Dimensie 3 nr. 2014/1 - Buitenlandse Zaken

HET MAGAZINE VAN DE BELGISCHE
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
dimensie
UW
HERNIEUW NT!
E
ABONNEM
Welk soort
landbouw heeft
de toekomst?
Pistes, controverses
en reportages
WELKE
MILLENNIUMDOELEN
na 2015?
Nr 1 / 2014 • TWEEMAANDELIJKS JANUARI-FEBRUARI 2014 • P308613 • AFGIFTEKANTOOR BRUSSEL X
Overzicht
JANUARI-FEBRUARI 2014
6>
Met gelijke
kansen
18/19 >
Wat je zaait,
zul je oogsten
28/29 >
Millenniumdoelen 2.0 15
krijgt honger geen kans
DOSSIER LANDBOUW
7 miljard monden voeden,
maar hoe? > 4
7 2014 Internationaal
jaar van de familiale
landbouw
8 Voedselzekerheid en
voedselsoevereiniteit
9 Congolese boeren
slaan de handen
in elkaar!
10-11 En de antilopen
grazen weer
12-13 Parlementairen
houden vinger aan
de pols in Burundi
2 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
14-16 De ggo-controverse
17 Meer voedsel en
inkomen in de
Grote Meren
20-21 Voedselveiligheid:
van boer tot bord
22 Koele dadels in
de Sahara
23 Waarom
landbouwprojecten
dikwijls falen
24-25 Wereldvoedselprogramma koopt aan
bij kleine boeren
26 Wordt de moeder
van alle granen
te populair?
27 Eerlijke handel
verdient alle aandacht
30-31 Krijtlijnen voor een
duurzame economie
32 Grote Meren: België
engageert zich
33-35 Puntkomma
36 ‘Parenthèse béninoise’
3
dimensie
Wanneer behoort
honger tot het verleden?
at kan belangrijker zijn om te leven dan eten? Het heeft alles te
maken met recht op leven en dat recht kan de wereld vandaag
garanderen. Honger zou dan definitief tot het verleden behoren.
Toch is 13% van de wereldbevolking ondervoed. Dat zijn wraakroepende
cijfers. Het zijn immers vooral boeren die honger lijden en ¼ van het wereldwijd
geproduceerde voedsel wordt niet verbruikt maar gewoon weggegooid.
W
© D. Telemans/11.11.11
Tweemaandelijks
tijdschrift uitgegeven
door de Directie-Generaal
Ontwikkelingssamenwerking
en Humanitaire Hulp (DGD)
Redactie:
DGD
Karmelietenstraat, 15
B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be
Dat alles maakt dat ‘voedselzekerheid’ de zaak is van iedereen, ook van de
geïndustrialiseerde landen. Niemand ontsnapt eraan en de eerste zorgwekkende
ontwikkelingen tekenen zich nu al af in het ooit zo rijke Europa dat momenteel gebukt
gaat onder besparingen en de knip op de beurs houdt. Nieuwe burgerinitiatieven
krijgen vorm: stadsmoestuinen, groepsaankopen bij kleine boeren, een nieuwe
gezinsboerderij, steden in transitie … Maar er zal veel meer innovatie nodig zijn
om de wereld van morgen duurzaam te voeden. De rode draad in dit nummer is
dan ook ‘Hoe kunnen we op duurzame wijze 7 – en binnenkort 9 – miljard mensen
voeden?’. Hierbij wordt vooral stilgestaan bij de situatie van de boeren in het Zuiden
voor wie het al een hele opgave is om voor het dagelijkse brood te zorgen. Aan
mogelijkheden, oplossingen en problemen ontbreekt het niet, oordeel zelf …
En tot slot een punt dat minder voeten in de aarde heeft maar dat toch
even uw aandacht verdient: we vragen onze lezers namelijk om hun
abonnement te hernieuwen (zie hieronder). Dimensie 3 werkt de databank
met lezersgegevens bij en pakt daarna uit met een nieuwe formule en een
elektronische versie. Bent u benieuwd naar het vervolg? Mis dan de afspraak
binnen enkele maanden niet en teken in!
Redactiesecretariaat:
Elise Pirsoul, Chris Simoens,
Mia Van Aken
DE REDACTIE
Layout en productie:
www.mwp.be
De artikels geven niet noodzakelijk het
officiële standpunt weer van DGD of
van de Belgische regering. Overname
van de artikels is toegestaan mits
bronvermelding en een kopie voor de
redactie.
Dimensie 3 verschijnt 5 maal per jaar om
de 2 maanden, behalve in de zomer.
Gedrukt op 100% gerecycleerd papier.
Abonnement:
Gratis in België. In het buitenland enkel
de elektronische versie.
BELANGRIJK BERICHT VOOR ONZE ABONNEES:
Dimensie 3 actualiseert zijn abonneebestand. We willen u dan ook vragen
uw abonnement te hernieuwen. Wat moet u doen?
UW
HERNIEUWENT!
M
E
ABONN
1. In het midden van dit nummer vindt u een kaart waarmee u uw abonnement
kunt hernieuwen. Verzending is gratis.
2. U gaat naar www.dg-d.be of naar www.dimensie-3.be. Daar kunt u doorklikken
en uw abonnement hernieuwen.
Recente abonnees (2012 en 2013) hoeven niets te doen. Hun abonnement blijft behouden.
Twijfelt u over de aanvang van uw abonnement, dan kunt u zich toch opnieuw abonneren.
Ook de elektronische abonnementen in binnen- en buitenland blijven doorlopen.
Deze aankondiging zal nog 2 keer verschijnen, met name in de nummers 2/2014 en 3/2014 van Dimensie
3. Let wel: enkel het huidige nummer bevat een herabonneerkaart.
Vanaf de zomer 2014 worden de geactualiseerde abonneebestanden in gebruik genomen.
Alle abonnees van vóór 2012 die niet reageren, zullen Dimensie 3 niet meer ontvangen.
We danken u voor uw medewerking.
Dimensie 3
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 3
editoriaal
Landbouwers in de gemeente Karusi
(Burundi) – verenigd in een coöperatie
via een project van 11.11.11 – oogsten
hun aardappelen.
De productie van voedsel - via landbouw en veeteelt – vormt de basis van
het menselijke bestaan. Gewend als we zijn aan overvolle koelkasten en aan
het overaanbod in supermarkten staan we hier al lang niet meer bij stil. In het
economische beleid werd gaandeweg minder aandacht besteed aan landbouw
dan aan de internationale financiële stromen en de winstgevende verwerkende
industrie. De Verenigde Naties, Europa en tal van donoren hebben landbouw dan
wel opnieuw hoger op de agenda gezet, maar nu bedreigen nieuwe problemen de
landbouwproductie: klimaatwijziging, bevolkingsgroei, aantasting van de natuurlijke
hulpbronnen, slinkende fossiele brandstoffen, financiële en economische crisissen …
7 miljard monden
maar hoe?
…Met geteeld voedsel, natuurlijk. Maar over welke landbouw praten we dan? En wie zijn
de landbouwers van morgen? De vraag is voer voor debat: de ene wil een toename van
de voedselproductie op grote schaal, de andere is voorstander van zelfvoorziening. De
ene zet in op techniek en genetica, een andere verwacht alles van doorgedreven biologische landbouw …
Investeren in landbouw
Er is lange tijd ondergeïnvesteerd in landbouw. In sommige landen was deze sector
goed voor maar 1 à 2 % van de nationale
begroting. Na decennia van voedselcrisissen en hongersnood in het Zuiden, stelde
de Wereldbank in haar ontwikkelingsrapport van 2008 dat landbouw opnieuw de
hefboom in de strijd tegen armoede moest
worden. Deze stelling werd nog kracht
bijgezet door de wereldwijde voedselcrisis in dat jaar en de uitdagingen van
de klimaatverandering (die niet zonder
gevolgen blijft voor de landbouwproductie).
De landen in Afrika deden de toezegging
om 10% van de begroting aan landbouw te
besteden1, maar voor vele bleef het bij een
voornemen. Donoren tonen zich bereid om
opnieuw te investeren in landbouw en ook
de Belgische Ontwikkelingssamenwerking
blijft in deze niet achter.
De groene revolutie
Als gevolg van de sterke bevolkingsgroei
en de klimaatverandering zou de voedselproductie moeten verdubbelen om 9
miljard mensen te kunnen voeden tegen
2050. Alleen is de kritische druk op de
natuurlijke rijkdommen vandaag al bereikt.
Hoogste tijd dus voor een derde groene
revolutie die een ommekeer teweegbrengt
in de landbouwsector van laag geïndustrialiseerde landen door teeltintensivering en
het gebruik van graanrassen met een hoge
opbrengst, productiemiddelen (meststoffen of gewasbeschermingsmiddelen) en
irrigatietechnieken.
Het Westen beleefde een groene revolutie
in de jaren zestig dankzij de doorbraak
in de ontwikkeling van scheikundige
middelen en machines voor de landbouw. De productiviteit steeg pijlsnel en
zou (volgens sommigen) aan de basis
liggen van de sterke bevolkingsgroei.
Maar er zat ook een schaduwzijde aan:
milieuvervuiling, minder biodiversiteit,
de aftakeling van het kleine landbouwbedrijf, plattelandsvlucht, meer vraag
naar fossiele brandstoffen …
Nog een stap verder in de toepassing
van wetenschap in de landbouw – en een
bron van veel controverse - zijn de ggo’s
(genetisch gewijzigde organismen) (p. 14).
Voedselveiligheid en
voedselsoevereiniteit
Jean Ziegler, econoom en voormalig
speciaal VN-rapporteur voor het recht op
voedsel, is ervan overtuigd dat de huidige hulpbronnen volstaan om 12 miljard
mensen te voeden. Maar de toenemende
druk op de natuurlijke rijkdommen (land,
water...) creëert schaarste. En dan is er
in het Zuiden nog het acute probleem
van de forse toename van landroof door
grote bedrijven. Het gaat er dus niet in
4 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
de eerste plaats om de productiviteit
te verhogen, maar wel om iedereen
toegang te geven tot voedsel. Iedereen
heeft immers recht op voldoende voedsel.
Voedselsoevereiniteit (lokale voedselzelfvoorziening) is dan ook een waarborg
voor voedselzekerheid (p. 8).
Agro-ecologie-agrobosbouw
Olivier De Schutter, speciaal VN-rapporteur voor het recht op voedsel, ziet een
ecologische aanpak als een deel van de
oplossing. ‘Agro-ecologie kan een antwoord bieden op de uitdagingen van deze
eeuw (…). Het zorgt voor meer veerkracht,
zowel voor een regio of een land als voor
een gezin. Afrika dat zich opmaakt voor
een nieuwe Groene Revolutie, importeert
nu nog 90% van de kunstmest die het
gebruikt: (…) een wel bijzonder smal
draagvlak voor voedselzekerheid. Net als
landen zijn ook boeren die afhankelijk zijn
van dure productiemiddelen, nauwelijks
bestand tegen de schokken van sterke
LANDBOUW
voeden,
Landbouw
centraal in Belgische
Ontwikkelingssamenwerking
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking
ondersteunt de duurzame gezinslandbouw.
Met de steun die ze verleent via de Belgische Technische Coöperatie (BTC), wil ze
bijdragen tot meer voedselzekerheid en een
duurzamere economische groei. De vier
pijlers van deze aanpak zijn:
• productieverhoging (opleiding, irrigatie,
zaaigoed …)
• markttoegang voor de afzet van de
productie (transportmiddelen en een
versterking van de coöperaties)
• capaciteitsopbouw van ministeries,
de civiele samenleving en de
boerenorganisaties
• de versterking van de positie van de vrouw
Impact Landbouwspecial
Impact is een halfjaarlijks magazine dat
nieuws brengt over de interventies van de
Belgische gouvernementele samenwerking
(via BTC) in een bepaalde sector. In het
eerste nummer ligt de focus op landbouw.
Landbouw is een prioritaire sector voor België
in 11 landen in Afrika en Latijns-Amerika.
http://www.btcctb.org/nl/publications/
impact-landbouw-november-2013
Boeren en
en
boerinnen voeden
de wereld maar net
zij lijden honger.
r.
prijsstijgingen. Maar door de lokale productie van biologische bestrijdingsmiddelen of organische meststoffen (compost,
dierenmest of groenbemesters) daalt de
productiekost fors en neemt het netto-inkomen aanzienlijk toe’. (uit: Agroécologie en
pratique, Agrisud, 2010). Agro-ecologie
put uit de traditionele landbouwmethoden en uit de kennis van ecologie. Deze
traditionele methoden vormen de basis
van moderne wetenschappelijke kennis, waar ook rekening wordt gehouden
met sociale, economische en culturele
aspecten. De opbrengst kan zeer hoog
zijn en de productietechnieken kosten
weinig. Agrobosbouw (p. 10) is één van
de technieken van de agro-ecologie.
heeft en dat is een bron van inkomsten’,
aldus nog Sekou Diarra. ‘Maar hij heeft
geen toegang tot de voedselverwerking. In
Mali neemt veeteelt een belangrijke plaats
in maar ons land is tegelijk een belangrijke
invoerder van kaas en melkpoeder …’.
De VN hebben 2014 uitgeroepen tot ‘het
Internationale jaar van de gezinslandbouw’
opdat boeren in het beleid van hun land
de aandacht krijgen die ze verdienen
(p. 7). En met boeren wordt dan vooral
boerinnen bedoeld, want het zijn vooral
vrouwen die het land bewerken.
ELISE PIRSOUL
Steun voor de landbouwgemeenschap
‘De taak om de mensheid
te voeden, berust bij hen
die voedsel produceren,
en dat zijn de boeren. Het
is dus niet normaal dat net
zij honger lijden’, aldus een
verontwaardigde Sekou
Diarra, voorzitter van CAD
Mali – Coalition des Alternatives africaines, Dette et
Développement. Het is zo
dat drie vierde van de armen
in ontwikkelingslanden op het
platteland leeft, en dat de meesten
rechtstreeks of onrechtstreeks van de
landbouw leven. Wereldwijd zijn het vooral
boeren, producenten en leveranciers van
voedingsmiddelen, die zelf honger lijden.
(World Bank, 2008). ‘De boer produceert
zelf zijn voedsel en verkoopt wat hij teveel
ONLINE
Zie themafiche in Dim3 n° 2/2011
op www.dimensie-3.be
1
In de ‘Verklaring van Maputo’
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 5
LANDBOUW
Met gelijke kansen
KRIJGT HONGER GEEN KANS
De positie van de vrouw versterken is de goedkoopste en
meest doeltreffende strategie om honger en ondervoeding te
bestrijden. Dat stelt Olivier De Schutter - VN-rapporteur voor
recht op voedsel - in zijn rapport ‘Gender equality and food
security: women’s empowerment as a tool against hunger’.
I
VROUWEN
AAN DE PLOEG
Amaretch (29) is een alleenstaande Ethiopische moeder
van twee kinderen, die bij haar ouders inwoont. Om haar
land van 0,75 hectare te bewerken staat ze er alleen
voor. In haar regio Tigray kunnen vrouwen wel land
bezitten, maar ze mogen het niet ploegen. Dat moeten
ze aan een man vragen die dan de helft van de oogst
krijgt. Niet bevorderlijk voor de voedselzekerheid in een
regio waar 30 à 40% van de gezinnen een vrouw aan het
hoofd hebben. Tigray heeft immers veel mannen verloren
onder het Derg-regime en tijdens de oorlog met Eritrea.
Gelukkig kon Amaretch rekenen op het programma
van Caritas en ADCS (zie Dimensie 3, 4/2013). Na vele
lange gesprekken met haar ouders, de ouderen in het
dorp en vooral met de kerkleiders, brokkelde het taboe
geleidelijk af. ‘Ik herinner me nog als gisteren hoe ik
drie jaar geleden voor het eerst doodsbenauwd met de
os op het veld stond,’ zegt ze lachend. ‘Maar vandaag is
ploegen voor mij routine! En mijn ouders die aanvankelijk
zo tegenspartelden, vinden het nu reuzefijn dat ik zelf
ploeg.’ Ze zien dan ook het resultaat en varen er wel
bij. Bij het begin van het programma
ma kreeg Amaretch
een os te leen ter waarde van 3.0000 birr (116 euro).
Nadat hij was vetgemest, kon ze hem
em verkopen
voor 6.000 birr. Daar kocht ze een nieuwe
euwe os mee,
samen met een schaap, kippen en knaagdieren.
Vandaag spaart ze 50 birr (2 euro) per
er maand en
belegt ze zelfs een beetje in goud.
is het zo cruciaal dat vrouwen daadwerkelijk gelijke kansen krijgen als mannen,
zegt De Schutter. Met dezelfde toegang
tot productiemiddelen (zaad, meststoffen,
krediet, voorlichting, land, …) als mannen
zouden vrouwen 20 à 30% meer kunnen
oogsten. Resultaat: de landbouwproductie
in ontwikkelingslanden stijgt met 2,5 à 4%
en het aantal mensen met honger in de
wereld daalt met 12 à 17%!
© caadp.net
n ontwikkelingslanden wordt 60 à
80% van het voedsel door vrouwen
geproduceerd. De situatie verscherpt
nog doordat meer mannen naar de
stad trekken op zoek naar een job. Daarom
Vicieuze cirkel
Vrouwen zitten echter gevangen in een
vicieuze cirkel van discriminatie. Doordat
ze minder onderwijs volgen, staan ze
zwakker in het huishouden. Daar moeten
ze, naast het werk op het veld, nog een
resem andere (onbetaalde en ondergewaardeerde) taken op zich nemen zoals
voor kinderen, ouderen en zieken zorgen,
water en hout halen en eten maken. Aan
buitenshuis opleidingen volgen of werk
zoeken komen ze dus nauwelijks toe.
Vaak moeten ze zelfs trouwen als tiener
en krijgen ze vroeg kinderen.
Alle sectoren
Deze cirkel d
doorbreken is moeilijk, maar
noodzakelijk,
noodzakelij vindt De Schutter. Dan kan
de voedselzekerheid
drastisch vervoedse
beteren, met
m nauwelijks kosten. Maar
geïsoleerde
geïsoleerd maatregelen hebben hier
weinig zin. Het rapport roept alle
landen dan ook op om een strategie
Geef vrouwen dezelfde rechten als
mannen en het aantal mensen met honger
in de wereld daalt met 12 à 17%.
uit te denken die aanzet tot gendergelijkheid in alle sectoren. Zo moeten vrouwen
niet alleen volwaardig toegang krijgen tot
onderwijs, grond en geld, maar dient er ook
geïnvesteerd te worden in kinderopvang
en water- en energievoorzieningen. Daadwerkelijke verandering vereist ook dat de
echtgenoten inzien dat meer rechten voor
vrouwen de hele familie ten goede komt.
Ook moeten vrouwen veel meer aanwezig
zijn in de beslissingsorganen, van het
dorp tot en met het nationale parlement.
Een uitdaging!
CHRIS SIMOENS
ONLINE
www.srfood.org
Oorzaken afname honger in ontwikkelingslanden (1970-1995)
© DGD/C. Simoens
55% van de afname
gedurende
in honger
h
25 jaar is te wijten
aan de verbeterde
positie van de vrouw
pos
in dde samenleving.
6 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
26
Meer voedsel
beschikbaar
Hogere
levensverwachting
vrouwen
12
%
%
19
%
Betere
gezondheidszorg
43
%
Meer onderwijs
voor vrouwen
© The World bank/Alfredo Srur
INTERNATIONAAL JAAR
VAN DE FAMILIALE LANDBOUW
De landbouw telt wereldwijd meer dan 400 miljoen
gezinsbedrijven, vooral in
de ontwikkelingslanden, die
voor eigen gebruik en voor
de lokale markt produceren.
Alles samen gaat het over
miljarden mensen.
In 2014 zetten de VN deze mensen in de kijker met het Internationaal jaar van de familiale landbouw. Zij verdienen deze aandacht om hun betekenisvolle bijdrage tot de uitbanning van honger en armoede,
de verbetering van de voedselzekerheid, voeding en levensomstandigheden, voor hun inzet voor het beheer
van de natuurlijke rijkdommen, milieubehoud en duurzame ontwikkeling. De VN willen bereiken dat de familiale landbouw opnieuw centraal staat in het landbouwbeleid, het milieubeleid en het sociaal beleid zoals het
uitgestippeld is in de nationale actieprogramma’s. Daarbij wil de organisatie doeltreffende middelen helpen
vinden om de familiale landbouw te steunen.
‘Voedsel produceren voor je gezin en voor anderen is een zeer nobele taak. Boeren willen leven van het land
en in harmonie met het land. (Dit internationale jaar) is een uitgelezen kans om een grote stap vooruit te zetten
door binnen de FAO werk te maken van de erkenning van een beweging die aandacht heeft voor de diversiteit van het boerenleven, van de inheemse bevolking en voor de rol van de vrouw in de familiale landbouw’.
FRANCISCA RODRIGEZ, vereniging van inheemse plattelandsvrouwen (Chili-Via Campesina latina)
http://www.fao.org/family-farming-2014/home/en/
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 7
© Bernard Gagnon
LANDBOUW
VOEDSELZEKERHEID EN
VOEDSELSOEVEREINITEIT
Voedselzekerheid, voedselsoevereiniteit en ‘recht
op voedsel’ zijn drie begrippen die elk afzonderlijk
verwijzen naar een bijzonder aspect van het vermogen
van de mens om zich te voeden.
V
an de drie termen wordt
Voedselzekerheid het vaakst
gebruikt. Volgens de omschrijving die het Comité voor
Wereldvoedselzekerheid hanteert is er
sprake van voedsel- en voedingszekerheid
wanneer alle mensen te allen tijde fysiek,
sociaal en economisch in voldoende mate
toegang hebben tot veilig en voedzaam
voedsel om in hun voedselbehoeften en
-voorkeuren te voorzien en om een actief
en gezond leven te leiden’. Voedselen voedingszekerheid omvatten vier
dimensies, met name toegang, kwaliteit,
beschikbaarheid en stabiliteit van het
voedsel. Dezelfde dimensies vinden
we terug bij het gelijkaardige begrip
recht op voedsel. De beleidsverantwoordelijken hanteerden het begrip
evenwel vaak in de zin van ‘voldoende
en goedkoop voedsel voor de mensen
beschikbaar stellen’. Ze bedachten
vrijgemaakte landbouwmarkten, ervan
uitgaande dat de markt vanzelf tot voedselzekerheid zou leiden in de vorm van
voldoende en goedkoop voedsel. Maar de
opengestelde landbouwmarkten konden
de honger niet uit de wereld helpen, wel
integendeel.
Vanuit deze vaststelling ontstond de term
voedselsoevereiniteit binnen de boerenbeweging La Via Campesina tijdens de
FAO-Voedseltop in 1996 in Rome. Deze term
benadrukt het recht van bevolkingsgroepen
om hun voedsel- en landbouwbeleid te
kiezen, voor zover deze keuze niet in de
8 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
weg staat van de uitoefening van hetzelfde
recht door anderen. Tegenover het huidige
systeem van de voedingsmiddelenindustrie,
waarin het recht van de sterkste geldt, heeft
voedselsoevereiniteit in de eerste plaats
een democratische inslag. In tegenstelling
tot de beginselen van privatisering en vrije
markt die door de internationale financiële
instellingen en door de Wereldhandelsor-
ganisatie worden gepromoot, wil voedselsoevereiniteit duurzame familiale landbouw
bevorderen en natuurlijke rijkdommen,
biodiversiteit en de gezondheid van de
consument beschermen. Tevens mikt het op
een grotere tewerkstelling in de landbouw
die behoorlijk wordt vergoed.
In Mali maken de kleine landbouwers en
veetelers 65% van de bevolking uit. Toch is
slechts 7% van het nationale budget voor
landbouw bestemd. De staat investeert
niet langer in de landbouwsector en laat
In België zet de Coalitie tegen de Honger, een groep
van ngo’s en boerenorganisaties die met landbouw
begaan zijn, zich in voor voedselsoevereiniteit via
de boerenorganisaties van de landen ten zuiden van
de Sahel, en bevordert op die manier de coherentie
van het Belgisch ontwikkelingsbeleid. De advocacy
en de politieke dialoog worden gefinancierd door
het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid dat, u
raadt het al, de voedselzekerheid van de bevolking
in sub-Sahara Afrika wil verbeteren (zie p. 20).
externe spelers de vrije hand. De meeste
van hen zijn voorstander van een intensieve
grootschalige landbouwproductie die
vaak voor de uitvoer is bestemd. Omdat
de familiale landbouw het steeds lastiger krijgt, leggen de jongere generaties
zich toe op andere, meer winstgevende
activiteiten. Mali wordt dus stilaan een
land dat voor zijn voedsel afhankelijk is
van de invoer, waardoor zijn inwoners
onderworpen zijn aan de wereldkoersen
voor landbouwgrondstoffen. Als deze
stijgen, komt meteen de voedsel- en
voedingszekerheid van de Malinese
bevolking in het gedrang.
Kortom, om de voedselzekerheid
op lange termijn te garanderen, of
liever om het recht op voedsel van
alle mensen veilig te stellen, dient
het beleidsmodel van de voedselsoevereiniteit te worden toegepast.
De doelstellingen van dit model zullen
sneller worden bereikt als de boerenorganisaties van de betreffende landen
nauwer betrokken worden bij het beleid
en ze samen met de staat kunnen werken
aan de ontwikkeling van hun landbouw
en economie.
NATHALIE JANNE D’OTHÉE
Coalitie tegen de Honger
ONLINE
‘Omdat honger een onrecht is.
Basisdossier recht op voedsel’ op
www.11.be > dossiers >
11.11.11 kookt van woede
LANDBOUW
Congolese boeren slaan
DE HANDEN IN ELKAAR!
In Congo leeft – of overleeft –
70% van de bevolking van de
gezinslandbouw. Deze doelgroep, en meer bepaald de
boerinnen, zijn de drijvende
kracht achter duurzame ontwikkeling. Toch wordt dat nog
steeds over het hoofd gezien in
het nationale landbouwbeleid
en door sommige internationale donoren. Deze vrouwen
en mannen vinden het dan
ook belangrijk om hun legitieme eisen op alle niveaus
van besluitvorming kracht bij
te zetten en met één stem te
spreken. In Kikwit ontmoeten
we enkele organisaties die
België steunt.
D
e ontmoeting vindt plaats in
de lokalen van de Fédération
des Organisations paysannes du
Bandundu (FOPABAND). Een
slogan op een muur trekt onze aandacht:
‘Wie voor maar niet met de boeren
werkt, werkt hen tegen’. ‘Dat betekent
met andere woorden, dat vanaf nu rekening
moet worden gehouden met de boeren’, zegt
Jacques Mitini, sinds twee jaar voorzitter van
FOPABAND. ‘Tot voor kort gingen we er – ten
onrechte – van uit dat alles door de staat,
door de anderen moest worden geregeld.
Maar onze leiders houden de boeren in de
armoede. Elke dag vertrekt onze oogst naar
Kinshasa, maar dat levert ons haast niets
op. Daarom hebben we beslist om ons te
organiseren in een sterke beweging die
beter onze stem laat horen.’
Wat is dan het probleem?
Het probleem is veelzijdig, maar het komt
steeds op hetzelfde neer: de boeren worden niet betrokken bij het beleid voor de
financiering van landbouw en infrastructuur
© DGD/M.Warck
MEER LEGITIMITEIT DANKZIJ BETERE ORGANISATIE
Ontmoeting met een delegatie van landbouwers in Bandundu (Fopaband)
en ook niet bij het uitstippelen van de
projecten die de internationale donoren
opzetten. Gevolg: een gebrekkige infrastructuur, geen verwerkingsketen in de
dorpen, boeren die overgeleverd zijn aan
de willekeur van handelaars die te lage
prijzen afdwingen …
Maar er is verandering op komst, mede
dankzij het project ‘Synergie et complémentarité’ van de Alliance AGRICONGO,
een project van lokale en Belgische ngo’s
dat steun verleent aan de pleitbezorging
voor de landbouw en aan de organisatie
van de Congolese boerenbeweging op
provinciaal en nationaal niveau.
In het kader van het project werden in 2013
26 thematische workshops georganiseerd
in de provincies Bandundu, Bas-Congo,
Equateur, Noord- en Zuid-Kivu. Het doel
was de boeren een professionele wijze van
pleitbezorging aan te leren opdat ze beter
kunnen opkomen voor de waardevolle
taken die ze in de landbouw vervullen, en
voor hun belangen. Tijdens de workshops
gingen de afgevaardigden in debat over
de landbouwwet en de grondproblematiek,
waarbij meer bepaald werd stilgestaan bij de
moeilijke situatie van boerinnen, de plattelandsinfrastructuur, de landbouwfinanciering
en de organisatie van de boerenbeweging.
Resultaat: een grotere bewustwording en
een herwonnen vertrouwen in de eigen
waarden. Hierdoor vinden de boeren
steeds meer gehoor bij de nationale autoriteiten en de donoren. Er is een sterkere
band ontstaan tussen de organisaties, de
provinciale federaties en de nationale confederatie en er ligt een nieuwe eisenbundel
op tafel met onder andere: microkredieten
voor de aankoop van verbeterd zaaigoed
en uitrusting, goede wegen, beroepsopleiding, opslagplaatsen en vooral de
terugkeer van de verwerkingsketen. ‘En
niet te vergeten het empowerment van
vrouwen’, voegt mevrouw Linafuta eraan
toe, voorzitster van de vrouwenvereniging
Femmes debout pour le développement.
‘Er is niet voldoende aandacht voor de
vrouwen, terwijl net zij al het werk op het
land verrichten: zaaien, oogsten, het zware
werk … Ontwikkeling van de landbouwsector is niet mogelijk zonder de ontwikkeling van de vrouw!’. Daarom slaken deze
boeren en boerinnen ook een noodkreet
en vragen ze dat België hen steunt tot op
het hoogste niveau. ‘Met een klein duwtje
in de rug zullen we in ons opzet slagen!’.
MARTINE WARCK
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 9
© DGD/E. Pirsoul
RD CONGO : AGROBOSBOUW IN IBI BATÉKÉ
EN DE ANTILOPEN
GRAZEN WEER
Het bos dat oprijst uit de savanne
Op zo’n 140 km van Kinshasa gaat het
savannelandschap langs de weg die we
volgen plots over in bos. We zijn aangekomen bij Ibi Village, op het plateau van
Batéké. Oliver Muchiete, een rijzige man,
hoofddeksel met pluim als insigne voor de
chef coutumier (traditionele chef), wijst in
de richting van het bos: ‘Dat is een ‘koolstofput’. Deze bomen absorberen ongeveer
60.000 ton CO2’. Het betreft een bos met
REDD+-label (zie kader) waarvan de ‘koolstofkredieten’ kunnen worden verhandeld.
In 2011 verkocht Muchiete’s bedrijf Novacel
© DGD/E. Pirsoul
Is er een manier om tegelijkertijd bij te dragen aan de strijd tegen de ontbossing en de
klimaatverandering, een gemeenschap te ontwikkelen, onderzoek te verrichten, voedingsgewassen te oogsten én winst te boeken? Dat is in elk geval het moeilijke evenwicht
waarvoor ‘Ibi Village’ in DR Congo alles op alles zet. Agrobosbouw wordt er ingezet voor
de landbouwproductie, maar ook om koolstofkredieten te genereren en om een uitgestrekt
gebied te ontwikkelen.
REDD+
Het begrip koolstofkrediet komt uit het protocol van Kyoto, dat de uitstoot van broeikasgassen wil verminderen. Dit krediet was bedoeld om de grote vervuilers te laten betalen en de waardevolle functie van
bosbehoud in de ontwikkelingslanden te erkennen. Eén koolstofkrediet staat voor 1 ton niet-uitgestoten
CO2, hetzij als gevolg van een vermindering van de uitstoot door de vervuiler, hetzij als gevolg van zijn
investeringen in projecten voor de afvang van CO2. De aldus verkregen kredieten worden vervolgens van
de koolstofbalans van het bedrijf afgetrokken, dan wel uitgewisseld. Een bos met een REDD+-label kan als
‘koolstofput’ worden beschouwd (REDD+ = Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation
in developing countries). De wereldwijde ontbossing is naar schatting verantwoordelijk voor 20% van de
totale uitstoot van broeikasgassen. De bosbouw biedt veelbelovende economische oplossingen om de
uitstoot van boeikasgassen tegen 2030 te verminderen.
Meer info op www.iisd.org
10 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
Verwerking van maniok,
geproduceerd via agrobosbouw, voor
lokale consumptie of verkoop.
© DGD/E. Pirsoul
LANDBOUW
Lejoly heeft in Ibi Village de ngo GI Agro
(Groupe d’Initiatives pour l’Agroforesterie
en Afrique) opgericht, die nu zijn plaats
heeft naast een privébedrijf. De ‘koolstofput’
die door het aanplanten van stikstofrijke
bomen wordt gevormd dient tezelfdertijd
als bemesting voor de akkers. Zonder
gebruik van chemische meststoffen en
pesticiden is de bodem nu opnieuw bijzonder vruchtbaar. In 2012 konden honderden
mensen leven van de opbrengst van maniok
op 350 hectare.
DE AGROBOSBOUW
Studenten of onderzoekers verblijven in Ibi
om er aan onderzoek te doen.
De agrobosbouw (of bomenlandbouw)
is een eeuwenoude agroecologietechniek (p. 4) waarbij
bomen worden aangeplant in akkers
of weiden. De bomen kunnen zowel
langs de rand aangeplant worden als
verspreid over het perceel, met al dan
niet dieren die tussen de aanplant
lopen. In de agrobosbouw vormen
de bomen een niet te verwaarlozen
koolstofvoorraad, zowel in hun hout
als in de bodem. Bovendien wordt
de bodem jaar na jaar in de diepte
verrijkt met organische stoffen
afkomstig van het permanente
ontbindingsproces dat plaatsheeft
in de haarworteltjes. De wortels
bevorderen ook de circulatie in de
diepe grondwaterlagen en de infiltratie
van regen om het grondwater op peil
te houden. Zodoende zijn de gewassen
tussen de bomen beter bestand tegen
droogte en warmte. Door de diepe
worteling komen nitraten uit de diepte
in de bovenlagen terecht. Daardoor
is minder bemesting nodig, en wordt
bijgevolg de watervervuiling beperkt.
Een dorp
70 % van de Congolezen doen aan ‘overlevingslandbouw’ die vooral gericht is op zelfvoorziening. Daarvoor
passen ze de techniek van ‘zwerflandbouw’ toe. Ze
branden een stuk land plat en bebouwen het gedurende
een korte periode. Daarna laten ze het braak liggen en
herbeginnen ergens anders. Zwerflandbouw is nefast
voor de Congolese bossen die zo geleidelijk in savanne
veranderen. Bossen beslaan (nog) 60 % van het Congolese
grondgebied. Wereldwijd maken ze 10 % van de bossen
uit en vormen bijgevolg de tweede long van de planeet.
350.000 ton ‘lucht’ voor 1,6 miljoen euro
aan Danone. De Wereldbank en de firma
Orbeo behoren eveneens tot de klanten.
Maar het ‘koolstofbos’ is slechts het topje
van de ijsberg in het multidimensionaal
geïntegreerd project dat Mushiete heeft
opgezet. Deze zoon van een Belgische
moeder en een Congolese vader, die via
zijn vader ook chef coutumier is, erfde
bij diens dood een domein van 22.000
hectare. Met een diploma van bioingenieur op zak besliste hij deze uitgestrekte,
weinig vruchtbare savanne om te vormen
met behulp van agrobosbouw (zie kader).
Samen met zijn broer en zus richtte hij de
firma Novacel op.
Agro-ecologie en koolstofputten
Vroeger was Ibi Batéké savanne. Weinig
vruchtbare grond dus. Vandaag is de productiviteit zeer hoog dankzij het gelijktijdig
aanplanten van acacia’s en maniok.Want naast
de koolstofkredieten komt de herbebossing
ook ten goede aan een ambitieus project.
‘Wij willen de ‘maniokzolder’ van Kinshasa
worden’, zegt Mushiete. Niets meer en niets
minder. ‘In de hoofdstad is de vraag naar
voedsel groot. Kinshasa verbruikt momenteel
zo’n 1.000 ton maniok. Ibi (project + dorp)
produceert daarvan ongeveer 4%. We willen
dit cijfer optrekken tot 10%’.
Jean Lejoly, emeritus-hoogleraar in de
landbouwwetenschappen (ULB), stapte
enkele jaren geleden mee in het project.
Hij bracht zijn kennis mee, zijn passie voor
de agro-ecologie en zijn familie. Bij Ibi
Village vond hij de ideale plaats om zijn
droom te verwezenlijken: een grootschalig
agrobosbouwproject, een onderzoeksterrein en een groentetuin waardoor hij zelfvoorzienend kan zijn. Met zijn onderzoek
draagt hij actief bij aan het project en hij is
ook lid van de Belgische ngo Service Laïque
de Coopération au Développement (SLCD).
Toch is Ibi - wat ‘de bron’ betekent – in de
eerste plaats het uitgestrekte land van de
Batéké, dat meerdere dorpen omvat. 1.200
personen, waaronder 300 à 400 arbeiders,
leven er en halen voordeel uit het project.
‘Elke landbouwer heeft 1,5 hectare om te
bewerken en krijgt werktuigen ter beschikking. De oogst wordt door het project teruggekocht’, verduidelijkt de chef coutumier.
GI Agro geeft zijn kennis van milieuvriendelijke agrobosbouwtechnieken door aan
de bewoners van de 10 gehuchten die deel
uitmaken van Ibi Village. Om die reden
steunt SLCD GI-AGRO. De Belgische ngo
schenkt – met medefinanciering van de
Belgische Ontwikkelingssamenwerking 394.115 euro voor 3 jaar.
Daarnaast organiseert de ngo het basisonderwijs (lager en secundair onderwijs
voor de kinderen, internaten, kinderdagverblijf, opleiding en alfabetisering), de
afzet van de lokale producten door een
coöperatieve, en de gezondheidszorg met
het gezondheidscentrum dat zij in het dorp
bouwde (voor medische zorgen, bevallingen, vaccinaties, enz.). ‘Ibi is een echt
samenwerkingsverband tussen de publieke
en de private sector en de bevolking’, besluit
de bioingenieur lachend.
Ibi is een regelrechte bijenkorf. Het verwelkomt immers ook talrijke Congolese en
internationale studenten die hier onderzoek
verrichten. En dan hebben we het nog niet
over de energieproductie, de houtwinning voor de verkoop of de productie van
houtskool, de fabriek voor de productie van
bakstenen uit gestabiliseerde aarde voor
lokaal gebruik of voor de verkoop, enz. In
Ibi gaat namelijk niets verloren. Alles wordt
opnieuw gebruikt en komt het project ten
goede. En, als niet te verwaarlozen gevolg
van de herbebossing, herstelt de fauna
zich. Op het plateau van Batéké grazen
opnieuw antilopen.
ELISE PIRSOUL
ONLINE
www.ibi-village.cd
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 11
PARLEMENTAIREN
houden VINGER
© DGD/T. Hiergens
In november trok de Werkgroep van het Belgisch Fonds voor
Voedselzekerheid – een uniek parlementair initiatief dat honger
in Afrika bestrijdt - een week lang door de Burundese heuvels.
De deelnemers konden er van nabij kennismaken met diverse
projecten. Hoogtepunt van de week: de officiële start van het
nieuwe landenprogramma van het Fonds in Oost-Burundi.
Het centrum voor
beroepsopleidingen - hier de
naailes - in Gisuru. Jongeren
zonder scholing kunnen er
een technisch beroep leren.
O
m de drie à vier jaar bezoekt
de Werkgroep van het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid (BFVZ) een partnerland (zie kader). Anno 2013 was Burundi
aan de beurt. De groep bezocht niet
alleen ontwikkelingsprojecten, maar
lanceerde ook officieel het nieuwe landenprogramma van het Fonds. Ze nam
ook deel aan de eerste Ronde Tafel van
de Coalitie tegen de Honger in het Zuiden (zie p. 6).
‘structureel werk’ levert. Ontwikkeling op
lange termijn dus, om de voedselzekerheid
te verbeteren. Voedselzekerheid houdt in
dat voldoende en gezond voedsel elke dag
opnieuw beschikbaar is, en dat de mensen
er ook toegang toe hebben. Om dat te
Meer dan landbouw alleen
Bij steun aan voedselzekerheid denkt
‘de man in de straat’ in eerste instantie
aan het uitdelen van voedselpakketten,
en daarna aan landbouwmaatregelen.
Voedselbedeling behoort echter tot de
humanitaire (nood)hulp, terwijl het BFVZ
12 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
realiseren volstaan landbouwmaatregelen
niet. Ook andere elementen zijn essentieel:
gezondheidszorg, voldoende voedingswaarde, drinkbaar water, bekwame lokale
besturen, microfinanciering, hygiëne,
marktplaatsen, enz.
PARLEMENTAIRE WERKGROEP BFVZ
Doordat het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid (BFVZ) een parlementair initiatief is, wordt
het fonds door een ‘parlementaire werkgroep’ aangestuurd en opgevolgd. De ‘Werkgroep
BFVZ’ komt minstens eenmaal per jaar samen en bestaat uit vertegenwoordigers van (1)
elke parlementaire fractie, (2) de minister van Ontwikkelingssamenwerking en zijn beleidscel
en administratie, (3) de Belgische ngo’s, (4) de Belgische Technische Coöperatie (BTC), en
(5) de multilaterale partnerorganisaties van het Fonds. Huidig voorzitter van de werkgroep
is PS-volksvertegenwoordiger Christophe Lacroix.
De Werkgroep BFVZ heeft als mandaat ‘(…) aanbevelingen te formuleren betreffende de
strategische oriëntaties van het BFVZ (…)’. Concreet bepaalt de Werkgroep de volgorde
van landen waar het Fonds programma’s opzet, formuleert ze aanbevelingen op basis van
evaluaties en rapporten, vertaalt ze de ervaringen van het BFVZ in beleidsvoorstellen en
bezoekt ze om de drie à vier jaar een partnerland.
LANDBOUW
AAN DE POLS
in Burundi
HET BELGISCH
FONDS VOOR
VOEDSELZEKERHEID
Het Belgisch Fonds voor Voedselzekerheid
(BFVZ) spitst zich toe op de verbetering
van de voedselzekerheid van kwetsbare
groepen in gebieden met grote voedselonzekerheid in Sub-Sahara Afrika. Het fonds
werd in 2010 bij wet opgericht door het
Federale Parlement en wordt gefinancierd
door de Nationale Loterij met bijkomende
middelen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. Het BFVZ werd in 1983
door het Belgische parlement opgericht
in de gedaante van het ‘Overlevingsfonds
voor de Derde Wereld’. Aanleiding was
de enorme hongersnood in Oost-Afrika
in de jaren 80.
In tegenstelling tot zijn voorlopers werkt
het BFVZ met landenprogramma’s. Dat
zijn breed opgezette programma’s binnen
een land, die actief zijn in diverse sectoren
(multidimensioneel) en uitgevoerd worden
door uiteenlopende ontwikkelingsactoren
(multi-actoren). Elke partner brengt zijn
eigen expertise en meerwaarde aan.
het belang van een goede samenwerking
tussen de partners, ten einde, met de
woorden van voorzitter Lacroix, ‘het finale
doel, een verhoogde voedselzekerheid voor
kwetsbare bevolkingsgroepen, gezamenlijk
te kunnen behalen’.
Een goed jaar
De lancering van het landenprogramma in
Burundi was de kers op de taart van een
‘goed jaar’. Na Mozambique was Burundi
het tweede landenprogramma dat het Fonds
in 2013 op poten zette. Met Mali - opgestart
in 2011 - staat de teller nu op drie. Ook in
Tanzania, DR Congo, Benin en Niger staat
een programma in de steigers.
Aandachtspunten
Achteraf bevestigden de parlementairen
dat het bezoek voor hen zeer leerrijk was.
Vooral de complexiteit van ontwikkeling
had hen getroffen. Thema’s die hen bijbleven waren onder meer de moeilijke
kwestie van grondrechten en het belang
ervan voor vooral vrouwen en landloze
teruggekeerde vluchtelingen, de aandacht
voor de meest kwetsbaren, de groeiende
druk op de natuurlijke rijkdommen, de
aanhoudende bevolkingsgroei in een al
overbevolkt land en de acties voor gezinsplanning. De parlementairen beloofden
in de toekomst hun eigen, meer politieke
rol binnen de Werkgroep met nog meer
verve uit te spelen.
THOMAS HIERGENS
De officiële ceremonie voor de lancering van het nieuwe BFVZ-programma in Burundi.
© DGD/T. Hiergens
aan gezondheidszorg en de organisatie van
Bezoek aan lopende projecten
vakopleidingen. IFAD legde de focus op
Veel tijd om te acclimatiseren was er niet.
gezondheidszorg, hygiëne en onderwijs,
De partners van het Fonds wilden immers
met een bezoek aan een gezondheidscenhun acties extra in de verf te zetten, en
trum, een hospitaal, waterinfrastructuur en
dus was er veel te bezoeken. Zo toonden
vakopleidingen voor weeskinderen.
de ngo’s Louvain Coopération en Caritas International België onder meer hoe
ze kwetsbare gezinnen steunen met de
Lancering programma
productie van groenten en (klein)vee. De
Een belangrijk moment was de officiële
werkgroep kwam ook te weten hoe men
startceremonie van het landenprogramma
oogsten kan stockeren om meer weerbaar
van het Fonds in Burundi. Kenmerkend
te zijn in het droogseizoen, en hoe men
is dat de diverse partnerorganisaties
de teelten kan aanpassamen instaan voor een
sen aan het soort grond.
gemeenschappelijk doel:
Burundi kent twee types Het Fonds levert
de voedselzekerheid verlandbouwsystemen: in
hogen. Het programma
‘structureel werk’:
de ‘moerassen’ worden
zal lopen van 2013 tot
vooral opbrengstteelten ontwikkeling op
2018 in Oost-Burundi,
gecultiveerd zoals rijst lange termijn, om
in la Région naturelle du
en maïs, op de ‘hellingen’
Moso. Bijna 14 miljoen
kiest men voor teelten de voedselzekerheid
euro wordt ingezet in
voor eigen consumptie te verbeteren
de gemeentes Cendazoals aardappelen, bonen,
juru, Gisuru en Kinyinya,
bananen.
gespreid over een waaier
van domeinen: landbouw
Ook de projecten van de
(verbetering van de vruchtbaarheid,
ngo’s Wereldsolidariteit-Solidarité Mondiale
erosiebestrijding, aanleveren van zaden
en Croix Rouge de Belgique, en het Internaen meststoffen, etc.), watervoorziening,
tionaal Fonds voor Landbouwontwikkeling
gezondheidszorg, vakopleidingen, kre(IFAD) kwamen aan bod. De ngo’s toonden
dietverstrekking, en steun aan boerenorhun respectievelijke kernexpertises: steun
ganisaties, solidariteitsgroepen en lokale
overheden.
Zowel de Burundese minister van Landbouw
en Veeteelt Odette Kayitesi als deelnemers
van de Belgische delegatie onderstreepten
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 13
DE GGO-CONTRO
Dertig jaar na de eerste genetisch gewijzigde plant in Gent,
blijven genetisch gewijzigde organismen (ggo’s) voor een bitse
controverse zorgen. We leggen u twee standpunten voor.
CONTRA
© Tsui Wikimedia Commons
GGO
‘GGO’S ZIJN EEN RECEPT
VOOR HONGER’
Vandana Shiva is een onvermoeibare Indische activiste en
tegenstander van ggo’s. Met haar ngo Navdanya komt ze op voor
biologische en kleinschalige landbouw gestoeld op biodiversiteit,
inheemse kennis en de vrijheid om zaden te oogsten.
deel van de propaganda. De waarheid is
n Vandana Shiva’s visie op landbouw
dat boeren gierst, pigeon pea én katoen
is geen plaats voor ggo’s. ‘Ggo’s zijn
kweekten voor ze met ggo’s begonnen, en
een recept voor honger’, zegt ze.
dat ze toen gezond voedsel aten. Nu planten
‘Want ggo’s verbeteren de opbrengst
ze alleen Bt-katoen.’
niet, ze verhogen wel de kosten, het gebruik
Ggo’s passen perfect binnen de monovan chemische producten en ze zijn verweven
cultuurvisie van multinationals. Monomet het innen van patenten’.Volgens haar zijn
culturen laten immers vlot mechanisatie
ggo’s bovenal een instrument voor multinatoe en zijn gelinkt aan gebruik van kunsttionals zoals Monsanto om hun inkomsten
mest en pesticiden, die beide vaak door
veilig te stellen. Door een of meer genen
diezelfde multinationals
binnen te brengen hebben
verhandeld worden. De
ze immers een variëteit
opbrengst per hectare
gewijzigd en kunnen ze Gemengde
lijkt hoog, maar moet
er een patent op nemen. culturen leveren
uiteindelijk onderdoen
Boeren moeten dan het
voor gemengde cultuvrij dure ggo-zaad tel- 10 à 40 keer meer
ren waar ruim plaats is
kens weer aankopen, vaak voedingswaarde
voor een rijke diversiteit
samen met dure kunstmest
op per hectare dan aan gewassen. Als puntje
en pesticiden.
bij paaltje komt, leveren
Bovendien maken de ggo- monoculturen
dergelijke gemengde
gewassen hun beloften
culturen 10 à 40 keer
niet waar. Een schrijnend
meer voedingswaarde op per hectare,
voorbeeld is het Bt-katoen in India. Dit
zo blijkt uit onderzoek door Navdanya.
gemanipuleerde katoen zou geen insectiOverigens, omdat monoculturen zo uniform
ciden meer nodig hebben. ‘Het tegendeel
zijn, zijn ze uiterst kwetsbaar voor pesten
is waar. Bt-katoen heeft tot 13 keer meer
en voor een grillig weerpatroon in tijden
pesticiden nodig. Er ontstaan nieuwe pesvan klimaatverandering.
ten en de opbrengst is laag. Veel Indische
boeren hebben zich in de schulden gestort
‘Het is opvallend dat er tot nu toe wereldwijd
om het ggo-zaad te kunnen betalen en zien
maar 4 ggo-gewassen zijn (maïs, koolzaad,
geen uitweg meer. 250.000 boeren hebben
katoen en soja) met slechts 2 kenmerken
al zelfmoord gepleegd. Het verband tussen
(herbicideresistentie en insectresistentie).
de zelfmoorden en de aanwezigheid van
Waarom? Omdat het zo gemakkelijk is om er
Bt-katoen is overduidelijk’. Toch stellen
winst mee te maken via patenten. Trouwens,
sommige rapporten dat boeren die Bttot in de jaren 50 at niemand soja, het is antikatoen kweken beter gevoed zijn. ‘Dat is
voedzaam. Nu vind je soja overal omwille van
I
14 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
de patenten. Het overgrote deel van de ggogewassen dient overigens niet rechtstreeks
voor voeding, maar voor biobrandstoffen,
textiel en veevoeder’.
Met zogenaamde gouden rijst – ggo-rijst
aangerijkt met vitamine A - wil de ggolobby het Zuiden helpen. In landen zoals
India hebben veel kinderen inderdaad een
tekort aan vitamine A, wat kan leiden tot
blindheid of sterfte. Maar het tekort is juist
ontstaan doordat te veel ingezet werd op
monocultuur. ‘De beschikbare diversiteit
van curryblaadjes, koriander, pompoen en
dergelijke is 300 keer efficiënter. Bovendien hangen er 80 patenten vast aan de
gouden rijst’.
Ggo’s hebben ook overduidelijk nadelige
effecten op het milieu en de gezondheid.
Het spuiten van de onkruidverdelger
‘Roundup’ op de herbicideresistente ggogewassen heeft geleid tot resistent onkruid
(superweeds). Uit onderzoek bleek bovendien dat ratten gevoed met ggo-voeding
ernstig ziek werden.
‘Het merendeel van het eten in de wereld
– maar liefst 72 procent – komt van kleine
landbouwbedrijven. En daar moeten we de
strijd tegen de honger voeren, met een meer
ecologische aanpak, meer biodiversiteit
en zonder ggo’s’, besluit Vandana Shiva.
ONLINE
www.navdanya.org
LANDBOUW
VERSE
GGO’S INZETTEN IN DE
STRIJD TEGEN HONGER
PRO
© Cinvestav
GGO
In 1983 haalde de Mexicaan Luis Herrera-Estrella – samen met Prof. Marc
Van Montagu - een wereldprimeur aan de Universiteit Gent. Hij publiceerde als
eerste dat een plant genetisch gewijzigd werd. Vandaag is hij directeur van het
Laboratorio nacional de Genomica para la Biodiversidad (Irapuato, Mexico).
in hun stofwisseling. Daardoor is 30-50%
olgens Herrera-Estrella draait de
minder fosfaatmeststof nodig – uitputting van
weerstand tegen ggo’s grotenfosfaat is één van de grote problemen – en
deels rond de bezorgdheid dat
zijn onkruidverdelgers overbodig.’
ggo’s een instrument zijn voor
een beperkt aantal multinationals om de
Het laatste voorbeeld toont aan dat ggo’s een
zaadmarkt te domineren. En het klopt dat
belangrijk onderdeel kunnen zijn van een
deze firma’s naar een monopolie streven.
agro-ecologische aanpak. Ze laten immers
toe minder of geen chemicaliën te gebrui‘Ik stel het ook vast in Mexico, ook al worden
ken. ‘Ik begrijp dan ook niet waarom ggo’s
hier nauwelijks ggo’s geteeld. De multinaniet te verzoenen zijn met
tionals bouwden hier
biologische landbouw.
hun monopolie uit via
Ggo’s hoeven ook echt
hybride en commerci- Ontwikkelingslanden
niet als een monocultuur
ele variëteiten.’
geteeld te worden.’
De dominantie van moeten in hun
enkele multinatio- plattelandsontwikkeling
Het klopt dat tot nu
nals heeft dus niets te
toe ggo’s beperkt zijn
plaats maken voor
maken met ggo’s op
tot vooral 4 gewassen
zich. ‘Volgens mij dienen eigen onderzoek dat
(soja, koolzaad, maïs en
ontwikkelingslanden en
katoen) die in handen
eigen ggo's creëert
opkomende landen een
zijn van de grote zaaddegelijke langetermijn- voor de eigen boeren
bedrijven. De reden is
visie op punt te stellen
dat het enorm duur is
over hun plattelandsontwikkeling. Daarin moet
om ggo-zaad op de markt te brengen.
er plaats zijn voor eigen onderzoek dat eigen
Onder meer omdat de tegenstanders
ggo’s creëert die de eigen boeren nodig
zoveel voorafgaande testen eisen. ‘Ik denk
hebben. Eigen zaadfirma’s zorgen voor het
dat de grote bedrijven hier juist tevreden
nodige zaad.
over zijn. Zo kunnen ze immers hun monoWant ggo’s kunnen wel degelijk een meerpolie beter handhaven. Publieke instellingen
waarde bieden, ook voor kleine boeren. De
en kleine bedrijven hebben gewoon het geld
uitdaging om 9 à 10 miljard mensen te voeden
niet om ggo-zaad te commercialiseren.’
in 2050 is echt wel gigantisch. We zullen alle
Overigens, het protest tegen ggo’s kan
mogelijke technieken nodig hebben, inclusief
niet beletten dat ggo-voedsel een ontwikggo’s, om dat te realiseren. Zo zal droogtekelingsland binnenkomt. ‘Zo mogen we in
tolerantie heel belangrijk worden door de
Mexico geen ggo-maïs en ggo-soja telen
klimaatverandering. Zelf zijn we erin geslaagd
voor de handel. Resultaat? Jaarlijks voeren
planten te creëren die fosfiet kunnen gebruiken
we 20 miljoen ton ggo-maïs in, en 90% van
V
de soja op de interne markt is genetisch
gewijzigd. Dat is ggo-voedsel dat in het
buitenland geteeld werd met ggo-zaden
van multinationals.’
Herrera-Estrella kent geen enkel degelijk
gedocumenteerd artikel dat aantoont dat
ggo’s schadelijk zijn voor de gezondheid
en het milieu. In de enkele artikels die
dat wel doen – en veelvuldig aangehaald
worden door tegenstanders – vertoonde
de experimentele opzet duidelijke tekortkomingen. Integendeel, diverse artikels
bevestigen het nut van ggo’s voor gezondheid en milieu. Een recent EU-rapport (A
decade of EU-funded GMO research) besluit
dat ggo’s niet meer risico’s opleveren
dan de klassieke veredelingstechnieken.
Daarvoor baseerde men zich op ruim 130
onderzoeksprojecten.
Evenmin kent hij studies die overtuigend
aantonen dat Indische boeren zelfmoord
plegen door ggo-katoen te telen. ‘Ik heb wel
weet van artikels die stellen dat ggo-katoen
redelijk succesbol is India. In het wetenschappelijke toptijdschrift Science verscheen een
artikel over de gezondheidsvoordelen van
ggo-katoen. Is het dan beter om chemische
insecticiden te spuiten in plaats van een biologisch afbreekbaar eiwit in te bouwen dat
specifiek insecten doodt en verder onschadelijk is voor mens en dier?’
ONLINE
www.langebio.cinvestav.mx
www.gmoanswers.com
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 15
GGO-GEWASSEN IN DE LANDBOUW IN 2012
(in miljoen hectares)
17 miljoen boeren in 28 landen plantten in 2012 ggo-gewassen op 170 miljoen
hectare landbouwgrond, 12% van het volledige areaal in de wereld. 52% van
het ggo-areaal ligt in ontwikkelingslanden of opkomende economieën, 48% in
industrielanden. Tot nu toe zijn de gewijzigde eigenschappen insectenresistentie,
tolerantie voor onkruidverdelger en ziekteresistentie. De cijfers zijn afkomstig van
www.isaaa.org. Volgens Vandana Shiva worden de cijfers opgeblazen.
> 10
1-10
0,1-1
< 0,1
0
11,6
Canada
4,0
69,5
China
Verenigde
Staten
2,8
Pakistan
10,8
India
36,6
Brazilië
3,4
2,9
Paraguay
1,4
ZuidAfrika
Uruguay
23,9
Argentinië
GENETISCH GEWIJZIGDE PLANTEN VERSUS
KLASSIEKE PLANTENVEREDELING
DE 4 VOORNAAMSTE
GGO-GEWASSEN IN 2012
SOJA
%
KATOEN
%
MAÏS
%
81
81
35
van alle soja,
in 11 landen
van alle
katoen, in
15 landen
van alle maïs,
in 17 landen
KOOLZAAD
30%
van alle
koolzaad, in
4 landen
16 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
Genetisch gewijzigde planten zijn planten waarin de mens één of meerdere vreemde
genen – erfelijke eigenschappen, vaak afkomstig van andere soorten - heeft ingebouwd.
Bedoeling is dat de plant aantrekkelijker wordt voor de landbouw, bijvoorbeeld resistent wordt
tegen insectenvraat. Ook bij klassieke plantenveredeling ontstaan gewijzigde planten.
Denk maar aan onze groenten, die er soms heel anders uitzien dan de oorspronkelijke ‘voorouderplant’ in de natuur. Alleen ontstaat een veredelde plant door kruising binnen eenzelfde
soort. Planten met voor de landbouwer interessante eigenschappen worden eenvoudigweg
met elkaar gekruist. Bij de nakomelingen selecteert men dan de meest geschikte individuen,
bijvoorbeeld die met de mooiste vruchten. Bij genetisch gewijzigde planten vertrekt men van
één gewijzigde plantencel in het labo waaruit dan volledige planten worden opgegroeid.
Oorspronkelijk maakte men gebruik van Agrobacterium tumefaciens, een bacterie die van
nature in staat is DNA in een plantencel binnen te smokkelen. Vandaag is ook het ‘genenkanon’ populair: minuscule goudbolletjes, bekleed met DNA, worden in de cellen geschoten.
LANDBOUW
© N. Palmer
Dankzij de CIALCAtechnologieën en de
verkoop op de lokale
markt zagen de boeren
hun inkomen met 90
dollar per jaar stijgen.
Meer
voedsel
en inkomen in de Grote Meren
In het Gebied van de Grote Meren (Centraal-Afrika) had de landbouw lange tijd te kampen met onveiligheid, milieuverloedering en een gebrek aan investeringen.De meeste
Congolezen, Burundezen en Rwandezen zijn straatarm en ondervoeding is wijdverbreid.
Hoog tijd om er de landbouw - veruit de eerste bron van inkomsten - op duurzame wijze
intensiever te maken.
O
m meer en sneller resultaat
op te leveren bundelden de
internationale centra voor
landbouwonderzoek Bioversity International, CIAT en IITA in 2006
hun krachten. Zo zag het Consortium for
Improving Agriculture-based Livelihoods
(CIALCA) het licht. Dit partnerschap – met
wetenschappelijke input van de universiteiten UCL en KULeuven, in nauwe samenwerking met een groot aantal nationale
partners, en met de loyale steun van de
Belgische Ontwikkelingssamenwerking
- liep ten einde in 2013.
Opleidingen
Het Consortium was goed voor meer
dan 30 nieuwe ontwikkelingen inzake
techniek en beheer. Meer dan 100 ontwikkelingsorganisaties en boerengroeperingen kregen opleidingen: over de
teelt van verbeterde bananen– en bonenvariëteiten, en over nieuwe methodes
voor het beheer van de vruchtbaarheid
van de bodem en de behandeling van
bananenziektes. Daarnaast werd de
boeren getoond hoe ze via de verwerking van gewassen (zoals het maken van
sojamelk) en een betere marketing een
toegevoegde waarde aan hun productie
konden geven.
Meer inkomen
Zeven jaar onderzoek in samenwerking
met de boeren heeft een duidelijke impact
gehad. Vooreerst hebben de boeren die
CIALCA-technologieën toepassen, meer
inkomsten. Door betere bananen te telen,
bananenziektes te voorkomen of correct
te behandelen en een deel van de oogst
op de lokale markt te verkopen, kan hun
inkomen tot 90 dollar per jaar stijgen. Dat
geldt ook voor boeren die verbeterde
bonenvariëteiten telen en hun oogst opslaan
tot wanneer de marktprijzen een optimaal
niveau hebben bereikt.
In de tweede plaats moet de productiviteit
aanzienlijk verhoogd worden. De boerderijen in Rwanda en Burundi zijn immers klein,
en de bevolkingsdichtheid is er uitermate
hoog. Bij boeren die CIALCA-technologieën
toepassen lag de productie gemiddeld een
vierde hoger dan bij hun buren die deze
technologieën niet toepassen. In bepaalde
omstandigheden en voor sommige gewassen ligt de productie zelfs tot driemaal hoger.
De voeding in de boerengezinnen bevat
ook aanzienlijk meer eiwitten.
Wetenschappers
Een belangrijk aspect van de CIALCA-filosofie is de capaciteitsopbouw van wetenschappers die zich bezighouden met nationaal
landbouwwetenschappelijk onderzoek.
Onder begeleiding van CIALCA haalden
dertig studenten hun doctoraat of master.
Verschillende van die studenten bekleden
nu een hoge overheidsfunctie in hun land.
Zij staan voor een nieuwe aanpak en vervullen een voortrekkersrol in het zoeken naar
manieren om in eigen land oplossingen te
ontwikkelen voor de problemen waarmee
de landbouw te kampen heeft.
Humidtropics
Het CIALCA-project heeft al een vervolg:
het Humidtropics Research Programme, een
nog grootser en breder opgevat landbouwonderzoeksprogramma. Nu de stabiliteit
in het Gebied van de Grote Meren stilaan
terugkeert, krijgt de handel nieuwe kansen.
De boeren worden dan ook aangemoedigd
om te investeren in productiviteit. CIALCA
heeft bewezen dat landbouwonderzoek
nieuwe inzichten kan opleveren waardoor
deze investeringen tot meer voedselzekerheid kunnen leiden. Het Humidtropics
Research Programme bouwt daarop voort.
Het zal zich inzetten om de weerbaarheid
van gezinnen te verhogen tegenover klimaatschokken, hoge voedselprijzen, plantenplagen en -ziektes, en een verminderde
bodemvruchtbaarheid.
BOUDY VAN SCHAGEN
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 17
© DGD/E. Pirsoul
Wat je zaait,
zul je OOGSTEN
VERBETERD ZAAIGOED ONTWIKKELT EEN GEMEENSCHAP
Het landbouwbeleid in Congo wil in de eerste plaats voedselzekerheid
bereiken. Kwaliteitsvol zaad speelt daarbij een essentiële rol. Daarom
ondersteunt België twee boerenorganisaties in de districten Kwango en Kwilu
in de provincie Bandundu. We bezochten beide organisaties.
K
akobola, op 33km van Kikwit (Bandundu). We gaan ter plaatse kijken
naar de vorderingen van de verenigingen Semences de Kakobola (SEMKAK) en
Centre semencier de Kakobola (CSK), twee
boerenorganisaties die sinds 2011 met Belgische steun werken aan de vermeerdering
van zaaizaad (via ‘landbouwers-vermeerderaars’). De boeren zijn niet weinig trots op
hun werk. Zover het oog reikt, zien we velden
met verschillende teelten: maniok, maïs, rijst
… Dat is het resultaat van de beslissing van
de boerenorganisaties om op duurzame
wijze met kwaliteitsvol zaaizaad te werken.
Wivine Makunda, coördinatrice van SEMKAK:
‘Voor we steun kregen van België, zaaiden we
75 kilo maïszaad op een veld van 3 hectare,
wat 623 kilo maïs opbracht. Dit jaar leverde
het nieuwe zaad een oogst van 2 ton maïs
per hectare op’. De oogstresultaten liegen
er dus niet om.
INERA, leverancier van kwaliteitsvol zaaizaad
Alles begint met het plantmateriaal of basiszaad dat op vraag van de overheid wordt vermeerderd en gecontroleerd door
het Institut national d’Etude et Recherche en Agronomie (INERA). INERA voert onderzoek uit en verricht experimenten om de
wetenschappelijke ontwikkeling in de landbouw te bevorderen. Het doel is gezond plantmateriaal en betere levensomstandigheden voor de bevolking. INERA heeft in heel Congo twaalf onderzoeksstations. Het station in Kyaka in de provincie Bandundu
levert, in het kader van PRODAKK, verbeterd zaaizaad aan de landbouwers-vermeerderaars van Kakobola.
In de praktijk vermeerdert INERA het stamzaad tot verschillende generaties. De opbrengst van dat vermeerderingsproces
heet pre-basiszaad en dat zaad wordt gecontroleerd door SENASEM (Service étatique en charge du contrôle et de la
certification des semences). Na de eerste certificering wordt het pre-basiszaad vermeerderd op de velden van de INERAstations. Een selectie van het aldus verkregen basiszaad wordt dan opnieuw gecertificeerd en dat levert het kwaliteitsvol
zaaizaad op dat BTC verdeelt onder de boerenorganisaties die via een overeenkomst met PRODAKK het zaad dan verder
vermeerderen. In het eerste seizoen van de campagne voor verbeterd zaaizaad - van september 2013 tot februari 2014 zijn nu tweeënveertig groepen landbouwers-vermeerderaars bezig met de vermeerdering van meer dan 4 ton zaaizaad en
150.000 lopende meter verbeterde maniokstekken.
18 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
STAMZAAD
PRE-BASISZAAD
Controle +
Vermeerdering via INERA en landbouw
LANDBOUW
© DGD/E.Pirsoul
De akkers van Semkak dienen om
maïszaden te vermeerderen.
ontwikkeling van de gemeenschap: een
gezondheidscentrum, een winkel voor
motoronderdelen, alfabetiseringslessen
voor vrouwen.
© DGD/M.Warck
Verbeterde zaadvariëteiten
Maar waarover praten we nu eigenlijk? Het
gebruik van kwaliteitsvol zaaizaad is een
belangrijke factor om de landbouwproductie te verhogen. In wetenschappelijk
jargon heet dat ‘verbeterde zaadvariëteiten’. Landbouwexperten zijn het er immers
over eens dat met degelijk zaaizaad de
opbrengst met een derde toeneemt1. Voor
het Congolese ministerie van Landbouw
en Plattelandsontwikkeling is de productie
van kwaliteitsvol zaaizaad dan ook de spil
van het herstel van de landbouwsector.
Vandaar dat de Belgische Ontwikkelingssamenwerking sinds 2011 steun verleent in
de provincie Bandundu en via BTC betrokken is bij de uitvoering van het Programme
du Développement Agricole dans le Kwilu
et Kwango (PRODAKK).
Eenvoudig gezegd komt het hier op neer:
het basiszaad wordt verdeeld onder de
landbouwers-vermeerderaars die het
op hun akkers planten. Volgens de overeenkomst met BTC houdt het project een
deel van de eerste oogst (zaaizaad R1),
de rest van de oogst is bestemd voor
verder gebruik door de gemeenschap via
verkoop en deelpacht (zaaizaad R2). Wat
de organisatie SEMKAK betreft, wordt de
opbrengst van de verkoop verdeeld over
de leden (40%) en het gemeenschapsfonds
(60%) en aldus opnieuw geïnvesteerd in
andere projecten. Het ontbreekt de organisatie niet aan ideeën voor de verdere
Een kort moment van ontspanning voor Wivine
voor ze zich weer toelegt op haar zaden.
Aankoop grond
Toch wil de organisatie SEMKAK in de
eerste plaats werk maken van de aankoop
van grond. Nu bewerkt ze 60 hectare die
eigendom zijn van de Service National des
Semences (SENASEM): ‘De kans is reëel dat
SENASEM die gronden ooit terugeist. Met
het geld dat onze organisatie bijeengebracht
heeft, hebben we voor 3000 dollar al 20
hectare kunnen aankopen, wat neerkomt op
150 dollars per hectare’, aldus Wivine. Met
de groeiende vraag naar grond is het niet
zeker of SEMKAK in de toekomst nog extra
percelen tegen die prijs zal kunnen kopen.
‘Hoe dan ook, we blijven vooruitdenken. Ons
doel is in totaal 50 hectare te verwerven. En
daar zullen we voor knokken’, zegt Wivine
met zachte maar zelfverzekerde stem. En
dat is niet het eerste wapenfeit van Wivine,
die niet alleen aan het hoofd van een gezin
staat maar voor de organisatie ook acht
medewerkers aanstuurt. Maar om in dit
opzet te slagen, rekent ze natuurlijk evenzeer
op de steun van PRODAKK.
Tot slot nog deze vraag: aan kwaliteitsvol zaaizaad hangt een prijskaartje.
Wat als de boeren er geen gebruik van
maken? ‘Wij willen hen doen inzien dat
het gebruik van dit zaaizaad bijdraagt
R1
BASISZAAD
PRODAKK/PRODEKK :
Landbouwontwikkeling
en ontsluiting van wegen in
Kwilu en Kwango
Een van de strategische programmapunten in
de Belgisch-Congolese samenwerking is het
herstel van de landbouwsector met het oog
op een betere voedselzekerheid. De strategie
is gericht op een verhoging van de landbouwproductie en de landbouwproductiviteit in
Congo en met name op de ontsluiting van
plattelandsgebieden in de districten Kwilu en
Kwango, in de provincie Bandundu.
BTC is bij de uitvoering van deze strategie
betrokken met twee aanvullende projecten:
het project PRODAKK om het voedseltekort
en de armoede aan te pakken via een herstel van de landbouwsector en het project
PRODEKK voor een beter transport van de
landbouwopbrengst van gezinsbedrijven. Het
uiteindelijke doel is een betere afzet van de
productie van de landbouworganisaties. Via
deze twee projecten kan BTC de boerenorganisaties ook ondersteunen met activiteiten
zoals: steun voor het goed beheer van de
landbouwsector, de bevordering van gendergelijkheid en empowerment van vrouwen,
sensibilisering, duurzaam milieubeheer en een
grotere leefbaarheid via een een verbeterd
vervoersnetwerk (wegen/waterwegen).
tot de sociaal-economische ontwikkeling van de gemeenschap en dat het ook
hun gezondheid ten goede komt’. Wivine
heeft bovendien elke woensdag een
sensibiliseringsprogramma op de radio.
Niet zonder resultaat trouwens. De vraag
naar zaaizaad is intussen groter dan het
aanbod. Met de steun van de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking willen de
organisaties SEMKAK en CSK zo snel
mogelijk vraag en aanbod afstemmen
om dan nog een stap verder te kunnen
gaan: de oogst buiten de gemeenschap
op de markt brengen.
MARTINE WARCK
1
“Production et contrôle des Semences certifiées
des cultures vivrières en R.D. Congo”, W. Godderis
et Cl. Kandu Kasongo, SENASEM, Kinshasa 2013
TERUGGAVE AAN
PRODAKK
BOERENORGANISATIES
ers-vermeerderaars
R2
ZAAIZAAD R1
ZAAIZAAD R2
Verdeling via PRODAKK aan landbouwersvermeerderaars om uit te planten
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 19
VOEDSELVEILIGHEID
© Corepics VOF/Shutterstock
Van boer tot bord
20 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
LANDBOUW
De veiligheid van de voedselketen, fundamenteel
voor de gezondheid van de consument, berust
op hygiëne en strikte bewaring. Deze zijn echter
moeilijk te verwezenlijken in ontwikkelingslanden
en zetten een rem op de commercialisering van hun
producten. Om het probleem te verhelpen gingen
de Belgische en Marokkaanse agentschappen
voor voedselveiligheid een partnerschap aan.
Belgische experten zijn er in verschillende
sectoren actief en helpen de producenten
om de strenge regels voor de kwaliteit van
groenten en fruit na te leven, koelkasten
aan te kopen, hun producten op te waarderen door een betere verpakking en
etikettering, …
In 2013 zette het FAVV - Federaal Agentschap
voor de Veiligheid van de Voedselketen - een
partnerschap op met zijn Marokkaanse
tegenhanger, het Office national de sécurité
sanitaire des produits alimentaires (ONSSA).
Sinds vier jaar controleert het ONSSA de
voedingsproducten die op de Marokkaanse
markt beschikbaar zijn, waarbij de bescherming van de consument de hoofdopdracht
is. Door te waken over de veiligheid van de
voedingsproducten bevordert dat orgaan
ook de competitiviteit van deze producten
op de nationale en internationale markten. Het komt er nu voor de Marokkaanse
bedrijven op aan deze evolutie te volgen
en hun positie te versterken.
© DGD/M.Van Aken
Bescherming milieu
De levensmiddelensector, die alle activiteiten van 'boer tot bord' omvat, creëert
zowat de grootste werkgelegenheid
wereldwijd. Maar hij moet op gezette tijden aan strenge controles worden onderworpen met het oog op de veiligheid
van de consument, de kwaliteit van
het product en de bescherming van
het milieu.
Maar soms is er een heikel punt … In tal
van landen in het Zuiden worden pesticiden per gewicht op de markt verkocht
en verpakt in plastic zakken. Binnen de
kortste keren liggen de zakken over de
velden verspreid. Tot ze uiteindelijk verbrand worden, en er giftige stoffen in de
lucht terechtkomen.
En hoe staat het met de hygiëne van de
landbouwproducten, het verpakkingsmateriaal, de transportmiddelen, de
opslagplaatsen?
Om een steeds aangroeiende bevolking
te voeden kan de wereld blijkbaar niet
zonder intensieve landbouw. Daarbij komt
het erop aan de schadelijke invloed op
milieu en gezondheid te beperken. Voor
ontwikkelingslanden is het hoe dan ook
niet gemakkelijk om te voldoen aan de
vereisten van de EU inzake de invoer van
voedingsproducten.
MIA VAN AKEN
De etikettering is een aspect
van de traceerbaarheid.
waarvoor zeer strenge regels gelden.
De inlandse consument loopt vaak een
gezondheidsrisico wanneer hij een product verbruikt dat niet geschikt is voor
consumptie omdat het niet via het officiële
circuit werd verkocht.
De Marokkaanse bedrijven lijken niet
voor 100 % voorbereid op deze strengere
eisen van de internationale markt. Daarom
is een overgangsfase nodig waarin de
landbouwbedrijven de goede praktijken
op het gebied van levensmiddelenhygiëne
kunnen leren toepassen.
België heeft een hoogtechnologische
landbouw- en levensmiddelensector en
beschikt over knowhow die interessant
is voor de Marokkaanse producenten.
In een internationale
context die wordt
gekenmerkt door een
pijlsnelle mondialisering
en een geglobaliseerde
economie, wordt het
steeds moeilijker de
exacte oorsprong van ons
voedsel te achterhalen.
Van boer tot bord, de
hele keten moet kunnen
gecontroleerd worden.
© Strahil Dimitrov
Marokko waakt over zijn voedsel
Marokko heeft alvast het vraagstuk van
de voedselveiligheid op de voorgrond
geplaatst. Voortaan is een wetgeving
inzake voedselveiligheid van kracht en
werden er regels voor de traceerbaarheid
ingevoerd. Maar in de wetteksten over
voedselveiligheid wordt een onderscheid
gemaakt tussen de Marokkaanse en de
buitenlandse consument, met name de
consument in de EU.
Er is dus nood aan een coherent regelgevend kader voor de binnenlandse én de
buitenlandse markt. In tal van landen in het
Zuiden bestaan twee soorten producten
naast elkaar: producten voor de eigen
bevolking, en producten voor de uitvoer
In ontwikkelingslanden worden plastic zakken - al dan niet
vervuild met pesticiden - vaak in open lucht verbrand.
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 21
LANDBOUW
© DGD/M. Laplasse
Koele dadels in de
Sahara
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking
ondersteunt de dadelkweek in de regio Souss
Massa Draâ (Marokko)1. Meteen een hefboom om
er de strijd tegen de armoede aan te binden.
D
adelpalmen zijn de enige
De Belgische Ontwikkelingssamenwerking
‘fruitbomen’ die de Saharabesloot dan ook de dadelteelt te steunen.
zon kunnen weerstaan. In de
Daartoe sloot ze zich aan bij de nationale
oases creëren ze een gunstig
landbouwstrategie “Plan Groen Marokko”.
microklimaat voor andere
1,4 miljoen dadelpalmen
teelten en remmen ze de
worden aangeplant, wat
oprukkende verzanding.
de productie in 2020 op
België sluit zich
Hun vruchten – de dadels
160.000 ton moet bren– b eva t t e n g e zo n d e aan bij de nationale gen. Aangezien de Marokcalorieën en zijn rijk aan strategie ‘Plan
kaanse partner de producvitaminen en mineralen.
tie goed beheerst, spitst
Vooral in de Maghreb en Groen Marokko’
België zich vooral toe op
het Midden-Oosten is de
het versterken van coödadel bijzonder populair. Tijdens de ramaperatieven. Deze staan immers in voor de
dan wordt hij dagelijks gegeten.
‘post-productie’: het verwerken, opslaan
Ook al zijn bij ons de Tunesische dadels
en vermarkten van de dadels. Tijdens een
meer gekend, de Marokkaanse dadels
vorig project had ons land al de irrigatiehebben een hogere kwaliteit. Bekende
technieken verbeterd en drie koelcellen
soorten zijn onder meer de Mehjoul en de
laten bouwen.
Boufeggos. Maar Marokko kan niet in zijn
eigen vraag voldoen. Jaarlijks produceert
Koelcellen
het land 100.000 ton dadels, 40.000 ton
En de steun werpt vruchten af. De dadelwordt ingevoerd.
kwekers zagen hun inkomsten al significant
toenemen. Onder andere door het aanbod
beter af te stemmen op de eisen van groot1,4 miljoen palmen
handelaars en consumenten. De dadels
Dadels vormen de spil van de economische
worden keurig geselecteerd, behandeld
activiteiten in de regio Souss-Massa-Draâ.
tegen larven, gedroogd en verpakt. Dankzij
Maar in de vorige eeuw is ongeveer twee
de goede kwaliteit wordt de kweker beter
derden van het palmenbestand verloren
vergoed voor zijn inspanning.
gegaan aan een schimmelziekte. Samen
In Tinzouline, dicht bij de woestijnstad
met de oprukkende woestijnvorming
Zagora, staan met Belgische steun reuen de geïsoleerde ligging van de oases
zengrote koelcellen waarin plaats is voor
voldoende redenen voor de jonge en
ruim 40 ton dadels. Dat is ongetwijfeld
ondernemende oasebewoner om te migreeen essentiële schakel in de keten tusren. Wat dan weer leidt tot een tekort aan
sen kweek, oogst en verkoop. Tussen de
arbeidskrachten.
22 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
Dadels zitten propvol vitaminen en
mineralen, en zijn vooral in de Maghreb en
het Midden-Oosten bijzonder populair.
dadeloogst en het op de markt brengen,
moeten de vruchten immers degelijk
bewaard worden en, gezien de piekconsumptie tijdens de ramadan, kan de
opslagperiode sterk variëren. De kosten
voor opslag lopen gemakkelijk op tot 40
eurocent per kilogram per maand.
Verkoop zonder tussenschakel
De resultaten van het Belgische engagement mogen gezien worden: dadels met
een hogere toegevoegde waarde die
volgens de principes van de eerlijke handel
succesvol verhandeld worden. Ook diverse
schakels binnen de coöperatieven zijn beter
geïntegreerd. 10% van de opbrengst uit de
dadelverkoop dient om de uitrusting af te
schrijven en om een volgende koeleenheid
te financieren.
‘Vroeger kwamen er opkopers onze dadels
ophalen, of we voerden ze zelf naar Marrakech’, zegt Ouchad Lahcen, directeur van
de plaatselijke coöperatieve met 82 leden.
‘Maar vandaag kunnen we verkopen zonder
tussenschakel omdat we grootschaliger werken en betere kwaliteit aanbieden.’
Toch zijn er nog noden. Lahcen: ‘We moeten
nog zuiniger omgaan met water, onder meer
door druppelirrigatie, en de variëteiten
kunnen nog verbeterd worden. Ook de
ongeletterdheid van de kwekers blijft een
probleem.’
MARC LAPLASSE
1
Het huidige project omvat 12 miljoen euro. Naast de
dadel- wordt ook de saffraanteelt gesteund.
LANDBOUW
WAAROM
landbouwprojecten dikwijls falen
Het gebeurt nog al te vaak dat boeren degelijk ogende oplossingen – keurig
gedemonstreerd op proefvelden – niet zelf toepassen. Wat is er aan de hand?
Prof. Philippe Baret (UCL) geeft tekst en uitleg.
culturen leveren qua voen Madagascar tonen
dingswaarde veel meer op
keurige proefvelden
dan een monocultuur. Ook
overtuigend aan dat
al brengt een monocultuur
een nieuwe techniek
meer op voor dat ene gewas.
50% meer opbrengt dan de
‘Onderzoekers en ontwikgebruikelijke methode van de
kelingswerkers hebben nog
boeren ter plaatse. Toch pasmoeite met die gemengde
sen de boeren de vernieuwing
culturen. Natuurlijk haalt men
thuis niet toe. Waarom niet?
betere opbrengsten als men
Omdat de nieuwe methode
bananen in monocultuur
dubbel zoveel werk vereist
kweekt, maar de landbouen bovendien in werkelijkwer probeert het beste uit
heid 30% meer opbrengt, en
zijn hele systeem te halen.
dan nog enkel als organisch
Onderzoekers hebben de
bemest wordt. De onderzoeneiging enkel naar het rendekers lieten immers de grond
ment van één gewas te kijken.
in het proefveld die de lokale
Ondertussen vergeten ze dat
methode voorstelde, volledig Farmer field school in Rwanda: landbouwers nemen gemakkelijker elkaars
de boer zijn bananen ver uit
onbedekt. Maar de plaatse- vernieuwingen over dan die van een buitenstaander.
elkaar plaatst om er bonen
lijke boeren doen dat nooit. Ze
tussen te kunnen planten! Hetzelfde land
werpen allerlei organisch materiaal tussen
wel dat de kinderen mee moeten helpen om
brengt dus ook bonen op.’
de planten, wat de bodemvruchtbaarheid
te wieden. En moeten we daar een oplossing
en – structuur ten goede komt.
voor vinden zodat de ouders het wieden
‘We moeten dringend af van onze fixatie op
alleen aan kunnen en hun kinderen naar
opbrengst’, besluit Baret. ‘Daarom hebben
school kunnen gaan.’
we indicatoren nodig die een maat geven
Beter luisteren naar boeren
In geval van bananen vergeet men gemakvoor het algemeen welzijn van de boeren,
‘Nog steeds biedt men al te vaak oploskelijk dat zij een spaarboekje zijn voor de
en rekening houden met de reële opbrengst
singen aan – of dringt ze zelfs op – zonder
landbouwers. Als ze geld nodig hebben,
van een gemengde cultuur. En in plaats van
bij de boeren zelf te rade te gaan’, zegt
verkopen ze wat bananen. Zorgen we
onze eigen oplossingen aan te bieden, kunBaret. ‘Voor we een project aanvangen,
echter voor een solidariteitsmutualiteit
nen we in farmer field schools boeren laten
moeten we eigenlijk het hele systeem
die hen verzekert tegen ziekte, dan hebdoorlichten’. Zo werd in Rwanda de desleren van elkaar. Het is veel gemakkelijker
ben ze hun altijd oogstbare bananen niet
sertbanaan Poyo voorgesteld omdat ze
om elkaars vernieuwingen over te nemen
meer nodig. En staan ze meer open voor
minder ziektegevoelig is. Poyo brengt
dan die van een buitenstaander.’
vernieuwingen.
ook goed op, maar ze is windgevoelig.
Daarom moeten Poyo-planten met een
CHRIS SIMOENS
stok gestut worden. Maar in de betrokLokale kennis respecteren
ken regio liggen de velden ver van de
‘We gaan er nog te vaak van uit dat wij het
Professor Philippe Baret
huizen. Er is dus geen toezicht mogelijk.
beter weten’, verzucht Baret. ‘Maar de boeren
geeft les in genetica
Resultaat: de stokken worden gestolen.
daar zijn echt wel bekwaam en hebben voor
en systeemanalyse
De Poyo-banaan was dus niet de juiste
veel zaken hun eigen oplossing gevonden!’
aan de Université
oplossing voor het systeem daar.
Zo zijn landbouwsystemen in het Zuiden
catholique de Louvain.
Zijn voornaamste
dikwijls veel complexer dan de eentonige
‘En beantwoordt een beter opbrengende
onderzoeksthema’s
monoculturen in het Westen. In Vietnam
variëteit wel aan de reële noden? Is een
zijn agro-ecologie, diversiteit van dieren
combineren veel boeren een visvijver
landbouwersgezin dat vooral de kinderen
en het innovatieproces in kleinschalige
met kippen, fruitbomen en groenten. Alle
school wil laten lopen geholpen met meer
landbouwsystemen in Afrika en België.
afval wordt er benut. Dergelijke gemengde
opbrengst? Misschien is het echte knelpunt
© BTC/Dieter Telemans
I
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 23
LANDBOUW
Wereldvoedselprogramma koopt
aan
bij
KLEINE BOEREN
De voorbije 5 jaar testte het VN-Wereldvoedselprogramma WFP Purchase for Progress
(P4P) uit: de aankoop van voedsel bij kleine boeren. Met een dubbel doel: zijn koopkracht
verhogen en tegelijkertijd de landbouw- en marktontwikkeling verbeteren. Kleine boeren
vinden nu inderdaad makkelijker een afzet voor hun producten. Voortaan zijn lokale aanbestedingen dan ook een vitaal instrument om de honger aan te pakken. De Belgische
Ontwikkelingssamenwerking was een belangrijke partner.
et pilootproject P4P zorgde voor
‘Vroeger produceerden we alleen voor
Partnerschap
een radicale ommekeer in het
eigen gebruik en teelden we voornamelijk
WFP bouwde opslagplaatsen, herstelde
leven van honderdduizenden
maniok en pindanoten’, zegt Mama Mbango
wegen en voorzag boerenorganisaties van
boeren in 20 ontwikkelingsAmba. ‘Nu telen we ook rijst en maïs.’ ‘Dit jaar
fietsen zodat ze hun producten kunnen
landen. Zij konden immers uitgroeien tot
organiseerden we opleidingen over betere
vervoeren. Aanvullend voorzag de Voedcompetitieve spelers op de lokale
sel- en Landbouworganisatie FAO
markten.Via het P4P-initiatief heeft
in werktuigen en zaaigoed. Weer
WFP al bijna 400.000 ton basisandere partners zoals OXFAM en
voedsel (maïs, bonen…) aangede Nederlandse ontwikkelingskocht bij boerencoöperaties. Dat
organisatie SNV organiseerden
leverde de kleine boeren een
opleidingen en hielpen contact te
rechtstreekse meeropbrengst van
leggen tussen de lokale boeren
104,4 miljoen euro op.
en de handelaars.
Vooral indrukwekkend was dat
‘Mijn vier kinderen zijn nu gezond
P4P erin slaagde meer dan 220
en wel, en we konden voor elk
regeringen, ngo’s, VN-agentvan hen het schoolgeld betalen’,
schappen en partners uit de
zegt Mama Mbango terwijl ze
privésector te overhalen om
trots de gemalen maïs toont die
de kleine boeren ter hulp te
ze voor het middagmaal zal
Door plaatselijk
komen. Dankzij hun hulp bij de
bereiden. Ze heeft de maïs zelf
voedsel aan te
capaciteitsopbouw van de boegeteeld en ze kon hem malen
kopen hebben
ren en bij het organiseren van
met de molen die de gemeenkleine boeren een
beter leven.
collectieve verkoopinitiatieven,
schap aankocht met geld van het
slaagde WFP erin contracten af te
P4P-project dat door donoren
sluiten met boerenorganisaties.
werd bijeengebracht.
Waardoor de boeren meteen
In Mozambique werd een wel
Als de grootste humanitaire organisatie wereldwijd, is WFP een grote afnemer
een eerlijke prijs kregen voor
bijzonder sterk VN-partnerschap
van basisvoedsel. In 2012 kocht WFP voor 808 miljoen euro voedsel aan –
hun kwaliteitsproducten.
opgezet, met name tussen WFP,
waarvan meer dan 75 procent in ontwikkelingslanden. Daardoor zagen de
FAO, het International Fund for
lokale economieën hun inkomsten met meer dan 588 miljoen euro stijgen.
Voor de aankoop van voedsel organiseert WFP traditiegetrouw grote openbare
Agricultural Development (IFAD)
Contextspecifiek
aanbestedingen. Maar met het pilootproject Purchase for Progress (P4P) 5
en de VN-Vrouwenorganisatie
In DR Congo – een land geteisjaar geleden experimenteerde WFP met nieuwe aanbestedingsmethodes
UN Women.
terd door conflicten – werd P4P
gericht op kleine boeren. Zij krijgen nu de gelegenheid meer voedsel van
FAO verstrekte zaaigoed en
uitgetest in de regio Katanga in
goede kwaliteit te produceren en toegang te krijgen tot markten waar ze
opleidingen, IFAD hielp vertehet Zuidoosten en in de Evenaarshun oogst voor een eerlijke prijs kunnen verkopen. Hun inkomsten stijgen en
hun leven en levensstandaard gaan erop vooruit. Meteen pakt P4P honger
genwoordigers van boerenorgaprovincie in het Noordwesten.
en voedselonzekerheid in de kiem aan, en stimuleert het de productie.
nisaties en hun partners bij de
Het project probeerde vooral de
onderhandelingen met financiële
capaciteit van de kleine boeren
instellingen. Het contract tussen de boerente verhogen opdat zij meer kunnen prolandbouwtechnieken, en over de oprichting
organisaties en WFP diende als een soort
duceren en toegang krijgen tot goede
en het beheer van boerenverenigingen,” vult
zakelijk onderpand. Door hun krachten te
afzetmarkten, dus niet alleen WFP maar
Alexis Bolokoto, haar echtgenoot, aan. ‘Dankbundelen zetten de VN-instanties boerinnen
ook lokale handelaars.
zij P4P is ons inkomen merkelijk gestegen.’
© Vredeseilanden
H
ACHTERGROND
C
G O
24 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
© WFP
Het pilootproject
P4P zorgde voor
een radicale
ommekeer in
het leven van
honderdduizenden
boeren
Mama Mbango: Dankzij P4P kweken we nu ook rijst en maïs, en kunnen we zelf maïsbloem maken. Ons inkomen is merkelijk gestegen.
zoals Celeste en Etalvinha op de goede
weg: ‘Het inkomen uit de meerverkoop
van maïs en bonen stelde me in staat om
de productie op te voeren, mijn kinderen
op te voeden en in andere noden van het
gezin te voorzien’, zegt Etalvinha met een
glimlach. ‘Zodra je weet wat je moet doen
om goede producten voort te brengen en
je ook zeker bent dat iemand ze zal kopen,
ben je gemotiveerd om het elk jaar nog
beter te doen.’
Capaciteitsopbouw
Hoewel P4P voornamelijk tot doel heeft
kleine boeren in contact te brengen met
afzetmarkten, werden verschillende benaderingen uitgetest. In Malawi onderzocht
P4P de mogelijkheid om kleine boeren met
elkaar in contact te brengen via beurzen voor
landbouwgrondstoffen. Na een geslaagde
opleiding bedrijfsvoering en computervaardigheden, namen zes boerenorganisaties
zelfs deel aan een online aanbesteding voor
meer dan 500 ton maïs.
In de 20 pilootlanden werden meer dan
een half miljoen kleine boeren, landbouwtechnici, kleine en middelgrote
ondernemingen, onderwijspersoneel en
exploitanten van opslagplaatsen opgeleid.
En daar houdt het leerproces nog niet
op! Mettertijd zullen almaar meer mensen deze cruciale vaardigheden kunnen
aanleren. WFP en zijn partners hebben er
immers voor gezorgd dat de verworven
kennis kan doorgegeven worden aan
andere boerenorganisaties.
Gender
In Afrika is landbouw vooral het werk
van vrouwen. Ze nemen er 80% van de
voedselvoorziening voor hun rekening.
Door vrouwelijke landbouwers meer
middelen ter beschikking te stellen,
kan het aantal mensen die wereldwijd
honger lijden naar schatting met 100 tot
150 miljoen afnemen.
Ook na het project
zal de aandacht blijven
uitgaan naar best
practices en vernieuwingen
om kleine boeren
zelfredzaam te maken
landbouwactiviteiten te beginnen zoals
winstgevende groenteteelt. Dankzij de
lening konden de vrouwen ook maïsbloem
verwerken en verkopen, weer een extra
bron van inkomsten.
‘Omdat ik mijn eerste lening op tijd afloste,
kon ik in de daaropvolgende jaren zonder risico grotere leningen aangaan. Het
geleende bedrag verdrievoudigde’, zegt
Biba. Het derde jaar hadden haar activiteiten in totaal 735 euro opgebracht en
slaagde ze erin in de voedselbehoeften
van haarzelf en haar vijf kinderen te
voorzien en daarnaast nog eens 220 euro
te sparen.
De weg vooruit
Daarom gaf P4P door de jaren heen tal
van vrouwelijke landbouwers met een
laag inkomen een duwtje in de rug. Zo
werden meer dan 167.000 vrouwen
methodes aangeleerd om de productie
te verhogen en om de producten na de
oogst te behandelen. Tevens werden ze
wegwijs gemaakt in diverse aspecten van
de landbouwindustrie. Door de hogere
verkoopcijfers en het grotere inkomen
groeide hun zelfvertrouwen en verwierven
de vrouwen meer aanzien binnen hun
gemeenschap.
Biba Sanou in Burkina Faso volgde,
samen met een aantal andere leden van
de boerenorganisatie, opleidingen in
landbouwtechnieken, bedrijfsvoering
en contractonderhandelingen. Daarna
konden ze contracten met WFP afsluiten om bij een lokale microkredietbank
leningen te krijgen. Met deze leningen
konden ze als groep meer verkopen,
wat hen in staat stelde om met andere
Hoewel het pilootproject P4P in december
2013 na vijf jaar ten einde liep, zullen WFP
en de Belgische Ontwikkelingssamenwerking hun inspanningen ten gunste
van kleine boeren blijven bundelen. De
aandacht zal uitgaan naar best practices en
vernieuwingen, waardoor de kleine boeren
op een nog grotere schaal zelfredzaam
kunnen worden. Regeringen, partners en
lokale WFP-afdelingen zijn daar al mee
bezig en de uitgeteste methodes worden
aan goedkeuring onderworpen of her
en der bijgesteld. Als we de honger uit
de wereld willen helpen, is het van vitaal
belang onze ervaringen voortdurend uit
te wisselen.
WFP
ONLINE
www.wfp.org
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 25
LANDBOUW
WORDT DE MOEDER
© IRD/Victoire Héran
van alle granen te populair?
Het Internationaal Jaar van
Quinoa is zopas afgelopen.
Wat is er zo bijzonder aan
dat gewas? En wat wilden
de Verenigde Naties met de
actie bereiken?
T
Inca’s
5000 jaar geleden groeide er al quinoa
in de omgeving van het hooggelegen
Titicacameer in de Andes. Lange tijd was
het basisvoedsel voor de volkeren van de
altiplano, de hoogvlakten boven 3.000m.
De Inca’s noemden het chisaya mama, de
moeder van alle granen. Maar de Spaanse
conquistadores keken er op neer. Zij teelden liever maïs of aardappelen.
De arme inheemse boeren van de altiplano
bleven echter hun quinoa telen. Het gewas
groeide immers uitstekend in de barre
omstandigheden daar: schrale winden,
vorst, fel zonlicht, droogte. Bovendien was
het weinig gevoelig voor ziektes. En de
lama’s die de weiden begraasden, zorgden
voor de mest.
Pas in de jaren 1970 ontdekte het westen
de hoge voedingswaarde van quinoa.
Sindsdien is het pseudograan aan een
steile opmars bezig. Goed voor de arme
boeren in de Andes – zeker als de handel
eerlijk verliep – die daardoor hun levensomstandigheden sterk zagen verbeteren.
Het zette meteen ook een rem op de vlucht
naar de stad.
Morales
Delicaat evenwicht
De Boliviaanse president Morales was zelf
ooit quinoaboer. Hij was dan ook dé grote
pleitbezorger voor een Internationaal
Jaar. Voor hem is het een eerbetoon aan
de inheemse bevolking van de Andes
die de praktijken van haar voorouders in
stand wisten te houden, in harmonie met
de natuur.
Voor de VN is quinoa een element in de
strijd tegen de ondervoeding. Omdat quinoa
enorm voedzaam is, maar ook omdat het
aangepast is aan een bar klimaat. Misschien
wordt het wel hét graan bij uitstek dat ons
kan helpen als ons klimaat grilliger wordt.
Kunnen we nog met een gerust geweten
quinoa verorberen? Oxfam Wereldwinkels – die biologische quinoa aanbiedt
– volgt de situatie op de voet. ‘Quinoa
eten is oké, maar we mogen onze ogen
niet sluiten voor de problemen’, zegt
Leo Ghysels van Oxfam. ‘Een mogelijke
oplossing is de herwaardering van de
lamateelt. Alsook de zoektocht naar andere,
minder kwetsbare teeltgebieden. Vandaag
al wordt in Ecuador quinoa ingezaaid op
veel lagere hoogtes.’
Maar ook buiten de Andes doet men
pogingen, onder meer in China, Kenya,
Italië, India, Marokko en Nederland. Door
de productie te verruimen verlaagt niet
alleen de druk op de altiplano, maar
kunnen ook de prijzen zakken. Dan kunnen de armen in de Andes weer quinoa
kopen. Al mogen de prijzen ook niet
kelderen, want dan verliezen de boeren
hun inkomen. Alweer een delicaat evenwicht! Hopelijk werd de wereld tijdens
2013 zich wat bewuster van de licht- én
schaduwzijde van het succes van de
moeder van alle granen.
Nadelen
De VN leggen wel sterk de nadruk op
de duurzaamheid van de teelt. Want de
toenemende vraag naar quinoa heeft ook
nadelen. Boeren gaan veel intensiever telen
of zoeken ander land. Ze offeren daarvoor
een deel van hun weilanden op, en dus ook
hun lama’s. Gevolg: minder mest, en de
bodem verschraalt. Soms ontstaan er zelfs
bloedige conflicten tussen boeren.
Ook de prijzen schieten de hoogte in.
Daarom verkiezen de boeren al hun quinoa te verkopen. Voor zichzelf kopen ze
dan rijst en pasta, naast cola en chips. De
armen kunnen zich zelfs hun chisaya mama
niet meer permitteren. Maar in de grote
steden van Peru en Bolivia is quinoa hip,
althans voor de middenklasse.
Quinoa groeit uitstekend in de barre
weersomstandigheden van de altiplano.
Op de foto: Quinoaveld in Bolivia.
26 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
CHRIS SIMOENS
ONLINE
www.fao.org/quinoa-13
www.befair.be
© IRD/Anaïs Vassas Toral
wintig jaar geleden kenden
alleen trouwe fans van de
wereldwinkel quinoa (uitspraak:
‘kienwa’). Vandaag vind je het
ook in de natuurvoedingswinkels en in
sommige supermarkten. Het ‘pseudograan’
– quinoa is eigenlijk verwant met spinazie
– wordt alom geprezen voor zijn zachte
smaak en vlotte bereiding. Maar bovenal
zit het boordevol essentiële aminozuren,
mineralen, vitaminen en antioxidanten.
Geen graan doet het hem na.
EERLIJKE HANDEL
verdient alle aandacht
Kleine boeren in ontwikkelingslanden plukken vaak niet zelf de vruchten van hun arbeid.
Fair trade (eerlijke handel) wil daar verandering in brengen en zorgt ervoor dat de producenten uit het Zuiden wél een eerlijke marktprijs krijgen voor hun producten.
Samenwerken voor
fairtradekoffie
De koffieteelt in Rwanda stond jarenlang
hoog aangeschreven, maar kreeg een
serieuze klap tijdens de burgeroorlog. Sinds
2000 herstelt de sector zich beetje bij beetje.
COOPAC (Coopérative pour la Promotion
des Activités Café) is een koffiecoöperatie
die op de hellingen rond het Kivumeer
actief is. In 2001 startte COOPAC met 110
leden. Twee jaar later, in 2003, verkreeg de
coöperatie haar certificering voor eerlijke
handel. Op dat moment was haar ledenaantal aangegroeid tot 2.200, vandaag telt
COOPAC maar liefst 10.000 leden.
Betere levensomstandigheden
De (h)eerlijke Arabica-koffie die COOPAC
produceert is van erg hoge kwaliteit dankzij investeringen in moderne infrastructuur
© Max Havelaar Belgium
W
at begon als Max Havelaar
met een pak eerlijke koffie is uitgegroeid tot een
keurmerk van vele uiteenlopende producten dat in 120 landen wordt
verkocht en waar miljoenen boeren en
kleine producenten uit het Zuiden bij zijn
aangesloten. Fairtradeproducten zijn in
België onder meer herkenbaar aan het Max
Havelaarkeurmerk, verkrijgbaar bij supermarkten en wereldwinkels.
De populariteit van fairtrade-artikelen wordt
elk jaar groter, zowel bij consumenten als
bij bedrijven. Toch geeft de Belg jaarlijks
gemiddeld slechts 8,3 euro uit aan fair
trade. Vooral bananen - 8% van de totale
verkoop – zijn een succes.
Blijkbaar blijft de drempel voor velen te hoog.
Daarom willen we het graag herhalen: met
het bedrag dat wij betalen voor een fairtradeproduct kan een boer of een arbeider in het
Zuiden een menswaardig leven opbouwen.
Om u te overtuigen brengen we het verhaal
van een koffiecoöperatie in Rwanda.
CHOCOLADE
MAAKT BLIJ
Ik word blij van chocolade.
En dat is ook wetenschappelijk bewezen.
Maar als ik fairtradechocolade eet
worden ook anderen gelukkig.
De Afrikaanse cacaoboeren.
De cacaomarkt is heel groot en driekwart van de
wereldwijde cacaoproductie situeert zich in WestAfrika. En daarbinnen rukt fair trade gelukkig op.
Want cacaoboeren kennen vele problemen: fluctuerende prijzen, onproductieve bomen, onvruchtbare
grond, stijgende productiekosten, geen toegang tot
krediet en ook gebrek aan onderhandelingsmacht in
die enorme cacaoketen. Fair trade wil dat doorbreken
en doet dat ook. Ga daarom voor fairtradechocolade!
Doe uzelf en een ander een
plezier: koop producten met
het fairtradekeurmerk
Het aanbod aan fairtrade-artikelen bestaat
inmiddels uit honderden verschillende producten: fruit, bloemen, chocolade, honing,
ijs, katoen (kleding en badlinnen), koekjes,
koffie, noten, rietsuiker, rijst, snoep, thee,
vruchtensap, olie, wijn, artisanaat …
en middelen. De inkomsten alsook de
fairtradepremies die de coöperatie ontvangt gaan naar de opleiding van zijn
leden en naar talloze sociale realisaties
op vlak van onderwijs, gezondheidszorg
en infrastructuur. De coöperatie brengt
onder haar leden zelfs onderwerpen aan
zoals gender en huiselijk geweld. Dankzij
haar inspanningen zijn de levensomstandigheden binnen elk huisgezin er steeds
beter op geworden.
Sinds 2010 probeert COOPAC ook een
biologische certificering te halen. De
boeren krijgen daarvoor gratis biologische bemesting. Daarnaast voorziet de
coöperatie een degelijke riolering in de
koffiestations en een correcte afvoer van
de afvalproducten. Daardoor zal de omzet
nog toenemen, want gecertificeerde producten verkopen beter. Voor de 10.000
leden is het fairtradeproject een zegen
geworden!
MIA VAN AKEN
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 27
© DGD/C. Simoens
FAIR TRADE
© Eduardo Luzzatti Buyé - Istockphoto
© UNICEF / Noorani
© Jimmy Kets
1. Extreme armoede
en honger te
bestrijden
© Unicef//NYHQ2009-2392/Pirozzi
2.0 15
2. Basisonderwijs
voor iedereen
3. Gelijke kansen voor mannen
en vrouwen en de positie
van de vrouw versterken
4. Kindersterfte
terugdringen
Nog twee jaar te gaan vooraleer de deadline van de Millenniumdoelen (MDG’s) bereikt
is. Wat is de huidige stand van zaken en hoe moet het verder na 2015? We praatten met
Kris Panneels, MDG-expert bij de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
8 afspraken voor een
betere wereld
Volgens VN-Secretaris-Generaal Ban Ki-moon
maken de Millenniumdoelen (MDG’s) deel
uit van het meest ambitieuze internationale
actieprogramma tegen armoedebestrijding
uit de geschiedenis. In 2000 hebben de lidstaten van de Verenigde Naties – waaronder
België – de Millenniumverklaring bekrachtigd.
Daarmee verbinden zij zich ertoe om tegen
eind 2015 acht doelstellingen te realiseren
op het gebied van armoede, onderwijs,
gezondheid en milieu (zie kader).
En met succes: enkele MDG’s zijn nu al
bereikt. Wereldwijd is het percentage van
mensen die leven onder de armoedegrens
van één euro per dag gehalveerd. Meer
meisjes gaan naar school en er sterven
minder kinderen. Ook dodelijke ziektes
zoals malaria en tuberculose komen minder
voor. Bovendien hebben aanzienlijk meer
mensen toegang tot drinkbaar water. Toch
is er nog veel werk aan de winkel. Zo zullen
de doelen aangaande sanitaire voorzieningen, milieu, moedersterfte en gelijke kansen
voor mannen en vrouwen waarschijnlijk niet
gehaald worden.
De komende jaren buigt de internationale
gemeenschap zich over de toekomst van
de MDG’s na 2015, de zogenaamde post2015 ontwikkelingsagenda.
Is er een vervolg nodig?
Sinds de invoering van de MDG’s is de
wereld complexer geworden. Door de toenemende druk op onze planeet (voedsel-en
waterschaarste, milieurampen, economische crisis) krijgen heel wat mensen het
zwaar te verduren. Het blijft dus belangrijk
om aan de bestaande agenda verder te
werken.
Vele uitdagingen gelden niet alleen voor
het Zuiden, ook het Noorden kampt met
heel wat problemen. Denk maar aan
obesitas en geweld tegen vrouwen. Alle
landen zullen dus een inspanning moeten
leveren. Enkel focussen op ontwikkelingslanden is dus een vlieger die vandaag
niet langer opgaat.
De grootste troef van de MDG’s bestaat
erin dat zij de ontwikkelingsagenda hebben omgezet in concrete actiepunten
waardoor de problematiek ook toegankelijk werd voor een ruim publiek. Ze
hebben wereldwijd mensen tot actie aangezet en ze zorgden ervoor dat budgetten
werden – en worden – vrijgemaakt voor
ontwikkelingssamenwerking.
Critici wijzen echter op een aantal tekortkomingen van de MDG’s. Ze geven soms een te
optimistisch beeld omdat ze focussen op een
gemiddelde vooruitgang, zonder daarbij
aandacht te schenken aan de onderliggende
28 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
verdeling van deze gemiddelden. De meest
achtergestelde groepen (armsten, meisjes,
plattelandsbevolking) dreigen daardoor
van de radar te verdwijnen.
In heel wat landen hebben de MDG’s onmiskenbaar een impact gehad. Daarom is de
internationale gemeenschap het er over
eens dat er ook na 2015 op verder gebouwd
moet worden. Alleen verschillen de meningen over een concrete invulling ervan.
Aanpak
Zo hechten de opkomende economieën
(Brazilië, China, India, Argentinië, Mexico,
Turkije, …) minder strategisch belang aan
de MDG’s dan de armste landen. Nochtans
vormen milieu en duurzaamheid problemen
die ook de groeilanden aanbelangen. Want
door de toenemende CO2-uitstoot, ontbossing en overbevissing gaat het milieu er
momenteel op achteruit. Duidelijk is dat alle
landen, zonder uitzondering, zullen moeten
meewerken als de strijd tegen armoede,
klimaatverandering en milieuverloedering
wil slagen.
Men lijkt het er wel over eens om in de
post-2015 ontwikkelingsagenda armoedebestrijding te koppelen aan duurzaamheid.
Hiertoe zijn twee mogelijkheden. Ofwel
kiest men voor een soort van kopie van
de huidige MDG’s waarbij de klemtoon op
5. De gezondheid van
moeders verbeteren
© James D. watt
© CTB / Dieter Telemans
© BTC/ Ans Brys
© UN Photo/Rick Bajornas
TRENDS
6. Hiv/aids, malaria en
andere dodelijke ziektes
bestrijden
7. Zorgen voor een
duurzaam milieu
een aantal specifieke domeinen ligt. Geen
uit 194 landen hebben deelgenomen.
evidente keuze, aangezien de belangen
80% van de deelnemers komt uit ontvan de betrokken groepen verschillen.
wikkelingslanden en ongeveer één
Bepaalde doelen kunnen natuurlijk ‘onderderde genoot weinig of geen onderwijs.
gebracht’ worden in andere. Zo liggen
Opvallend is dat de antwoorden in de
seksuele en reproductieve rechten heel
verschillende landen gelijke tred houden.
gevoelig in conservatieve landen. Een
De nood aan degelijk onderwijs prijkt op
oplossing zou zijn om dit onder te brengen
de eerste plaats, gevolgd door een goede
in een meer algemene genderdoelstelling.
gezondheidszorg en waardig werk. Een
Ofwel gaat men uit van een aantal algeverrassende vierde plaats gaat naar eerlijk
mene doelstellingen die
bestuur, een criterium
dan per land of regionaal
dat niet is opgenomen
kunnen ingevuld worden.
in de huidige MillenniDe MDG’s maken
Een complexe opdracht,
umdoelen. De burgers
want er moet een oplos- deel uit van het
vinden het ook belangsing gezocht worden die meest ambitieuze
rijk dat er voldoende
iedereen tevreden stelt en
aandacht besteed wordt
die tegelijkertijd voldoende internationale
aan bescherming tegen
programma van
motiverend werkt.
misdaad en geweld.
G e n d e rg e l i j k h e i d
Eind september 2014 zul- armoedebestrijding
scoort eerder gemidlen de onderhandelingen
deld en klimaatveranin een stroomversnelling uit de geschiedenis
dering bengelt zelfs
komen. Dan zullen zowel
onderaan de lijst. Ze worden eerder gezien
de Open Ended Working Group voor de
als een bekommernis van de rijke landen.
opvolging van Rio+20 als de werkgroeToch heeft klimaatverandering een grote
pen van experten inzake financiering en
invloed op voedselzekerheid en toegang
duurzame ontwikkeling hun rapporten met
tot water, aspecten die de mensen wel
bevindingen en conclusies voorleggen.
belangrijk vinden. De resultaten van deze
Eind september 2015 zou een akkoord
enquête kunnen dienen als basis voor
bereikt moeten worden.
de onderhandelingen over de post-2015
ontwikkelingsagenda.
Luisteren naar 1 miljoen stemmen
Maar wat willen de mensen eigenlijk zelf?
Hoe ziet de gewone burger het postBelgië
Ook België is nauw betrokken bij de post2015 ontwikkelingskader? De Verenigde
2015 debatten. In september 2013 nam
Naties organiseerden een online-enquête
ons land actief deel aan de VN-top over
waaraan meer dan 1 miljoen mensen
8. Een wereldpartnerschap voor ontwikkeling creëren
de Millenniumdoelen in New York. In zijn
toespraak benadrukte minister van Ontwikkelingssamenwerking Jean-Pascal
Labille de groeiende ongelijkheid te willen
aanpakken. Ongelijkheid heeft immers een
invloed op armoede, gezondheid en sociale en economische kansen. Ook gender,
waardig werk en duurzame productie-en
consumptiepatronen zijn aandachtspunten
voor België.
Labille pleit dan ook voor een ‘universele
sociale bescherming’ waarbij niemand uit
de boot valt. Vandaag geniet slechts 20%
van de wereldbevolking een degelijke
sociale bescherming. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie komen jaarlijks
miljoenen mensen onder de armoedegrens
terecht omdat ze moeten betalen voor
gezondheidszorg. Een publiek beleid inzake
sociale bescherming vormt voor de minister
één van de meest efficiënte manieren om
ongelijkheid te bestrijden.
Bovendien kan de garantie op een basisinkomen sociale uitsluiting vermijden.
Ook dat moet volgens Labille worden
opgenomen in het nieuwe post-2015 ontwikkelingskader. Hij voegt eraan toe:
‘De garantie op een basisinkomen en op
toegang tot essentiële diensten vormt een
onontbeerlijke investering in een duurzame
economische ontwikkeling’.
STEFANIE BUYST
ONLINE
www.beyond2015.org
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 29
KRIJTLIJNEN
voor een duurzame economie
Kan economie echt duurzaam zijn? Volgens de Belg Gunter Pauli wel. Zijn ‘blauwe economie’
creëert meerwaarde met wat lokaal voorhanden is. Vooral ontwikkelingslanden hebben oor
naar zijn ideeën. Hieronder vindt u de neerslag van een gesprek met hem.
O
nze huidige economie
doet er alles aan om
de productiekosten
zo laag mogelijk te
houden. Ze doet dat door schaalvergroting, standaardisering en
de zoektocht naar landen waar de
productie zo goedkoop mogelijk
is. Onze economie investeert dus
niet meer in eigen mensen en
eigen jobs. Maar ze stuurt wel
grondstoffen, deels afgewerkte
producten en eindproducten allemaal apart de wereld rond. Dat
kan niet duurzaam zijn. Bovendien
is ze weinig creatief, gefixeerd
als ze is op kostenverlaging:
meer van hetzelfde doen, maar
goedkoper.
Meerwaarde met wat
je hebt
De ‘blauwe economie’ van Gunter
Pauli daarentegen creëert meerwaarde met wat er plaatselijk voorhanden is. Zit je opgescheept
met koffiegruis? Gebruik het dan
om paddenstoelen op te kweken
en als ontgeurder in textiel. Heb
je bergen steenafval uit mijnen? De blauwe economie probeert
Maak er papier van. Heb je een
de ecosystemen zoveel mogelijk
wildgroei van zeewier? Haal er
textielvezels uit en gebruik de na te bootsen
rest als vee- en kippenvoer (zie
dan gaan we dat benutten. Dan is er veel
cases). Zo kan je, vertrekkend van een ton
minder infrastructuur nodig om de juiste
koffiegruis met waarde nul, een product
kweekomstandigheden te realiseren.’
realiseren dat 5,000 dollar waard is. En
door alles zoveel mogelijk ter plaatse te
Duurzame kringlopen
verwerken, creëer je jobs en vermijd je
transport.
De blauwe economie is verwant aan
cradle to cradle, maar gaat een stap
verder. Bij cradle to cradle worden de
Ecosystemen nabootsen
diverse stoffen steeds hergebruikt, zowel
Daarnaast probeert de blauwe economie
in een biologische als technische kringde ecosystemen zoveel mogelijk na te
loop. Er is geen afval, alle stoffen blijven
bootsen. ‘Als er alkalisch water voorhanden
grondstoffen.
is waarin de alg spirulina uitstekend gedijt,
30 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
‘Wij halen de stoffen die niet duurzaam zijn uit de kringloop. Je mag
dan wel papier recycleren, maar
bomen blijven de basis en die
moeten gekapt worden. Kan het
niet duurzamer? Toch wel: je kan er
steenafval uit mijnen voor gebruiken. En moeten we titaniumoxide
of zinkoxide blijven gebruiken als
ontgeurder in textiel en cosmetica?
Daar is mijnbouw voor nodig en
het vraagt vervuilende chemische
processen. Welnu, koffiegruis blijkt
een uitstekend alternatief.’
Succes in
ontwikkelingslanden
De ideeën van Pauli vallen vooral
in ontwikkelingslanden in goede
aarde. De laatste 20 jaar heeft hij
187 projecten gerealiseerd, 90%
daarvan in ontwikkelingslanden. ‘Bij
ons komen ze altijd aandraven met
haalbaarheidsstudies en businessmodellen. Wij praten, in het Zuiden doet
men. Als we in Zimbabwe vertellen
dat ze paddenstoelen kunnen kweken
op koffiegruis, dan zijn ze er na een
maand al mee bezig!’
Maar ook de kijk op wetenschappelijk onderzoek verschilt. ‘In industrielanden gaat men meer uit van
theoretische modellen. Men test
hypothesen en men probeert de
output te vergroten. In het Zuiden daarentegen zoekt men oplossingen voor dringende
problemen door nieuwe zaken te realiseren,
geënt op de realiteit.’
Veel van de traditionele kennis in het
Zuiden is trouwens ei zo na verdwenen
door westers toedoen. 50 jaar geleden
smeerden moeders aan het Tjaadmeer
de mond van hun kinderen in met het
voedzame groene slijm – de alg spirulina
– uit het meer. Vandaag niet meer, het
meer is bevuild en dreigt uit te drogen
ECONOMIE
Alles in de natuur
wenst te groeien, maar
een boom zal geen
1000m hoog worden
CASES
Koffiegruis
Op koffiegruis – er zijn miljoenen tonnen beschikbaar – kunnen paddenstoelen
gekweekt worden, een rijke bron van eiwitten. Het overschot is bruikbaar voor
vee- en kattenvoer. Koffiegruis is ook een uitstekende ontgeurder in textiel. Allereerste project in Colombia in 1995, nu al 500 bedrijven.
Spirulina
door overdreven irrigatie. Twee generaties terug at de Afrikaanse bevolking nog
paddenstoelen uit de natuur, als voeding
en als geneesmiddel. Vandaag niet meer,
door invloed van onze westers keuken,
ontbossing en introductie van plantages
(en schimmelverdelgers).
Pauli verkiest om eerst cases te realiseren:
concrete acties die werken. Bijvoorbeeld het
heraanplanten van koralen in zee. De cases
kunnen dan wetenschappelijk uitgediept
worden. In plaats van – zoals gebruikelijk
in de westerse wetenschap – eerst heel veel
onderzoek te doen in laboratoria voor er
echt iets mee wordt gedaan.
Hoeveel is genoeg?
De blauwe economie vertrekt strikt van
de basisbehoeften: gezonde voeding,
water, huisvesting, gezondheidszorg,
De uiterst voedzame alg spirulina kan gekweekt worden op plaatsen waar alkalisch
water van nature voorhanden is. Spirulina gaat ondervoeding tegen. Realisaties
in Brazilië sinds 1996.
Alginaten uit zeewieren
Uit zeewieren kunnen alginaten gewonnen worden waaruit zeer slijtvaste
textielvezels kunnen gemaakt worden. Uitstekend duurzaam alternatief voor
katoen. Wat overblijft van de zeewieren is bruikbaar als vee- en kippenvoer.
Ideaal voor Indonesië, een paradijs van zeewieren. Het pilootproject startte in
2010 in Qingdao, China.
Papier uit steenafval
Uit steenafval – veel mijnen hebben er bergen van – kan papier gemaakt worden.
Dat is veel duurzamer dan bomen. China heeft de eerste fabriek geopend in Benxi
City (Shenyang) in 2013.
Stoffen uit distels
De EU betaalt boeren om hun land niet te bewerken. Op het braakland groeien
distels. Daaruit kunnen interessante stoffen gewonnen worden. Onder meer
onkruidverdelgers, polymeren voor plastics en smeermiddelen voor landbouwapparatuur. In februari 2014 start Novamont de eerste bioraffinaderij uit distels
op in Sardinië. Pauli is de voorzitter van deze investering van 540 miljoen euro.
Koralen planten
© ipsnews.net
85% van de koralen staan onder stress. Maar ze kunnen ‘heraangeplant’ worden. In Bonaire (Nederlandse Caraïben) zijn er 20 koralenkwekerijtjes. Toeristen
met duikersbrevet helpen mee om de ‘koralenplantjes’ te planten. Het project
creëert jobs en onttrekt geld van de toeristenindustrie ten voordele van de
lokale bevolking.
De Belg Gunter Pauli was tot in 1993
voorzitter en mede-eigenaar van Ecover,
de Belgische producent van biologisch
afbreekbare schoonmaakmiddelen. Hij
stapte op wanneer hij zich realiseerde dat
zijn vraag naar palmolie het regenwoud in
Indonesie vernietigt. Sindsdien is hij vooral
wereldwijd pleitbezorger van zijn ‘blauwe
economie’ – de kleur van onze planeet.
Zijn boek ‘de blauwe economie’ werd in
38 talen vertaald.
energie. Zolang niet alle mensen in hun
basisbehoeften voorzien zijn, zolang móet
de economie wel groeien. ‘Maar de vraag
die we ons moeten stellen is: hoeveel is
genoeg? Alles in de natuur wenst te groeien,
maar een boom zal geen 1000m hoog
worden. Een boom kent zijn grenzen, wij
blijkbaar niet.’
De overheid zou een beperkte rol moeten
spelen. ‘Maar als iedereen zoveel mogelijk
voor zichzelf wil vergaren en als het grootste
ego domineert, dan moet de staat wel herverdelen.’ Bhutan is hier zeer inspirerend.
Daar durfden ze zich de vraag stellen: ‘wat
maakt een gemeenschap gelukkig?’. En
hebben ze meteen een beter zicht op
‘hoeveel is genoeg’.
zorgmaatschappij beschermen we onze
kinderen te veel. We moeten hen de kans
geven zich uit te drukken zoals een kind
zich uitdrukt. Symbolisch zeg ik dan: de
kinderen zijn niet geïnteresseerd in hoe
de appel van de boom valt, maar in hoe
de appel naar boven geraakt. Geef hen de
wetenschappelijke vrijheid en de emotionele intelligentie om gewaagde visies te
ontwikkelen.’
De zorgmaatschappij in Europa heeft ons
te gemakzuchtig gemaakt. ‘We plaatsen
geld op onze rekening en verwachten dat
de som aangroeit. Maar je maakt geen geld
met geld. Sparen is investeren, en investeren
is risico’s nemen, en je neemt risico’s omdat
je dingen wilt verbeteren. Die logica zijn
we verloren.’
Laat kinderen hun toekomst
dromen
CHRIS SIMOENS
De staat en de ouders zouden er onder
andere voor moeten zorgen dat hun
kinderen geloven dat ze het veel beter
kunnen doen dan hun ouders. ‘In de
ONLINE
www.gunterpauli.com
www.zeri.org
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 31
GROTE MEREN
VREDE EN ONTWIKKELING IN DE GROTE MEREN:
© DGD/E.Pirsoul
België
engageert zich
In oktober 2013 bezocht de minister van Ontwikkelingssamenwerking het Congolese parlement. Hij wou poolshoogte nemen
van de inspanningen van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking om te helpen bij de relance van beide Kivu’s.
Geen welvaart zonder vrede.
Geen vrede ook zonder welvaart. Dat is de gezonde redenering achter het relanceplan voor de Grote Meren dat
België voorstelt. Vooreerst
dienen Noord- en Zuid-Kivu
vrede te kennen. Nadien komt
het erop aan ontwikkelingsprojecten te financieren die
de banden tussen de economieën van de landen van de
Grote Meren versterken. Het
relanceplan komt bovenop
de Belgische Ontwikkelingssamenwerking in de rest van
DR Congo.
Instabiliteit in een hele regio
De provincies Noord- en Zuid-Kivu in OostCongo waren vroeger een voorbeeld van
zelfontwikkeling. Maar 10 jaar strijd door
rebellenmilities tegen het regeringsleger
en de bevolking heeft de sociale en economische structuren grondig verwoest. De
milities (CNDP, FDLR, Maï-Maï, en onlangs
nog M23) terroriseren de bevolking:
slachtpartijen, folteringen, gedwongen
inlijving van kindsoldaten, systematische
en bijzonder gruwelijke verkrachting
van vrouwen en meisjes. De gevolgen
zijn desastreus: bevolking op de vlucht,
armoede, vernietiging van het sociale
weefsel, de centrale overheid die er niet
in slaagt haar opdracht naar behoren te
vervullen, maar ook een stagnerende
economie en dalende investeringen.
Door de oorlog had de Belgische Ontwikkelingssamenwerking – Congo is
veruit de eerste partner – zich uit deze
provincies teruggetrokken. ‘In een land
in oorlog is er nood aan humanitaire hulp,
niet aan ontwikkelingssamenwerking’, zegt
P. Detheux, adviseur van de minister van
Ontwikkelingssamenwerking J.-P. Labille.
Een veranderende context
In december 2012 behaalden de opstandelingen in Goma een overwinning op
het Congolese leger. De Verenigde Naties
stelden toen een akkoord voor aan de
regionale spelers om de dieperliggende
oorzaken van de crisis aan te pakken.
Uiteindelijk werd in februari 2013 met
11 landen het Kaderakkoord van Addis
Abeba gesloten. Het verbiedt de landen
van de regio zich in het conflict op het
Congolese grondgebied te mengen, terwijl Congo belooft zijn veiligheidsbeleid
te hervormen. Daarnaast versterken de
VN het mandaat van de Monuscobrigade
(VN-Blauwhelmen) en stellen ze een
speciaal gezant voor de Grote Meren
aan: Mary Robinson. Tot slot doet de
Wereldbank een toezegging van 1 miljard
dollar voor infrastructuur en energie als
‘vredesdividend’.
32 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
Belgische en internationale
inspanningen
De donoren grepen met beide handen de
mogelijkheden die de akkoorden van Addis
Abeba boden. Zoals de Belgische minister
van Ontwikkelingssamenwerking het stelde,
‘België heeft de morele plicht om iets te
ondernemen’, omwille van de historische
banden tussen beide landen en gezien de
strategische positie van Congo. België zal
aan dit ‘vredesdividend’ een bedrag van
30 miljoen euro toevoegen. ‘Het gaat om
‘quick wins’: aantonen dat vrede beter is dan
oorlog, en werk creëren voor de voormalige
rebellen’, aldus de adviseur. Drie sectoren
komen in aanmerking voor hulp: drinkwater, waterkrachtcentrales en wegen. Maar
omdat België alleen niet veel kan verrichten
probeert het de andere donoren van Congo
te overhalen om de krachten te bundelen en
het eens te worden over een gemeenschappelijk actieplan. Een van deze donoren is
de Europese Unie.
Hoop …
De eerste overwinning van het Congolese
leger in november 2013 is wellicht te danken
aan het akkoord inzake de niet-inmenging.
De militie M23 legde de wapens neer. Dat
is een belangrijke mijlpaal omdat het weer
enig zelfvertrouwen geeft aan Congo, dat in
het oosten van het land nog voor heel wat
uitdagingen staat. Maar het land zal daarin
waarschjinlijk worden bijgestaan door
België en de internationale gemeenschap.
ELISE PIRSOUL
© BuZa/D. Decuyper
Puntkomma
Een beweging
voor wereldburgerschap
Wereldburgerschap is een essentiële pijler van een echt duurzame
ontwikkeling. Dat vinden niet alleen DEEEP – een Europees forum voor
ontwikkelingseducatie -, maar ook VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon.
In november 2013 bracht DEEEP ruim 200 mensen uit alle hoeken van
Europa bijeen in het Egmontpaleis (Brussel) om er te beraadslagen hoe
ontwikkelingseducatie kan bijdragen tot wereldburgerschap.
oeten we verder gaan dan
kennis en begrip bijbrengen
en tot politieke actie overgaan?
En hebben we een ander ontwikkelingsmodel nodig dat minder nadruk legt
op winstbejag, en meer op een harmonieuze
samenleving?
Het congres wilde niet zo zeer oplossingen
vinden, dan wel vragen stellen en ervaringen
uitwisselen. Een common ground was er zeker:
de deelnemers willen vastberaden samen op
weg gaan naar een rechtvaardiger wereld voor
allen. Zich ter dege bewust van de complexiteit
M
van de opdracht, wenst DEEEP zich in te zetten
voor een beweging van wereldburgers. Meer
info op movement.deeep.org.
Een van de co-organisatoren was PULSE
(KULeuven), een platform dat onderzoek
verricht over het meten en stimuleren van
het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking. Meteen sloten ze 5 jaar onderzoek
af. PULSE is een initiatief van de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking.
Meer info op www.pulse-oplatform.com.
CS
België verlengt zijn samenwerking
met Algerije
p 10 december 2013 had in Algiers een ‘Gemengde Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking’
plaats tussen België en Algerije. Het resultaat was een goedgekeurd samenwerkingsprogramma voor
de periode 2014-2017. Het programma, goed voor 20 miljoen euro, is enerzijds gericht op een betere
werking van de sector ‘afvalbeheer’, die thuishoort onder de vleugels van het ministerie van Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer. Anderzijds gaat de aandacht naar de opleidingsbehoeften omtrent milieuproblemen van de ministeries
van Transport, Volksgezondheid en Waterbeheer.
De Belgische delegatie nam van de gelegenheid gebruik om een bezoek te brengen aan ‘het Nationaal Centrum
voor Studies, Informatie en Documentatie over Gezinnen, Vrouwen en Kinderen’. Het centrum werd onlangs geopend
en werd deels gefinancierd door België.
O
IN BEELD
Conferentie
‘School 2.0
& wereldburgerschap:
een creatieve
ontmoeting’
Op 25 november 2013 organiseerden Kleur Bekennen/Annoncer la
Couleur de conferentie ‘School 2.0
en wereldburgerschap: een creatieve ontmoeting’ in het Egmontpaleis te Brussel. Leerkrachten,
educatieve organisaties, schooldirecties en anderen die werken
rond wereldburgerschap kwamen
bijeen om nuttige ‘tips & tricks’ te
krijgen voor gebruik van digitale
materalen in de klas en zelf op
onderzoek uit te gaan.
In 18 sessies konden de deelnemers
uitgebreid proeven van diverse thema’s
van ofwel ´School 2.0´ of ´wereldburgerschap´: Grenzeloos Digitaal / © een weg
uit het doolhof / Leerkracht aan het woord
/ De digitale realiteit in het onderwijs /
Schoolbrede(re) ICT.
De sessies waren een frisse mix van
theorie en praktijk, waarbij de sprekers
hun ervaringen deelden, de deelnemers
inspireerden en hen concrete handvatten
gaven om zelf de verschillende tools eens
uit te testen in de klas.
Hoog tijd om de opgedane inspiratie van
deze dag te delen en te benadrukken dat we
de reflectie over het gebruik van digitaal
materiaal in de klas levend moeten houden:
• Ontdek de film van deze dag op
de website van Kleur Bekennen
www.kleurbekennen.be
• Volg op Scoop.IT > Annoncer la
Couleur / Kleur Bekennen de
laatste scoops over dit onderwerp
• Wil je je inspiratie graag delen?
Contacteer dan Marijn
Brouckaert- Medewerker educatief
materiaal Kleur Bekennen:
[email protected] –
02 505 19 02
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 33
Puntkomma
Eurobarometer
over ‘Ontwikkelingshulp van de
Europese Unie’
EXPLORATION DU MONDE vertoont
“Les Grands Parcs de l'Est - Congo Nature”,
een film van en ingeleid door Tanguy Dumortier en Philippe Lamair.
69%
van de Europese burgers is van
oordeel dat het verlenen van
hulp aan de ontwikkelingslanden een goede zaak is voor de
Europese Unie, die ten goede
komt aan haar burgers. Dat
is de teneur van de speciale
Eurobarometer ‘Ontwikkelingshulp en Millenniumdoelen voor
ontwikkeling’ die op de laatste
Europese Ontwikkelingsdagen
werd voorgesteld.
aarnaast blijkt dat meer
Europese burgers
bereid zijn, in weerwil
van de economische crisis,
meer te betalen voor producten
– waaronder voedingswaren –
waarmee de ontwikkelingslanden worden gesteund. Tegelijk
oordeelt 83% van de respondenten dat het van belang is
de bevolking van de ontwikkelingslanden te steunen en 61%
is van mening dat de steun moet
worden opgetrokken.
D
Andris Piebalgs, Europees
commissaris voor Ontwikkeling,
stelde het als volgt: ‘Met het
oog op de toekomst moeten
we samen de handen uit de
mouwen steken. Over de hele
wereld moet een ambitieuze
gemeenschappelijke agenda
worden overeengekomen voor
de uitbanning van de armoede
en voor duurzame ontwikkeling. De enquête die vandaag
wordt voorgesteld, heeft een
duidelijke boodschap: de Europeanen zijn bereid daarin een
rol te spelen’.
an het ontstaan van een vulkaan tot de stilte van het
hooggebergte. Van vleesetende roofdieren tot gorilla’s
die geen vlees lusten. Van de bamboebossen tot de
uitgestrekte savannes. Van de grootste zoogdieren tot de kleinste
kameleons. In deze regio vind je bijna alle wonderen van het
Afrikaanse continent.
V
In de zaal vanaf 1 februari tot 3 april 2014.
Data en plaatsen op www.explorationdumonde.be
Info en reservatie:
02/648.38.10 of [email protected]
TIENERZWANGERSCHAPPEN zijn schandvlek
voor mensenrechten
n haar ‘State of the World Population’ voor 2013 brengt
het VN-bevolkingsfonds tienerzwangerschappen onder
de aandacht. In ontwikkelingslanden bevallen er dagelijks 20.000 meisjes jonger dan 18. 9 op de 10 van die bevallingen gebeuren binnen een huwelijk of verbintenis. Jaarlijks
sterven 70.000 adolescenten als gevolg van een zwangerschap, en worden er 3,2 miljoen onveilige abortussen uitgevoerd op tienermeisjes. Ronduit onaanvaardbaar, vindt het
UNFPA. Vooral degelijk onderwijs voor meisjes kan voor een
kentering zorgen.
I
MW
34 JANUARI-FEBRUARI 2014 I dimensie 3
ONLINE
www.unfpa.org
© BuZa/D. Decuyper
DE EUROPESE
ONTWIKKELINGSDAGEN
België pleit voor
recht op gezondheid
e Europese Ontwikkelingsdagen – een
organisatie van de Europese Commissie – is het voornaamste Europese
forum waar vragen en uitdagingen van de
ontwikkelingssamenwerking bediscussieerd
worden. Het thema van editie 2013 was de
post-2015 ontwikkelingsagenda. Want na
15 jaar Millenniumdoelen is de internationale
gemeenschap aan een nieuwe ontwikkelingsagenda toe, rekening houdend met de jongste
problemen van de planeet.
Links: Michel Sidibé, directeur UNAIDS.
AIDS :
D
België pleit voor een ambitieuze, coherente
en universele agenda die gestoeld is op de
mensenrechten. In dat kader heeft de Belgische
Ontwikkelingssamenwerking er een brainstorming georganiseerd over het universele
recht op gezondheid en gezondheidszorg.
Ons land is immers van mening dat de ontwikkeling van een doeltreffend en duurzaam
doelstelling
Getting to
et
Zero nog niet
gehaald
gezondheidssysteem het beste middel is om
dat recht te verwezenlijken. De discussies
hebben geleid tot concrete voorstellen die
de bijdrage van de Europese Unie aan het
post-2015-debat zullen voeden. Meer info
over dat debat vindt u op p. 28.
MW
ONLINE
eudevdays.eu
HAAL HET
ZUIDEN IN HUIS
ONTLEEN GRATIS DE TENTOONSTELLINGEN VAN DE BELGISCHE
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
U wilt het Zuiden tot leven brengen in uw klas of vereniging, tijdens een Zuiddag of op een activiteit van de
jeugdbeweging.
U werkt voor een overheid, een vereniging, een school,
een bedrijf of een ngo.
U zoekt beeld en woord rond een mondiaal thema: water,
klimaatverandering, verwoestijning, landbouw, voedselzekerheid, biodiversiteit, de Millenniumdoelen, de bossen
in Congo…
Ontleen dan gratis de tentoonstellingen en de interactieve
stand van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking. We
brengen het materiaal tot bij u en zetten het voor u op.
U vindt alle info op www.dg-d.be (onder ‘sensibilisering’).
In de strijd tegen hiv/aids werd
zeer grote vooruitgang geboekt.
Dat stelde Michel Sidibé, uitvoerend
directeur van UNAIDS en assistentsecretaris-generaal van de VN, op
een bilateraal overleg tussen België
en UNAIDS op 15 oktober 2013.
ankzij de wetenschappelijke doorbraak inzake opsporingstests en
goedkope gebruiksvriendelijke
geneesmiddelen en het groot aantal fondsen
dat hiervoor werd vrijgemaakt, kon een vooruitgang worden geboekt die tien jaar geleden
nog ondenkbaar was. Maar toch is het werk
nog lang niet af. De landen zijn nog te veel
afhankelijk van fondsen van buitenaf, ook
al hebben ze zelf aanzienlijk meer middelen
vrijgemaakt. De opleving van de epidemie in
Oost-Europa en Centraal-Azië, de moeilijkheid
om sommige kansarme groepen te bereiken
en de kwetsbaarheid van het systeem dat
geneesmiddelen voorziet en ontwikkelt blijven
hinderpalen om de doelstelling Getting to Zero
tegen 2015 te bereiken: zero aantal besmettingen, zero aantal overlijdens ingevolge aids,
zero discriminatie.
D
Het programma UNAIDS dat stoelt op de
inspanningen van elf VN-instellingen, streeft
naar meer efficiëntie door meer gerichte
investeringen te doen. Tegelijkertijd blijft
UNAIDS onvermoeibaar een politieke strijd
leveren tegen alle vormen van discriminatie en
schendingen van mensenrechten, waardoor
de meest kwetsbare groepen niet kunnen
worden bereikt.
Michel Sidibé is de opvolger van onze landgenoot Dr. Piot, van wie hij jarenlang de
rechterhand was. Van 2013 tot 2015 zal de
Belgische Ontwikkelingssamenwerking 14,5
miljoen euro schenken aan UNAIDS.
dimensie 3 I JANUARI-FEBRUARI 2014 35
© Catherine Rombouts
‘Parenthèse béninoise’
KORTE VERBLIJVEN IN BENINESE DORPEN VOOR ADOLESCENTEN IN MOEILIJKHEDEN
FOTOTENTOONSTELLING
et project Cap Solidarité geeft nieuwe kansen aan
adolescenten van 16 tot 18 jaar oud, die van school
zijn afgehaakt of sociale problemen hebben. Ze kunnen
namelijk een sociale en culturele ervaring meemaken
in traditionele Beninese dorpen, los van hun gebruikelijk milieu.
Sinds de start van het project in november 2008, heeft de vzw
Amarrage een honderdtal jongeren onder haar vleugels genomen.
De vzw werkt uitsluitend voor de Dienst voor Jeugdbijstand,
Dienst voor Juridische Bescherming en de Jeugdrechtbank.
H
Doel van de actie is om jongeren toe te laten een nieuw
begin te maken via een persoonlijk project, om zich herop
te bouwen, zich sociaal te investeren en weer zelfvertrouwen te krijgen. Na hun terugkeer
hebben ze een vernieuwde kijk
VAN 3 TOT 28
op hun toekomst.
FEBRUARI
De fotografe Catherine Rombouts
heeft het dagelijks leven van de jonBTC
geren in hun onthaalgemeenschap in
Hoogstraat 147
beeld vastgelegd. Een tentoonstelling
1000 BRUSSEL
van 20 foto’s is te bezichtigen in de
lokalen van BTC.
Weekdagen van 8u tot 17u
DGD - DIRECTIE-GENERAAL
ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
EN HUMANITAIRE HULP
Karmelietenstraat 15 • B-1000 Brussel
Tel. +32 (0)2 501 48 81 • Fax +32 (0)2 501 45 44
E-mail : [email protected]
www.diplomatie.be • www.dg-d.be