Radboudsßffi Faculteit der Medische Wetenschappen Bloktoets Datum 581 03 Celbiologische processen Aanvang 10.00 uur 2Sfebrua¡i2014 Deze tentamenset kunt u na afloop meenemen Achter deze de codontabel ALGEMENE AANWIJZINGEN EN INSTRUCTIE . '. . . . . Dit tentamen bestaat uit 80 meerkeuzevragen. De beschikbare tijd voor het gehele tentamen is 2 uur. Controleer of uw tentamenset compleet is. Vermeld op het antwoordformulier duidelijk uw naam en studentnummer. Bij iedere vraag is slechts één alternatief het juiste of het beste. U geeft het naar uw mening juiste antwoord aan door het cUFER voor het betreffende alternatief te omcirkelen. Vragen waar u door tijdnood niet aan toekomt, laat u onbeantwoord. Acht u alle alternatieven, na zorgvuldige bestudering, even juist, dan moet u de vraag niet beantwoorden. Kunt u één of meerdere alternatieven elimineren, dan moet u de vraag wel beantwoorden. Wanneer u het tentamen beëindigd hebt, dient u uw antwoorden (dus de omcirkelde curens) zorgvuldig over te brengen op het antwoordformulier, gebruik daarvoor een HM@l!. Conigeer fouten met qum. Verwijder gumresten zorgvuldig van uw antwoordformulier. . . . . . . Als u een vraag wilt open laten vult u het hokje boven het vraagteken "?" in. De op het antwoordformulier ingevulde antwoorden worden beschouwd als uw definitieve antwoorden, ongeacht uw omcirkelingen in uw toetsboekje. Meer dan één ingevuld antwoord per vraag wordt als blanco geïnterpreteerd. Schrijf niet buiten de invulvelden van het antwoordformulier. Het gebruik van alle audiovisuele en technische hulpmiddelen is niet toegestaan, tenzij expliciet vermeld elders op dit voorblad. Mocht u dergelijke apparatuur toch gebruiken, dan zal dit als fraude worden aangemerkt. Op uw tafel mogen uw studenten- en registratiekaart en los schrijfmateriaal liggen. Etui's moeten van tafel. A/s u uw antwoordformulier vlekt, vouv'tt, beschadigt of de invulinsfrucfles negeert kan het niet correct worden verwerkt. Vraag de surueillant in dergelijke gevallen om een nieuw blanco antwoordformulier! lndien u dit vezuimt zijn de gevolgen daaruan voor uw rekening. . De vragen worden als volgt gescoord Goed 2 keuze-vraag 1 3 keuze-vraag 1 4 keuze-vraag 1 antwoorden: 5 1 Fout -1 -% - 1t3 o 0 0 0 0 Punten Punten Punten Punten Lever na afloop het antwoordformulier in. lndien u commentaar heeft op de vragen, verwijzen we u naar de hyperlink die is opgenomen bij uw toetsindeling in uw webdossier t.b.v. het digitaal studentcommentaarformulier voor deze toets. LET OP II ZET EERST UW NAAM EN STUDENTNUMMER OP HET ANTWOORDFORMULIERT VEEL SUCCES! I¡oorblad MC/3 I-I -20 I 4 Îs;t position (5'end) 'lt U UCAG G (3'end) ..1, Ser Ser Ser Ser Tyr Tyr cys cys c STOP STOP A STOP Trp G His His Arg Arg Arg Arg U Leu Leu Leu Pro Pro Pro Pro lle lle lle Met Thr Thr Thr Thr Asn Val Ala Ala Ala Ala Aæ Phe Phe Lzu Leu Lzu A 3rd position 2nd posítíon Val .Val Val Gln Gln fun Lys Ly¡ Asp Glu Glu Ser Ser U c A G U c Arg Arg A Glv Glv Glv Glv U G c A G Waarom zijn bepaalde antibiotica toxisch voor mitochondriën? 1) ltcze antibiotica -1. maken poríën in de buitenmembraan van mitochondriën. ,1. remmen de eiwitsynthese in de matrix van mitochondriën. :i. remmen de insnoering tijdens de deling van mitochondriën Een onderzoeker heeft een nieuw eiwit ontdekt dat betrokken lijkt te zijn bij de synthese van Zijwil nu graag weten waar in de cel dit eiwit gelokaliseerd is. Welke microscopische techniek is het meest geschikt om deze vraagstelling te DNA. 2l onclerzoeken? . 3. Enzymcytochemie lmmunocytochemie ln situ hybridisatie Een cultuur van prolifererende humane cellen, die niet synchroon door de celcyclus lopen, krijgen gedurende 2 uur 3H-thymidine aangeboden in het kweekmedium. Daarna wordt het radioactieve medium vervangen door niet-radioactief medium en worden de cellen nog 1 uur doorgekweekt. Vervolgens vindt analyse plaats en blijkt dat een subfractie van de cel po p u atie (o n gevee r 3O%l rad ioactivite it heeft geïn co rporee rd. 3) ln welke fase van de celcyclus bevonden de cellen uit deze subfractie zích toen het 3Hthymidine werd aangeboden? t. ln de Gl-fase 2. ln de G2-fase 3. ln de M-fase 4. ln de S-fase I Verschillende organellen en structuren uit bovengenoemde subfractie worden geïsoleerd en in hoge zuiverheid verkregen. 4) ln welke celstructuur/celstructuren zal hoogstwaarschijnlijk radioactiviteit aanwezig zijn? t. 2. 3. Golgi-apparaat mitochondriën ribosomen SteroTdhormonen kunnen de celmembraan vrij passeren. 5) Hoe wordt dit proces genoemd? I 1. actief transport 2. diffusie 3. osmose I J ,,¿' 6) Naast een functie in de ATP-productie spelen mítochondriën ook een prominente rol bij L ... autofagie 2. Ca2*-opslag 3. eiwitglycosylering 4. glycogeensynthese I 7l Welk van onderstaande organellen is betrokken bij het opruimen van defecte celonderdelen? L. 2. 3. 4. i I endosoom lysosoom peroxisoom spliceosoom 8l Op welk membraan kunnen ribosomen worden aangetroffen? I (. 2. De cytoplasmatische zijde van de kernenvelop. De nucleaire zijde van de kernenvelop. 4. Het membraan van het glad endoplasmatisch reticulum Het membraan van het Golgi-apparaat. Recentelijk is ontdekt dat het antibioticum megalomicine de functie van het Golgi-apparaat blokkeert. 9) Wat ís het meest aannemelijke effect van megalomícine op de eiwithuishouding van de cel? ,!') L. 2. 3. Een verandering in de versuikering van gesecreteerde eiwitten. Een verhoging van de fosforylering van kerneiwitten. Een vermindering van de synthese van cytosolaire eiwitten. ln een bepaald celtype is gen A heterochromatisch ingepakt. 10) Welke stelling is juist? 1. Replícatie van gen A zal plaatsvinden in de late S-fase 2. Transcriptie van gen A zal plaatsvinden in de GL fase. 3. Translatie van gen A zal plaatsvinden in de G2-fase. 11) Welk van onderstaande enkelstrengs DNA-sequenties vormt een perfecte dubbele helix met de enkelstrengs sequentíe: 5' - AGTCTAGAGCCTGAATT - 3' ? T. 5,. AATTCAGGCTCTAGACT 2. - 3' 5, - TCAGATCTCGGACTTAA - 3' Gegeven is dat het percentage adenosine in een bepaald dubbelstrengs DNA molecuul 38% is. 12) Hoe hoog is het percentage cytosine in dit DNA? 1. L2 2. 38 3. 62 4. Dat is met deze gegevens niet te voorspellen. Om 1,8 m DNA in een humane cel te kunnen herbergen moet het zeer compact verpakt worden. 13) Welke structuur is betrokken bij het eerste niveau van DNA-pakking? L. nuclease 2. nucleolus 3. nucleosoom 4. nucleotide De meeste cellen in het menselijk lichaam zijn diploïd. Een uitzondering daarop vormen bijvoorbeeld de tetraploïde cellen in de lever. Deze zijn ontstaan als gevolg van het uitblijven van de cytokinese tijdens de laatste celdeling voordat de cellen zich terminaal d ifferentieerden. 14) Hoeveel dubbelstrengs DNA-moleculen bevinden zich in een willekeurige tetraploïde celkern uit de lever? L. 2. 46 46of92 3. 92 4.92of184 5. L84 De synthese van histonen vindt voornamelijk plaats in één bepaalde fase van de humane celcyclus. 15) Welke fase is dat? 1. Gl--fase r--t 3 profase prometafase S-fase GEEN gebruik gemaakt van 161 Bij welk proces L 2. wordt direct-repair proofreading? base excisie-repair Onderstaande figuur heeft betrekking op de vragen 17 en 18: ¡t¡¡l l¡¡¡¡ r rt tttt I 1 tt ttl tttt I 2 ¡ t¡ ttTttttttt 3 I ¡t l¡¡¡¡ r ttttt ln de fíguur ís het werkingsmechanisme van een bepaalde vorm van DNA-repair schematisch weergegeven. Het driehoekje bovenin geeft een DNA-beschadiging weer. Onderin de figuur is de oorspronkelijke structuur hersteld. 17) Hoe wordt de in het schema getoonde vorm van DNA-repair genoemd? L. base-excisierepair 2. direct-repair 3. nucleotide-excisierepair 18) ls er een endonuclease nodig in STAP 2? L. ja 2. nee ') Student U.V. ligt lekker op het strand in de zon. Plotseling loopt in één van zijn huidcellen een DNA-polymerase tijdens replicatie vast op een zojuist gevormde pyrimidinedimeer in de DNA-template streng. U.V. bedenkt drie scenario's over hoe de cel hierop zou kunnen reageren. 19) Welk van de door hem bedachte scenario's is juist? o L. 2. 3. vindt nucleotide-excisierepair plaats; de replicatie kan daarna weer verder. De replicatie van het betreffende stuk DNA wordt door de andere streng overgenomen; de dimeer moet in een latere fase gerepareerd worden. Er Er vindt translesiesynthese plaats; de dimeer moet in een latere fase gerepareerd worden. ln eukaryote cellen komen verschillende soorten RNA voor. 20) Welk van onderstaande RNA's heeft vooral een functie bij de rijping van messenger RNA? t,./1 ,4. 2 1 ¡ microRNA ribosomaal RNA small nuclear RNA transfer-RNA 21) Welk van onderstaande eiwitten kan functioneren als een transcriptiefactor? L. epidermale groeífactorreceptor . oestrogeenreceptor Tijdens replicatie wordt een nieuwe DNA-streng gesynthetiseerd naar voorbeeld van een bestaande DNA-template. 221De nieuwe DNA-streng wordt gesynthetiseerd in de richting van I. 3'naar 5' 2. 5'naar 3' Cordycepine is een bestanddeel uit een schimmel die gebruikt wordt ín de traditionele Chinese geneeskunde. Deze stof blijkt de polyadenylering van RNA in de cel te remmen. 23) Wat zal het gevolg zijn voor de RNA-populatie in de cel? 1) De levensduur van messenger RNA's wordt korter. 2) De lengte van ribosomale RNA's neemt af. 3) TransferRNA's worden niet meer naar het cytoplasma t ¡) getransporteerd. Van gen D zijn de groottes van de functionele onderdelen bekend en weergegeven in de tabel hieronder (UTR = ongetransleerde regio). Aan de hand van deze gegevens is de lengte van het genproduct, eiwit D, te bepalen. Hierbij rekenen we het stopcodon tot het open leesraam. gen-onderdee I lengte in bp 3'UTR 150 5'UTR l,s0 exon 1 600 exon 2 300 exon 3 900 intron 1 200 intron 2 100 promoter it hoeveel aminozuren bestaat eiwit 300 D? 399 499 599 699 799 25) Waar in de cel worden de eiwitten collageen en fibronectine gesynthetiseerd? :,) 1. Beide aan vrije ribosomen. 2. Beide aan het ruwe endoplasmatisch reticulum. 3. Collageen aan vrije ribosomen; fibronectine aan het ruwe endoplasmatisch reticulum. 4. Fibronectine aan vrije ribosomen; collageen aan het ruwe endoplasmatisch reticulum. Gen M bevat 5 exonen. Na transcriptie en splicing wordt mRNA M gevormd dat codeert voor eiwit M, een eiwit van 1000 aminozuren. Alternatieve splicing kan leiden tot de vorming van mRNA M-alt. mRNA M-alt bevat een extra stukje RNA met de sequentie 5'CCGGUUGGAACC-3' middenin het open leesraam. mRNA H-ølt codeert voor eiwit M-o/t. 26) Welke stelling met betrekking tot het aantal aminozuren in eiwit M-alt is juist? t-. ì ,, .'J L. 2. Eiwit M-o/t bevat minder dan 1000 aminozuren. Eiwit M-ø/t bevat 1000 aminozuren. Eiwit M-o/t bevat 1004 aminozuren. Het aantal aminozuren in eiwit M-alt is met deze informatie niet te voorspellen. Het ATG-startcodon in het Protin-gen is gemuteerd naar ATC. 27) Wat is het meest waarschijnlijke gevolg? 1. 2. Er ontstaat Protin-eiwit dat met isoleucine in plaats van methionine begint. wordt een korter Protin-eiwit of een ongerelateerd eiwit gevormd. Er wordt geen Protin-mRNA gevormd, zodat er ook geen Protin-eiwit kan ontstaan Er Amínoacyl-tRNA-synthetases zijn crucíaal in de vertaling van de genetische code. Wat is hun activiteit? 28) Een aminoacyl-tRNA-synthetase - 1. bindt een aminozuur aan het bijbehorende tRNA. 2. koppelt een tRNA aan het bijbehorende codon in het messenger-RNA. 3. synthetiseert een specifiek tRNA. -r-)) 29) Welk uíteinde van een eiwit wordt als eerste herkenbaar buiten het ribosoom? L. C-terminus 2. N-terminus 30) Welk van onderstaande eiwitten heeft co-translationeel membraantransport door het ER-membraan ondergaan? L helicase 2. insulinereceptor 3. vimentine ) 31) Voor welk van onderstaande organellen is het nodig dat een eiwit ontvouwen wordt en twee membranen passeert voordat het op de plaats van bestemming binnen ín het organel is? 1. endoplasmatisch reticulum 2. mitochondrion 3. nucleolus 4. peroxisoom Alle eiwitten die na de synthese in het Golgi-apparaat zijn aangekomen worden óf via secretieblaasjes uitgescheiden buiten de cel óf eindigen als membraaneiwit in het celmembraan. 32) Deze stelling L juist 2. onjuist is Onderstaande figuur heeft betrekking op vragen 33 t/m 35: Out ln 0 oo o 0 o o o Þ. a 0 X ln de figuur wordt schematisch een belangrijk signaaltransductiepad getoond, dat een signaal over de celmembraan kan brengen. Let op: voor de eenvoud zijn niet alle moleculaire details behorend bij dit pad in het schema weergegeven. 33) Hoe heet het molecuul dat wordt aangeduid met de letter E? L. adenylaatcyclase 2. G-eiwit 3. steroïdreceptor Molecuul E bindt aan molecuul F, dat daardoor wordt geactíveerd. Wat is het primaire effect van binding van E aan F? 34) Molecuul F 1. bindt een steroïdhormoon. 2. laat los van het membraan. 3. ondergaat een conformatieverandering. 4. wordt gefosforyleerd. Todra molecuul F geactiveerd is wordt substraat X, dat aanwezíg is in het cytosol, omgezet in product Y (kleine bolletjes). 351 Welke product wordt aangeduid met de letter l.Y cAMP 2, 3. DAG lPs 3 Y? Tijdens signaaloverdracht spelen second messengers een grote rol. 36) Welke second messenger is nodig voor activatie van proteïne kinase C? 5, 2 4 ca2* calmoduline cyclisch AMP cycline 37) Welk eiwit speelt een belangrijke rol als adreslabel voor transport van overbodige of foutieve eiwitten naar het proteasoom? 1.- caspase 2. chaperonine 3. ubiquitine Veel neurodegeneratieve ziektes zijn gerelateerd aan foutief gevouwen eiwitten. Typische voorbeelden zijn de ziekte van Parkínson, de ziekte van Huntington en de gekkekoeienziekte. 38) Welk van onderstaande moleculair-therapeutische strategieën is van toepassing op dit type ziektes? L. 2. 3. Het blokkeren van het UPS-systeem. Het stimuleren van autofagie. Het remmen van chaperonne-activiteit. Welke activiteit heeft proteïne kinase C na activatie? 39) Actief proteïne kinase C L. activeert de MAP-kinase-route via tyrosinefosforylering. 2. fosforyleert doeleiwitten op serine en/of threonine. 3. functioneert als transcriptiefactor in de kern. 4. produceert inositoltrifosfaat. Een mutatie in het eiwit Ras kan leiden tot activatie van zijn functie en uiteindelíjk het ontstaan van huidtumoren. Hoe kan het effect van deze mutatie op celgroei worden verklaard? 40) Gemuteerd Ras zal L. als G-eiwit de synthese van second messengers bewerkstelligen. 2. de MAP-kinaseroute stimuleren. 3. zich verplaatsen naar de celkern, DNA binden en transcriptie activeren ') .' ,} Een bepaalde klasse van eiwitten is betrokken bij het doorlopen van de celcyclus. Ze bestaat uit subtypes die worden aangemaakt in een bepaalde fase van de celcyclus en afgebroken in een daaropvolgende fase. 41) Welke klasse wordt hier bedoeld? I L. cyclines 2. cycline-afhankelijke kinases 3. lamines 4. receptor-tyrosinekinases De ontwikkelingen rond patiënt-eigen iPS-cellen bieden kansen voor de toepassing van weefselregeneratie in de geneeskunde van de toekomst. Welke stelling is juist? 42) iPS-cellen L. worden gemaakt uit bijv. huidcellen, waarin vier transcriptiefactoren tot expressie worden gebracht. 2. zijn niet gevoelig voor de reguliere checkpoints in de celcyclus, 3. zijn afgeleid van lichaamseigen stamcellen, die onder celkweekcondities spontaan ongelimiteerd zijn gaan groeien. ln tumoren worden regelmatig abnormale spoelfiguren waargenomen, zoals in de fotofiguur hierboven. Het DNA in deze cel - de donkere materie in het midden - ligt klaar om verdeeld te worden.over drie in plaats van twee cellen. 43) Welke component moet in een afwijkende hoeveelheid aanwezig zijn om een dergelijke abnormale spoelfiguur tot stand te kunnen brengen? 1. centromeer; er zijn er hier 3 nodig in plaats van 2 in de normale situatie. 2. centromeer; er zijn er hier 6 nodig in plaats van 4 in de normale situatie. 3. centrosoom; er zijn er hier 3 nodig in plaats van 2 in de normale situatie. 4. centrosoom; er zijn er hier 6 nodig in plaats van 4 in de normale situatie. (l De celcyclus bestaat uit verschillende fasen en subfasen. 44) Welk eiwit moet worden gefosforyleerd, voordat een cel de S-fase zal binnengaan? 1. ,r= 3 histon H1 lamine ps3 Rb 45) Nondisjunct¡e in meiose ll (reductiedeling ll) tijdens de humane spermatogenese leidt uiteindelíjk tot de vorming van 1. 2 cellen met 24 dsDNA moleculen en 2 cellen met22 dsDNA moleculen 2. 2 cellen met 23 dsDNA moleculen, L cel met 22 dsDNA moleculen en L cel met 24 3. 4. dsDNA moleculen 2 cellen met 47 dsDNA moleculen en 2 cellen met 45 dsDNA moleculen 2 cellen met 46 dsDNA moleculen, 1 cel met 45 dsDNA moleculen en L cel met 47 dsDNA moleculen. ,/t L x v 46. Benoem de strucfuur aangegeven met 1. osteon cel t.2. ganglion cel 3. chondron cel K : 47. Benoem de structuur aangegeven met L : (1-) amfîcyt 2. astrocyt 3. oligodendrocyt 48. Benoem de structuren aangegeven met x en y l. lysosoom; nucleolus :nucleus €)* nucleolus ; y 3. nucleus; lysosoom x: : x: : y: y: at wordt aangegeven met de pijlen ? pijlen wijzen naar de kernen van de cellen van Schwann de pijlen geven zenuwcel-uitlopers aan rde pij len bevinden zich in het losmazig bindweefsel 2'/. I 50. Benoem de structuren aangeduid metA en met de pijlen A: ganglion cel; pUl : satellietcellen 2. A: capillair; pljl : zenuwcel-uitloper O n: cel van Schwann; pijl : ongemyeliniseerd axon 1. 51. Benoem de structuren aangeduid met B en met C: l. B:celkern; C:ongemyeliniseerdaxon @,8: cel van Schwann; C : gemyeliniseerd axon 3. B:ganglioncel; C: celmembraanvan Schwann 52. Geef aan hoeveel axonen U ziet in deze foto-opname: f . in deze opname zijn 1-10 axonente zien 2. in deze opname zijn 15 axonen te zien @ in deze opname zijn 100-150 axonen te zien 3 53. Geef aan welk weefsel wordt aangeduid door Z 1. hyalien kraakbeen @ losmazig bindweefsel 3. elastisch kraakbeen 4. elastisch bindweefsel 54. Als X : lumen, geef dan aan welk weefsel wordt aangeduid door Y. l. tweelagig epitheel 2. meenijig epitheel 3. kubisch epitheel @cylindrisch epitheel 55. Welk onderdeel van de darmen is hier afgebeeld? l. een sero-mukeuze darmklier 2. een darmcel bekleed met -50 microvilli @eetr darmvillus bekleed met -50 darmcellen 4. een muko-sereuze darmklier 3 -<a ì v -¿l:. r.., \+ u, \ ,r, ',.' æ fdoo(D ou)u)5ñ i.+..+^,w É..D rD !:.(D l^(J u-w2 5< vêv -*(D !rdäd3 g- g: Ð áCÞc. o + Ðrâ;a N ? (DÐ5 Þd 6õ¡F. p N (D / o 4 9. ÀGs¡ìu¡ ' (D '-t)' \ { o o d' F?i=_AEÚ !i.o (D H 900tDB ÍiodÞo ä Rä P (D EoÞ(Dô !- =ã t r-) = (D ê\t äÞ. + (D(D Ë I i'J ^t ^t H oa o oa o o g iJ iJ ;J CD H (D o o ! ¿ i rn -(Dv C) ts. H\ -l CD (+ w /À) '_/ \P '\ l.J' r- ur o\ fóood g 32 9. Eú Ë.(D (D i.i (D ylooÞ!J () dÞ ä:1 ãi+go rr0 ? ìí B (D Er^,. 6P ã v d() Þoõ- 5ig ?õCD5 EÚ cD r-f a. (D o .¡'ì. i--1. -ì- -r\-t a CD Ë N () *l' 1\--\ (u * o' a+ Þs) tÞ F o P oa (D oa o (D Ê ¿ Ê H I -U' CD (D (D + o r> oa CD H (A (D llh¡ (D Ë fì oa ÞJ o s) Ê . ,r ä ¿ oa oq {(D (D (D N CD -) è o o r-,t Þ' (D IJ ,.=: Þ o CD õ' o CD ¿ H ) CD C) (+ (h s t I & s\ {L ûL ,,. U¡ O O sÉ;.g.eÊ'þ,i, J I â Ð: a -J*-z* Bekijk de overzichtsfoto links, en bestudeer daarna de uitvergroting rechts. 59. Benoem de cellen van het weefsel dat U ziet op deze foto's l. Uni-vacuolaire vetcellen 2. Pluri-vacuolaire vetcellen @ St etetspiercellen 4. Gladde spiercellen 60. Wat is karakteristiek l. aan dit weefsel? meerdere cellen aan de rand van het lumen (Ðmeerdere kernenaande randvan de cel 3. duidelijke aanwezigheid van d\Marsstreping 4. meerdere celtypen bij elkaar 2 ,'iÊ' #- a *Ë G *t 8' a \r: * L *l .$9 i ¿t" d a "l 4 61 1. 2. a ¡Þ Geef aan welke structuren met de letters a en b \ilorden aangeduicl a:celkern; a: a: b:lysosoom mitochondriurn, b :celkern mitochondriurn; b : lysosoom 62. Geef aan welke structuren met cle letters c en cl worclen aangeduicl l. c: glad endoplasmatisch reticulum; d: microvilli ,: rlrw endoplasrnatisch reticulum; d: celmembraan 3. c: golgi apparaat; d: cilien (trilharen) (-Ð P Bestudeer deze foto en bepaal voor jezelf welk type weefsel dit is. Beantwoord daarna de vragen 63. Benoem het gebied aangeduid met de letter P (tì.rperi-chondrium 2. peri-ost(eum) 64. Benoem de gebieden aangeduid met de letter Q: (.1- lacunae 2. larnellae 65. Benoem de stmcturen aangeduid met de letter R 1. osteocyten r,2.1 3. chondrocyten fibrocyten 66. Benoem het gebied aangeduid met de letter f . intra-cellulaire matrix T¡ tenitoriale matrix 3 extra-territoriale matrix S 67. Welke uitspraak over het cytoskelet is correct? rl i L Alle Alle Alle 4. Alle 2. cellen cellen cellen cellen bevatten bevatten bevatten bevatten actine filamenten cytokeratine filamenten desmine filamenten vimentine filamenten 68. In welke van de hier genoemde celstructuren treffen 1, \rye gggq microtubuli aan? flagellen 2. microvilli 3. cilia 4. basaallichaampjes 69. In hersenen en ruggemerg wordt door specifieke cellen de liquor cerebrospinalis 'Welke gesynthetiseerd. cellen van het zenuwweeßel zijn hiervoor verantwoordelijk? 1. Astrocyten 2. Ependymcellen 3. Microglia 4. Oligodendrocyten 70. De zonula occludens verbinding (tight junction) tussen epitheelcellen zorgt voor: 1. puntsgewijze aanhechtingen bestaande uit desmogleinen 2. blokkade van transcellulair transport 3. membraan-vervlechting die de intercellulaire passage van macromoleculen voorkomt 4. uitwisselingvanlaag-moleculaire stoffen door middel van intramembraneuze eiwitcomplexen die "kanaaltj es" vormen 71. Welke bewering over dwarsgestreepte skeletspiercellen is Lde A-band bevat alleen myosine filamenten 2. de H-band bevat zowel myosine als actine filamenten 3. de I-band bevat alleen actine filamenten 4. de M-lijn bevat zowel actine als myosine filamenten à J iuist? 72, V/elke bewering over groei van kraakbeenweefsel is iuist? 1. 2. 3. 4. In elastisch kraakbeen treffen we géén interstitiele groei aan Invezeligkraakbeen resulteert interstitiele groei in veel collagene vezels (type II) Appositionele groei van kraakbeen vindt plaats door deling van chondrocyten in de chondronen en vorming van collagene vezels (type II) Appositionele groei van hyalien kraakbeen vindt plaats door deling van perichondrium cellen, die vervolgens differentieren tot chondroblasten 73. V/elke van de onderstaande beweringen is 4!q!-þþ!? Enchondrale botvorming 1. 2. 3. 4. : maakt gebruik van verkalkte kraakbeen-resten om er nieuw botweefsel tegenaan af te zetten wordt vooraf gegaan door een aantal veranderingen in het kraakbeenweeßel begint met dicht bijeenliggende groepjes mesenchymcellen die vervolgens differentieren tot osteoblasten, en daarna een netwerk van botstukjes en bot-balkjes vormen vindt plaats in de lange pijpbeenderen waar een netwerk van bot-balkjes wordt gevormd 74.Wat is kenmerkend voor het epitheel dat voorkomt in de slokdarm? l. 2. 3. 4. De functie van slokdarm epitheel is absorptie Epitheel van de slokdarm heeft een top laag met oppervlakkige cellen die hun kern tenslotte verliezen Slijmbekercellen zijnaanwezig tussen de slokdarm epitheelcellen Slokdarm epitheel behoort tot het meerlagig epitheel 75. V/elke van de onderstaande beweringen over klierweefsel is oniuist? 1. 2. 3. 4. Een heterocriene klier bevat sereuze acini, mukeuzebuizen, en een reeks van afvoergangen Bij eccriene secretie wordt het product eerst gesynthetiseerd en vervolgens afgegeven d.m,v. exocytose Bij apocriene secretie wordt het product met een deel van de apicale celmembraan uitgescheiden Een endocriene klier bevat kleine afvoergangen en een grote afuoergang die in contact staat met het lumen I I 76. 'Welke bewering is correct? Desmosoom verbindingen komen voor tussen: l. bindweeßelcellen 2. botcellen 3. epitheelcellen 4. kraakbeencellen 5. skeletspiercellen 77.De definitie van osteoid kan als volgt geformuleerd worden. Het osteoid: l. is een groep bijeen liggende osteonen die onderling verbondenzijnvia de kanalen van Volkmann 2. is de eerste aanleg van botmateriaal en bestaat uit een heldere zone met nog onverkalkte botmatrix 3. is de aanduiding voor het verbindings-netwerk van kanalen van Havers (de osteonkanalen) 4. wordt afgezet door de osteoclasten en vormt zo de lacune van Howship aan de botzijde 78. De kraakbeen-matrix heeft een zeerkarakteristieke verende stevigheid. Dit wordt voor een groot deel bepaald door: 1. het voorkomen van byzonder veel elastische vezels in de kraakbeen-matrix 2.het voorkomen van veel ongebonden watermoleculen in de kraakbeen-matrix 3. de electrostatische verbindingen tussen collagene fibrillen en de proteoglycanenaggregaten in de kraakbeen-matrix 4.het voorkomen van twee verschillende typen collageen in de kraakbeen-matrix 79. Na beschadigingvarl een axon kan men, aftrankelijk van de omstandigheden, wel of geen regeneratie van de zenuwcel uitloper waarnemen, Geef aan waar, of in welke situatie, deze zenuwregeneratie wel kan plaatsvinden: l. zowel in het perifere als in het centrale zenuwstelsel 2. niet in het centrale en niet in het perifere zenuwstelsel 3. alleen in het centrale zenuwstelsel 4. alleen in het perifere zenuwstelsel 80. Welke bewering over de T-tubuli van dwarsgestreepte spiercellen is iuist? Via de T-tubuli wordt de depolarisatie van het sarcolemma tot op het niveau van de myofibrillen gebracht .2. f -ttúult zorger:voor transmembrane uitwisseling van ionen 3. T-tubuli brengen Ca2* tot op het niveau van de myofibrillen 4. T-fubuli vonnen hetverzamel depot voor Ca2*, nodig voor de contractie ' ',-. /l/ . " / )o J 6-l
© Copyright 2024 ExpyDoc