Startnotitie Bestemmingsplan Duinrell - mei 2014 - Z – 12559 - WS 1 1. Inleiding Aanleiding en doelstelling De aanleiding voor de integrale herziening van het bestemmingsplan Duinrell is tweeledig. De eerste aanleiding betreft de wettelijke verplichting. Het vigerende bestemmingsplan Duinrell dateert van 27 februari 2006. Volgens de Wet ruimtelijke ordening (verder: Wro) moet de bestemming van gronden met inbegrip van de daarop van toepassing zijnde regels, binnen een periode van tien jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling van het bestemmingsplan, opnieuw worden vastgesteld. Daarnaast moet het bestemmingsplan voldoen aan de in de Wro vastgestelde verplichtingen met betrekking tot de digitalisering. Het doel van het nieuwe bestemmingsplan is het bieden van een actueel ruimtelijke sturingskader (beleid en regels). Het plan heeft in beginsel een beheersmatig karakter. Waar dat mogelijk is beogen we wel de flexibiliteit te bevorderen. Indien zich binnen de planperiode op één of enkele locaties een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling aandient die ten tijde van de totstandkoming van dit plan nog onvoldoende was uitgekristalliseerd, zal daarvoor een afzonderlijke ruimtelijk traject worden doorlopen. De gemeenteraad geeft met het vaststellen van de startnotitie het startschot voor het opstellen van het bestemmingsplan. Deze startnotitie en het verdere proces is besproken met Duinrell en de buurtvereniging Dorpskern & Duinrell. De inhoudelijke punten worden meegenomen bij het voorontwerp bestemmingsplan Duinrell. Begrenzing De bestemmingsplangrens omsluit de volgende gebiedsdelen: Het duinbosgebied, de helling van de binnenduinrand met de duisloot en het dag- en verblijfsrecreatiegebied. Daarnaast is er de zone langs de noordrand van Duinrell met daarin het Bosje van Pallandt. Een deel van de Storm van ’sGravesandeweg valt tevens binnen de plangrens. Afbeelding 1: Begrenzing bestemmingsplan Duinrell 2 2. Het bestemmingsplan Duinrell, de kaders Inleiding Dit startdocument is opgesteld aan de hand van de “Procesbeschrijving bestemmingsplan 2013” die in oktober 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Hiermee wordt ingezet op een eenduidige en uniforme werkwijze voor herzieningen van bestemmingsplannen. Fase 1 van het bestemmingsplanproces is de vaststelling van het startdocument door de gemeenteraad. Met de vaststelling van dit start-document geeft de gemeenteraad de kaders aan voor het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan Duinrell 2015. Beleidskaders De wettelijke basis voor het maken van bestemmingsplannen en structuurvisies is vastgelegd in de Wro. Deze wettelijke basis is momenteel onderwerp van een ingrijpende stelselherziening. De nieuwe Omgevingswet zal het huidige stelsel eenvoudiger maken en meer laten aansluiten bij de eisen en wensen van deze tijd. Het wetsvoorstel voor de eerste tranche van de Omgevingswet is recent aangeboden aan de Raad van State. Na advisering door de Raad van State wordt het voorstel aangeboden aan de Tweede Kamer en worden de Invoeringswet en bijbehorende AMvB’s voorbereid. De inwerkingtreding is afhankelijk van het parlementaire traject dat daarna volgt en wordt niet voor 1 januari 2018 verwacht. Deze herziening zal zoveel mogelijk worden opgesteld aan de hand van de aankomende visie m.b.t. het nieuwe stelsel. Rijksbeleid Het rijk heeft de nieuwe bestuurlijke verhouding tussen rijk, provincies en gemeenten in de ruimtelijke ordening uitgewerkt in de Rijks Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR en de monitor Infrastructuur en Ruimte zijn de nationale belangen beschreven. De nationale belangen die juridische doorwerking in bestemmingsplannen vragen, worden geborgd in het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Buiten de nationale belangen hebben de provincies en gemeenten beleidsvrijheid. Het uitgangspunt is dat het rijk taken decentraliseert of dereguleert (decentraal, tenzij...). Natuurbeschermingswet In het Natuurbeleidsplan van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij, staat de instandhouding en de ontwikkeling van de ecologische hoofdstructuur centraal. Deze ecologische hoofdstructuur bestaat uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Een goed functionerende ecologische structuur draagt bij aan het duurzaam instandhouden en versterken van de verscheidenheid aan ecosystemen en landschappen. Het plangebied van Duinrell ligt niet binnen deze begrenzing. 3 Afbeelding 2: natura 2000 begrenzing Monumentenwet Het Rijk heeft de bescherming van rijksmonumenten geregeld in de Monumentenwet 1988. Gezien de aanwezigheid van een rijksmonument in het plangebied, dient bij het bestemmingsplan rekening te worden gehouden met deze wet. Verdrag van Malta en wet op archeologische monumentenzorg (WAMZ) Het Verdrag van Malta heeft in Nederland geresulteerd in een ingrijpende herziening van de Monumentenwet uit 1988, die op 1 september 2007 met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) van kracht is geworden. Met deze herziening van de Monumentenwet worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De nieuwe wetgeving regelt de bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van archeologisch onderzoek. De archeologische monumentenzorg wordt hiermee als volwaardig, en niet vrijblijvend onderdeel opgenomen in de ruimtelijke ordening. In het ruimtelijke ordeningsproces worden immers besluiten voorbereid die verstrekkende gevolgen hebben voor wat het bodemarchief wordt genoemd: bijvoorbeeld de bouw van woningen of bedrijven, de aanleg van infrastructuur of de inrichting van natuurgebieden. Met het van kracht worden van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is de rol van de overheden nu ‘officieel’. Het belangrijkste doel van de nieuwe wet is de bescherming van het bodemarchief door het reguleren van bodem verstorende activiteiten. Flora en Fauna wet De aandacht voor natuurwaarden uit zich onder andere in de op 1 april 2002 in werking getreden Flora- en fauna wet. Doel van deze wet is de bescherming van plant- en diersoorten. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). De wet vervangt diverse wetten die voorheen betrekking hadden op de bescherming van dier- en plantsoorten. Beoogd wordt de bestaande natuurwaarden te beschermen door de verplichting om bij mogelijke verstoring van beschermde soorten en gebieden aan te geven op welke wijze rekening wordt gehouden met natuurwaarden. 4 Provinciaal beleid Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland hebben in 2010 de Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de PlanMER vastgesteld. De structuurvisie bevat de ambities van provinciaal belang voor de periode tot 2020 met een doorkijk naar 2040. De kern van de structuurvisie is het versterken van de samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen de provincie Zuid-Holland. De provincie stelt dat dit bijdraagt aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten. De provincie kiest er voor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren en maakt hierbij gebruik van bebouwingscontouren. De provincie maakt duidelijk dat de duinen en de landgoederenzone het gebied zeer aantrekkelijk maken voor recreatieve doeleinden. Het beleid is gericht op het behoud en waar mogelijk ontwikkelen van de natuur-, landschaps- en/of cultuurhistorische waarden. Afbeelding 3: Plankaart structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ Het ruimtelijk beleid van de provincie Zuid-Holland is vastgelegd in de structuurvisie Zuid Holland “Visie op Zuid-Holland” (PSV). De Verordening Ruimte wordt jaarlijks geactualiseerd. Hiermee is sprake van een blijvend actueel toetsingskader bij het opstellen van bestemmingsplannen. Gemeenten kunnen, ingeval van ruimtelijk relevante ontwikkelingen, jaarlijks inzetten op aanpassingen van de provinciale visie en/of de Verordening Ruimte. Inhoudelijk is het beleid er op gericht om verstedelijking zoveel als mogelijk binnen bestaand stedelijk gebied te concentreren. De provincie is bezig om de PSV te herzien. De verwachting is dat de visie Ruimte en Mobiliteit na de zomer door de provinciale staten wordt vastgesteld. De eventueel veranderende regelgeving wordt verwerkt in het bestemmingsplan. 5 Ecologische hoofdstructuur De provincie heeft in de structuurvisie vastgelegd welke gebieden deel uitmaken van de ecologische hoofdstructuur. De ecologische hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden die de basis vormen voor het natuurbeleid. De ecologische hoofdstructuur bestaat vervolgens weer uit kerngebieden: grote aaneengesloten natuurgebieden met een hoge kwaliteit. Het plangebied heeft de aanduiding “Bestaande natuur en nieuwe natuur”. Dit houdt in dat deze gronden zijn aangeduid als bestaande natuur en prioritaire nieuwe natuur of als waternatuurgebied. In de verordening Ruimte is bepaald dat deze gronden moeten worden beschermd om de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk te maken en te beschermen tegen significante aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Afbeelding 4: begrenzing Ecologische Hoofdstructuur 6 Cultuurhistorische Hoofdstructuur In de structuurvisie worden ook de cultuurhistorische waarden voor gebieden beschreven. In de zogeheten Cultuurhistorische Hoofdstructuur wordt aan de hand van een kaartenrapportage een overzicht gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische kenmerken en waarden in het gebied. In het bijbehorende Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland zijn per waarderingscategorie algemene uitgangspunten geformuleerd. Binnen het plangebied zijn cultuurhistorische waarden aanwezig (Rijksmonumenten, structuren en cultuurhistorisch waardevolle panden en objecten). Afbeelding 5: Cultuurhistorische Hoofdstructuur Gemeentelijk beleid De koers die het rijk uitzet met de SVIR (decentraal, tenzij..) betekent voor de gemeente dat voor het herzien van bestemmingsplannen meer dan voorheen moet worden ingezet op een goede afstemming op de provinciale structuurvisie Zuid-Holland. Noch het rijksbeleid noch het provinciaal beleid vormen op dit moment een aanleiding om bij de herziening van het bestemmingsplan Duinrell beleidsinhoudelijk wijzigingen door te voeren. Omdat een herziening van de structuurvisie wordt voorbereid en vooruitlopend hierop geen nieuw sectoraal gemeentelijk beleid wordt voorbereid en vastgesteld is het voorstel om de bestaande situatie te digitaliseren (aan te passen aan de SVBP) en de bestaande gemeentelijke beleidskaders het uitgangspunt vormen. De huidige structuurvisie heeft als basis gediend voor het huidige bestemmingsplan. De vertaling naar bestemmingen heeft dus al plaatsgevonden. Structuurvisie Wassenaar 2001-2015 In de “Structuurvisie Wassenaar, ruimtelijk toekomstbeeld voor de periode 2001-2015” (2005) staat dat Duinrell een bijdrage kan leveren aan het structuurbeeld van Wassenaar, ook op de langere termijn. Duinrell kent twee gezichten. Voor de meeste mensen van buiten Wassenaar staat Duinrell voor een camping- en attractiepark, gelegen in het duingebied. Duinrell is ook een buitenplaats, onderdeel van de randzone tussen het Duin- en Strandgebied en het Warande - Dorpsgebied. Deze twee gezichten vormen de afspiegeling van de “twee snelheden” waarmee Duinrell rekening houdt. Als 7 buitenplaats en deel van de landschappelijke zone die tot aan Berkhei het dorp indringt valt Duinrell in het begrippenkader van consolidatie, duurzaamheid en de trage verandering. Het is een van de vele, divers vormgeven en gebruikte buitens, die zoals menig ander buiten en landgoed innig verbonden is met plek en ondergrond. Als attractiepark past het in een dynamisch kader; veranderingen van kleur en invulling als reactie op maatschappelijke ontwikkelingen, maar met respect voor het trage en structurele landschappelijke kader. In programmatisch opzicht maakt het camping- en attractiepark deel uit van de (binnenduinrand)zone met sport- en recreatievoorzieningen. Deze twee gezichten van Duinrell, de buitenplaats en het camping- en attractiepark kunnen tot een ordenend principe worden uitgewerkt; flexibiliteit van de invulling als reactie op maatschappelijke ontwikkelingen maar ook ten diensten van het versterken van de duurzame kwaliteiten van het strandwallen landschap. Doordat het vorige bestemmingsplan als inzet meer kwaliteit dan kwantiteit had, is een hechtere verankering van het park in de topografie van Wassenaar ontstaan. Op deze manier is de ruimtelijke relatie hersteld tussen Duinrell en haar omgeving, zoals in de 17e eeuw de tuin van het landgoed was opgespannen tussen een duintop en de buitenplaats Bellesteyn en de toegangslaan georiënteerd op het dorp. Ruimtelijk heeft de bovengenoemde tweedeling grote betekenis. Waar in de lijn van de Structuurvisie Wassenaar de buitenplaats de meeste aanknopingspunten geeft voor fysiek ruimtelijke verbanden met het grotere geheel van Wassenaar is dat bij het attractiepark en de terreinen voor verblijfsrecreatie maar ten dele mogelijk. Naast de fysiek ruimtelijke aspecten van het attractiepark (waar wordt gebouwd, waar is welke bestemming) zijn er ook bedrijfsmatige aspecten. Indien aan randvoorwaarden wordt voldaan is het voorts aan de directie van Duinrell om de toelaatbaar geachte ontwikkeling te realiseren. Afbeelding 6 : uitsnede structuurvisie 8 Archeologiebeleid De gemeenteraad heeft op 10 februari 2014 de nota archeologie herijking 2013 vastgesteld. De archeologische beleidskaart toont (zie afbeelding 7) globaal de archeologische waarde of verwachting door middel van 4 verschillende kleuren/cijfers. Elk van de vier kleuren verbeeldt een archeologische waarde of verwachting. De beleidsregels die voor een gebied (van één kleur) gelden, staan beschreven in de bij de beleidskaart behorende nota. Hierin staat aangegeven welke eventuele beperkende maatregelen van toepassing zijn bij welke archeologische waarde of verwachting en welke vervolgstappen bij bodemingrepen verplicht zijn. De beleidskaart en de nota zijn mede richtinggevend bij de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke plannen. De verschillende gebieden van de beleidskaart met de bijbehorende beleidsregels worden ook opgenomen in de gemeentelijke structuur- en bestemmingsplannen. Afbeelding 7: Archeologische beleidskaart (kaart uit de Nota archeologie herijking 2013”) 9 3. Afbakening Richting en afbakening herziening bestemmingsplan Parallel aan de herziening van het bestemmingsplan Duinrell wordt een actualisering van de structuurvisie Wassenaar 2001-2015 voorbereid. Het college en de gemeenteraad hebben zich op het standpunt gesteld dat een actuele structuurvisie het richtinggevend kader moet zijn en dat bestemmingsplannen daar een uitwerking van zijn. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of nieuw sectoraal beleid geldt dat eerst de structuurvisie vastgesteld moet zijn en dan pas herzieningen van bestemmingsplannen in procedure kunnen worden gebracht. Dit bestemmingsplan moet worden herzien om aan de Wro te kunnen voldoen. Met het vorige bestemmingsplan zijn ontwikkelingen voor komende jaren al ruimtelijk vertaald. Voor het gehele plangebied geldt dus al een actueel ruimtelijk beleidskader. Dit gegeven en het bestuurlijk belang bij een actuele structuurvisie als richtinggevende onderlegger lijkt de keuze om een conserverend bestemmingsplan voor te bereiden voor de hand liggend. Een conserverend plan voorbereiden houdt in dat de bestaande situatie wordt gedigitaliseerd en de benamingen van bestemmingen en de indeling van regels gaan voldoen aan de SVBP 2012. 10 4. Uitvoering Aanpak Wat is nodig voor de herziening van het bestemmingsplan Duinrell? Het voorstel om een conserverend plan te maken impliceert dat de herziening op een zo praktisch mogelijke wijze zal worden opgepakt. Op hoofdlijnen moeten de volgende werkzaamheden worden gedaan: - Inventariseren; hierbij moet nagegaan worden: * wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot ontwikkelingen in wetgeving/beleidskaders; * in hoeverre vanuit sectorale wetgeving onderzoeken noodzakelijk zijn; * of de analyse in de toelichting (teksten vanuit de diverse disciplines) nog actueel is. - Actualiseren van de toelichting en begripsbepalingen. - Voorschriften herschikken overeenkomstig de SVBP 2012 en waar mogelijk vereenvoudigen - Verbeeldingen aanpassen op basis van de hoofdgroepen/bestemmingen uit de SVBP en alle herzieningen en wijzigingsplannen en digitaliseren (uitbesteden aan Engineering People). - Noodzakelijke aanpassingen vanuit de bedrijfsvoering, belangenorganisaties en omwonende, die passen binnen het ruimtelijke beleid. Communicatieplan Op basis van de voorgestelde richting voor de herziening zal er geen sprake zijn van ruimtelijke ontwikkelingen. Vanuit het Besluit ruimtelijke ordening gelden er dan geen wettelijke eisen voor het doen van een kennisgeving/vooraankondiging van het opstellen van het bestemmingsplan. Bij de fases van het bestemmingsplan zijn wel publicatie momenten verplicht. Uit communicatie-oogpunt is van belang te benadrukken dat er inhoudelijk in essentie weinig of niets verandert. Dit moet voor belanghebbenden ook duidelijk en herkenbaar zijn. Daarom zal elke fase van de bestemmingsplanprocedure worden benut als communicatiemoment. Wijze van betrekken van stakeholders Het huis aan huis informeren van alle belanghebbenden rondom Duinrell. Voorgesteld wordt om dit ook te doen via de buurtvereniging “Dorpskern en Duinrell”. Het voorontwerp bestemmingsplan zal worden vrijgegeven voor inspraak. Deze inspraak is formeel niet vereist maar biedt belanghebbenden een extra mogelijkheid om in het begin van het traject te reageren. Dit houdt in dat wettelijke vooroverlegpartners de gelegenheid hebben te reageren op het voorontwerp bestemmingsplan. Het voorontwerp bestemmingsplan wordt dan via ruimtelijke plannen.nl en de gemeentelijke website beschikbaar gesteld. Specifieke stakeholders zoals: Staatsbosbeheer of natuur- en landschapsverenigingen worden rechtstreeks geïnformeerd. 11 Vormgeving vooroverleg: Volgen van de wettelijke eisen. Overleg met WCE: Het voorontwerp-bestemmingsplan wordt voor advies naar WCE gestuurd. Processchema: Alle stakeholders die rechtstreeks worden geïnformeerd ontvangen ook informatie over het bestemmingsplanproces. Afspraken over het houden van hoorzittingen in de ontwerpfase en wie hiertoe de hoorzittingen organiseert: Nadere invulling in overleg met de griffie. Financieel kader De herziening van het bestemmingsplan vloeit voort uit de wettelijke plicht om het bestemmingsplan binnen 10 jaar te herzien. De keuze om een overwegend conserverend plan te maken en in te zetten op een digitalisering van de bestaande situatie maakt dat planschaderisico’s naar verwachting niet aan de orde zijn. Er is geen noodzaak om een exploitatieplan op te stellen. Het plan voorziet namelijk niet in nieuwe ontwikkelingen. Deze aspecten van de economische haalbaarheid zullen nader worden onderbouwd in het voorontwerp bestemmingsplan. Voor het opstellen van het bestemmingsplan zullen kosten moeten worden gemaakt. Gelet op het voorstel om een overwegend conserverend plan te maken mag verwacht worden dat er vrijwel geen onderzoeken behoeven te worden uitgevoerd. Voor het tekenwerk moet wel externe expertise worden ingezet. Om een indicatie van die kosten te krijgen moet nog een offerte worden gevraagd. Voor deze kosten is budget beschikbaar vanuit de post digitaliseren bestemmingsplannen. De kosten volgen rechtstreeks uit het gemeentelijke beleid en/of wettelijke verplichtingen en kunnen niet bij derden worden verhaald. Planning De planning is gebaseerd op de noodzaak om uiterlijk in februari 2016 een vastgesteld bestemmingsplan te hebben. Bij deze planning is uitgegaan van de keuze voor een conserverend plan. Het proces kent 4 fases: Fase 1: Vaststelling startnotitie (college mei 2014 en raad juni/juli 2014) Fase 2: Vrijgeven voorontwerp bestemmingsplan: omstreeks februari 2015 - Besluit B&W: februari 2015 - Voorontwerp-bestemmingsplan naar raadscie.: februari 2015 - Vooroverlegfase plus inspraak: 6 weken Fase 3: Vrijgeven ontwerp bestemmingsplan: begin september 2015 - Besluit B&W: augustus 2015 - Ontwerp naar raadscie.: september 2015 - Publicatie + ter inzagelegging ontwerp voor zienswijzen: 6 weken Fase 4: Vaststelling december 2015 - Behandeling zienswijzen raadscie.: p.m. (planning wordt nader uitgewerkt.) - Vaststelling nota van beantwoording zienswijzen en vaststelling bestemmingsplan (raad): binnen 12 weken na einde van tervisielegging ontwerpplan. 12
© Copyright 2024 ExpyDoc