Imam geeft radicale gevangene tegengas

SPECTRUM 9
EINDHOVENS DAGBLAD ZATERDAG 22 NOVEMBER 2014
8 SPECTRUM
Imam geeft radicale
gevangene tegengas
Als baas van alle
islamitisch geestelijk verzorgers
in gevangenissen
let Mohamed
Ajouaou (46) er
scherp op dat er
geen rotte appels
in zijn korps
zitten. Gevangenen moeten
binnen de muren
niet de kans
krijgen verder te
radicaliseren.
Wie is moslim?
Wil je echt weten of een moslim radicaal is? Focus dan niet op uiterlijk vertoon (een baard) of gedrag (streng
vasten), maar praat met hem over
zijn wereldbeeld. Over hoe hij over
mensenrechten of democratie en zijn
ideologische invulling van de islam
denkt, schrijft Mohamed Ajouaou in
zijn nieuwste boek Wie is moslim?.
De in Eindhoven woonachtige
Ajaouaou (21 mei 1968, Beni Said,
Marokko) kwam in 1991 als zoon uit
een gastarbeidersgezin naar Nederland. Hij is sinds 2007 hoofd islamitische geestelijke verzorging bij de
Dienst Geestelijke Verzorging van het
ministerie van Veiligheid en Justitie.
Daarnaast werkt hij sinds 2011 als
universitair docent en sectieleider
Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
door Niki van der Naald
E
en gedetineerde die
met radicaler gedachtegoed de cel uitkomt
dan hij er inging. Mehdi Nemmouche is het
levende bewijs. De
29-jarige Fransman zat
meerdere keren vast voor diefstal en
gewapende overvallen. Nooit toonde
hij bekeringsdrang of interesse in contact met moslimradicale medegedetineerden. Tót zijn laatste detentie. Afgelopen mei, anderhalf jaar na zijn
vrijlating, veroorzaakte Nemmouche
een bloedbad in het Joods Museum in
Brussel. Gebrainwasht door jihadisten
in de gevangenis, blijkt achteraf.
De zaak-Nemmouche toont aan hoe
belangrijk het is voldoende en vooral
goed gekwalificeerde geestelijk verzorgers in gevangenissen te laten rondlopen. Dat is de overtuiging van Eindhovenaar Mohamed Ajouaou, hoofd islamitische geestelijke verzorging bij de
Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
„Gelukkig is dat in Nederland het geval. We hebben er voldoende en ze
zijn professioneel geschoold”, zegt
Ajouaou stellig. Radicalisering binnen
de gevangenismuren is volgens hem
nooit helemaal te voorkomen. Het is
in ieder geval wel een onderwerp dat
‘ons nu meer bezighoudt dan vroeger’. „Als overheid moet je voorkomen dat gedetineerden binnen de muren crimineler worden. Dus ook niet
radicaler.”
In Frankrijk, maar ook in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland staan
sommige gevangenissen bekend als
broeinesten van extremisme. Een van
de oorzaken is volgens Ajouaou een
chronisch gebrek aan gevangenisimams. Tussen de geestelijk verzorgers die er wel werken, zitten bovendien haatpredikers. Binnen gevangenissen in het buitenland is volgen
hem sowieso weinig ruimte voor de
eigen geloofsbelijdenis, ‘wat desintegratie juist in de hand kan werken’. In
Nederland is daar volgens de baas van
38 gevangenisimams geen sprake van.
„Wij proberen samen met alle andere
geestelijk verzorgers – ook de joodse,
humanistische, hindoestaanse,
boeddhistische en christelijke – een
dijk tegen radicalisering te vormen.”
Hoe? Volgens Ajaouaou is een van de
grote verschillen met het buitenland
dat alle islamitische geestelijk verzorgers sinds 2008 aan strenge eisen moeten voldoen. De imams in Nederland-
se gevangenissen zijn officieel ambtenaar en moeten een academische opleiding bij een erkende onderwijsinstelling hebben afgerond. Beheersing
van meerdere talen is een vereiste.
Daarnaast worden de imams gescreend. Niet alleen op integriteit, ook
op theologie. Een islamitisch geestelijk verzorger in de gevangenis moet
net als andere geestelijk verzorgers
een ‘morele code’ omarmen. Hij
moet, zoals Ajaouaou het omschrijft,
„geen spanningen voelen tussen wat
hij zelf denkt en hoe wij denken over
bijvoorbeeld mensenrechten en democratie.” Gebeurt dat wel, dan worden
er maatregelen genomen. „Een aantal
jaar geleden hadden we bijvoorbeeld
een imam die aangaf dat hij vrouwen
in de gevangenis geen hand wilde geven. Dat is wettelijk niet verboden,
toch zeiden we: het is voor jou en ons
beter als je afscheid neemt. Het past
niet bij de verbindende rol die imams
bij ons moeten hebben.”
Vanwege de scheiding van kerk en
staat in Nederland heeft de overheid
niets te zeggen over de geloofsopvatting van de gevangenisimams. Maar
het Contactorgaan Moslims en Overheid, de door de overheid erkende
‘spreekbuis’ van moslims, is als ‘zendende organisatie’ wel verantwoordelijk voor de aanstelling van de gevangenisimams. Ajouaou: „Daarmee worden deze imams door de moslimgemeenschap gedragen, maar tegelijkertijd ook verantwoordelijk gehouden.”
Enkele jaren geleden was er veel minder controle op de aanstelling van gevangenisimams, erkent Ajouaou. Gevangenissen huurden ze op eigen titel
freelance in. „Toch ging dat, dankzij
een beetje geluk, over het algemeen
goed. Sinds 2008 hebben we van 20
procent afscheid genomen, de rest is
gebleven of heeft zich bijgeschoold.”
Van een geestelijk verzorger in het publieke domein wordt nu eenmaal een
andere houding verwacht dan van
een moskee-imam, legt hij uit. „Die
laatste is gewend de kudde achter
zich te hebben, om een groep toe te
spreken. Een gevangenisimam moet
veel meer gericht zijn op het individu. Het kritische individu, weltever-
“
Van een imam die
vrouwen geen hand
wilde geven, hebben
we afscheid genomen
actueel
staan. Hij moet, als een gedetineerde
ter sprake brengt dat hij voor de sharia (islamitische wetgeving, red.) is of
sympathie heeft voor Islamitische
Staat, daar op bedachtzame wijze mee
omgaan. Die gedachten vooral niet stimuleren of bevestigen. En vooral: een
luisterend oor bieden en scherp zijn
op ieder woord. Een gevangenisimam
moet praten over de achtergronden
van dat gedachtegoed. Waarom keert
iemand zich tegen de rechtsstaat of
het land waarin hij woont? Iedereen
die in de gevangenis komt, is daar gekomen door mislukking. Komt dat
door de buitenwereld of door hemzelf? Die spiegel proberen we voor te
houden, zonder de gevangenen te willen evangeliseren.”
Let wel, die werkwijze gaat op bij gevangenen die als ‘gewone’, niet-radicale gedetineerden binnenkomen, benadrukt Ajouaou. De grootste groep gedetineerden bestaat volgens hem uit
‘geseculariseerde moslims’. Het zijn
criminelen die niet of weinig structureel in aanraking zijn gekomen met
de islam. Ze zien hun geloof als individuele taak. Ze hechten niet te veel
waarde aan religieuze autoriteiten en
staan in eerste instantie ook sceptisch
tegenover de imam. Ondanks dat ze
misschien geen vrome moskeegan-
gers zijn, vragen ze in veel gevallen in
gevangenschap wel om geestelijke verzorging. „Omdat ze toch altijd het lijntje met hun religie houden.”
Hij merkt naar eigen zeggen dat de islamitische gevangenisbevolking zichzelf onderling in evenwicht houdt.
„In groepsgesprekken waar ze allemaal bij elkaar zitten, ook niet-moslims, zie je dat radicale gedachten weinig speelruimte krijgen.”
N
et als advocaten hebben
de gevangenisimams
een beroepsgeheim.
Het helpt volgens
Ajouaou een vertrouwensband te kweken en niet als verlengstuk van justitie te worden gezien. „Meldingsplicht geldt alleen
voor echt aanwijsbare dreigementen.
Als iemand tegen een van onze geestelijk verzorgers zegt ‘ik ga een bom
gooien of een aanslag plegen’, wordt
de gevangenisdirecteur natuurlijk ingelicht. Maar de gevangenisimam is
niet van de gedachtepolitie. Zomaar
melden dat iemand mogelijk radicale
ideeën heeft, heeft geen zin en
schaadt het vertrouwen. Het gaat er
vooral om dat je achterhaalt waarom
iemand radicaal denkt. Dat je het gesprek met zo iemand aangaat en in ge-
sprek bljft.” Een imam gaat alleen bij
een gedetineerde langs als die daar
om vraagt. Hij zal zich nooit opdringen, zegt Ajouaou. „Het neemt niet
weg dat een gevangenisimam wel vrijblijvend bij een gedetineerde langs
kan gaan om te informeren hoe het
gaat. Puur uit medemenselijkheid.
Dan bereik je hem misschien toch.”
Dat geldt ook voor de kleine groep
moslimradicalen die vastzit op verdenking van terroristische praktijken.
Een groep die groeit door de justitiële
focus op vermeende Syriëgangers en
hun ronselaars. Voor hen geldt een
heel specifieke aanpak. Ze zijn buiten
immers al geradicaliseerd. Als ze veroordeeld worden, kunnen ze in een
verplicht deradicaliseringsprogramma’s terecht komen. „Wij dragen ook
ons steentje bij, maar de geestelijke
verzorging staat los van de behandeling van dit soort gedetineerden.”
Of de imams deze radicalen überhaupt bereiken? Ajouaou beaamt dat
het soms moeilijk kan zijn contact te
krijgen met de groep die zich heeft afgekeerd van iedereen die in hun ogen
‘geen echte moslim’ is. „Maar ook met
dit soort mannen en vrouwen gaan
we het gesprek aan. Sommigen willen
dat ook. Dat kan ook door een ronde
met ze mee te lopen op de lucht-
plaats. Radicalen zoeken in alles naar
bevestiging van hun ideeën. Het
werkt niet als je al hun denkbeelden
gelijk als ‘fout’ bestempelt. Je moet ze
vooral niet in hun beeld bevestigen.”
Terreurverdachten zelf en deskundigen klaagden afgelopen tijd dat het regime voor dit soort gedetineerden op
de speciale terroristenafdeling te
streng is, dat het hun ‘moslim zijn’ te
veel zou inperken. En ook dat het bij
elkaar zetten van deze verdachten op
één afdeling radicalisering alleen
maar in de hand zou werken. „Wat ik
weet, is dat de aanpak heel individueel gericht is”, reageert Ajouaou.
„Ze worden echt niet zomaar allemaal
bij elkaar in een ruimte gezet. En als
er behoefte is aan geestelijke verzorging kunnen ze die ook op die afdeling krijgen. Dat gebeurt ook.”
Bij de minderjarige verdachten die opgepakt zijn in verband met jihadreizen richting Syrië, hebben gesprekken met gevangenisimams volgens
“
Radicalen moet je
vooral niet in hun
denkbeelden
bevestigen
Ajouaou wel degelijk gewerkt. Het
bracht meerdere Syriëgangers volgens
hem aan het twijfelen. „Deze minderjarigen hebben vaak geen idee hoe ze
hun religie moeten invullen. Ze zijn
gebrainwasht en praten met zo’n
imam voor het eerst over wat hun geloof echt kan betekenen.”
Het grootste dilemma blijft hoe ver
het recht op godsdienstvrijheid reikt
binnen een vrijheidsbeperkende instelling als een gevangenis. Ajaouaou
wordt daar regelmatig over bevraagd
door gevangenisdirecteuren. Zijn persoonlijke overtuiging is dat gedetineerden niet onnodig het idee moeten krijgen dat er alleen maar repressie wordt toepast. Want dat kan de
verdere integratie van moslimgevangenen alleen maar tegenwerken. „Maar
het moet wel binnen het redelijke blijven.” In Nederlandse gevangenissen
is volgens hem veel geregeld voor
moslims. Er is halal eten. Er is ruimte
voor gebed op vrijdag. Desondanks
wordt er wel soms door gevangenen
geklaagd. Bijvoorbeeld dat in dezelfde
gebedsruimte ook ‘ongelovigen’ - andere religies - een eigen heilige dienst
mogen houden . „In dat soort klachten gaan onze imams niet mee. Het is
meedoen met het gebed zoals het georganiseerd wordt of niet.”
Mohamed
Ajouaou.
foto Phil Nijhuis