PROVINCIAAL SUBSIDIEREGLEMENT VOOR DE AANLEG VAN FIETSINFRASTRUCTUUR OP HET TOERISTISCH FIETSKNOOPPUNTENNETWERK INHOUD INHOUD........................................................................................... 1 Artikel 1 – Definities ..........................................................................2 Artikel 2 – Doel van het subsidiereglement...........................................2 Artikel 3 – Algemene voorwaarden ......................................................2 Artikel 4 – Technische eisen gesteld aan het fietspad.............................3 Artikel 5 – Subsidieerbare werken en kosten ........................................3 Artikel 6 – Niet-subsidieerbare werken en kosten ..................................5 Artikel 7 – Subsidiebedrag .................................................................5 Artikel 8 – Aanvraagprocedure van de subsidie .....................................5 8.1 Voorbereiding via de provinciale dienst mobiliteit (DMOB) ..............5 8.2 De subsidieaanvraag..................................................................6 8.3 Uitbetaling van de subsidie .........................................................6 Artikel 9 – Verbintenissen ..................................................................7 Artikel 10 – Maatregelen ....................................................................7 Artikel 11 – Overgangs- en slotbepaling..............................................7 Artikel 12 – Inwerkingtreding .............................................................7 1/7 Artikel 1 – Definities Onder het Toeristisch Fietsknoopuntennetwerk wordt begrepen het fietsknoopuntennetwerk zoals uitgetekend door Toerisme Provincie Antwerpen (TPA) Onder aanleg van fietsinfrastructuur op het fietsknoopuntennetwerk is te verstaan: a. b. aanleg van een fietspad in de rijrichting(en) waarin nog geen fietspad ligt; aanleg van een fietsweg. Onder fietsweg wordt begrepen een in eigen bedding aangelegd tracé, geheel onafhankelijk van het tracé van een verkeersweg, met tweerichtingsverkeer voor fietsers. Deze weg kan juridisch aangeduid worden als voorbehouden voor het verkeer van fietsers, en indien gewenst voetgangers, ruiters en landbouwvoertuigen (verkeersborden F99a, F99b, F99c) of met verbodsborden voor gemotoriseerd verkeer aangevuld met onderborden voor fietsers. Onder lokale overheid wordt begrepen: de gemeente, een autonoom gemeentebedrijf, een district van de stad Antwerpen. Artikel 2 – Doel van het subsidiereglement Binnen de perken van de daartoe op de begroting van de provincie Antwerpen goedgekeurde kredieten en overeenkomstig de bepalingen van dit reglement kan de deputatie een subsidie toekennen aan de lokale overheid voor de aanleg van fietspaden op een toeristisch fietsknoopuntennetwerk. Met dit reglement wilt de provincie de aanleg van kwaliteitsvolle fietsinfrastructuur aanmoedigen om te komen tot een kwalitatief samenhangend toeristisch fietsroutenetwerk voor recreatieve verplaatsingen. De deputatie behandelt de aanvragen in volgorde van indiening en tot uitputting van het krediet. Artikel 3 – Algemene voorwaarden § 1. De grond waarop het fietspad zal aangelegd worden moet eigendom zijn van de lokale overheid of deze moet een onteigeningsplan ter verwerving ervan kunnen voorleggen. De lokale overheid kan ook een overeenkomst aangaan waardoor zij een zakelijk recht verwerft op de grond en/of infrastructuur. § 2. Het fietspad waarvoor de lokale overheid een provinciale subsidie vraagt: • maakt deel uit van het fietsknooppuntennetwerk van Toerisme Provincie Antwerpen. • Of is een traject dat gewenst is voor een routeaanpassing in functie van de kwaliteitsverbetering van het fietsknooppuntennetwerk van Toerisme Provincie Antwerpen. 2/7 § 3. Fietspaden langs wegen in eigendom of beheer van het Vlaamse Gewest komen niet in aanmerking voor deze subsidie evenals fietspaden die door het Vlaams Gewest worden gesubsidieerd of waarvoor provinciale subsidie wordt aangevraagd voor functionele fietspaden. § 4. De subsidieerbare werken en kosten moeten meer dan € 10 000 bedragen. Artikel 4 – Technische eisen gesteld aan het fietspad 4.1 De fietsvoorzieningen moeten veilig zijn: • De fietspaden moeten zoveel mogelijk vrijliggend zijn. • Kruisingen en oversteken moeten voldoende beveiligd zijn. • De fietspaden zijn in principe alleen bestemd voor fietsers en niet voor bromfietsers. • De breedtematen zijn afhankelijk van de gebruiksintensiteit of de te verwachten intensiteit en van de landschappelijke omgeving. Voor de fietspaden met een gemengde functie (naast toeristisch ook functioneel gebruik) gelden in principe de richtlijnen van het Vademecum Fietsvoorzieningen van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. 4.2 De fietsvoorzieningen moeten comfortabel zijn: • Fietspaden worden bij voorkeur aangelegd in duurzame verhardingsmaterialen als asfalt en beton. Afhankelijk van lokale noodwendigheden of vigerende wetgeving(en) kunnen kwaliteitsvolle halfverhardingen aanvaard worden. Kwalitatieve voorbeelden zijn ternair zand in de harde formule, waterdoorlatend asfalt (het zogenaamde fluisterasfalt) en het aanleggen van verharding in rijsporen. Een verharding in grind of kiezel kan niet aanvaard worden als voldoende kwalitatief toeristisch-recreatief fietspad. • In het tracé moeten steile en te lange hellingen en scherpe bochten vermeden worden. Artikel 5 – Subsidieerbare werken en kosten § 1. De subsidieerbare kosten • de kosten die voortvloeien uit de werken van artikel 5 §2 • btw op de subsidieerbare werken • prijsherzieningen, eventuele verrekeningen, bijakten of bijwerken op de subsidieerbare werken rekening houdend met een limiet zoals bepaald in de voorwaarden onder artikel 8.3. §2 3/7 § 2. De subsidieerbare werken • de voorbereidende werken, de opbraakwerken en de grondwerken aan de bermlichamen waarin de fietspaden worden aangelegd, in voorkomend geval met inbegrip van de bouwkundige verbetering van de ondergrond, met uitsluiting van eventuele meerkosten die verbonden zijn aan een bodemsanering; de aanleg en de uitrusting van de fietspaden: onderfundering, fundering, verharding en signalisatie; • de afdekking van de strook tussen het fietspad en de rijbaan, inclusief de verharding, de levering en aanplanting van het groen en de levering en plaatsing van noodzakelijke scheidende veiligheidselementen in die strook; • de herstelling van de bermverhardingen gelegen tussen het fietspad en de rooilijn, met uitzondering van bomen en struiken; • de constructie van kantopsluitingen, ter plaatse gestort of met geprefabriceerde lijnvormige elementen, nieuw of hergebruik, de waterslikkers in de straatgoten inbegrepen, voor zover deze werken fysisch niet te scheiden zijn van de aanleg van de fietspaden; • de aanpassing, verplaatsing of aanleg van een waterafvoersysteem voor hemelwater dat kan bestaan uit bermsloten, daarin begrepen de duikers, draineersleuven of RWA-rioolleidingen, met inbegrip van toebehoren. In geval van nieuw aan te leggen RWA-rioolleidingen komt alleen het deel van de kosten in aanmerking in verhouding tot de waterafvoer die afkomstig is van het fietspad; • de vernieuwing of de aanpassing van de DWA-riolering is niet subsidiabel, met uitzondering van de kostprijs voor het op de juiste hoogte brengen van de bovenbouw van bestaande inspectieputten in de verharding van de fietspaden en de levering en plaatsing van geschikte riooldeksels; • het verlengen van dwarse duikers of onderbruggingen onder de fietspaden; • beperkte kunstwerken langs, over of onder wegen en onbevaarbare waterlopen die niet vallen onder het beheer van het Vlaamse Gewest; • beschermmiddelen zoals paaltjes en hekkens die dienen om oneigenlijk gebruik van het fietspad te voorkomen; • het aanbrengen van de bovenlaag van de fietssuggestiestrook over een beperkte lengte en alleen als projectonderdeel van de aanleg van een volwaardig fietspad • werfsignalisatie en omleidingssignalisatie tijdens de uitvoering van de werken; • het aanpassen van de kruispunten, ingevolge de inplanting van de fietspaden, ter plaatse van uitmondende zijstraten. Het betreft de heraanleg van de verharding of de ophoging van de verharding ter hoogte van de kruispunten; • de aanleg en het uitrusten, waar nodig, van gelijkvloerse fietsoversteekplaatsen. § 3. De aanvrager is verplicht de subsidieerbare werken en kosten in een afzonderlijk hoofdstuk in de raming, samenvattende opmetingsstaat, offerte en eindafrekening onder te brengen. 4/7 Artikel 6 – Niet-subsidieerbare werken en kosten De volgende werken en kosten komen uitdrukkelijk niet in aanmerking voor financiële tussenkomst. § 1. De niet-subsidieerbare kosten • de erelonen, studiekosten en toezichtskosten • de proefkosten • de kosten voor grondverwervingen • werkuren voor personeel van de lokale overheid • de reinigingskosten of stortkosten van bodem als gevolg van eventuele verontreiniging van de aanwezige bodem § 2. De niet-subsidieerbare werken • de verplaatsing van nutsleidingen • de aanleg van rioolleidingen, die gesubsidieerd worden door het gewest en/of andere instanties • de herstelling van de wegbermen en de bermverhardingen gelegen tussen het nieuwe fietspad en de rooilijn bij de gelijktijdige aanleg van voetpaden • onderhoudswerken • het zaaien van gras en het planten van hoogstammen • onderhoud van groenaanleg tijdens de waarborgtermijn • de aanleg van stoepen en straatmeubilair • de aanleg van openbare verlichting Artikel 7 – Subsidiebedrag § 1. Het bedrag van de provinciale subsidie bedraagt 40 % van de subsidieerbare werken en kosten voor de aanleg en de verbetering van fietspaden. § 2. Het gecumuleerde bedrag van de provinciale subsidie en andere subsidies mag niet meer bedragen dan 100 % van het gunningsbedrag, btw inbegrepen. In voorkomend geval zal de provinciale subsidie verminderd worden Artikel 8 – Aanvraagprocedure van de subsidie 8.1 Voorbereiding via de provinciale dienst mobiliteit (DMOB) De lokale overheid vraagt voor elk project advies aan de DMOB op basis van een beslissing, een (voor)ontwerp, een korte verantwoordingsnota en een eerste raming. De verantwoordingsnota bestaat uit: - de probleem- en doelstellingen; - de ruimtelijke en verkeerskundige analyse; - de randvoorwaarden; - de mogelijke oplossingen met hun effecten; 5/7 - de afweging en de keuze van het concept. De DMOB onderzoekt de aanvraag op conformiteit met de bepalingen van het subsidiereglement en geeft advies aan de lokale overheid. 8.2 De subsidieaanvraag § 1. Het dossier betreffende de subsidieaanvraag bevat: • de aanvraag zelf met de uitdrukkelijke vermelding dat de lokale overheid de subsidie aanvraagt op basis van het provinciale subsidiereglement; • het definitieve ontwerpdossier voor de werken waarin het fietspad vervat zit. Het ontwerpdossier bestaat uit het bestek, de raming en de plannen; • een eventueel aangepaste verantwoordingsnota; • het gemeenteraadsbesluit betreffende de goedkeuring van het ontwerpdossier. § 2. Op basis van de ingediende subsidieaanvraag beslist de dienst Mobiliteit van de provincie (DMOB) of het dossier in aanmerking komt voor subsidie. Hierbij kunnen bindende voorwaarden naar uitvoering bepaald worden. De aanvraag vervalt indien de lokale overheid binnen de 12 maanden geen aanbestedingsdossier instuurt. § 3. Op basis van het aanbestedingsdossier verleent de deputatie de vaste belofte van subsidie. Het aanbestedingsdossier bestaat uit een kopie van de laagste of voordeligste regelmatige offerte, het aanbestedingsverslag en het gunningsbesluit. Het maximale subsidiebedrag wordt berekend op basis van het gunningsbedrag, btw inbegrepen. 8.3 Uitbetaling van de subsidie De uitbetaling van de subsidie gebeurt in twee fasen. § 1. Na ontvangst van het bevel tot aanvang der werken betaalt de provincie een eerste schijf van 50 % van het maximale subsidiebedrag. § 2. Het saldobedrag van de subsidie wordt berekend op basis van de door de subsidieaanvrager goedgekeurde eindafrekening. De eindafrekening bestaat uit : • een cumulatieve eindstaat; • een overzicht van alle vorderingsstaten; • het proces-verbaal van voorlopige oplevering; • een college- of gemeenteraadsbeslissing houdende goedkeuring van de eindafrekening; • een overzicht van de ontvangen en nog te ontvangen subsidies van andere instanties. Bij de saldoberekening van de subsidie kunnen verrekeningen en herzieningen mee in rekening gebracht worden tot het oorspronkelijk vastgelegde maximale subsidiebedrag bereikt is. Enkel indien bij de eindafrekening de vastgestelde te 6/7 subsidiëren werken en kosten subsidie herberekend. lager zijn dan bepaald bij de gunning, wordt de § 3. De subsidie vervalt indien de lokale overheid het eindafrekeningsdossier niet binnen een maximumtermijn van één jaar na de voorlopige oplevering instuurt. Artikel 9 – Verbintenissen De lokale overheid verbindt zich ertoe om: • alle maatregelen te treffen om het onderhoud van de fietspaden te garanderen; • publiciteit te voeren omtrent deze werken, zowel op de werf als in de media en hierbij melding te maken van de steun die zij daarvoor ontvangt van de provincie; • elke daartoe gemachtigde afgevaardigde van de provincie de toestemming te geven om ter plaatse het gebruik van de toegekende subsidie te controleren, toegang tot de werf te verlenen en deel te nemen aan werfvergaderingen. Artikel 10 – Maatregelen Ingeval de lokale overheid één of meer bepalingen van dit reglement niet naleeft, onjuiste of onvolledige gegevens meedeelt aan de provinciale administratie of de voorgeschreven termijnen niet respecteert, kan de deputatie één of meer van volgende sancties opleggen: • de provincie vordert de subsidie geheel of gedeeltelijk terug; • de provincie zet de uitbetaling van reeds toegekende, maar nog niet of slechts gedeeltelijk uitbetaalde subsidies stop; • de provincie sluit de lokale overheid uit van verdere subsidiëring gedurende een bepaalde periode. Artikel 11 – Overgangs- en slotbepaling Het reglement voor het toekennen van provinciale subsidies voor de aanleg en de verbetering van utilitaire fietspaden, dat in voege trad na de provincieraadsbeslissing van 21 oktober 1976 en laatst werd gewijzigd bij raadsbeslissing van 22 maart 2007, wordt opgeheven. De procedure volgens het oude reglement blijft enkel geldig voor lopende dossiers ingediend tot en met 28 februari 2013. Indien de werken nog niet aanbesteed zijn kan de lokale overheid een nieuwe procedure starten volgens het huidige reglement. Hiervoor richt de lokale overheid een uitdrukkelijke vraag aan de deputatie. Artikel 12 – Inwerkingtreding Dit reglement treedt in werking op 1 maart 2013. 7/7
© Copyright 2024 ExpyDoc