centraal staan. Veel aandacht wordt besteed aan de
reflectie op je leerproces en het formuleren van leerdoelen om dit proces zelf aan te sturen. De
competentiematrix vormt hierbij een belangrijk kader. Tijdens de gezamenlijke bijeenkomsten is er ruimte voor
het uitwisselen van ervaringen in stage (intervisie) en studie.
5.1 Leerdoelen
 Je kunt concrete, meetbare en haalbare leerdoelen formuleren voor studie en stage.
 Je kunt je persoonlijke, professionele ontwikkeling koppelen aan de competenties zoals beschreven in de
competentiematrix ‘Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)’.
 Je bent in staat om volgens een cyclisch leerproces te reflecteren op hoe je aan je leerdoelen hebt gewerkt.
 Je weet wat intervisie is en bent in staat tot het geven en ontvangen van feedback.
5.2 Het programma - Wat gaan we per bijeenkomst behandelen?
Bijeenkomsten
1. Koppeling leerproces aan competenties en voortgangsgesprek
We bekijken wat er in dit blok in studie en stage van je wordt
verwacht en hoe het blok SLB wordt afgerond. Het
beoordelingsfromulier SLB 1.2. wordt besproken.
We kijken naar de competentiematrix en hoe jouw persoonlijke en
professionele ontwikkeling te koppelen aan de competenties.
Er is aandacht voor de voortgang van je stage en het bijstellen en
aanscherpen van je leerdoelen voor de praktijk.
2. Reflectie op je eigen ontwikkeling
Met behulp van het reflectiemodel van Korthagen wordt onderzocht
wat er wordt verstaan onder een cyclisch leerproces.
Aan de hand van eigen ervaringen uit de stagepraktijk gaan we dieper
in op het reflectiemodel van Korthagen.
Jouw activiteiten vooraf:
Je bestudeert Studiewijzer 1.2.
Je bestudeert nauwkeurig de competentiematrix en koppelt wat je tot
nu toe in studie en stage hebt geleerd aan de beschreven
competenties.
Je bedenkt waar je het komende blok aan wilt en moet werken, en
vertaalt dit naar leerdoelen.
Je neemt voor deze bijeenkomst de eerder geformuleerde leerdoelen
mee. Via het model van Korthagen gaan we dieper op de leerdoelen
in.
Je formuleert (minimaal) twee sterke punten en twee mogelijke
ontwikkelpunten.
Bij een kritische blik op je eigen ontwikkeling past dat je zicht hebt op
zowel je eigen sterke punten als op je ontwikkelpunten.
3. Stage-ervaringen
We bekijken enkele voorbeelden van een cyclisch leerproces, naar
aanleiding van jullie stage-ervaringen.
Je oefent met het reflectiemodel van Korthagen aan de hand van een
voorbeeld uit de eigen stagepraktijk.
Sterke punten en ontwikkelpunten worden gekoppeld aan de
competentiematrix.
Het overzicht van je sterke punten als toekomstig leerkracht en van je
ontwikkelpunten neem je mee naar de les.
We blikken vooruit op het voortgangsgesprek aan het eind van deze
collegereeks.
4. Stage-ervaringen: kansen en bedreigingen
Stage-ervaringen en cyclisch leerproces vervolg.
Naar aanleiding van bijeenkomst 2 en 3 stel je jouw leerdoelen zo
nodig nog eens bij.
Sterke punten en ontwikkelpunten worden vertaald naar kansen en
bedreigingen.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 25
5. Functioneringsgesprek individueel
Voor de voorbereiding op het functioneringsgesprek zie de
aanwijzingen onder Toetsing.
6. Functioneringsgesprek individueel
Voor de voorbereiding op het functioneringsgesprek zie de
aanwijzingen onder Toetsing.
5.3 Toetsing
Aan het eind van het semester vindt er een individueel functioneringsgesprek plaats onder leiding van de
studieloopbaanbegeleider. Het gesprek zal 15 minuten duren. Bij het gesprek en de daarbij behorende
beoordeling staan de volgende aandachtspunten centraal:



Studievaardigheden, studiehouding, en studievoortgang in studiepunten
Reflectie op de eigen professionele ontwikkeling (in studie en stagepraktijk) en koppeling hiervan aan de
competenties zoals beschreven in de competentiematrix ‘Leren in de grote stad (Amsterdam)’
Zicht op eigen sterke en te ontwikkelen punten en het formuleren van nieuwe leerdoelen volgens een cyclisch
leerproces
Je neemt de volgende documenten op in je portfolio:






Een recent overzicht van de studieresultaten in SIS.
De stagebeoordelingen van blok 1.1. en 1.2.
Een overzicht van stageactiviteiten uit blok 1.1 en 1.2.
De beroeps- en vakopdrachten die met een voldoende beoordeeld zijn (inclusief de beoordeling van de
docent).
Een zelfevaluatie van de eigen professionele ontwikkeling.
De competentiematrix ‘Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)’waarin je aangeeft waar jij denkt te staan
in je professionele ontwikkeling.
De kerndocent geeft een beoordeling op basis van de criteria op het beoordelingsformulier SLB.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 26
HOOFDSTUK 6. | Praktische informatie
INLEIDING - Dit hoofdstuk biedt een overzicht van alle belangrijke praktische informatie omtrent dit blok zoals de
blokkalender, de gebruikte literatuur en internetsites, het minimum taalniveau dat we hanteren, etcetera.
Opzet blok 1
Hieronder zie je in schema hoe dit blok verloopt: in de bovenste rij de weken van het blok, de rij eronder de
kalenderweek, de rij daaronder de begindatum van die week, dan de invulling, en tenslotte de toets- en/of
stageactiviteiten.
BLOK 2
1
46
10/11
2
47
17/11
3
48
24/11
PROJECTWEE
K
4
49
01/12
5
50
08/12
6
51
15/12
7
2
05/01
STAGEWEEK
VT: ma t/m
vr.
DT: 1 dag
extra
8
3
12/01
9
4
19/01
TOETSWEEK.1
Stagebeoord.
Beroepsopdr.
Vakopdracht
10
5
26/01
TOETSWEEK 2
Thematoets
Vaktoetsen
Vaktoets
Funct.gesprek
Herkans blok 1
Belangrijke internetsites




http://rooster.hva.nl. Hier vind je het meest actuele rooster van jouw klas.
https://intra.doo.hva.nl/content/pabo/opleidingen/vt-da/. Hier staat alle actuele informatie van de opleiding
en de verschillende vakken.
https://sis.hva.nl. Bekijk hier jouw studievoortgang.
https://DLWO.hva.nl. De digitale leer- en werkomgeving van de HvA.
Belangrijke documenten (downloaden via DLWO)


Competentiematrix “Leren lesgeven in de grote stad (Amsterdam)”.
Praktijkgids 2014-2015.
Boekenlijst
Een overzicht van de verplicht aan te schaffen boeken vind je op deze website:

http://athenaeum-hbo.mijnboekhandelaar.com
Taalniveau
Voor een student aan de leerkrachtenopleiding basisonderwijs is het van belang een goede beheersing van het
Nederlands te hebben voor alle taalvaardigheden (spreken, gesprekken voeren, luisteren, lezen en schrijven). Van
alle studenten wordt verwacht dat zij het Nederlands beheersen op B2-niveau vanaf het einde van de propedeuse
en op C1-niveau aan het einde van de hoofdfase. Een beschrijving van deze taalniveaus vind je op
http://www.erk.nl/docent/niveaubeschrijvingen.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 27
Alle schrijfproducten van studenten worden nagekeken met behulp van de Taalnorm Pabo HvA (is een onderdeel
van het taalaspect ‘schrijven’). Deze Taalnorm vind je in een van de bijlagen bij deze Studiewijzer. Bij teveel fouten
wordt het schrijfproduct met een onvoldoende beoordeling teruggegeven aan de student. Dit is dan ook gelijk de
eerste beoordeling en je moet in dat geval het verslag in zijn geheel herkansen. De beoordeling met behulp van de
Taalnorm staat los van de inhoud van de opdracht. Deze wordt apart beoordeeld.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 28
Bijlage 1 | Beoordelingsformulier Beroepsopdracht 1.2 DT
Pabo HvA 2014-2015
Student:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Cijfer:
Datum beoordeling:
Kerndocent:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
1.
Het plan van aanpak voor de beroepsopdracht is goedgekeurd door de kerndocent.
O
O
2.
Het verslag voldoet aan de taalnorm van Pabo HvA .
O
O
3.
4.
De student verwijst naar ten minste drie verschillende bronnen en doet dit volgens de APA standaarden.
Het verslag voldoet aan een passende indeling en opmaak: zie Studiewijzer 1.1 Beroepsopdracht 1.2 opbouw
verslag
O
O
O
O
B. Inhoudelijke criteria
Voldoende
Goed (bevat ook de onderdelen van voldoende)
1.Inleiding: context,
aanleiding, hoofdvraag en
deelvragen zijn
beschreven
Onv.

De context is kort beschreven. De
aanleiding van de case study is kort
beschreven.
De hoofdvraag is onderzoekbaar.
De deelvragen zijn meetbaar en hebben
een relatie met de hoofdvraag.

2. In de case study heeft
de student zich verdiept in
minimaal 3 theoretische
bronnen

De student heeft voor de uitvoering van de
beroepsopdracht relevante theorie
geselecteerd en bestudeerd.
De student weet in het hoofdstuk ‘Theorie’
te beschrijven waarom hij welke theorie
heeft gebruikt voor de beantwoording van
de deelvragen.
De student heeft beheersing van de
theorie laten zien door adequate
toepassing.
De onderzoeksmethoden zijn kort
beschreven: interview en observatie. De
onderzoekspopulatie is kort beschreven. Er
wordt een koppeling gelegd tussen het
instrument en de populatie.

De student heeft ten minste 2 observaties
uitgevoerd en 1 interview afgenomen.
De student geeft in het verslag een korte,
objectieve weergave van de resultaten van
de case study.
Er wordt een duidelijk antwoord gegeven
op de hoofdvraag.
De student geeft minimaal 2 praktische
aanbevelingen voor de stageschool.
De discussie begin je met een korte
beschrijving van de case, en het behaalde
resultaat. Daarna beschrijf je de zwakke en
sterke punten van je onderzoek.





3. Onderzoeksmethoden
zijn beschreven

4.In het verslag heeft de
student relevante
informatie verzameld uit
de praktijk.

5.Conclusies
aanbevelingen en
discussie











Er is een duidelijke context en
maatschappelijke relevantie wordt
beschreven.
In de aanleiding voor het onderzoek is een
direct verband met de stageschool
zichtbaar.
De student is aantoonbaar op zoek gegaan
naar theoretische verdieping
Er is geput uit diverse professionele en
wetenschappelijke literatuur
Een relatie met de actualiteit door middel
van het gebruik van diverse actuele
artikelen
Er is een duidelijk verband tussen de
onderzoeksmethoden en de hoofd- en
deelvragen. Er is een theoretische
verantwoording van de gekozen
onderzoeksmethoden in relatie tot de
populatie. Er is een toelichting op de soort
onderzoeksmethoden.
De student heeft gebruik gemaakt van
meer dan 3 observatiemodellen en heeft
meer dan 1 interview afgenomen
In de conclusie wordt de hoofdvraag
beantwoord waarbij wordt terugverwezen
naar de beschreven theorieën.
De student geeft ten minste 4
aanbevelingen aan de stageschool die zijn
onderbouwd vanuit het hele onderzoek.
In de discussie bekritiseer je je eigen
onderzoek, de reikwijdte en doe je
uitspraken over validiteit,
betrouwbaarheid en mogelijk
vervolgonderzoek
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 29
C. Eindbeoordeling / cijfer
O
Uitmuntend = 10
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
Zeer goed = 9
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, vier
hiervan zijn tenminste als goed beoordeeld.
O
Goed = 8
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, drie
hiervan zijn tenminste als goed beoordeeld.
O
Ruim voldoende = 7
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, een
of twee hiervan zijn tenminste als goed beoordeeld.
O
Voldoende = 6
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld.
O
Onvoldoende = 5
Ten minste één van de onder A. of onder B. genoemde onderdelen is als onvoldoende beoordeeld.
O
Ruim onvoldoende = 4
Ten minste twee van de onder A. en/of onder B. genoemde onderdelen zijn als onvoldoende beoordeeld.
O
Ruim onvoldoende = 3
Ten minste drie van de onder A. en/of onder B. genoemde onderdelen zijn als onvoldoende beoordeeld.
O
Ruim onvoldoende = 2
Ten minste vier van de onder A.en/ of onder B. genoemde onderdelen zijn als onvoldoende beoordeeld.
O
Ruim onvoldoende = 1
Ten minste vijf van de onder A. en/of onder B. genoemde onderdelen zijn als onvoldoende beoordeeld.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 30
Bijlage 2 | Beoordelingsformulier vakopdracht Nederlands 1.2 DT
Pabo HvA 2014 - 2015
Student:
Studentnummer:
Klas:
Cursusjaar:
Kerndocent:
Cijfer:
Datum beoordeling:
Onderwerp: Leesportretten
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
1.
Het verslag bevat alle verplichte onderdelen die in de vormgeving van de vakopdracht genoemd zijn.
O
O
2.
Het verslag telt in totaal niet meer dan tien pagina’s A4. (De bijlagen niet meegerekend.)
O
O
3.
De tekst in het verslag voldoet aan de taalnorm van Pabo HvA.
O
O
B. Inhoudelijke criteria
Voldoende
Goed
De student
beschrijft het
leesgedrag en de
-prestaties van drie
kinderen uit de
stageklas.

De portretten bevatten informatie
over de vorderingen en prestaties van
3 kinderen aangaande hun leesgedrag
en –motivatie, technisch lezen en
tekstbegrip.
De student geeft voor elke leerling ten
minste een vervolgactiviteit.

5.
De student legt
verantwoording af
van zijn werkwijze.

De student verantwoordt de
gehanteerde werkwijze.

6.
De student evalueert het proces van
onderzoek en
waardeert zijn
resultaten.

De student evalueert zijn wijze van
onderzoek.
De student trekt conclusies aangaande
het leesgedrag en de –prestaties van
de kinderen.

4.
Onv.



De informatie over het leesgedrag en de
-prestaties wordt uitgewerkt en gerelateerd
aan de leerlijnen en tussendoelen
geletterdheid en mogelijk aan andere
bestudeerde literatuur.
De student geeft deskundige aanwijzingen over
de wijze waarop het leesgedrag en/of de
-prestaties van de kinderen verbeterd en/of
geoptimaliseerd kunnen worden. Deze
aanwijzingen worden gerelateerd aan de
leerlijnen en tussendoelen geletterdheid.
De student toont aan dat er op een planmatige,
professionele wijze gegevens verzameld zijn.
De student geeft aan wat de resultaten van zijn
onderzoekingen alsmede de conclusies daarvan
betekenen voor zijn professioneel handelen.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 31
C. Eindbeoordeling / cijfer
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. Tenminste
één van de onder B. genoemde onderdelen wordt door de beoordelaar als excellent beschouwd, dit wordt door de docent onder D.
verantwoord.
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
Uitmuntend = 10
O
Zeer goed = 9
O
Goed = 8
O
Ruim voldoende = 7
O
Voldoende = 6
O
Onvoldoende = 5
O
Onvoldoende = 4
O
Ruim onvoldoende = 3
O
Ruim onvoldoende = 2
Aan twee van de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en alle onder B genoemde voorwaarden zijn onvoldoende.
O
Ruim onvoldoende = 1
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, twee
hiervan zijn tenminste als goed beoordeeld.
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, één
hiervan is tenminste als goed beoordeeld.
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn tenminste als voldoende
beoordeeld.
Aan een of twee van de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en één van de onder B genoemde voorwaarden is
onvoldoende.
Aan een of twee van de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en twee van de onder B genoemde voorwaarden zijn
onvoldoende.
Aan een of twee van de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en drie van de onder B genoemde voorwaarden zijn
onvoldoende.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 32
Bijlage 3 | Beoordelingsformulier vakopdracht Gezond en redzaam gedrag 1.2 DT
Pabo HvA 2014 - 2015
Student:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Kerndocent:
Cijfer:
Datum beoordeling:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee
1.
Het verslag voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA .
O
O
2.
De student verwijst naar ten minste drie verschillende bronnen en doet dit volgens de APA standaarden.
O
O
3.
Het visiestuk is maximaal 2000 woorden.
O
O
B. Inhoudelijke criteria
Onv.
Voldoende
Goed
De student beschrijft zijn visie op
de socialiserende en
maatschappelijke functie van de
school.
- de student beschrijft zijn visie op de
socialiserende en maatschappelijke functie
van de school.
- de beschrijving wordt onderbouwd met
argumenten op basis van relevante
literatuur en eventuele praktijkervaring.
De student beschrijft zijn visie op
de rol van de leerkracht in de klas
in deze socialiserende en
maatschappelijke functie.
- de student beschrijft de rol van de
leerkracht in de socialiserende en
maatschappelijke functie van de school.
- de student onderbouwt waarom deze
rol/houding van de leerkracht in zijn ogen
belangrijk is.
- de student beschrijft hoe hij als leerkracht
zou omgaan met diversiteit in de klas.
+ de argumenten van de student zijn
gebaseerd op meerdere bronnen.
+ de student maakt in zijn onderbouwing
verbindingen tussen de verschillende
bronnen.
+ de student verwerkt de invloed van
besluiten en beleid op macro niveau op zijn
eigen visie en wat zijn kijk op deze besluiten
zijn.
+ uit de visie blijkt dat de student zich
bewust is van de invloed van eigen normen
en waarden en overtuigingen op zijn visie en
handelen in de klas.
+ de student heeft in zijn visie verbindingen
gemaakt tussen eigen achtergrond in relatie
met de diversiteit in de klas.
+ de student verwerkt in zijn onderbouwing
de beroepsrollen van de leerkracht.
De student beschrijft hoe de
leerkracht in zijn ogen moeilijke
onderwerpen moet aanbieden in
de klas.
- de student beschrijft op minimaal 3
verschillende onderwerpen hoe hij deze zou
aanbieden in de klas.
- de student beargumenteert waarom hij dit
op deze manier zou doen.
- In deze beschrijving is de visie van de
student te herkennen.
+ in de beschrijving heeft de student op
basis van relevante bronnen onderbouwt
hoe hij gaat inspelen op de diversiteit van
de klas.
+ de student onderbouwt vanuit zijn visie
waarom hij bepaalde keuzes maakt in zijn
aanbod.
+ de student maakt in zijn aanbod expliciet
de verbinding met de kerndoelen.
De student beschrijft hoe hij in de
klas voor een positief pedagogisch
klimaat gaat zorgen en hoe hij
pesten bespreekbaar maakt.
- de student beschrijft hoe hij als leerkracht
zou zorgen voor een positief pedagogische
klimaat in de klas en beargumenteert
waarom hij dit op deze manier doet.
- de student beschrijft welke interventies hij
zou inzetten als hij merkt dat er gepest
wordt in zijn klas en beschrijft waarom hij
dat op deze manier doet.
+ de student maakt in zijn onderbouwing
expliciet de koppeling naar het
effectonderzoek van Goossens et al. (2012).
+ de student onderbouwt hoe hij de theorie
van het groepsproces bij pesten gebruikt bij
de interventies.
+ in de beschrijving lopen onderwerpen
logisch in elkaar over.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 33
C. Eindbeoordeling / cijfer
O
Uitmuntend = 10
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. Tenminste
één van de onder B. genoemde onderdelen wordt door de beoordelaar als excellent beschouwd, dit wordt door de docent onder D.
verantwoord.
O
Zeer goed = 9
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
Goed = 8
O
Ruim voldoende = 7
O
Voldoende = 6
O
Onvoldoende = 5
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, twee
hiervan zijn tenminste als goed beoordeeld.
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, één
hiervan is tenminste als goed beoordeeld.
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en drie onder B. genoemde onderdelen zijn tenminste als voldoende
beoordeeld.
Aan één of twee van de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan of één óf twee van de onder B genoemde voorwaarden
is onvoldoende.
O
Onvoldoende = 4
Aan de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en twee van de onder B genoemde voorwaarden zijn onvoldoende.
O
Ruim onvoldoende = 3
Aan de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en drie van de onder B genoemde voorwaarden zijn onvoldoende.
O
Ruim onvoldoende = 2
Aan de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en vier van de onder B genoemde voorwaarden zijn onvoldoende.
O
Ruim onvoldoende = 1
Aan de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en vier van de onder B genoemde voorwaarden zijn onvoldoende.
Bovendien is het taalniveau zeer zwak.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen vakdocent
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 34
Bijlage 4 | Beoordelingsformulier Handschrift 1.2 DT
Pabo HvA 2014-2015
Student:
Studentnummer:
Klas:
Kerndocent:
Cijfer:
A1. Voorwaardelijke onderdelen

Een digitale foto van een beschreven bord, waarop methode- en blokschrift te zien is. Op het bord zijn voor- ,
achternaam en het adres met postcode van de schrijver te zien in herkenbaar methode- en blokschrift.

Vijf verzamelde kinderhandschriften (Eén kleuterhandschrift gr. 1 en 2, twee middenbouw handschriften gr. 3, 4 en 5,
twee bovenbouwhandschriften (gr. 6, 7, 8) met onder ieder handschrift een analyse.
Ieder handschrift is als onderschrift voorzien van de geslacht, leeftijd, groep van de maker en de bronvermelding.

A2. Formatieve beoordeling taalaspect (in semester 1 nog geen voorwaarde voor voldoende)


Het schriftelijk werk voldoet aan de taalnorm van de Pabo HvA (zie bijlage bij de studiewijzer).
B. Inhoudelijke criteria
Beschreven bord (foto)
50% weging
Onv
.
Voldoende
Goed


Volgens de regels van
het schrijven:









Verhoudingen,
lettergrootte en
regelmaat
Maatvoering en
schrijfrichting
Lettervormen en
schrijfvolgorde
binnen een letter
Letter- en
woordspaties
Liniering
(horizontaal,
regelhoogte)
Lay-out en kantlijn
Verbindingen
Leesbaarheid tekst
(vorm, contrast)
Ondergrond





Verzamelde vijf
handschriften en
analyse
50% weging
Kwaliteit van het
gekozen handschrift en
de analyse.
Kwaliteit van de
afbeeldingen
Er is grotendeels geschreven volgens de
regels van het schrijven, waarbij gelet wordt
op consequente maatvoeringen (grootte en
verhoudingen tussen romp-, stok- en
lusletters, letterspaties, woordspaties,
liniering, schrijfrichting, kantlijn en lay-out.
Verder op de juiste schrijfwijze van de
lettervormen (waarbij ook de volgorde en
schrijfrichtingen binnen de kleine en
hoofdletters) vanuit het gegeven lettertype,
de juiste verbindingen bij de
methodeletters, bijbehorende getallen en
lettertekens.
Het bord oogt redelijk schoon.
Het krijtgebruik levert voldoende contrast
op met de achtergrond (is van 5 meter
afstand nog te zien).
De liniering oogt redelijk horizontaal vanuit
de voorgeschreven lijnhoogtes.
De lijndikte van op- en meerhalen is vrij
regelmatig en redelijk vloeiend, zonder
opvallende lassen of breuken.
Het handschrift is leesbaar, straalt
(voldoende) rust uit en leidt niet af.





Ja
Nee
O
O
O
O
O
O
O
O
Er is vrijwel foutloos geschreven volgens de
regels van het schrijven, waarbij gelet wordt
op consequente maatvoeringen (grootte en
verhoudingen tussen romp-, stok- en
lusletters, letterspaties, woordspaties,
liniering. Schrijfrichting, kantlijn en lay-out.
Verder op de juiste schrijfwijze van de
lettervormen (waarbij ook de volgorde en
schrijfrichtingen, binnen de kleine en
hoofdletters) vanuit het gegeven lettertype,
de juiste verbindingen bij de methodeletters,
bijbehorende getallen en lettertekens.
Het bord oogt helemaal schoon zonder
vlekken of strepen.
Het krijtgebruik levert een goed tot zeer goed
contrast op met de schone achtergrond (is van
5 meter afstand goed te zien.
De liniëring oogt helemaal horizontaal vanuit
de voorgeschreven lijnhoogtes.
De lijndikte van op- en neerhalen is zeer
regelmatig en de lijnvoering verloopt
vloeiend.
Het handschrift is zeer leesbaar en getuigt van
een consequente vormgeving.
Er zijn vijf representatieve handschriften
verzameld vanuit de onder-, midden- en
bovenbouw volgens opdracht. Ieder handschrift
is geanalyseerd vanuit de regels van het schrijven
voor de desbetreffende ontwikkelingsfase.
Specifieke kenmerken van het schrift zijn
beschreven vanuit de theorie.
Er zijn vijf zeer representatieve handschriften m.b.t.
de ontwikkeling van het handschrift verzameld
vanuit de onder-, midden- en bovenbouw volgens
opdracht, waarbij iedere keuze onderbouwd is
vanuit visie op de schrijfontwikkeling en stimulering
daarvan. Er is geanalyseerd vanuit het grondig
toepassen van de theorie.
De foto’s/ scans van de handschriften zijn
voldoende scherp, duidelijk en contrastrijk: de
zichtbaarheid wordt niet belemmerd. Het
handschrift heeft voldoende contrast met de
achtergrond.
De foto’s/ scans van de handschriften zien er
professioneel uit door de gekozen contrasten en de
geschikte grootte dan wel uitsnijding voor waar
men de aandacht op wil gaan richten
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 35
C. Eindbeoordeling / cijfer
O
Uitmuntend = 10
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld. Tenminste
één van de onder B. genoemde onderdelen wordt door de beoordelaar als excellent beschouwd, dit wordt door de docent onder D.
verantwoord.
O
Zeer goed = 9
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
O
Goed = 8
O
Ruim voldoende = 7
O
Voldoende = 6
O
Onvoldoende = 5
O
Onvoldoende = 4
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, twee
hiervan zijn tenminste als goed beoordeeld.
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als voldoende beoordeeld, één
hiervan is tenminste als goed beoordeeld.
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en drie onder B. genoemde onderdelen zijn tenminste als voldoende
beoordeeld.
Aan één of twee van de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan of één van de onder B genoemde voorwaarden is
onvoldoende.
Aan één of drie van de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en twee van de onder B genoemde voorwaarden zijn
onvoldoende.
O
Ruim onvoldoende = 3
Aan de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en twee van de onder B genoemde voorwaarden zijn onvoldoende.
O
Ruim onvoldoende = 2
O
Ruim onvoldoende = 1
Aan de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en vier van de onder B genoemde voorwaarden zijn onvoldoende.
Bovendien is het taalniveau zwak.
Aan de onder A. genoemde algemene onderdelen is niet voldaan en vier van de onder B genoemde voorwaarden zijn onvoldoende.
Bovendien is het taalniveau zeer zwak.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 36
Bijlage 5 | Beoordelingsformulier Praktijk 1.2 DT
Amsterdams onderwijs in theorie en praktijk
Pabo HvA 2014-2015
Student:
Studentnummer:
Cursusjaar:
Klas:
Kerndocent:
Cijfer:
(in te vullen door opleider in de school / stagedocent)
Datum beoordeling:
Stageschool/groep:
Mentor:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee

De student heeft de stageactiviteiten voor dit blok uitgevoerd.
O
O

De stagemap van de student is op orde.
O
O
O/V/G
B. Beoordelingscriteria
1.
De student kan lessen opzetten aan
de hand van het
lesvoorbereidingsformulier en deze
volgens plan uitvoeren.
2.
De student kan de lesdoelen en
verwachtingen helder communiceren
naar de leerlingen toe.
3.
De student is in staat om didactische
hulp bij zelfwerkzaamheid of
groepswerk aan te bieden.
4.
De student kan een effectieve les
organiseren door het zorgvuldig
plannen van tijd en ruimte.
5.
De student sluit in de communicatie
met jonge kinderen aan bij hun
taalniveau en belevingswereld.
6.
De student is in staat het handelen
van de mentor te observeren op basis
van op de opleiding aangereikte
observatie-intstrumenten. De student
kan op basis van de observaties
relevante vragen stellen.
De student kan de groep als geheel en
de subgroepjes daarbinnen
aanspreken en aansturen op de taak.
7.
8.
De student kan omgaan met de
feedback van de begeleider(s). De
student kan de eigen leeropbrengsten
uit de stage met hen bespreekbaar
maken.
Voorbeelden van concreet waarneembaar gedrag

De student heeft de groepslessen voorbereid aan de hand van het
lesvoorbereidingsformulier dat door de opleiding is aangereikt.

De student kan na de gegeven les steeds goed aangeven of de les
wel/niet volgens plan werd uitgevoerd gehaald en wat eventuele
redenen waren om van de planning af te wijken.

De student vertelt de kinderen aan het begin van de les wat ze gaan
leren.

De student blikt aan het eind van de les kort met de kinderen terug
op de lesdoelen.

De student heeft leerlingen actief ondersteund tijdens bloks van
zelfwerkzaamheid.

De student heeft kinderen geregeld op weg geholpen bij het maken
van opdrachten of het volgen van instructies.

De student heeft de lessen steeds organisatorisch goed voorbereid
door materialen van te voren klaar te zetten.

De student heeft voorafgaand aan de lessen een goede en
realistische planning gemaakt van tijd en ruimte.

De student merkt verschillen in taalgebruik tussen kinderen op en
weet deze verschillen te benoemen.

De student past het eigen taalgebruik aan bij het taalniveau van de
verschillende kinderen in de groep.

De student heeft laten zien de in de opleiding aangereikte
observatie-instrumenten te kunnen hanteren.

De student stelt de mentor gericht vragen naar de motivering van het
handelen en het lesgeven.




De student heeft overzicht over de groep en weet de rust in de groep
te handhaven.
De student stuurt de groepjes aan op hun taak en spreekt de
kinderen zonodig aan.
De student heeft steeds de feedback van de begeleider(s) op het
handelen verwerkt en zichtbaar toegepast in het verdere verloop van
de stage.
De student heeft de eigen leeropbrengsten van de stage gedurende
het eerste semester jaar 1 benoemd.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 37
C. Eindbeoordeling / cijfer
Uitmuntend = 10
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; acht onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Zeer goed = 9
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; zes of zeven onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Goed = 8
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; vier of vijf onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Ruim voldoende = 7
Aan alle onder A en B genoemde onderdelen is voldaan; twee of drie onder B genoemde onderdelen zijn als goed beoordeeld.
Voldoende = 6
Aan alle onder A genoemde onderdelen is voldaan en ten minste zeven van de onder B genoemde onderdelen is voldoende.
Onvoldoende = 5
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste twee onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 4
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste drie onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 3
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vier onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 2
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste vijf onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
Onvoldoende = 1
Aan één onder A genoemde onderdelen is niet voldaan en/of ten minste zes onder B genoemde onderdelen zijn onvoldoende.
D. Toelichting bij beoordeling
Logopedische screening / advies gewenst1 i.v.m.:
o
o
Stemgebruik, nl.
Taalgebruik, nl.
Handtekening mentor
Naam:
Datum:
Handtekening:
Handtekening opleider in de school / stagedocent
Naam:
Datum:
Handtekening:
Beoordelingsprocedure:

De mentor vult het beoordelingsformulier in door middel van de onder A en B gevraagde onderdelen.

De mentor geeft het beoordelingsformulier na ondertekening aan de opleider in school / stagedocent.

Opleider in de school / stagedocent geeft het eindcijfer en ondertekent het formulier.

Opleider in de school / stagedocent stuurt (een scan van) het ondertekende formulier met cijfer naar de instituutsopleider.

De instituutsopleider/ stagedocent voert het cijfer in in SiS en stuurt een scan van het formulier naar de student en het stagebureau.

Het stagebureau archiveert het beoordelingsformulier.
1
Alleen aankruisen indien van toepassing. Voor logopedische screening / logopedisch advies is logopediste Fransje van Luin beschikbaar: [email protected]
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 38
Bijlage 6 | Beoordelingsformulier SLB 1.2 DT
Pabo HvA 2014-2015
Student:
Studentnummer:
Klas:
Kerndocent:
Cijfer:
Datum beoordeling:
A. Voorwaardelijke onderdelen
Ja
Nee

De student heeft het portfolio op de aangegeven datum geactualiseerd.
O
O

De student neemt actief deel aan het functioneringsgesprek.
O
O
B. Inhoudelijke criteria
De student kan
concrete, meetbare en
haalbare leerdoelen
formuleren voor studie
en stage
Onv.
Voldoende
Goed

De student weet wat hij moet doen om
zijn studie succesvol en binnen de
aangegeven tijd te laten verlopen en kan
hierbij ook kritisch kijken naar de eigen
studiehouding..
De student weet zijn ontwikkelpunten te
vertalen naar concrete, meetbare en
(binnen een door hemzelf aangegeven
termijn) haalbare leerdoelen.

De student kan wat hij leert op de
opleiding en in de praktijk met elkaar in
verband brengen en linken aan de
competenties zoals beschreven in de
competentiematrix.
De student kan op de competentiematrix
aangeven waar hij zelf denkt te staan in
zijn professionele ontwikkeling en hij kan
dit met voorbeelden onderbouwen.

De student gebruikt de competentiematrix
als middel om zijn ontwikkeling tot
leerkracht nauwkeurig bij te houden en er
zelf sturing aan te geven.

De student heeft een kritische en
onderzoekende houding naar praktijk en
eigen handelen en laat zien dat hij op
onderdelen een eigen visie begint te
ontwikkelen.

De student past in de reflectie op
leerdoelen vanzelfsprekend een cyclisch
leerproces toe.
De student kan zijn ontwikkeling tot
leerkracht basisonderwijs helder en
nauwkeurig beschrijven.

De student kan de
persoonlijke,
professionele
ontwikkeling koppelen
aan de competenties
zoals beschreven in de
competentiematrix
‘Leren lesgeven in de
grote stad (Amsterdam)’
De student weet wat
intervisie is en is in staat
tot het geven en
ontvangen van
feedback.




De student is in staat
om volgens een cyclisch
leerproces te reflecteren
op hoe er aan de
leerdoelen is gewerkt.



De student kan kritisch kijken naar zijn
eigen rol in de praktijk en is in staat voor
zichzelf aan te geven wat al goed gaat en
wat hij nog kan verbeteren in zijn
ontwikkeling tot leerkracht.
De student heeft een reëel beeld van zijn
ontwikkeling tot leerkracht
basisonderwijs.
De student toont in de zelfevaluatie aan
dat hij kan reflecteren volgens een cyclisch
leerproces.
De student kan op basis van zijn reflectie
op studie, stage, competenties en het
werken aan eerder geformuleerde
leerdoelen aangeven wat zijn sterke
punten zijn en wat zijn ontwikkelpunten.

De student toont een actieve
studiehouding en actieve deelname aan het
onderwijsaanbod.
De leerdoelen die de student voor de
komende tijd formuleert (concreet,
meetbaar, haalbaar) hangen nauw samen
met zijn reflectie en tonen aan dat de
student goed zicht heeft op waar hij in zijn
professionele ontwikkeling gericht aan
moet werken.
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 39
C. Eindbeoordeling / cijfer
O
Uitmuntend = 10
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn als
goed beoordeeld.
O
Zeer goed = 9
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en drie onder B. genoemde onderdelen zijn als
goed beoordeeld. Het vierde onderdeel is als voldoende beoordeeld.
O
Goed = 8
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en twee onder B. genoemde onderdelen zijn als
goed beoordeeld. De andere twee onderdelen zijn als voldoende beoordeeld.
O
Ruim voldoende = 7
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en één onder B. genoemd onderdeel is als
goed beoordeeld. De overige onderdelen zijn voldoende,.
O
Voldoende = 6
Aan alle onder A. genoemde algemene onderdelen is voldaan en alle onder B. genoemde onderdelen zijn ten
minste als voldoende beoordeeld.
O
Onvoldoende = 5
Aan één onder A. en/of ten minste twee onder B. genoemde onderdelen is niet voldaan.
O
Ruim onvoldoende = 4
Aan twee onder A. en B. genoemde onderdelen is niet voldaan.
O
Ruim onvoldoende = 3
Aan drie onder A. en B. genoemde onderdelen is niet voldaan.
O
Ruim onvoldoende = 2
Aan vier onder A. en B. genoemde onderdelen is niet voldaan.
O
Ruim onvoldoende = 1
Aan alle onder A. en B. genoemde onderdelen is niet voldaan.
D. Aanvullende feedback en opmerkingen kerndocent
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 40
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 41
Bijlage 7 | De taalnorm van Pabo HvA
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 42
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 43
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 44
2014-2015 - Studiewijzer DT 1.2 - DEFINITIEVE VERSIE 01-11-2014 - pagina 45