Evalueren in de VRU Een regionale multidisciplinaire evaluatiesystematiek voor GRIP incidenten Leren van incidenten Evalueren in de VRU, gewijzigde en in DT vastgestelde versie – maart 2014 Pagina 1 Inhoudsopgave 0 Managementsamenvatting ............................................... 3 1 Inleiding ............................................................................ 4 2 Uitgangspunten ................................................................... 5 3 Wettelijk kader .................................................................... 6 3.1 Wet Veiligheidsregio‟s .....................................................................6 3.2 Strafrechtelijke aspecten van incident en evaluatie .............................6 3.3 Werking Wet Openbaarheid van Bestuur ............................................6 4 Het evaluatieproces ............................................................ 7 4.1 Processtappen ................................................................................7 4.2 Organisatie ....................................................................................9 4.3 Rollen en verantwoordelijkheden ......................................................9 5 Na de evaluatie ............................................................... 10 5.1 Implementatie aanbevelingen ......................................................... 10 5.2 Terugkoppeling naar betrokkenen .................................................... 10 5.3 Afleggen (politieke) verantwoording ................................................ 10 6 Financiën, archief, evaluatie plan en beheer evaluatieproces. ..... 11 6.1 Financiën ..................................................................................... 11 6.2 Archief ........................................................................................ 11 6.3 Evaluatie plan ............................................................................... 11 6.4 Beheer evaluatieproces .................................................................. 11 Bijlage 1: Evaluatieschema ............................................... 11 Evalueren in de VRU, gewijzigde en in DT vastgestelde versie – maart 2014 Pagina 2 0 Managementsamenvatting Aanleiding De Wet op de Veiligheidsregio‟s schrijft voor dat veiligheidsregio‟s een kwaliteitszorgsysteem hanteren. IOOV constateert in het Regioprofiel Veiligheidsregio Utrecht (2010-2012) dat het de VRU ontbreekt aan een vastgestelde evaluatiesystematiek, die onderdeel is van het kwaliteitszorgsysteem. De VRU evalueert regelmatig multidisciplinaire incidenten, maar er is geen vastgestelde evaluatiesystematiek. De VRU stelt in haar beleidsplan 2012-2015 dat het „leren‟ van operationeel optreden cruciaal is voor kwaliteitsverbetering. Ook wordt vastgesteld dat ervaringen bij de afwikkeling van incidenten nu nog onvoldoende worden benut. Hierdoor komt de lerende organisatie onvoldoende tot zijn recht. Samenwerking Bij het opstellen van de evaluatiesystematiek is gebruik gemaakt van de ervaringen van andere regio‟s met het ontwikkelen en gebruiken van een evaluatiesystematiek. Er zal met de regio‟s G&V en Flevoland onderzocht worden of er samenwerking mogelijk is bij het organiseren en uitvoeren van evaluaties. Uitgangspunten De evaluatiesystematiek is gebaseerd op een aantal uitgangspunten, waarvan de voornaamste zijn: Doel van evalueren is leren en verbeteren; Alleen GRIP-incidenten worden volgens deze systematiek geëvalueerd; Voor GRIP-1 en GRIP-2 incidenten wordt het proces gestuurd door de afdeling IV&E; voor GRIP-3 en hoger wordt de evaluatie uitgevoerd door een onafhankelijke derde; Zo snel mogelijk na een incident wordt een onderzoek gedaan (quickscan) met als doel snel inzicht te bieden in eventuele leerpunten en te bezien of vervolgonderzoek naar specifieke punten nodig is. Voor de leider CoPi en de Operationeel leider (OL) geldt dat zij, als onderdeel van hun taak, een actieve bijdrage leveren aan de evaluatie van en rapportage over het incident; De afdeling IV&E biedt uiterlijk 6 weken na het incident een evaluatierapport aan bij de opdrachtgever en de burgemeester van de betrokken gemeente; Aanbevelingen worden “SMART” omschreven met een duidelijk vastgelegde actiehouder; De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het vaststellen van de aanbevelingen, elke bij de incidentbestrijding betrokken partner is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de aan deze partner toebedeelde aanbevelingen. Evaluatieproces en organisatie Het evaluatieproces wordt aan de hand van 9 stappen beschreven, beginnend bij het verzamelen van de informatie en eindigend bij het archiveren van het evaluatierapport en de bijbehorende documenten. Zie bijlage 1 van dit document. De opdrachtgever voor evaluaties tot en met GRIP 2 is de directeur Risico- en Crisisbeheersing. Opdrachtgever bij hogere GRIP-niveaus is DT-VRU. De opdrachtnemer is de afdeling Interdisciplinaire Voorbereiding en Evaluatie (IV&E). Borging Om het evaluatieproces binnen de VRU gedegen te organiseren en te beheren is een medewerker van IV&E aangewezen die die coördinatie voor zijn rekening neemt. De actiepunten worden opgenomen in een borgingssysteem en de voortgang van de implementatie wordt door afdeling IV&E bewaakt. Over de voortgang wordt regelmatig aan de opdrachtgever gerapporteerd. Evalueren in de VRU, gewijzigde en in DT vastgestelde versie – maart 2014 Pagina 3 1 Inleiding Aanleiding De Wet op de Veiligheidsregio‟s schrijft voor dat veiligheidsregio‟s een kwaliteitszorgsysteem hanteren. De evaluatiesystematiek is een uitwerking hiervan. De Inspectie Openbare Orde en Rampbestrijding (IV&J) constateert naar aanleiding van de doorlichting van de VRU (Regioprofiel Veiligheidsregio Utrecht 2010-2012) dat het de VRU ontbreekt aan een vastgestelde evaluatiesystematiek als ondersteuning van de lerende organisatie. De VRU evalueert regelmatig multidisciplinaire incidenten, maar doet dat niet op basis van een systematiek. In het beleidsplan 2012-2015 stelt de VRU dat het „leren‟ van operationeel optreden cruciaal is voor kwaliteitsverbetering. Ook wordt vastgesteld dat ervaringen bij de afwikkeling van incidenten nu nog weinig worden benut. Hierdoor komt de lerende organisatie onvoldoende tot zijn recht en is er geen duidelijke “learning loop” aanwezig. Dit document beschrijft de evaluatiesystematiek die de VRU gebruikt voor het evalueren en leren van multidisciplinaire incidenten. Evaluatiesystematiek Voor het opstellen van deze evaluatiesystematiek is eerst onderzocht welke ervaringen andere veiligheidsregio‟s hebben opgedaan bij het opstellen en gebruiken van een evaluatiesystematiek. In het bijzonder is gebruik gemaakt van de evaluatiesystematiek zoals die in de regio Groningen is opgesteld en al enige jaren gebruikt wordt. Het streven is om na het vaststellen van de systematiek in overleg te gaan met de regio‟s Gooi en Vechtstreek en Flevoland om te onderzoeken of er samenwerking mogelijk is bij het organiseren en uitvoeren van evaluaties. De evaluatiesystematiek is bedoeld voor de GRIP-incidenten. Als er behoefte is aan de evaluatie van een ander type (multidisciplinair) incident, kan daarvoor toestemming gevraagd worden aan de directeur Risico- en Crisisbeheersing. Monodisciplinaire leerpunten kunnen tijdens de evaluaties op hoofdlijnen meegenomen worden en aanleiding zijn om een monodisciplinaire evaluatie te starten. Bij incidenten kunnen ook externe partijen zoals Stedin, Prorail etc betrokken zijn. Als een externe partner een eigen evaluatie uitvoert, worden inhoud, focus en bevindingen van de verschillende evaluaties met elkaar afgestemd. De aanbevelingen uit evaluaties van incidenten zullen in een borgingssysteem verwerkt en bewaakt worden. Evalueren in de VRU, gewijzigde en in DT vastgestelde versie – maart 2014 Pagina 4 2 Uitgangspunten Voor de evaluatiesystematiek worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: Waarom evalueren Doel van evalueren is leren en verbeteren; Het evaluatierapport is bedoeld voor intern gebruik binnen de VRU en de bij de incidentbestrijding betrokken partners; Het evaluatierapport is niet bedoeld om verantwoording af te leggen. Wat evalueren In beginsel worden alleen GRIP-incidenten geëvalueerd; als er behoefte is aan de evaluatie van een ander type (multidisciplinair) incident, kan daarvoor toestemming gevraagd worden aan de directeur Risico- en Crisisbeheersing. Er kan besloten worden om een evaluatie uit te besteden en door een extern onderzoeksbureau te laten uitvoeren, in dat geval is een eigen evaluatie niet nodig. Hoe evalueren De opdrachtgever voor evaluaties tot en met GRIP 2 is de directeur Risico- en Crisisbeheersing. Opdrachtgever bij hogere GRIP-niveaus is DT-VRU. Opdrachtnemer is de afdeling Interdisciplinaire Voorbereiding en Evaluatie (IV&E); Voor GRIP-1 en GRIP-2 incidenten wordt het proces gestuurd door de afdeling IV&E; voor GRIP-3 en hoger wordt de evaluatie uitgevoerd door een onafhankelijke derde; Zo snel mogelijk na een incident wordt een onderzoek gedaan (quickscan) met als doel om snel inzicht te bieden in eventuele leerpunten en te bezien of vervolgonderzoek naar specifieke punten nodig is. De bij het incident betrokken functionarissen hebben een rol bij het evalueren van het incident; Voor de leider CoPi en de Operationeel leider (OL) geldt dat zij, als onderdeel van hun taak, een actieve bijdrage leveren aan de evaluatie van en rapportage over het incident; De afdeling IV&E biedt uiterlijk 6 weken na het incident een evaluatierapport (quickscan) aan aan de opdrachtgever en de burgemeester van de betrokken gemeente; Aanbevelingen worden “SMART” omschreven met een duidelijk vastgelegde actiehouder; Het evaluatieproces wordt ondersteund door de afdeling IV&E. Borging uitvoeren aanbevelingen De opdrachtgever is verantwoordelijk voor het vaststellen van de aanbevelingen, elke bij de incidentbestrijding betrokken partner is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de aan deze partner toebedeelde aanbevelingen; De afdeling IV&E volgt bewaakt de uitvoering van de aanbevelingen en rapporteert over de voortgang aan de opdrachtgever. Evalueren in de VRU, gewijzigde en in DT vastgestelde versie – maart 2014 Pagina 5 3 Wettelijk kader In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de wetgeving met betrekking tot evalueren. Benadrukt wordt dat evalueren een onderdeel is van een organisatie die zich naar aanleiding van incidenten en oefeningen wil verbeteren. Dit naast de in wetgeving vastgelegde verplichtingen. 3.1 Wet Veiligheidsregio‟s In de wet Veiligheidsregio‟s wordt de verplichting tot evalueren niet expliciet verwoord. Het evalueren wordt beschouwd als onderdeel van het kwaliteitszorgsysteem van de veiligheidsregio (Artikel 21 Wet veiligheidsregio‟s: Het bestuur van de veiligheidsregio hanteert een kwaliteitszorgsysteem.). 3.2 Strafrechtelijke aspecten van incident en evaluatie Alhoewel er geen wettelijk kader is waarin besloten ligt dat het OM betrokken is bij evalueren, is het wel raadzaam om bij een incident met strafrechtelijke kanten het besluit tot evaluatie te nemen, na overleg met het OM. Dit geldt in het bijzonder voor een crisis, die geheel of voor een groot deel het gevolg is van (mogelijk) strafrechtelijk handelen. In overleg met het OM zijn de volgende mogelijkheden denkbaar: 1. Het strafrechtelijk proces is niet van invloed op de evaluatie, de evaluatie wordt op de standaard manier uitgevoerd 2. Evalueren na het strafrechtelijke proces. Kanttekening hierbij is dat het optimale leereffect wordt benadeeld door het vervagen van herinneringen. 3. Beperkingen van de omvang van het evalueren door in overleg vast te stellen welk deel van de ramp (en bestrijding) onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek. 3.3 Werking Wet Openbaarheid van Bestuur Vanuit de essentie van evalueren (lerende organisatie) is openbaarheid en verspreiding van leerpunten onder hulpverleners gewenst. De interne openheid van hulpverleners moet niet worden verward met volkomen openheid en transparantie naar publiek en onnodige beschadiging van personen dient voorkomen te worden. In dit spanningsveld werkt de Wet Openbaarheid van Bestuur: 1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Op grond van jurisprudentie gelden “opvattingen van ambtenaren geuit tijdens een onderzoek naar het functioneren van de ambtelijke dienst” als persoonlijke beleidsopvattingen. Onder ambtelijke dienst vallen ook de parate diensten. 2. Het kan wenselijk zijn vanuit het oogpunt van goed en democratisch bestuur informatie te verstrekken. In verband met respect voor de persoonlijke levenssfeer dient dit te gebeuren in een niet tot personen herleidbare vorm, tenzij degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd. 3. Met betrekking tot adviezen van een ambtelijke of gemengd samengestelde adviescommissie kan het verstrekken van informatie over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen plaatsvinden, indien het voornemen daartoe door het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat aan de leden van de adviescommissie voor de aanvang van hun werkzaamheden kenbaar is gemaakt. Toch moet ook rekening worden gehouden met de druk die vanuit de publieke opinie kan ontstaan om dergelijke rapporten openbaar te maken. Alleen al om deze reden is het zaak om daar bij het schrijven van het evaluatierapport aandacht voor te hebben. Bijvoorbeeld door geen persoonsgegevens te gebruiken maar zoveel mogelijk in de vorm van processen en functies te schrijven. Evalueren in de VRU, gewijzigde versie/ maart 2014 Pagina 6 4 Het evaluatieproces De opdrachtgever voor evaluaties tot en met GRIP 2 is de directeur R&C. Opdrachtgever bij hogere GRIP-niveaus is DT VRU. Hierbij treedt IV&E op als opdrachtnemer. 4.1 Processtappen 1. Informatie verzamelen De evaluatie van een incident start direct na de afschaling. Leidinggevenden en/of voorzitters van crisisteams dragen zorg voor een debriefing en het verzamelen van noodzakelijke gegevens voor de evaluatie (besluitenlijsten, verslagen, en aandachtspunten voor de multidisciplinaire evaluatie). Bij afhandeling van een incident volgens GRIP 1 rapporteert de leider CoPI zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen één week over zijn bevindingen over het optreden van zijn team aan de evaluator, op basis van een vastgesteld evaluatieformat. Bij afhandeling van een incident volgens GRIP 2 en hoger rapporteren de dienstdoend leider CoPI en de operationeel leider zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen twee weken over het optreden van hun teams op basis van een vastgesteld format. Zij stellen hun rapportages ter beschikking aan de evaluator. De deelnemers aan de incidentbestrijding vullen binnen een werkdag na het incident een standaard vragenlijst in de vorm van een First Impression Report (FIR) in en sturen de ingevulde vragenlijst naar een daarvoor ingesteld emailadres op. Op diverse plaatsen worden gegevens omtrent het verloop van de rampenbestrijding en crisisbeheersing vastgelegd. De betrokken partijen dienen deze gegevens tijdig ter beschikking te stellen. Deze gegevens omvatten GMSrapporten, LCMS-rapporten, beeld- en geluidsmateriaal, notulen, besluitenlijsten, en ander dienstbaar materiaal. Eventueel kan een evaluator opgeroepen worden om al tijdens het incident de evaluatie te starten, bijvoorbeeld door als waarnemer bij een crisisteam aan te sluiten. 2. Verwerken informatie en analyseren van de informatie Er wordt een evaluator aangewezen om de evaluatie uit te voeren of te begeleiden. Op basis van alle gegevens wordt het verloop van de rampenbestrijding en crisisbeheersing gereconstrueerd in een tijdsbalk. Eventuele extra aandachtspunten worden benoemd en in de evaluatieopdracht verwerkt, waarna de evaluatieopdracht in overleg tussen afdeling IV&E en de directeur Risico- en Crisisbeheersing wordt vastgesteld. Als ondersteuning bij het kiezen van extra aandachtspunten zal een lijst met mogelijke onderzoeksvragen worden opgesteld die de evaluator hierbij kunnen helpen. Deze lijst zal regelmatig naar aanleiding van opgedane ervaringen worden aangepast. Bij de analyse wordt gebruik gemaakt van het toetsingskader IOOV, de basisvereisten crisisbeheersing en de benoemde extra aandachtspunten. Iedere evaluatie begint met een quick scan, een kortlopend onderzoek, waarbij snel inzicht verkregen wordt in de leerpunten. Het evaluatierapport wordt zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 6 weken opgeleverd. Indien nodig wordt een diepgaander vervolgonderzoek uitgevoerd naar specifieke evaluatiepunten. Evalueren in de VRU, gewijzigde versie/ maart 2014 Pagina 7 De evaluator kiest een passende methode om het verloop van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in evaluatiebijeenkomsten met betrokkenen te analyseren. In de analyse wordt het verloop van de rampenbestrijding en crisisbeheersing vergeleken met de bestaande planvorming en/of voorschriften. Daarbij kunnen evaluaties van eerdere incidenten ook betrokken worden. De evaluator bepaalt welke functionarissen worden geïnterviewd. Verder kan gekozen worden voor een schriftelijke interviewronde of het houden van evaluatiebijeenkomsten. 3. Opstellen van aanbevelingen, schrijven van het concept evaluatierapport De aanbevelingen worden per crisisteam (meldkamer (GMU), CoPI, ROT, GBT, RBT) opgesteld aan de hand van de leer- en verbeterpunten m.b.t. de onderlinge samenwerking in het team, de samenwerking met de andere teams en de crisisbeheersing in zijn algemeenheid die voortvloeien uit de bevindingen die in de evaluatie gedaan zijn. De aanbevelingen kunnen betrekking hebben op rollen of functionarissen die bij de incidentbestrijding betrokken zijn, maar hebben geen betrekking op individuele personen. De evaluator stelt aan de hand van zijn bevindingen een concept evaluatierapport op. Dit concept evaluatierapport behandelt per crisisteam de leer- en verbeterpunten zoals hierboven genoemd. Separaat wordt in het rapport de onderlinge samenwerking tussen de onderlinge teams besproken. 4. Reviewen concept evaluatierapport door deelnemers Het concept evaluatierapport wordt met de voorzitters van de betrokken crisisteams besproken voor zover het hun “eigen” team betreft en het deel met betrekking tot de samenwerking tussen de verschillende teams. 5. Aanpassen concept, afstemmen actiepunten met actiehouders De evaluator bepaalt of de eventueel naar voren gebrachte afwijkende zienswijzen in het rapport worden verwerkt, bijvoorbeeld omdat de evaluator tot het inzicht komt dat de afwijkende zienswijze een correcte weergave van de werkelijkheid is. De evaluator kan er ook voor kiezen om deze als aanvulling in het rapport op te nemen. De actiepunten worden met de actiehouders besproken. 6. Vaststellen evaluatierapport Na de verwerking van de zienswijzen van betrokken partners/derden biedt de evaluator het rapport aan de betreffende burgemeester aan. Het rapport wordt vervolgens met de burgemeester besproken. Uitdrukkelijk zij vermeld dat het evaluatierapport niet de goedkeuring van de burgemeester behoeft maar dat deze wel aanbevelingen kan doen en zijn zienswijze op het rapport kan geven. Indien de burgemeester aanbevelingen doet of zijn zienswijze kenbaar maakt wordt dit in het evaluatierapport verwerkt. De directie van een eventueel betrokken derde instantie (zoals de directie van een nutsbedrijf) heeft een vergelijkbare positie als een burgemeester: na aanbieding van het concept kan zijn zienswijze worden toegevoegd aan het rapport. Na het verwerken van de aanbevelingen en zienswijzen van de burgemeester wordt het evaluatierapport definitief vastgesteld en aangeboden aan de opdrachtgever. Bij quickscans fungeert het afdelingshoofd van IV&E als gemandateerd opdrachtgever, bij uitgebreide evaluaties is de directeur Risico& Crisisbeheersing opdrachtgever. De opdrachtgever stelt het evaluatierapport vast. Evalueren in de VRU, gewijzigde versie/ maart 2014 Pagina 8 7. Versturen definitief evaluatierapport Het vastgestelde evaluatierapport wordt aangeboden aan: a. Opdrachtgever en betrokken burgemeester b . Crisispartners en betrokken derden c. Actiehouders d. Archief 8. Borgen van leer- en verbeterpunten De actiepunten worden opgenomen in het borgingssysteem, de voortgang wordt bewaakt en er wordt regelmatig aan de opdrachtgever gerapporteerd. Verder wordt jaarlijks een overzicht van de actiepunten en hun status aan het DT VRU verstrekt. 9. Archiveren van evaluatierapport en bijbehorende documenten Het evaluatierapport en alle bijbehorende documenten worden in het archief van de VRU opgeslagen. De evaluatierapporten worden aan alle bij rampbestrijding en crisisbeheersing betrokken medewerkers beschikbaar gesteld. 4.2 Organisatie Voor GRIP-1 en GRIP-2 incidenten wordt het proces gestuurd door de afdeling IV&E, in samenwerking met de leider CoPi en/of de Operationeel Leider; voor GRIP-3 en hoger wordt het evaluatieteam voorgezeten door een onafhankelijke derde die geen belang heeft bij de uitkomsten van de evaluatie. 4.3 Rollen en verantwoordelijkheden Hieronder zijn de rollen en verantwoordelijkheden bij evaluatie weergegeven. Actor Opdrachtgever GRIP 1 en GRIP 2: Directeur R&C Hogere GRIP-niveaus DT VRU en/of bestuur(der)(s) Afdeling IV&E Opdrachtnemer tenzij wordt besloten om de evaluatie door een externe partij te laten uitvoeren. Uitvoeren van de evaluatie en borgen aanbevelingen Evaluator(en) afdeling IV&E en evaluatiecoördinator Deelname aan de evaluatie GMU (alarmering en opschaling), CoPI, OT, GBT, RBT En eventuele voor het incident specifieke sleutelfunctionarissen Evalueren in de VRU, gewijzigde versie/ maart 2014 Taken • formeel opdracht geven tot evaluatie • bepalen welke aanbevelingen worden opgevolgd • ten uitvoer (laten) brengen van aanbevelingen • het (doen) uitvoeren van de opdracht • aanbieden van het evaluatieverslag aan het bevoegd gezag • rapporteren over de voortgang van implementatie aan het bevoegd gezag • ondersteuning bij evaluatie • in samenwerking met de teams opstellen evaluatieverslag • controleren van de voortgang van implementatie van aanbevelingen • analyse optreden van het team • uitwerken verslag van het optreden van het team • in samenwerking met het IV&E opstellen van het evaluatieverslag Pagina 9 5 Na de evaluatie Na de fase van evaluatie dient een drietal zaken te gebeuren: - implementatie van de aanbevelingen - terugkoppeling naar betrokkenen bij het incident - afleggen van politieke verantwoording. 5.1 Implementatie aanbevelingen Fundamenteel van belang voor de lerende organisatie is de borging van het uitvoeren van de aanbevelingen. Deze vindt plaats in twee stappen: 1. De evaluatiepunten die in het evaluatierapport gemeld staan worden opgenomen in een borgingsysteem dat wordt beheerd door de afdeling IV&E. 2. Zowel de afdeling IV&E als de directeur R&C zien toe op de borging van de aanbevelingen. Feitelijk houdt dit in dat het overzicht van aanbevelingen - per stuk smart gemaakt met in elk geval een duidelijke omschrijving van de actie, een geadresseerde en een termijn - regelmatig terugkomt op de agenda en de voortgang van uitvoering de aandacht heeft. 5.2 Terugkoppeling naar betrokkenen Nadat het evaluatierapport is opgesteld dient teruggekoppeld te worden naar de betrokkenen bij het incident. Allereerst geldt een terugkoppeling ten aanzien van de rampenbestrijders; aan hen kan het complete evaluatieverslag toegezonden worden, zij het onder de expliciete mededeling dat het niet in zijn geheel openbaar is en dat toezending derhalve uitsluitend strekt ten behoeve van eigen gebruik. Toesturen aan deze deelnemers kan gezien worden als onderdeel van de implementatie van de verbeterpunten. Het is tevens van belang omdat rampenbestrijders feitelijk mogelijk gevaar hebben gelopen en alleen al daarom recht hebben op deze informatie. Verder kan een bijeenkomst met de hulpverleners worden georganiseerd waarbij de evaluatie en de aanbevelingen kunnen worden besproken. Belangrijk is dat informatievoorziening aan hulpverleners geschiedt vóórdat politieke verantwoording wordt afgelegd waarmee zaken publiek worden. 5.3 Afleggen (politieke) verantwoording Na het incident kan er behoefte zijn om (politieke) verantwoording af te leggen. Verantwoording afleggen kan op gespannen voet staan met een geslaagde evaluatie. Het is daarom belangrijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen evaluatie en verantwoording en dit op te nemen in de evaluatieopdracht. De evaluatie is de fase waarin op vrij technische wijze het proces wordt doorgemeten. Deze fase speelt zich in de beslotenheid van de kring van actoren af die een rol hebben gehad bij het incident. De verantwoording volgt daarop. Evalueren in de VRU, gewijzigde versie/ maart 2014 Pagina 10 6 Financiën, archief, evaluatie plan en beheer evaluatieproces. 6.1 Financiën In beginsel leveren alle betrokken diensten uit de bestaande capaciteit de inspanningen om tijdig het rapport gereed te hebben. Mogelijk zijn door het inschakelen van een derde partij kosten gemoeid met het opstellen van een evaluatierapport. In het geval het wenselijk is dit te doen wordt overleg gevoerd met directeur R&C over de financiële consequenties. Het gaat hier nadrukkelijk niet om een structurele financiële verplichting. Uitgangspunt bij dergelijke evaluaties is dat de uitkomsten dienstbaar zijn aan het geheel van de rampenbestrijding en dus ook de kosten ten laste van het geheel komen, en niet uitsluitend van de getroffen gemeente(n). 6.2 Archief De verantwoordelijkheid voor het archiveren van het materiaal dat relevant is voor de multidisciplinaire evaluaties, wordt opgedragen aan de afdeling IV&E van de VRU. 6.3 Evaluatie plan De werking van dit plan wordt een jaar na vaststelling geëvalueerd. 6.4 Beheer evaluatieproces Om het evaluatieproces binnen de VRU te organiseren en te beheren heeft een van de medewerkers van afdeling IV&E een coördinerende rol (evaluatiecoördinator). Bij de rol van evaluatiecoördinator horen de volgende taken: de coördinatie van de multidisciplinaire evaluatie van grootschalige incidenten; contactpersoon zijn voor externe audits (zoals de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding) en ontwikkelen van beleid op dit gebied; registreren van actiepunten die uit evaluaties naar voren komen uitzetten van actiepunten in de organisatie bewaken van de voortgang van de actiepunten rapporteren over de voortgang aan de leiding van de organisatie; organiseren van bijeenkomsten om leerpunten te delen met de betrokken functionarissen Bijlage 1: Evaluatieschema Evalueren in de VRU, gewijzigde versie/ maart 2014 Pagina 11 Bijlage 1: Evaluatieschema Evalueren in de VRU, gewijzigde versie/ maart 2014 Pagina 12
© Copyright 2024 ExpyDoc