Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen 1 BIJLAGE: VASTSTELLING MVEV EN VEV Vaststelling minimaal vereist eigen vermogen Op grond van artikel 126 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling dient het pensioenfonds een minimaal vereist eigen vermogen (MVEV) vast te stellen. Het MVEV is de ondergrens van het vereist eigen vermogen (VEV) en wordt vastgesteld op basis van het al dan niet aanwezig zijn van beleggingsrisico’s en op basis van risico’s die voortkomen uit de pensioenregeling. Het MVEV bepaalt de ondergrens waarbij de vermogenspositie van het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort bevindt. In dat geval dient het pensioenfonds een kortetermijnherstelplan op te stellen. De berekeningswijze van het MVEV is wettelijk voorgeschreven in het Besluit Financieel Toetsingskader pensioenfondsen. Voor het pensioenfonds werken deze rekenregels als volgt uit: 1. Het pensioenfonds loopt beleggingsrisico. Dat betekent dat in het MVEV een bijdrage van 4% van de technische voorzieningen (TV) is opgenomen. 2. Het pensioenfonds verzekert partnerpensioen waardoor er sprake is van risicokapitaal bij overlijden. Dit leidt tot een bijdrage aan het MVEV. Het totale risicokapitaal bij overlijden wordt hierbij bepaald als de som van het per (gewezen) deelnemer bepaalde risicokapitaal. Het risicokapitaal wordt per (gewezen) deelnemer bepaald als het verschil tussen de TV ná overlijden en de TV vóór overlijden en bedraagt minimaal nul. 3. Het pensioenfonds verzekert premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Dit leidt tot een bijdrage aan het MVEV. De hoogte is afhankelijk van de opslag in de premie voor PVI en de gemiddelde schadelast over de afgelopen drie jaar. Vaststelling vereist eigen vermogen Op grond van artikel 127 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling dient het pensioenfonds een VEV vast te stellen. Het VEV dient als solvabiliteitsbuffer voor de financiële risico’s die het pensioenfonds loopt. Het VEV bepaalt de ondergrens waarbij de vermogenspositie van het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort bevindt. In dat geval dient het pensioenfonds een langetermijnherstelplan op te stellen. Het wettelijk uitgangspunt voor de bepaling van het VEV is dat bij een financiële positie waarbij het fondsvermogen precies gelijk is aan het VEV, met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenvermogen binnen een periode van één jaar lager uitkomt dan de TV. Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen 2 Standaardmodel versus intern model In het Besluit Financiëel Toetsingskader van 18 december 2006 is bepaald dat het pensioenfonds het VEV dient vast te stellen op basis van een intern model of op basis van het standaardmodel zoals dat is omschreven in de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het pensioenfonds heeft ervoor gekozen om het VEV te baseren op het standaardmodel omdat het risicoprofiel van het pensioenfonds voldoende aansluit bij de uitgangspunten van het standaardmodel. In het standaardmodel worden de volgende financiële risico’s onderkend: Renterisico (S1) Risico’s van zakelijke waarden (S2) Valutarisico (S3) Grondstoffenrisico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) In het onderstaande wordt per risico beschreven op welke wijze het beleid dat het pensioenfonds met betrekking tot deze risico’s voert, worden meegenomen bij het vaststellen van het VEV op basis van het standaardmodel. Doordat het pensioenfonds het standaardmodel hanteert voor de vaststelling van de VEV, worden de volgende risico’s die het fonds mogelijk loopt niet meegenomen bij de bepaling van het VEV: Liquiditeitsrisico Concentratie risico Operationeel risico Risico door actief beheer aandelenbeleggingen Het fonds voert wat betreft deze risico’s een dusdanig risico-mitigerend beleid dat deze risico’s bij de bepaling van het VEV buiten beschouwing kunnen blijven. In het onderstaande wordt dit per risico toegelicht. Normportefeuille versus feitelijke portefeuille Op basis van het bovengenoemde wettelijk uitgangspunt heeft de bepaling van het VEV betrekking op de financiële risico’s die zich het komende jaar kunnen voordoen. Het pensioenfonds baseert het VEV daarom op de normportefeuille voor het komende jaar, tenzij er gegronde redenen zijn om te veronderstellen dat de feitelijke portefeuille gedurende het eerstvolgende jaar dusdanig van de normportefeuille zal afwijken dat dit van invloed is op de risico’s in het komende jaar. Om dit te toetsen wordt het VEV periodiek zowel op basis van de normportefeuille als op basis van de feitelijke portefeuille bepaald. Evenwichtssituatie Op basis van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling stelt het pensioenfonds het VEV vast in de situatie dat het eigen vermogen van het pensioenfonds precies gelijk is aan het VEV (de evenwichtssituatie). In het algemeen zal het pensioenfonds zich op balansdatum niet in de evenwichtssituatie bevinden. Voor de berekening van het VEV wordt de feitelijke omvang van de risico’s op balansdatum vertaald naar de evenwichtssituatie door de vermogensbestandsdelen naar evenredigheid aan te passen. Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen 3 Renterisico (S1) Renterisico ontstaat als de beleggingen en de TV niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor bewegingen van de risicovrije rente. De TV zijn aanmerkelijk rentegevoeliger dan de vastrentende waarden (VRW) die het pensioenfonds in portefeuille heeft. Het pensioenfonds voert daarom een strategisch beleid om het renterisico door middel van rentederivaten af te dekken.Er wordt 78% van de rentegevoeligheid van de TV op basis van de UFR rekenrente afgedekt (waarbij het effect van 3-maands middeling buiten beschouwing wordt gelaten). De hedge wordt op kwartaalsbasis aangepast op basis van de nieuwe beleggingen- en verplichtingen kasstromen.. Voor de afdekking van het renterisico participeert het pensioenfonds in het Liability Overlay Fund (LOF) van Syntrus Achmea. Het VEV op basis van de feitelijke portefeuille wordt gebaseerd op de feitelijke renteafdekking, die wordt afgeleid uit de toekomstige kasstromen van de TV, de VRW en het LOF. Het VEV op basis van de normportefeuille wordt gebaseerd op het beleidsmatig afgesproken afdekkingspercentage en wordt daarmee uitsluitend gebaseerd op de feitelijke toekomstige kasstromen van de TV en de VRW. Voor de berekening van het renterisico worden bij de VRW de high yield obligaties en obligaties opkomende markten buiten beschouwing gelaten omdat de gevoeligheid voor de euro-swaprente voor deze beleggingen beperkt is. De overige vastrentende beleggingen (investment grade euro (incl. credits) en hypotheken) hebben een dusdanig profiel dat deze adequaat bijdragen aan de vermindering van het renterisico van het pensioenfonds. Het LOF wordt risicomijdend beheerd. Doordat het renterisico naast VRW wordt afgedekt door participatie in het LOF, is de rentehedge niet specifiek afgestemd op de kasstromen van de TV van het pensioenfonds. Hierdoor kan het rente-effect op het eigen vermogen van niet-parallele en/of grote veranderingen van de rentetermijnstructuur afwijken van het strategisch beoogde afdekkingspercentage. Met dit risico wordt bij de vaststelling van het VEV geen rekening gehouden. Risico zakelijke waarden (S2) De beleggingen van het pensioenfonds in zakelijke waarden betreffen: Aandelenbeleggingen in ontwikkelde markten (standaardmodel dalingsfactor 25%) Syntrus Achmea Core Conviction Pool Europe Syntrus Achmea High Conviction Pool Europe Syntrus Achmea Multi Manager Pool Europe Syntrus Achmea Aandelen Noord Amerika Pool BlackRock MSCI Europe Index Fund B BlackRock MSCI Japan Index Fund B Aandelenbeleggingen in opkomende markten (standaardmodel dalingsfactor 35%) BlackRock MSCI Emerging Markets Free index fund B Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen 4 Beleggingen in direct vastgoed (standaardmodel dalingsfactor 25%) CBRE Dutch Office Fund II CBRE Dutch Residential Fund III CBRE Dutch Retail Fund II In de CBRE vastgoedfondsen wordt gebruik gemaakt van vreemd vermogen. Door het gebruik van vreemd vermogen kan niet goed onderbouwd worden dat er geen sprake is van een verhoogd risico ten opzichte van directe beleggingen in vastgoed..De beleggingen in de (niet beursgenoteerde) CBRE vastgoedfondsen worden daarom voor de bepaling van het vereist eigen vermogen geclassificeerd als indirect vastgoed. De aandelenbeleggingen vinden plaats op gereglementeerde markten. Het zakelijke waardenrisico wordt beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio’s en sectoren. Valutarisico (S3) Op basis van het standaardmodel wordt het valutarisico bepaald op basis van een waardedaling van alle nieteurobeleggingen met 20%. Het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is belegd in euro’s. Het pensioenfonds heeft het valutarisico voor een aantal beleggingscategorien voor 75% afgedekt naar de euro. Dit betreft de hoofdvaluta (de Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Japanse yen en de Zwitserse frank).. Het valutarisico in de high yield obligatiepool wordt binnen de pool voor 100% afgedekt. Grondstoffenrisico (S4) Op basis van het standaardmodel wordt het grondstoffenrisico (commodities) bepaald op basis van een waardedaling van grondstofbeleggingen met 30%. De grondstoffenportefeuille van het pensioenfonds betreft beleggingen in semi-actieve MSCI commodities notes op de GSCI index, met als onderliggende tegenpartij de Rabobank en betreft daarmee een gediversifieerde belegging in verschillende grondstoffen. De notes worden zoals besloten door het bestuur bij het aflopen ervan in 2014 vervangen door discretionaire commodity swaps, waarbij als cash de Syntrus Achmea Geldmarkt Pool wordt aangehouden. Op deze wijze is sprake van een meer kostenefficiënte invulling en wordt het tegenpartij risico gespreid over meerdere kredietwaardige partijen. Kredietrisico (S5) De vastrentende beleggingen waarop het pensioenfonds kredietrisico loopt, betreffen: Beleggingen in vastrentende waarden Syntrus Achmea Vastrentende Waarden Pool Syntrus Achmea Global High Yield Pool Syntrus Achmea Liability Overlay Fund Syntrus Achmea Geldmarkt Pool Syntrus Achmea Real Estate & Finance Particuliere Hypothekenpool Pictet Hard Currency Emerging Markets Debt Fund Stone Harbor Local Currency Emerging Markets Debt Fund Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen 5 Op basis van het standaardmodel moet het effect op de waarde van de vastrentende beleggingen van een 40% toename van de credit spread (marktrenteopslag voor kredietrisico) opgevangen kunnen worden. De credit spread en het effect van een 40% toename van de credit spread wordt bepaald op basis van de feitelijke kasstromen van de vastrentende beleggingen. Verzekeringstechnisch risico (S6) In het standaardmodel zijn voor de bepaling van het vereist vermogen voor het verzekeringstechnisch risico geen berekeningen voorgeschreven. Wel is voorgeschreven dat het verzekeringstechnisch risico bestaat uit drie soorten risico’s die voortvloeien uit mogelijke afwijkingen ten opzichte van de gehanteerde sterfteveronderstellingen, te weten het procesrisico, de trendsterfteonzekerheid (TSO) en negatieve stochastische afwijkingen (NSA). Het procesrisico wordt bepaald op een 1-jaars horizon en zekerheidsniveau 97,5%. TSO en NSA beslaan de gehele looptijd van de verplichtingen en worden vastgesteld als verschil tussen e het 75 percentiel van de verdeling van de waarde van de verplichtingen en de verwachtingswaarde hiervan. Het pensioenfonds maakt voor de vaststelling van het verzekeringstechnisch risico gebruik van de formules die De Nederlandsche Bank als handreiking ter beschikking heeft gesteld. Deze formules bepalen het verzekeringstechnisch risico op basis van het aantal (gewezen) deelnemers, de gemiddelde leeftijd in het fonds en de door het fonds gevoerde pensioenvormen. Liquiditeitsrisico Een beperkt deel van de beleggingsportefeuille bestaat uit minder liquide vermogenscategoriën, waaronder de beleggingen in direct vastgoed, hypotheken en de participatie in het LOF. Het vermogensbeheer van de portefeuille is zo ingericht dat naar verwachting tijdig aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan worden voldaan zonder deze minder liquide beleggingen van de hand te hoeven doen (zie ook de liquiditeitsanalyse van het pensioenfonds zoals opgesteld door Syntrus Achmea). Onder andere speelt hierbij een rol dat het totaal van de binnenkomende premies groter is dan de hoogte van de pensioenuitkeringen. Om deze reden laat het pensioenfonds liquiditeitsrisico buiten beschouwing bij het vaststellen van het VEV. Concentratierisico De beleggingen van het pensioenfonds worden op een redelijke wijze gespreid over beleggingscategorieën, regio’s en sectoren. De beleggingsrichtlijnen voor de beleggingspools bevatten duidelijke restricties ten aanzien van de aan te houden posities en de hierin te hanteren spreiding. Om deze reden laat het pensioenfonds concentratierisico buiten beschouwing bij het vaststellen van het VEV. Operationeel risico Het fonds beheerst operationele risico’s door eisen te stellen aan interne processen en processen van dienstverleners, waaronder ISAE 3402 Type II certificering, regels voor procuratie, functiescheiding, “chinese walls”, en prudent beloningsbeleid. Als gevolg hiervan is er geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake is van een verhoogd operationeel risico. Om deze reden laat het pensioenfonds operationeel risico buiten beschouwing bij het vaststellen van het VEV. 6 Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen Risico door actief beheer aandelenbeleggingen Het pensioenfonds voert een licht actief asset allocatie beheer (DAA), waarbij de vermogensbeheerder per beleggingscategorie ruimte heeft voor (discretionaire) afwijking van de benchmark asset allocatie met +/- 2,0% (en een ruimte van +/- 5,0% na akkoord van het bestuur). Daarnaast is in verschillende Syntrus Achmea (SA) aandelenbeleggingspools sprake van actief beheer, waarbij de volgende tracking errors van toepassing zijn: TRACKING ERRORS BELEGGINGSPOOLS Aandeel in normportefeuille Gemiddelde tracking error Maximale ex-ante tracking error SA Aandelen Europa Pool 3,75% 1,0% 2,5% SA Aandelen Noord-Amerika Pool 5,40% 1,0% 2,5% SA High Conviction Pool Europe 2,50% 3,5% 7,0% SA Multi Manager Pool Europe 2,50% 3,0% 5,0% Het aandeel in de totale portefeuille van het pensioenfonds van aandelenbeleggingen met een gemiddelde tracking error groter dan 1% is beperkt. Om deze reden laat het pensioenfonds het risico vooroorzaakt door het actief beheer van de aandelenbeleggingen buiten beschouwing bij het vaststellen van het VEV.
© Copyright 2025 ExpyDoc