Download File

Logistiek
Week 1
Logistiek in vogelvlucht
Logistieke innovatie
Logistiek management – het zo beheersen van de goederen- en daarmee verbonden
informatiestromen dat tegen optimale kosten aan de wensen van de afnemers kan worden voldaan.
Supply chain management - een principe waarbij door middel van het verbeteren van processen en
samenwerking met leveranciers en afnemers een betere functionaliteit van het
deelnemende bedrijf in de keten ontstaat.
Logistiek management = supply chain management
Nederlandse overheid & bedrijfsleven hebben handen ineen geslagen en een Topinstituut voor de
logistiek opgericht, waarbij studies een actueel overzicht van trends op logistiek terrein weergeven.
Wereldwijde ontwikkelingen bieden het Nederlandse bedrijfsleven samen met kennisinstituten
kansen om de sterke positie in logistiek en supply chains verder te verbeteren. Het succes van iedere
onderneming valt met de effectiviteit en efficiency van logistiek. Hierbij is innovatie van groot
belang. In Nederland is de concurrentiepositie duidelijke verslechterd door het gebrek aan
innovatiekracht.
Het logistieke proces is de afgelopen jaren steeds ingewikkelder en internationaler geworden, maar
door in te zetten op het besturen, beheersen en ontwerpen van dynamische en soms virtuele
logistieke ketens en netwerken (ketenregie- en configuratieactiviteiten), kun je in Europa een unieke
positie in Europa meenemen.
Geschiedenis van logistiek
Logistiek is ontstaan vanuit de eerste wereldoorlog. Het op tijd aanwezig zijn van
levensmiddelen en munitie aan het front was namelijk van doorslaggevend belang voor een
overwinning. Hierbij ging het vooral om doeltreffendheid of effectiviteit!
In combinatie met efficiency en de recessie rond 1930 werd het bedrijfsleven (ongewild) betrokken
bij logistieke processen vanuit het leger. Een uitgebreide formulering van logistiek:
Logistiek omvat de organisatie, de planning, de besturing en de uitvoering van de goederenstroom
vanaf de ontwikkeling en inkoop via productie en distributie naar de eindafnemer, inclusief de
retourstromen. Het doel is om tegen lage kosten en kapitaalgebruik te voldoen aan de behoeften van
de markt, teneinde een langdurige relatie met de klant op te bouwen.
Tegenwoordig valt logistiek niet meer weg te denken uit de westerse maatschappij en is er steeds
meer sprake van verbreding van de logistieke functie. Dit heeft als gevolg dat de grenzen tussen
functionele gebieden in organisaties aan het vervagen zijn. Zie tabel 1.1 voor een duidelijk overzicht
over het ontwikkelingspad van de logistiek.
Logistieke methoden zijn niet alleen voor fysieke goederen te gebruiken, maar dienstverleners en
non-profitorganisaties kunnen er eveneens hun voorbeeld mee doen.
Logistiek is een vakgebied dat op geheel eigen wijze naar organisaties kijkt. Uitgangspunt daarbij is
het primaire proces: de goederenstroom. Direct aan de goederenstroom zitten gegevensstromen en
deze zijn weer te herleiden tot geldstromen.
Logistieke deeltrajecten
Een organisatie wordt vaak beschouwt als een black box: goederen in de organisatie worden
verwerkt tot meer waardevollere goederen (fysieke stroom). Hierbij wordt alleen gekeken naar de
invoer en uitvoer van het proces. Details worden achterwege gelaten. Stapsgewijs kan een
organisatie nu verder worden ontleed in subsystemen: eenheden in het systeem die op zichzelf
kunnen worden beschouwd zonder het overzicht op het totaal te verliezen.
Deze ontleding noemt men ook wel inzoomen op het systeem. Daarbij is het gemakkelijk om de
totale goederenstroom onder te verdelen in twee trajecten:
 Traject material management – omvat het geheel van activiteiten dat wordt ontplooid om de
grondstoffen- en halffabricatenstromen en de daarmee gepaard gaande gegevensstromen zo
efficiënt mogelijk naar en door het productieproces te voeren, alsmede de werkzaamheden die
worden verricht om een zo efficiënt mogelijke benutting van het productieapparaat te
bewerkstelligen.
 Traject physical distribution management – houdt zich bezig met de goederenstromen en de
ermee verbonden gegevensstromen die beginnen aan einde van het productieproces en eindigen
bij consument.
Business logistics = verzamelnaam voor alle activiteiten die worden uitgevoerd om de ingaande en
uitgaande goederenstromen te beheersen (= bedrijfslogistiek, logistiek management, etc.).
Material en physical management verder uitgewerkt:
Material management/productielogistiek
Fysieke distributie/distributielogistiek
Subsystemen
Subsystemen
1. Inkoop, aanvoerlogistiek, verwerving
1. Voorraadbeheer gereed product
2. Voorraadbeheer grondstoffen,
2. Problematiek rond en binnen magazijnen en
hulpmaterialen, halffabricaten
depots
3. Productieplanning en besturing van uitvoering 3. Transport
van die plannen
4. Materials handling
Echter, doordat de ontwikkelingen op milieugebied steeds belangrijker werden, dwong dit de
logistiek om ook aandacht te schenken aan retourstromen van gebruikte producten en verpakkingsmaterialen  reverse logistics = hergebruiken van producten in het primaire proces. Gevolg:
Logistiek in een productieomgeving
Orderdoorlooptijd verschilt per organisatie en groeit naarmate de klant meer specifieke
aanpassingen aan het product wenst. Daarnaast is er een grens aan de leveringscapaciteit, gezien de
beperkte middelen die voorhanden zijn. Verschil tussen handelsondernemingen en
productieondernemingen:
Handels- / distributieondernemingen
Productieondernemingen
Laat een product voor wat het is
Wijzigingen in producten maken
Form, fit en function ondergaan geen wijzigingen Form, fit en function ondergaan veel wijzigingen
Divergente stromen
Convergente goederenstroom
Uit één enkele grondstof worden veel
Producten bestaan uit veel onderdelen
eindproducten gemaakt.
Bij productieondernemingen is een uitgebreide planning onmisbaar! Hierbij is het leveren van
producten ‘just in time’ erg handig. Daarmee wordt bedoeld dat producten pas geleverd worden, als
dat echt nodig is.
Lange tijd was men namelijk geneigd om de bezettingsgraad van kapitaalintensieve machines te
maximaliseren (goedkoper). Echter, dat leverde problemen met de tussenvoorraden op. Deze
werden heel groot en dat kostte veel meer rente, ruimte en risico.
Logistiek in een handels- / distributieomgeving
Brengen geen of enkele wijzigingen aan in de fysieke vorm van het product. Taak om op de
juiste tijd en juiste plaats te zorgen voor de distributie van een product. Uitgangspunt daarbij is de
wens van de klant. Dingen waarover nagedacht moet worden zijn:
 Artikelgroepen
 Landelijke of regionale bevoorradingspunten
 Transport in eigen beheer of uitbesteden
 Inrichting van winkel, schapindeling en het vulproces.
Logistiek in dienstverlening
Je hebt productiemiddelen, klanten (met steeds meer eisen) en natuurlijk risico’s. Echter, hoe
voldoe je nu aan de vraag van de klant? Logistiek in de dienstverlening heeft daarbij te maken met:
 Organisatie
 Besturing
 Planning
 Resultaat
Week 1
Logistiek raamwerk
Logistiek concept
Het ontwerp van de gewenste inrichting van de logistieke functie in een organisatie. Hierin
wordt beschreven hoe de goederen-, geld- en gegevensstromen op elkaar worden afgestemd. Het
ontwikkelen van het logistiek concept heeft drie functies:
1. De ontwikkeling van een daadwerkelijk integrale visie op de besturing van de goederenstroom
2. Het bieden van een raamwerk voor een gecoördineerd actieplan
3. Het creëren van een sterk logistiek bewustzijn binnen het gehele bedrijf
In het logistieke concept wordt onderscheid gemaakt tussen externe doelstellingen (waarom?) en
interne doelstellingen (hoe?).
Het vinden van een evenwicht tussen de realisatie van zowel externe als interne doelstellingen vormt
een van de kerntaken van het logistiek management. Daarbij horen vier aandachtsgebieden:
1. Fysieke inrichting – fysieke kenmerken van faciliteiten die direct van invloed zijn op bewerken,
verplaatsen en opslaan van goederen (grondvorm).
2. Beheersing – wijze waarop primaire processen worden aangestuurd en bewaakt (besturing).
3. Informatievoorziening – logistieke beheersing is niet mogelijk zonder een informatiesysteem.
4. Personele organisatie – zaken rondom het realiseren van een effectieve coördinatie tussen
logistiek en andere functies in een organisatie.
(zie tabel volgende pagina)
Logistieke performance – de mate waarin externe en interne doelstellingen worden gerealiseerd.
Het organiseren van de logistiek bestaat uit verschillende beslissingen. Consistentie tussen de
afzonderlijke beslissingen is cruciaal… Iedere afzonderlijke beslissing heeft een eigen doelstelling.
Daarnaast worden bij beslissing twee en drie logistieke prestatie-indicatoren ingebouwd.
De doel van logistiek is om de doorlooptijd te
verkorten, de leveringsbetrouwbaarheid te
verbeteren, de flexibiliteit te verhogen en de
integrale kosten te verlagen!
Daarbij beïnvloedt de leveringsbetrouwbaarheid
de tevredenheid van de klant het meest direct.
Logistieke grondvorm – het KOOP
KOOP = het Klant Order Ontkoppel Punt
Dit is het punt dat aangeeft hoever (stroomopwaarts in een bedrijfskolom) een klantenorder
doordringt in het productie- of distributieproces van de aanbieder van een product of dienst. Er zijn
vijf klantorderontkoppelpunten:
Handigheidje:
Het goederenstroomtraject voor KOOP (op planning gebaseerde activiteiten) wordt aangestuurd op
basis van een prognose, vaak een voorspelling (voorraadrisico). Met producten die na KOOP
geproduceerd worden (klantgerichte activiteiten), loopt de ondernemer geen risico.
Er zijn meer elementen die verschillend zijn voor en na het KOOP:
Logistieke besturing
Voorwaartse koppeling – peilen bij klanten wat zij willen gaan gebruiken; vooraf meten wat
er gaat komen. Voorwaartse koppeling is te vergelijken met de pushmethode. Materialen worden als
het ware de keten ingeduwd.
Terugkoppeling – er is sprake van een beperkte voorraad en pas als de consument een product
afneemt, komt de bevoorrading op gang. Het gaat hierbij om snel reageren. terugkoppeling wordt
ook wel de pullmethode genoemd.
De voorwaartse koppeling en de terugkoppeling kunnen op twee manieren aangestuurd worden:
 Klassieke benadering – elk voorraadpunt wordt apart aangestuurd in combinatie met het daarbij
behorende productieproces.
 Integrale benadering – alle voorraadpunten worden centraal aangestuurd.
Week 2
Voorraadbeheer
Soorten voorraden
Voorraden = goederen met een stroomsnelheid van nul, tijdgebonden; voorraadhoogte =
hoeveelheid stuks die men in voorraad heeft; het voorraadverloop is afhankelijk van de voorraad
en/of van het afnamepatroon. Voorraden kunnen ingedeeld worden volgens verschillende
gezichtspunten:
1. Voorraad naar traject – Gaat over de plaats in de goederenstroom gerekend vanaf de bron tot
de gebruiker; wordt gebruikt bij voorraadanalyses om te traceren waar de te hoge
voorraadvorming zich voordoet. Het betreft de keten met vier schakels: leverancier, producent,
groothandel en detailhandel. Onderscheid in:
a. In bestelling
b. In inspectie
c. Grondstoffen (in magazijn)
d. Inkoopdelen (in magazijn)
e. Onderhanden werk (bewerking ondergaan) – van belang om te weten of het product zich
voor of na het KOOP bevindt, ivm het wel of geen order of klantenbestemming zijn.
f. Gereed product (afgewerkt product) – van belang om te weten of het product zich voor of
na het KOOP bevindt, ivm het wel of geen order of klantenbestemming zijn.
g. Pijplijnvoorraad – betreft goederen die onderweg zijn tussen twee of meer schakels.
h. Filiaalvoorraad –heeft betrekking op goederen die wachten bij de detailhandel op een koper
i. Retourgoederen – goederen die teruggezonden zijn
2. Voorraad naar soort – is van belang voor commerciële activiteiten. Bestaat uit:
a. Strategische voorraad – wordt aangelegd om grote veranderingen in de aanvoer op te
vangen van die goederen die voor de voortzetting van het productieproces van belang zijn.
b. Speculatie – voorraden van essentiële grondstoffen en inkoopdelen die aangelegd worden
omdat men bang is voor onverwachte en vrij hevige verstoringen in de inkoopprijzen.
c. Buffervoorraad – een hoeveelheid materiaal die wacht op verdere bewerking.
d. Cyclusvoorraad – voorraad neemt geleidelijk af en wordt periodiek weer aangevuld,
wanneer orders worden ontvangen.
e. Veiligheidsvoorraad – vormt een buffer tegen onzekerheden in de vraag of in de aanvoer,
gedurende de bevoorradingsdoorlooptijd.
f. Seizoensvoorraad – de voorraad die wordt opgebouwd om aan de vraag gedurende
seizoensschommelingen te kunnen voldoen.
g. Restant partij – voorraden van gerede producten die na afloop in de markt overblijven en
niet meer volgens het normale patroon verkocht kunnen worden.
h. Incourant – grondstoffen of halffabricaten waarvan het onwaarschijnlijk is dat ze in
toekomstige productieprocessen verbruikt kunnen worden.
i. Afgekeurd – voldoen niet aan eisen die gelden bij normaal gebruik; worden gerepareerd of
vernietigd.
3. Theoretische voorraad – biedt houvast om de gegevens in administratieve zin vast te leggen in
de computer. Onderscheid in:
a. Technische voorraad – ook wel fysieke voorraad; omvat werkelijke hoeveelheid in het
magazijn aanwezige goederen.
b. Bestelde voorraad – goederen waartegenover een bestelling bij een leverancier staat en die
nog niet opgenomen zijn in de magazijnvoorraad.
c. Beschikbare voorraad – goederen waar, op dat moment, nog geen bestelling tegenover
staat.
d. Gereserveerde voorraad – goederen waar een order van een klant tegenover staat.
e. Economische voorraad – het bedrag waarover de onderneming een financieel risico loopt;
formule economische voorraad = technische voorraad + voorinkopen – voorverkopen.
f. Fysieke voorraad - ook wel technische voorraad; omvat werkelijke hoeveelheid in het
magazijn aanwezige goederen.
g. Effectieve voorraad – omvat de som van de fysieke voorraad en de bestelde voorraad.
h. Veiligheidsvoorraad – de berekende voorraad die dient om het effect van afwijkingen tussen
de voorspelde vraag en het werkelijke verbruik op te vangen.
i. Eindvoorraad – de voorraad waar de ondernemer uiteindelijk mee blijft zitten; ook wel risico
incourant genoemd.
4. Normvoorraad bestelgrootte – bestaat uit:
a. Voorraadnorm
d. Gemiddelde
g. Veelvouden van
b. Minimum
e. Maximale spreiding
h. Laagste kosten
c. Maximum
f. Vaste serie
i. Maandverbruik
Voorraadvorming in klassieke voorraadtheorie, in totale logistieke keten, dmv afzonderlijke
voorraadpunten = voorraadbeheer vanuit één punt.
Het bijsturen van de hoeveelheid voorraad zal afhangen van wat er in de markt gebeurd.
Voorraadkosten
Voorraden leggen beslag op geldstromen in een onderneming. Onderscheid in:
 Bestelkosten – kosten voor het bestellen en aanleveren van het product. Ook bij deze
bestelcyclus is het mogelijk alles te vereenvoudigen en/of automatiseren (e-procurement).
 Voorraadkosten – kosten van rente, ruimte en risico. Verschil tussen preventieve kosten
(voorkomen) en correctieve kosten (verbeteren).
 Neeverkoopkosten – ook wel out-of-stock genoemd; kosten van het niet beschikbaar zijn van
producten.
Formule van Camp
Gaat over het vinden van de optimale bestelgrootte bij de leverancier, ofwel het berekenen
van één punt waarop economisch de meest verantwoorde seriegroottes aangeschaft kunnen worden
= EOQ – Economic Order Quantity. Camp gaat daarbij wel van een paar zaken uit:
 Afname per tijdeenheid is constant en bekend;
 Levertijd is vast en prompt;



Geen neen-verkopen;
Bestelkosten per bestelling zijn constant en bekend;
Kosten van het op voorraadhouden van één product zijn constant en bekend.
In formule:
Waarbij:
Q
= bestelhoeveelheid per bestelling
D
= vraag naar product per jaar
Cb
= kosten per bestelling van een hoeveelheid in Q stuks
Cv
= voorraadkosten per stuk over een bepaalde periode
Bestelmethoden
Voor het beheersen van voorraden zijn er enige bestelmethoden ontwikkeld. Bij de meeste
bestellingen zijn de kosten aanzienlijk. Tegen deze achtergrond zal er een optimale bestelgrootte
moeten worden bepaald. De belangrijkste aspecten die men hierbij onderscheidt, zijn het
bestelmoment en de bestelgrootte:
Bijvoorbeeld – BQ bestelmethode
Veranderingen in levertijd of bestelkosten en zo kunnen leiden tot een andere bestelgrens of een
ander Q-aantal (vb. de supermarkt die einde dag voor de dag erna opnieuw bestelt).
Bijvoorbeeld – SS bestelmethode
Als op bepaald vast moment de economische voorraad kleiner is dan s dan actie.
Kun je ook gebruiken als je veel kleine bestellingen bij een leverancier hebt. Je drukt dan de kosten
(vb. kantines van sport-verenigingen die bij het bereiken van een kritische grens gaan bestellen).
SQ bestelmethode - als Batavus iedere week 6000 fietsen aflevert zijn er ook 6000 zadels nodig.
BS variabel-variabel – bij sterk fluctuerende vraag, terwijl snelle lever- en doorlooptijden zijn
gevraagd, bijvoorbeeld electronicawinkels.
Omzet- en winstbijdrage
Succes van inspanningen
afmeten aan omzetgegevens. Vaak
blijkt dat er grote verschillen kunnen
bestaan in de vraag- en omzetsnelheid
per product: de bekende 80/20-regel
= Pareto-analyse.
De ABC-analyse is gebaseerd op de Pareto-analyse:
 A categorie – kleine groep belangrijke items, bijvoorbeeld producten
 B categorie – tussengroep
 C categorie – grote groep items, bijvoorbeeld producten,in eerste instantie niet belangrijk
Uitgangspunt Pareto/ABC:
 Sommige zaken zijn belangrijker dan andere
 Onderscheid tussen zaken die veel en andere die weinig invloed op de resultaten hebben
 Een algemeen toepasbaar hulpmiddel – een techniek die kan worden toegepast op zeer veel
grootheden in zeer uiteenlopende situaties
Door aandacht te besteden aan een klein aantal belangrijke factoren, kunnen met beperkte moeite
grote verbeteringen worden gerealiseerd
Week 3
Reverse logistics
Logistieke deeltrajecten:
1. Inkooplogistiek
2. Productielogistiek
3. Distributielogistiek
4. Reverse logistics
Reverse logistics
Logistics omvat de beheersing van de logistieke processen bij het inzamelen, transporteren en
verwerken van gebruikte producten en verpakkingen. Reverse logistics is meer dan het recyclen van
afvalstromen. Het gaat om het beheersen van verschillende retourstromen. Belangrijk: onderscheidt
tussen reverse logistics en green logistics:
Binnen de reverse logistics onderscheidt men drie verschillende schakels:
1. Producent – grondstoffen en halffabricaten; producten van slechte kwaliteit; onverkochte
producten.
2. Distributeur/retailer – product recalls; b2b commerciële retouren; voorraadwijzigingen;
functionele retouren.
3. Consument – b2c commerciële retouren; garantiebepalingen; service returns; end-of-useretouren; end-of-life returns
Cradle-to-cradle = van wieg tot
wieg de keten beheersen. Het
gaat over het doorbreken van
de neerwaartse spiraal die
duidt op de afnemende
kwaliteit van grondstoffen en
producten waarin deze
grondstoffen uiteindelijk niet
meer bruikbaar zijn en het
einde van hun levenscyclus
bereiken. Cradle-to-cradle
heeft als doel de kwaliteit van
grondstoffen en producten te
behouden.
… ??? …
Biosfeer
Technosfeer
Integraal reverse-logisticsconcept
Voordat het reverse-logisticsconcept ontworpen wordt, is het handig om te weten wat de
concurrentiestrategie van een organisatie is. Denk hierbij aan de kostenleiderschap en
differentiatiestrategie van Porter. Motieven voor het gebruik van integraal reverse-logisticsconcept
zijn: milieu, financiën, marketing en wetgeving.
Daarnaast zijn belangrijke aandachtsgebieden bij integraal reverse-logisticsconcept:





Grondvorm – verschillende partijen die een rol spelen:
o De laatste gebruiker =
o De sorteerder
consument/bedrijf
o De verwerker
o De inzamelaar
o De eindgebruiker = de fabrikant
Besturing – verschil in pull en push benadering, maar ook verschil in vraaggedreven en
aanbodgedreven goederenstromen.
Informatie – informatiesystemen ontwikkelen op het gebied van reverse logistics. Bijvoorbeeld
met behulp van barcoding kunnen producten en onderdelen worden geïdentificeerd.
Organisatie – reverse logistics, afzonderlijke functie of geïntegreerd in organisatie?
Prestatie-indicatoren – prestaties meten.
Dimensies in reverse logistics
Bij reverse logistics zijn er een aantal basisdimensies te onderscheiden, gebaseerd op:
1. Waarom geretourneerd? (klantperspectief)
Twee redenen: ze functioneren niet naar behoren of ze zijn niet langer nodig. Drie categorieën
waar retourneren kan plaatsvinden:
a. Productiereturns
b. Distributiereturns
c. Consumentenreturns
2. Waarom ontvangen? (bedrijfsperspectief)
Verschillende redenen/drijfveren, bestaande uit:
a. Economische drijfveren – directe (besparingen op grondstoffen) en indirecte (besparingen
op afvalverwerkingskosten) opbrengsten.
b. Wetgeving – bijvoorbeeld consumentenrechten of milieugerelateerde wetgeving.
c. Corporate citizenship – het sociale gevoel van een onderneming voor de omgeving waarin
zij leeft.
3. Wat geretourneerd? (productkarakteristieken en producttypen)
Productkarakteristieken – samenstelling van producten en gebruikerspatroon
Producttypen – civiele objecten, consumentengoederen, industriële goederen, chemicaliën/olie,
verpakking/distributie-items, reserveonderdelen en andere materialen.
4. Hoe wordt er waarde gecreëerd aan geretourneerde producten?
Het verzamelen, inspecteren, selecteren, sorteren en het herstel/verwerkingsproces zelf.
5. Wie zijn er bij de verschillende retourstromen betrokken?
a. Forward players – leveranciers, producenten, retailers, etc.
b. Reverse players – gespecialiseerde organisaties, handelaren en logistiek dienstverleners.
c. Overheden en wetgevers
d. Opportunistische spelers – stichtingen en goede doelen
Verpakkingen en logistiek
Een verpakking moet beschermen wat ze verkoopt en verkopen wat ze beschermt. Een
verpakking heeft verschillende functies:
 Inhoud beschermen
 Inhoud een zichtbare en communiceerbare vorm geven





Inhoud in hoeveelheden verhandelbaar maken
Inhoud verplaatsbaar maken
Verpakking moet aan de koper informatie verstrekken over de inhoud
Inhoud moet optimaal bruikbaar aangeboden worden
De verpakking moet in een industrieel productieproces verwerkbaar en bruikbaar zijn
Verpakkingen en productielogistiek:
Semi-bulk-verpakkingen
industriezakken, grote dozen van golfkarton of massief karton,
meestal gebundeld tot ladingseenheden door middel van
bijvoorbeeld pallets of slipsheets.
Bulk-verpakkingen
zijn vaten, palletdozen, grote golfkartonnen containers op pallets,
flexibele containers en zelfs vrachtcontainers.
De waarde van een product bepaalt in veel gevallen de keuze van een verpakking.
Factoren die een rol spelen bij de keuze van het type productieverpakking:
 Is het product een vloeistof, poeder of andere vorm?
 Is het product gevaarlijk, licht ontvlambaar, explosief of geeft het bepaalde reacties?
 Hoe waardevol is het product?
 Hoe kwetsbaar is het product?
 Is het product gevoelig voor licht of warmte?
 Tast het product bepaalde verpakkingsmaterialen aan of juist andersom?
Verpakkingen en distributielogistiek:
Consumentenverpakkingen afgenomen door gezinshuishoudingen en door institutionele
grootverbruikers.
Distributieverpakkingen
consumentenverpakkingen die worden opgenomen in grote
verpakkingen ten behoeve van de distributie.
Factoren die een rol spelen bij de keuze van het type distributieverpakking:
 Bescherming tegen invloeden van buitenaf
 Omgeving beschermen tegen product
 Mogelijk maken van een goede en efficiënte handeling
 Voldoen aan wensen en eisen van distributiekanaal
 Geven van informatie over identiteit en handelingseisen
 Voldoen aan transportvoorschriften