NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 Antwoorden VRAGEN ONDERDEEL 2 - VERKOOPLEIDER Totaal 40 punten Vraag 8 (10 punten) Miranda en Nicole Groen hebben Karin voor 2015 heldere doelstellingen meegegeven: een klantgerichte verkooporganisatie, 12% omzetgroei, verhoging van de gemiddelde marge met 3% punt en een daling van de verkoopkosten met 5%. Verder wordt van haar verwacht dat ze per klantgroep een verkoopstrategie bepaalt en een gedegen verkoopprognose opstelt voor 2015. a. Welke van bovenstaande doelstellingen afgeleide kritische doelen moeten als basis dienen voor het verkoopplan? Formuleer per team één kritische doelstelling. U hoeft de doelstellingen niet te kwantificeren. b. Welk gegeven heeft Karin nodig om de verkoopdoelstellingen en de strategie te kunnen vertalen naar de activiteiten van de verkoopteams? Motiveer uw antwoord. c. Is een trend-impactanalyse van het gedrag van de eindgebruikers van de RG producten voor Karin bruikbaar bij het vaststellen van de verkoopprognose? Beargumenteer uw oordeel. Antwoord vraag 8a Kritische doelstellingen: A team -Verkoopkosten verminderen (meer e-commerce) A team – Selectie-indicator verhogen (betere selectie nieuwe klanten) B team - Retentie verhogen of Churn rate verlagen (klanttevredenheid vergroten) C team – Marktpenetratie verhogen (nieuwe klanten werven) KE team – Omzetaandeel en Referral rate verhogen (meer e-commerce –aandacht voor reviews) Toelichting op het antwoord vraag 8a RG wil een klantgerichte organisatie worden en dus wordt de verkoopafdeling gestructureerd op basis van het M-principe. Naast deze kwalitatieve doelstellingen zijn er twee duidelijke kwantitatieve doelstellingen geformuleerd m.b.t. de ondernemingsperformance. Van belang is dat die doelstellingen vertaald worden naar specifieke doelstellingen per klantgroep gebaseerd op de beschikbare gegevens. De doelstellingen moeten kritisch zijn d.i. de doelstellingen moeten feitelijk weerspiegelen dat indien ze niet worden gerealiseerd ook de ondernemingsdoelstellingen niet worden gehaald . Antwoord vraag 8b Een verkoopprognose per klantgroep. Uiteindelijk zullen de activiteiten van de verkoop teams omgezet moeten worden in meetbare performance-indicatoren. Op basis daarvan kunnen de activiteiten worden gepland en de verkoopbudgetten worden bepaald. Zonder een verkoopprognose is dat niet mogelijk. 1 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 Toelichting op het antwoord vraag 8b Een klantenstrategie bepaalt de soort en de hoogte van de verkoopinspanning, die de verkoopsafdeling voor een klant of klantengroep gaat verrichten. De verkoop manager kan de klantenstrategie aan de hand van drie stappen bepalen. Allereerst zal de salesmanager het klantenbestand segmenteren op basis van de strategische waarde en de klantwaarde (CLV). Vervolgens zullen doelstellingen en strategie vastgesteld worden. Deze zijn afgeleid van de ondernemingsdoelstellingen en strategie en gerelateerd aan de marketingstrategie (productplannen/PMC/ enzovoort). Vervolgens zal de verkoopmanager een verkoopprognose maken en de performance indicatoren vaststellen die nodig zijn om deze prognoses te kunnen realiseren. In de volgende stap moet de verkoopmanager de hoogte van de verkoopkosten per klant te bepalen met behulp van bijv. activity based costing.. Verkoopmanagers willen deze verkoopkosten zo effectief mogelijk inzetten om een zo hoog mogelijk rendement te halen. Zo zullen voor waardevolle klanten hogere verkoopkosten gerechtvaardigd zijn dan voor klanten die minder waard zijn. Mede op basis van waarde kan een klanten- of allocatiestrategie vastgesteld worden. De verkoopkosten per klant of groep klanten dienen dan op hun beurt weer als uitgangspunt om de uiteindelijke waarde per klant of groep klanten te bepalen Per klant of groep klantensegment dient uiteindelijk de toegestane verhouding tussen waarde en verkoopkosten vastgesteld te worden. De laatste stap is vervolgens het vaststellen van de verkoopmethode en de verkoop activiteiten. Antwoord vraag 8c Als basis voor een verkoopprognose heeft een trend impactanalyse alleen zin als de trend gebaseerd is op kwantitatieve gegevens die betrekking hebben op de klant of klantgroep waar de prognose betrekking op heeft. Exameneisen en literatuurlijst NIMA/SMA Sales B januari 2014 Eis 1.1 Salesmanagement, G. Rustenburg en A. Steenbeek, Noordhoff Uitgevers, 978-90-01-80798-6, 4e druk, pagina’s 96, 111 en 140. BRO N EIS Toelichting op het antwoord vraag 8c Een trendanalyse kan systematisch in kaart brengen wat de gevolgen van belangrijke trends voor het beleid van RG zijn. Trendanalyse geeft inzicht in de toekomstige kansen en bedreigingen. Huidige ontwikkelingen worden geëxtrapoleerd en er wordt vastgesteld wat (toekomstige) trends zijn Deze ontwikkelingen worden geanalyseerd en hun impact op het marketingbeleid en verkoopbeleid van RG kan worden “voorspeld”. Deze kennis verbetert de kwaliteit van beslissingen. Zo kan trendanalyse bijvoorbeeld gebruikt worden bij de inkoop van producten en/of het samenstellen van het assortiment. Voor RG kan trendanalyse zinvol zijn m.b.t. de ontwikkelingen in de wensen van consumenten, het koopgedrag en de ontwikkelingen in de distributie. Voorzichtigheid is echter geboden omdat er sprake kan zijn van niet te voorspellen onzekerheden zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling in het consumentenvertrouwen. Voor een verkoopprognose die als basis dient voor de planning van verkoopactiviteiten en de allocatie van verkoopkosten dienen de gegevens “zo hard mogelijk” te zijn. Een verkoopprognose is dus een voorspelling van afzet en omzet op basis van alle proposities, analyse, strategieën en plannen. 2 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 Vraag 9 (12 punten) Karin gaat de bestaande verkoopafdeling opnieuw indelen en de 40 FTE verdelen over de vier teams. Een aantal beslissingen heeft ze al genomen. De vertegenwoordigers gaat ze verdelen op basis van de werkbelasting. Dan is het verder een kwestie van rekenen en verdelen. Karin moet vervolgens een teamleider en individuele medewerkers toewijzen aan ieder team. Tenslotte moet ze een uitgangspunt kiezen voor het indelen van rayons. a. Welke stappen en/of berekeningen moet Karin doorlopen om tot de verdeling van de 40 fte’s over de teams te kunnen maken? b. Hoe ziet de indeling van de teams er getalsmatig en wat betreft functies uit als Karin klaar is met de verdeling? Geef de indeling van de vier teams weer in een matrix met enerzijds de functies en anderzijds de aantallen medewerkers. c. Welke drie stappen moet Karin doorlopen om de teamleider en de medewerkers te selecteren voor de teams? d. Op basis van welk principe moet Karin de rayons indelen? Motiveer uw antwoord. Antwoord vraag 9a 1. De verdeling van de vertegenwoordigers is op basis van de bewerkingstijd en de werklast van de vertegenwoordigers (formule van Franke). 2. Er wordt uitgegaan van de bestaande klanten (numerieke distributie) in een klantgroep. 3. De totale bewerkingstijd per jaar wordt bepaald = klanten* bezoeken*bezoektijd. 4. De werkbelasting per vertegenwoordiger wordt vastgesteld = aantal effectieve dagen * gemiddelde effectieve werktijd). 5. Op basis van die kengetallen wordt het aantal vertegenwoordigers toegewezen aan een team. 6. De beschikbare backoffice medewerkers worden naar rato toegewezen. 7. De e-commerce medewerkers zijn door Karin toegewezen 8. Ieder team krijgt een meewerkend teamleider Antwoord vraag 9b TEAM A B C KE Numerieke distributie 513 506 328+109 345+90 Tijd/aantal bezoeken 60/6 90/8 90/12-18 60-45/12 Bewerkingstijd 3078 6072 5904+1765 4140+468 Belasting per vertegenwoordiger 1200 1200 1200 1200 Teamleider 1 1 1 Karin Acquisitie (toegewezen) 1 1 1 0 Verkopers (op basis bew.tijd) 3 5 7 4 Binnendienst (verdeeld) 1 2 2 2 E-commerce medewerker 1 1 1 2 3 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 Totaal 37 FTE 7 10 12 8 Toelichting op de antwoorden vraag 9a en b De verdeling op basis van de numerieke distributie is een verdeling op basis van de bewerkingstijd van de huidige klanten in de bruingoedmarkt, de dealers in het keukensegment en de bezoeken aan de fietsdealers. Deze laatste categorie is echter in feite geen onderwerp van berekening omdat Karin de accountgroep (KE) om haar moverende redenen al op basis van kennelijk andere criteria heeft samengesteld. Op basis van de indeling op basis van bestaande klanten en de werkbelasting van een vertegenwoordiger zouden 3 FTE kunnen afvloeien, een kostenbesparing van 7,5 % ! Uiteraard is een andere mogelijkheid om de vertegenwoordigers in dienst te houden en ze in te zetten om de marktdruk te verhogen. Natuurlijk kan Karin er voor kiezen om uit te gaan van het potentiële aantal klanten. Ze heeft dan geen aparte acquisitie medewerkers nodig. De acquisitie zit in de werklast van de vertegenwoordigers en wordt berekend als ware het bestaande klanten. Op basis van het potentiële aantal dealers in bruingoed en het feitelijk aantal dealers in keukenapparaten en fietsen zou de verdeling zijn: Bewerkingstijd Tijd/aantal bezoeken Teamleider Acquisitie Verkopers Binnendienst IT medewerker Totaal 40 FTE A 5844 60/6 1 0 5 1 1 8 B 9960 90/8 1 0 8 2 1 12 C 8605 90/12 1 0 7 2 1 11 KE 5394 60/12 0 5 2 2 9 Een andere of aanvullende methode kan zijn om rekening te houden met de feitelijke gemiddelde omzet in de productgroep bruingoed van de bestaande klanten of de feitelijke gemiddelde omzet in de productgroep bruingoed van de potentiële klanten. Uit de verdeling blijkt dan dat de feitelijke omzet van RG relatief meer wordt behaald in de klantgroep B. In theorie zou dus geconstateerd kunnen worden dat op basis van het potentieel het zwaartepunt van de inspanning op klantgroep B zou moeten komen te liggen. Niets is echter minder waar. RG is zo klein dat er in iedere groep genoeg potentieel is om te kunnen 12 % groeien. Omzetpotentieel (x€1miljoen) Verdeling in % van totaal Omzet effectief (x€1miljoen) A B C KE 389 498 304 286 34% 21% 19% 26% 205 303 262 241 Verdeling in % van totaal 20% 30% 26% 24% Verdeling Omzet RG effectief 18% 27% 20% 35% 4 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 Antwoord vraag 9c De stappen in volgorde: 1. Vaststellen welke competenties nodig zijn om onderdeel te zijn van een team.. 2. Voor iedere medewerker vaststellen wat zijn of haar competenties zijn. De potentiële accountmanagers en teammanagers kan ze eventueel een assessment laten doen 3. Teams samenstellen en controleren of ieder team (in potentie) voldoende teamdynamica heeft in samenhang met de te bedienen klantgroep. Toelichting op het antwoord vraag 9c Competenties zijn samengesteld uit kennis, vaardigheden en eigenschappen. Het onderscheid krijgt iets kunstmatigs op het moment dat er echt goed naar de individuele eigenschappen en vaardigheden gekeken gaat worden. Dan blijkt dat het namelijk geen onafhankelijke aspecten zijn. Het onderscheid tussen persoonseigenschappen en vaardigheden is dus theoretisch wel te maken, maar in de praktijk heb je er niet zoveel aan. Het vaststellen van competenties is wel een praktisch instrument als eerst wordt vastgesteld welke competenties nodig zijn om een bepaalde functie uit te voeren in een bepaalde context. Karin zou bijvoorbeeld, op basis van de veranderingen en de nieuwe posities, uit kunnen gaan van de volgende competenties: initiatief nemen - niet bang om iets uit eigen beweging te ondernemen, zonder aansporing van iemand anders, in plaats van af te wachten. gestructureerd werken – volgens een plan werken, waarbij je het werk overziet, prioriteiten kunt stellen en deze kunt bijstellen zonder het doel uit het oog te verliezen succesvol (samen)werken – ambitieus en enthousiast succesvol je werk verrichten, met voldoende empathisch vermogen om in prettige werksfeer met collega’s te kunnen samenwerken aan een gezamenlijk doelresultaatgericht werken – in staat om plannen en opdrachten in concrete acties om te zetten en verantwoordelijkheid te nemen voor (je aandeel in) het eindresultaat communicatief vermogen- voldoende communicatieve vaardigheden bezitten om met klanten op klantniveau te kunnen communiceren effectief onderhandelen – in staat zijn ook daadwerkelijk de gestelde doelen op individueel klantniveau te kunnen realiseren Karin kan nu voor elk team bepalen wat het competentieniveau moet zijn gegeven de klantgroep en het bedieningsconcept voor die groep en op basis daarvan medewerkers toewijzen aan een team. Karin wil uiteindelijk dat al de teams High Performing Teams worden die gericht zijn op zowel productiviteit (resultaten) als positiviteit (samenwerking).Gezien de ontwikkelingen in de markt zal bij RG de druk op teams om productief te zijn toenemen. Vaak gaat dit ten koste van de samenwerking binnen het team. High Performing Teams hebben focus. Zowel op duurzame resultaten als ook op de manier van samenwerken. Een team is meer dan een verzameling individuen. Een team is een selectie van mensen die bij elkaar zijn gezet met een gezamenlijk oogmerk, herkenbare doelstellingen, duidelijke rollen en verantwoordelijkheden om de beoogde resultaten te halen. Een team is een dynamisch systeem van onderlinge verhoudingen. Karin kan bij het samenstellen van de teams rekening houden met een goede balans tussen de zogenaamde: “hard and soft skills” binnen de teams. Antwoord vraag 9d Het marktdekkingsprincipe. De klantgerichte strategie van RG heeft als speerpunten van het verkoopbeleid klantwaarde en retentie. Bij belasting volgens het principe van marktdekking is er bij vertegenwoordigers genoeg ruimte om klanten te bewerken binnen de toegewezen klantgroep en is er tijd om aan deze twee aspecten aandacht te besteden. Het probleem is echter ook dat Karin er voor moet 5 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 zorgen dat de klantwaarde en retentie omgezet worden in substantiële omzetgroei en een verbetering van de marge. En dat in een hoog concurrerende markt. Als Karin alleen maar wil dat er meer omzet en marge gerealiseerd wordt uit bestaande accounts (probleemoplossende verkoopstrategie) moet ze kiezen voor volledige belasting. Daarmee maximaliseert ze omzet en minimaliseert ze de kosten. Tenslotte zal Karin een bepaalde ruimte moeten laten in de indeling van de rayons omdat ze de klantgroepen door teams wil laten bewerken. Ze moet dus een bepaalde ruimte geven aan de teams om onevenwichtigheden zelf op te lossen en/of de rayons zo nodig zelf aan te passen aan veranderende omstandigheden. EIS Toelichting op het antwoord vraag 9d Om tot een optimale rayonindeling te komen is er een aantal principes dat in de keuze van Karin een rol speelt: 1. Marktdekkingsprincipe: alle klanten in een rayon moeten kunnen worden bewerkt door een gemiddelde verkoper uit het team. 2. Volledige belasting: de verkoopcapaciteit wordt volledig benut d.i. er wordt uitgegaan van de feitelijke (volledige) belasting van een individuele verkoper. 3. Het harmonisatieprincipe: de verkopers gaan in teamverband werken. De rayonindeling moet zodanig worden vastgesteld dat er binnen het team geen spanningen kunnen ontstaan. 4. Flexibiliteitsprincipe. Er worden medewerkers speciaal belast met de acquisitietaak. Deze nieuwe klanten worden later toegevoegd aan bestaande rayons. Dat kan voor onevenwichtigheden zorgen binnen het team en daar zal dan op moeten worden ingespeeld door de rayons aan te passen. Er is een aantal operationele zaken dat samenhangt met de strategie. Vertegenwoordigers worden aan specifieke klanten of klantgroepen gekoppeld zodat meer klantwaarde kan worden gegenereerd. De retentie moet omhoog wat impliceert dat de relatie verstevigd moet worden en de tevredenheid omhoog moet. Tenslotte is het de bedoeling dat de zgn. BPO (Beperk Probleem Oplossende) inkopen van klanten via e-commerce gaan verlopen. Acquisitie van nieuwe klanten wordt door een specifiek lid of leden van een verkoopteam gedaan. Al deze zaken hangen samen. De rol van de verkopers krijgt andere accenten. De verkopers zullen vooral moeten focussen op klantwaarde en retentie. De klantwaarde bestaat uit de basisverwachtingen van de klant met betrekking tot de performance aangevuld met de toegevoegde waarde. Toegevoegde waarde betreft bijvoorbeeld de mate van cross selling door een klant of de apostel functie van een klant. Naast verwachtingen ten aanzien de producten van RG hebben klanten ook verwachtingen aangaande de relatie met RG organisatie. Vertrouwen en betrokkenheid spelen op dit niveau een belangrijke rol. En dat bepaalt weer in hoge mate de retentie en referral. Alles overwegende speelt in het kader van deze klantgerichte strategie de flexibele bewerkingstijd een grote rol en heeft een indeling op basis optimale klantenbewerking de voorkeur . Exameneisen en literatuurlijst NIMA/SMA Sales B januari 2014 Eis 1.17 6 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 BRO N Salesmanagement, G. Rustenburg en A. Steenbeek, Noordhoff Uitgevers, 978-90-01-80798-6, 4e druk, pagina’s 206ev, 381-390, 140, 214 en 204. Vraag 10 (8 punten) Karin wil dat de bezoekschema’s maandelijks aangepast worden en beter afgestemd op goede klanten. De gegevens hiervoor moeten door het VIS/CRM systeem automatisch gegenereerd gaan worden via de RFM-methode. Karin wil daarnaast dat het C-team bij de bestaande keukenapparatuurklanten de bezoekurgentie in kaart brengen met behulp van een soort OSKA-matrix. a. Wat zijn de voordelen en nadelen van het gebruik van RFM methode ? Noem een voordeel en een nadeel? b. Welke factoren zijn bij klanten van RG die keukenapparatuur afnemen van essentieel belang bij de beoordeling van de orderkans? Noem 4 factoren. Antwoord vraag 10a Voordelen 1. De RFM methode is een relatief eenvoudige methode om het doel van Karin, prioriteit vaststellen bij de bezoekschema’s, te bereiken 2. De RFM methode heeft voorspellende waarde indien het CRM systeem goed functioneert en de waardes door Karin goed zijn gedefinieerd. 3. De RFM waardes kunnen worden gekoppeld aan andere kengetallen in het CRM systeem (gekoppeld aan de uitgebrachte offertes kan de ordersuccesratio worden bepaald,gekoppeld aan de bezoekfrequentie kan de conversieratio worden berekend). Nadelen 1. De methode brengt het eventuele potentieel van een klant niet in kaart. 2. De RFM methode houdt geen rekening met toekomstig gedrag (bijvoorbeeld levensfase van de klant). 3. De methode brengt het risico met zich mee dat men de goede klanten bestookt met te veel aandacht, en dat potentieel goede klanten te weinig aandacht krijgen. 4. De aandacht voor de klant is gebaseerd op aankoopgedrag en niet op retentie 5. Wanneer uitsluitend naar omzet wordt gekeken en niet naar de marge bestaat het risico klanten waarop RG weinig tot geen winst maakt. tot 'beste klanten' te bestempelt worden. Toelichting op het antwoord vraag 10a Als een bedrijf succesvol wil zijn in verkoop, ontkomt het er niet aan klantdata te analyseren. Een relatief eenvoudige methode om goede klanten te identificeren is de RFM analyse. De afkorting RFM staat voor Recentheid, Frequentie en Monetaire waarde. Deze RFM-methode wordt al enkele tientallen jaren gebruikt en heeft zich ondertussen bewezen als een effectieve aanpak van het voorspellen van respons en het verbeteren van de effectiviteit van de verkoopinspanningen. De RFM-analyse is gebaseerd op de aanname dat mensen die recentelijk iets van je hebben gekocht, veel eerder reageren op een nieuwe aanbieding, dan iemand die een tijd geleden zijn laatste aankoop bij je heeft gedaan. Dit zou ook gelden voor klanten die frequent aankopen doen. Om deze analyse uit te voeren, zijn van elke klant slechts de volgende data nodig: het bestelgedrag (Recentheid), het totaal aantal orders in een bepaalde periode 7 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 (Frequentie) en de omzetwaarde van de orders in een bepaalde periode (Monetaire waarde).Een RFMscore kan op vele manieren berekend worden. Een gebruikelijke werkwijze is om alle klanten te voorzien van een score van 1, 2, 3, 4 of 5 (met 5 als hoogste) voor alle drie de afzonderlijke RFM-parameters. Deze drie scores samen vormen de RFM-waarde van de klant. Bij een goede registratie, bijvoorbeeld via het CRM systeem, krijgt de RFM methodiek ook een voorspellende waarde. De klantwaarde neemt toe als in dat geval Karin definieert wat de betekenis is van recent, frequent en omzet voor RG. Dit is nodig omdat bijvoorbeeld frequent bestellen weer kan leiden tot hogere verkoopkosten en dat kan de marge negatief beïnvloeden. Ook moet periodiek worden gecontroleerd of omzetwaarde wel overeenkomt met het omzetpotentieel van de klant. De RFM score kan een klant als een hoge score toekennen maar in relatie tot het omzetpotentieel scoort de klant feitelijk onder de maat. Anderzijds kan het ook zoo zijn dat een klant veel aandacht krijgt (hoge score) terwijl het omzetpotentieel al is bereikt en er feitelijk niets meer “te halen is”. De RFM kan over meerdere onderdelen van de klant berekend worden: over een artikel, een artikelgroep of het gehele account. Op artikelniveau: dit kengetal is uitermate praktisch in offertes. Het zegt direct iets over het artikel dat een bedrijf aanbiedt. Als een klant een bepaald artikel nooit heeft gekocht is de RFM laag, maar het kan wel zijn dat hij vergelijkbare artikelen heeft gehad.In dat geval is de RFM op artikelniveau hoog. In de praktijk betekent het dat het ordersysteem de beste RFM kiest: of op artikelniveau of op artikelgroepniveau. De RFM kan ook prima ingezet worden als indicator voor de totale account. In dat geval wordt gekeken naar alle afgenomen artikelen van een relatie. Een 513 klant betekent dan een nieuwe klant (R=5) die niet eerder wat gekocht heeft (F=1), nu een behoorlijke order heeft geplaatst. (M=3). Antwoord vraag 10 b De keukenapparatuur wordt afgezet in het hoge prijs-kwaliteit segment. Het gaat daarnaast om bestaande klanten. Variabelen: 1. Technische kwaliteit van de machines en messen 2. Proposities van concurrerende aanbieders 3. Toegevoegde waarde, bijvoorbeeld design, in relatie tot de prijs 4. Positionering en profilering van het merk (status) Toelichting op het antwoord vraag 10b Ondanks de vele beschikbare forecast methodes die voorhanden zijn, voorspelt menig verkoper zijn verkopen in de praktijk voornamelijk op basis van intuïtie. Daarom is het voor Karin nuttig om haar mensen te helpen met het inzichtelijk maken van de belangrijke succesfactoren. Dat is met name van belang bij de keukenapparatuur omdat door het geringe volume en de gespecialiseerde markt het ordergedrag van een afnemer wel eens een onregelmatig verloop kan hebben en moeilijk te voorspellen kan zijn. Enkele succesfactoren in dit segment zijn, in een willekeurige, en niet uitputtende volgorde: de exactheid waarmee de behoeften van de eindconsument door de dealer wordt ingeschat de unieke waarde van de RG de productenproposities van concurrenten het koopproces van de eindgebruiker de omzetsnelheid bij de dealers de voorraadvorming bij de dealer en de terugverdientijd reviews en mond tot mond reclame klantentrouw (herhaalaankoop) Natuurlijk kan software helpen bij het kwalificeren van prospects. De verkoper vult in een spreadsheet door het plaatsen van vinkjes enkele vragen in, die alles te maken hebben met de door Karin gedefinieerde succesfactoren. Zonder dat de verkoper verder hoeft na te denken over het resultaat, berekent het systeem de slagingskans, zodat de prospect gekwalificeerd wordt. In de OSKA matrix is 8 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 dit systeem uitgewerkt en zijn op basis van onderzoek 12 factoren geclassificeerd die de orderkans beïnvloeden. De matrix is echter een generiek model. Karin kan heel goed de matrix per klantgroep aanpassen en op basis van factoren die de orderkans bij die klantgroep beïnvloeden. De factor ‘is uw product bij de prospect bekend’ zal bij trouwe klanten van RG niet relevant zijn en kan bijvoorbeeld bij de klantgroep keukenapparatuur worden vervangen door ‘hoe schat de klant het voorraadrisico in. De uitkomsten van de matrix zijn eenduidig, want iedere verkoper doet dit voor de eigen contacten op dezelfde manier als de collegae. De teamleider overziet in één oogopslag de huidige status, wat er uitstaat met welke slagingskans. Op basis daarvan kan vervolgens de bezoekurgentie worden bepaald en een bezoekschema worden opgesteld. BRON EIS De vraag is echter wel : hoe komt de verkoper de benodigde informatie ? De rol van de verkoper èn mens is dus ook in dit systeem van het allergrootste belang. Het is de verkoper die bij ´de klant´ zit, de dingen ziet, hoort, voelt en waarneemt. Als ieder mens in staat zou zijn om feiten te onderscheiden van intuïtie dan zou er in dit geval van forecasting een duidelijker inzicht zijn ontstaan in de te verwachten hoeveelheid toekomstige opdrachten. De verkopers kunnen zich dan niet alleen richten op relaties met een hoge conversiekans maar zij krijgen ook inzicht in de betekenis en het belang van de succesfactoren. Karin zal aan deze factoren bij haar coaching en/of mogelijke scholing rekening moeten houden. Exameneisen en literatuurlijst NIMA/SMA Sales B januari 2014 Eis 1.15 en 1.5.5 Salesmanagement, G. Rustenburg en A. Steenbeek, Noordhoff Uitgevers, 978-90-01-80798-6, 4e druk, pagina’s 171-224ev en 146. Vraag 11 (10 punten) De bedoeling is dat de teams gaan functioneren als profit centers. Maar Karin moet ook bedenken hoe ze de prestaties van haar mensen individueel gaat beoordelen en belonen. Karin wil zich daarnaast ook profileren als leider van het verkoopteam. Ze heeft zich bijvoorbeeld voorgenomen om in het kader van coaching van haar medewerkers minimaal één maal per half jaar een hele dag mee te reizen en op basis daarvan ieder half jaar een functioneringsgesprek te voeren. Tenslotte wil ze in dat kader van haar profilering het probleem ‘Karel de Gunst’ doortastend en met voorrang aanpakken en oplossen. a. Waarmee kunnen de prestaties van een medewerker uit een bepaald team worden gebenchmarkt om tot een goed oordeel van de prestaties te komen? Motiveer uw antwoord. b. Past het voornemen om één maal per half jaar mee te reizen en op basis daarvan een functioneringsgesprek te voeren in haar voorgenomen profilering als teamleider? Onderbouw uw oordeel. c. Op welke manier moet Karin het probleem Karel de Gunst aanpakken? Baseer u op de Roos van Leary. 9 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 Antwoord vraag 11a Prestaties van verkopers zijn onderling wel te vergelijken indien als richtlijn de gemiddelde prestatie van alle verkopers wordt gebruikt. Het vergelijken van de effectiviteit van vertegenwoordigers met een ander team is een heikele zaak omdat de omstandigheden in de klantgroep aanmerkelijk kunnen afwijken. Beter is om in dat geval het gemiddelde te nemen van alle vertegenwoordigers van het eigen team. Uiteraard is het mogelijk om voor bepaalde kengetallen de gemiddelde prestaties van een verkoper in de branche of een vergelijkbare branche te nemen indien dergelijke gegevens beschikbaar zijn. De kengetallen die bijvoorbeeld Postma hanteert kunnen daarbij als uitgangspunt dienen omdat die criteria enigszins objectief zijn. Toelichting op het antwoord vraag 11a Benchmarking kan gericht zijn op strategische en/of op operationele aspecten. Benchmarking is het vergelijken van prestaties met een standaard (bench). Karin kan bijvoorbeeld de prestaties van verkoopmedewerkers van RG vergelijken met die van een ander, vergelijkbaar, bedrijf. Bedrijfsvergelijking is het vergelijken van prestatiecijfers van bedrijven in dezelfde bedrijfstak. Het probleem daarbij is dat negatieve afwijkingen in een bedrijfsvergelijking kunnen echter verklaarbare oorzaken hebben, zoals een ander bedrijfsmodel, ander marktsegment, andere klantgroepen en andere werkmethoden. Met name de werkmethoden worden meestal niet vergeleken De doelen van benchmarking kunnen verschillen. Het kan toegepast worden op een taak (bijvoorbeeld het factureerproces), een functie (bijvoorbeeld communicatie), een managementproces (bijvoorbeeld personeelsbeoordeling) of een operationeel proces (bijvoorbeeld uitgaand transport). Ook het effect/resultaat van taken, processen of functies kunnen worden gebenchmarkt. Als strategische aspecten worden vergeleken moeten Miranda en Nicole de key success factoren voor RG in kaart brengen (bijvoorbeeld klantretentie) en die vervolgens vergelijken met andere bedrijven. Als het gaat om operationele aspecten moeten de kostenstructuur en de bedrijfsprestaties duidelijk gedefinieerd zijn. Pas dan is het mogelijk deze kosten, prestaties, hun veroorzakers (cost-drivers, werkmethoden) te vergelijken met andere organisaties. Een beperking voor toepassing van benchmarking is de keuze van de te gebruiken prestatiemaatstaf(-staven). Prestaties zijn gerelateerd aan input factoren zoals budget,doelstellingen en kwaliteit van de medewerkers. Bij de beoordeling van vertegenwoordigers zijn er drie aspecten die vergeleken kunnen worden: efficiëntie, doelmatigheid en kwaliteit van de uitvoering. Het is verstandig als Karin al deze aspecten meeneemt in de benchmark. Of beter: om prestaties te kunnen vergelijken moeten er zowel aan de opbrengstkant als aan de kostenkant vergelijkbare situaties zijn. Er is natuurlijk wel een belangrijke voorwaarde verbonden aan het vergelijken van de teams als profitcentra en het op basis daarvan vergelijken van prestaties van individuele medewerkers. Het is zinvol om de energieopbrengst van appels met peren te vergelijken maar als het resultaat daarvan toegerekend wordt aan de bezitter van de appel of de peer moet die ook de mogelijkheid hebben te kunnen kiezen voor hetzij een appel hetzij een peer. Ook moet er volledig inzicht zijn in de kosten die nodig waren om de peer en appel te oogsten. Immers het gaat om de energieopbrengst in relatie tot de kosten. Dat is namelijk de essentie van een profit center. De situaties, waarin de teams zich bevinden, kunnen sterk uiteenlopen en daarmee verschillen in prestatie vertroebelen. Vaak zijn dit zachte factoren; moeilijk meetbaar, moeilijk beïnvloedbaar, maar erg invloedrijk. Zo sterk zelfs dat vergelijking zinloos is. Om dit schijnbaar onoplosbare probleem toch te kunnen oplossen kan Karin de prestaties van de teams gaan vergelijken met een gemiddelde standaard. Ze creëert als het ware zelf een ‘bench’ .In deze bench worden objectieve en vergelijkbare standaarden opgenomen. Postma heeft dat in zijn chain-ratio model geprobeerd te doen om individuele prestaties van vertegenwoordigers met elkaar te kunnen vergelijken. 10 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 Antwoord vraag 11b Dit past in haar voornemen. De verkopers zijn de motor in het verkoopproces, hoe beter ze functioneren hoe soepeler het bedrijf zal draaien. Het is daarom belangrijk dat Karin regelmatig met de afzonderlijke medewerkers hun functioneren evalueert Het functioneringsgesprek is een regelmatig terugkerend gesprek tussen Karin en individuele medewerkers, waarin gezamenlijk wordt gesproken over het huidige en toekomstige functioneren van de medewerker en het functioneren van Karin voor zover dat van invloed is op de medewerker, met als doel het functioneren van de medewerker te verbeteren. In het functioneringsgesprek horen zowel elementen die taakgericht zijn als elementen die mensgericht zijn aan de orde te komen. Het functioneren van een medewerker is het beste te beoordelen in zijn confrontatie met de klant. Wanneer Karin dus met de verkopers meereist krijgt ze inzicht in de activiteiten en de competenties. van een medewerker. Door op een bewuste manier met dit inzicht om te gaan kan ze in het functioneringsgesprek aangeven wat er verankerd en verbeterd kan worden. Een (ideale) symbiose tussen deze aspecten wordt het beste bereikt met behulp van een leiderschapsstijl die teamvormend is. Volgens Blake en Mouton past het functioneringsgesprek het beste bij teamleiderschap stijl. Toelichting op het antwoord vraag 11b Blake en Mouton stelden dat het gedrag van een leidinggevende voortkomt uit de combinatie van twee criteria: aandacht voor de mens (relatiegericht) en aandacht voor de productie (resultaatgerichtheid). In het zogenoemde Managerial Grid, combineerden zij deze twee criteria. Hoe meer een leidinggevende zich op de resultaatgerichtheid richt, hoe meer hij aandacht heeft voor werkmethoden, werkvoorbereiding, voorschriften en de resultaten van de medewerkers. Hoe meer een leidinggevende de nadruk legt op aandacht voor zijn medewerkers, hoe meer hij zich richt op motivatie, sturing en instructie van zijn personeel. Hij zal de groepsbinding stimuleren en zich volledig richten op motiverende arbeidsomstandigheden en leerprocessen van zijn medewerkers. Blake en Mouton schetsten 5 basisstijlen: Country Club, Improviserend, Teamleiderschap en Taakgerichtheid. De 5e stijl is Middel of The Road en is eigenlijk een combinatie van alle stijlen. Doordat de stijl van leidinggeven mede bepaald wordt door de situatie, geven Blake en Mouton aan dat de beste uitgangspositie tussen Middle of the Road en Teamleiderschap zit. De ruimte hiertussen noemen zij ´groene zone´. De leiderschapsstijl wordt pas effectief wanneer er per situatie zogenoemde uitstapjes naar andere stijlen worden gemaakt. Zij raden daarbij aan dat de basis-leiderschapsstijl zich het beste in de groene zone kan bevinden. Voor het nemen van snelle beslissingen is het bijvoorbeeld raadzaam om alle emotie naar medewerkers uit te schakelen en vol in te zetten op de productie. Maar wanneer de emoties onder medewerkers hoog oplopen, doet een leidinggevende er goed aan om juist alle aandacht op zijn mensen te richten, ook al gaat dit (tijdelijk) ten koste van de productie. Het wordt daardoor effectief om verschillende leiderschapsstijlen toe te passen. In de situatie van Karin moet ze, gegeven alle veranderingen die doorgevoerd gaan worden en de onzekerheden die daarmee gepaard gaan in eerste instantie de nadruk leggen op de Middle of the Road stijl. In deze leiderschapsstijl is er sprake van de ´gulden middenweg´. Zowel de aandacht voor de medewerkers als de aandacht voor productie wordt gelijk verdeeld en op beide criteria scoort de leidinggevende gemiddeld. Volgens Blake en Mouton is dit op de langere termijn geen ideale leiderschapsstijl, maar een goede manier om het team van medewerkers te stimuleren en te enthousiasmeren. In het tweede stadium van de verandering zou ze zich meer op teamleiderschap moeten richten en daarna niet meer van stijl moeten veranderen. De medewerkers vormen (hechte) teams en werken gezamenlijk samen aan de uitvoering van doelstellingen. Op dit niveau kunnen en willen medewerkers prima zelfstandig hun werkzaamheden uitvoeren. Zij zijn zeer taakvolwassen, waardoor zij minder sturing en ondersteuning nodig hebben. Medewerkers houden uit eigen initiatief de 11 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 leidinggevende op de hoogte van hun vorderingen, maar geven ook bijtijds aan wanneer zich problemen voordoen of het werk stagneert. Vooral uit hun zelfstandigheid putten zij hun motivatie, waardoor een leidinggevende niet continu met hen in overleg hoeft. De leidinggevende heeft respect voor de medewerkers, enthousiasmeert en motiveert hen. Daarbij is de betrokkenheid tussen de medewerkers onderling groot.. Antwoord vraag 11c Karin moet de confrontatie aangaan en een opbouwende, creatieve,geweldloze manier vinden om met het conflict om te gaan. In dit geval moet ze kiezen voor de meewerkende benadering . Volgens de theorie van Leary Boven/Samen. Zij moet zich als de baas van zijn domein (verkoop) gedragen maar de veranderingen ook uitleggen en duidelijk maken dat de beslissingen met betrekking tot de veranderingen zijn genomen en niet meer zijn terug te draaien. Ze moet weliswaar begrip tonen voor zijn weerstand maar afdwingen dat hij de besluiten accepteert. Ze moet duidelijke afspraken zien te maken over het verdere verloop. Krijgt ze hem niet mee dan moet hij bereid zijn de gevolgen daarvan te dragen. EIS Toelichting op het antwoord vraag 11c De Roos van Leary is een effectief instrument wanneer iemand zich wil bezinnen op het eigen functioneren en de manier waarop hij of zij dat communiceert. Het is een schema dat weergeeft hoe je effectief communiceert en hoe jij je effectief gedraagt in een relatie.De twee kernbegrippen in de Roos van Leary zijn macht en vertrouwen. Hoe met macht wordt omgegaan wordt beschreven door de twee uitersten: bovenstellend dominant gedrag versus onderschikkend volgzaam gedrag. De kernvraag daarbij is ‘wie is de baas over een bepaald domein?’ De uitersten van vertrouwen zijn tegenwerkend versus meerwerkend. De kernvraag hierbij is ‘hoe werken we samen?’ Combineer je deze vier uitersten, dan ontstaat de Roos van Leary. Als Karin uiteindelijk naar een taakgerichte stijl van leidinggeven wil moet ze zich bewust zijn van het feit dat ze de cultuur binnen de organisatie niet kan veranderen door te communiceren op basis van boven/tegen. Immers binnen RG is nauwelijks sprake van machtstructuren. Ze moet de veranderingen dus niet willen uitvoeren door het uitoefenen van macht. Er zijn drie opties om het conflict aan te pakken: 1. De tegemoetkomende benadering: ze komt zogenaamd tegemoet aan de bezwaren Karel de Gunst en accepteert hem als woordvoerder van het “verzet”. 2. De compromisbenadering: ze zoek een oplossing waarbij de partijen geven en nemen. 3. De meewerkende benadering: ze overtuigd Karel de Gunst ervan dat ze wil samenwerken en ze gaat met hem in gesprek over de nieuwe structuur. De laatste benadering is te prefereren. Ze moet in gesprek gaan omdat Karel de Gunst mogelijkerwijs iemand is die het conflict kan laten escaleren. Ze moet daar wel duidelijk laten blijken welke beslissingen er al zijn genomen en benadrukken dat die niet meer terug worden gedraaid. Vervolgens zal ze opnieuw in gesprek moeten gaan met het team en de plannen meer uitgewerkt moeten presenteren. Om de veranderingen door te kunnen voeren zal ze echte eerst aandacht moeten besteden aan “unfreezing” van de huidige gang van zaken door de beslissingen beter toe te lichten en die te plaatsen in de context van de marktontwikkelingen en de toekomstige positie van RG in de markt. Ze kan Nicole en Miranda uitnodigen daarbij aanwezig te zijn. Pas dan kan ze over gaan tot het feitelijk doorvoeren van veranderingen. Ze moet dit hele proces stapsgewijs doorlopen en goed plannen. Voor iedere stap moet ze een scenario schetsen om de eventuele vervolgstappen goed in kaart te kunnen brengen. Exameneisen en literatuurlijst NIMA/SMA Sales B januari 2014 Eis 2.10 en 67 12 NIMA/SMA B EXAMEN SALES ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 24 JUNI 2014 BRO N Salesmanagement, G. Rustenburg en A. Steenbeek, Noordhoff Uitgevers, 978-90-01-80798-6, 4e druk, pagina’s 215, 280 en 409, 514ev. EINDE ONDERDEEL B1.2 VERKOOPLEIDER 13
© Copyright 2024 ExpyDoc