W8 Wetenschap NRCWEEKEND ZATERDAG 5 APRIL & ZONDAG 6 APRIL 2014 W9 BRIEVEN De liefde voor de een maakt de ander zwart Psychologie Minder! Minder! Discriminatie lijkt vijandigheid. Maar veel vaker komt discriminatie voort uit een onbewuste voorkeur voor de eigen groep. Dat betogen twee psychologen. Door Ellen de Bruin Amsterdam onder water zetten is lastig. De software laat zien hoe de stad eruit ziet na vijf flinke overstromingen in het centrum. Op de inzet staat een dwarsdoorsnede van het Rokin, bij het NRC-gebouw. Na een aanvankelijke vloedgolf blijft het water 2,39 meter hoog staan. Inwoners en toeristen tot aan de Prinsengracht krijgen natte voeten. Toch voeren de singels het meeste water af. Door Bruno van Wayenburg I neens is er een dijkdoorbraak, midden op de Dam. Want ik heb op de knop ‘kraan’ gedrukt. 250 kubieke meter water per seconde stroomt op het plaveisel voor het Koninklijk Paleis, hartje Amsterdam. De watermassa kolkt naar het aanpalende, laag liggende Rokin, waar de redactie van deze krant is gehuisvest. Een vloedgolf van 5,65 meter klotst tegen de pui, ruim genoeg om de redactie blank te zetten. „250 kuub per seconde is een heel forse dijkdoorbraak”, zegt Olga Pleumeekers, die assisteert bij een een test van het nieuwe computerprogramma 3Di. De software kan realistisch overstromingen simuleren. Het is ontwikkeld door de TU Delft, het wateronderzoeksinstituut Deltares en wateradviesbureau Nelen en Schuurmans in Utrecht, waar Pleumeekers projectleider is. De software kan overal water laten stromen, zelfs al is er, zoals op de Dam, geen dijk te bekennen die kan doorbreken. Nieuw is niet alleen de onderliggende computercode, die de overstroming ongekend fijnmazig doorrekent, maar ook de toegankelijkheid. Ik zit achter mijn eigen computer, en ben ingelogd via een browser. Met simpele icoontjes kan ik een kraantje (dijkdoorbraak), een regenwolk of een afpompinstallatie boven de stad plaatsen. De overstroming speelt zich in tinten blauw af op een Google-maps-achtige kaart. Het idee is dat ook niet-experts, zoals stedebouwkundigen, architecten en zelfs een journalist, een overstroming kunnen simuleren. Ze kunnen spelen met de modellen, en bijvoorbeeld dijken of waterbergingen plaatsen, om mee te kunnen praten over waterbeheer. „Vroeger, bijvoorbeeld bij de Deltawerken, werkten we vaak met ‘fysische modellen’, in wezen een maquette die je onder water zet”, zegt Guus Stelling, emeritus hoogleraar numerieke vloeistofmechanica aan de TU Delft, het brein achter de simulatiesoftware. „Echt realistisch was dat niet, maar het was wel heel aanschouwelijk. Iedereen kan zo zien wat er gebeurt als je hier iets afsluit, Overstromen op verzoek Waterbeheer Iedereen kan Nederland teisteren met dijkdoorbraken en hoosbuien. Nieuwe software zet de gewenste wateroverlast direct op de kaart. TALLOZE TOEPASSINGEN Gratis detailhoogtekaart van Nederland Van elke vierkante meter in Nederland is bekend wat de hoogte is. Deze gegevens staan in het Actueel Hoogtebestand (AHN) van de waterschappen en Rijkswaterstaat. Sinds vorige maand is dit bestand ‘open data’: iedereen kan het kosteloos gebruiken. Daarvoor kostte dat, afhankelijk van het benodigde oppervlak, honderden tot vele duizenden euro’s. Het hoogtebestand is samengesteld met het oog op waterbeheer. Maar terrein- informatie heeft veel meer toepassingen. Spelletjesbouwers kunnen bijvoorbeeld realistische veldslagen op de Veluwe laten plaatsvinden. En gemeenten kunnen zien op welke daken het gunstig is om zonnepanelen te bouwen – want ook gebouwen staan in het bestand. En wie fietstochten plant, kan zien waar de hellingen liggen. Het AHN is gemaakt met hoogtemeting vanuit een vliegtuig met behulp van een laser. Arlen Poort en als je daar iets open zet.” Met de komst van de computermodellen verviel die communicatiefunctie. Alleen experts konden de rijen getallen die daaruit rollen interpreteren. Maar nu, met de opkomst van virtual reality, breedband en gedetailleerde 3D-simulaties, kunnen ook computermodellen aanschouwelijk gebouwd worden, beschikbaar via een simpele browser. Het echte rekenwerk gebeurt op de servers van 3Di. Per 1 april kunnen gemeenten, waterschappen en andere partijen daar rekentijd huren. De aanvankelijke vloedgolf zakt al snel in naar 1,65 meter. Ook als de almachtige muis er nog twee dijkdoorbraken bij klikt, bij de Munttoren en op het Spui, staan de meeste Amsterdamse straten niet eens blank. De singels doen hun werk, ook in dit – extreem onrealistische – overstromingsscenario. „Wrijving is alles”, verklaart Stelling. De eerste watermassa hoopte zich nog op doordat het Rokin weerstand bood. Maar zo gauw daar overal een laagje water staat, stroomt het daarop volgende water veel sneller weg richting de singels. Vloedgolven blijven verder achterwege. Factoren als deze zijn heel belangrijk, zegt Wytze Schuurmans van adviesbureau Nelen en Schuurmans. „Het verloop in de tijd is cruciale kennis bij het plannen van calamiteiten. Iedereen kan de eindtoestand van een overstroming voorspellen: alles staat onder water. De essentiële vraag is: hoeveel tijd heb je nog?” Het antwoord hangt af van details, zeker in Nederland. De ene vierkante meter is asfalt met een lage wrijving, de aanpalende vierkante meter gras of struiken, met een hoge wrijving. Laagliggende greppels liggen naast gebouwen van tientallen meters hoog. Eigenlijk moet je al die details meenemen, zegt Stelling. Voor heel Nederland is informatie over hoogte en wrijving zelfs beschikbaar met een resolutie van 50 bij 50 centimeter. Dat zijn 160 miljard datapunten. Het probleem is: een gewone computersimulatie kan dat niet aan. Iedere computersimulatie kampt met een fundamentele tegenstelling tussen resolutie en rekentijd. Hoe kleiner de vakjes waarin de gesimuleerde werkelijkheid opgedeeld wordt, hoe realistischer de resultaten. Maar ook: hoe langer de computer moet rekenen. „En 160 miljard is gewoon te veel. Dus moet je een list verzinnen”, zegt Stelling. Hij ontwikkelde een algoritme, gebaseerd op een idee van de Italiaanse wiskundige Vincenzo Casulli: een truc om de fijnmazige informatie die beschikbaar is, te verwerken in een grofmazige berekening, met vakjes van tientallen meters. „Het simuleren van een overstroming is eigenlijk boekhouden”, doceert Stelling. „Voor ieder vakje geldt het portemonneeprincipe: wat erin zit is wat erbij gekomen is, min wat eruit gegaan is.” Die portemonneeregel geldt voor het watervolume, maar ook voor de impuls, de kracht waarmee het water stroomt. Dat boekhouden is en blijft het echte rekenwerk. Casulli’s ingeving was om voor elk vakje in het grove rooster alvast wat voorwerk te doen, met hulp van de fijnmazige gegevens. Stelling: „Je neemt een grove cel, en die zet je helemaal onder water. Dan laat je het water zakken. Aanvankelijk zakt het volume evenredig met de waterstand. Maar als er fijnmazige dingen boven water komen te staan – bijvoorbeeld een huis of een dijkje – wordt de verhouding tussen volume en waterstand ingewikkelder. Dat kun je van tevoren uitrekenen, en die verhoudingen zet je in een tabel.” Na al dat voorwerk is de werkelijke simulatie weliswaar grofmazig, maar doortrokken van detail: bij iedere boekhoudstap worden de tabellen geraadpleegd. Zo wordt het compromis tussen grof en fijn omzeild. Mijn Amsterdamse overstroming wil maar geen apocalyptische proporties aannemen. „Voor Amsterdam zijn heftige regenbuien een realistischer scenario”, suggereert Pleumeekers. Ik plaats zes extreme hoosbuien, 10 centimeter regenval per uur, en klik op play. Maar ook nu doen de grachten hun werk, en meer dan een paar decimeter hoog komt het water nergens. Problematisch, maar geen catastrofe. Amsterdam, concludeer ik, is een niet erg overstromingsgevoelige stad. R E ACT I E S ‘Grote gevolgen’ Vakgenoten Naomi Ellemers (Universiteit Leiden) en Carsten de Dreu (Universiteit van Amsterdam) reageren enthousiast op het artikel van Anthony Greenwald en Thomas Pettigrew. „Mensen denken bij discriminatie aan intentioneel vijandig gedrag tegenover andere groepen”, zegt Ellemers. „Zoals Wilders’ ‘minder, minder’-spreekkoor. Dat komt voor en het is schadelijk, maar ik denk dat het bevoordelen van de eigen groep wijder verbreid is.” De Dreu liet eerder zien dat mensen onder invloed van het ‘liefdeshormoon’ oxytocine mensen van hun eigen groep leuker gaan vinden, meer geld geven en – dat stond deze week in PNAS – vaker liegen om hun eigen groep te bevoordelen. „Discriminatie wordt door oxytocine aangezet. Zo basaal is dat.” Als De Dreu al iets mist in het artikel van Greenwald en Pettigrew is het een evolutionair perspectief. Volgens hem is agressie jegens buitenstaanders slechts één van de manieren om de eigen groep te beschermen: een potentieel nogal kostbare manier. Iets om je vooraf op te bezinnen, denkt hij. Mensen uiten hun liefde voor de eigen groep meestal veel ongemerkter, veel minder bewust. Grote bedrijven krijgen ten onrechte veel innovatiesubsidie Terecht kapittelt Piet Borst de regering, in het bijzonder de premier, over de mooie woorden over Nederland Kennis/Innovatieland zonder bijbehorende daden van onze regering (‘Loze praat over innovatie’, Wetenschap 29&30 maart). Dat overheden in het verleden een grote rol hebben gespeeld bij het creëren van de huidige technische en medische verworvenheden, wordt onvoldoende beseft, zoals hij zegt. Het is al van verscheidene kanten beargumenteerd dat de ‘topsectoren’-fixatie, nog over uit Rutte I, een slechte aanpak is voor innovatiebevordering. Hulp voor bestaande, zeer succesvolle business, precies wat in de ‘topsectoren’ wordt nagestreefd, steunt activiteiten die allang winstgevend genoeg zijn om eigen R&D te bekostigen. Subsidies voor projecten binnen grote ondernemingen die tóch wel zouden gebeuren, ook zonder subsidie, zijn overbodig en niets dan overheidssteun . Subsidies binnen grote ondernemingen worden zelden gebruikt om de budgetten voor zulke high risk-projecten te vergroten. Subsidies aan mkb en zzp’ers die iets revolutionairs hebben bedacht zijn daarentegen van doorslaggevend belang voor innovatie. Banken en risicokapitaalverschaffers moeten niets hebben van high risk-projecten. Een wat droefkomische situatie doet zich voor bij EU-subsidies voor R&D-projecten: voorschotten mogen vanuit Brussel alleen gegeven worden aan fi- helpen ze dus niet hun eigen groep, maar helpen ze wel de wereld zoals die is in stand te houden. In veel onderzoek naar discriminatie is tot nu toe het onderscheid tussen ‘liefde voor de ingroup’ en ‘haat jegens de outgroup’ niet expliciet gemaakt. Meestal impliceert het één direct het ander. En vaak is er geen duidelijk neutraal punt waarop iemand noch de eigen groep bevoordeelt, noch de andere groep benadeelt. Neem een experiment waarin gemeten wordt op welke afstand blanke proefpersonen gaan staan van een zwarte medewerker aan het onderzoek. Dan is er geen ‘neutrale’ afstand – zoals er ook geen neutrale lichaamshouding of gezichtsuitdrukking bestaat. En eigenlijk, schrijven Greenwald en Pettigrew fijntjes, is tot nu toe in onderzoek meestal duidelijker ‘liefde voor de ingroup’ gemeten dan ‘haat jegens de outgroup’. Kennelijk kéken we in feite al die tijd al vooral naar het helpen van de eigen groep, en niet naar haat jegens anderen. Uitzondering: een handvol tamelijk maffe experimenten uit de jaren 70 en 80 waarin mensen elkaar elektrische schokken mochten toedienen. Maar daarin bleken blanken juist meer schokken aan blanken toe te dienen dan aan zwarten. Vast omdat ze niet bevooroordeeld wilden lijken, schreven de betreffende onderzoekers dan. Kennelijk, schrijven Greenwald en Pettigrew, is discriminatie dus gewoon gemakkelijker aan te tonen als je naar ‘helpen’ kijkt dan naar ‘schaden’. Natuurlijk komt het voor, expliciet vijandig gedrag tegen mensen die tot een andere sociale groep behoren. Geweld, ook. Maar dat neemt af – psycholoog Steven Pinker betoogde het overtuigend in zijn boek The Better Angels of Our Nature (2011), en Greenwald en Pettigrew schrijven het hem na. De slavernij is afgeschaft. Eind 19de eeuw werden er in de VS gemiddeld 150 zwarte Amerikanen per jaar gelyncht, vermoord door groepen agressievelingen; sinds 1960 is dat vrijwel verdwenen. Ook het aantal andere misdrijven dat expliciet tegen zwarte Amerikanen gericht is (hate crimes) daalt gestaag. Maar de goedbedoelde, voor zwarten schadelijke gewoonte van blanken om graag blanken te helpen, is afgeschaft noch gestopt. nancieel sterke ondernemingen; de kleine krabbelaars (die zulke voorschotten écht nodig hebben om het werk uit te voeren) moeten zulke projecten zelf voorfinancieren. D.J. Sikkema Wageningen Overheid én omstandigheden stimuleren innovatie Piet Borst heeft gelijk door te stellen dat overheidsinvesteringen een cruciale basis vormen voor innovatie door bedrijven. Maar ook de grote onderzoeksinstellingen die vroeger fundamenteel onderzoek deden, zijn met steun van hun omgeving tot stand gekomen. Philips (en daarmee het Philips Nat Lab) kon in Eindhoven tot bloei komen wegens de cultuur en omstandigheden: een leegstaand fabrieksgebouw, lage lonen, een kwijnende landbouw, een groot aanbod van ambachtslieden en een mentaliteit van hard werken (zie Marcel Metzes biografie over Anton Philips). Ook het succes van Hoogovens in IJmuiden is gebaseerd op overheidsbeleid en externe factoren: een ligging aan zee, nabij het Noordzeekanaal. Innoveren is altijd al een cultureelmaatschappelijk proces geweest, en niet een puur private inspanning. Instandhouding van die voedingsbodem begint met de erkenning ervan. Ten eerste door de politiek. Dr. Han van Kleef Driehuis Sciencefiction Tijdmachine deponeert reizigers daar waar de aarde nog niet is Fysicus en succes-auteur Lawrence Krauss signaleert een belangrijke denkfout die altijd wordt gemaakt door publiek en sf-schrijvers als het gaat om tijdmachines (Wetenschap 29&30 maart). Jammer genoeg maakt hij bij zijn uitleg zelf een fout. De populaire denkfout is deze: dat een tijdmachine bij het reizen in de tijd op dezelfde plaats op aarde zou blijven staan. Een tijdmachine die niets anders doet dan de inzittende meenemen naar een eerder tijdstip op dezelfde plaats, heeft ermee te maken dat de aarde om zijn as draait en rondjes draait rond de zon. Grote kans dat de tijdreiziger moet uitstappen in de lege ruimte. Daarom zegt Krauss terecht: „Een tijdmachine moet ook een ruimtemachine zijn.” Het zal niet meevallen de machine precies op het aardoppervlak, waar dan ook, neer te zetten (en met de juiste draaisnelheid ter plaatse). Maar wat zegt Krauss in NRC? „Als ik je een uur in de tijd terugstuur, dan kom je terecht op de plek waar de aarde een uur geleden was, en daar zou je het niet lang overleven.” Die bewering is in elk geval inconsistent. Een uur terug en dan precies terechtkomen waar de Aarde toen was, dat is nou net wat in sf-verhalen altijd gebeurt, en dan ga je juist niet dood. Een tijdmachine die alléén de tijd verzet, deponeert je op dezelfde plaats waar je al bent, waar een uur geleden de aarde nog niet was. En dat is slecht voor je gezondheid. Herbert Blankesteijn Walging Ook mijn kater kon walgen FOTO CORBIS BEELD UIT 3DI H aat kan een hoop ellende veroorzaken. Maar wat tegenwoordig een grotere bedreiging vormt voor gelijkheid tussen mensen? Liefde. Behulpzaamheid. Vertrouwen. En dan gecombineerd met onverschilligheid en blindheid. Dat is, kort door de bocht, de theorie die Anthony Greenwald en Thomas Pettigrew presenteren in vakblad American Psychologist (24 maart online). Veel discriminatie is volgens hen geen gevolg van kwaadaardige intenties, maar van sociale normen en structuren die in stand worden gehouden doordat mensen met de beste bedoelingen bevoordelen wat ‘eigen’ is. In de praktijk betekent dat bijvoorbeeld: als blanken de goede baantjes en de huizen verdelen, of kiezen wiens auto of koffer eens goed doorzocht moet worden, dan trekken zwarten aan het kortste eind. Niet zozeer doordat blanken zwarten iets misgunnen, maar vooral omdat ze hun eigen groep zovéél gunnen en gemakkelijk het voordeel van de twijfel geven. In de Verenigde Staten (VS), schrijven Greenwald en Pettigrew, is het bevoordelen van de eigen groep momenteel het belangrijkste mechanisme dat discriminatie in stand houdt. Greenwald en Pettigrew zijn invloedrijke psychologen met honderden artikelen op hun naam, met name over discriminatie en vooroordelen. Greenwald is een van de bedenkers van de veelgebruikte Implicit Association Test, waarmee onbewuste vooroordelen vast te stellen zijn. De theorie die ze nu beschrijven, is toepasbaar op discriminatie van allerlei groepen mensen, in allerlei landen, maar Greenwald en Pettigrew hebben het vooral over rassendiscriminatie in de VS. Er zijn verschillende theorieën die de segregatie van blank en zwart daar verklaren, schrijven ze. Dat blanken gemiddeld rijker zijn en betere banen hebben, is deels te wijten aan de armoede van immigranten en aan het slavernijverleden. Maar momenteel wordt de segregatie in stand gehouden door mechanismen die niets met haat te maken hebben: mensen blijven graag in hun eigen groep, en mensen willen heel graag blijven denken dat de wereld goed en rechtvaardig is zoals-ie is. Dat laatste kan erg ver gaan: er is zelfs onderzoek waaruit, bizar genoeg, blijkt dat zwarten een hoger percentage fooi aan blanken geven dan aan andere zwarten. Daarmee Innovatie Ten tijde van de apartheid waren er in Johannesburg (Zuid-Afrika) aparte bankjes voor blanken. Walging is zeer waarschijnlijk uniek voor de mens, staat in ‘Gatverdamme, vieze dingen’ (Wetenschap, 29&30 maart). Ook poezen kennen walging. Als tiener was ik (in de jaren 1955-1960) nogal eens bezig met chemische stoffen. Ik plaagde onze kater Teddy wel eens met hem te laten ruiken aan een flesje amylacataat (perendrupsluchtje). De reactie kan ik niet anders omschrijven dan intense walging, met zelfs kokhalzen. Raimond De Tempe Assen
© Copyright 2024 ExpyDoc