Passend onderwijs boven de streep

Passend
onderwijs
boven
de streep
Over excelleren in het
primair onderwijs
Passend
onderwijs
boven
de streep
Over excelleren in het
primair onderwijs
Passend onderwijs boven de streep. Over excelleren in het primair onderwijs
Inleiding
Het Platform heeft veel ervaring en kennis opgebouwd op
het gebied van excellentiebevordering door het opzetten en
uitvoeren van programma’s zoals School aan Zet en het Sirius
Programma. School aan Zet is een stimulerend programma
gericht op het primair en voortgezet onderwijs, waarbinnen
excellentie een van de thema’s is. Het Sirius Programma is gericht
op excellentiebevordering in het hoger onderwijs. In gesprekken
met bijna 2000 scholen voor primair onderwijs die participeren in
School aan Zet kwam naar voren dat scholen excellentie als een
belangrijk thema zien en daarop vaak al verschillende activiteiten
ontplooien.
In het laatste regeerakkoord Bruggen slaan is de ambitie geuit
om van goed naar excellent onderwijs te groeien1. Deze ambitie
is mede ingegeven vanuit de wens om als Nederland tot de top
vijf van kenniseconomieën van de wereld te behoren. Uit eerdere
onderzoeken van de OECD (zoals PISA), de TIMSS en PIRLS blijkt
dat de best presterende leerlingen in Nederland niet scoren op
het niveau dat ze in potentie kunnen halen en waarop hun peers
uit andere landen soms wel weten te presteren. Ook in de meest
recente editie van het PISA-onderzoek is dat niet anders. Daarin
blijkt opnieuw dat het Nederlandse onderwijs het goed doet
aan de ‘onderkant’, maar onderpresteert aan de bovenkant van
het spectrum. Er blijkt dus sprake van een discrepantie tussen
de ambities van de huidige regering en de prestaties die het
Nederlandse onderwijs momenteel levert.
Deze activiteiten hebben op veel scholen nog een experimentele
insteek. Uit gesprekken met scholen die al langer intensief bezig
zijn met dit thema, blijkt dat het effect van de experimenten
groter wordt wanneer scholen helder kunnen formuleren wat ze
met excelleren bedoelen, welk beleid ze hierop willen voeren en
welke doelen ze uiteindelijk willen bereiken. Ook blijkt dat scholen
hierin veel van elkaar kunnen leren.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Sander
Dekker, heeft daarom op 2 september 2013 in een opiniestuk in
de Volkskrant en in een brief aan de Tweede Kamer· een oproep
gedaan om meer aandacht te besteden aan toptalenten in het
primair en voortgezet onderwijs. In deze brief nodigt hij andere
partijen uit om hun visie en ideeën met hem te delen. Om deze
oproep kracht bij te zetten, vroeg het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap het Platform Bèta Techniek (hierna:
het Platform), om voor het primair onderwijs een denktank
excellentiebevordering in het leven te roepen.2
1
2
Om de scholen in het primair onderwijs hierbij te helpen
en om visies en ideeën uit te wisselen op het gebied van
excellentiebevordering, heeft het Platform op korte termijn
een aantal deskundigen bijeengeroepen: bestuurders uit het
primair onderwijs, schoolleiders uit het primair en het voortgezet
onderwijs, leerkrachten, wetenschappers en afgevaardigden uit
bedrijfsleven, het ministerie van OCW en het maatschappelijk
middenveld. Onder leiding van Hans Adriaansens, de voorzitter van
de expertcommissie Leading Experts van het Sirius Programma,
hebben zij hierover van gedachten gewisseld.
http://www.rijksoverheid.nl/regering/regeerakkoord/van-goed-naarexcellent-onderwijs
Het Platform heeft ook een denktank excellentiebevordering in het
voortgezet onderwijs opgezet. Deze denktank onder voorzitterschap
van Marijk van der Wende heeft het rapport Ambitie Mag! met
bijbehorende menukaart op 11 november 2013 aan staatssecretaris
Dekker aangeboden. De documenten zijn te vinden op: www.
platformexcellentie.nl
2
Deze tijdelijke denktank is gevraagd zich uit te spreken over de
volgende zaken:
Het rapport heeft de volgende opzet:
Inhoudelijk: wat verstaan we onder excellentie in het primair
onderwijs?
1. In het eerste hoofdstuk analysen we het begrip
‘excellentiebevordering’. We definiëren het begrip als een
kindgerichte visie op het (primair) onderwijs in Nederland met
een breedte- en een verdiepingsdimensie.
De Hoe-vraag: welke stappen kunnen schoolbestuur en
schoolleiding zetten om excellentiebeleid structureel te
verankeren binnen de organisatie? Wat betekent het voor de
verdere professionalisering van leerkrachten? Wat betekent het
voor de organisatie, de cultuur en de structuur van de school?
Hoe wordt er samengewerkt met het voortgezet onderwijs en met
onderwijsinstellingen verderop in de keten? Welke andere partijen
hebben een belang bij dit vraagstuk en op welke wijze en in welke
vorm kunnen deze partijen een bijdrage leveren om talent tot bloei
te laten komen?
2. Vervolgens komen de consequenties in de praktijk voor
de scholen aan de orde. We gaan in op de vraag hoe de
monitoring van de voortgang, de borging van de gekozen
aanpak in de komende jaren en vervolgens een meer
landelijke uitrol kan plaatsvinden. Belangrijk daarbij is dat
de verschillen tussen de scholen op basis van hun eigen
missie, levensbeschouwing, culturele en sociale achtergrond
behouden blijven.
3. Dan komen de rollen van de externe stakeholders ter sprake.
Uitgangspunt is de school als netwerkorganisatie: ook een wijk,
een stad, een regio mogen zich de vraag stellen hoe zij het
maximale kunnen doen om de aanwezige talenten tot bloei
te laten komen. Het antwoord op die vraag legt een bodem
onder de gewenste samenwerking tussen ouders, gemeenten
en professionele partijen als jeugdgezondheidszorg,
kinderopvang, onderwijs, welzijn, cultuur en sport.
De Verduurzaming en voortgang: hoe kunnen scholen hun voortgang
het beste in beeld brengen? Moet er worden gemeten en wat
moet er worden gemeten? Hoe kan de bevordering van excellentie
binnen het primair onderwijs vanzelfsprekend worden? Hoe kunnen
zoveel mogelijk scholen daadkrachtig en effectief werken aan de
cultuuromslag? Hoe kunnen bestaande netwerken en structuren,
ook buiten het primair onderwijs, maximaal bijdragen?
De denktank heeft zich tijdens twee intensieve bijeenkomsten
gebogen over bovenstaande vragen. Vervolgens heeft het
Platform het voorliggende advies opgesteld, mede op basis van
de input van de denktank en in voortdurende consultatie met de
leden van de denktank. Het resultaat is een advies waarin we een
streefbeeld voor excellentiebevordering in het primair onderwijs
neerzetten en waarin we aanbevelingen doen voor de korte en
lange termijn. Dit advies dient als input voor het Plan van Aanpak
dat staatssecretaris Dekker in maart 2014 aan de Tweede Kamer
zal presenteren.
4. Ten slotte zullen we ingaan op de facilitering die geboden
kan worden om scholen te stimuleren binnen hun
excellentieaanpak.
Uitgangspunt is de school als
netwerkorganisatie: ook een
wijk, een stad, een regio mogen
zich de vraag stellen hoe zij het
maximale kunnen doen om de
aanwezige talenten tot bloei te
laten komen.
3
Passend onderwijs boven de streep. Over excelleren in het primair onderwijs
Hoofdstuk 1. Wat verstaan we
onder excellentie in het primair
onderwijs?
De ambiguïteit in de excellentiediscussie
Een passend en breed onderwijsaanbod stimuleert kinderen om
hun potentie waar te maken en zo tot ‘excellente’ prestaties te
komen. Uit onderzoek blijkt dat het altijd mogelijk blijft om talent
te ontwikkelen. Personen met een growth mindset zien talent en
vaardigheden als een potentie die kan worden gecultiveerd door
inzet, oefening en instructie3. Dit geldt niet alleen voor leerlingen,
maar zeker ook voor de leerkrachten en de schoolleiding. Door
zelf bewust te blijven werken aan de eigen growth mindset kunnen
zij deze mentaliteit ook goed uitdragen en overbrengen op de
leerlingen.
De huidige excellentiediscussie kent een zekere ambiguïteit.
Volgens sommigen betekent ‘excellentie in het primair onderwijs’
dat we te maken hebben met een selecte groep van high
potentials die alleen nog maar gedetecteerd hoeft te worden.
Anderen bedoelen met dit begrip dat het gaat om het scheppen
van een context die elk talent, groot of klein, tot maximale
ontplooiing wil brengen. De eerste definitie sluit aan bij de neiging
tot categoriseren zoals die bijvoorbeeld in het onderscheid
tussen regulier en speciaal onderwijs bestaat. Voor een bepaald
percentage van, bijvoorbeeld, vijf tot tien procent van de
leerlingen, moeten aparte voorzieningen worden getroffen. De
tweede definitie, het maximaal ontplooien van talent, sluit aan
bij de notie van ‘passend onderwijs’, waarbij elke leerling zoveel
mogelijk het onderste uit zijn of haar kan moet kunnen halen.
Brede talentontwikkeling
De focus in onderzoeken als PISA, TIMSS en PIRLS ligt vooral op
taal, rekenen, wiskunde en natuurwetenschappen. De opdracht
aan het Nederlandse onderwijs reikt verder. In het rapport Een
smalle kijk op onderwijskwaliteit. De stand van educatief Nederland
definieert de Onderwijsraad de kernfunctie van het onderwijs
als volgt: ‘het overbrengen van kennis, vaardigheden en
levenservaring, zodat nieuwe generaties op een eigen manier een
invulling kunnen geven aan de samenleving’4.
De excellentiediscussie is in het hoger onderwijs gestart vanuit
deze laatste definitie: het scheppen van een organisatiecontext
waarin elke student het maximale uit zijn/haar mogelijkheden kan
halen. Al vlug daarna heeft ze zich ontwikkeld in de richting van de
opvatting waarbij high potentials steeds meer apart worden gezet.
Gelukkig bleek deze nadere invulling in de praktijk ook steeds
positievere gevolgen te krijgen voor de meer oorspronkelijke
opvatting. Er kwam duidelijk meer aandacht voor de context waarin
studenten konden ‘excelleren’.
Excellentie in het onderwijs moeten we dus breder opvatten.
Een breed onderwijsaanbod is wenselijk om kinderen niet alleen
te laten presteren op het gebied van taal en rekenen, maar
ook in andere schoolvakken, zoals wetenschap en technologie,
cultuur en sport. Het gaat bovendien niet alleen om cognitieve
prestaties, maar ook om bepaalde vaardigheden die op school
worden ontwikkeld of zouden moeten worden ontwikkeld,
zoals creativiteit, nieuwsgierigheid, het vermogen om samen
te werken, toepassingsvaardigheden, verantwoordelijkheid
en doorzettingsvermogen. De Onderwijsraad spreekt ook
wel van vakoverstijgende advanced skills, waar bijvoorbeeld
probleemoplossing, communiceren en ict-geletterdheid toe
behoren.5
In dit advies Passend onderwijs boven de streep ligt de focus op
de tweede – en oorspronkelijker – definiëring van excellentie.
Het gaat om passend onderwijs voor iedereen, dus optimaal
aansluiten bij en voortbouwen op de ontwikkeling van kinderen.
Excellentiebevordering vatten wij hier op als onderwijs dat zich
richt op de maximale ontplooiing van elk talent. Talent bestaat in
vele soorten en maten. We moeten daarom goed nagaan met welk
individueel ontwikkeltraject we het beste uit het kind kunnen halen
en welk talent of deel van het talent op welk moment het beste
gestimuleerd kan worden. Dit wil niet zeggen dat ieder kind een
even groot palet aan talenten kan cultiveren: verschil is er en mag
er ook zijn.
Bij dit onderwijsaanbod krijgen de aspecten van de traditionele
opvoedingsfunctie weer een ordentelijke plaats. Daarnaast past
deze opvatting van excellentie in het onderwijs beter bij de
groeiende oriëntatie op brede scholen en integrale kindcentra.
3 http://assets.ngin.com/attachments/document/0005/2397/Mindsets.pdf
Geraadpleegd op 27 november 2013
4 http://www.onderwijsraad.nl/publicaties/2013/een-smalle-kijk-oponderwijskwaliteit/item5354
5 In het rapport ‘De Derde Dimensie’ van de TelderStichting wordt met
de derde dimensie onder andere op deze vaardigheden gezinspeeld.
4
Excellentie meten en tot hogere niveaus
stimuleren
Onze visie op excellentie
Alle kinderen hebben de potentie om op verschillende vlakken
hun talent in bepaalde mate te ontplooien. Een zo passend en
zo breed mogelijk onderwijsaanbod is nodig om deze potenties
te ontwikkelen en kinderen te laten excelleren. Zo kunnen zij
bovendien later hun rol in de maatschappij beter invullen. In deze
visie staat het kind centraal. In de school vindt het kind de context
die het tot optimaal presteren in staat stelt.
Leerlingen kunnen dus óók excelleren in ‘vakken’ die minder goed
zichtbaar zijn dan de traditionele kernvakken taal en rekenen.
Bovendien zullen prestaties op verschillende dimensies elkaar
positief beïnvloeden. Wel moeten dergelijke prestaties inzichtelijk
en ‘meetbaar’ worden gemaakt, zo merkt ook de Onderwijsraad op.
Hiervoor moeten dus indicatoren worden ontwikkeld. Het periodiek
meten van de vaardigheidsscores van kinderen is daarvoor een
goede start. Zo wordt de behaalde leerwinst in kaart gebracht.
Wel zal het de scholen, in samenwerking met de overheid, tijd en
inspanning kosten om de verbreding en de verdiepingsniveaus
helder te krijgen en goed te formuleren. De nieuwe mogelijkheden
op het gebied van e-learning komen hier goed van pas.
In deze visie is ‘excellentie’ niet beperkt tot een kleine groep
hoogvliegers. Toch komt onze brede opvatting van excellentie
volledig tegemoet aan de opdracht van de denktank. Onze visie
op ‘excellentie’ past immers op alle kinderen, dus ook op de
hoogvliegers. Daarmee is zij breed geldig en draagt bovendien bij
aan de kabinetsdoelstelling om tot de top van
de kenniseconomieën te behoren.
Discussie gelijke onderwijskansen en
excellentiebevordering
Er is in Nederland een discussie gaande over onderwijs aan
talenten en de bekostiging daarvan.6 Wij bepleiten dat het
onderwijs op school uitdagend en passend moet zijn voor
iedereen. Toptalenten komen hierin ook aan bod en zouden voor
uitdagend onderwijs op hun niveau niet meer hoeven te betalen
hun medeleerlingen. De consequentie van het streven naar
‘passend onderwijs’ is immers dat ieder kind op elk niveau het
onderste uit de kan haalt.
6
Een zo passend en zo breed
mogelijk onderwijsaanbod is
nodig om deze potenties te
ontwikkelen en kinderen te laten
excelleren.
Zie voor een schets van deze discussie het opiniestuk ‘Dubbel
collegegeld voor uitblinkers is een domme zet’ van Leo Prick, in het
NRC handelsblad van 26 november 2013.
5
Passend onderwijs boven de streep. Over excelleren in het primair onderwijs
Hoofdstuk 2. De kubus als
beleidsinstrument
Verschillende kinderen vereisen
verschillende leerstijlen
Verbreding
Verbreden gaat over het concrete onderwijsaanbodpakket. Zoals
de brede visie al suggereert, gaat het aanbod hier verder dan de
klassieke schoolvakken. Vaardigheden als samenwerken, creativiteit
en onderzoekend leren kunnen voor de basisschool belangrijk
zijn. Hier ligt een belangrijke mogelijkheid voor scholen om zich te
profileren en te onderscheiden.
Erkennen dat er verschil is tussen kinderen, heeft tot gevolg
dat de grenzen van het klassensysteem in het basisonderwijs
flexibeler moeten worden. Het betekent dat scholen meer werken
met verschillende ontwikkellijnen voor verschillende kinderen. Maar
dit moet niet leiden tot individualisering in het onderwijs. Kinderen
leren immers ook van elkaar, dus peer learning blijft essentieel. Het
gaat om het vinden van een goede balans tussen differentiëren en
integreren binnen het onderwijs.
Verdieping
In de hoogte van de kubus worden verschillende niveaus van
kennis en vaardigheid aangeduid. Natuurlijk is er een ondergrens
die ieder kind moet halen, bijvoorbeeld een bepaald niveau van
rekenen, te controleren door toetsen en/of de onderwijsinspectie.
Maar bij ieder vak of vaardigheid ligt het maximaal haalbare per
kind op een ander niveau. Iedere school bepaalt zelf welke niveaus
worden aangeboden.
Dit betekent dat behalve de ‘breedte’ en het ‘niveau’ van het
aanbod er ook een derde beleidsdimensie is, namelijk die van het
‘volume’ of de ‘inhoud’: de groepsgrootte variërend van individueel
leren tot groepsgewijs onderwijs. Wij pleiten er dan ook voor om bij
de uitwerking van de visie deze drie dimensies in het te formuleren
beleid van iedere school terug te laten komen.
Volume
De inhoud van de kubus geeft het volume weer. Hiermee
bedoelen we dat de leerkracht kan variëren in groepsgrootte,
groepsdoorbrekend kan werken en flexibel kan organiseren.
Soms kan het wenselijk zijn om in kleine groepen samen te
werken met kinderen op hetzelfde niveau van verdieping binnen
hetzelfde vak. Op een ander moment kan het juist beter zijn om
met een grotere groep te werken of met een groepje kinderen
met verschillende niveaus van verdieping. De leerkracht maakt per
kind en per deelgebied een inschatting van de meest optimale
groepssamenstelling. De school bepaalt beleidsmatig welke
mogelijkheden er zijn om flexibele groepsgrootte mogelijk te
maken.
Voorbeeld
• Basisschool het Talent in Lent is een zogenoemde
TOM-school (Team Onderwijs op Maat) en inspiratieschool
voor vernieuwend onderwijs. Op het Talent gebeurt het
leren in kern- of basisgroepen. Er wordt lesgegeven
in multidisciplinaire teams, op verschillende leer- en
werkplekken in de school. Kinderen zitten niet in
jaargroepen, maar in units. De kinderen worden
ingedeeld op basis van niveau in plaats van op leeftijd.7
Ter verduidelijking geven we de drie dimensies hier als een
kubus weer en werken deze daarna apart uit.
De invulling van de drie dimensies van de kubus vormt in onze
visie een essentieel onderdeel van ieder schoolbeleid. De school
formuleert de drie dimensies van de kubus en daarmee het
onderwijsaanbod. Deze aanpak maakt het mogelijk om van elk
kind een ontwikkelingsprofiel bij te houden.
7
6
Meer informatie: www.het-talent.nl
Hoofdstuk 3. De school als
netwerkorganisatie
Gezamenlijke visievorming
de schoolleiding in gesprek te gaan. Bovendien bevordert een
eigen profiel de samenwerking tussen scholen. Complementaire
profielen in bijvoorbeeld een wijk worden dan dienstbaar aan de
onderscheiden talenten van kinderen en zijn minder gericht op
concurrentie.
Het is belangrijk dat scholen zich bewust zijn van het
maatschappelijke belang en van het persoonlijke belang van
leerlingen om vanuit talenten te excelleren. De visie op excellentie
en de excellente leerling is een fundamenteel onderdeel van
de visie op passend onderwijs van de school. De school moet
de visie duidelijk formuleren en concreet onderbouwen vanuit
theorie en actuele onderzoeken. De visie wordt in samenspraak
met alle betrokkenen in de organisatie opgesteld. De visie sluit
aan bij de kwaliteitszorg van de school en is daarin ook terug
te zien. Ook is de visie terug te zien in de samenwerking met de
partners: leerlingen, ouders, voortgezet onderwijs, bedrijfsleven,
regionale initiatieven zoals sport, verenigingen en projecten. Deze
multidisciplinaire blik draagt bij aan meer kennis en inzicht op het
leren en ontwikkelen van kinderen.
De leerkracht staat niet alleen:
de rol van externe partijen
Basisscholen staan er niet alleen voor, de gehele samenleving
deelt het belang van het opleiden van de toekomstige generaties.
Hoewel de primaire taak bij de school ligt, kunnen andere
betrokkenen zoals ouders, bedrijven, gemeenten, scholen voor
voortgezet onderwijs, maatschappelijke instellingen, kinderopvang
en voorschoolse educatie (vve) basisscholen ondersteunen bij het
aanbieden van een uitdagend onderwijsaanbod. Welke rol kunnen
deze verschillende stakeholders op zich nemen?
De partners ontwikkelen in samenspraak een gemeenschappelijke
taal. Een gemeenschappelijke taal maakt het mogelijk elkaar aan
te spreken en te bevragen op de praktische consequenties van de
visie. Dat geldt voor alle lagen van de organisatie: van bestuurder
tot schoolleider tot leerkracht. Het kan stimulerend zijn en de
visievorming faciliteren om bij andere scholen een kijkje te nemen.
Het wiel hoeft niet telkens opnieuw te worden uitgevonden. Er zijn
inmiddels veel goede voorbeelden te vinden van scholen die vanuit
een specifieke visie vorm en inhoud geven aan het stimuleren en
ontwikkelen van talent. Deze scholen benoemen de consequenties
van hun keuzes duidelijk en vertalen deze naar de organisatie van
de school. Die kennisdeling en uitwisseling, zowel binnen de school
zelf als tussen scholen, komt niet vanzelf tot stand. Iemand moet
het voortouw nemen dit te organiseren.
Ouders
De ouders zijn natuurlijk in de eerste plaats belangrijk.
Ouders spelen samen met de leerkrachten een cruciale rol in
het herkennen en ontwikkelen van de talenten van hun kinderen.
Als primaire opvoeders kennen ze de talenten van hun kinderen.
Daarnaast beschikken sommige ouders over specifieke expertise
die zij tijdens de eigen opleiding of in het beroep hebben
opgedaan. Scholen kunnen aan ouders vragen deze expertise in
te zetten ten bate van de talentontwikkeling van de kinderen op
de school.
Bedrijven, universiteiten, gemeenten,
maatschappelijke organisaties
De overheid neemt geleidelijk afscheid van het adagium ‘one
size fits all’. Wij adviseren het ministerie van OCW om scholen
expliciet ruimte te bieden om een eigen visie te ontwikkelen en
het onderwijs te geven dat hierbij hoort. Dat zou bijvoorbeeld
kunnen door scholen op te roepen aan te geven welke specifieke
elementen zij in hun visie willen opnemen. Te denken valt daarbij
onder meer aan visies waarin nadrukkelijk aandacht is voor:
•
•
•
•
Andere partijen, zoals bedrijven, universiteiten, gemeenten
en maatschappelijke organisaties zoals sportverenigingen en
burgerinitiatieven kunnen actief bijdragen door hun expertise
of werkmateriaal aan te bieden. Ook kunnen zij hun locatie
openstellen voor bezoeken of specifieke talentprogramma’s
opzetten en/of financieel ondersteunen. Sportclubs kunnen
bij uitstek oefenmogelijkheden bieden voor het ontwikkelen van
sociale vaardigheden zoals het nemen van verantwoordelijkheid.
Ook burgerinitiatieven en vrijwilligers in bijvoorbeeld de zorg
bieden veel mogelijkheden.
de leerstijlen van leerlingen
samenwerkingskwaliteiten
persoonlijkheidsontwikkeling
het ontwikkelen van onderzoek- en ontwerpvaardigheden.
In het voortgezet onderwijs is het bedrijvenprogramma Jet-Net een
goed voorbeeld van de verschillende manieren waarop bedrijven
een bijdrage leveren aan de talentontwikkeling van kinderen. In het
primair onderwijs zijn de wetenschapsknooppunten (universiteiten
die op basis van onderzoek van de universiteit lesprogramma’s
voor basisschoolkinderen opzetten) een goed voorbeeld dat
doorontwikkeld kan worden.
Het uiteindelijke doel is dat schoolteams het beleid dat
voortvloeit uit de visie uitvoeren in de dagelijkse praktijk en
dat alle direct of indirect betrokkenen het beleid steunen.
De visie moet zichtbaar zijn in de organisatie, het onderwijs­
beleid (waarbij de bovengenoemde kubus een leidraad kan zijn),
de samenwerking met stakeholders, de competenties van de
leraren en de onderwijsmiddelen. De visie kan ouders, leraren
en andere betrokkenen aangrijpingspunten bieden om met
7
Passend onderwijs boven de streep. Over excelleren in het primair onderwijs
Voorbeeld
• In het wetenschapsknooppunt Radboud Universiteit
Nijmegen werken scholen en pabo-studenten samen
met wetenschappers om activiteiten te ontwikkelen voor
het basisonderwijs. Op basis van wetenschappelijke
doorbraken ontwikkelen zij activiteiten voor leerlingen
binnen de didactiek van onderzoekend leren. Leerlingen
leren op basis van hun eigen interesse voor een thema
een onderzoek op te zetten en uit te voeren. Ook leren
ze hoe wetenschappelijke kennis tot stand komt en hoe
ze een antwoord kunnen krijgen op hun eigen vragen.
Dit stimuleert de onderzoekende houding.8
Samenwerking in de keten
Naast een actieve bijdrage door expertise, werkmateriaal of
locaties voor werkbezoeken beschikbaar te stellen, spelen
de stakeholders ook een rol binnen de samenwerking in de
onderwijsketen. Jeugdgezondheidszorg, voorschoolse educatie,
primair, voortgezet en hoger onderwijs vervullen samen de
belangrijke taak om het aanwezige talent bij kinderen optimaal
te stimuleren. Samen leveren zij een inspanning die ertoe leidt
dat deze kinderen daarna, ieder op hun eigen manier, hun plaats
in de maatschappij kunnen vinden en daaraan een bijdrage
kunnen leveren. Het is daarom belangrijk dat de instellingen in de
onderwijsketen afstemmen en samenwerken. Kinderen die laten
zien dat ze op bepaalde terreinen over veel talent beschikken,
moeten ook in hun vervolgopleiding op passend niveau worden
uitgedaagd. De overgang naar een volgend onderdeel van de
keten moet daarom gepaard gaan met een goede overdracht.
Zo kunnen talenten bij binnenkomst meteen worden herkend en
verder worden uitgedaagd. Talentvolle kinderen in het voortgezet
onderwijs kunnen alvast lessen volgen op de universiteit en kunnen
zelf lesgeven aan talentvolle basisschoolkinderen. Een goede
afstemming en samenwerking in de keten is hiervoor noodzakelijk.
De ontwikkeling van de brede scholen laat deze samenwerking
al zien. Steeds meer scholen werken intensief samen met de
voorschoolse educatie en de naschoolse opvang en sportclubs in
de buurt. Hierdoor creëren zij meer gemeenschappelijkheid en zijn
buitenschoolse activiteiten meer met het onderwijs verweven.
Voorbeeld
• Een voorbeeld van een Brede School is De Jan van
Nassauschool in Den Haag. Deze school werkt samen met
partners in de Rivierenbuurt aan de ontwikkeling van een
nieuw gebouw voor de Brede Buurtschool Plus O3. De BBS+
O3 is een multifunctionele voorziening in de wijk en biedt
kinderen, jongeren, ouders en wijkbewoners van ‘s morgens
vroeg tot ‘s avonds laat een breed scala aan activiteiten.
Het gebouw krijgt onder meer een sportdak, een
buurtkeuken, een theaterruimte, een medialab, een
plantenkas en een muziekstudio.9
Excellentiebevordering is
teamwork. Teamcompetenties
zijn voor het leerkrachtenteam
belangrijk, want elke leerkracht
heeft, net als zijn/haar leerlingen,
specifieke talenten.
8 Meer informatie: www.wkru.nl
9
8
Meer informatie: www.sbbdenhaag.nl
Wetenschappers
Ten slotte is er een specifieke rol weggelegd voor stakeholders
in de wetenschap. Zij spelen een rol in de ondersteuning en het
conceptualiseren van goede voorbeelden. Onderzoekers van
universiteiten kunnen een bijdrage leveren in het onderscheiden
van de talenten die op school ontwikkeld kunnen worden.
Niet alle talenten komen op school aan bod en dat is ook niet
erg, want ook buiten de school, bijvoorbeeld op de sportclub en
in de muziekschool, vindt talentontwikkeling plaats. Wel is het
wenselijk om een duidelijk en wetenschappelijk onderbouwd beeld
te hebben van de talenten die op school in ieder geval aan bod
moeten komen. Ook de relatie tussen het ontwikkelen van talenten
binnen school en buiten school, en hoe deze zo optimaal mogelijk
te verweven, kan onderwerp van onderzoek zijn. Universiteiten
kunnen goede voorbeelden van talentontwikkeling onderzoeken en
deze conceptueel overdraagbaar maken naar andere scholen.
Erkennen dat er verschil is tussen
kinderen, heeft tot gevolg dat de
grenzen van het klassensysteem
in het basisonderwijs flexibeler
moeten worden. Het betekent dat
scholen meer werken met verschillende ontwikkellijnen voor
verschillende kinderen.
Voorbeeld
• TalentenKracht is een voorbeeld van een programma dat
belangrijke stappen heeft gezet in het onderzoek naar
talentontwikkeling. Het is een onderzoekprogramma van
zeven universiteiten naar de talenten van kinderen van
3 tot en met 14 jaar op het gebied van wetenschap en
technologie. TalentenKracht is opgezet om professionals
en ouders de inzichten en instrumenten te geven voor
deze talentontwikke­ling. Vanuit verschillende inzichten uit
de wetenschap kijken onderzoekers naar de begrippen
talent, begaafdheid en excellentie bij kinderen. Klassieke
denkbeelden worden aan­gevuld met recentere bevindingen
over talent en aanverwante concepten zoals gave,
nieuwsgierigheid en interesse.10
Gemeente, Inspectie van het Onderwijs, ministerie van OCW
Externe partijen zijn ook belangrijk voor het scheppen van
randvoorwaarden. Partijen die een rol hebben in het maken of
uitvoeren van beleid, zoals gemeenten, de inspectie en het
ministerie van OCW, moeten in afstemming met het veld de juiste
randvoorwaarden creëren om talent te ontwikkelen. Mogelijkheden
daarvoor zijn de goede indicatoren (breder dan alleen taal en
rekenen) meten en belonen en meedenken over goede gebouwen
waarin talent ontwikkeld kan worden en deze financieel mogelijk
maken. Wij adviseren kortom om financiële, conceptuele en fysieke
ruimte te creëren om optimale talentontwikkeling mogelijk te maken.
10 Meer informatie: www.talentenkracht.nl
9
Passend onderwijs boven de streep. Over excelleren in het primair onderwijs
Hoofdstuk 4. Van visie naar praktijk
Schoolorganisatie
Voorbeeld
• Een voorbeeld van de waardering voor leerkrachten
in het primair onderwijs is de verkiezing voor Leraar
van het Jaar. Dit jaar verkoos de jury Tingue Klapwijk,
lerares in groep 6, 7 en 8 op de Montessorischool
in het Haagse Valkenboskwartier. Volgens de jury is
Tingue Klapwijk didactisch sterk. Ze heeft meerdere
lesmaterialen bedacht om de lesmotivatie te bevorderen,
om de woordenschat te vergroten en om de begrijpend
leeslessen leuker te maken. Op deze manier laat ze
kinderen optimaal tot leren komen. Ook brengt ze volgens
de jury haar kennis over op andere leraren.
Een goede verankering van de gezamenlijk geformuleerde visie
op excellentie binnen de school vereist eigenaarschap op elk
niveau van de organisatie. Ook is het belangrijk dat de visie wordt
ingebed in het personeelsbeleid van de school en dat schoolteams
regelmatig de voortgang van de implementatie van de visie in de
dagelijkse praktijk bespreken. De schoolleider heeft de taak om de
visie uit te dragen, ook in de wijze waarop de teamleden met elkaar
omgaan. De kernwaarden die men beschrijft op leerlingniveau
moeten ook op leraarniveau terug te vinden zijn. Dit vraagt
leiderschap met oog voor talent. En hier hoort dus ook duidelijk
personeelsbeleid bij. Dit betekent het werven en selecteren van
leraren die binnen deze visie passen, en het inspireren, motiveren
en sturen van de al binnen de school werkzame leerkrachten.
In de opleiding
Op bestuursniveau is het belangrijk om de verschillen te erkennen
tussen scholen binnen eenzelfde bestuur en deze te benoemen.
Het schoolbestuur kan scholen op een constructieve wijze met
elkaar in gesprek brengen om van elkaar te leren.
Ook de opleidingen voor leraren in het primair onderwijs moeten de
slag maken naar erkenning van individueel talent en het stimuleren
van een maximale ontplooiing daarvan. Dat geldt zowel voor de
studenten aan de pabo zelf (waarom zouden die niet ook ‘cum
laude’ mogen afstuderen?) als voor de manier waarop ze later in
het werkveld terechtkomen. Excellentiedenken, in de vorm van
het onderste uit de kan willen halen, moet ook binnen de pabo
worden gestimuleerd. Excellentiebevordering kan volgens ons
onder andere verbeteren als pabo’s zich in de werving meer dan
tot nu toe richten op jongens, culturele minderheden en vwogediplomeerden. In het curriculum van de pabo kan de vaardigheid
om talent te herkennen en te benutten een meer prominente
plaats krijgen.
De keuze voor de manier waarop de school excellentie stimuleert,
heeft niet alleen consequenties voor de inrichting van het team,
maar ook voor de financiën. Binnen de huidige bekostiging is
het voor scholen bijna onmogelijk om te experimenteren met
uitdagender vormen van onderwijs. Alleen wanneer een school
goede onderwijsopbrengsten heeft en niet te maken krijgt met
bijvoorbeeld krimp, is de financiering momenteel toereikend. Het is
belangrijk dat scholen zogeheten ‘faalkosten’ kunnen incalculeren
bij het vormgeven van hun manier van excellentiebevordering.
De pabo moet eigenlijk geen eindopleiding zijn. Het blijft
wenselijk om afgestudeerde leerkrachten te stimuleren om ook
een master-diploma te behalen. Dit kan met de introductie van een
regeling zoals die bestaat voor de eerstegraads lerarenopleiding:
afgestudeerden van de pabo komen in aanmerking voor een
extra jaar studiefinanciering als ze een master willen behalen.
Dit moet niet tot problemen leiden met de langstudeerdersregeling
en anders dan bij de eerstegraads lerarenopleiding, worden
studenten voor deze regeling geselecteerd. Een andere moge­
lijkheid tot verdere professionalisering is om een programma als
Eerst de Klas ook voor het basisonderwijs op te zetten.
Expertise van leerkrachten
Binnen de school
Excellentiebevordering is teamwork. Teamcompetenties zijn dus
voor het leerkrachtenteam belangrijk, want elke leerkracht heeft,
net als zijn/haar leerlingen, specifieke talenten. Ook deze kunnen
versterkt worden. De volgende competenties moeten binnen een
lerarenteam samenkomen:
• academische vaardigheden waar nodig
• vakinhoudelijke kennis
• pedagogische vaardigheden, specifiek gericht op
excellentiebevordering.
Eerdere voorstellen van de Onderwijsraad om via de vorming
van academische basisscholen meer samenhang te brengen
tussen praktijk, opleiding en onderzoek kunnen in dit kader
ook een belangrijke rol spelen.11 Het beroep van leraar wordt
spannender en gedifferentieerder, wanneer praktijk-, opleiding- en
onderzoekrollen afgewisseld kunnen worden.
Op deze wijze kan kennisdeling binnen een team plaatsvinden en
worden leraren erkend door hen de kans te geven hun kwaliteiten
in te zetten. Externe expertise kan eventueel voor aanvulling
zorgen. Het is belangrijk leraren uit te dagen en hen te stimuleren
het beste uit zichzelf te halen. De lerarenbeurs is een goed
instrument om leerkrachten verder te professionaliseren in voor
de school specifieke expertisegebieden. Deze inzet tot verdere
professionalisering kan ook in de beloning worden uitgedrukt.
Daarnaast zou een innovatiefonds op scholen leerkrachten
kunnen stimuleren om aan innovaties en verbeteringen te werken.
11
10
Zie hiervoor http://www.onderwijsraad.nl/upload/publicaties/728/
documenten/kiezen-voor-kwalitatief-sterke-leraren.pdf
Scholen faciliteren bij hun excellentie-aanpak
9. Geef scholen die het goed doen status, bijvoorbeeld via een
vorm van certificering. Zet onderzoekers van universiteiten in
om te onderzoeken wat werkt en wat versterkt kan worden.
Zo kan dit gedeeld worden met anderen.
Samen sta je sterker, en dit geldt ook voor het stimuleren van
scholen bij hun excellentieaanpak. Een eerste stap is het verder
ontwikkelen van een gemeenschappelijke taal. Scholen kunnen dan
met elkaar in gesprek over waar ze naar toe willen, hoe ze hierin
investeren en hoe ze hierin gestimuleerd kunnen worden. Het is
belangrijk voor scholen om het niet bij plannen te laten, maar ook
te laten zien hoe ze aan deze zaken werken.
10. Interactie met het voortgezet onderwijs enerzijds en de
kinderopvang en voorschoolse educatie anderzijds is
belangrijk.
Naast bovengenoemde punten voor de gemeenschappelijke taal
benadrukken de denktankleden ook twee randvoorwaarden:
De scholen die vertegenwoordigd zijn in de denktank hebben een
aantal principes geformuleerd die een plaats kunnen krijgen in het
te ontwikkelen kader voor excellentieonderwijs in de basisscholen:
1. Om te bewerkstelligen dat alle basisscholen een vorm van
excellentiebeleid ontwikkelen, is het wenselijk om in een
hernieuwd bestuursakkoord voor het primair onderwijs op te
nemen dat elke school een visie op passend onderwijs moet
ontwikkelen en implementeren, waarin ook de bovenkant van
het talentenspectrum is opgenomen.
1. Scholen bepalen zelf hun beleid en hoe ze de organisatie
en het onderwijs vanuit de overkoepelende visie inrichten. Zij
kunnen laten zien (aantoonbaar) hoe zij hierin investeren en
opereren en wat zij daarbij willen bereiken en bereikt hebben.
2. De Inspectie van het Onderwijs kan meer vertrouwen hebben in
scholen die het goed doen en deze ontheffen van een aantal
verplichte invuloefeningen.
2. Het is belangrijk om verschillen tussen kinderen, leerkrachten
en scholen te erkennen en herkennen. Erken het verschil al
bij kinderen vanaf vier jaar, anticipeer op deze verschillen en
biedt ruimte aan iedereen om zich verder te ontwikkelen, ook
de kinderen aan de bovenkant van het spectrum.
3. Wat de school voor de talentontwikkeling van kinderen doet,
moet de school ook doen voor de talentontwikkeling van
leerkrachten.
4. Kleinschaligheid in de onderwijspraktijk is belangrijk. Zoek een
vorm van onderwijs waar kleinschaligheid (de volumedimensie)
ingepast kan worden, bijvoorbeeld door het werken met units.
5. Het is belangrijk zoveel mogelijk aandacht en financiën te
richten op de werkvloer. Voor wat betreft de financiën is dat
een proces van langere adem. Meer leerkrachten voor en
in de klas zal alleen lukken als er op overhead en externe
begeleiding wordt bezuinigd en ook dan zal de wens van de
overheid om passend onderwijs voor elk talent te realiseren
ongetwijfeld extra bekostiging vergen.
6. Netwerkfunctie is belangrijk: het netwerken met externe
partners (voortkomend uit de gemeenschappelijke verant­
woordelijkheid voor het onderwijs van kinderen), maar ook
netwerken met andere scholen, zowel in het primair onderwijs,
als in het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs
en het hoger onderwijs.
7. Gemeenschappelijke verantwoordelijkheid is belangrijk, scholen
kunnen het niet alleen.
8. De school moet zelf ook bruggen slaan: met
voorschoolse educatie, het voortgezet onderwijs en met
onderwijsinstellingen in andere onderwijssectoren.
11
Passend onderwijs boven de streep. Over excelleren in het primair onderwijs
Tot slot
Verwijzingen
We adviseren het primair onderwijsveld een kleine flexibele
organisatie in te richten, die als critical friend het niet eenvoudige
transitietraject naar excellentie in het primair onderwijs kan
begeleiden. We denken hierbij aan een organisatie zoals de
audit- en monitorcommissie van Sirius in het hoger onderwijs.
Bruggen slaan. Regeerakkoord VVD – PvdA. 29 oktober 2012.
Carol S. Dweck. Mindsets. Developing Talent Through A Growth Mindset.
Z.j. (Stanford University).
Leo Prick. ‘Dubbel collegegeld voor uitblinkers is een domme zet’,
in NRC handelsblad. 26 november 2013.
Deze externe reflectie is er enerzijds op gericht de vinger aan
de pols te houden – wat gaat er goed, wat kan beter? – en
anderzijds gericht op inhoudelijke stimulering: waar kan gekeken
worden bij collega-scholen om nog beter te worden? Deze
externe ‘ogen’ kunnen collega’s van scholen voor voortgezet
onderwijs zijn, ouders, het eigen schoolbestuur of een kennisgroep
op een bepaald thema. Bestaande netwerken in het primair
onderwijs kunnen worden geïntensiveerd en uitgebouwd om deze
kennisdeling te stimuleren.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. ‘Kamerbrief over
toptalent in het funderend onderwijs’. 2 september 2013.
Onderwijsraad. Kiezen voor kwalitatief sterke leraren. Advies.
Den Haag, 2013.
Onderwijsraad. Een smalle kijk op onderwijskwaliteit. De stand van
educatief Nederland. Advies. Den Haag, 2013.
Daarnaast adviseren wij om in afstemming met de Inspectie voor
het Onderwijs en het onderwijsveld een andere en ruimere manier
te ontwerpen om de kwaliteit van het onderwijs te meten.
We denken daarbij aan het opnemen van indicatoren die ook de
brede kwaliteit van het onderwijs (zowel de zogenoemde hard als
soft skills) in beeld kunnen brengen.
Platform Bèta Techniek. Excellentie in het voortgezet onderwijs.
Ambitie mag! Den Haag, 2013.
Prof. mr. B.M. Teldersstichting. Onderwijs: de derde dimensie.
Den Haag, 2012.
12
Leden denktank excellentiebevordering
primair onderwijs
1.
Hans Adriaansens | voorzitter Leading Experts Sirius Programma (voorzitter)
2.René Bagchus | directeur primair onderwijs, ministerie OCW
3.Carla van den Bosch | directeur Het Talent, Lent
4.Michael Krul | directeur Stichting brede buurtschool Den Haag
5.Tingue Klapwijk | leerkracht Montessori Valkenbos in Den Haag en Leraar van het Jaar PO
6.Marianne Rongen | leerkracht Wittering, Rosmalen
7.Paul Leseman | hoogleraar Gedragswetenschappen en lid onderzoeksgroep Talentenkracht
8.Lisa Jordan | executive director Bernard van Leer Foundation
9.Marieke Peeters | projectleider wetenschapsknooppunt Radboud Universiteit Nijmegen
10.Anita Swenneker | rector St. Ignatiusgymnasium, Amsterdam
1 1.Henk van Ommen | rector Het Baarnsch Lyceum en voorzitter havoplatform
12.Maarten van Wulfften Palthe | lid directieraad Siemens Nederland
13.Jeroen Gommers | algemeen directeur Samenwerkende Vrijescholen Zuid-Holland
14.Joop Haverkort | oud-bestuurder Stichting Conexus
Klankbordgroep
Wim Kaizer | oud collegevoorzitter INOS Stichting Katholiek Onderwijs Breda
Sylvia Veltmaat | collegevoorzitter Stichting Fluvius
Kernsecretariaat
Piter Reitsma | senior projectleider po, School aan Zet
Ayla Murad | projectleider excellentie vo en mbo, Platform Bèta Techniek
Tessa Timmermans | projectleider po en vo, Platform Bèta Techniek
Breder secretariaat
Renske Heemskerk | senior projectleider Sirius Programma, Platform Bèta Techniek
Martine Creemers | expert excellentie School aan Zet
Nora Steenbergen | specialist begaafdheid SLO
Mark Weekenborg | manager onderwijskwaliteit PO-Raad
Voor meer informatie of voor vragen kunt u contact opnemen
met het secretariaat van de denktank: [email protected]
Kijk ook op www.platformexcellentie.nl