Foto: Inge Hondebrink ‘Als mantelzorger heb je ook een stem’ Cora Postema is sinds 2009 mantelzorger voor haar man Wim. Hij kreeg in dat jaar een herseninfarct. Na drie maanden op de IC en vier maanden revalidatie in De Hoogstraat kwam hij definitief naar huis. Cora besloot haar baan op te zeggen en krijgt nu geld via het persoonsgebonden budget van haar man. ‘Ik vond het belangrijk om er voor hem te zijn. Wim moet ’s nachts aan de beademing, kan niet slikken, eet via een sonde, spreekt moeizaam en heeft balansproblemen. Ik prijs mij gelukkig dat ik de ruimte en tijd heb genomen om te kunnen wennen aan de nieuwe situatie. Het is een soort rouwproces voor beiden. Na ontslag uit het revalidatiecentrum kregen we nog wel een gesprek met een maatschappelijk werker, maar uiteindelijk moesten we het zelf allemaal uitvinden. Dat was jammer. Gelukkig hadden en hebben we veel steun van onze huisarts. Later ben ik wel gevraagd om deel te nemen aan een project om de ondersteuning aan NAH-mantelzorgers in De Hoogstraat te verbeteren. Dat heeft geleid tot de introductie van het familieberaad aan het einde van de revalidatie, waarmee het revalidatiecentrum nu experimenteert. Gezamenlijk wordt gekeken wat nodig is; dat is volgens mij een heel goede stap. Zelf geef ik regelmatig lezingen en gastlessen aan twee hogescholen over mijn ervaringen als mantelzorger. Eigen regie is de rode draad in al mijn verhalen. Als mantelzorger heb je ook een rol en een stem in het revalidatieproces.’ 12 RM 1 2014 Info: www.sprekendemantelzorgers.nl, de site die Cora Postema samen met twee andere mantelzorgers heeft opgezet. Meer aandacht voor de mantelzorger Mantelzorgers zijn onontbeerlijk tijdens het revalidatieproces, maar zeker ook in de jaren daarna. Op hen rust daarmee een zware taak. Het is dus belangrijk om als revalidatiecentrum óók aandacht te besteden aan de partners van revalidanten en aan andere mantelzorgers. Hier valt nog winst te behalen. • Door John Ekkelboom ‘Mantelzorg lijkt nog een vrij onbekend woord in de revalidatiewereld’, zegt Bert de Groot, projectmanager van de stichting Week Chronisch Zieken. Daarom organiseerde zijn stichting vorig jaar november het symposium Revalidatie en Mantelzorg. Tijdens die bijeenkomst kwamen diverse revalidatieprofessionals, onderzoekers, revalidanten en mantelzorgers aan het woord. De Groot: ‘Mantelzorgers lieten weten dat een revalidatiecentrum het hele sociale netwerk van familie, buren, vrienden en kennissen bij de revalidant in kaart moet brengen en vervolgens moet kijken welke ondersteuning de mantelzorger nodig heeft. Hoewel er juist in de revalidatie al langer activiteiten zijn voor mantelzorgers en de aandacht voor hen toeneemt, hebben we de indruk dat medewerkers in revalidatiecentra vaak onderschatten welke betekenis mantelzorgers hebben in het revalidatieproces en in het leven ná de revalidatie. Met ons symposium wilden we belichten dat je hen nog serieuzer bij de revalidatie moet betrekken.’ Enquête Om te kijken wat revalidatiecentra specifiek doen voor mantelzorgers, hield Revalidatie Nederland toevallig in dezelfde maand november van het afgelopen jaar een korte enquête onder haar leden. Zeventien centra vulden de vragenlijst in. Van de respondenten gaf ongeveer een kwart aan dat ze geen speciale ondersteuning bieden aan mantelzorgers. Dit wil zeker niet zeggen dat de instelling geen aandacht heeft voor deze groep: vaak maakt die aandacht deel uit van reguliere behandelprogramma’s. Bijvoorbeeld in de vorm van een partnergesprek of meeloopdag. Driekwart van de instellingen geeft aan daarnaast speciale ondersteuning te bieden. Het aanbod is vaak gericht op een beperkt aantal diagnosegroepen en varieert van cursussen, partnerprogramma’s, adviesgesprekken tot het overnemen van bepaalde taken. Veel van de centra die meededen aan de enquête lieten weten geen plannen te hebben om het ondersteuningsaanbod uit te breiden. Ze vinden hun aanbod voldoende, constateren dat er te weinig vrijwilligers en medewerkers beschikbaar zijn voor die ondersteuning en/of zien geen mogelijkheden tot uitbreiding omdat er geen apart budget voor is. Meer steun gewenst Dominique van ’t Schip, kwaliteitsadviseur bij het LSR, landelijk steunpunt medezeggenschap, vindt het goed dat Revalidatie Nederland dit vervolgonderzoek heeft gedaan. Zelf hield het LSR, dat cliëntenraden ondersteunt in de curatieve en gehandicaptensector, in 2012 een enquête onder mantelzorgers binnen de revalidatie. Het LSR wilde weten welke ondersteuningsbehoeften mantelzorgers van revalidanten hebben. Van ’t Schip zegt dat met het recente onderzoek van Revalidatie Nederland er enig inzicht ontstaat in hoe revalidatiecentra zelf aankijken tegen hun aanbod. ‘Het lijkt mij goed om de bevindingen van beide enquêtes met elkaar te verbinden en daar conclusies uit te trekken. Wat me opvalt, is dat de centra in het algemeen tevreden zijn met de huidige situatie en niets willen veranderen, terwijl onze peiling aangeeft dat er zeker ruimte is voor verbetering. Daarnaast betekent het nog niet dat het aanbieden van steun er automatisch toe leidt dat mantelzorgers daarvan gebruikmaken. Zijn mantelzorgers niet bekend met het huidige aanbod? Of hebben sommige mantelzorgers het idee dat dit aanbod niet voor hen bedoeld is? Het is interessant om dit verder te onderzoeken.’ Aandacht verslapt Voor het LSR-onderzoek werden mantelzorgers binnen de revalidatie opgespoord via de netwerken van de cliëntenraden, van Mezzo - de belangenbehartiger voor mantelzorgers - en van Revalidatie Nederland. Op de digitaal verspreide vragenlijst kwamen 102 reacties binnen, die samen een indicatie geven van de ervaringen van mantelzorgers in de revalidatie. Van ’t Schip noemt enkele onderwerpen die aan bod kwamen. Zo wilden de onderzoekers weten hoe mantelzorgers hun taak ervaren, hoe zwaar die is, welke hulp ze graag zouden willen hebben, hoe het contact is met het betreffende revalidatiecentrum, of dat centrum mantelzorgers serieus neemt en of ze inzicht hebben in het ondersteuningsaanbod dat er al is. ‘We zien dat mantelzorgers vooral behoefte hebben aan emotionele en praktische ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van hulp bij het aanvragen van voorzieningen. Maar ook een luisterend RM 1 2014 13 ‘Als behandelaars actief doorvragen en veel informatie verschaffen, helpt dat mantelzorgers’ oor vinden ze belangrijk. Dat iemand even aan je vraagt hoe het met je gaat. Die aandacht is er vaak nog onvoldoende.’ Open vragen stellen Op de vraag hoe het contact is met het revalidatiecentrum, lieten sommige mantelzorgers weten dat zo’n contact zelfs geheel ontbreekt. Toch is het contact er doorgaans wel. De uitdaging voor behandelaars is om er zo goed mogelijk invulling aan te geven. Zo adviseert Van ’t Schip behandelaars om open vragen te stellen aan mantelzorgers. ‘Dus bijvoorbeeld niet vragen ‘het gaat toch wel goed thuis?’, maar ‘hoe gaat het thuis?’ Op gesloten vragen krijg je al gauw een sociaal gewenst antwoord. Mantelzorgers willen graag zelfredzaam zijn en vinden al snel dat het niet om hen moet draaien. Als behandelaars actief doorvragen en veel informatie verschaffen, bijvoorbeeld over ondersteuningsmogelijkheden op de lange termijn, helpt dat mantelzorgers. We moeten voorkomen dat de mantelzorger zelf patiënt wordt. Dit is ook in het belang van de revalidant. Daarnaast is het goed de mantelzorger regelmatig te raadplegen, omdat hij of zij door ervaring in de verzorging van de revalidant waardevolle informatie over het behandeltraject kan geven. Er moet een wisselwerking tot stand komen tussen patiënt, mantelzorger en behandelaar.’ Het LSR heeft als vervolg op het onderzoek een kaart voor cliëntenraden ontwikkeld, met daarop vijf stappen om de mantelzorg op de agenda van hun revalidatiecentrum te krijgen. Ook geeft de kaart aan waar een centrum rekening mee moet houden om mantelzorgondersteuning beleidsmatig en organisatorisch vorm te kunnen geven. Depressie Waar mantelzorg al jarenlang op de agenda staat, is de revalidatieafdeling van het UMC Utrecht. Vera Schepers is daar revalidatiearts. In de dagelijkse zorg voor mensen met hersenletsel komt ze veel in aanraking met mantelzorgers. Ze heeft de indruk dat mantelzorgers het zwaarder hebben gekregen door minder ondersteuning als gevolg van allerlei bezuinigingen. Het wordt bijvoorbeeld moeilijker om huishoudelijke hulp in te schakelen en om indicaties te krijgen voor ambulante begeleiding of voor een activiteitencentrum. Schepers benadrukt dat mantelzorgers die steun vaak hard nodig hebben en dat revalidatiecentra de benodigde ketenzorg moeten inschakelen. ‘De helft van de mantelzorgers heeft depressieve klachten. Ze zijn niet tevreden over hun leven. Als zorgverlener moet je hen vragen welke ondersteuning zij willen. Binnen het bestaande financieringsregime van de revalidatie zijn er mogelijkheden voor ondersteuning. 14 RM 1 2014 Ook kun je tijdens nacontroles en poliklinische consulten de mantelzorger er wederom bij betrekken of verwijzen naar een organisatie in de eerste lijn. Je moet duidelijk voor ogen krijgen of een mantelzorger risico loopt of het juist wel zal redden. De wensen voor ondersteuning moet je via een overdrachtsbrief ook kenbaar maken aan de huisarts. Die is het eerste aanspreekpunt van de partner. Uit onderzoek weten we dat het risico op overbelasting niet zozeer samenhangt met de beperkingen van de patiënt, maar veel meer met de kenmerken van de partner zelf. De copingstrategieën van de mantelzorger - de manier waarop die omgaat met de veranderingen - alsmede het sociale netwerk zijn van groot belang.’ Restore4Stroke Om de participatie van CVA-patiënten en hun partners te verbeteren, loopt er op dit moment het landelijke onderzoek Restore4Strokezelfmanagement, waaraan ook de revalidatieafdeling van Schepers deelneemt. Zij licht toe dat deze studie vooral gericht is op het verbeteren van de copingstrategieën. Het onderzoek verkeert nu in een afrondende fase, waarin de analyses worden gedaan. De controlegroep kreeg alleen informatie en lotgenotencontact aangeboden en de testgroep kreeg daarnaast effectieve copingstrategieën aangereikt tijdens groepsbijeenkomsten onder leiding van een ergotherapeut, psycholoog en/of maatschappelijk werkende. Schepers: ‘De formele resultaten zijn nog niet bekend, maar wat we wel weten is dat ook partners uit de testgroep enthousiast zijn. Uniek in dit programma is dat de partners als volwaardige deelnemers zijn opgenomen.’ Het programma is echter alleen gericht op CVApatiënten en hun partners. Waarom niet voor alle revalidanten en hun directe familie? Schepers legt uit dat de problematiek bij hersenletsel, waarbij de revalidant sterk van karakter kan veranderen, het meest uitgesproken is. ‘Maar ik denk dat een dergelijke aanpak in mindere of meerdere mate ook voor andere diagnosegroepen zeer waardevol kan zijn. In het Kenniscentrum Revalidatiegeneeskunde Utrecht onderzoeken we hoe we hen in een vroeg stadium bij het revalidatieproces kunnen betrekken en ondersteunen. We willen niemand in het diepe gooien en er is nog veel werk aan de winkel om mantelzorgers de gewenste en noodzakelijke hulp te bieden.’ Meer informatie – onder andere een filmpje en de rapportages over de onderzoeken van LSR en Revalidatie Nederland – zijn te vinden op www.revalidatiemagazine.nl.
© Copyright 2024 ExpyDoc