Norm Antenne “Beton – Mortel - Granulaten” CEN/TS 12390-9 Beproeving van verhard beton – Deel 9: Vorstdooiweerstand- Afschilfering In de technische specificatie CEN/TS 12390-9 worden drie afzonderlijke proefmethoden beschreven. In deze fiche wordt de referentiemethode, de slab-test, behandeld. PRINCIPE Het oppervlak van proefstukken verhard beton wordt verzadigd en bedekt met een vloeistof (gedeïoniseerd water of een zoutoplossing), waarna ze onderworpen worden aan 56 vorst-dooi cycli. De vorstdooiweerstand wordt geëvalueerd aan de hand van de gemeten massaverliezen. AANTAL PROEFSTUKKEN Vier proefstukken. AFMETINGEN EN VOORBEREIDING VAN DE PROEFSTUKKEN Kubussen met een ribbe van 150 mm worden aangemaakt volgens NBN EN 12390-2. Op 21 dagen ouderdom wordt uit elke kubus een proefstuk gezaagd, loodrecht op het bovenvlak, met een dikte van (50 ± 2) mm. Het testoppervlak komt overeen met het midden van de kubus. Elk proefstuk wordt omhuld met een rubbervel, enkel het testoppervlak blijft vrij ( Figuur 1). Figuur 1: Voorbereiding van de proefstukken (links: bovenaanzicht, rechts: dwarsdoorsnede). 1 = overlap rubbervel; 2 = testoppervlak; 3 = rubbervel; 4 = lijm; 5 = proefstuk Vóór de start van de proef worden de testoppervlakken verzadigd met gedeïoniseerd water gedurende (72 ± 2) uur en worden de andere oppervlakken thermisch geïsoleerd (Figuur 2). Er wordt een vriesmedium aangebracht op het testoppervlak: gedeïoniseerd water of een NaCl-oplossing (97% kraantjeswater, 3% NaCl). Om te verhinderen dat de bevriezingsvloeistof verdampt wordt een folie over het proefstuk aangebracht. Figuur 2: Proefstuk, omhuld met een rubbervel en thermische isolatie. TESTPROCEDURE De proefstukken worden in een klimaatkast geplaatst met een geprogrammeerd temperatuursverloop. De temperatuur van het vriesmedium wordt constant gemonitord en moet voldoen aan de eisen in Figuur 3. De luchttemperatuur in de klimaatkast mag nooit lager zijn dan 27°C. BOVENLIMIET TIJD TEMP (UUR) (°C) 0 +24,0 5 -3,0 12 -15,0 16 -18,0 18 -1,0 22 +24,0 ONDERLIMIET TIJD TEMP (UUR) (°C) 0 +16,0 3 -5,0 12 -22,0 16 -22,0 20 -1 24 +16,0 Figuur 3: Vorst-dooi cycli van het vriesmedium in het midden van het testoppervlak. Na 7, 14, 28, 42 en 56 cycli meet men tijdens de dooiperiode het massaverlies. Het losgekomen materiaal wordt verzameld en gedroogd tot constante massa bij (110 ± 10)°C. FORMULE Voor elk proefstuk wordt na elke meting het cumulatief massaverlies bepaald per oppervlakte-eenheid: met: ‐ ‐ ‐ ms,n: cumulatieve massa losgekomen materiaal na de nde cyclus tot op 0,1 g nauwkeurig [g] Sn: massa van het afgeschilferde materiaal na de nde cyclus [kg/m2] A: totaal oppervlak van het testoppervlak tot op 100 mm2 nauwkeurig [mm2] ENKELE BIJZONDERHEDEN 1. Afwijkingen van de beschreven standaardprocedure zijn toegelaten. Elke afwijking in vergelijking met de standaardprocedure dient vermeld te worden in het testrapport. Bijvoorbeeld: a. een andere geometrie (bv. geboorde kernen, zie Error! Reference source not found.); b. een andere omhulling (bv. PVC-buis, zie Error! Reference source not found.); c. een ander blootstellingsoppervlak (bv. een bekist of vrij oppervlak); d. een ander vriesmedium; e. een ander aantal cycli…. Figuur 4: Proefstuk met afwijkende geometrie en omhulling, dat onderworpen is geweest aan vorst-dooicycli. 2. Naast de slab-test worden in de technische specificatie CEN/TS 12390-9 ook twee alternatieve methodes besproken: de “Cube test” en de “CF/CDF test”. OPMERKINGEN 1. De norm vermeldt waarden van r (herhaalbaarheid) en R (reproduceerbaarheid) voor de beoordeling van de meetnauwkeurigheid. 2. Het NBN beschikt enkel over een Engelse en Duitse versie van de technische specificatie.
© Copyright 2024 ExpyDoc