normal template for US XP Image (Jan 2003)

Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
1
BIJLAGE: VASTSTELLING MVEV EN VEV
Vaststelling minimaal vereist eigen vermogen
Op grond van artikel 126 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling dient het pensioenfonds een minimaal
vereist eigen vermogen (MVEV) vast te stellen. Het MVEV is de ondergrens van het vereist eigen vermogen
(VEV) en wordt vastgesteld op basis van het al dan niet aanwezig zijn van beleggingsrisico’s en op basis van
risico’s die voortkomen uit de pensioenregeling. Het MVEV bepaalt de ondergrens waarbij de vermogenspositie
van het pensioenfonds zich in een situatie van dekkingstekort bevindt. In dat geval dient het pensioenfonds een
kortetermijnherstelplan op te stellen.
De berekeningswijze van het MVEV is wettelijk voorgeschreven in het Besluit Financieel Toetsingskader
pensioenfondsen. Voor het pensioenfonds werken deze rekenregels als volgt uit:
1.
Het pensioenfonds loopt beleggingsrisico. Dat betekent dat in het MVEV een bijdrage van 4% van de
technische voorzieningen (TV) is opgenomen.
2.
Het pensioenfonds verzekert partnerpensioen waardoor er sprake is van risicokapitaal bij overlijden. Dit leidt
tot een bijdrage aan het MVEV. Het totale risicokapitaal bij overlijden wordt hierbij bepaald als de som van
het per (gewezen) deelnemer bepaalde risicokapitaal. Het risicokapitaal wordt per (gewezen) deelnemer
bepaald als het verschil tussen de TV ná overlijden en de TV vóór overlijden en bedraagt minimaal nul.
3.
Het pensioenfonds verzekert premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. Dit leidt tot een bijdrage aan het
MVEV. De hoogte is afhankelijk van de opslag in de premie voor PVI en de gemiddelde schadelast over de
afgelopen drie jaar.
Vaststelling vereist eigen vermogen
Op grond van artikel 127 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling dient het pensioenfonds een VEV vast
te stellen. Het VEV dient als solvabiliteitsbuffer voor de financiële risico’s die het pensioenfonds loopt. Het VEV
bepaalt de ondergrens waarbij de vermogenspositie van het pensioenfonds zich in een situatie van reservetekort
bevindt. In dat geval dient het pensioenfonds een langetermijnherstelplan op te stellen.
Het wettelijk uitgangspunt voor de bepaling van het VEV is dat bij een financiële positie waarbij het
fondsvermogen precies gelijk is aan het VEV, met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het
pensioenvermogen binnen een periode van één jaar lager uitkomt dan de TV.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
2
Standaardmodel versus intern model
In het Besluit Financiëel Toetsingskader van 18 december 2006 is bepaald dat het pensioenfonds het VEV dient
vast te stellen op basis van een intern model of op basis van het standaardmodel zoals dat is omschreven in de
Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het pensioenfonds heeft ervoor gekozen om
het VEV te baseren op het standaardmodel omdat het risicoprofiel van het pensioenfonds voldoende aansluit bij
de uitgangspunten van het standaardmodel. In het standaardmodel worden de volgende financiële risico’s
onderkend:

Renterisico (S1)

Risico’s van zakelijke waarden (S2)

Valutarisico (S3)

Grondstoffenrisico (S4)

Kredietrisico (S5)

Verzekeringstechnisch risico (S6)
In het onderstaande wordt per risico beschreven op welke wijze het beleid dat het pensioenfonds met betrekking
tot deze risico’s voert, worden meegenomen bij het vaststellen van het VEV op basis van het standaardmodel.
Doordat het pensioenfonds het standaardmodel hanteert voor de vaststelling van de VEV, worden de volgende
risico’s die het fonds mogelijk loopt niet meegenomen bij de bepaling van het VEV:

Liquiditeitsrisico

Concentratie risico

Operationeel risico

Risico door actief beheer aandelenbeleggingen
Het fonds voert wat betreft deze risico’s een dusdanig risico-mitigerend beleid dat deze risico’s bij de bepaling
van het VEV buiten beschouwing kunnen blijven. In het onderstaande wordt dit per risico toegelicht.
Normportefeuille versus feitelijke portefeuille
Op basis van het bovengenoemde wettelijk uitgangspunt heeft de bepaling van het VEV betrekking op de
financiële risico’s die zich het komende jaar kunnen voordoen. Het pensioenfonds baseert het VEV daarom op
de normportefeuille voor het komende jaar, tenzij er gegronde redenen zijn om te veronderstellen dat de feitelijke
portefeuille gedurende het eerstvolgende jaar dusdanig van de normportefeuille zal afwijken dat dit van invloed is
op de risico’s in het komende jaar. Om dit te toetsen wordt het VEV periodiek zowel op basis van de
normportefeuille als op basis van de feitelijke portefeuille bepaald.
Evenwichtssituatie
Op basis van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling stelt het pensioenfonds het
VEV vast in de situatie dat het eigen vermogen van het pensioenfonds precies gelijk is aan het VEV
(de evenwichtssituatie). In het algemeen zal het pensioenfonds zich op balansdatum niet in de
evenwichtssituatie bevinden. Voor de berekening van het VEV wordt de feitelijke omvang van de risico’s op
balansdatum vertaald naar de evenwichtssituatie door de vermogensbestandsdelen naar evenredigheid aan te
passen.
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
3
Renterisico (S1)
Renterisico ontstaat als de beleggingen en de TV niet in dezelfde mate gevoelig zijn voor bewegingen van de
risicovrije rente. De TV zijn aanmerkelijk rentegevoeliger dan de vastrentende waarden (VRW) die het
pensioenfonds in portefeuille heeft. Het pensioenfonds voert daarom een strategisch beleid om het renterisico
door middel van rentederivaten af te dekken.Er wordt 78% van de rentegevoeligheid van de TV op basis van de
UFR rekenrente afgedekt (waarbij het effect van 3-maands middeling buiten beschouwing wordt gelaten). De
hedge wordt op kwartaalsbasis aangepast op basis van de nieuwe beleggingen- en verplichtingen kasstromen..
Voor de afdekking van het renterisico participeert het pensioenfonds in het Liability Overlay Fund (LOF) van
Syntrus Achmea.
Het VEV op basis van de feitelijke portefeuille wordt gebaseerd op de feitelijke renteafdekking, die wordt afgeleid
uit de toekomstige kasstromen van de TV, de VRW en het LOF. Het VEV op basis van de normportefeuille wordt
gebaseerd op het beleidsmatig afgesproken afdekkingspercentage en wordt daarmee uitsluitend gebaseerd op
de feitelijke toekomstige kasstromen van de TV en de VRW.
Voor de berekening van het renterisico worden bij de VRW de high yield obligaties en obligaties opkomende
markten buiten beschouwing gelaten omdat de gevoeligheid voor de euro-swaprente voor deze beleggingen
beperkt is. De overige vastrentende beleggingen (investment grade euro (incl. credits) en hypotheken) hebben
een dusdanig profiel dat deze adequaat bijdragen aan de vermindering van het renterisico van het
pensioenfonds. Het LOF wordt risicomijdend beheerd.
Doordat het renterisico naast VRW wordt afgedekt door participatie in het LOF, is de rentehedge niet specifiek
afgestemd op de kasstromen van de TV van het pensioenfonds. Hierdoor kan het rente-effect op het eigen
vermogen van niet-parallele en/of grote veranderingen van de rentetermijnstructuur afwijken van het strategisch
beoogde afdekkingspercentage. Met dit risico wordt bij de vaststelling van het VEV geen rekening gehouden.
Risico zakelijke waarden (S2)
De beleggingen van het pensioenfonds in zakelijke waarden betreffen:
Aandelenbeleggingen in ontwikkelde markten (standaardmodel dalingsfactor 25%)
Syntrus Achmea Core Conviction Pool Europe
Syntrus Achmea High Conviction Pool Europe
Syntrus Achmea Multi Manager Pool Europe
Syntrus Achmea Aandelen Noord Amerika Pool
BlackRock MSCI Europe Index Fund B
BlackRock MSCI Japan Index Fund B
Aandelenbeleggingen in opkomende markten (standaardmodel dalingsfactor 35%)
BlackRock MSCI Emerging Markets Free index fund B
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
4
Beleggingen in direct vastgoed (standaardmodel dalingsfactor 25%)
CBRE Dutch Office Fund II
CBRE Dutch Residential Fund III
CBRE Dutch Retail Fund II
In de CBRE vastgoedfondsen wordt gebruik gemaakt van vreemd vermogen. Door het gebruik van vreemd
vermogen kan niet goed onderbouwd worden dat er geen sprake is van een verhoogd risico ten opzichte van
directe beleggingen in vastgoed..De beleggingen in de (niet beursgenoteerde) CBRE vastgoedfondsen worden
daarom voor de bepaling van het vereist eigen vermogen geclassificeerd als indirect vastgoed.
De aandelenbeleggingen vinden plaats op gereglementeerde markten. Het zakelijke waardenrisico wordt
beheerst doordat in de uitvoering wordt gezorgd voor een goede selectie van aandelen en spreiding over regio’s
en sectoren.
Valutarisico (S3)
Op basis van het standaardmodel wordt het valutarisico bepaald op basis van een waardedaling van alle nieteurobeleggingen met 20%. Het grootste gedeelte van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds is belegd
in euro’s. Het pensioenfonds heeft het valutarisico voor een aantal beleggingscategorien voor 75% afgedekt naar
de euro. Dit betreft de hoofdvaluta (de Amerikaanse dollar, het Britse pond, de Japanse yen en de Zwitserse
frank).. Het valutarisico in de high yield obligatiepool wordt binnen de pool voor 100% afgedekt.
Grondstoffenrisico (S4)
Op basis van het standaardmodel wordt het grondstoffenrisico (commodities) bepaald op basis van een
waardedaling van grondstofbeleggingen met 30%. De grondstoffenportefeuille van het pensioenfonds betreft
beleggingen in semi-actieve MSCI commodities notes op de GSCI index, met als onderliggende tegenpartij de
Rabobank en betreft daarmee een gediversifieerde belegging in verschillende grondstoffen. De notes worden
zoals besloten door het bestuur bij het aflopen ervan in 2014 vervangen door discretionaire commodity swaps,
waarbij als cash de Syntrus Achmea Geldmarkt Pool wordt aangehouden. Op deze wijze is sprake van een meer
kostenefficiënte invulling en wordt het tegenpartij risico gespreid over meerdere kredietwaardige partijen.
Kredietrisico (S5)
De vastrentende beleggingen waarop het pensioenfonds kredietrisico loopt, betreffen:
Beleggingen in vastrentende waarden
Syntrus Achmea Vastrentende Waarden Pool
Syntrus Achmea Global High Yield Pool
Syntrus Achmea Liability Overlay Fund
Syntrus Achmea Geldmarkt Pool
Syntrus Achmea Real Estate & Finance Particuliere Hypothekenpool
Pictet Hard Currency Emerging Markets Debt Fund
Stone Harbor Local Currency Emerging Markets Debt Fund
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
5
Op basis van het standaardmodel moet het effect op de waarde van de vastrentende beleggingen van een 40%
toename van de credit spread (marktrenteopslag voor kredietrisico) opgevangen kunnen worden. De credit
spread en het effect van een 40% toename van de credit spread wordt bepaald op basis van de feitelijke
kasstromen van de vastrentende beleggingen.
Verzekeringstechnisch risico (S6)
In het standaardmodel zijn voor de bepaling van het vereist vermogen voor het verzekeringstechnisch risico
geen berekeningen voorgeschreven. Wel is voorgeschreven dat het verzekeringstechnisch risico bestaat uit drie
soorten risico’s die voortvloeien uit mogelijke afwijkingen ten opzichte van de gehanteerde
sterfteveronderstellingen, te weten het procesrisico, de trendsterfteonzekerheid (TSO) en negatieve
stochastische afwijkingen (NSA). Het procesrisico wordt bepaald op een 1-jaars horizon en zekerheidsniveau
97,5%. TSO en NSA beslaan de gehele looptijd van de verplichtingen en worden vastgesteld als verschil tussen
e
het 75 percentiel van de verdeling van de waarde van de verplichtingen en de verwachtingswaarde hiervan.
Het pensioenfonds maakt voor de vaststelling van het verzekeringstechnisch risico gebruik van de formules die
De Nederlandsche Bank als handreiking ter beschikking heeft gesteld. Deze formules bepalen het
verzekeringstechnisch risico op basis van het aantal (gewezen) deelnemers, de gemiddelde leeftijd in het fonds
en de door het fonds gevoerde pensioenvormen.
Liquiditeitsrisico
Een beperkt deel van de beleggingsportefeuille bestaat uit minder liquide vermogenscategoriën, waaronder de
beleggingen in direct vastgoed, hypotheken en de participatie in het LOF. Het vermogensbeheer van de
portefeuille is zo ingericht dat naar verwachting tijdig aan de liquiditeitsbehoefte van het fonds kan worden
voldaan zonder deze minder liquide beleggingen van de hand te hoeven doen (zie ook de liquiditeitsanalyse van
het pensioenfonds zoals opgesteld door Syntrus Achmea). Onder andere speelt hierbij een rol dat het totaal van
de binnenkomende premies groter is dan de hoogte van de pensioenuitkeringen. Om deze reden laat het
pensioenfonds liquiditeitsrisico buiten beschouwing bij het vaststellen van het VEV.
Concentratierisico
De beleggingen van het pensioenfonds worden op een redelijke wijze gespreid over beleggingscategorieën,
regio’s en sectoren. De beleggingsrichtlijnen voor de beleggingspools bevatten duidelijke restricties ten aanzien
van de aan te houden posities en de hierin te hanteren spreiding. Om deze reden laat het pensioenfonds
concentratierisico buiten beschouwing bij het vaststellen van het VEV.
Operationeel risico
Het fonds beheerst operationele risico’s door eisen te stellen aan interne processen en processen van
dienstverleners, waaronder ISAE 3402 Type II certificering, regels voor procuratie, functiescheiding, “chinese
walls”, en prudent beloningsbeleid. Als gevolg hiervan is er geen aanleiding om te veronderstellen dat er sprake
is van een verhoogd operationeel risico. Om deze reden laat het pensioenfonds operationeel risico buiten
beschouwing bij het vaststellen van het VEV.
6
Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen
Risico door actief beheer aandelenbeleggingen
Het pensioenfonds voert een licht actief asset allocatie beheer (DAA), waarbij de vermogensbeheerder per
beleggingscategorie ruimte heeft voor (discretionaire) afwijking van de benchmark asset allocatie met +/- 2,0%
(en een ruimte van +/- 5,0% na akkoord van het bestuur).
Daarnaast is in verschillende Syntrus Achmea (SA) aandelenbeleggingspools sprake van actief beheer, waarbij
de volgende tracking errors van toepassing zijn:
TRACKING ERRORS BELEGGINGSPOOLS
Aandeel in
normportefeuille
Gemiddelde
tracking error
Maximale ex-ante
tracking error
SA Aandelen Europa Pool
3,75%
1,0%
2,5%
SA Aandelen Noord-Amerika Pool
5,40%
1,0%
2,5%
SA High Conviction Pool Europe
2,50%
3,5%
7,0%
SA Multi Manager Pool Europe
2,50%
3,0%
5,0%
Het aandeel in de totale portefeuille van het pensioenfonds van aandelenbeleggingen met een gemiddelde
tracking error groter dan 1% is beperkt. Om deze reden laat het pensioenfonds het risico vooroorzaakt door het
actief beheer van de aandelenbeleggingen buiten beschouwing bij het vaststellen van het VEV.