Toespraak van burgemeester W.M. de Jong tijdens de

Toespraak van burgemeester W.M. de Jong
tijdens de dodenherdenking op 4 mei 2014 te Schalkwijk
Straks zijn we twee minuten stil. Dat doen we om de slachtoffers te
herdenken van de Tweede Wereldoorlog die vielen in ons land, in
Europa en Azië. En ook degenen die daarna in oorlogssituaties en
vredesmissies, vaak ver van huis, hun leven gaven voor vrede en
vrijheid.
Oorlog in ons land is steeds langer geleden. Het aantal mensen dat
bewust de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt wordt met het jaar
kleiner. Het diepe besef van vrede en vrijheid dat ontstaat door
persoonlijke ervaring van ónvrijheid, kennen steeds minder mensen en is
daardoor ook steeds moeilijker over te brengen.
Toch blijft het, juist daarom, zinvol de doden te herdenken die vielen
voor vrede en vrijheid; het blijft zinvol om jongere generaties te vertellen
van de verschrikkingen van oorlog, de aanleidingen ervoor en hoe
belangrijk het is oorlog te voorkomen .
Dit jaar is het 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog begon. Een
oorlog die, omdat Nederland neutraal bleef, veel minder in onze
collectieve herinnering zit dan de Tweede Wereldoorlog. Toch zien we
de behoefte om hier aandacht aan te geven. Om verhalen en beelden te
verzamelen en om na te denken over de betekenis van die tijd.
Dat hoeft geen vals sentiment of zucht naar spanning te zijn. Het is goed
dat ook die oorlog meer deel gaat uitmaken van ons gezamenlijk
geheugen. Juist om de waarde van het leven, de waarde van hen die
stierven en de waarde van vrede en vrijheid nog meer te beseffen.
Mijn eigen opa en mijn vader hebben de Tweede Wereldoorlog wel
bewust meegemaakt. Zij hebben de verschrikkingen daarvan aan den
lijve ondervonden. Zij hebben persoonlijk gestreden en risico’s genomen
voor hun vrijheid en die van hun medemensen. Voor hen was vrijheid
geen abstract begrip, maar verbonden aan lijf en goed van henzelf en
anderen. Naarmate zij ouder werden kregen ze ook meer behoefte
daarover te vertellen, om ervaringen over te dragen aan kinderen en
kleinkinderen.
Zulke overdracht van diep gevoelde ervaringen naar nieuwe generaties
is goed en heel waardevol. Op die manier blijft het besef levend dat
vrede en vrijheid niet goedkoop zijn en nooit vanzelfsprekend.
Onze generatie heeft het einde van de Koude Oorlog meegemaakt –
begin jaren negentig van de vorige eeuw. Hierna brak een periode aan
waarin velen dachten dat door de toenemende wederzijdse economische
afhankelijkheid en de waarde van internationale verdragen, vrede en
vrijheid wereldwijd alleen maar zouden groeien.
Het is nog niet zo lang geleden dat de val van autoritaire en repressieve
regimes en de toenemende roep om meer democratie op veel plekken in
de wereld ons hoopvol stemde. De Arabische lente in grote delen van
Noord-Afrika en het Midden-Oosten, de opstand tegen Assad in Syrië,
de betogers op het Maidan-plein in Kiev in Oekraïne. Stuk voor stuk
leken het tekenen van groeiende democratische gezindheid en respect
voor fundamentele rechten en vrijheden van mensen.
Maar juist in het afgelopen jaar zijn we, misschien opnieuw, met de neus
op de feiten gedrukt. Vrijheid is niet vanzelfsprekend. Oorlog en dreiging
van oorlog kan zo maar de kop opsteken. Bijna zeventig jaar na het
einde van de Tweede Wereldoorlog voelen vrije landen zich weer
bedreigd. Op een moment als vandaag, waarin wij de doden herdenken
die gevallen zijn in naam van vrede en vrijheid, moeten we dan ook
beseffen dat vrijheid nooit goedkoop is en soms zelfs levens vraagt.
Vrijheid blijft zeker niet als vanzelf bestaan. We zullen altijd waakzaam
moeten blijven en ook bereid zijn als land, als volk, als internationale
gemeenschap offers te brengen.
Essentieel voor onze democratische rechtsstaat is de vrijheid van
minderheden om zichzelf te kunnen zijn. Om niet uitgesloten te worden.
Om te kunnen en te mogen laten zien wie je bent, om te geloven in wat
je diepste overtuigingen zijn. Die vrijheid ontstaat alleen maar bij de
gratie van wederkerigheid. Anderen zien staan en respecteren voor wat
ze zijn, betekent niet dat je iedereen sympathiek hoeft te vinden.
Mensen zijn en denken nu eenmaal verschillend. Sommigen gedragen
zich misschien heel anders dan jij zou doen. Maar iemand uitsluiten
omdat hij tot een bepaalde groep behoort is niet te rijmen met de vrijheid
om er te mogen zijn.
Vooroordelen over bevolkingsgroepen kunnen leiden tot minachting,
ontlopen van elkaar en uiteindelijk wegkijken en uitsluiten. De Holocaust
is begonnen met het zien van de Joden als minderwaardige burgers die
niet dezelfde rechten hebben. De genocide in Rwanda volgde op het
ontmenselijken van de Tutsi’s die als kakkerlakken werden betiteld. Het
begint met woorden, maar kan eindigen in moorden.
Het vasthouden van de kernwaarden van vrede en vrijheid begint
dichtbij. Bij jezelf, bij je eigen houding en gedrag. Hoe kijk jij naar andere
mensen en andere groepen? Benader je ze respectvol en mild, kortom
als medemens, net zoals je naar jezelf kijkt? Of sta je voortdurend met je
oordeel klaar over al die anderen die het in jouw ogen niet goed doen?
Laten we elkaar blijven benaderen met respect, als waardevolle
medemensen. En laten we daarbij vooral kijken naar onszelf en hoe wíj
ons kunnen inzetten voor een ánder, voor de sámenleving.
De Nederlandse schrijfster Désanne van Brederode heeft het in een
lezing onlangs treffend verwoord. Zij zei: ‘Ik droom van een land waarin
mensen niet meer luidkeels roepen dat niemand meer geloofwaardig is.
Ik droom van een land waarin mensen willen proberen zélf geloofwaardig
te worden en erkennen elkaar daarbij hard nodig te hebben. Dankbaar
met iedereen die ons helpt ons betere ik te worden.’
‘Ik ben er – voor een ander. Door hem besta ik pas.’ Dat is de kern van
een vrije samenleving.