Oncologie/0139 HET STELLEN VAN EEN DIAGNOSE 1 Met deze brochure willen we u wegwijs maken in de verschillende onderzoeken die u mogelijks moet ondergaan. Uw arts zal u meedelen welke onderzoeken er bij u gepland worden. Het kan zijn dat onderzoeken die reeds werden uitgevoerd in een ander ziekenhuis worden herhaald om een duidelijker beeld te krijgen van uw toestand. Hebt u nog vragen, dan kan u bij uw behandelende arts, uw verpleegkundig consulent sarcomen en bottumoren of bij uw poliverpleegkundige terecht. 1. De anamnese 2. Het klinisch onderzoek 3. Een röntgenfoto 4. Een NMR 5. Een scan van de longen en de ingewanden (CT thorax en abdomen) 6. Een echografie 7. Een bloedonderzoek 8. Een botscan (totaal skeletscan) 9. Een PET-scan 10. Een beenmergpunctie 11. Een biopsie 2 1. De anamnese De anamnese is een bevraging waarbij de arts zoveel mogelijk informatie verzamelt over uw gezondheidstoestand en eventuele klachten. Het is belangrijk om volgende zaken te melden: eerdere doorgemaakte ziektes of operaties medicijnen of voedingssupplementen die u inneemt familieleden waarbij de diagnose kanker gesteld werd familiale of erfelijke aandoeningen De arts probeert tenslotte een antwoord te verkrijgen op volgende vragen: Wat zijn uw klachten? Hoe lang bestaan deze klachten? Hebt u een zwelling? Zo ja, hoe is de zwelling ontstaan? Spontaan of na een trauma? Sinds wanneer heeft u deze zwelling? Hebt u pijn? Zo ja, is de pijn gebonden aan bepaalde momenten (bv tijdens de nacht, na belasting)? Zijn er algemene verschijnselen? Hebt u andere klachten zoals koorts of vermagering? 2. Het klinisch onderzoek Bij een klinisch onderzoek onderzoekt de arts, indien mogelijk, het letsel en de aanliggende klieren. Op deze manier krijgt de arts een algemeen beeld over het letsel. Waar ligt het letsel: diep of oppervlakkig? Ligt het los van de omliggende weefsels? Is de huid blauw verkleurd? Hoe groot is het letsel? Is er pijn bij het betasten van het letsel? Hou wel in gedachten dat het erg moeilijk is om op basis van een anamnese en een klinische onderzoek een onderscheid te maken tussen een goedaardige of een kwaadaardige afwijking. Vooral als men weet dat een sarcoom een zeldzame afwijking is en goedaardige aandoeningen honderdmaal meer voorkomen. 3 3. Een röntgenfoto X-stralen zijn een vorm van straling zoals licht en radiogolven. Bepaalde lichaamsdelen absorberen die X-stralen in verschillende gradaties. Harde beenderen absorberen veel stralen terwijl zachte weefsels zoals spieren, vet en organen, minder absorberen. Bot verschijnt wit op RX – of röntgenopname, zachte weefsels verschijnen in verschillende graden van grijs en lucht houdt geen stralen tegen en wordt bijgevolg zwart weergeven. De röntgenlaborant, speciaal opgeleid voor radiologische onderzoeken, positioneert de patiënt op de RX tafel en plaatst de RX plaat onder de tafel of rechtstreeks onder het te onderzoeken lichaamsdeel. Wanneer nodig worden zandzakjes of kussens gebruikt om de juiste positie van de patiënt te behouden. Een loodschort kan op het bekken van de patiënt geplaatst worden om deze zone af te schermen van de straling. De patiënt moet zeer stil staan en zal gevraagd worden om enkele seconden niet te ademen terwijl de foto genomen wordt om de kans op een onscherpe bewogen foto te minimaliseren. De röntgenlaborant zal achter een glazenwand gaan staan om de foto te nemen. De patiënt zal vervolgens een nieuwe houding moeten aannemen voor een tweede opname en het proces zal herhaald worden. Minstens 2 (vanuit een verschillende hoek), soms 3 foto’s worden genomen als het probleem zich rond een gewricht bevindt (knie, elleboog of pols). Soms worden foto’s genomen van de normale zijde ter vergelijking. Wanneer het onderzoek afgelopen is zal de röntgenlaborant aan de patiënt vragen om enkele minuten te wachten totdat de röntgenlaborant beoordeeld heeft of de foto’s van goede of voldoende kwaliteit zijn om door de radioloog geïnterpreteerd te worden. 4. Een NMR NMR staat voor nucleaire magnetische resonantie, soms ook MRI (Magnetic Resonance Imaging) genoemd. Bij het onderzoek worden geen röntgenstralen gebruikt maar wel magneetvelden. 4 Net voor u de onderzoekszaal binnengaat, zal de verpleegkundige u vragen of u geen metalen of magnetiseerbare voorwerpen bij u heeft, bijvoorbeeld juwelen, kleingeld, gsm, sleutels, bril, horloge, bankkaart, haarspeld, kunstgebit, hoorapparaat, enz. Sommige mensen met inwendige hulpmiddelen zoals een pacemaker, insulinepomp, … mogen niet onderzocht worden. Een NMR is een scanner die dwarsdoorsneden van het lichaam kan maken in alle gewenste richtingen. U ligt in een soort koker. De beelden worden in meerdere sessies van enkele minuten gemaakt. Dit onderzoek wordt soms als benauwend ervaren en het apparaat maakt behoorlijk wat lawaai. U krijgt hiervoor oordopjes of een hoofdtelefoon. Zolang u het lawaai hoort, is het van groot belang dat u zeer goed stil ligt om de beelden te maken. U bent meestal alleen in de onderzoeksruimte maar door middel van een camera kan de verpleegkundige u steeds zien. Als er problemen zijn, kan u de verpleegkundige steeds verwittigen door op een alarmbel te drukken. Voor een NMR van het letsel krijgt u meestal een infuus (baxter) waarlangs u contraststof toegediend krijgt. U moet op uw rug gaan liggen op een tafel die vervolgens in de scanner schuift. Het onderzoek duurt ongeveer 15 tot 45 minuten. Het onderzoek gebeurt in de kelder van Kliniekgebouw 12 (K12). Hiervoor hoeft u niet langs de kassa te passeren. 5 5. Een scan van de longen en ingewanden (CT thorax en abdomen) De CT-scan is een onderzoek met röntgenstralen, waarbij men beelden maakt van de dwarsdoorsneden van de onderbuik (abdomen) en van de borstkas (thorax). Voor het maken van een CT-scan moet u op een tafel liggen die doorheen een cirkelvormige opening wordt geschoven. Tijdens het doorschuiven worden de verschillende beelden gemaakt. Voor dit onderzoek moet u uw bovenkledij uitdoen. Het maken van de CT-scan duurt ongeveer tien minuten. Er wordt gevraagd om even uw adem in te houden tijdens de scan. Voor het onderzoek wordt soms contraststof toegediend. Als u allergisch bent voor contraststof, laat dat dan weten aan uw arts. Indien nodig zal die u een voorbereiding met corticoïden voorschrijven. Als voorbereiding op de CT-scan abdomen moet u contraststof (gastrografine/ telebrix) drinken. Deze contraststof is niet radioactief, maar zorgt ervoor dat bijvoorbeeld de darmen beter in beeld worden gebracht. U krijgt hiervoor twee flesjes mee naar huis. Het eerste flesje lost u op in een glas water en drinkt u de avond voor het onderzoek op. De gastrografine heeft een anijssmaak. Houdt u niet van deze smaak, dan kan u het flesje in appelsap oplossen. Vind het onderzoek plaats in de voormiddag, dan eet en drinkt u niets meer vanaf middernacht. Is het onderzoek in de namiddag gepland, dan mag u ’s ochtends nog een licht ontbijt nemen. Daarna mag u niets meer eten en drinken. Eén uur voor het onderzoek lost u het tweede flesje gastrografine op in een glas water of in appelsap en drinkt u het op. Voorbereiding op de CT-scan in ziekenhuis Voor u de CT Thorax krijgt, plaatst de verpleegkundige een infuus voor het toedienen van contraststof. Deze contraststof zorgt ervoor dat de bloedvaten en inwendige organen beter zichtbaar worden. Wanneer u deze contraststof krijgt, kan u over het hele lichaam een warm gevoel krijgen. Sommige mensen geven aan dat ze het gevoel hebben dat ze ongewild plassen, wat niet zo is. Zelden kan een lichte misselijkheid optreden. Tijdens het scannen zal men u verschillende keren vragen om kort de adem in te houden gedurende een drie- à viertal seconden. 6 De CT scan gaat door op 0K12IC, u hoeft niet op voorhand langs de kassa te passeren. Vergeet uw aanvraag niet mee te nemen. Wanneer contact opnemen (allergische reactie op contrast): Een (lichte) roodheid Jeuk Blaasjes en uitslag Gezwollen oogleden Gezwollen tong en lippen 6. Echografie Bij een echografie wordt gebruik gemaakt van hoog frequente geluidsgolven, die voor het menselijk gehoor niet waarneembaar zijn. De geluidsgolven worden het lichaam ingezonden door een kleine sonde (transducer) direct op de huid te plaatsen. De transducer is een apparaatje dat geluidsgolven kan zenden en ontvangen. Om het geluid goed te kunnen ontvangen en uitzenden zit er gel tussen de transducer en de huid. Van de geluidsgolven voelt u helemaal niets. Een echografie geeft een goed beeld van organen die uit zacht weefsel bestaan, de zogenaamde "weke delen" van het lichaam, bijvoorbeeld spieren, lever, milt, nieren, enz. Bij een echografie van het abdomen (bv.; de lever) is het nodig om nuchter te zijn. 7 De sonde . Echografie van de buik: U komt op uw rug op een onderzoekstafel te liggen. Een radioloog voert het onderzoek uit. U wordt verzocht de te onderzoeken regio bloot te maken. Dit wordt bedekt met een papieren doek. Een sonde wordt over het te onderzoeken gebied bewogen. Soms wordt er gevraagd diep in te ademen om bepaalde organen beter in beeld te brengen. Probeert u dit zo goed mogelijk uit te voeren, omdat deze voor de kwaliteit van het onderzoek heel belangrijk zijn. Afhankelijk van het te onderzoeken orgaan zal u gevraagd worden te liggen, te zitten of te draaien. Er worden afbeeldingen vastgelegd, die later door de radioloog worden bekeken. De echografie gaat door in K12 D op het gelijkvloers. Voordien hoeft u niet via de kassa te passeren. Echografie van het letsel Afhankelijk van de lokalisatie van het gezwel komt u op uw rug, zijde of buik op een onderzoekstafel te liggen. U wordt verzocht de te onderzoeken regio bloot te maken. Dit wordt bedekt met een papieren doek. Een sonde wordt over het te onderzoeken gebied bewogen. 8 Afhankelijk van het te onderzoeken orgaan zal u gevraagd worden te liggen, te zitten of te draaien. Er worden afbeeldingen vastgelegd, die later uitgebreid worden bekeken. De echografie gaat door op de twaalfde verdieping van K12. Voordien hoeft u niet via de kassa te passeren. 7. Een bloedonderzoek Met een bloedonderzoek krijgt de arts een beeld over uw algemene toestand. Er zijn geen specifieke waarden die kunnen wijzen op het hebben van een bottumor of sarcoom. Later tijdens de therapie is het belangrijk om regelmatig een nieuwe bloedafname te plannen, om eventueel de therapie aan te passen of om te kijken hoe het lichaam op de therapie reageert. 8. Een botscan (een totale skeletscan) Alle botten vernieuwen zich elke dag een beetje en nemen daarvoor kalk op. Op plaatsen waar botten en/of gewrichten zijn verstoord (bijvoorbeeld door een breuk, slijtage, ontsteking, tumoren of uitzaaiingen), wordt meer of minder kalk opgenomen dan normaal. Tijdens dit onderzoek kijkt men of zoekt men naar de opname van kalk in uw botten, dit heeft een zicht op de werking van het totale skelet. Andere benamingen voor dit onderzoek zijn: total body scan, botscan, skelet- of botscintigrafie. Er wordt een bloedvat aangeprikt waarna er een radioactieve vloeistof (contraststof) wordt toegediend. Afhankelijk van uw situatie kunnen er aansluitend één of meerdere foto’s worden gemaakt. Dit neemt ongeveer 15 tot 30 minuten in. Vervolgens heeft de radioactieve vloeistof ruim de tijd nodig om goed te worden 9 opgenomen in uw botten. Deze wachttijd kan variëren van drie tot vijf uur. Tijdens deze wachttijd mag u de afdeling of het ziekenhuis verlaten en mag u alles eten en drinken. Probeer alstublieft minimaal één liter vocht te drinken en te plassen waardoor de kwaliteit van de foto’s beter wordt. Na deze wachttijd of in het middaggedeelte worden foto’s gemaakt van uw botten. Tijdens het onderzoek ligt u op uw rug op een onderzoekstafel. Het is belangrijk dat u goed stil ligt tijdens het onderzoek. De camera komt vervolgens vlak boven uw lichaam tot stilstand, zodat deze de minimale straling van de radioactieve vloeistof goed op kan vangen. Als de foto’s klaar zijn, kijkt de nucleaire geneeskundige of alles goed beoordeelbaar is. Als dit niet het geval is, worden er aanvullende foto’s gemaakt. Dit laatste onderzoek kan soms ter verduidelijking met een CT-scan worden gecombineerd. Hierbij wordt een geringe hoeveelheid röntgenstraling gebruikt. Afhankelijk van het aantal en soort foto’s duurt het middagdeel vijftien minuten tot ruim één uur. Het is aan te raden om nadien nog zeker 1l water te drinken zodat u de radioactieve stof sneller kwijt geraakt. De totale skeletscan gaat door op Poli 7. Eerst langsgaan bij de kassa’s aan K1-K2. 10 9. Een PET-scan Een PET-scan geeft ons inzicht in de werking van de weefsels en organen en spoort ontstekingen en tumoren snel op. Tijdens het onderzoek wordt, na een inspuiting met een “gemerkt suiker”, het suikerverbruik in uw lichaam gemeten. Om een goed zicht te krijgen op de plaats(en) in het lichaam waar suiker verbruikt wordt, voeren we ook een CT-scan met contraststof uit. Het onderzoek gebeurt op de afdeling nucleaire geneeskunde. U moet nuchter zijn. U krijgt een kleine hoeveelheid radioactieve glucose ingespoten in de arm, gevolgd door een halve liter vocht (via een infuus). Daarna volgt nog een tweede inspuiting met een plasmiddel om de blaas goed te ledigen (dit is nodig om een goede foto te kunnen maken). Het duurt een uur voor de stof overal in het lichaam verspreid is en de opnames kunnen starten. In die wachttijd vragen we u om te rusten om het energieverbruik van de spieren zo laag mogelijk te houden. Tijdens de scan zelf ligt u op een onderzoekstafel. Het onderzoek (van hoofd tot lies) duurt 30 tot 40 minuten. Hierna wordt gecontroleerd of alle opnames gelukt zijn en of alle delen van het lichaam goed in beeld gebracht zijn. Zo niet, dan worden eventueel extra opnames gemaakt. In totaal duurt het onderzoek ongeveer 2 uur. Er wordt een verslag gemaakt voor de behandelende arts, die het resultaat van de scan 11 bekijkt en op basis hiervan en van eventuele aanvullende onderzoeken een diagnose stelt. Het onderzoek gebeurt in de kelder van K12, (-1). Alvorens u naar de PET-scan gaat, meldt u zich aan bij de kassa van K12 (kassa ‘dagopname’). Dit is enkel voor het registreren van het onderzoek. De factuur krijgt u later thuisgestuurd. 10. Een beenmergpuntie Een beenmergpunctie is een onderzoek waarbij beenmergcellen worden weggenomen voor microscopisch onderzoek. Er wordt een holle naald in één van de beenderen (meestal de bekkenkam of het borstbeen) gebracht om wat beenmerg op te zuigen voor het onderzoek. Een beenmergpunctie duurt nog geen kwartier en gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving. Ondanks die verdoving kan u toch pijn hebben bij het opzuigen van het beenmerg, deze pijn is vergelijkbaar met een soort kramp of een stekend gevoel. Huid Beenmerg Heupbeen 12 Na het onderzoek raden we u aan op uw rug te liggen. Op deze manier wordt het wondje dichtgedrukt om bloedingen te voorkomen. Na ongeveer 15 minuten controleert de verpleegkundige of het wondje dicht is. De plaats van de punctie wordt afgedekt met een pleister. U kunt weer normaal lopen, douchen en werken. Het is mogelijk dat u een paar dagen een pijnlijk gevoel houdt op de punctieplaats. Bij pijnklachten kunt u paracetamol gebruiken, bv. Dafalgan.® Wanneer contact opnemen: Toenemende zwelling ter hoogte van de insteekplaats Bloeding Heftige pijn 11. Een biopsie De behandeling wordt vooral bepaald op basis van het verslag van een weefselstaal. Dit kunnen we verkrijgen door middel van een open biopsie. Op deze manier kan men voldoende weefsel verkrijgen om te laten onderzoeken door de anatomopatholoog. Dit houdt in dat er een kleine insnede wordt gemaakt, waarna er een staal wordt genomen van het afwijkend weefsel. U kan naar huis de dag zelf of de dag nadien, al naargelang het nabloeden. In sommige gevallen kan het nodig zijn om een redon te plaatsen ter hoogte van de wonde. Om het ontstaan van breuken te vermijden kan steunname tussen krukken of een draagverband voor de arm soms noodzakelijk zijn. Het kan een tiental dagen duren alvorens we resultaat hebben van dit onderzoek. Het resultaat wordt meegedeeld tijdens de volgende consultatie bij de orthopedisch chirurg of oncoloog. 13 Histologisch verslag Bij een histologisch verslag wordt er bepaald over welke soort sarcoom of bottumor het gaat. Ook wordt er gekeken of het verkregen weefsel nog op het oorspronkelijke weefsel lijkt, dit wordt de graad van de tumor genoemd.. Deze elementen zijn heel belangrijk om het verdere behandelingstraject op te stellen. We kunnen het weefsel onderverdelen in drie graden, de tumordifferentiatie. Met differentiatie wordt bedoeld de mate waarin de kankercellen op de gezonde cellen lijken. Hoe hoger de graad, hoe groter de kans op een lokaal herval en op uitzaaiingen. Graad 1 of laaggradig: De kankercellen gelijken nog heel goed op de normale cellen. Deze kankercellen groeien meestal trager en verspreiden minder snel. Graad 2 of intermediair: Dit is een middenklasse. De kankercellen verschillen al meer van de normale cellen. Graad 3 of hooggradig: Dit betekent dat de kankercellen de neiging hebben om heel snel te groeien en gelijken helemaal niet meer op het oorspronkelijk weefsel. Deze zijn heel erg agressief en kunnen zich snel verspreiden. De biopsie zal doorgaan op het operatiekwartier (K12), hiervoor wordt u even opgenomen op afdeling Orthopedie (9K12IA). 14 Om een veilige en volledige behandeling te kunnen voorstellen, moeten we het resultaat van alle onderzoeken afwachten. - Soort botkanker of sarcoom - Differentiatiegraad - De grootte en lokalisatie van de tumor - Uitzaaiingen? De resultaten worden besproken op het Multidisciplinair Oncologisch Consult (MOC) en worden u medegedeeld tijdens de consultatie. Uw arts zal u en uw naasten steeds correct inlichten over uw aandoening behandelingsmogelijkheden. Stel en de gerust vragen tijdens deze bespreking. ____________________ Referenties: Het multidisciplinair team sarcomen en bottumoren UZ Gent www. ncdo.nl www. Lifescript.com UMC Leiden Sanders Blog 15
© Copyright 2024 ExpyDoc