Norm Antenne “Beton – Mortel - Granulaten” CEN/TS 12390-11 Beproeving van verhard beton – Deel 11: Bepaling van de weerstand van beton tegen het indringen van chloriden d.m.v. unidirectionele diffusie PRINCIPE Proefstukken verhard beton worden gedurende 90 dagen ondergedompeld in een chlorideoplossing. Vervolgens wordt op verschillende dieptes van het proefstuk het gehalte aan zuuroplosbare chloriden bepaald. Aldus kan de diffusiecoëfficiënt van de chloriden worden bepaald. AANTAL PROEFSTUKKEN Minstens twee. AFMETINGEN EN VOORBEREIDING VAN DE PROEFSTUKKEN Cilinders met een diameter > 100 mm of kubussen met een ribbe > 100 mm worden aangemaakt en bewaard volgens NBN EN 12390-2. De helft van de lengte van de proefstukken moet groter zijn dan drie keer de maximale nominale afmeting van de granulaten. Op 28 dagen ouderdom wordt elk proefstuk doormidden gezaagd, parallel aan het bovenoppervlak. Zo verkrijgt men voor ieder proefstuk een proefstuk “initieel chloridegehalte” en een “profielproefstuk”. Voorbereiding proefstukken “initieel chloridegehalte” Deze proefstukken worden meteen na het verzagen in een hermetisch afgesloten plastiekzak geplaatst. Voorbereiding “profielproefstukken” Na het verzagen worden de proefstukken onder vacuüm met gedemineraliseerd water verzadigd en vervolgens verder onder water bewaard. Alle oppervlaktes behalve het gezaagde oppervlak worden waterdicht gemaakt, bv. met epoxy of polyurethaan (behalve in het geval van grote proefstukken, cfr. bijlage D van de norm). De proefstukken worden in een CaOH-oplossing geplaatst gedurende minstens 18 uur, waarna ze worden ondergedompeld in een NaCl-oplossing (97% kraantjeswater, 3% NaCl) bij (20 ± 2)°C (zie Figuur 1). De referentieperiode voor de blootstelling aan de NaCloplossing bedraagt 90 dagen. Figuur 1: Onderdompeling van de profielproefstukken. 1 = NaCl-oplossing; 2 = waterdichte oppervlakken; 3 = blootgesteld oppervlak TESTPROCEDURE Bepalen van het initieel chloridegehalte (Ci) a.d.h.v. de proefstukken “initieel chloridegehalte” De bovenste 1 mm van het gezaagde oppervlak wordt verwijderd, waarna dit oppervlak verder wordt afgeslepen om een poederstaal van 20 g te verkrijgen. Het zuur-oplosbaar chloridegehalte (in massa% beton) van dat poederstaal wordt vervolgens bepaald volgens de NBN EN 14629. Bepalen van het chlorideprofiel a.d.h.v. de “profielproefstukken” Na 90 dagen blootstelling worden de proefstukken uit de oplossing genomen en worden er, vanaf het blootgestelde oppervlak, minstens 8 lagen droog afgeslepen, zodanig dat er per laag een droog poedermonster wordt verkregen van minstens 5 g. FORMULES Het chloridegehalte aan het oppervlak (Cs) en de diffusiecoëfficiënt in niet-stationair regime voor chloriden (Dnss) worden bepaald door onderstaande vergelijking zo goed mogelijk overeen doen te komen met het bekomen chlorideprofiel, a.d.h.v. een niet-lineaire regressieanalyse m.b.v. de methode van de kleinste kwadraten: met: ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ Cx: het chloridegehalte gemeten op een diepte x na een blootstellingstijd t (massa% beton) Cs: het chloridegehalte aan het blootgestelde oppervlak (massa% beton) Ci: het initieel chloridegehalte (massa% beton) x: diepte van de laag t.o.v. het blootgesteld oppervlak (m) Dnss: de diffusiecoëfficiënt voor chloriden in niet-stationair regime (m2s-1) t: blootstellingstijd (s) ‐ erf(x): de error-functie: ‐ Een voorbeeld van een regressieanalyse wordt gegeven in Figuur 2. In deze figuur is Y-as: het chloridegehalte (massa% beton) X-as: de diepte (mm) “∆”: de meetpunten volle lijn: grafiek van bovenstaande vergelijking “1”: het eerste meetpunt wordt niet in rekening gebracht “2”: het eerste punt dat gebruikt wordt in de regressieanalyse “3”: het “nulpunt” met een chloridegehalte tussen Ci en Ci + 0,015% “4”: meetpunten na het “nulpunt” worden niet in rekening gebracht Figuur 2: Niet-lineaire regressieanalyse. ENKELE BIJZONDERHEDEN 1. 2. 3. Afwijkingen van de beschreven standaardprocedure zijn toegelaten (bijvoorbeeld afwijkende geometrie, chlorideoplossing, blootstellingsperiode,…). Elke afwijking van de standaardprocedure dient vermeld te worden in het testrapport. De resultaten kunnen eveneens op een andere manier gebruikt worden, bijvoorbeeld voor de bepaling van de diepte waarbij een kritiek chloridegehalte bereikt wordt. De proefstukken kunnen ook ontnomen zijn uit een bestaand betonelement (dit wordt beschreven in bijlage 2 van de norm). OPMERKINGEN 1. De norm vermeldt geen enkele waarde van r (herhaalbaarheid) en R (reproduceerbaarheid) voor de beoordeling van de meetnauwkeurigheid. 2. Het NBN beschikt niet over een Nederlandse versie van de technische specificatie.
© Copyright 2024 ExpyDoc