Nota van zienswijzen en overzicht ambtshalve wijzigingen ontwerp bestemmingsplan ‘Buitengebied’ gemeente Leudal status: datum: projectnummer: adviseur: vastgesteld 25 februari 2014 100990R.2011 Rnu/Rfo/Sre/Gve Inhoudsopgave 1. Inleiding ........................................................................................................................................... 1 1.1. Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan ........................................................................ 1 1.2. Ambtshalve wijzigingen ........................................................................................................... 1 1.3. Leeswijzer ................................................................................................................................ 1 2. Overzicht zienswijzen ...................................................................................................................... 2 3. Inhoudelijke behandeling zienswijzen........................................................................................... 11 4. Overzicht ambtshalve wijzigingen…………………………………………………………………………………………..468 1. Inleiding 1.1 Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan Het ontwerp bestemmingsplan “Buitengebied” heeft vanaf 28 november 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Deze tervisielegging is gepubliceerd in de staatscourant, de gemeentelijke website en het plaatselijke huis- aan- huisblad. Tevens was het ontwerp bestemmingsplan met bijbehorende stukken gedurende de termijn van terinzagelegging digitaal raadpleegbaar op de website www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website (www.leudal.nl, met een link naar www.ruimtelijkeplannen.nl). Een analoge versie van het bestemmingsplan heeft bij de Publieksbalie van het gemeentehuis ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om mondelinge of schriftelijke zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan in te dienen. Er zijn 339 reacties ingediend. 1.2 Ambtshalve wijzigingen Het bestemmingsplan is tevens ambtelijk beoordeeld. Uit deze controle zijn zaken naar voren gekomen die nog aangepast moeten worden in het bestemmingsplan. 1.3 Leeswijzer In Hoofdstuk 2 volgt een overzicht van alle zienswijzen. Deze wordt gevolgd met de in hoofdstuk 3 gegeven inhoudelijke samenvatting van de zienswijzen, in beknopte en zakelijke vorm en de inhoudelijke reactie hierop. Iedere zienswijze wordt aangevuld met de conclusie en eventuele wijziging die worden doorgevoerd in het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 omvat het overzicht met ambtshalve wijzigingen. Bestemmingsplan Buitengebied 1 2. Overzicht zienswijzen nr Naam Postcode Woonplaats Datum reactie 229 Pluimveebedrijf Aan de Bergen B.V. Adres + huisnummer Aan de Bergen 23 Ontvangstdatum 6093 NW Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 232 J.M. Nouwen Aan de Bergen 23 6093 NW Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 308 Jori Heythuysen B.V. Aan de Bergen 23 6093 NW Heythuysen 6 januari 2014 8 januari 2014 315 Jori Heythuysen B.V. Aan de Bergen 23 6093 NW Heythuysen 6 januari 2014 8 januari 2014 297 M. Nouwen Aan de Bergen 4 6093 NX Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 254 A.P.M. Reijnders Aan de Bergen 5 6093 NV Heythuysen 31 december 2013 8 januari 2014 262 M. Nouwen Aan de Bergen 7 6093 NW Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 66 H.M.G. Coolen Aan de Heibloem 17 6093 PE Heythuysen 7 januari 2014 8 januari 2014 67 Flavours of the Farm B.V. en H.M.G. Coolen Holding B.V. Aan de Heibloem 17 6093 PE Heythuysen 8 januari 2014 8 januari 2014 Aan de Heibloem 17a Aan de Watermolen 1 Aan de Watermolen 4 Aan het Broek 5 6093 PE Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 6093 NB Heythuysen 8 januari 2014 8 januari 2014 6093 NB Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 6093 NV Heythuysen 31 december 2013 8 januari 2014 Arixweg 12 6082 ND Buggenum 27 december 2013 31 december 2013 Arixweg 18 6082 ND Buggenum 8 januari 2014 8 januari 2014 Arixweg 6 6082 ND Buggenum 18 december 2013 19 december 2013 216 Van Lier-Mevissen Asbroek 6 6089 NA Heibloem 6 januari 2014 8 januari 2014 205 V.C. Jong Baldersstraat 1 6011 SK Ell 6 januari 2014 6 januari 2014 206 Maatschap Peeters-Van Dael Baldersstraat 3a 6011 SK Ell 12 december 2013 3 januari 2014 207 P.J.H. Geelen Beegderveld 16 6099 NC Beegden 9 december 2013 9 december 2013 139 Maatschap Heijerhof Henk Venner en Hetty de Ridder Beekkant 9 6095 PE Baexem 7 januari 2014 9 januari 2014 Beekstraat 10 en 10a 6013 RV Hunsel 6 januari 2014 7 januari 2014 252 M.C.A. Geelen – Verwielen Beekstraat 12 6013 RV Hunsel 2 januari 2014 8 januari 2014 337 W. Verstappen Beekstraat 9 6013 RV Hunsel 6 januari 2014 8 januari 2014 208 G. Geraets Begijnhofweg 1a 6037 RJ Kelpen-Oler 6 januari 2014 6 januari 2014 36 H.G. Verstappen Berikstraat 31 6082 AM Buggenum 8 januari 2014 8 januari 2014 63 C.H.G.M. van Oers Beylshof 1 6093 PK Heythuysen 8 januari 2014 8 januari 2014 94 Frank Coolen Machines B.V. Biesstraat 59 6093 AC Heythuysen 8 januari 2014 13 januari 2014 51 Maatschap van den Goor-Thiesen Blenkert 10a 6088 NH Roggel 6 januari 2014 9 januari 2014 91 C. Hartmann Boerderijweg 10 6089 NW Heibloem 8 januari 2014 8 januari 2014 212 F.M.H. Joosten Boerderijweg 4a 6086 PJ Neer 10 december 2013 8 december 2013 224 W.L.E. Reijnders 6093 NH Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 6093 NH Heythuysen 28 december 2013 30 december 2013 143 M. van Zon Bosscherkampweg 20 Bosscherkampweg 21 Brandvenstraat 1 6011 SH Ell 2 januari 2014 8 januari 2014 231 Creemers Eieren VOF Brandvenstraat 3 6011 SH Ell 3 januari 2014 8 januari 2014 100 E. van Logtestijn Brandvenstraat 4 6011 SH Ell 23 december 2013 30 december 2013 246 maatschap Custers-van Deuren Broekweg 6 6011SX Ell 2 januari 2014 8 januari 2014 162 mevr. Coenen-Wagemans Brugstraat 3 6088 BS Roggel 7 januari 2014 8 januari 2014 230 S.E. Heibloem B.V. 50 J.H.M. Crijns 334 G. van Wegberg 338 A.P.M. Reijnders 3 J. Allers 47 A.G.H.H Brabander 2 A.P.M. Metsemakers 81 P.L.G.,J.L.A., I.F.G.H. Vissers, VissersNieskens 210 F.W. Louwers 2 Nota van zienswijzen nr Naam Adres + huisnummer Brumholt 13 Postcode Woonplaats Datum reactie 6086 PV Neer 7 januari 2014 8 januari 2014 Brumholt 2 6086 PW Neer 6 januari 2014 8 januari 2014 211 C.G.C. Jeurninck Brumholt 27a 6086 PV Neer 15 december 2013 18 december 2013 197 A.E.C. Vestjens Holding B.V. A. Vestjens Brumholt 3 6086 PV Neer 3 januari 2014 13 januari 2014 Brumholt 4 6086 PW Neer 7 januari 2014 7 januari 2014 327 Beeren Agricultuur B.V. Brumholt 5a 6086 PV Neer 7 januari 2014 8 januari 2014 328 Beeren Agricultuur B.V. Brumholt 5a 6086 PV Neer 7 januari 2014 8 januari 2014 329 Beeren Agricultuur B.V. Brumholt 5a 6086 PV Neer 7 januari 2014 8 januari 2014 Brumholt 7 6086 PV Neer 24 december 2013 30 december 2013 176 Mundimat BV A. Dortant Buggenumseweg 2 6083 AA Haelen 8 januari 2014 13 januari 2014 221 P. Loyen Busschopsweg 5 6093 AA Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 213 Hendriks Graszoden Groep Caluna 17 6093 PG Heythuysen 5 januari 2014 8 januari 2014 256 maatschap Freyaldenhoven Caluna 2 en 2a 6093 PG Heythuysen 2 januari 2014 8 januari 2014 173 Kwekerij Boonen-Van der Heijden T.L.C. Boonen Caluna 6a 6093 PG Heythuysen 7 januari 2014 13 januari 2014 311 F.J.J.M. Rietjens Castertstraat 1a 6011 SL Ell 6 januari 2014 8 januari 2014 187 Kwekerij Stals B.V. M.M.J.M. Stals Castertstraat 4 6011 SL Ell 7 januari 2014 13 januari 2014 105 Fam. Janssen Castertstraat 6 6011 SL Ell 12 december 2013 13 december 2013 227 Geraats B.V. Conenweg 2 6095 PL Baexem 3 januari 2014 8 januari 2014 312 De Waog, biologische tuinderij vof Dijk 2 6086 AM Neer 3 januari 2014 8 januari 2014 293 maatschap Stemkens- Lempens Dries 28 6086 AW Neer 3 januari 2014 8 januari 2014 Dries 35 6086 AV Neer 3 januari 2014 7 januari 2014 121 F.G.M. Scheijmans Eikesstraat 57 6013 RD Hunsel 16 december 2013 17 december 2013 251 Dhr. en mevr. Vrenken Eind 1 6088 NC Roggel 7 januari 2014 8 januari 2014 203 Loonbedrijf Gebroeders Vrenken Eind 1a 6088 NC Roggel 7 januari 2014 8 januari 2014 166 Fam. Snijders Eind 4 6088 NC Roggel 7 januari 2014 8 januari 2014 157 dhr. Van den Boom Ellerweg 23 6037 RR Kelpen-Oler 7 januari 2014 9 januari 2014 134 M.W.J. van Hees Emmasingel 31.271 5611 AZ Eindhoven 28 november 2013 8 januari 2014 Ensebroekerweg 1 6037 NV Kelpen-Oler 8 januari 2014 8 januari 2014 290 P.M.A. Verheggen Ensebroekerweg 2 6037 NV Kelpen-Oler 3 januari 2014 8 januari 2014 153 Camping Knienseerd R.H. van de Sande Ensebroekerweg 6 6037 NV Kelpen-Oler 8 januari 2014 9 januari 2014 141 G. Cuijpers Ensebroekerweg 6a 6037 NV Kelpen-Oler 2 januari 2014 8 januari 2014 263 M. van den Boom Eyckheuvels 1a 6037 RC Kelpen-Oler 7 januari 2014 8 januari 2014 214 B. van den Boom Eyckheuvels 2 6037 RC Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 219 B. van den Boom Eyckheuvels 2 6037 RC Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 164 A.M.H. Wijers-Gijsen Eykerstokweg 90 6093 AX Heythuysen 7 januari 2014 7 januari 2014 161 J. van Rooij Gemeentebos 1 6096 NJ Grathem 8 januari 2014 9 januari 2014 122 H.H.J. Verlinden Geneijgen 3 6396 NH Grathem 3 januari 2014 6 januari 2014 299 P. Geenen 58 H. Beenders 80 Maatschap Beeren - Verheijen 99 H. Pijls, P. Pijls, L. Pijls-Van Lier 70 A.J.H. Otten, M.E.P. Van Eijk 65 J.H.J. Slangen 56 Stekbedrijf Bergs Stekbedrijf Bergs Ontvangstdatum Geusert 13 6093 NR Heythuysen 6 januari 2014 7 januari 2014 111 Plantgoed Frenken S. Frenken Geusert 5 6093 NR Heythuysen 12 september 2013 13 september 2013 196 Kwekerij Meuter L. Meuter Geusert 7a 6093 NR Heythuysen 7 januari 2014 13 januari 2014 98 Leimsgaat B.V. M. Graef, J. Graef, M. Bessems Ghoor 1 6083 NA Nunhem 8 januari 2014 8 januari 2014 52 M. Graef en M. Bessems Ghoor 1, Molenstraat 1 6083 NA 6099 AH Nunhem Beegden 8 januari 2014 8 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 3 nr Naam Adres + huisnummer Godsweerderstraat 2 Postcode Woonplaats Datum reactie 6041 GH Roermond 123 P. Vissers Graetheideweg 2A 6037 NN 223 Maatschap Vissers-Hekers Graetheideweg 2a 142 mevr. Hohenwalt - Derks 37 Stichting Milieufederatie Limburg J.H. Heijnen Ontvangstdatum 8 januari 2014 8 januari 2014 Kelpen-Oler 27 december 2013 31 december 2014 6037 NN Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 Grathemerweg 13 6037 NP Kelpen-Oler 7 januari 2014 8 januari 2014 318 Mevr. Hohenwalt – Derks Grathemerweg 13 6037 NP Kelpen-Oler 7 januari 2014 8 januari 2014 149 T.G.J.M. Verstappen Grathemerweg 16 6037 NR Kelpen-Oler 7 januari 2014 7 januari 2014 222 J.J.T.H. Peeters-Donkers Grathemerweg 1b 6037 NP Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 124 V.V.E.F. Narain Grathemerweg 22 6037 NR Kelpen-Oler 2 januari 2014 6 januari 2014 253 Bloks Oler B.V. Grathemerweg 3 6037 NP Kelpen-Oler 28 december 2013 8 januari 2014 204 Vof Aendekerk- van Dael Grathemerweg 41 6037 RP Kelpen-Oler 7 januari 2014 8 januari 2014 140 G.M. van de Marel Grathemerweg 6 6037 NR Kelpen-Oler 7 januari 2014 9 januari 2014 112 Heemkundekring Roggel C. Beenders Graven 3 6086 RA Neer 5 december 2013 5 december 2013 273 J.P.H. Beenders Graven 5 6086 RA Neer 3 januari 2014 8 januari 2014 274 Poeliersbedrijf Crins Grote Laak 13a 6088 NJ Roggel 6 januari 2014 8 januari 2014 305 C.H.J. van Lier Grote Laak 5a 6088 NJ Roggel 2 januari 2014 8 januari 2014 125 D. van Heel Grote Laak 8a 6088 NK Roggel 7 januari 2014 7 januari 2014 Haelerweg 63 6085 EA Horn 23 december 2013 23 december 2013 Hatenboer 1 6041 TN Roermond 7 januari 2014 8 januari 2014 310 P. Brouwers Heerbaan 5 6092 NB Leveroy 3 januari 2014 8 januari 2014 175 R.P. Hübens Heiakker 2 6096 NL Grathem 6 januari 2014 13 januari 2014 Heide 12 6088 PD Roggel 18 december 2013 20 december 2013 146 Maatschap Winkelmolen - Reijnen Heide 12a 6093 PB Heythuysen 7 januari 2014 8 januari 2014 303 maatschap Rutten-Knoops Heide 13 6093 PA Heythuysen 7 januari 2014 8 januari 2014 248 P.H. van Nieuwenhoven Heide 15 6088 PC Roggel 3 januari 2014 8 januari 2014 79 G.P.H. Beijes Heide 17 6093 PA Heythuysen 7 januari 2014 7 januari 2014 319 S.A.J. Knapen Heide 19 6093 PA Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 Heide 1a 6088 PC Roggel 8 januari 2014 8 januari 2014 267 Kessels Dahlia Heide 1b 6088 PC Roggel 6 januari 2014 8 januari 2014 288 P.M.M. van Lier Heide 2 6093 PB Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 314 P.M.M. van Lier Heide 2 6093 PB Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 239 maatschap Van Pol-Laenen Heide 21 6088 PC Roggel 6 januari 2014 8 januari 2014 5 M.J.E. Op Heij Heide 23 6088 PC Roggel 19 december 2013 20 december 2013 6 J.M.C. Tunissen-Simons Heide 24 6093 PB Heythuysen 31 december 2013 31 december 2013 Heide 25 6093 PA Heythuysen 30 december 2013 14 januari 2014 170 buurtvereniging Heidebuurt Heide 29 6093 PA Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 188 W.A.J. Korten-Verhaegh Heide 3 6093 PA Heythuysen 8 januari 2014 13 januari 2014 4 F.H.G. Schoenmakers 41 Maatschap L.L.J.M. en R.J.G. Hamans 1 Holding Tijssen B.V. / Heibloem Hoeve B.V. M. Tijssen 92 The Horse Valley S. Aarts 95 J.I. Remijnse Heide 36 6093 PB Heythuysen 7 januari 2014 7 januari 2014 270 Stal Cuijpers 7 Green Acres B.V. Heide 4a 6088 PD Roggel 3 januari 2014 8 januari 2014 291 Dhr. Timmermans Heide 6 6093 PB Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 276 P.H. van Nieuwenhoven Heide 7 6088 PC Roggel 3 januari 2014 8 januari 2014 302 maatschap Baetsen Heideweg 12 6037 NZ Kelpen-Oler 7 januari 2014 8 januari 2014 304 maatschap Baetsen Heideweg 12 6037 NZ Kelpen-Oler 7 januari 2014 8 januari 2014 4 Nota van zienswijzen nr Naam Postcode Woonplaats Datum reactie 217 Maatschap Visser-Kea Adres + huisnummer Heideweg 7 6037 NZ Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 218 Maatschap Visser-Kea Heideweg 7 6037 NZ Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 110 F. de Rond Hekbergerweg 1 6012 RR Echt 6 januari 2014 8 januari 2014 8 Vof Beugelbaan L.W.P. en C.A.M. Claessen-Stassen Heldensedijk 9 6088 NT Roggel 6 januari 2014 6 januari 2014 9 L.W.P. Peeters Heldenseweg 39 6086 PD Neer 13 december 2013 13 december 2013 Heyerveld 2 6081 CV Haelen 10 december 2013 10 december 2013 96 P.H. Linssen Heythuyserweg 13 6085 NH Horn 14 januari 2014 17 januari 2014 43 Proteion Thuis J.H.M.J. Laumen Heythuyserweg 21 6085 NH Horn 7 januari 2014 8 januari 2014 193 HD-USA Cars BV H. Donkers Hoek 14 6088 ES Roggel 3 januari 2014 13 januari 2014 313 Sillekens landbouwbeheer B.V. Hollander 11 6093 PC Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 87 Vokar Onroerend Goed B.V. A. Vossen Hollander 13 6093 PC Heythuysen 8 januari 2014 8 januari 2014 88 Vokar Onroerend Goed B.V. A. Vossen Hollander 13 6093 PC Heythuysen 8 januari 2014 8 januari 2014 89 Vossen Leudal Onroerend Goed B.V. A. Vossen Hollander 13 6093 PC Heythuysen 8 januari 2014 8 januari 2014 90 Holmel B.V. A. Vossen Hollander 13 6093 PC Heythuysen 8 januari 2014 8 januari 2014 30 A.W. Hartman Hollander 2a 6093 PC Heythuysen 6 januari 2014 7 januari 2014 10 Atelier/Galerie In 't vergulde Hirt A.A.M. Hollander 6 Webbers 6093 PC Heythuysen 7 januari 2014 7 januari 2014 11 P. Camp Hollander 8 6093 PC Heythuysen 7 januari 2014 7 januari 2014 Hoogstraat 17 6011 RX Ell 8 januari 2014 9 januari 2014 42 W. en K. Rutten-Hermans Hoogstraat 28 6011 RZ Ell 7 januari 2014 8 januari 2014 15 N.G.J.H. van Grimbergen-Moors Hoogstraat 32A 6011 RZ Ell 6 januari 2014 7 januari 2014 93 W. Willekens Hoogstraat 33 6011 RX Ell 8 januari 2014 8 januari 2014 215 Maatschap Winkelmolen-Palmen Hoogstraat 36 6011 RZ Ell 6 januari 2014 8 januari 2014 271 maatschap Breukers Hoogstraat 53 6011 RX Ell 3 januari 2014 8 januari 2014 Horckerstraat 10 6095 NM Baexem 3 januari 2014 6 januari 2014 192 VOF Krekels M. Krekels Horckerstraat 6 6095 NM Baexem 8 januari 2014 13 januari 2014 185 erven Roost-Bosmans Horckerstraat 7 6095 NM Baexem 10 januari 2014 13 januari 2014 Hornerheide 4 6085 NM Horn 6 januari 2014 8 januari 2014 258 maatschap Broekman Hosterstraat 5 6012 RL Haler 7 januari 2014 8 januari 2014 191 Maatschap Vestjens-Engels P.A.H.M. Vestjens Houterhof 1 6085 NL Horn 6 januari 2014 13 januari 2014 Houtgraven 9 8086 PB Neer 8 januari 2014 8 januari 2014 Huikenstraat 3 6015 RC Neeritter 6 januari 2014 7 januari 2014 Hulmusweg 4 6012 RP Haler 6 januari 2014 8 januari 2014 Hunissenstraat 8 6011 RF Ell 2 januari 2014 2 januari 2014 Hunnissenstraat 3 6011 RG Ell 3 januari 2014 8 januari 2014 Hunselerdijk 2 6096 NK Grathem 8 januari 2014 8 januari 2014 335 maatschap Peeters-Donkers Hunselerdijk 7a 6037 NK Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 169 Toluma BV M. Bormans Hunselerdijk 7b 6037 NK Kelpen-Oler 8 januari 2014 13 januari 2014 236 maatschap Hendriks-Van den Burg Hunselerdijk 8 6096 NK Grathem 21 december 2013 8 januari 2014 295 Mousset Container Service B.V. Isidoorstraat 2 6012 RE Haler 3 januari 2014 8 januari 2014 289 B. Aendekerk Isidoorstraat 22 6012 RE Haler 6 januari 2014 8 januari 2014 113 H.W.G. Hendriks 160 Plantenkwekerij Verhaag H. Verhaag 12 J.P.L. Knippenberg 35 M.W.M. Clerkx 61 J.M.G. van Sint Fliet - van Melick, J.Th. Van Melick, J.H.M.M.G Van MelickPeeters 31 C.W.J. Corstjens 300 H. Winters 84 Van Rooij Nuenen B.V. 272 T.H.M. Kranen 45 P.W. Custers Bestemmingsplan Buitengebied Ontvangstdatum 5 nr Naam Postcode Woonplaats Datum reactie 242 maatschap Mousset Adres + huisnummer Isidoorstraat 23a 6012 RE Haler 7 januari 2013 8 januari 2014 286 maatschap Mousset Isidoorstraat 23a 6012 RE Haler 6 januari 2014 8 januari 2014 287 Zorgboerderij de Meyseberg Jacobusstraat 25 6013 RK Hunsel 7 januari 2014 8 januari 2014 336 J. Creemers Kallestraat 14 6013 RN Hunsel 6 januari 2014 8 januari 2014 Kallestraat 52 6013 RN Hunsel 107 M. Smeets Kampstraat 8 6011 RV Ell 11 december 2013 11 december 2013 269 M. Geelen Kampstraat 8 6011 RV Ell 3 januari 2014 8 januari 2014 Kanaalweg 1 6037 NT Kelpen-Oler 6 januari 2014 7 januari 2014 325 maatschap Franssen- van Helden Kapittelbosch 1 6096 AN Grathem 3 januari 2014 8 januari 2014 180 F. Timmermans Kappert 12 6086 PA Neer 8 januari 2014 13 januari 2014 33 Fruitbedrijf Gielens B.V. Kappert 13a 6086 PA Neer 6 januari 2014 7 januari 2014 34 H. Wulms Kappert 15 6086 PA Neer 7 januari 2014 7 januari 2014 13 G. en I. Nijskens 32 G.J.G. Tholen 177 I. van Rijsingen 26 december 2013 en 4 januari 2014 Ontvangstdatum 30 december 2013 en 7 januari 2014 Karreveld 8 6089 NC Heibloem 8 januari 2014 13 januari 2014 44 R.M.L.M. Magnée Kasteelstraat 6 6085 BH Horn 7 januari 2014 8 januari 2014 38 L. Parren Kasteelweg 17 6095 ND Baexem 8 januari 2014 9 januari 2014 264 G.O. Zanderink Katsberg 1a 5768 RH Meijel 3 januari 2014 8 januari 2014 106 G.H. Geraets Kelperveen 2 6037 SG Kelpen-Oler 11 december 2013 11 december 2013 243 maatschap van Heur Kelperweg 22 6037 RM Kelpen-Oler 2 januari 2014 8 januari 2014 296 maatschap van Heur Kelperweg 22 6037 RM Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 108 M. Baets Handel BV M.J.J.J.M. Baets Kelperweg 23 6037 RL Kelpen-Oler 6 december 2013 9 december 2013 Kelperweg 30 6037 RM Kelpen-Oler 5 januari 2014 8 januari 2014 Kempisweg 3 6037 NM Kelpen-Oler 2 januari 2014 8 januari 2014 Keversbroek 2 6037 RG Kelpen-Oler 8 januari 2014 8 januari 2014 Koelenstraat 2 6095 PB Baexem 8 januari 2014 9 januari 2014 17 W.P.H. Ververs Koelenstraat 8 6095 PB Baexem 6 januari 2014 7 januari 2014 158 dhr. Cleutjens Kraakstraat 30 6013 RS Hunsel 7 januari 2014 9 januari 2014 Kruisstraat 7 6086 AR Neer 31 december 2013 7 januari 2014 249 De Kuuper Holding B.V. Kuiperweg 11 6037 NL Kelpen-Oler 7 januari 2014 8 januari 2014 250 De Kuuper Holding B.V. Kuiperweg 11 6037 NL Kelpen-Oler 7 januari 2014 8 januari 2014 Kuiperweg 15-17 6037 NL Kelpen-Oler 6 januari 2014 7 januari 2014 282 maatschap Snijkers Kuiperweg 1b 6096 BN Grathem 6 januari 2014 8 januari 2014 150 S.M.M. Kroon Kunneweg 12 6088 NV Roggel 6 januari 2014 7 januari 2014 72 Van Helvoirt Melkvee C.V. M.P.M., H.A.M. van Helvoirt Laagstraat 12 6011 SJ Ell 6 januari 2014 7 januari 2014 77 Hoeve de Kaolder B.V. V.O.F. V.O.F. Venner HDK Grond en Gebouwen B.V. Leukerweg 3 6095 NX Baexem 7 januari 2014 7 januari 2014 83 Vrenken Handelsonderming B.V. Leveroyseweg 15 6093 NE Heythuysen 7 januari 2014 7 januari 2014 163 T. Briels Leveroyseweg 17 6093 NE Heythuysen 6 januari 2014 6 januari 2014 333 Take Care Ranch Limburgstraat 20 6037 SH Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 324 T. Geraedts Lindestraat 17 6013 RZ Hunsel 3 januari 2014 8 januari 2014 155 Tuinderij de Locht E. Schroijen Lochterstraat 2a 6012 RD Haler 6 januari 2014 9 januari 2014 281 A. Dirks Lochterstraat 3a 6012 RD Haler 6 januari 2014 8 januari 2014 301 A. Dirks Lochterstraat 3a 6012 RD Haler 7 januari 2014 8 januari 2014 14 A.W. Geraets 245 H.J.M. van Enckevort 62 Maatschap M.A.J. Bongers en C.A.E.M. Teeuwen 154 Maatschap W.G.M. Bonten 18 R. en K. Parry 16 A. Coolen 6 Nota van zienswijzen nr Naam Adres + huisnummer Lochterstraat 4 Postcode Woonplaats Datum reactie 6012 RD Haler 6 januari 2014 7 januari 2014 220 Fruitteeltbedrijf Houben-Meuwissen Loorderstraat 10 6096 NE Grathem 6 januari 2014 8 januari 2014 339 P. Clerkx Magnoliastraat 27 6011 RH Ell 23 januari 2014 23 januari 2014 Margarethastraat 73 6014 AD Ittervoort 6 januari 2014 7 januari 2014 Margerethastraat 52 Maubroekstraat 2 6014 AG Ittervoort 6 januari 2014 8 januari 2014 6015 RA Neeritter 6 januari 2014 8 januari 2014 126 René Naus Administratie Fiscaaladviesbureau R.P.H.H. Naus Maubroekstraat 4 6015 RA Neeritter 2 januari 2014 6 januari 2014 292 L.M. van Lier Meijelseweg 18a 6089 ND Heibloem 3 januari 2014 8 januari 2014 195 Maatschap Geelen Melenborgweg 12 6081 NZ Haelen 7 januari 2014 13 januari 2014 104 J. Roumen Mennesweg 9 6093 NJ Heythuysen 12 december 2013 13 december 2013 74 Pieter Sijben Bronboringen VOF P.A. Sijben, J.H.P. van Neerven Molenstraat 10 6086 BR Neer 6 januari 2014 7 januari 2014 60 A.M.J. Tobben-Gielens en H.C.J. Gielens Molenstraat 13a Molenstraat 7b 6086 BP 6086 BO Neer Neer 8 januari 2014 8 januari 2014 48 W. en R. Vogels-Mulder Molenweg 29 6082 NB Buggenum 6 januari 2014 6 januari 2014 Moosterstraat 12 6012 RC Haler 6 januari 2014 8 januari 2014 Moosterstraat 7 6012 RC Haler 6 januari 2014 7 januari 2014 Mortel 27 6088 AH Roggel 6 januari 2014 8 januari 2014 Nachtegaal 1A 6096 NG Grathem 5 december 2013 5 december 2013 Napoleonsweg 136 6083 AB Nunhem 6 januari 2014 7 januari 2014 21 Jos Menten Metaalhandel B.V. en Jos Napoleonsweg 16Menten Metaalrecycling B.V. J. Menten- 20 Tubeé 6081 AD Haelen 69 W.J.M., C.A.H.M., A.G.M.C., A.P.J., M.J.C.A., C.A.C.M. Ras, Hillen-Silvrants, Silvrants Geraets-Silvrants, Silvrants Napoleonsweg 4 6086 AE Neer 7 januari 2014 7 januari 2014 Napoleonsweg Noord 8 6096 NC Grathem 3 januari 2014 8 januari 2014 Nijken 16a 6088 NR Roggel 5 januari 2014 6 januari 2014 Nijken 18 6088 NR Roggel 3 januari 2014 13 januari 2014 54 H.P.H. Coenen Nijken 29 6088 NR Roggel 7 januari 2014 8 januari 2014 22 B. Driegen Nijken 9 6088 NP Roggel 3 januari 2014 3 januari 2014 57 Actiecomié Helihaven Heythuysen Nee E.H.M.M. Franssen Notaris Ruttenlaan 7 6093 CP Heythuysen 6 januari 2014 8 januari 2014 68 J.A.J.M. Diessen Op Engels 3 6093 NP Heythuysen 7 januari 2014 7 januari 2014 24 P.L.M. Coolen Ophoven 1 6088 AC Roggel 13 december 2013 17 december 2013 Ophoven 12a 6088 AC Roggel 8 januari 2014 13 januari 2014 25 S.L. Loyen Ophoven 14a 6088 AC Roggel 24 december 2013 24 december 2013 103 R. Houben Ophoven 24 6088 AD Roggel 10 december 2013 16 december 2013 198 N. en R. Houben Ophoven 24 6088 AD Roggel 6 januari 2014 8 januari 2014 85 G.T.P.M. Vermeulen Ophoven 29 6088 AD Roggel 2 januari 2014 6 januari 2014 59 M. Coenen 78 Maatschap N.E.J. Rietjens, C.L.A. Rietjens - De Leeuw 55 J. Van der Stappen en W. Moors 268 J. Huijskens 199 Maatschap Van Deursen 279 maatschap Bottenberg – Smeets 49 J.J.M. Verbeek 201 Sil Moonen B.V. 20 T. Schreurs 151 J.J.T.M. Neelen 320 maatschap Herten-Vosdellen 23 M.J.M. Smets 194 Van Zuilen Holding BV J. van Zuilen 179 Maatschap Janssen-Verlinden 17 december 2013 en 18 december 2013 Ontvangstdatum 18 december 2013 en 19 december 2013 Ophoven 2a 6088 AC Roggel 6 januari 2014 8 januari 2014 178 Maatschap Derkx-Derikx Ophoven 40c 6088 AE Roggel 8 januari 2014 13 januari 2014 189 Nijssen Loonwerkbedrijf en grondverzet F. Nijssen Ophoven 42 6088 AG Roggel 8 januari 2014 13 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 7 nr Naam Postcode Woonplaats Datum reactie 40 W.G. Houben Adres + huisnummer Ophoven 43a 6088 AS Roggel 6 januari 2014 8 januari 2014 53 H. Houben Ophoven 45 6088 AS Roggel 6 januari 2014 8 januari 2014 26 R. Vullers Ophoven 50a 6088 AG Roggel 182 Baijens Neeritter VOF Oude Brugstraat 3 6015 RG Neeritter 3 januari 2014 13 januari 2014 240 Van den Heuvel C.V. Oudebrugstraat 1 6015 RG Neeritter 6 januari 2014 8 januari 2014 Oudenhofweg 1 6095 NR Baexem 7 januari 2014 7 januari 2014 265 Van Ool Argo B.V. Oudenhofweg 6 6095 NR Baexem 3 januari 2014 8 januari 2014 266 Van Ool Agro B.V. Oudenhofweg 6 6095 NR Baexem 3 januari 2014 8 januari 2014 225 Geraats B.V. p/a Conenweg 2 6095 PL Baexem 3 januari 2014 8 januari 2014 226 Geraats B.V. p/a Conenweg 2 6095 PL Baexem 3 januari 2014 8 januari 2014 260 L.M.L. Linders Paalweg 1 6095 NH Baexem 7 januari 2014 8 januari 2014 152 W. Nijssen Pasveld 3 6086 PL Neer 6 januari 2014 7 januari 2014 128 Maatschap Wijers van der Linden Poelakkerweg 3 6082 NC Buggenum 13 december 2013 17 december 2013 114 Petrochemical Pipeline Services B.V. B. Chiariadia Postbus 1163 6160 BD Geleen 12 december 2013 17 december 2013 119 Waterschapsbedrijf Limburg J.T.G. Bakker Postbus 1315 6040 KH Roermond 16 december 2013 17 december 2013 86 N.V. Nederlandse Gasunie N. Tijman Postbus 19 9700 MA Groningen 23 december 2013 30 december 2013 165 Erfgoedvereniging Heemschut F. Focke Postbus 203 6040 AE Roermond 6 januari 2014 8 januari 2014 116 Rijkswaterstaat drs. L.M. Pacilly Postbus 25 6200 MA Maastricht 19 december 2013 20 december 2013 118 Waterschap Peel en Maasvallei ir. L.C. Oosterom Postbus 3390 5902 RJ Venlo 17 december 2014 19 december 2014 115 Provincie Limburg drs. M.G.P.I. Arts Postbus 5700 6202 MA Maastricht 7 januari 2014 8 januari 2014 27 H.M.P. Clout Posthuisweg 10 6085 AG Horn 26 december 2013 3 januari 2014 76 W.P.M. Schrijnwerkers, C.A.M. Schrijnwerkers - Forschelen Posthuisweg 8 6085 AG Horn 6 januari 2014 7 januari 2014 28 M.P. Korten Processieweg 1 6037 NW Kelpen-Oler 30 december 2013 31 december 2013 29 M.P. Korten Processieweg 7 6037 NW Kelpen-Oler 30 december 2013 31 december 2013 278 maatschap Brouwers Reijnderstraat 1 6095 NJ Baexem 3 januari 2014 8 januari 2014 109 dhr. en mevr. van Uden Reulisweg 16 6093 PP Heythuysen 2 december 2013 6 december 2013 255 H. Kurstjens Reulisweg 18 6093 PP Heythuysen 2 januari 2014 8 januari 2014 331 G.H.H. Verkennis Rietbroek 3 6039 RK Stamproy 6 januari 2014 8 januari 2014 129 G. Bosmans Rieterweg 1 6086 PT Neer 7 januari 2014 7 januari 2014 130 B.J.P. Sijben Rieterweg 6 6086 PT Neer 24 december 2013 24 december 2013 190 J. Ool Rijksweg Noord 10 6037 KE Kelpen-Oler 7 januari 2014 13 januari 2014 131 J.J.H. van Enckevoort Rijksweg Noord 3 6037 RE Kelpen-Oler 12 december 2013 16 december 2013 172 Oppe Tump T. Jenniskens Rijksweg Noord 8 6037 RE Kelpen-Oler 7 januari 2014 13 januari 2014 306 maatschap Creemers Rijksweg Zuid 9 6037 RD Kelpen-Oler 2 januari 2014 8 januari 2014 Ringstraat 26 6015 AZ Neeritter 8 januari 2014 8 januari 2014 132 B.P.J.M. Gijsen Roggelseweg 52 6081 NP Haelen 4 januari 2014 7 januari 2014 120 HG Beheer BV Roggelseweg 54 6081 NP Haelen 8 januari 2014 8 januari 2014 133 Stichting Buitencentrum De Spar S. van Horne Roggelseweg 55 6081 NP Haelen 4 januari 2014 7 januari 2014 117 Stichting Studiegroep Leudal algemeen J.M.G. Hocks, H.M.C. Leenders Roggelseweg 58 6081 NP Haelen 4 januari 2014 6 januari 2014 174 fam. Hoedemakers Rohrstraat 6 6086 NB Neer 7 januari 2014 13 januari 2014 97 Dhr. en mw. den Teuling 64 L.W.M., W.J. , J.L.A. Corstjens - Zetjens 8 6 december 2013 Ontvangstdatum 10 december 2013 Nota van zienswijzen nr Naam Postcode Woonplaats Datum reactie 145 C.P.H. Niessen Adres + huisnummer Roligt 19 6093 NS Heythuysen 3 januari 2014 8 januari 2014 181 Maatschap Heijnen-Goeden Roligt 7 6088 NG Roggel 2 januari 2014 13 januari 2014 261 maatschap Orbon-Winters Roorstraat 1 6093 NG Heythuysen 7 januari 2014 8 januari 2014 284 maatschap Orbon-Winters Roorstraat 1 6093 NG Heythuysen 7 januari 2014 8 januari 2014 233 maatschap Deckers-Vrenken Roorstraat 5 6093 NG Heythuysen 31 december 2013 8 januari 2014 277 L.J. Bollen Santforterstraat 1 6014 RB Ittervoort 3 januari 2014 8 januari 2014 200 H. Vorselen Santforterstraat 11 6014 RB Ittervoort 6 januari 2014 8 januari 2014 Schaapsbrug 5 6089 NB Heibloem 6 januari 2014 7 januari 2014 135 Boomverzorging Christian Schöler C.M. Schöler Schaapsbrug 6 6089 NB Heibloem 4 januari 2014 6 januari 2014 275 H. Korsten Schaapsbrug 7 6089 NB Heibloem 3 januari 2014 8 januari 2014 257 maatschap Heldens-Klever Scheidingsweg 1 6011 SW Ell 7 januari 2014 8 januari 2014 323 Maatschap Heldens-Klever Scheidingsweg 1 6011 SW Ell 3 januari 2014 8 januari 2014 144 Maatschap Vaesen - van den Eertwegh Scheidingsweg 5 6011 SW Ell 2 januari 2014 8 januari 2014 298 maatschap Claessens-van Dael Scheidingsweg 9 6011 SW Ell 7 januari 2014 8 januari 2014 159 Werktuigencoörperatie Leudal e.o. U.A. W. Mestrom Scheyvenhofweg 7 6093 PR Heythuysen 6 januari 2014 9 januari 2014 101 C. Slaats Schillersstraat 5a 6014 RA Ittervoort 13 december 2013 13 december 2013 Schoorstraat 18 6095 NW Baexem 3 januari 2014 7 januari 2014 330 C. van den Berg A. van den Berkmortel Schoorstraat 6 6095 NV Baexem 3 januari 2014 8 januari 2014 127 Maatschap Kurstjens-Verkoelen Sillenhoek 3a 6091 PC Leveroy 7 januari 2014 9 januari 2014 238 J. van Melick Slupsweg 3 6086 PX Neer 6 januari 2014 8 januari 2014 307 J. Custers en C. Custers-Camp Smidstraat 1 6013 RX Hunsel 3 januari 2014 8 januari 2014 285 Mts. Roost Smidstraat 10 6013 RX Hunsel 7 januari 2014 8 januari 2014 156 F. Breukers Smidstraat 19 6013 RX Hunsel 7 januari 2014 9 januari 2014 309 M.T.J. Smeets Smidstraat 8 6013 RX Hunsel 3 januari 2014 8 januari 2014 244 Frank Hendrikx Holding B.V. Sniekstraat 18 6012 RN Haler 2 januari 2014 8 januari 2014 202 W.J.C.M. Roost G.J.M. Smeets Sniekstraat 19 6013 SK Hunsel 6 januari 2014 8 januari 2014 183 J.J. Verwielen Sniekstraat 2 6012 RN Haler 6 januari 2014 13 januari 2014 184 J.J. Verwielen Sniekstraat 2 6012 RN Haler 7 januari 2014 13 januari 2014 136 G.J.M. Teven Stapperstraat 2 6095 NV Baexem 3 januari 2014 3 januari 2014 Steegstraat 5 6041 EA Roermond 7 januari 2014 8 januari 2014 138 dhr. Vossen Sterrebosweg 20a 6086 RD Neer 31 december 2013 31 december 2013 137 Maatschap E.L.L. aan den Boom Sterrebosweg 9a 6086 RC Neer 6 januari 2014 7 januari 2014 102 F. van Eijkelenburg Strubben 11 6088 NN Roggel 15 december 2013 16 december 2013 235 M. van Lier Strubben 12 6088 NN Roggel 3 januari 2014 8 januari 2014 247 M. van Lier Strubben 12 6088 NN Roggel 3 januari 2014 8 januari 2014 186 J. van Zuilen Strubben 12d 6088 NN Roggel 3 januari 2014 13 januari 2014 326 Dhr. Sleutels Strubben 9 6088 NN Roggel 7 januari 2014 8 januari 2014 283 VOF gebroeders Rietjens Swartbroekstraat 2 6011 RA Ell 7 januari 2014 8 januari 2014 148 Melkveehouderij Verwielen VOF Swillerweg 4 6013 SH Hunsel 6 januari 2014 8 januari 2014 234 Mieki Hunsel B.V. Swillerweg 5 6013 SH Hunsel 24 december 2013 8 januari 2014 294 J. Frenken Tamboerenstraat 1 6088 CN Roggel 3 januari 2014 8 januari 2014 147 Maatschap Bovend-Eerdt-Tulkens Uffelsestraat 2 6012 RM Haler 2 januari 2014 8 januari 2014 75 Boomkwekerij Vullers R.L.J. Vullers 73 P.W.M., W.M.G., W.M.J.G., M. Pennings, Pennings-Bruls 39 LLTB H.J.C. Senden Bestemmingsplan Buitengebied Ontvangstdatum 9 nr Naam Postcode Woonplaats Datum reactie 167 De Uffelse Molen J. Klerkx Adres + huisnummer Uffelsestraat 5 6012 RM Haler 6 januari 2014 7 januari 2014 321 maatschap van Gestel Uffelsestraat 6 6012 RM Haler 6 januari 2014 8 januari 2014 259 Kiks B.V. Varenstraat 6 6013 RT Hunsel 7 januari 2014 8 januari 2014 322 H. Peeters Veldstraat 4 6096 BJ Grathem 7 januari 2014 8 januari 2014 237 Pluimveebedrijf Heylender Veldstraat 9 6096 BJ Grathem 3 januari 2014 8 januari 2014 332 P.H.J.W. van Roy Velterweg 4a 6037 NS Kelpen-Oler 6 januari 2014 8 januari 2014 228 H. Corstjens Venderstraat 6 6012 RK Haler 3 januari 2014 8 januari 2014 Vlaas 10 6086 PR Neer 7 januari 2014 7 januari 2014 209 de heren P.G.J. Neessen, J.P. , Neessen, P.J.G. , Neessen Vliegertsdijk 8, Vliegertsdijk 6, Boerderijweg 3 5985 PD, 5985 PD, 6086 PJ Grashoek, Grashoek, Neer 6 januari 2014 7 januari 2014 171 Nunhems Netherlands BV A. Thuys Voort 6 6083 AC Nunhem 2 januari 2014 13 januari 2014 71 E.J.J. Leunissen Waije 3 6086 NP Neer 6 januari 2014 7 januari 2014 46 Maatschap Van Heugten - Vrenken J. van Heugten Walk 10 6093 GT Heythuysen 7 januari 2014 8 januari 2014 280 J. van Dael Weigeliastraat 19 6011 RR Ell 6 januari 2014 8 januari 2014 316 Maatschap Adams Weverstraat 17 6013 RA Hunsel 7 januari 2014 8 januari 2014 317 maatschap Adams Weverstraat 17 6013 RA Hunsel 7 januari 2014 8 januari 2014 168 Veehandel Vleeshouwers VOF dhr. Vleeshouwers Weverstraat 2a 6031 RA Hunsel 30 januari 2013 3 januari 2014 241 Nies Onroerend Goed B.V. Zandstraat 3 6037 RH Kelpen-Oler 31 december 2013 8 januari 2014 Zwartveldsingel 6 6088 EW Roggel 5 december 2013 5 december 2013 82 Familie Vrenken 19 Heemkundevereniging Roggel C.H.W. Beenders 10 Ontvangstdatum Nota van zienswijzen 3. Inhoudelijke behandeling zienswijzen Zienswijze 1 Goorts + Coppens B.V., P.J.G. Goumans, Postbus 422, 5700 AK Helmond namens Holding Tijssen B.V. / Heibloem Hoeve B.V. M. Tijssen, Heide 12, 6088 PD Roggel datum reactie: 18 december 2013, datum ontvangst: 20 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak voor de locatie Asbroek 1 wijkt af van het eerder door burgemeester en wethouders vastgestelde wijzigingsplan artikel 3.6 Wro. Dat is in strijd met de plandoelstellingen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan wordt aangepast conform het wijzigingsplan. Met dien verstande dat de landschappelijke inpassing ook zal worden opgenomen (groenbestemming). B. Samenvatting De maatvoering van 6 meter voor mestsilo's is te beperkt in verband met de noodzakelijke afdekking. B. Standpunt De noodzaak voor het vergroten van de hoogte van de mestsilo's wordt, onder meer vanwege de ruimtelijke impact, niet gezien. De enkele noodzaak tot afdekking van de mestsilo's maakt dit niet anders. C. Samenvatting Met planregel 49.19 wordt de regeling uit de primaire bestemming beperkt voor wat betreft nieuw op te richten bebouwing. De planregel is niet eenduidig en leidt tot rechtsonzekerheid. C. Standpunt De zienswijze is deels terecht. Het artikel moet worden aangepast in die zin dat duidelijker wordt omschreven wat de bebouwingsbeperking is ten aanzien van buitengebied en stedelijk gebied. Tevens zal een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid worden geïntroduceerd, zodat nieuwe ontwikkelingen die de belangen van het gebruik en de instandhouding van de molen niet frustreren, alsnog doorgang kunnen vinden. D. Samenvatting De dubbelbestemming Waarde-Archeologie-5 kan van de locatie Asbroek 1 worden verwijderd, omdat al een onderzoek naar de archeologische waarden ter plaatse is uitgevoerd. Voor de locatie Heide 12 wordt eveneens verzocht om de dubbelbestemming te laten vervallen. D. Standpunt Het is gebleken dat op de betreffende locatie reeds een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat van archeologische waarden ter plaatse van de locatie Asbroek 1, geen sprake is. De dubbelbestemming kan op dit perceel dan ook komen te vervallen. Voor wat betreft de locatie Heide 12 is geen onderzoek naar de archeologische waarden bekend. Gelet op het archeologisch beleid blijft deze dubbelbestemming dan ook bestaan. Bestemmingsplan Buitengebied 11 E. Samenvatting Voor de (bedrijfs)locaties is de gebiedsaanduiding "Milieuzone-boringsvrije zone" opgenomen, waarin wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Limburg. De aanduiding en de planregeling stemmen niet overeen. Van een grondwaterbeschermingsgebied is ter plaatse geen sprake. De verwijzing naar de Omgevingsverordening Limburg is ruimtelijk niet relevant en veroorzaakt rechtsonzekerheid. E. Standpunt De betreffende artikelen worden in het geheel herschreven. F. Samenvatting De gebiedsaanduiding "Overige zone - landschappelijke elementen" is dubbelop en onnodig, omdat in planregel 5.8.1. een gelijke regeling is opgenomen. De ruimtelijke noodzaak daarvoor ontbreekt ook. F. Standpunt Voor individuele percelen is het, afhankelijk van de ter plaatse aanwezige waarden, mogelijk dat een tweetal soortgelijke aanduidingen van toepassing zijn die in combinatie met de planregels de ter plaatse aanwezige waarden beschermen. Normaal gebruik van de gronden blijft overigens gewoon mogelijk, evenals normale (onderhouds)werkzaamheden. De regeling is dan ook niet onredelijk bezwarend. G. Samenvatting Artikel 48.1 onder f van de planregels is niet ruimtelijk relevant en de verwijzing naar de Natuurbeschermingswet 1998 is rechtsonzeker. G. Standpunt Artikel 48.1 onder f van de planregels zal worden verwijderd uit de planregels. De bepaling is niet rechtszeker genoeg. H. Samenvatting De artikelen 4.5.3, 5.5.2 onder i. en 4.7.1. en 5.7.1 onder j. van de planregels zien op het creëren van een apart toetsingskader, naast dat van de Wabo, de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl een ruimtelijk relevante noodzaak daartoe ontbreekt. H. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een natura 2000 gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een natura 2000 gebied. I. Samenvatting Planregel 48.2 is onduidelijk in de zin dat niet duidelijk is waarop deze regeling ziet en wat daarvan de strekking en ruimtelijke relevantie is. I. Standpunt Planregel 48.2 zal worden aangepast waarbij een verwijziging naar een bijlage wordt opgenomen waarin de inpassingsplannen/inrichtingsplannen zijn opgenomen waarop het artikel betrekking heeft. 12 Nota van zienswijzen J. Samenvatting Ten aanzien van de locatie Aan de Heibloem 1, geldt dat het ontwerpbestemmingsplan niet de juiste bestemming heeft overgenomen die volgt uit het wijzigingsplan "Buitengebied Heythuysen 1999, Aan de Heibloem 1". De planregels staan ook niet uitdrukkelijk mestbe- en verwerking toe. J. Standpunt Het bestemmingsplan zal zodanig worden aangepast dat de vergunde situatie daarin wordt overgenomen. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak van de locatie Asbroek 1 wordt aangepast conform het wijzigingsplan en conform afspraak. Met dien verstande dat de landschappelijke inpassing ook zal worden opgenomen (groenbestemming). De regeling inzake molenbiotoop wordt aangepast (verduidelijking en afwijkingsmogelijkheid opnemen). Artikelen 49.4, 49.5 en 49.6 worden herschreven en de verwijzing naar de Omgevingsverordening Limburg wordt verwijderd. Artikel 48.1 onder f wordt verwijderd en artikel 48.2 wordt aangepast. De bestemming van de locatie Aan de Heibloem 1 wordt herschreven zodat voldaan wordt aan het wijzigingsplan "Buitengebied Heythuysen 1999, Aan de Heibloem 1". Zienswijze 2 A.P.M. Metsemakers, Arixweg 6, 6082 ND Buggenum datum reactie: 18 december 2013, datum ontvangst: 19 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak is gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan en het door de gemeente goedgekeurde BOP. In de eerdere gemeentelijke reactie op de inspraak is aangegeven dat het bestaande bouwvlak zou worden behouden. A. Standpunt Door inspreker is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding zal het bouwvlak worden opgenomen conform de vigerende bestemming en het goedgekeurde bedrijfsontwikkelingsplan. Zienswijze 3 namens J. Allers, Arixweg 12, 6082 ND Buggenum Bestemmingsplan Buitengebied 13 datum reactie: 27 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De inspreker verzoekt om handhaving van het bouwvlak conform het huidige bestemmingsplan. A. Standpunt Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast (conform eerdere principemedewerking) Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding zal het bouwvlak worden opgenomen conform de vigerende bestemming. Zienswijze 4 namens F.H.G. Schoenmakers, Haelerweg 63, 6085 EA Horn datum reactie: 23 december 2013, datum ontvangst: 23 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De inspreker verzoekt om op het perceel met nummer 775 de bestemming "Wonen" op te nemen. A. Standpunt De reactie is terecht. Voor het perceel met nummer 775 zal de verbeelding in overeenstemming worden gebracht met het bestaande gebruik en worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding dient het perceel met nummer 775 te worden gewijzigd in de bestemming "Wonen". Zienswijze 5 M.J.E. Op Heij, Heide 23, 6088 PC Roggel datum reactie: 19 december 2013, datum ontvangst: 20 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met wijzigingsplan "Heide 23, 6088 PC Roggel", zoals vastgesteld op 3 januari 2012. 14 Nota van zienswijzen A. Standpunt De reactie is terecht. Voor het perceel zullen de verbeelding en de regels in overeenstemming worden gebracht met het planologisch toegestane gebruik conform het vastgestelde wijzigingsplan. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De verbeelding en de regels zullen in overeenstemming worden gebracht met het planologisch toegestane gebruik conform het vastgestelde wijzigingsplan. Zienswijze 6 namens J.M.C. Tunissen-Simons, Heide 24, 6093 PB Heythuysen datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met het thans geldende bestemmingsplan, voor wat betreft bestemming en bouwblok en conform het ingediende BOP Heide 24 van 20 november 2013. A. Standpunt De reactie is terecht. Voor het perceel zullen de verbeelding en de regels in overeenstemming worden gebracht met het planologisch toegestane gebruik conform het thans geldende bestemmingsplan en BOP. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De verbeelding en de regels zullen in overeenstemming worden gebracht met het planologisch toegestane gebruik conform het geldende bestemmingsplan en BOP. Zienswijze 7 Arvalis , mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Green Acres B.V., Heide 36, 6093 PB Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 15 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak breder te trekken zodat de in 2005 gerealiseerde sleufsilo ook binnen het bouwvlak valt c.q. om een specifieke functieaanduiding op te nemen ten behoeve van deze sleufsilo A. Standpunt De betreffende sleufsilo zal worden ingetekend op het bouwvlak. B. Samenvatting Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een hogere maat aan toe te kennen. B. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De betreffende sleufsilo zal worden ingetekend op het bouwvlak. Zienswijze 8 Vof Beugelbaan L.W.P. en C.A.M. Claessen-Stassen, Heldensedijk 9, 6088 NT Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om geen agrarische, maar een dagrecreatieve bestemming (conform planregel 18) op te nemen omdat dit inmiddels beter aansluit op de dagelijkse bedrijfsvoering. A. Standpunt Een functiewijziging van agrarisch naar dagrecreatie vraagt om een bredere belangenafweging. Dit is thans in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde. Het feitelijke gebruik wordt thans bestemd en dat kan in voldoende mate binnen de bestemming agrarisch. Het staat reclamant vrij om in een later stadium een gemotiveerd verzoek voor een functiewijziging in te dienen. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing 16 Nota van zienswijzen Zienswijze 9 L.W.P. Peeters, Heldenseweg 39, 6086 PD Neer datum reactie: 13 december 2013, datum ontvangst: 13 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwkavel van Heldenseweg 39 in Neer is in het voorontwerp verkleind ten opzichte van de situatie in het vigerend bestemmingsplan. In de vorige situatie was er echter nog sprake van een varkenshouderij die inmiddels is omgezet naar manege ( ca. 2001). Het plan is om op korte termijn uit te breiden aan de achterzijde van de manege in de vorm van een overkapping over de volle lengte en circa 8 meters. Deze overkapping zal gebruikt gaan worden voor het stallen van voer (hooi en stro) en voor de tijdelijke opslag van witveen voor aanplanting blauwe bessen en voor de stalling van werktuigen. A. Standpunt De gemeente kan in principe instemmen met de gevraagde uitbreiding door vormverandering. Voor de verantwoording van de vormverandering dient een ruimtelijke onderbouwing aangeleverd te worden. De gemeente heeft dit in een overleg met de adviseur op 20 september 2013 aangegeven. De onderbouwing zou voor 1 oktober worden aangeleverd en is inmiddels aangeleverd en beoordeeld. Het bouwvlak wordt overeenkomstig de ruimtelijke onderbouwing aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak wordt overeenkomstig de ruimtelijke onderbouwing aangepast. Zienswijze 10 Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Atelier/Galerie In 't vergulde Hirt A.A.M. Webbers, Hollander 6, 6093 PC Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De aanduiding "atelier" ontbreekt op de verbeelding en dekt bovendien de lading van de werkzaamheden van reclamant niet af (namelijk atelier, inclusief galerie en beeldentuin). A. Standpunt De aanduiding "atelier" zal op de verbeelding worden opgenomen voor dit perceel. Dat houdt echter niet in dat de beeldentuin op grond van die aanduiding niet mogelijk zou zijn. Ingevolge 29.1 onder s zijn "tuinen en erven" toegestaan. Niet valt in te zien waarom een beeldentuin hier niet onder zou kunnen vallen. Ten aanzien van de oppervlaktemaat van 80 m2 wordt opgemerkt dat deze alleen geldt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis als bedoeld in artikel 29.1 onder b. Bestemmingsplan Buitengebied 17 Zodra de aanduiding "atelier" is opgenomen, geldt echter het gestelde onder 29.1 onder e, dus zonder oppervlaktemaat. Gelet op de hoofdbestemming "Wonen" zal deze bestemming wel als primaire bestemming aanwezig moeten blijven. B. Samenvatting De regeling voor strijdig gebruik van artikel 29 zou versoepeld moeten worden in de zin dat ook artikel 29.1 sub d tot en met h en k tot en met s moeten worden uitgezonderd van het verbod. B. Standpunt De regeling voor strijdig gebruik regelt dat geen beroepen of bedrijven aan huis worden uitgeoefend die niet voldoen aan de vereisten als gesteld in 29.1 onder b (bijvoorbeeld: meer dan 80 m2 oppervlakte). Voor het perceel van reclamant wordt echter een aanduiding "atelier" opgenomen, zodat hier geen sprake zal zijn van een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.5.2. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding zal voor dit perceel de aanduiding "atelier" worden aangebracht. Zienswijze 11 Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens P. Camp, Hollander 8, 6093 PC Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak is gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Verzocht wordt om het vigerende bouwvlak te behouden. A. Standpunt Conform de uitgangspunten van het buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast. Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden. Dit kan eventueel nog in het reparatie- en veegplan plaatsvinden. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 12 J.P.L. Knippenberg, Horckerstraat 10, 6095 NM Baexem 18 Nota van zienswijzen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het perceel heeft in het verleden een woonbestemming gekregen. Dat is nooit de bedoeling geweest. Verzocht wordt om weer een agrarische bestemming op te nemen. A. Standpunt Thans is geen sprake meer van een agrarisch bedrijf. In het vigerende bestemmingsplan is ook geen sprake van een agrarisch bedrijf. Er is dan ook geen mogelijkheid, gelet op het uitgangspunten van het bestemmingsplan, om een agrarische bestemming op te nemen. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 13 G. en I. Nijskens, Kallestraat 52, 6013 RN Hunsel datum reactie: 26 december 2013 en 4 januari 2014, datum ontvangst: 30 december 2013 en 7 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De bermen aan de Mezenstraat zijn niet aan te merken als waardevolle bermvegetatie. A. Standpunt Ondanks dat bepaalde activiteiten in het gebied plaatsvinden (maaien) die een aantasting van de waarden kan inhouden, betekent dit niet per definitie dat geen landschappelijke waarde meer (in potentie) aanwezig is. En dat de waarde dus verwijderd zou moeten worden. B. Samenvatting De steilranden in de huiskavel zijn niet meer aanwezig in verband met een uitgevoerde grondverlaging in de periode 2009-2013 B. Standpunt De steilranden zijn wel nog in het veld aanwezig. Deze aanduiding blijft gehandhaafd. C. Samenvatting De solitaire bomenrijen (2x) zijn niet meer aanwezig. Hiervoor is in 2013 een kapvergunning verleend. C. Standpunt Gelet op het feit dat een kapvergunning is verleend, zal deze waarde van de bijlagekaart worden verwijderd. Bestemmingsplan Buitengebied 19 D. Samenvatting Binnen het bouwblok is sprake van twee bedrijfswoningen (Kallestraat 50 en 52). D. Standpunt Aangezien sprake is van twee bedrijfswoningen, zal een aanduiding op de verbeelding worden opgenomen in de zin dat twee bedrijfswoningen zijn toegestaan (maximum aantal wooneenheden = 2). E. Samenvatting Het bedrijf is niet aangemerkt als intensieve graasdierhouderij. Gelet op de lopende procedure wordt verzocht om dit op te nemen. E. Standpunt De aanduiding intensieve graasdierhouderij zal worden opgenomen. Inclusief de landschappelijke inpassing (groenbestemming). Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Gelet op het feit dat een kapvergunning is verleend, wordt de aanduiding solitaire bomenrijen van bijlage 3 van de bijlagen bij het bestemmingsplan verwijderd op deze locatie. Aangezien sprake is van twee bedrijfswoningen, zal een aanduiding op de verbeelding worden opgenomen in de zin dat twee bedrijfswoningen zijn toegestaan (maximum aantal wooneenheden = 2). De aanduiding intensieve graasdierhouderij zal worden opgenomen. Inclusief de landschappelijke inpassing (groenbestemming). Zienswijze 14 A.W. Geraets, Kelperweg 30, 6037 RM Kelpen-Oler datum reactie: 05 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om de bestemming van het perceel te wijzigen naar een woonbestemming. Het bedrijf is gestaakt en de bedrijfsgebouwen zijn enkel nog in gebruik als caravanstalling en opslag. De mestsilo is wel nog in gebruik door derden. Indien een woonbestemming niet mogelijk is, wordt verzocht om de woning als plattelandswoning aan te merken. A. Standpunt De agrarische bestemming blijft behouden. De specifieke functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning wordt hiertoe opgenomen. Er zal voorts een koppelingsteken worden opgenomen naar het bestaand bedrijf (Begijnhofweg 1a te Kelpen-Oler). Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. 20 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan De agrarische bestemming blijft behouden. De specifieke functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning wordt hiertoe opgenomen. Er zal voorts een koppelingsteken worden opgenomen naar het bestaand bedrijf (Begijnhofweg 1a te Kelpen-Oler). Zienswijze 15 N.G.J.H. van Grimbergen-Moors, Hoogstraat 32A, 6011 RZ Ell datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten zodat het in overeenstemming is met het vigerende bouwvlak zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Hunsel. A. Standpunt Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast. De zienswijze kan ook worden opgevat als BOP. Het vigerende bouwvlak kan dan ook gehandhaafd worden. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het vigerende bouwvlak dient te worden overgenomen. Zienswijze 16 A. Coolen, Kuiperweg 15-17, 6037 NL Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak is verkleind ten opzichte van het wijzigingsplan uit 2012. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan 'Kuiperweg 15 te Kelpen-Oler' zal integraal worden opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 21 Wijzigingen in bestemmingplan Het bestemmingsplan 'Kuiperweg 15 te Kelpen-Oler' zal integraal worden opgenomen in het bestemmingsplan. Zienswijze 17 W.P.H. Ververs, Koelenstraat 8, 6095 PB Baexem datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Perceel D224 heeft deels een woonbestemming en deels een agrarische bestemming. De begrenzing tussen beide gedeeltes is foutief ingetekend. Verzocht wordt om veldschuur ter plaatse onder de woonbestemming in te brengen. A. Standpunt Een veldschuur past qua functie beter onder een agrarische bestemming dan een woonbestemming Er is dan ook geen reden om de begrenzing aan te passen. Wel zal een bouwvlak ingetekend worden ten behoeve van de veldschuur. Ook zal een functieaanduiding worden opgenomen zijnde "solitaire stalruimte". Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De agrarische bestemming blijft behouden, maar om de legaal gebouwde veldschuur zal een bouwvlak worden getekend. Ook zal een functieaanduiding worden opgenomen zijnde "solitaire stalruimte". Zienswijze 18 R. en K. Parry, Kruisstraat 7, 6086 AR Neer datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om een aantal uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden te bezien en te bespreken, waaronder een recreatie/manege-aanduiding, een uitbreidingsmogelijkheid voor een rijhal, stallen en recreatieverblijven en het oprichten van een woning op het perceel voor de ouders. A. Standpunt Het bestemmingsplan is in principe een conserverend plan dat bestaand en legaal gebruik beoogt te regelen. Alle door reclamant beschreven ontwikkelingen zijn nieuw en niet eerder besproken en/of onderzocht en onderbouwd. Het is thans niet doenlijk om deze ontwikkelingen mee te nemen in dit 22 Nota van zienswijzen bestemmingsplan. In een separaat gesprek kunnen eventuele toekomstige uitbreidingsmogelijkheden wel besproken worden, maar een en ander kan sowieso niet plaatsvinden binnen de tijdspanne van dit bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 19 Heemkundevereniging Roggel C.H.W. Beenders, Zwartveldsingel 6, 6088 EW Roggel datum reactie: 05 december 2013, datum ontvangst: 05 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om een mogelijke uitbreiding van heemkundeboerderij De Leimskoel mee te nemen in het definitief vast te stellen bestemmingsplan buitengebied. A. Standpunt Zoals ook in persoon met reclamant besproken, kunnen de ontwikkelingen thans nog niet worden meegenomen in het bestemmingsplan. Er is nog geen overeenstemming bereikt ten aanzien van de definitieve ontwikkelingen. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 20 T. Schreurs, Nachtegaal 1A, 6096 NG Grathem datum reactie: 05 december 2013, datum ontvangst: 05 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het vigerende bouwblok te handhaven in het bestemmingsplan. A. Standpunt Reclamant geeft aan af te zien van een bedrijfsontwikkelingsplan c.q. een ruimtelijke onderbouwing voor de locatie. Derhalve kan in het kader van dit bestemmingsplan enkel het huidige gebruik worden bestemd. Indien de bouwkavel thans reeds is volgebouwd, kan het bouwvlak in dit geval uit het vigerende bestemmingsplan worden overgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 23 Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding zal het bouwvlak worden opgenomen conform de vigerende bestemming / om de bestaande bebouwing. Zienswijze 21 CSO Adviesbureau, F.L.H. Vanweert, Postbus 1323, 6201 BH Maastricht namens Jos Menten Metaalhandel B.V. en Jos Menten Metaalrecycling B.V. J. Menten-Tubeé, Napoleonsweg 16-20, 6081 AD Haelen datum reactie: 17 december 2013 en 18 december 2013, datum ontvangst: 18 december 2013 en 19 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om drie wooneenheden toe te staan middels een aanduiding op de verbeelding, conform de feitelijke situatie, in plaats van de huidige twee. Huisnummer 20 bevat feitelijk twee woningen, te weten huisnummers 18 en 20. A. Standpunt In het ontwerp bestemmingsplan zijn de drie woningen reeds correct aangegeven. Het bestemmingsplan hoeft hierop niet aangepast te worden. B. Samenvatting Verzocht wordt om de specifieke functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - recyclingbedrijf" op te nemen. B. Standpunt In het bestemmingsplan zal de specifieke functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf recyclingbedrijf" worden opgenomen. C. Samenvatting Verzocht wordt om het gemeentelijke geluidbeleid en de toelichting van het bestemmingsplan af te stemmen op de situatie ter plaatse: 45 dB(A) tot op 300 meter van de grens van het bedrijfsgebied, 50 dB(A) tot op 200 meter van de grens van het bedrijfsgebied en 55 dB(A) op kortere afstanden. C. Standpunt Het gemeentelijke geluidbeleid staat in het kader van dit bestemmingsplan niet ter sprake. Indien reclamant dit wenst, kan hij een separaat verzoek aan de gemeente richten met een verzoek tot herziening van het gemeentelijke geluidbeleid indien hierin evidente onjuistheden te ontwaren zijn. Het uitgangspunt van het thans voorliggende bestemmingsplan is dat legaal aanwezige bestaande functies worden gerespecteerd. Dat is voor de onderhavige locatie beoogd. 24 Nota van zienswijzen D. Samenvatting Het verzoek is om de getekende gebouwcontouren als illustratie te verwijderen van de verbeelding omdat dit mogelijk tot verschil in interpretatie kan leiden in verband met het op de verbeelding aangegeven bebouwingspercentage. D. Standpunt De geïllustreerde gebouwcontouren maken onderdeel uit van de ondergrond van www.ruimtelijkeplannen.nl. Hier kan niets aan worden veranderd. Beslissend voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn de verbeelding en de regels. Hieruit blijkt dat het gehele perceel de bouwaanduiding "Bouwvlak" heeft. In combinatie met de regels 8.2.1 a en b, blijken hier zeer duidelijk de bouwmogelijkheden uit. E. Samenvatting Verzocht wordt om de maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bouwhoogte van overige bouwwerken af te stemmen op het vigerende bestemmingsplan (8, 10 en 8 meter). Verzocht wordt voorts om de hoogte van erf- en terreinafscheidingen te verhogen naar maximaal 4 meter. E. Standpunt De bestaande maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bouwhoogte van overige bouwwerken worden afgestemd op het vigerende bestemmingsplan (8, 10 en 8 meter). De maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt gehandhaafd op maximaal 2 meter. Vier meter heeft een te grote ruimtelijke impact. Ten aanzien van het argument van inbraakpreventie heeft te gelden dat er ook nog andere maatregelen door reclamant overwogen kunnen worden om dit risico te beperken. F. Samenvatting Verzocht wordt om de afwijkingsregel als genoemd in planregel 8.5.2 ook te kunnen gebruiken voor bedrijven hoger dan categorie 3 uit de lijst van bedrijfsactiviteiten, ten behoeve van het bedrijf van reclamant. F. Standpunt Het is ongewenst om deze afwijkingsmogelijkheid uit te breiden voor bedrijven hoger dan categorie 3. Dat zou betekenen dat in principe binnen het gehele bestemmingsplan uitbreiding tot categorie 3 en hoger kan plaatsvinden. Het bedrijf van reclamant wordt overigens positief bestemd middels de eerder genoemde functieaanduiding. Voor het overige is het niet gewenst dat het bestemmingsplan mogelijkheden tot verandering biedt, buiten de lagere, rechtstreeks toegestane categorie (1 en 2) of hiermee gelijk te stellen categorieën van bedrijven. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het perceel zal de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf recyclingbedrijf" worden opgenomen. De bestaande maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bouwhoogte van overige bouwwerken worden afgestemd op het vigerende bestemmingsplan (8, 10 en 8 meter). Bestemmingsplan Buitengebied 25 Zienswijze 22 B. Driegen, Nijken 9, 6088 NP Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 03 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bedrijf is ondergebracht onder de noemer "ambachtelijk", maar het is onduidelijk of de bedrijfsvoering hieronder valt. Verzocht wordt om een toelichting van de groep "ambachtelijk" en/of een aanpassing van het bestemmingsplan zodat het bedrijf hier alsnog onder valt. A. Standpunt In de definitiebepalingen zal een omschrijving van een ambachtelijk bedrijf worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan In de definitiebepalingen zal een omschrijving van een ambachtelijk bedrijf worden opgenomen. Zienswijze 23 M.J.M. Smets, Nijken 16a, 6088 NR Roggel datum reactie: 05 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om in de agrarische bestemming met waarden tevens op te nemen dat opslag mogelijk wordt, zodat eventueel in de toekomst verhuur kan plaatsvinden. A. Standpunt Deze ontwikkeling is thans onvoldoende zeker om dit thans al als zodanig te bestemmen. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 24 Pijnenburg Agrarisch Adviesburo B.V., L. Heesen, Spoorweg 4, 5963 NJ Horst namens P.L.M. Coolen, Ophoven 1, 6088 AC Roggel 26 Nota van zienswijzen datum reactie: 13 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak op te nemen conform het goedgekeurde wijzigingsplan van 18 december 2006. A. Standpunt Het bouwvlak zal worden opgenomen conform het BOP en het wijzigingsplan zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Roggel en Neer op 18 december 2006 en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Limburg op 6 maart 2007. B. Samenvatting De onder andere in artikel 4.7.3 opgenomen wijzigingsbevoegdheid voorziet niet in de bestaande praktijk van saldering van ammoniakrechten. Verzocht wordt om de formulering te wijzigen en op te nemen dat depositie van ammoniak op natura 2000 gebieden niet mag toenemen. B. Standpunt Planregel 4.7.3 voorziet in de mogelijkheid van interne saldering van ammoniakrechten. het aantal dieren per bedrijf kan toenemen door de emissie per dierplaats van de bestaande gebouwen terug te dringen. In het bestemmingsplan is als voorwaarde voor uitbreiding van bedrijven opgenomen dat er sprake moet zijn van een (tenminste) emissiestandstill (en daarmee samenhangende depositie standstill). De technische mogelijkheden die bestaan maken dus in principe mogelijk dat bedrijven kunnen uitbreiden in aantallen dieren en voldoen aan de voorwaarde van gelijkblijvende emissie. In planregel 4.6.8 is voorts de mogelijkheid voor externe saldering meegenomen. De bestemmingsplanregeling voorziet dus in de mogelijkheid van saldering. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak wordt opgenomen conform het wijzigingsplan van 18 december 2006. Zienswijze 25 S.L. Loyen, Ophoven 14a, 6088 AC Roggel datum reactie: 24 december 2013, datum ontvangst: 24 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De agrarische bestemming op het perceel Ophoven 14a is niet terecht, omdat op het perceel gewoond wordt. A. Standpunt De bestemming is reeds "Wonen". Bestemmingsplan Buitengebied 27 B. Samenvatting Het bijgebouw is in gebruik als timmerwerkplaats/klussenbedrijf. Verzocht wordt om hiervoor een passende aanduiding op te nemen. B. Standpunt De functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - klussenbedrijf en timmerwerkplaats" zal worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Ter plaatse van het bijgebouw zal de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - klussenbedrijf en timmerwerkplaats" zal worden opgenomen. Zienswijze 26 R. Vullers, Ophoven 50a, 6088 AG Roggel datum reactie: 6 december 2013, datum ontvangst: 10 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwblok aan de noordzijde van het perceel uit te breiden met 5 a 7 meter, zodat hier in de toekomst een loods/werktuigberging kan worden bijgebouwd. A. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak wordt overeenkomstig het bedrijfsontwikkelingsplan aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak wordt opgenomen conform het bedrijfsontwikkelingsplan. Zienswijze 27 H.M.P. Clout, Posthuisweg 10, 6085 AG Horn datum reactie: 26 december 2013, datum ontvangst: 03 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant stelt dat de bedrijfsbestemming van de locatie wordt verwijderd. Ter plaatse wordt echter nog steeds bloemenkwekerij 't Ven geëxploiteerd. 28 Nota van zienswijzen A. Standpunt De bedrijfslocatie aan de Posthuisweg 10 te Horn is gelegen buiten de begrenzing van het thans voorliggende bestemmingsplan Buitengebied. Deze locatie maakt namelijk deel uit van de kern Horn. Enkel de gronden aan de overzijde van de Posthuisweg zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 28 M.P. Korten, Processieweg 1, 6037 NW Kelpen-Oler datum reactie: 30 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De aanduiding "tov" is deels onjuist. Voor een gedeelte van het perceel dient de aanduiding glastuinbouw te worden opgenomen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat de aanduiding "glastuinbouw" zal worden opgenomen voor de gedeelten van het perceel waar tuinbouwkassen aanwezig zijn. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De aanduiding "glastuinbouw" opnemen voor die locaties waar tuinbouwkassen aanwezig zijn. De aanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" blijft gehandhaafd op de locatie waar containervelden aanwezig zijn. Zienswijze 29 M.P. Korten, Processieweg 7, 6037 NW Kelpen-Oler datum reactie: 30 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De aanduiding "tov" is onjuist. Voor het perceel dient de aanduiding glastuinbouw te worden opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 29 A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat de aanduiding "glastuinbouw" zal worden opgenomen voor de gedeelten van het perceel waar tuinbouwkassen aanwezig zijn. B. Samenvatting Voor het waterbassin achter de kas is nog een archeologische waarde opgenomen. Deze is niet meer aanwezig. B. Standpunt Dit klopt niet. Er is geen archeologische waarde opgenomen op de locatie van het waterbassin achter de kas. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De aanduiding "glastuinbouw" opnemen voor die locaties waar tuinbouwkassen aanwezig zijn. De aanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" blijft gehandhaafd op de locatie waar containervelden aanwezig zijn. Zienswijze 30 Arvalis , mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens A.W. Hartman, Hollander 2a, 6093 PC Heythuysen datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om, vooruitlopend op de geplande wijzigingen in het reparatie- en veegplan, het vigerende bouwvlak te handhaven, ter bescherming van bestaande rechten. A. Standpunt Gelet op het ingediende BOP en vooruitlopend op het reparatie- en veegplan, kan het vigerende bouwvlak worden gehandhaafd. B. Samenvatting Verzocht wordt om de waarde - archeologie 5 van de betreffende percelen te verwijderen, gelet op het feit dat de gronden in het verleden omvangrijk zijn vergraven en geëgaliseerd, waardoor van enige archeologische waarde geen sprake meer is. B. Standpunt Gelet op de overlegde bewijsmiddelen ten aanzien van de in het verleden uitgevoerde grondwerkzaamheden, ligt het in dit specifieke geval in de reden om de waarde - archeologie 5 van de betreffende percelen te verwijderen. 30 Nota van zienswijzen C. Samenvatting Verzocht wordt om in de planregels bij "overig - openheid" op te nemen dat boomteelt en fruitteelt van een vooraf afgegeven omgevingsvergunningplicht ontheven zijn. C. Standpunt De aanduiding is opgenomen op basis van het vigerend bestemmingplan. Het is de taakstelling van de gemeente om onevenredige aantasting van de openheid van deze gebieden te voorkomen. Derhalve zijn bepaalde werkzaamheden aan een vergunningplicht gebonden. Het "omgevingsvergunningstelsel" is opgenomen om de waardes van het gebied te kunnen behouden. Daar waar de openheid niet wordt aangetast kan vergunning worden verleend. De gebiedsaanduiding en het omgevingsvergunningenstelsel blijft zoals opgenomen gehandhaafd. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Gelet op het ingediende BOP en vooruitlopend op het reparatie- en veegplan, kan het vigerende bouwvlak worden gehandhaafd. De betreffende waarde - archeologie 5 wordt van de betreffende percelen gehaald. Zienswijze 31 Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens C.W.J. Corstjens, Huikenstraat 3, 6015 RC Neeritter datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om het ten behoeve van de vollegronds-groenteteelt toepassen van vruchtwisseling, waardoor het kavelpatroon enigszins kan wisselen, te beschouwen als werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik, binnen de gebiedsaanduiding "overige zone - oud bouwland". A. Standpunt Binnen het bestemmingsplan zijn werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik vrijgesteld van een omgevingsvergunningplicht. Wat binnen het kader van het normale bodemgebruik valt, is afhankelijk van de bedrijfsvoering en de omstandigheden ter plaatse. In het voorkomende geval kan dit locatie specifiek beoordeeld worden. B. Samenvatting Voor de cultuurgronden geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Aan artikel 38 van de regels dient te worden toegevoegd dat bij de aanleg of vervanging van drainage of leidingen voor beregening alsmede bij de aanleg van een boomgaard of het rooien van bomen en het woelen c.q. diepploegen van gronden, geen vergunning noodzakelijk is. Bestemmingsplan Buitengebied 31 B. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Het is niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is er geen archeologische vondsten aanwezig zijn. Wel wordt in de planregels voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen een uitzondering op de onderzoeksplicht gemaakt. Voor alle andere systemen dient nog wel een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. C. Samenvatting Verzocht wordt om het rooien en vellen van houtopstanden binnen de gebiedsaanduiding "overige zone - landschappelijke elementen" vrij te stellen van een omgevingsvergunningplicht. C. Standpunt De bepaling dient ter bescherming van de landschappelijke elementen zoals opgenomen in bijlage 3 van het bestemmingsplan. Als het rooien en vellen van houtopstanden zonder vergunning zou worden toegestaan, dan zal het artikel niet adequaat voorzien in de bescherming van deze elementen. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen zal onder de uitzonderingen op de vergunningplicht te worden gebracht. Zienswijze 32 Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens G.J.G. Tholen, Kanaalweg 1, 6037 NT Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het vigerende bouwblok te handhaven in het bestemmingsplan, e.e.a. conform het ingediende BOP. A. Standpunt Gelet op het ingediende BOP, zal het vigerende bouwvlak gehandhaafd worden in dit bestemmingsplan. B. Samenvatting Verzocht wordt om de bestemming "Waterstaat - waterlopen" zodanig te positioneren dat deze het bouwvlak niet overschrijft en tevens niet is gelegen over de situering van bestaande bebouwing. 32 Nota van zienswijzen B. Standpunt Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van het waterstaatswerk. Bouwen conform de onderliggende bestemming is niet onmogelijk, maar wel pas mogelijk na raadpleging van de waterbeheerder. De dubbelbestemming frustreert bestaande bouwwerken voorts niet. De dubbelbestemming blijft dan ook gehandhaafd. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het vigerende bouwvlak dient te worden overgenomen. Zienswijze 33 Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Fruitbedrijf Gielens B.V., Kappert 13a, 6086 PA Neer datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - 1" is geen regeling voor permanente teeltondersteunende voorzieningen opgenomen, zoals deze op het perceel van reclamant wel aanwezig zijn. In de bestemming "Agrarisch met waarden - 4" is dit overigens wel geregeld. Verzocht wordt om dit in de regels en in de verbeelding voor deze locatie vast te leggen. A. Standpunt Met de aanduiding voor permanente teeltondersteunende voorzieningen is beoogd om een paar solitaire situaties positief te bestemmen. Het is geen algemeen onderdeel van beleid om permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen alle agrarische bestemmingen, buiten het bouwvlak, toe te staan. B. Samenvatting Verzocht wordt om ter plaatse van de aanduiding "overige zone - openheid" de aanplant van blauwe bessenstruiken niet te beschouwen als zijnde andere houtopstanden (en dus omgevingsvergunningplichtig), maar als passend binnen het normale bodemgebruik. B. Standpunt Ingevolge artikel 49.12.2a onder 6 is omgevingsvergunningplichtig: het beplanten van gronden met bomen, in de zin van boomsingels en hakhoutwallen of andere houtopstanden. De zinsnede "andere houtopstanden" ziet op de houtopstanden die vergelijkbaar zijn met eerdere genoemde bomen, boomsingels en hakhoutwallen. Het gaat hier dus om grote houtopstanden die de landschappelijke openheid kunnen bedreigen. Struiken vallen hier niet onder en hiervoor geldt dus geen omgevingsvergunningplicht. Bestemmingsplan Buitengebied 33 C. Samenvatting Verzocht wordt om locaties waar in het verleden legaal huisvesting voor arbeidsmigranten is gerealiseerd, een separate aanduiding op de verbeelding te geven, in plaats van een beschrijving in de planregels dat geen sprake is van strijdig gebruik bij "huisvesting van arbeidsmigranten ter plaatse van bestaande (vergunde) situaties". C. Standpunt De huidige systematiek frustreert de thans legaal, middels vergunning aanwezige huisvesting niet. De bepaling blijft dan ook gehandhaafd. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 34 Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens H. Wulms, Kappert 15, 6086 PA Neer datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak in het bestemmingsplan kleiner is dan in het voorheen geldende bestemmingsplan. Verzocht wordt om, in afwachting van een BOP, het vigerende bouwvlak te handhaven. A. Standpunt Conform de uitgangspunten van het buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast. Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 35 M.W.M. Clerkx, Hornerheide 4, 6085 NM Horn datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 34 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om, in afwachting van een definitieve koopovereenkomst tussen partijen, een deel van het perceel met de bestemming "Maatschappelijk", alvast bij de woonbestemming te betrekken. De grond wordt thans gebruikt als tuin. E.e.a. kan geschieden onder voorbehoud van overdracht. A. Standpunt Het is niet mogelijk om vooruitlopend op een definitieve koopovereenkomst en overdracht van de gronden, alvast de bestemming te wijzigen in "Wonen". Het is nog ongewis of een dergelijke overeenkomst tussen partijen daadwerkelijk tot stand komt en dat overdracht daadwerkelijk plaatsvindt. Het is voorts niet mogelijk om onder voorbehoud een woonbestemming toe te kennen. Overigens is het gebruik van de gronden als tuin niet per definitie in strijd met de thans toegekende bestemming "Maatschappelijk". Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 36 H.G. Verstappen, Berikstraat 31, 6082 AM Buggenum datum reactie: 8 januari 2014, datum ontvangst: 8 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de bestaande, vergunde paardenstal/dierenverblijf in het bestemmingsplan op te nemen binnen de agrarische bestemming. A. Standpunt De opmerking is terecht. Om de bestaande stal zal een strak bouwvlak en de aanduiding 'solitaire stalruimte' worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Om de bestaande stal zal een strak bouwvlak en de aanduiding 'solitaire stalruimte' worden opgenomen. Zienswijze 37 Stichting Milieufederatie Limburg J.H. Heijnen, Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond datum reactie: 8 januari 2014, datum ontvangst: 8 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 35 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Gesteld wordt dat de effecten van verschillende uitbreidingsmogelijkheden in samenhang aan de NBwet dienen te worden getoetst en niet afzonderlijk. A. Standpunt Deze toets of voor het plan als geheel voldaan kan worden aan de NB-wet heeft plaatsgevonden in de passende beoordeling bij het planMER en bestemmingsplan voor het buitengebied. Hieruit komt naar voren dat in het bestemmingsplan voorwaarden noodzakelijk zijn om aan de NB-wet te kunnen voldoen. Deze voorwaarden zijn in het bestemmingsplan opgenomen. Bij de vergunningverlening voor de individuele bedrijfsuitbreidingen wordt nogmaals, al dan niet met maatregelen, getoetst of voldaan wordt voor het individuele bedrijf. B. Samenvatting Gesteld wordt dat binnen het bestemmingsplan geborgd moet worden dat cumulatief gezien de effecten van evenementen en recreatie uit te sluiten zijn. B. Standpunt Recreatie en recreanten in de gemeente Leudal zijn vooral gericht op extensieve vormen van recreatie. Als sprake is van evenementen zal het overwegend gaan om kortdurende evenementen. Aan evenementen worden (via milieuregels en apv) regels gesteld. C. Samenvatting Geteld wordt dat vanwege aanpassing aan de begrenzing van het Natura 2000-gebied Leudal - ten opzichte van eerder verricht onderzoek- voor de helihaven een passende beoordeling noodzakelijk is. C. Standpunt Het bestemmingsplan maakt de helihaven niet mogelijk. Dat heeft de eerder verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO reeds gedaan. Die planologisch regeling wordt in dit bestemmingsplan overgenomen. Onderzoek naar de helihaven maakt daarmee ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan en planMER buitengebied. D. Samenvatting Diverse ontwikkelingen (Randweg, Nunhems Zaden, ontgronding) zouden betrokken kunnen worden in het MER. D. Standpunt Deze ontwikkelingen maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan buitengebied. Effecten hiervan worden dan ook beschouwd in het plan dat die ontwikkelingen eventueel mogelijk gaat maken, en niet van het onderzoek in het kader van het bestemmingsplan buitengebied. E. Samenvatting Gesteld wordt dat, omdat significante effecten op N-2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten, het bestemmingsplan moet worden aangepast, zodanig dat cumulatief geen significante effecten optreden. Opgemerkt wordt dat conform artikel 19l van de NB wet bovendien rekening gehouden 36 Nota van zienswijzen moet worden met de instandhoudingsdoelstellingen waarbij ook verbetering van de kwaliteit centraal staat. E. Standpunt In het bestemmingsplan zijn voorwaardelijke bepalingen opgenomen die waarborgen dat de depositie in Natura 2000 gebieden niet kan toenemen F. Samenvatting Verzocht wordt om de gebieden ven Busjop, het Buggenums Veld, de plas Bouxweerd, de meanderresten in het Ghoorbos, Gagelmoeras, Brookberg en Bergerven, een natuurbestemming te geven. F. Standpunt Vigerende natuurbestemmingen zijn waar mogelijk overgenomen. Gronden die binnen de EHS als bestaande natuur zijn bestemd, worden eveneens als natuur bestemd. De overige gronden binnen de EHS worden voor zover als natuur in gebruik, bestemd als natuur. Mochten ze nog als agrarisch in gebruik zijn, wordt een wijzigingsbevoegdheid naar natuur opgenomen. G. Samenvatting De bestemmingen natuur en bos leiden tot onduidelijkheid. Verzocht wordt om de bestemming bos enkel op te nemen voor boslocaties ten behoeve van de houtproductie. Overige natuur zou de bestemming natuur moeten krijgen. G. Standpunt Beide bestemmingen zijn in de planregels voldoende verduidelijkt om deze van elkaar te kunnen onderscheiden. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 38 L. Parren, Kasteelweg 17, 6095 ND Baexem datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de bestemming 1 op 1 over te nemen uit het vorige bestemmingsplan en zonder zaken als wetgevingszones e.d. A. Standpunt De wetgevingszone is opgenomen conform de uitgangspuntennotitie voor het bestemmingsplan buitengebied. Het agrarische gebruik kan worden voortgezet. Bestemmingsplan Buitengebied 37 Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 39 LLTB H.J.C. Senden, Steegstraat 5, 6041 EA Roermond datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bestemmingsplan zo spoedig en zo goed mogelijk vast te stellen en vervolgens zo spoedig mogelijk met een veegplan te komen. A. Standpunt Het voornemen bestaat om een reparatie- en veegplan in voorbereiding te nemen na vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan. B. Samenvatting In de artikelen 3 tot en met 6 is geen regeling voor permanente teeltondersteunende voorzieningen opgenomen. In de bestemming "Agrarisch met waarden - 4" is dit overigens wel geregeld. Verzocht wordt om dit voor permanente teeltondersteunende voorzieningen en containervelden ook in de artikelen 3 tot en met 6 zo op te nemen. B. Standpunt Er is bewust voor gekozen om permanente teeltondersteunende voorzieningen niet zonder meer buiten het bouwvlak toe te staan. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn mogelijk middels een aanduiding. Ten aanzien van de bestemming Agrarisch met waarden - 4 is het correct dat hier een aanduiding is opgenomen voor permanente teeltondersteunende voorzieningen, maar dit betreft enkel een handvol legale, vergunde situaties. Waar nodig worden reeds aanwezige legale situaties bestemd met deze aanduiding of met een aanduiding "containervelden". C. Samenvatting Verzocht wordt om in de begripsomschrijving (1.112) aan te geven dat afdekfolie niet als een teeltondersteunende voorziening wordt gezien C. Standpunt De opmerking is terecht. In de definitiebepaling zal dit verduidelijkt worden. D. Samenvatting Verzocht wordt om de beekdalen (Agrarisch met waarden - 4) te beperken tot de feitelijke beekdalen. Thans zijn, als gevolg van de gebiedsbeschrijving uit 2009, de beekdalen onderdeel van het terrassenlandschap en niet apart opgenomen. De belijning is daarmee te ruim. 38 Nota van zienswijzen D. Standpunt De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting. Dit komt dus overeen met de indeling volgens de Structuurvisie. De Agrarisch met waarden - 4 bestemming is daarmee inderdaad breder dan alleen de beekdalen. De beekdalen zijn voorts met een bufferzone aangeduid voor zover gelegen in de voormalige gemeenten Roggel en Haelen. Dit wordt uitgebreid met de beekdalen die zijn gelegen binnen de voormalige gemeenten Hunsel en Heythuysen. E. Samenvatting Reclamant verzoekt om het begrip "intensieve graasdierhouderij" te schrappen. Dit begrip wordt niet onderbouwd, heeft geen toegevoegde waarde en is onduidelijk omdat niet helder is wat hier onder valt. De regels verschillen ook niet van de regels voor andere grondgebonden agrarische bedrijven. E. Standpunt De term intensieve graasdierhouderij blijft behouden binnen dit plan. Dit om een onderscheid te kunnen maken tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij. F. Samenvatting Verzocht wordt om de aanduiding "overige zone - weidevogelgebied" te verwijderen, omdat het behouden van grasland slechts één van de maatregelen zijn voor een goede weidevogelbiotoop. Bovendien blijkt deze aanduiding in de omgeving Haler niet terecht te zijn opgenomen, mede gelet op het provinciale natuurbeleid. F. Standpunt De gemeente acht dit een beschermenswaardig gebied. Normaal agrarisch bodemgebruik is toegestaan. Het scheuren van grasland is aan een vergunningplicht verbonden, wat niet betekent dat een vergunning nooit kan worden verleend. G. Samenvatting Verzocht wordt om aan te geven dat aan het criterium voor wijziging van de bestemming van agrarisch naar wonen, zijnde "dat de uitbreidingsmogelijkheden van de direct in de omgeving gelegen agrarische bedrijven niet worden geschaad", is getoetst voor wat betreft de locaties die in dit bestemmingsplan de functie wonen hebben gekregen. G. Standpunt Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven. H. Samenvatting Verzocht wordt om locaties waar in het verleden legaal huisvesting voor arbeidsmigranten is gerealiseerd, een separate aanduiding op de verbeelding te geven, in plaats van een beschrijving in de planregels dat geen sprake is van strijdig gebruik bij "huisvesting van arbeidsmigranten ter plaatse van bestaande (vergunde) situaties". Bestemmingsplan Buitengebied 39 H. Standpunt De huidige systematiek frustreert de thans legaal, middels vergunning aanwezige huisvesting niet. De bepaling blijft dan ook gehandhaafd. I. Samenvatting Verzocht wordt om in de planregels ten behoeve van uitbreiding van de veestapel de zinsnede “best beschikbare stalsysteem” te veranderen in “best beschikbare techniek”. Voorts wordt verzocht om in genoemde artikelen een derde lid toe te voegen, waarin wordt ingegaan op de regeling Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Doel is om de totale stikstofdepositie op een natura 2000 gebied niet te laten toenemen. I. Standpunt Aangesloten zal worden bij de term beste beschikbare technieken (BBT). Het is in dit bestemmingsplan buitengebied niet de bedoeling om rechtstreeks te verwijzen naar of aan te sluiten bij de regeling Programmatische Aanpak Stikstof. Bovendien is het wetsvoorstel inzake de programmatische aanpak stikstof nog in behandeling bij de Tweede Kamer. Wel zijn mogelijkheden voor interne en externe saldering van ammoniakrechten in het bestemmingsplan opgenomen, onder voorwaarden. J. Samenvatting Verzocht wordt om wat betreft de ligging van gebouwen en bouwwerken deze toe te staan vanaf de voorgevelrooilijn en niet pas vanaf de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning. Hierdoor worden delen van vigerende bouwvlakken onbruikbaar. J. Standpunt Er is vanuit stedenbouwkundig oogpunt bewust voor gekozen om bouwen pas achter de achtergevelrooilijn toe te staan. Bovendien is in planregel 3.4.1 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in het voorkomende geval hiervan af te wijken. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het belangrijk om hier een separate afweging aan vooraf te laten gaan. In planregel 4.2.1 onder h. is opgenomen dat bestaande bedrijfsgebouwen op een afwijkende afstand, toegestaan zijn, waarbij de bestaande maatvoeringen (zowel oppervlakte als hoogte) als maximum maatvoeringen gelden en waarbij herbouw op de bestaande locatie is toegestaan. K. Samenvatting Verzocht wordt om de maximale hoogte van sleufsilo's te wijzigen van 2 naar 4 meter. K. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. L. Samenvatting Verzocht wordt om de aanduiding overige zone - bufferzone 3 te schrappen, omdat deze aanduiding niet onderbouwd is en onduidelijk is wat hiervan de toegevoegde waarde is. 40 Nota van zienswijzen L. Standpunt Het gaat om vier solitaire locaties in Haelen, welke zijn overgenomen vanuit het vigerende bestemmingsplan. Het gaat hierbij om behoudenswaardige graslanden. De toegevoegde waarde is dat (alleen) het scheuren van grasland niet zonder meer is toegestaan. M. Samenvatting In de toelichting op pagina 85 wordt gesteld dat de POG bestemd is als natuur terwijl dit op verschillende plaatsen nog in gebruik is voor agrarische doeleinden. Verzocht wordt om aan te sluiten op het Provinciaal Omgevingsplan Limburg. M. Standpunt Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden aangepast. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan In de begripsomschrijving van teeltondersteunende voorzieningen wordt aangegeven dat afdekfolie alléén niet als een teeltondersteunende voorziening wordt gezien. In de planregels ten behoeve van uitbreiding van de veestapel zal de zinsnede "best beschikbare stalsysteem" overal worden veranderd in "beste beschikbare technieken". Tevens wordt op de verbeelding de aanduiding voor bufferzone opgenomen binnen de voormalige gemeenten Hunsel en Heythuysen. Zienswijze 40 W.G. Houben, Ophoven 43a, 6088 AS Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak, dan wel de voorgevelrooilijn in te tekenen in het verlengde van de nevenaan gelegen woning op huisnummer 43. A. Standpunt Binnen de bestemming wonen wordt niet gewerkt met bouwvlakken. Binnen het bestemmingsvlak mag worden gebouwd, met inachtneming van de regels als vastgelegd in artikel 29.2. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Bestemmingsplan Buitengebied 41 Zienswijze 41 Maatschap L.L.J.M. en R.J.G. Hamans, Hatenboer 1, 6041 TN Roermond datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om gelet op het huidige gebruik van de grond en toekomstige plannen de bestemming Agrarisch met waarden - 4 te veranderen in Agrarisch. A. Standpunt Voor het bepalen van de gebiedsbestemmingen (Agrarisch met waarden) met de te beschermen waarden wordt op hoog schaalniveau de gebiedsindeling uit de Gebiedsbeschrijving van de gemeente Leudal als basis genomen. De agrarische bestemming met waarde 4 is ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter bescherming van de beekdalen geldt hier een meer beperkende regeling dan in de bestemming ‘Agrarisch’. Teeltondersteunende voorzieningen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Daarnaast dient de natuurlijke waterhuishouding en de landschappelijke structuur te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 42 W. en K. Rutten-Hermans, Hoogstraat 28, 6011 RZ Ell datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Artikel 29.4 van de planregels wordt als bezwarend gezien, omdat daarin wordt voorgeschreven dat het huidige oppervlak en volume niet mag worden hersteld zoals dat op dit moment aanwezig is (vernieuwing). A. Standpunt Artikel 29.4 van de planregels ziet op een mogelijkheid om middels vergunning over te gaan tot herbouw én uitbreiding van de bestaande oppervlakte aan bouwwerken, maar wel beperkt tot bouwwerken van maximaal 150 m2. In dit geval is een kas aanwezig op het perceel, welke groter is dan de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken. Hiervoor is echter een aanduiding "kas" opgenomen op de verbeelding. Ingevolge planregel 29.2.1 onder l. mag "in afwijking van het bepaalde onder j sub 1 en 2 de gezamenlijke oppervlakte en inhoud van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'kas' niet meer bedragen 42 Nota van zienswijzen dan de bestaande maatvoering". De regeling van herbouw wordt van overeenkomstige toepassing verklaard op het gestelde onder lid 1.L. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De planologische regeling van herbouw wordt van overeenkomstige toepassing verklaard ter plaatse van de aanduiding "kas". Zienswijze 43 Proteion Thuis J.H.M.J. Laumen, Heythuyserweg 21, 6085 NH Horn datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de weg Hornerheide, welke toegang verleent tot de woningen Hornerheide 4 en 5 een verkeersbestemming te geven in plaats van een maatschappelijke bestemming. Proteion Thuis maakt geen gebruik van deze weg. A. Standpunt De opmerking is terecht. Aan de weg zal een verkeersbestemming worden gegeven. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding zal aan de betreffende toegangsweg voor de woningen Hornerheide 4 en 5 een verkeersbestemming worden gegeven. Zienswijze 44 R.M.L.M. Magnée, Kasteelstraat 6, 6085 BH Horn datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied” maken de op grond van de Monumentenwet beschermde historische buitenplaats Kasteel Horn en het Landgoed Kasteel Horn deel uit van het buitengebied. In het ontwerp niet meer. Ter plaatse van het kasteelcomplex vormt de rand van het winterbed van de Maas historisch gezien de grens met de bebouwde kom van Horn. Omdat er zich ten aanzien van de bebouwing geen wijziging heeft voorgedaan is er geen reden om het kasteelcomplex niet langer tot het buitengebied te rekenen. Voor instandhouding van het Bestemmingsplan Buitengebied 43 monumentale geheel is het belangrijk om tot het buitengebied te blijven behoren. Verzocht wordt het kasteelcomplex op te nemen in het bestemmingsplan “Buitengebied”. A. Standpunt Het wordt niet gezien dat het voor een monumentale locatie een belemmering oplevert of de locatie opgenomen is in een buitengebied- of in een kernplan. De regelgeving is bepalend voor een monument. De contour wordt hiervoor niet aangepast. Bebouwing die nu nog in het buitengebied is opgenomen, maar ruimtelijke functionele overeenkomsten met de bebouwing in de kern heeft, is bij de kerncontour getrokken op basis van de factoren huidig gebruik en vigerende bouwblokken uit het bestemmingsplan buitengebied. B. Samenvatting In het ontwerp wordt aan landgoederen uitsluitend betekenis toegekend in samenhang met de bestemming 'Natuur'. Dit is te beperkt omdat de bestemming 'Landgoed' ook kan voorkomen in samenhang met andere bestemmingen. Het begrip 'buitenplaats' kan gekoppeld zijn aan de beschermde monumentenstatus als historische buitenplaats. Verzocht wordt de begrippen 'Landgoed' en 'Buitenplaats' op te nemen en te verbinden aan de bestemmingen. Verzocht wordt ook de dubbelbestemming 'Landgoed' op te nemen ter plaatse van het landgoed Kasteel Horn. B. Standpunt "Het begrip landgoed in de Natuurschoonwet heeft een andere betekenis dan het begrip landgoed in het bestemmingsplan. In artikel 1 is een omschrijving van het begrip landgoed in het kader van het bestemmingsplan opgenomen. Het begrip buitenplaats wordt in het bestemmingsplan niet gebruikt en wordt derhalve niet opgenomen. De locatie Kasteel Horn is opgenomen in het bestemmingsplan Kern Horn. Een eventuele aanpassing van de bestemming van dit kasteel is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied niet aan de orde." C. Samenvatting Het landgoed Kasteel Horn en de daarop gelegen historische buitenplaatse met bijbehorende landgoedbiotoop dienen expliciet benoemd te worden op de verbeelding onder aanvulling van de regels. C. Standpunt Het gegeven dat zorgvuldig omgegaan moet worden met kastelen en landgoederen, ook in een bestemmingsplan, wordt onderschreven. Aangezien landgoed Kasteel Horn echter zoals eerder aangegeven geen onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan, is het dan ook niet mogelijk om hier in dit bestemmingsplan regels voor te stellen. D. Samenvatting De percelen kadastraal bekend als gemeente Horn, sectie B, nrs 3587 en 4522 vormen een landgoed in de zin van de Natuurschoonwet, bekend onder de naam de Lange Berg. De dubbelbestemming 'Landgoed' is in de verbeelding van het ontwerp bestemmingsplan niet weergegeven. D. Standpunt De bestemming 'Natuur - Landgoederen' is opgenomen voor een landgoed dat nog 44 Nota van zienswijzen bouwmogelijkheden kent. Voor de overige landgoederen gelden geen bouwmogelijkheden. Derhalve zijn deze bestemd als 'Natuur'. Het niet toekennen van de bestemming 'Natuur - Landgoederen' aan deze landgoederen heeft geen consequenties voor het gebruik of de status van het landgoed. E. Samenvatting In het vigerende bestemmingsplan hebben de percelen kadastraal bekend als gemeente Horn, sectie A, nrs 907 en 950, sectie B, nrs 3587 en 4522 en sectie C nr 1377 de bestemming 'Bos'. In het voorontwerp is deze bestemming gewijzigd in 'Natuur'. Door deze voorgestelde bestemmingswijziging worden bestaande rechten ingeperkt. Verzocht wordt de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Bos' conform het vigerende plan. E. Standpunt Natura 2000/EHS en POG gebieden worden conform de uitgangspunten als 'Natuur' bestemd als deze als natuur in gebruik zijn. Hiermee worden de natuurgebieden beschermd. Andere bosgebieden worden als 'Bos' bestemd. De bestemming 'Natuur' wordt nog gecontroleerd op feitelijk gebruik en ligging binnen Natura 2000/EHS of POG. F. Samenvatting De gehanteerde criteria voor de onderbrenging van het aspect waterberging binnen de regels is onduidelijk. Een voorbeeld betreft het perceel kadastraal bekend als gemeente Horn, sectie B, nummer 4958 (waterberging kern Horn), welke geen enkele agrarische functie meer kent, maar desalniettemin als zodanig is aangeduid. F. Standpunt Het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Horn, sectie B, nummer 4958, krijgt de bestemming Water - Waterberging. G. Samenvatting Verzocht wordt om in planregel 43.1 het woord "primair" te laten vervallen. Waterberging en waterbeheer zijn eerder incidenteel en tijdelijk en primeren dus niet. G. Standpunt Met het woord "primair" is getracht aan te geven dat bij uitleg over de doeleindenomschrijving van deze bestemming, de functie van waterberging en waterbeheer hoger in de rangorde staat dan de andere aan deze grond gegeven bestemmingen. Ongeacht of het gebied feitelijk vaker niet dan wel onder water staat. Zie ook artikel 53 van de planregels. H. Samenvatting Onduidelijk is of het aanleggen van een rijbeplanting van bomen valt onder het gestelde in de regels onder 43.4.1. H. Standpunt In artikel 43.4.1 is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen en/of houtgewas aan te planten over een oppervlakte van meer dan 50 m2. Niet valt in te zien waarom een rijbeplanting van bomen hier niet onder zou vallen. Bomen worden letterlijk zo genoemd in dit artikel. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 45 Wijzigingen in bestemmingplan Het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Horn, sectie B, nummer 4958, krijgt de bestemming Water - Waterberging. Zienswijze 45 P.W. Custers, Hunselerdijk 2, 6096 NK Grathem datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak aan de linker- en rechterzijde van het perceel te vergroten met 2,20 meter i.v.m. bebouwing en de erfgrens. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal op dit punt worden aangepast. B. Samenvatting Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen aan het volledige eigendom, conform de andere VABobjecten in het bestemmingsplan. Ook wordt verzocht om het bouwvlak recht te trekken. B. Standpunt De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal op dit punt worden aangepast. C. Samenvatting In het plan is de toegangsweg niet opgenomen (laan met bomen, toegangspoort met beplanting). De weg heeft een lengte van 300 meter en een breedte van 10 meter. C. Standpunt De toegangsweg is wel degelijk in het plan opgenomen, maar onder de bestemming agrarisch. Ingevolge artikel 3.1.1 onder aa. zijn toegangswegen en inritten binnen het bouwvlak toegestaan. Dit is dus in voldoende mate in het bestemmingsplan geregeld, met dien verstande dat een strak bouwvlak om de toegangsweg zal worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak aan de linker- en rechterzijde van het perceel wordt vergroot met 2,20 meter i.v.m. bebouwing en de erfgrens. Het bouwvlak wordt voorts aangepast aan het volledige eigendom, conform de andere VAB-objecten in het bestemmingsplan. Ook wordt het bouwvlak recht getrokken, conform het huidige gebruik. Om de toegangsweg zal een bouwvlak worden opgenomen. Zienswijze 46 Maatschap Van Heugten - Vrenken J. van Heugten, Walk 10, 6093 GT Heythuysen 46 Nota van zienswijzen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de vergunde bedrijfswoning een bestemming wonen te geven op het agrarische perceel Hunselerdijk 2a te Grathem. E.e.a. conform de vergunning met kenmerk RB04/056A. A. Standpunt De locatie heeft een agrarische bestemming. Binnen deze agrarische bestemming is het mogelijk om een bedrijfswoning op te richten, e.e.a. conform de planregels (3.2.2). Het is niet wenselijk om een woonbestemming (planregel 29) op te nemen, omdat een dergelijke bestemming conflicteert met de agrarische bedrijfsuitoefening. B. Samenvatting Verzocht wordt om de veiligheidszone van tankstation Peeters, Hunselerdijk 5 te Kelpen-Oler, terug te brengen naar de oorspronkelijke 80 meter of kleiner wanneer mogelijk. B. Standpunt In 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Dit heeft tot gevolg gehad dat de veiligheidszone rond tankstations is vergroot. Deze vergrote zone is vertaald naar het het bestemmingpslan. Vergunde situaties die binnen deze zone zijn gelegen worden gerespecteerd. Nieuwe ontwikkelingen worden aan het nieuwe beleid, c.q. de nieuwe veiligheidszone, getoetst. C. Samenvatting Het bouwblok op de locatie Walk 10 te Heythuysen is onjuist ingetekend. De locatie intensieve veehouderij rust niet meer op deze bestemming, maar er zijn wel nog agrarische activiteiten (akkeren tuinbouw). C. Standpunt Het gehele perceel is opgenomen binnen het bestemmingsplan voor de kern Heythuysen. Het gehele perceel Walk 10 zal derhalve buiten de begrenzing van het bestemmingsplan buitengebied worden gelaten, om dubbelingen te voorkomen. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het gehele perceel is opgenomen binnen het bestemmingsplan voor de kern Heythuysen. Het gehele perceel Walk 10 zal derhalve buiten de begrenzing van het bestemmingsplan buitengebied worden gelaten, om dubbelingen te voorkomen. Zienswijze 47 A.G.H.H Brabander, Arixweg 18, 6082 ND Buggenum datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 47 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwblok op de locatie Arixweg 18 te handhaven, omdat onduidelijk is of de ontwikkelingen aan de Meiboomkensweg doorgang zullen vinden of niet. Op de huidige locatie zou dan een werktuigen/opslagloods kunnen worden gebouwd. A. Standpunt Gelet op de specifieke situatie (er vindt vergevorderd overleg plaats inzake verplaatsing), zal voorlopig het bestaande bouwvlak op deze locatie gehandhaafd blijven conform het thans geldende bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bestaande bouwvlak zal worden gehandhaafd conform het thans geldende bestemmingsplan. Zienswijze 48 W. en R. Vogels-Mulder, Molenweg 29, 6082 NB Buggenum datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om met de aanduiding "solitaire stalruimte" niet alleen dierenverblijf mogelijk te maken, maar ook opslag van landbouwmachines en/of geoogste producten mogelijk te maken. Eventueel met koppelteken of aanpassing van de benaming. A. Standpunt Er zal een begripsomschrijving van "solitaire stalruimte" worden opgenomen, inhoudende dat het bestaande, legale gebruik mag worden voortgezet. B. Samenvatting De omvang van het bouwvlak aan de locatie Molenweg 29 te Buggenum is n.a.v. de inspraakreactie niet correct overgenomen. Verzocht wordt om alsnog het bouwvlak op te nemen conform vigerend plan. B. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak dient conform het vigerend bouwblok ingetekend te worden. Een vormwijziging behoort niet tot de mogelijkheden omdat het bouwblok aan de achterzijde in gebruik is en tevens verzocht wordt om hier een ontsluiting te realiseren. Voor de uitbreiding van het bouwblok dient een bedrijfsontwikkelingsplan en een ruimtelijke onderbouwing ingediend te worden. 48 Nota van zienswijzen C. Samenvatting Verzocht wordt om artikel 3.2.1 onder c te schrappen (bouwen van bedrijfsgebouwen uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning). C. Standpunt Niet valt in te zien waarom deze regel onredelijk bezwarend zou zijn in dit specifieke geval. Bovendien is in planregel 3.4.1 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in het voorkomende geval hiervan af te wijken. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het echter belangrijk om hier een separate afweging aan vooraf te laten gaan. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Er dient een begripsomschrijving van "solitaire stalruimte" te worden opgenomen, inhoudende dat het bestaande, legale gebruik mag worden voortgezet. Het bouwvlak dient conform het vigerend bouwblok ingetekend te worden. Zienswijze 49 Achmea Rechtsbijstand, D. Schilstra, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg namens J.J.M. Verbeek, Moosterstraat 7, 6012 RC Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om in overeenstemming met het gestelde in de toelichting van het bestemmingsplan, om het bouwvlak niet te verkleinen ten opzichte van de bestaande situatie. A. Standpunt Conform de uitgangspunten van het buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast. Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden. Dit is in overeenstemming met de nota van uitgangspunten buitengebied. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 50 Crijns Rentmeesters, M. van den Heuvel, Witvrouwenbergweg 12, 5711 CN Someren namens J.H.M. Crijns, Aan de Watermolen 1, 6093 NB Heythuysen Bestemmingsplan Buitengebied 49 datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de goedgekeurde ruimtelijke onderbouwing voor de wijziging van de bestemming van de locatie Aan de Watermolen 1 te Heythuysen, mee te nemen in het thans voorliggende bestemmingsplan. Indien dit niet mogelijk is, wordt verzocht de huidige bestemming te handhaven. A. Standpunt De ruimtelijke onderbouwing zoals die is ingediend is nog niet akkoord verklaard. Dit wordt dus thans niet meegenomen in het bestemmingsplan. Indien de ruimtelijke onderbouwing tijdig wordt aangevuld, kan dit alsnog in het reparatie- en veegplan worden meegenomen. Er kan niet worden teruggevallen op de voorheen geldende agrarische bestemming, gelet op het feit dat thans geen agrarisch bedrijf meer aanwezig is. De bestemming conform het ontwerpbestemmingsplan blijft gehandhaafd. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 51 Maatschap van den Goor-Thiesen, Blenkert 10a, 6088 NH Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Er is een uitwerkings- /wijzigingsplan op basis van een ruimtelijke onderbouwing van 20 juli 2005 ter uitbreiding van het glastuinbouwgedeelte met 5000 m2. Verzocht wordt deze optie open te houden. A. Standpunt Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast. De zienswijze kan ook niet als zodanig worden opgevat. Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden in het kader van het reparatie- en veegplan. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. 50 Nota van zienswijzen Zienswijze 52 M. Graef en M. Bessems, Ghoor 1, Molenstraat 1, 6083 NA Nunhem, 6099 AH Beegden datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om conform eerdere afspraken met de gemeente de mogelijkheid voor lichte horeca in het bestemmingsplan mee te nemen A. Standpunt Er zal een aanduiding op de verbeelding worden opgenomen en een regeling in de planregels dat ondergeschikte horeca ter plaatse mogelijk is. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De aanduiding "ondergeschikte horeca" wordt opgenomen op de binnenplaats van de monumentale hoeve. Zienswijze 53 H. Houben, Ophoven 45, 6088 AS Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het perceel op de hoek Ophoven - Ophoven een agrarische bestemming te geven en geen verkeersbestemming. A. Standpunt Het perceel is opgenomen conform de huidige planologische regeling. Er is geen sprake van een agrarisch grondgebruik van de locatie. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 54 H.P.H. Coenen, Nijken 29, 6088 NR Roggel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 51 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om voor het perceel Nijken 29 de nadere aanduiding "specifieke vorm van wonen voormalig agrarisch bedrijf" op te nemen. A. Standpunt De woonbestemming sluit aan bij het bestaande gebruik op de locatie Nijken 29. Deze bestemming wordt dan ook gehandhaafd. B. Samenvatting De bouwkavel is klein aangehouden. B. Standpunt Er is een scheiding aangebracht tussen de functie wonen en de resterende agrarische functies op deze locatie. C. Samenvatting De archeologische waarde is onnodig omdat in het verleden veel gegraven is, maar nooit iets is gevonden. C. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is, er geen archeologische waarden aanwezig zijn. D. Samenvatting In het MER-rapport had moeten staan dat alle intensieve agrarische bedrijven een luchtwasser moeten gaan toepassen. D. Standpunt Het is niet aan de gemeente om in het kader van een bestemmingsplan aan bedrijven letterlijk voor te schrijven welke specifieke voorzieningen moet worden aangebracht. Dat kan van geval tot geval anders zijn. Bij toetsing van nieuwe agrarische initiatieven zal wel aan een goed woon- en verblijfsklimaat worden getoetst. Voorzieningen als luchtwassers kunnen daar aan bijdragen. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 55 J. Van der Stappen en W. Moors, Margarethastraat 73, 6014 AD Ittervoort 52 Nota van zienswijzen datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de Schouwsmolen aan de Margarethastraat 73 te Ittervoort liggen vergevorderde restauratieplannen tot maalvaardige molen. Aanvullend zijn toeristische/educatieve/culturele functies gewenst. Op de verbeelding is naast de functie wonen niets opgenomen over deze toekomstige functie. Reclamant verzoekt om voor deze functies in het plan een regeling op te nemen. A. Standpunt Eventuele aanvullende functies die niet passen binnen de woonbestemming zijn niet zonder meer toegestaan. Reclamant dient een ruimtelijke onderbouwing aan te leveren waarin de gewenste ontwikkeling wordt toegelicht én uitgewerkt op de relevante onderzoeksgebieden. Een ruimtelijke onderbouwing is daarmee breder dan de door reclamant aangehaald concept aanvraag om omgevingsvergunning met bijlagen. De ruimtelijke onderbouwing wordt vervolgens door de gemeente getoetst. Indien de gemeente besluit medewerking te verlenen kan de locatie van een passende bestemming worden voorzien. Vooralsnog is geen goede ruimtelijke onderbouwing aangeleverd en wordt de vigerende bestemming aangehouden. Indien tijdig een goede ruimtelijke onderbouwing wordt aangeleverd en beoordeeld, kan de ontwikkeling mogelijk nog meegenomen in het reparatie- en veegplan. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 56 Arvalis , mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Stekbedrijf Bergs Stekbedrijf Bergs, Geusert 13, 6093 NR Heythuysen datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om een bouwvlaktoekenning ter plaatse van de aanwezige containervelden, omdat met de aanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" enkel tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. De aanwezige containervelden zijn echter permanent aanwezig. A. Standpunt Ter plaatse zal de aanduiding "containerveld" worden opgenomen, inclusief een begripsomschrijving van een containerveld zijnde een specifieke vorm van een permanente teeltondersteunende voorziening. Bestemmingsplan Buitengebied 53 B. Samenvatting Het bouwvlak ter plaatse van het perceel Geusert 13 is te klein ingetekend. Op 31 januari 2011 is reeds een bedrijfsontwikkelingsplan voor uitbreiding ingediend. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan aan te passen conform het BOP. B. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Er heeft nog een gesprek plaatsgevonden met de adviseur in verband met de uitbreidingsplannen van de buren. Over de relatie tussen beide bedrijven dient nadere informatie aangeleverd te worden. Omdat dit niet tijdig heeft plaatsgevonden, wordt het vigerende bouwvlak overgenomen. C. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak in ieder geval in noordelijke richting te verleggen ten behoeve van de bouw van een reeds vergunde kas. C. Standpunt Het vigerende bouwvlak uit het bestemmingsplan zal worden overgenomen. De vergunde kas valt hierbinnen. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Bij de bestaande containervelden zal een aanduiding 'containerveld' worden opgenomen. Er zal een begripsomschrijving van een containerveld worden opgenomen, zijnde een specifieke vorm van een permanente teeltondersteunende voorziening. Zienswijze 57 Actiecomité Helihaven Heythuysen Nee E.H.M.M. Franssen, Notaris Ruttenlaan 7, 6093 CP Heythuysen datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Gelet op alle gevoerde procedures en het feit dat tegenstanders van de helihaven op het adres Biesstraat 59 te Heythuysen hierover in het gelijk zijn gesteld, wordt verzocht de aanduiding helihaven te verwijderen. A. Standpunt De gemeente geeft in dit bestemmingsplan uitvoering aan de uitspraak van de Rechtbank Limburg van 14 juni 2013 en het destijds bestreden besluit (artikel 19 vrijstelling). Zo is onder meer het aantal vliegbewegingen vastgelegd in het bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. 54 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 58 Salemans Vastgoed, H.J.M. Salemans, Mildert 12, 6031 SM Nederweert namens H. Beenders, Brumholt 2, 6086 PW Neer datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak aan te passen zodat toekomstige bebouwing beter kan worden ingepast en de reeds bestaande ontsluiting kan worden vastgelegd. A. Standpunt Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast. De zienswijze kan ook niet als zodanig worden opgevat. Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden in het kader van het reparatie- en veegplan. Bovendien zou de voorgestelde vormverandering van het bouwvlak leiden tot het illegaal maken van een deel van de aanwezige bebouwing (wegbestemmen). Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing Zienswijze 59 Salemans Vastgoed, H.J.M. Salemans, Mildert 12, 6031 SM Nederweert namens M. Coenen, Ophoven 2a, 6088 AC Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak aan te passen aan de gewijzigde entree aan de voorzijde i.v.m. het realiseren van een doelmatige ontsluiting naar de weg Ophoven. A. Standpunt De vergunde situatie op grond van de vrijstelling ex artikel 19 WRO, zal worden overgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 55 B. Samenvatting Verzocht wordt om de opslagloods aan de achterzijde van het bestaande bouwblok met een koppelteken te verbinden aan de manege. B. Standpunt De betreffende locatie is gelegen buiten de begrenzing van het bestemmingsplan buitengebied. Het is niet mogelijk om een locatie binnen een bestemmingsplan met een koppelteken te verbinden met een locatie gelegen in een ander bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 60 Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens A.M.J. Tobben-Gielens en H.C.J. Gielens, Molenstraat 13, Molenstraat 7b, 6086 BP Neer, 6086 BO Neer datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de bestemming "Wonen" op te nemen, conform de feitelijke situatie en WOZaanslag. A. Standpunt Op basis van het vigerende bestemmingsplan is geen sprake van een woonbestemming. De WOZwaarde betreft belastingwetgeving en is niet gerelateerd aan aspecten van ruimtelijke ordening. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 61 Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens J.M.G. van Sint Fliet - van Melick, J.Th. Van Melick, J.H.M.M.G Van Melick-Peeters, Houtgraven 9, 8086 PB Neer datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 56 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de ontwikkeling van een kinderdagverblijf ter plaatse, mee te nemen in het bestemmingsplan buitengebied middels een functieaanduiding (of t.z.t. in een veeg- en reparatieplan), zodra de ruimtelijke onderbouwing daartoe door de initiatiefnemer is aangeleverd. A. Standpunt De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Op het moment van behandelen van deze zienswijze is nog geen ruimtelijke onderbouwing ontvangen en beoordeeld. Deze ontwikkeling wordt dan ook voorlopig niet in het bestemmingsplan meegenomen. B. Samenvatting Verzocht wordt om de aanduiding "overige zone - openheid" van het bouwvlak te verwijderen en van het deel achter het bouwvlak, mede gelet op landschappelijke inpassings- en parkeermogelijkheden. B. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding zal van het bouwvlak verwijderd worden. C. Samenvatting Verzocht wordt om aan te geven of het planten van buxussen en sierconiferen een strijdigheid met de aanduiding "overige zone - openheid" oplevert, of dat dergelijke beplanting hier niet onder valt. C. Standpunt In de planregels zijn "bomen, in de zin van boomsingels en hakhoutwallen of andere houtopstanden" aan een vergunningplicht onderworpen. Het gaat dan om hoogopgaande begroeiing die het uitzicht en de landschappelijke openheid kunnen belemmeren. D. Samenvatting Verzocht wordt om aan te geven of het planten van buxussen en sierconiferen een strijdigheid met de aanduiding "overige zone - landschappelijke elementen" oplevert, of dat dergelijke beplanting hier niet onder valt. D. Standpunt De gebiedsaanduiding "overige zone - landschappelijke elementen" is opgenomen over het gehele plangebied waarvoor het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Echter, de regeling (waaronder bepaalde beperkingen) geldt enkel en alleen voor de landschappelijke elementen voor zover die zijn opgenomen op de kaart zoals opgenomen in bijlage 3 van het bestemmingsplan. Zie de redigatie van planregel 49.11.2. Reclamant ondervindt hier in dit geval geen last van. Ook is hierdoor geen dubbeling met eventuele andere omgevingsvergunningstelsels zoals opgenomen in de individuele bestemmingen. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De aanduiding "overige zone - openheid" zal van het bouwvlak worden verwijderd. Bestemmingsplan Buitengebied 57 Zienswijze 62 Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Maatschap M.A.J. Bongers en C.A.E.M. Teeuwen, Keversbroek 2, 6037 RG Kelpen-Oler datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak op te nemen conform het gestelde in het ingediende BOP en de ruimtelijke onderbouwing die bij de gemeente is aangeleverd. In het thans voorliggende ontwerpbestemmingsplan is een strook van circa 17 bij 127 meter niet meegenomen. A. Standpunt De opmerking is correct. Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het BOP en de ingediende ruimtelijke onderbouwing. B. Samenvatting Verzocht wordt om de bouwhoogte van sleufsilo's te verhogen, naar ten minste 3 meter. B. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. C. Samenvatting Verzocht wordt om de waarde Archeologie 5 van de percelen te verwijderen, gelet op het feit dat in het verleden omvangrijke grondwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. C. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is, er geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn. D. Samenvatting Verzocht wordt om aan te geven of bepaalde teelten zoals blauwe bessen en klein fruit, een strijdigheid met de aanduiding "overige zone - openheid" opleveren, of dat dergelijke beplanting hier niet onder valt. D. Standpunt In de planregels zijn "bomen, in de zin van boomsingels en hakhoutwallen of andere houtopstanden" aan een vergunningplicht onderworpen. Het gaat dan om hoogopgaande begroeiing die het uitzicht en de landschappelijke openheid kunnen belemmeren. 58 Nota van zienswijzen E. Samenvatting Verzocht wordt om het huisperceel met de enkelbestemming "Agrarisch met waarden 4" vast te stellen als "Agrarisch", zonder waarde, gelet op het feit dat in het verleden dit perceel is ontzand. E. Standpunt Voor het bepalen van de gebiedsbestemmingen (Agrarisch met waarden) met de te beschermen waarden wordt op hoog schaalniveau de gebiedsindeling uit de Gebiedsbeschrijving van de gemeente Leudal als basis genomen. De agrarische bestemming met waarde 4 is ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter bescherming van de beekdalen geldt hier een meer beperkende regeling dan in de bestemming ‘Agrarisch’. Teeltondersteunende voorzieningen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Daarnaast dient de natuurlijke waterhuishouding en de landschappelijke structuur te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt. Dat in het verleden mogelijk werken zijn uitgevoerd die deze waarden kunnen aantasten, maakt niet dat in het gebied als geheel deze waarde niet meer aanwezig is. F. Samenvatting Reclamant verzoekt om aan te geven dat werkzaamheden in het kader van het normale gebruik niet gefrustreerd worden door de aanduiding "vrijwaringszone hoogspanningsverbinding" F. Standpunt Binnen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone hoogspanningsverbinding" is het verboden om gevoelige objecten te realiseren. In de begripsomschrijving wordt omschreven wat onder gevoelige objecten moet worden verstaan. Ander gebruik is conform de onderliggende bestemmingen toegestaan. G. Samenvatting Verzocht wordt om de woonbestemming van twee nabij gelegen percelen aan te passen in de zin dat het bouwvlak kleiner moet worden gemaakt en dat de mogelijkheid om via een naderhand af te geven omgevingsvergunning uit de planregels wordt verwijderd. G. Standpunt Binnen de enkelbestemming "Wonen" wordt niet gewerkt met een bouwvlaksystematiek. Op de regels voor vergunningvrij (bij)bouwen heeft dit bestemmingsplan geen invloed. Wat voorts van belang is, is dat beide percelen de nadere aanduiding "specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf" hebben. Binnen deze nadere aanduiding is de functie wonen toegestaan uitsluitend ter plaatse van de reeds toegestane (voormalige) bedrijfswoning. Niet valt in te zien waarom de gebruiksmogelijkheden op deze percelen verder beperkt zouden moeten worden door de afwijkingsmogelijkheid uit het plan te halen. H. Samenvatting Verzocht wordt om aan te geven of het gebruik van percelen als landbouwgebruik met vruchtwisseling naar andere teelten, waaronder boomkwekerij, een strijdigheid met de aanduiding "overige zone - landschappelijke elementen" oplevert. H. Standpunt Mogelijkerwijs levert dit strijdigheid op, wanneer de aanplant plaats zou vinden op het perceel waarop de behoudenswaardige landschappelijke elementen zoals weergegeven in bijlage 3 van het Bestemmingsplan Buitengebied 59 bestemmingsplan, aanwezig zijn. Ingevolge planregel 49.11.2 is immers het beplanten van deze gronden met bomen of andere houtopstanden niet zonder meer toegestaan. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het BOP en de ingediende ruimtelijke onderbouwing. Zienswijze 63 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens C.H.G.M. van Oers, Beylshof 1, 6093 PK Heythuysen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak op te nemen conform de stukken die eerder zijn ingediend ten behoeve van de continuïteit van het melkveebedrijf van reclamant. A. Standpunt Het vigerende bouwvlak zal worden overgenomen, omdat er nog geen overeenstemming is bereikt ten aanzien van de ingediende stukken. Indien de stukken tijdig en volledig worden aangevuld, kan de ontwikkeling nog worden meegenomen in het reparatie- en veegplan. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het vigerende bestemmingsplan. Zienswijze 64 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens L.W.M., W.J. , J.L.A. Corstjens - Zetjens, Ringstraat 26, 6015 AZ Neeritter datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak op de locatie Huikenstraat 7 op te nemen in overeenstemming met het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan. 60 Nota van zienswijzen A. Standpunt Het bouwvlak op de locatie Huikenstraat 7 is conform de systematiek uit de Uitgangspuntennota ingetekend. Om het bouwvlak te handhaven dient een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend te worden. De gemeente heeft in de persoon van Lei Goertz in april 2013 contact opgenomen over het indienen van een Bedrijfsontwikkelingsplan en op 22 juli 2013 reclamant hieraan nogmaals telefonisch herinnerd. Inmiddels is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. De gemeente is akkoord met handhaving van het bouwvlak voor zover het de diepte betreft. Handhaving van het bouwvlak aan de zijkant is in het Bedrijfsontwikkelingsplan niet nader onderbouwd en wordt daarom niet gehandhaafd. Er is geen aanvullende onderbouwing ontvangen. Hier blijft het bouwvlak ingetekend overeenkomstig het feitelijke gebruik. De mogelijkheid bestaat om dit te zijner tijd in het reparatieen veegplan mee te nemen, zodra de onderbouwing daartoe is aangeleverd. B. Samenvatting Verzocht wordt om de waarde archeologie 5 niet te laten conflicteren met het uitvoeren van bestaande werkzaamheden waarvoor vergunning is verleend. B. Standpunt In planregel 38.5.2 onder a. is opgenomen dat het bepaalde in 38.5.1 niet van toepassing is op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan. C. Samenvatting Verzocht wordt om de agrarische waarde 4 niet te laten conflicteren met werkzaamheden welke genoemd zijn in de door de voormalige gemeente Hunsel verleende vergunning van 15 februari 2005. C. Standpunt In planregel 7.8.2 onder d. is opgenomen dat het bepaalde in 7.8.1. niet van toepassing is op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen worden uitgevoerd. D. Samenvatting Verzocht wordt om voor wat betreft de waarde Oud bouwland een uitzondering te maken op de vergunningplicht voor wat betreft het wijzigen van het kavelpatroon. Dit is een noodzakelijk onderdeel van akkerbouwmatige teelt. D. Standpunt Binnen het bestemmingsplan zijn werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik vrijgesteld van een omgevingsvergunningplicht. Wat binnen het kader van het normale bodemgebruik valt, is afhankelijk van de bedrijfsvoering en de omstandigheden ter plaatse. In het voorkomende geval kan dit locatie specifiek beoordeeld worden. E. Samenvatting Reclamant verzoekt om ten minste in het reparatie- en veegplan rekening te houden met een gewenste vormverandering van het bouwvlak op de locatie Ringstraat 26 te Neeritter. Hiervoor zal z.s.m. een ruimtelijke onderbouwing worden aangeleverd. Bestemmingsplan Buitengebied 61 E. Standpunt De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. De gemeente ziet de ruimtelijke onderbouwing met interesse tegemoet. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 65 Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens J.H.J. Slangen, Ensebroekerweg 1, 6037 NV Kelpen-Oler datum reactie: 8 januari 2014, motivering 4 februari 2014 en aanvulling 5 februari 2014, datum ontvangst: 8 januari 2014, motivering 4 februari 2014, aanvulling 5 februari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant dient een pro forma zienswijze in en verzoekt om een redelijke termijn voor het aanleveren van de gronden van de zienswijze. A. Standpunt Een aanvullende termijn van 2 weken is gegund om de zienswijze nader te onderbouwen. Er is een aanvullende motivering ontvangen. B. Samenvatting Reclamant verzoekt voor zijn perceel en het perceel van de buurman twee separate woonbestemmingen op te nemen. B. Standpunt Binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' is een nadere aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal twee opgenomen. Dit doet recht aan de feitelijke situatie. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Verzocht wordt om de woonbestemming aan de zuidwestzijde uit te breiden zodat ter plaatse een loods gebouwd kan worden. Reclamant wenst deze loods ter vervanging van de loods aan de Ensebroekerweg op te richten. C. Standpunt Hieraan wordt geen medewerking verleend. Herbouw van een loods is slechts mogelijk binnen de regels die het bestemmingsplan biedt. De reeds opgenomen bestemming 'Wonen' biedt voldoende mogelijkheden. 62 Nota van zienswijzen D. Samenvatting Reclamant verzoekt binnen de planregels de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen of vervanging daarvan mogelijk te maken. D. Standpunt Vervanging of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen binnen de woonbestemming met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' is slechts mogelijk binnen de kaders die het bestemmingsplan hiertoe reeds biedt. Meer mogelijkheden worden hiervoor niet geboden. E. Samenvatting Ter aanvulling op de begrenzing van de woonbestemming wordt aangegeven dat deze aan de straatzijde begint vanaf 30 meter tot de begrenzing met de daaropvolgende woonbestemming. E. Standpunt Zoals reeds aangegeven wordt de woonbestemming niet aangepast. Derhalve wordt deze aanvulling niet verwerkt. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 66 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens H.M.G. Coolen, Aan de Heibloem 17, 6093 PE Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Gelet op de systematiek van het bestemmingsplan en de bedrijfsvoering van reclamant, wordt verzocht om de aanduiding "intensieve veehouderij" op het perceel op te nemen, ook al richt het bedrijf zich op het houden van varkens en andere dieren op een extensieve wijze. Dit is niet anderszins in het bestemmingsplan geregeld. A. Standpunt Er zal een aanduiding in de functieomschrijving worden opgenomen dat ten aanzien van de kraamstallen de mogelijkheid bestaat voor het bedrijven van extensieve veehouderij. Van extensieve veehouderij zal een definitie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Extensieve veehouderij is een vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 63 Wijzigingen in bestemmingplan In de functieomschrijving van de agrarische bestemming zal aangegeven worden dat ten aanzien van de kraamstallen de mogelijkheid bestaat voor het bedrijven van extensieve veehouderij. Van extensieve veehouderij zal een definitie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Extensieve veehouderij is een vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land. Zienswijze 67 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Flavours of the Farm B.V. en H.M.G. Coolen Holding B.V., Aan de Heibloem 17, 6093 PE Heythuysen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Gelet op de systematiek van het bestemmingsplan en de bedrijfsvoering van reclamant, wordt verzocht om de aanduiding "intensieve veehouderij" op het perceel op te nemen, ook al richt het bedrijf zich op het houden van varkens en andere dieren op een extensieve wijze. Dit is niet anderszins in het bestemmingsplan geregeld. Eventueel kan, net als op de locatie Aan de Heibloem 17, gekozen worden voor bebouwingsbeperkingen om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. A. Standpunt Er zal een aanduiding in de functieomschrijving worden opgenomen dat ten aanzien van de kraamstallen de mogelijkheid bestaat voor het bedrijven van extensieve veehouderij. Van extensieve veehouderij zal een definitie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Extensieve veeteelt is een vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land. B. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak op te nemen, e.e.a. conform het bedrijfsontwikkelingsplan (gehele kavel met nummer 193). Dit gaat ten minste om die gronden waar de verblijven van varkens worden gerealiseerd, conform het BOP. B. Standpunt De bouwkavel is overgenomen conform het gestelde in het bedrijfsontwikkelingsplan. Kraamstallen kunnen binnen het bouwvlak worden opgericht. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Er zal een aanduiding in de functieomschrijving worden opgenomen dat ten aanzien van de kraamstallen de mogelijkheid bestaat voor het bedrijven van extensieve veehouderij. Van extensieve veehouderij zal een definitie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Extensieve veehouderij is een vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land. 64 Nota van zienswijzen Zienswijze 68 Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens J.A.J.M. Diessen, Op Engels 3, 6093 NP Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De woonbestemming op de locatie Op Engels 3 is onterecht. Ter plaatse wordt een paardenhouderij bedreven. Hiertoe is in het verleden een wijzigingsprocedure ex artikel 11 WRO doorlopen. Verzocht wordt om een agrarische bestemming op te nemen, inclusief het bijbehorende bouwvlak en de aanduiding rijbak. A. Standpunt De opmerking is terecht. De locatie zal een agrarische bestemming krijgen, met bouwvlak en de noodzakelijke aanduidingen, conform het wijzigingsplan. B. Samenvatting Verzocht wordt om te geven of de voorwaarden voor het afwijken van de bouwregels voor het bouwen van paardenbakken buiten het bouwvlak, niet ook binnen het bouwvlak van toepassing zijn. B. Standpunt De afwijkingsbevoegdheid, zoals bijvoorbeeld opgenomen in planregel 3.4.6, ziet op het realiseren van een paardenbak of stapmolen buiten het bouwvlak. Binnen het bouwvlak, gelden de regels voor het oprichten van bouwwerken, zoals bijvoorbeeld opgenomen in planregel 3.2.1 tot en met 3.2.4. C. Samenvatting Verzocht wordt om de waarde Archeologie 6 van de huiskavel te verwijderen, gelet op het feit dat in het verleden omvangrijke grondwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. C. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is, er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De locatie zal een agrarische bestemming krijgen, met bouwvlak, conform het wijzigingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 65 Zienswijze 69 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens W.J.M., C.A.H.M., A.G.M.C., A.P.J., M.J.C.A., C.A.C.M. Ras, Hillen-Silvrants, Silvrants Geraets-Silvrants, Silvrants, Napoleonsweg 4, 6086 AE Neer datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de agrarische bestemming, met het bouwvlak en de ondergeschikte horecaactiviteiten op te nemen, e.e.a. conform het ingediende BOP van 8 november 2013. A. Standpunt Het bedrijfsontwikkelingsplan is inmiddels beoordeeld en akkoord bevonden. Het vigerende bestemmingsplan zal ter plaatse worden overgenomen, inclusief de horeca-activiteiten. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan De bestemming, het bouwvlak en de aanduidingen zal worden opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan. Zienswijze 70 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens A.J.H. Otten, M.E.P. Van Eijk, Dries 35, 6086 AV Neer datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak in te tekenen conform het vigerende bestemmingsplan (dus tot aan de weg aan de zuidzijde), e.e.a. ook conform het goedgekeurde BOP. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal worden opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan en het goedgekeurde BOP. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak zal worden opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan. 66 Nota van zienswijzen Zienswijze 71 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens E.J.J. Leunissen, Waije 3, 6086 NP Neer datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Ten onrechte is de bestemming Wonen opgenomen. Het betreft een agrarisch bedrijf met nevenactiviteiten. Hiertoe is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Verzocht wordt om alsnog de vigerende agrarische bestemming en de nevenactiviteiten te handhaven. A. Standpunt Het bedrijfsontwikkelingsplan is inmiddels beoordeeld en akkoord bevonden. Het vigerende bestemmingsplan zal ter plaatse worden overgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan De bestemming zal worden opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan. Zienswijze 72 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Van Helvoirt Melkvee C.V. M.P.M., H.A.M. van Helvoirt, Laagstraat 12, 6011 SJ Ell datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om de agrarische bestemming op te nemen conform het ingediende en goedgekeurde BOP en de naderhand ingediende ruimtelijke onderbouwing. A. Standpunt De opmerking is correct. De bestemming en het bouwvlak zullen worden ingetekend conform het BOP en de ingediende ruimtelijke onderbouwing. B. Samenvatting Verzocht wordt om de gebiedsaanduiding overige zone - weidevogelgebied ter plaatse van de verbeelding te verwijderen. De locatie komt niet voor in het provinciale natuurbeleidsplan. De verbodsbepaling voor het scheuren van grasland kan de mogelijkheden voor vruchtwisseling en de productie van snijmaïs permanent frustreren. Bestemmingsplan Buitengebied 67 B. Standpunt De gemeente acht dit een beschermenswaardig gebied. Normaal agrarisch bodemgebruik is toegestaan. Het scheuren van grasland is aan een vergunningplicht verbonden, wat niet betekent dat een vergunning nooit kan worden verleend. C. Samenvatting Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waarde archeologie 5, de aanleg van sleufloze drainagesystemen uit de verbodsbepalingen te halen. C. Standpunt In de planregels zal alsnog een uitzondering worden opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. D. Samenvatting Verzocht wordt om binnen de agrarische bestemming mobiele mestverwerkingsinstallaties toe te staan. D. Standpunt De gemeente heeft nog geen uitgewerkt beleid op dit punt. Beleid voor mestverwerking als aparte bedrijfsactiviteit is nog in ontwikkeling. Dit aspect kan dus vooralsnog niet in het bestemmingsplan worden meegenomen. E. Samenvatting Verzocht wordt om voor sleufsilo's een grotere bouwhoogte dan 2 meter aan te houden, ten behoeve van een flexibelere bedrijfsvoering. E. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De bestemming en het bouwvlak zullen worden ingetekend conform het BOP en de ingediende ruimtelijke onderbouwing. Er wordt een uitzondering in de planregels opgenomen voor de aanleg van sleufloze drainagesystemen binnen de waarde - archeologie bestemmingen. Zienswijze 73 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens P.W.M., W.M.G., W.M.J.G., M. Pennings, Pennings-Bruls, Schoorstraat 18, 6095 NW Baexem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 68 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het vigerende bouwblok voor de locatie Reijnderstraat 10 te Baexem over te nemen. In het ontwerp is het bouwvlak verkleind. A. Standpunt Reclamant is voornemens om op de locatie Reijnderstraat 10 een bedrijfswoning op te richten. Hierover heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden. Planologisch gezien wordt de bouw van een nieuwe bedrijfswoning met een aparte procedure, een projectafwijkingsbesluit, mogelijk gemaakt. Gelet hierop is geen bedrijfsontwikkelingsplan noodzakelijk voor het behoud van het vigerende bouwvlak. Het bouwvlak zal in het definitieve bestemmingsplan worden aangepast conform het vigerende bestemmingsplan. Daarbij zal de aanduiding -bw worden opgenomen. Dit in afwachting van het projectafwijkingsbesluit. B. Samenvatting Reclamant verzoekt om de aanduiding intensieve veehouderij op te nemen op de bedrijfslocatie Schoorstraat 18 te Baexem. B. Standpunt De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt toegevoegd. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak op de locatie Reijnderstraat 10 te Baexem zal worden opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan, met de aanduiding -bw. Op de locatie Schoorstraat 18 te Baexem zal de aanduiding intensieve veehouderij worden opgenomen. Zienswijze 74 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Pieter Sijben Bronboringen VOF P.A. Sijben, J.H.P. van Neerven, Molenstraat 10, 6086 BR Neer datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om op de locatie Molenstraat 10 een bouwvlak op te nemen en de functieaanduiding "agrarische hulp- en nevenbedrijf". Subsidiair wordt een bedrijfsbestemming gevraagd met een aanduiding "bronboringenbedrijf". A. Standpunt Ter plaatse zal een woonbestemming worden opgenomen met de aanduiding "voormalig agrarische bedrijf", met de aanduiding "bronboringenbedrijf". Dit sluit het beste aan bij de bestaande situatie. Bestemmingsplan Buitengebied 69 B. Samenvatting Verzocht wordt om de aanduiding "overige zone - openheid" van het bouwvlak te verwijderen, gelet op het feit dat hier gebouwen zijn opgericht en een BOP is ingediend. B. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding 'overige zone - openheid' wordt van de bouwvlakken verwijderd. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan Ter plaatse zal een woonbestemming worden opgenomen met de aanduiding "voormalig agrarische bedrijf", met de aanduiding "bronboringenbedrijf". De aanduiding 'overige zone - openheid' wordt van de bouwvlakken verwijderd. Zienswijze 75 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Boomkwekerij Vullers R.L.J. Vullers, Schaapsbrug 5, 6089 NB Heibloem datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant exploiteert aan de Schaapsbrug 5 te Heibloem een boomkwekerij. Deze functie is expliciet uitgesloten in de bestemmingsomschrijving. Verzocht wordt om het bestemmingsplan aan te passen in de zin dat de bestaande, legale boomkwekerij mogelijk blijft. A. Standpunt De opmerking is terecht. In 7.1.1 en 7.5.1 zal de passage met betrekking tot het niet toegestaan zijn van boomkwekerijen, verwijderd worden. B. Samenvatting Verzocht wordt om op de betreffende locatie aanduidingen op te nemen ter plaatse van de waterbassins, de containervelden en de permanente teeltondersteunende voorzieningen, conform planregel 7.2.4 onder c, d en e. Tevens wordt verzocht om deze aanduidingen in planregel 7.1.1 op te nemen. B. Standpunt De betreffende aanduidingen worden op de verbeelding aangegeven. De planregels onder 7.1.1 zullen worden aangevuld. C. Samenvatting Verzocht wordt om de verleende vrijstelling ex artikel 19, eerste lid van de voormalige WRO van 18 december 2006, voor de aanleg van een containerveld, te respecteren 70 Nota van zienswijzen C. Standpunt Hetgeen is vergund in de vrijstelling, zal worden overgenomen op de verbeelding en waar nodig in de regels. D. Samenvatting Verzocht wordt om ter plaatse van het aanwezige bouwvlak, tevens de aanduiding glastuinbouw op te nemen. D. Standpunt Er zal een aanduiding "glastuinbouw" worden opgenomen op de locatie binnen het bouwvlak welke thans in gebruik zijn als glastuinbouwbedrijf (achter locatie huisnummer 3a). E. Samenvatting Verzocht wordt om voor de woning met huisnummer 3a een aanduiding plattelandswoning op te nemen, gelet op het feit dat de huidige bewoner het bedrijf heeft overgedragen. E. Standpunt Ter plaatse van huisnummer 3a zal de aanduiding plattelandswoning worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan In 7.1.1 en 7.5.1 zal de passage met betrekking tot het niet toegestaan zijn van boomkwekerijen, verwijderd worden. De betreffende aanduidingen worden opgenomen ter plaatse van de waterbassins, de containervelden en de permanente teeltondersteunende voorzieningen, conform planregel 7.2.4 onder c, d en e. Tevens worden deze aanduidingen in planregel 7.1.1 opgenomen. Hetgeen is vergund in de vrijstelling, zal worden overgenomen op de verbeelding en waar nodig in de regels. Er zal een aanduiding "glastuinbouw" worden opgenomen op de locatie binnen het bouwvlak welke thans in gebruik zijn als glastuinbouwbedrijf (achter locatie huisnummer 3a). Ter plaatse van huisnummer 3a zal de aanduiding plattelandswoning worden opgenomen. Zienswijze 76 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens W.P.M. Schrijnwerkers, C.A.M. Schrijnwerkers - Forschelen, Posthuisweg 8, 6085 AG Horn datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de belijning van de functieaanduiding "recreatie" te laten overeenstemmen met de belijning zoals opgenomen in de verleende Wabo-vergunninng uit 2012. Tevens wordt verzocht in de bestemmingsomschrijving recreatie op te nemen. Bestemmingsplan Buitengebied 71 A. Standpunt De intekening van de functieaanduiding recreatie zal worden aangepast aan de verleende vergunning uit 2012. In de bestemmingsomschrijving is onder sub i overigens al de functieomschrijving "recreatie" opgenomen. B. Samenvatting Verzocht wordt om in overeenstemming met de verleende Wabo-vergunning uit 2012 een functieaanduiding op te nemen ten behoeve van detailhandel - boerderijwinkel. B. Standpunt Binnen de bestemmingsomschrijving is detailhandel hoofdzakelijk in zelfgemaakte, - bewerkte, gekweekte, - geteelde agrarische producten van het eigen bedrijf, tot 80 m2 van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, (zijnde een boerderijwinkel) rechtstreeks toegestaan. C. Samenvatting Gelet op het in 2007 uitgevoerde onderzoek, wordt verzocht de dubbelbestemming Waarde Archeologie 5" van het perceel te verwijderen tevens de archeologische beleidskaart hierop aan te passen. C. Standpunt De archeologische medebestemming zal worden verwijderd van het gedeelte van het perceel waar het archeologisch onderzoek is uitgevoerd. D. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak in overeenstemming te brengen met de vergunde parkeerruimte uit de omgevingsvergunning uit 2012. D. Standpunt Er zal conform de verleende vergunning een specifieke functieaanduiding ten behoeve van parkeervoorzieningen (buiten het bouwvlak) worden opgenomen. E. Samenvatting Verzocht wordt om voor sleufsilo's een grotere bouwhoogte dan 2 meter aan te houden, ten behoeve van een flexibelere bedrijfsvoering. E. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De intekening van de functieaanduiding recreatie zal worden aangepast aan de verleende vergunning uit 2012. De archeologische medebestemming zal worden verwijderd van het gedeelte van het perceel waar het archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Er zal conform de verleende vergunning een specifieke functieaanduiding ten behoeve van parkeervoorzieningen (buiten het bouwvlak) worden opgenomen. 72 Nota van zienswijzen Zienswijze 77 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Hoeve de Kaolder B.V. V.O.F,. V.O.F. Venner HDK Grond en Gebouwen B.V., Leukerweg 3, 6095 NX Baexem datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de middels vergunningen d.d. 21 juni 2006, 28 augustus 2008 en 20 mei 2009 aanwezige functies "logiesverblijf", "sport- en bijeenkomstfunctie" en "recreatiewoning" op de verbeelding en in de regels op te nemen. A. Standpunt Voor het logiesverblijf zal een specifieke functieaanduiding worden opgenomen op de verbeelding. De sport- en bijeenkomstfunctie valt binnen de al aanwezige functieaanduiding "zorgboerderij" met bijbehorende voorzieningen. Voor wat betreft de recreatiewoning zal op de betreffende locatie de functieaanduiding "recreatiewoning" worden opgenomen. B. Samenvatting Verzocht wordt om de parkeervoorziening met toegangsweg en inrit binnen het bouwvlak en binnen de functieaanduiding zorgboerderij te brengen. B. Standpunt De aanduiding bouwvlak is op de locatie van de parkeervoorziening van toepassing. De functieaanduiding zorgboerderij is niet noodzakelijk om ter plaatse te kunnen parkeren. C. Samenvatting Verzocht wordt om ten aanzien van de vergunde recreatiewoning een aanduiding op te nemen en een maximum van 5 te stellen. C. Standpunt Als één woning conform vergunning aanwezig mag zijn, dan zal in het bestemmingsplan één recreatiewoning op verbeelding en in de regels worden toegestaan. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Voor het logiesverblijf zal een specifieke functieaanduiding worden opgenomen op de verbeelding. Voor wat betreft de recreatiewoning zal op de betreffende locatie de functieaanduiding "recreatiewoning" worden opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 73 Zienswijze 78 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Maatschap N.E.J. Rietjens, C.L.A. Rietjens - De Leeuw, Lochterstraat 4, 6012 RD Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om een functieaanduiding en regels op te stellen ten behoeve van de exploitatie van boerengolf en tevens ten aanzien van de activiteitenruimte (>80 m2) waar grotere groepen een activiteit kunnen organiseren. A. Standpunt Boerengolf valt onder de noemer van extensief recreatief medegebruik, wat rechtstreeks binnen de agrarische bestemming is toegelaten. Voor de activiteitenruimte zal een specifieke functieaanduiding worden opgenomen. B. Samenvatting Verzocht wordt om de gebiedsaanduiding overige zone - weidevogelgebied ter plaatse van de verbeelding te verwijderen. De locatie komt niet voor in het provinciale natuurbeleidsplan. De verbodsbepaling voor het scheuren van grasland kan de mogelijkheden voor agrarisch grondgebruik frustreren. B. Standpunt De gemeente acht dit een beschermenswaardig gebied. Normaal agrarisch bodemgebruik is toegestaan. Het scheuren van grasland is aan een vergunningplicht verbonden, wat niet betekent dat een vergunning nooit kan worden verleend. C. Samenvatting Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waarde archeologie 5, de aanleg van sleufloze drainagesystemen uit de verbodsbepalingen te halen. C. Standpunt In de planregels zal alsnog een uitzondering worden opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. D. Samenvatting Verzocht wordt om binnen de agrarische bestemming mobiele mestverwerkingsinstallaties toe te staan. D. Standpunt De gemeente heeft nog geen uitgewerkt beleid op dit punt. Beleid voor mestverwerking als aparte bedrijfsactiviteit is nog in ontwikkeling. Dit aspect kan dus vooralsnog niet in het bestemmingsplan worden meegenomen. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. 74 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan In de planregels zal bij waarde archeologie een uitzondering op de vergunningplicht worden opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. Voor de activiteitenruimte zal een specifieke functieaanduiding worden opgenomen. Zienswijze 79 Arvalis, L. Peeters, Postbus 5043, 5800 GA Venray namens G.P.H. Beijes, Heide 17, 6093 PA Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De vorm en omvang van het bouwvlak komen niet overeen met de kavel zoals vastgelegd in het vastgestelde wijzigingsplan van begin 2013 voor de locatie Heide 18 te Heythuysen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het wijzigingsplan van begin 2013. B. Samenvatting Verzocht wordt om de term intensieve graasdierhouderij te verwijderen uit het plan, omdat dit vanaf 200 melkkoeien een onnodige beperking opwerpt voor de groeimogelijkheden van bedrijven, gelet op het feit dat vanaf dan een aanduiding op de verbeelding noodzakelijk wordt. Ook ontbreekt een omschrijving van het begrip melkkoeien. B. Standpunt De term intensieve graasdierhouderij blijft behouden binnen dit plan. Dit om een onderscheid te kunnen maken tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij. Ten aanzien van het begrip melkkoe wordt opgemerkt dat hier wordt bedoeld op wat in het normaal gangbaar verkeer wordt verstaan onder een melkkoe. C. Samenvatting Gelet op het uitgevoerde onderzoek, wordt verzocht de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5" van het perceel te verwijderen. C. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding zal van de verbeelding verwijderd worden, op de locatie waar archeologisch onderzoek is uitgevoerd. D. Samenvatting De eis dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken enkel achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden opgericht, was niet bekend ten tijde van het wijzigingsplan in 2013 voor de locatie Heide 18. Het bouwvlak wordt met deze beperking te klein voor de beoogde bedrijfsomvang. Bestemmingsplan Buitengebied 75 D. Standpunt In de planregels is opgenomen dat bestaande (vergunde) bedrijfsgebouwen op een afwijkende afstand van de achtergevel zijn toegestaan, waarbij de bestaande maatvoeringen (zowel oppervlakte als hoogte) als maximum maatvoeringen gelden en waarbij herbouw op bestaande locatie is toegestaan. De reeds vergunde rijplaten zijn voorts niet aan te merken als bouwwerken. E. Samenvatting Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een hogere maat aan toe te kennen. E. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. F. Samenvatting Verzocht wordt om voor de locatie Heide 17 een aanduiding "intensieve veehouderij" toe te voegen, gelet op het ingediende BOP en het feit dat ter plaatse o.a. mannelijk rundvee wordt gehouden. F. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding "intensieve veehouderij" zal op de verbeelding worden opgenomen. G. Samenvatting De eis dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken enkel achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden opgericht, was niet bekend ten tijde van het wijzigingsplan in 2013 voor de locatie Heide 17. Het bouwvlak wordt met deze beperking te klein voor de beoogde bedrijfsomvang. G. Standpunt Het bouwvlak is van meer dan voldoende omvang om ter plaatse een effectieve bedrijfsvoering mogelijk te maken. De eis moet bovendien gelezen worden in samenhang met begripsomschrijving van achtergevelrooilijn zoals opgenomen in planregel 1.7. Ten slotte bestaat de mogelijkheid om middels omgevingsvergunning af te wijken van deze planregel. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Voor de locatie Heide 18 zal het bouwvlak worden ingetekend conform het wijzigingsplan van begin 2013. Tevens zal de aanduiding Waarde Archeologie van de verbeelding verwijderd worden, op de locatie waar archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Voor de locatie Heide 17 zal de aanduiding "intensieve veehouderij" op de verbeelding worden opgenomen. Zienswijze 80 Arvalis, L. Peeters, Postbus 5043, 5800 GA Venray 76 Nota van zienswijzen namens Maatschap Beeren - Verheijen, Brumholt 4, 6086 PW Neer datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De eis dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken enkel achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden opgericht, leidt tot een onacceptabele beperking van het bouwvlak. Met deze beperking wordt het bouwvlak te klein voor de beoogde bedrijfsomvang. A. Standpunt Het bouwvlak is van meer dan voldoende omvang om ter plaatse een effectieve bedrijfsvoering mogelijk te maken. De eis moet bovendien gelezen worden in samenhang met de begripsomschrijving van achtergevelrooilijn zoals opgenomen in planregel 1.7. Ten slotte bestaat de mogelijkheid om middels omgevingsvergunning af te wijken van deze planregel. B. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak aan de noordzijde iets te vergroten, mede gelet op de landschappelijke inpassing van de uitbreiding uit 2006. B. Standpunt Het bouwvlak blijft gehandhaafd conform het ontwerpbestemmingsplan. Na ontvangst van een goede ruimtelijke onderbouwing, zal een eventuele vergroting van het bouwvlak in het reparatie- en veegplan worden meegenomen. C. Samenvatting Verzocht wordt om de in 2012 gemelde tunnelkassen binnen het bouwvlak toe te staan of de aanduiding glastuinbouw op het perceel te leggen. C. Standpunt Het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak is rechtstreeks toegestaan op grond van de planregels. Dit blijkt uit planregel 4.2.4. Er is dus geen nadere regeling noodzakelijk. D. Samenvatting Verzocht wordt om de aanduiding teeltondersteunende voorzieningen op te nemen voor het perceel ten noorden van de huidige aanduiding. Hier vindt asperge- en courgetteteelt plaats. D. Standpunt De opmerking is terecht. Op het perceel zal de aanduiding (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen worden opgenomen. E. Samenvatting De beperkingen voortvloeiende uit de dubbelbestemming Waterstaat - waterlopen, is onacceptabel voor reclamant. Bestemmingsplan Buitengebied 77 E. Standpunt De beperking vloeit voort uit de noodzakelijke bescherming van de waterlopen binnen het plangebied. Deze beperkingen zijn uniform geregeld binnen het plan. Er is voorts een afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op het perceel ten noorden van de huidige aanduiding zal de aanduiding (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen worden opgenomen. Zienswijze 81 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens P.L.G.,J.L.A., I.F.G.H. Vissers, Vissers-Nieskens, Beekstraat 10 en 10a, 6013 RV Hunsel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de contour "kernrandzone" dichter langs de kern Hunsel te leggen, gelet op het feit dat de golfbaan niet beschouwd dient te worden als een grootschalige recreatieve functie en derhalve, voor wat betreft het geuraspect, niet bij de kern behoort. A. Standpunt De begrenzing van de aanduiding kernrandzone is in overeenstemming met de begrenzing conform de vastgestelde Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Leudal 2011. De agrarische bouwkavel ligt thans niet binnen de contour kernrandzone. B. Samenvatting Verzocht wordt om het vigerende bouwblok te handhaven in het bestemmingsplan, e.e.a. conform het ingediende BOP en de verleende omgevingsvergunning voor de stal (vergunning van 17 juli 2012). De goedgekeurde uitbreiding dient te worden meegenomen in het reparatie- en veegplan. B. Standpunt Gelet op het ingediende BOP en de omgevingsvergunning van 17 juli 2012, zal het vigerende bouwvlak gehandhaafd worden in dit bestemmingsplan. C. Samenvatting Binnen het bouwvlak zijn twee bedrijfswoningen aanwezig (Beekstraat 10 en 10a). In het bestemmingsplan dient dit op correcte wijze geregeld te worden. C. Standpunt De opmerking is terecht. Voor de twee bestaande bedrijfswoningen wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2 opgenomen. 78 Nota van zienswijzen D. Samenvatting Verzocht wordt om een uitzondering op te nemen voor de waarde - archeologie 5 of deze waarde van de betreffende percelen te verwijderen, gelet op het feit dat de gronden in het verleden zijn vergraven, waardoor van enige archeologische waarde geen sprake meer is. D. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is, er geen archeologische waarden aanwezig zijn. E. Samenvatting Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een hogere maat aan toe te kennen. E. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Gelet op het ingediende BOP en de omgevingsvergunning van 17 juli 2012, zal het vigerende bouwvlak gehandhaafd worden in dit bestemmingsplan. Voor de twee bestaande bedrijfswoningen wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2 opgenomen. Zienswijze 82 Arvalis, L. Peeters, Postbus 5043, 5800 GA Venray namens Familie Vrenken, Vlaas 10, 6086 PR Neer datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de term intensieve graasdierhouderij te verwijderen uit het plan, omdat dit vanaf 200 melkkoeien een onnodige beperking opwerpt voor de groeimogelijkheden van bedrijven, gelet op het feit dat vanaf dan een aanduiding op de verbeelding noodzakelijk wordt. Ook ontbreekt een omschrijving van het begrip melkkoeien. Bestemmingsplan Buitengebied 79 A. Standpunt De term intensieve graasdierhouderij blijft behouden binnen dit plan. Dit om een onderscheid te kunnen maken tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde intensieve veehouderij. Ten aanzien van het begrip melkkoe wordt opgemerkt dat hier wordt bedoeld op wat in het normaal gangbaar verkeer wordt verstaan onder een melkkoe. B. Samenvatting De eis dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken enkel achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden opgericht, beperkt het bouwvlak onnodig. Het bouwvlak wordt met deze beperking te klein voor de beoogde bedrijfsomvang. Bovendien wordt hierdoor de bestaande, legale situatie ongedaan gemaakt. B. Standpunt Het bouwvlak is van voldoende omvang om ter plaatse een effectieve bedrijfsvoering mogelijk te maken. De eis moet bovendien gelezen worden in samenhang met begripsomschrijving van achtergevelrooilijn zoals opgenomen in planregel 1.7. In planregel 4.2.1 onder h. is opgenomen dat bestaande bedrijfsgebouwen op een afwijkende afstand, toegestaan zijn, waarbij de bestaande maatvoeringen (zowel oppervlakte als hoogte) als maximum maatvoeringen gelden en waarbij herbouw op de bestaande locatie is toegestaan. C. Samenvatting Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een hogere maat aan toe te kennen. C. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 83 Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert namens Vrenken Handelsonderneming B.V., Leveroyseweg 15, 6093 NE Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om bij de bedrijfsbestemming tevens een functieaanduiding ten behoeve van handelsbedrijf op te nemen. 80 Nota van zienswijzen A. Standpunt De ingekomen zienswijze met kenmerk 2014-54 en de aangeleverde ruimtelijke onderbouwing leiden tot een noodzaak voor nader overleg. Er zal nog nader overleg plaatsvinden, o.a. met betrekking tot de locatie van de werkzaamheden. De aanduiding en de bedrijfsbestemming zullen thans dus niet worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is ongegrond, maar leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan Er wordt teruggevallen op de bestemming uit het vigerende bestemmingsplan (agrarische bestemming). Zienswijze 84 Den Hollander Advocaten, J. van Groningen, Postbus 50, 3240 AB Middelharnis namens Van Rooij Nuenen B.V., Hunnissenstraat 8, 6011 RF Ell datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 02 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant is voornemens aan de Hunnissenstraat ongenummerd te Ell een nieuw vleesvarkensbedrijf te vestigen. Bij besluit van 10 mei 2011, is een projectbesluit met bouwvergunning verleend voor het realiseren van 3 stallen, een loods, mestopslagsilo's en 1 sleufsilo. Naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak, heeft de raad op 3 september 2013 besloten tot aanpassing van de geurverordening en inmiddels heeft het college in 2013 reeds besloten tot het opnieuw verlenen van een bouwvergunning met projectbesluit. Verzocht wordt om bouwvlak en een aanduiding intensieve veehouderij in het bestemmingsplan op te nemen. A. Standpunt Het nieuwe projectbesluit ligt thans ter inzage. Dit betreft een definitief besluit, zij het niet onherroepelijk. Gelet op het definitieve besluitkarakter, zal het projectbesluit worden opgenomen in het bestemmingsplan buitengebied. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het nieuwe projectbesluit zal worden opgenomen in het bestemmingsplan. Zienswijze 85 Achmea Rechtsbijstand, D. Pool, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg namens G.T.P.M. Vermeulen, Ophoven 29, 6088 AD Roggel Bestemmingsplan Buitengebied 81 datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie Ophoven 29 in Roggel is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Op de noordelijke helft van het perceel ligt de bestemming 'Agrarisch met waarden – 2'. Reclamant is geen agrariër en vindt dat het perceel onterecht als agrarisch is bestemd waardoor dit niet meer als tuin ingericht kan worden. Inspreker verzoekt om het gehele perceel als 'Wonen' te bestemmen. A. Standpunt De woon- en agrarische bestemmingen zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Vergroting van de woonbestemming past niet binnen de beleidsuitgangspunten van het bestemmingsplan. Derhalve wordt de grens van de woonbestemming niet aangepast. B. Samenvatting Verzocht wordt om voor de locatie Ophoven 30 te Roggel geen positieve bestemming op te nemen en af te zien van het opnemen van uitbreidingsmogelijkheden ten behoeve van de aldaar gevestigde intensieve veehouderij. B. Standpunt Het betreft een bestaand bedrijf met een iv-aanduiding. Het is niet de intentie om bestaande bedrijven weg te bestemmen. C. Samenvatting Verzocht wordt om in de toekomst hier een mantelzorgwoning te realiseren. C. Standpunt Een eventuele mantelzorgwoning is middels afwijkingsmogelijkheid mogelijk binnen de begrenzing van het bouwvlak van de woonbestemming. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 86 N.V. Nederlandse Gasunie, N. Tijman, Postbus 19, 9700 MA Groningen datum reactie: 23 december 2013, datum ontvangst: 30 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De ligging van leiding Z-513-17-KR-002, ten zuiden van de kern Buggenum, parallel aan de Dorpsstraat is niet op de verbeelding opgenomen. Verzocht wordt om deze leiding, inclusief belemmerde strook op te nemen in het bestemmingsplan. 82 Nota van zienswijzen A. Standpunt De opmerking is terecht. De leiding zal op de verbeelding worden opgenomen. B. Samenvatting Verzocht wordt om de afblaaslocatie S-193 Schillersheide, te voorzien van een enkelbestemming Leiding-Gas en hiervoor het tekstvoorstel uit de bijlage te gebruiken. B. Standpunt Een enkelbestemming "Leiding - Gas" is ingevolge de SVBP2012 niet toegestaan. Wel is het mogelijk om ter plaatse een bedrijfsbestemming ten aanzien nutsvoorzieningen op te nemen: "Bedrijf nutsvoorziening", met een bouwvlak. C. Samenvatting Verzocht wordt om de afblaasleiding S-193 Schillersheide, te voorzien van de dubbelbestemming Leiding-Gas. C. Standpunt De opmerking is terecht. De dubbelbestemming zal op de verbeelding worden aangebracht. D. Samenvatting Verzocht wordt om de afblaasleiding S-370 Haelensche Broek, te voorzien van de dubbelbestemming Leiding-Gas. D. Standpunt De opmerking is terecht. De dubbelbestemming zal op de verbeelding worden aangebracht. E. Samenvatting Verzocht wordt om de in de dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen uitzondering voor "werkzaamheden die van geringe omvang zijn", te verwijderen, om onveilige situaties en onduidelijkheid te voorkomen. E. Standpunt De zinsnede "van geringe omvang zijn of", zal worden verwijderd. F. Samenvatting In de toelichting dient ook bij conserverende bestemmingsplan een verantwoording van het groepsrisico te worden opgenomen (4.4.3). F. Standpunt Er zal een aanvullende verantwoording plaatsvinden ten aanzien van het groepsrisico. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan Leiding Z-513-17-KR-002, ten zuiden van de kern Buggenum, parallel aan de Dorpsstraat, zal op de verbeelding worden opgenomen. Afblaasleiding S-193 Schillersheide en S-370 Haelensche Broek zullen eveneens de dubbelbestemming Leiding - Gas krijgen. De bestemming "Bedrijf nutsvoorziening" zal met een bouwvlak worden opgenomen op de afblaaslocatie S-193 Bestemmingsplan Buitengebied 83 Schillersheide. De zinsnede "van geringe omvang zijn of", zal worden verwijderd uit planregel 32.4.2. Er zal een aanvullende verantwoording plaatsvinden ten aanzien van het groepsrisico. Zienswijze 87 Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond namens Vokar Onroerend Goed B.V. A. Vossen, Hollander 13, 6093 PC Heythuysen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het bestemmingsplan aan te passen zoals toegezegd voor wat betreft het vigerend bouwvlak, de omschrijving van een verwevingsgebied en het verwijderen van het woordje "kunnen" in planregel 29, lid 3. A. Standpunt Het bouwvlak zal worden aangepast overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Er is geen vrijstelling ex artikel 19 WRO van 27 november 2007 bekend bij de gemeente. De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. B. Samenvatting Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een hogere maat aan toe te kennen. B. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. C. Samenvatting Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat. C. Standpunt De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. D. Samenvatting Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast, kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst. 84 Nota van zienswijzen Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen. D. Standpunt Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens tegemoet te komen aan wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. E. Samenvatting Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als die voor uitbreiding van een stal? E. Standpunt Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen. F. Samenvatting Verzocht wordt om binnen de locatie "overige zone - openheid" de beperkingen enkel te stellen ten aanzien van ontwikkelingen die de openheid kunnen frustreren en dus niet ten aanzien van de aanleg van wegen en paden e.d. F. Standpunt De opmerking is terecht. Het artikel zal worden herschreven in de zin dat alleen zaken vergunningplichtig worden gesteld die de openheid kunnen aantasten. G. Samenvatting Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische activiteiten kunnen frustreren. G. Standpunt Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering. Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw (dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid). H. Samenvatting Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te schrappen. Bestemmingsplan Buitengebied 85 H. Standpunt Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden uitgeoefend. I. Samenvatting Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming hebben gekregen. I. Standpunt Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven. J. Samenvatting Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit landbouwgebieden. J. Standpunt Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden aangepast. K. Samenvatting Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar. K. Standpunt De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee te houden. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak zal worden aangepast overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. De opmerking is terecht. Het artikel inzake overige zone - openheid zal worden herschreven in de zin dat alleen zaken vergunningplichtig worden gesteld die de openheid kunnen aantasten. Pagina 85 van de toelichting zal worden aangepast v.w.b. de POG en de bestemming van het feitelijk gebruik. 86 Nota van zienswijzen Zienswijze 88 Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond namens Vokar Onroerend Goed B.V. A. Vossen, Hollander 13, 6093 PC Heythuysen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het bestemmingsplan aan te passen zoals toegezegd voor wat betreft de bestemming Agrarisch met waarden - 1, de omschrijving van een verwevingsgebied en het verwijderen van het woordje "kunnen" in planregel 29, lid 3. A. Standpunt De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting. Volgens deze indeling is het perceel Karreveld 4 gelegen binnen het grootschalig deklandschap. Dit komt dus overeen met de indeling volgens de Structuurvisie. Volgens de toelichting zijn de gronden die zijn gelegen binnen het grootschalig dekzandlandschap bestemd als 'Agrarisch met waarden - 1'. Dit betekent dus dat het perceel Karreveld 4 bestemd dient te worden als 'Agrarisch met waarden - 1'. De verbeelding wordt hierop aangepast. De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. B. Samenvatting Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een hogere maat aan toe te kennen. B. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. C. Samenvatting Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat. C. Standpunt De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. D. Samenvatting Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast, kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas Bestemmingsplan Buitengebied 87 achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst. Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen. D. Standpunt Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens tegemoet te komen aan wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. E. Samenvatting Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als die voor uitbreiding van een stal? E. Standpunt Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen. F. Samenvatting Verzocht wordt om de diverse landschappelijke elementen die zijn ingetekend ter plaatse van de locatie Karreveld 4 van de kaart te schrappen. Er lijkt geen grondige inventarisatie aan ten grondslag te liggen. F. Standpunt De intekening is gebaseerd op het locatieonderzoek zoals dat ten grondslag heeft gelegen aan het vigerende bestemmingsplan voor dit gebied. Luchtfoto-onderzoek heeft uitgewezen dat de betreffende elementen nog steeds aanwezig zijn. De aanduiding blijft dan ook gehandhaafd. G. Samenvatting Verzocht wordt om de locatie te voorzien van de aanduiding voor intensieve veehouderij, e.e.a. conform het reconstructieplan. G. Standpunt De opmerking is niet terecht. Op de locatie wordt geen mestvee meer gehouden en tevens zijn de vergunningen ingetrokken. De aanduiding wordt niet opgenomen. H. Samenvatting Verzocht wordt om de zonering van bufferzone - 1 langs de beken bij het bedrijf te laten vervallen, omdat geen enkele waarde in het geding is en voorts geen sprake is van een beekdal. H. Standpunt Deze zone is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en dient ter bescherming van de beekdalen. 88 Nota van zienswijzen I. Samenvatting De onderbouwing van de kernrandzone (200 m) ontbreekt. In de toelichting staat dat dit gezien wordt als extensiveringsgebied. Dit gaat verder dan landelijk en provinciaal beleid. De kernrandzone dient te worden vastgesteld op basis van onderzoeksgegevens. Als deze ontbreken dient dit beleid geschrapt te worden. I. Standpunt De in onderhavig bestemmingsplan opgenomen regeling voor uitbreidingsmogelijkheden binnen kernrandzones vormt een vertaling van de beleidskeuze uit het maatschappelijk debat met betrekking tot intensieve veehouderij en kernrandzones. Tevens wordt, voor wat betreft de ruimtelijke doorvertaling, aangesloten op hetgeen is onderzocht en benoemd in de gemeentelijke geurverordening. Er wordt derhalve geen aanleiding gezien het bestemmingsplan op dit punt aan te passen. J. Samenvatting Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische activiteiten kunnen frustreren. J. Standpunt Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering. Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw (dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid). K. Samenvatting Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te schrappen. K. Standpunt Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden uitgeoefend. L. Samenvatting Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming hebben gekregen. L. Standpunt Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven. Bestemmingsplan Buitengebied 89 M. Samenvatting Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit landbouwgebieden. M. Standpunt Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden aangepast. N. Samenvatting Verzocht wordt om de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 4.7.1 ook van toepassing te laten zijn op extensiveringsgebieden, e.e.a. in overeenstemming met het reconstructieplan. Tevens wordt verzocht om de voorwaarde als opgenomen onder j. te laten vervallen omdat de Natuurbeschermingwet hierin voorziet. N. Standpunt Binnen de extensiveringsgebieden is het binnen dit bestemmingsplan niet de bedoeling dat agrarische bedrijven verder kunnen uitbreiden. Het is daarmee in lijn met het reconstructieplan. De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een natura 2000 gebied zijn voorts wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een natura 2000 gebied. O. Samenvatting Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar. O. Standpunt De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee te houden. P. Samenvatting Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken. P. Standpunt Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het waterschap. Q. Samenvatting Verzocht wordt om de locatie Karreveld 8 te bestemmen conform het huidige bestemmingsplan en niet groter. 90 Nota van zienswijzen Q. Standpunt Het betreft hier een ontwikkeling naar een zorgboerderij. Hiertoe is een ruimtelijke onderbouwing ingediend en deze heeft bij de stukken ter visie gelegen. Conform de definitie van zorgboerderij is sprake van een agrarisch bedrijf dat zorgvragers dagbesteding biedt, waarbij nachtverblijf, feesten en partijen zijn uitgesloten. Conflicterende (verblijf)functies zijn dan ook uitgesloten. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het perceel krijgt de bestemming "Agrarisch met waarden - 1". De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. Pagina 85 van de toelichting zal worden aangepast v.w.b. de POG en de bestemming van het feitelijk gebruik. Zienswijze 89 Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond namens Vossen Leudal Onroerend Goed B.V. A. Vossen, Hollander 13, 6093 PC Heythuysen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het bestemmingsplan aan te passen zoals toegezegd voor wat betreft de bestemming Agrarisch met waarden - 1, het bouwvlak conform de vrijstelling ex artikel 19 WRO en de Waarde Archeologie 5 te verwijderen waar onderzoek heeft plaatsgevonden. Ten slotte wordt verzocht tot het aanpassen van de omschrijving van verwevingsgebied en het verwijderen van het woordje "kunnen" in planregel 29, lid 3. A. Standpunt De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting. Volgens deze indeling is het perceel Karreveld 10 gelegen binnen het grootschalig deklandschap. Dit komt dus overeen met de indeling volgens de Structuurvisie. Volgens de toelichting zijn de gronden die zijn gelegen binnen het grootschalig dekzandlandschap bestemd als 'Agrarisch met waarden - 1'. Dit betekent dus dat het perceel Karreveld 10 bestemd dient te worden als 'Agrarisch met waarden - 1'. De verbeelding wordt hierop aangepast. Het bouwvlak zal worden ingetekend conform de verleende vrijstelling. De archeologische waarde zal worden verwijderd van de percelen die op archeologische waarden zijn onderzocht. De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. Bestemmingsplan Buitengebied 91 B. Samenvatting Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat. B. Standpunt De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. C. Samenvatting Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast, kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst. Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen. C. Standpunt Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens tegemoet te komen aan wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. D. Samenvatting Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als die voor uitbreiding van een stal? D. Standpunt Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen. E. Samenvatting Verzocht wordt om het bouwvlak niet te beperken tot 2,5 ha, maar de maat uit het voorheen geldende bestemmingsplan aan te houden van 4 ha. E. Standpunt De begrenzing van het bouwvlak tot 2,5 hectare komt voort uit het maatschappelijk debat en is doorvertaald in de uitgangspuntennotitie Buitengebied. Dit beleid is doorvertaald naar dit bestemmingsplan. Derhalve is sprake van een gedegen afweging voor de begrenzing van het bouwvlak op 2,5 ha. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. 92 Nota van zienswijzen F. Samenvatting Verzocht wordt om de definitie van intensieve veehouderij aan te laten sluiten op het reconstructieplan. F. Standpunt De gemeente heeft gekozen voor een andere definitie. Niet wordt ingezien dat het aansluiten op het reconstructieplan een meerwaarde biedt. Primair geldt het bestemmingsplan. G. Samenvatting Verzocht wordt om de zonering van bufferzone - 1 langs de beken bij het bedrijf te laten vervallen, omdat geen enkele waarde in het geding is en voorts geen sprake is van een beekdal. G. Standpunt Deze zone is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en dient ter bescherming van de beekdalen. H. Samenvatting De onderbouwing van de kernrandzone (200 m) ontbreekt. In de toelichting staat dat dit gezien wordt als extensiveringsgebied. Dit gaat verder dan landelijk en provinciaal beleid. De kernrandzone dient te worden vastgesteld op basis van onderzoeksgegevens. Als deze ontbreken dient dit beleid geschrapt te worden. H. Standpunt De in onderhavig bestemmingsplan opgenomen regeling voor uitbreidingsmogelijkheden binnen kernrandzones vormt een vertaling van de beleidskeuze uit het maatschappelijk debat met betrekking tot intensieve veehouderij en kernrandzones. Tevens wordt, voor wat betreft de ruimtelijke doorvertaling, aangesloten op hetgeen is onderzocht en benoemd in de gemeentelijke geurverordening. Er wordt derhalve geen aanleiding gezien het bestemmingsplan op dit punt aan te passen. I. Samenvatting Reclamant verzoekt om het bouwvlak te vergroten, zodat landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen binnen het bouwvlak vallen. I. Standpunt Landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen moeten conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan binnen het bouwvlak zijn gelegen. Het is aan reclamant om voor een goede inpassing te zorgen. Bouwvlakuitbreiding alleen hiervoor is niet aan de orde. J. Samenvatting Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische activiteiten kunnen frustreren. J. Standpunt Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering. Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen Bestemmingsplan Buitengebied 93 overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw (dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid). K. Samenvatting Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te schrappen. K. Standpunt Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden uitgeoefend. L. Samenvatting Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming hebben gekregen. L. Standpunt Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven. M. Samenvatting Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit landbouwgebieden. M. Standpunt Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden aangepast. N. Samenvatting Verzocht wordt om de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 4.7.1 ook van toepassing te laten zijn op extensiveringsgebieden, e.e.a. in overeenstemming met het reconstructieplan. Tevens wordt verzocht om de voorwaarde als opgenomen onder j. te laten vervallen omdat de Natuurbeschermingwet hierin voorziet. N. Standpunt Binnen de extensiveringsgebieden is het binnen dit bestemmingsplan niet de bedoeling dat agrarische bedrijven verder kunnen uitbreiden. Het is daarmee in lijn met het reconstructieplan. De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een natura 2000 gebied zijn voorts wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een natura 2000 gebied. 94 Nota van zienswijzen O. Samenvatting Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar. O. Standpunt De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee te houden. P. Samenvatting Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken. P. Standpunt Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het waterschap. Q. Samenvatting Verzocht wordt om de locatie Karreveld 8 te bestemmen conform het huidige bestemmingsplan en niet groter. Q. Standpunt Het betreft hier een ontwikkeling naar een zorgboerderij. Hiertoe is een ruimtelijke onderbouwing ingediend en deze heeft bij de stukken ter visie gelegen. Conform de definitie van zorgboerderij is sprake van een agrarisch bedrijf dat zorgvragers dagbesteding biedt, waarbij nachtverblijf, feesten en partijen zijn uitgesloten. Conflicterende (verblijf)functies zijn dan ook uitgesloten. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het perceel krijgt de bestemming "Agrarisch met waarden - 1". Het bouwvlak zal worden ingetekend conform de verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO. De archeologische waarde zal vervallen voor percelen die onderzocht zijn. De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. Pagina 85 van de toelichting zal worden aangepast v.w.b. de POG en de bestemming van het feitelijk gebruik. Zienswijze 90 Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond namens Holmel B.V. A. Vossen, Hollander 13, 6093 PC Heythuysen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 95 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het bestemmingsplan aan te passen zoals toegezegd voor wat betreft de mogelijkheid tot het hebben van een covergistingsinstallatie (let op: geen mobiele mestverwerkingsinstallatie) conform de verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO. Ook wordt verzocht het verwijderen van het woordje "kunnen" in planregel 29, lid 3. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het plan zal worden aangepast aan de vrijstelling ten behoeve van covergisting. Er zal een functieaanduiding op het perceel worden opgenomen. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. B. Samenvatting Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat. B. Standpunt De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. C. Samenvatting Verzocht wordt om de voorwaarden die zijn verbonden aan afwijkings- en wijzigingsbepalingen uit te breiden zodat ook getoetst wordt of de gevraagde ontwikkeling de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen percelen niet belemmert. C. Standpunt De functies die mogelijk kunnen worden gemaakt met binnenplanse afwijking en waarvoor het genoemde toetsingscriterium (geen belemmering agrarische functie) geldt, betreffen functies die verenigbaar zijn met de agrarische bestemming. Daarnaast gelden diverse voorwaarden waaraan moet worden voldaan, die waarborgen dat de nevenactiviteit slechts een beperkte ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving heeft. Dat geldt ook voor de andere flexibiliteitsbepalingen waarin deze voorwaarde (geen belemmering omliggende agrarische bedrijven) terugkomt, zoals artikel 3.7.3 (functiewisseling). Dit betekent dat niet snel sprake zal zijn van een belemmering van bestaande of toekomstige activiteiten op nabij gelegen percelen. Niettemin is ook expliciet de voorwaarde opgenomen dat geen sprake mag zijn van een belemmering van de agrarische functie (of zoals op andere plaatsen geformuleerd: “omliggende agrarische bedrijven”). Daarin wordt niet expliciet gesproken over de bestaande activiteiten, maar meer in het algemeen van de agrarische functie. Het is echter niet gewenst hierbij uitdrukkelijk de toekomstige bedrijfsvoering te betrekken omdat op voorhand immers nog niet bekend is hoe die er precies uit zal zien, in welke aard en omvang die zal plaatsvinden en of de gewenste toekomstige situatie wel kan worden toegestaan en gerealiseerd. Daarmee kan dan ook op voorhand in de toets van een binnenplanse afwijking e.d. niet goed rekening worden gehouden. 96 Nota van zienswijzen D. Samenvatting Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische activiteiten kunnen frustreren. D. Standpunt Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering. Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw (dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid). E. Samenvatting Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te schrappen. E. Standpunt Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden uitgeoefend. F. Samenvatting Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming hebben gekregen. F. Standpunt Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven. G. Samenvatting Verzocht wordt om het beleid ten aanzien van duurzame energie-opwekking zoals opgenomen in paragraaf 2.9 van de nota van uitgangspunten, alsnog op te nemen in het bestemmingsplan. G. Standpunt Gelet op de resultaten uit het MER, is het niet mogelijk om de mogelijkheden voor duurzame energie-opwekking in het bestemmingsplan op te nemen. In het definitieve bestemmingsplan zullen nog aanpassingen worden doorgevoerd op dit punt. H. Samenvatting Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit landbouwgebieden. H. Standpunt Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd Bestemmingsplan Buitengebied 97 conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden aangepast. I. Samenvatting Verzocht wordt om de waarde - Archeologie 5 van het deel van het perceel te verwijderen, gelet op het feit dat daar gelet op de huidige bebouwingsgraad en het gebruik als tuin/erf geen archeologische waarden te verwachten zijn. I. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. J. Samenvatting Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar. J. Standpunt De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee te houden. K. Samenvatting Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken. K. Standpunt Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het waterschap. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het plan zal worden aangepast aan de vrijstelling voor covergisting. Er zal een functieaanduiding op het perceel worden opgenomen. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. Pagina 85 van de toelichting zal worden aangepast v.w.b. de POG en de bestemming van het feitelijk gebruik. Zienswijze 91 Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond 98 Nota van zienswijzen namens C. Hartmann, Boerderijweg 10, 6089 NW Heibloem datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie Boerderijweg 10 is op 1 maart 2011 een projectbesluit vastgesteld en omgevingsvergunning voor uitbreiding stal verleend. Daarnaast is een bestaande mestsilo deels buiten het bouwvlak gelegen. Omdat de mestsilo binnen het bouwvlak moet zijn gelegen is hiervoor het bouwvlak aan de noordoostzijde deels vergroot. Inspreker verzoekt om het bestemmingsplan aan te passen conform het projectbesluit en het plangebied aan de noordoostzijde te vergroten. A. Standpunt Het bouwvlak wordt aangepast conform het projectbesluit en de verleende omgevingsvergunning. Uit nadere bestudering van het bestemmingsplan blijkt dat de mestsilo wel is gelegen binnen het bouwvlak zoals opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan maar buiten de begrenzing van het projectbesluit. Tevens is gebleken dat een gedeelte van het erf ten westen van de mestsilo niet is meegenomen in het bouwvlak. Het bouwvlak wordt derhalve afgestemd op het projectbesluit en de feitelijke situatie. B. Samenvatting Gelet op het uitgevoerde archeologische onderzoek, wordt verzocht om de archeologische dubbelbestemming te laten vervallen. Ook wordt verzocht het verwijderen van het woordje "kunnen" in planregel 29, lid 3. B. Standpunt De agrarische waarde zal worden verwijderd van de locaties die zijn onderzocht en waar geen archeologische waarden zijn gevonden. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. C. Samenvatting Reclamant verzoekt om het bouwvlak te vergroten, zodat landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen binnen het bouwvlak vallen. Ook de reeds gerealiseerde mestsilo valt thans buiten het betreffende bouwvlak. C. Standpunt Landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen moeten conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan binnen het bouwvlak zijn gelegen. Het is aan reclamant om voor een goede inpassing te zorgen. Bouwvlakuitbreiding alleen hiervoor is niet aan de orde. Het bouwvlak zal wel rondom de gerealiseerde mestsilo worden getrokken. D. Samenvatting Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een hogere maat aan toe te kennen. Bestemmingsplan Buitengebied 99 D. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. E. Samenvatting Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat. E. Standpunt De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. F. Samenvatting Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast, kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst. Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen. F. Standpunt Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens tegemoet te komen aan wensen vanuit de samenleving om tot meer flexibiliteit te komen. G. Samenvatting Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als die voor uitbreiding van een stal? G. Standpunt Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen. H. Samenvatting Verzocht wordt om binnen de locatie "overige zone - openheid" de beperkingen enkel te stellen ten aanzien van ontwikkelingen die de openheid kunnen frustreren en dus niet ten aanzien van de aanleg van wegen en paden e.d. 100 Nota van zienswijzen H. Standpunt De opmerking is terecht. Het artikel zal worden herschreven in de zin dat alleen zaken vergunningplichtig worden gesteld die de openheid kunnen aantasten. I. Samenvatting Sleufsilo's mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht. Reclamant verzoekt de bouw van sleufsilo's ook buiten het bouwvlak mogelijk te maken. I. Standpunt Sleufsilo's zijn bouwwerken met een zodanige ruimtelijke impact dat deze in de directe omgeving van de overige (bedrijfs)gebouwen gewenst zijn. Daarom dienen alle gebouwen en grootschaligere bouwwerken op een perceel geconcentreerd te worden. Tevens behoren deze sleufsilo's net zoals agrarische gebouwen bij de normale agrarische bedrijfsvoering. Sleufsilo's dienen derhalve binnen het bouwvlak opgericht te worden. J. Samenvatting Verzocht wordt om de zonering van bufferzone - 1 langs de beken bij het bedrijf te laten vervallen, omdat geen enkele waarde in het geding is en voorts geen sprake is van een beekdal. J. Standpunt Deze zone is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en dient ter bescherming van de beekdalen. K. Samenvatting Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit landbouwgebieden. K. Standpunt Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden aangepast. L. Samenvatting Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar. L. Standpunt De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee te houden. M. Samenvatting Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken. Bestemmingsplan Buitengebied 101 M. Standpunt Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het waterschap. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het plan zal worden aangepast aan het projectbesluit. De mestsilo zal binnen het bouwvlak worden getekend. De archeologische waarde zal worden verwijderd waar onderzoek is uitgevoerd. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. Pagina 85 van de toelichting zal worden aangepast v.w.b. de POG en de bestemming van het feitelijk gebruik. Zienswijze 92 Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond namens The Horse Valley S. Aarts, Heide 1a, 6088 PC Roggel datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het bestemmingsplan aan te passen in de zin dat verduidelijkt wordt dat een paardenhouderij gezien wordt als een agrarisch bedrijf, de aanduiding zorgboerderij op de verbeelding wordt opgenomen, de waarde archeologie komt te vervallen waar onderzoek is verricht en het woordje "kunnen" in planregel 29, lid 3 verwijderd wordt. A. Standpunt Het bestemmingsplan wordt aangepast in de zin dat verduidelijkt wordt dat een paardenhouderij gezien wordt als een agrarisch bedrijf, de aanduiding zorgboerderij wordt op de verbeelding opgenomen, de waarde archeologie komt te vervallen waar onderzoek is verricht en waar geen waarden zijn aangetroffen en het woordje "kunnen" wordt verwijderd in planregel 29, lid 3. B. Samenvatting Het bouwvlak is thans niet opgenomen conform de ingediende stukken / ruimtelijke onderbouwing ter uitbreiding hiervan. Tot op heden is onduidelijk waarom de ingediende stukken niet compleet zouden zijn of wat er nog ontbreekt. Verzocht wordt om alsnog het bouwvlak uit te breiden. B. Standpunt De ruimtelijke onderbouwing voldoet niet en de aanvullende vragen van de gemeente zijn tot op heden niet beantwoord. De ontwikkeling is dus terecht niet meegenomen in deze procedure. 102 Nota van zienswijzen C. Samenvatting Verzocht wordt om het begrip "Paardenhouderij" opnieuw op te nemen in de begrippenlijst, conform het voorontwerpbestemmingsplan. C. Standpunt De noodzaak om een begripsomschrijving op te nemen ten aanzien van een "paardenhouderij" wordt niet gezien. Het houden van paarden binnen de agrarische bestemming is voorts toegestaan. D. Samenvatting Reclamant verzoekt om het bouwvlak te vergroten, zodat landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen binnen het bouwvlak vallen. Ook de reeds gerealiseerde mestsilo valt thans buiten het betreffende bouwvlak. D. Standpunt Landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen moeten conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan binnen het bouwvlak zijn gelegen. Het is aan reclamant om voor een goede inpassing te zorgen. Bouwvlakuitbreiding alleen hiervoor is niet aan de orde. Het bouwvlak zal wel rondom de gerealiseerde mestsilo worden getrokken. E. Samenvatting Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische activiteiten kunnen frustreren. E. Standpunt Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering. Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw (dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid). F. Samenvatting Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te schrappen. F. Standpunt Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden uitgeoefend. G. Samenvatting Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming hebben gekregen. Bestemmingsplan Buitengebied 103 G. Standpunt Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven. H. Samenvatting Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar. H. Standpunt De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee te houden. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bestemmingsplan wordt aangepast in de zin dat verduidelijkt wordt dat een paardenhouderij gezien wordt als een agrarisch bedrijf, de aanduiding zorgboerderij wordt op de verbeelding opgenomen, de waarde archeologie komt te vervallen waar onderzoek is verricht en het woordje "kunnen" wordt verwijderd in planregel 29, lid 3. De mestsilo zal binnen het bouwvlak worden getekend. Zienswijze 93 Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond namens W. Willekens, Hoogstraat 33, 6011 RX Ell datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het bouwvlak aan te passen aan het vigerende bestemmingsplan en het woordje "kunnen" in planregel 29, lid 3 te verwijderen. A. Standpunt Het bouwvlak zal conform het vigerende bestemmingsplan worden ingetekend. Het woordje "kunnen" zal worden verwijderd in planregel 29, lid 3. B. Samenvatting Verzocht wordt om in het zuidwestelijke deel van het in het thans geldende bestemmingsplan als "onbebouwd bouwvlak" opgenomen gebied, op te nemen als bouwvlak, gelet op het feit dat hier voeropslag in sleufsilo's plaatsvindt. Gelet op de nieuwe systematiek, moet dit thans binnen het bouwvlak plaatsvinden. 104 Nota van zienswijzen B. Standpunt Het bouwvlak zal worden uitgebreid over de rijplaten ten behoeve van voeropslag. Hier zal de aanduiding "bouwvlak - onbebouwd" worden opgenomen. Dit is conform het vigerende bestemmingsplan. C. Samenvatting Verzocht wordt om de diverse landschappelijke elementen die zijn ingetekend ter plaatse van de locatie van de kaart te schrappen. Er lijkt geen grondige inventarisatie aan ten grondslag te liggen. Bovendien is de inpassing destijds vrijwillig gerealiseerd. Dit ziet op de begroeiing langs het perceel en de slootvegetatie. C. Standpunt De intekening is gebaseerd op het locatieonderzoek zoals dat ten grondslag heeft gelegen aan het vigerende bestemmingsplan voor dit gebied. Luchtfoto-onderzoek heeft uitgewezen dat de betreffende elementen nog steeds aanwezig zijn. De aanduiding blijft dan ook gehandhaafd. D. Samenvatting Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een hogere maat aan toe te kennen. D. Standpunt Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied wordt gehanteerd. E. Samenvatting Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat. E. Standpunt De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. F. Samenvatting Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast, kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst. Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen. F. Standpunt Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan Bestemmingsplan Buitengebied 105 reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens tegemoet te komen aan wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen. G. Samenvatting Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als die voor uitbreiding van een stal? G. Standpunt Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen. H. Samenvatting Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit landbouwgebieden. H. Standpunt Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden aangepast. I. Samenvatting Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken. I. Standpunt Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het waterschap. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak zal conform het vigerende bestemmingsplan worden ingetekend. Het bouwvlak zal worden uitgebreid over de rijplaten ten behoeve van voeropslag. Hier zal de aanduiding "bouwvlak onbebouwd" worden opgenomen. Het woordje "kunnen" zal worden verwijderd in planregel 29, lid 3. Zienswijze 94 Gilles van de Wouw Praktijk voor Bestuursrecht, G.A.M. van de Wouw, Bergenhuizen 7, 6255 NJ Noorbeek 106 Nota van zienswijzen namens Frank Coolen Machines B.V., Biesstraat 59, 6093 AC Heythuysen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de betreffende locatie wordt een bedrijf in categorie 3.2 geëxploiteerd (groothandel in machines ten behoeve van de bouwnijverheid). Artikel 8.1 van het bestemmingsplan laat echter enkel categorie 1 en 2 bedrijven toe. Verzocht wordt om ter plaatse ten minste ook categorie 3.2 bedrijven toe te staan. A. Standpunt Ingevolge de lijst van bedrijfsactiviteiten is groothandel in machines ten behoeve van de bouwnijverheid in te delen in bedrijfscategorie 3.2. De functieaanduiding "groothandel in machines" zal ter plaatse worden opgenomen. B. Samenvatting Verzocht wordt om een uitbreidingsmogelijkheid van ten minste 30% toe te kennen. B. Standpunt Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' wordt een uitbreidingsmogelijkheid van 15% opgenomen. Dit is een meer dan redelijke uitbreidingsmogelijkheid. Niet wordt ingezien waarom dit 30% zou moeten zijn. C. Samenvatting De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte is gelijkgesteld met de bestaande situatie, hetgeen een beperking van de bouwmogelijkheden oplevert. C. Standpunt De bestaande situatie is bestemd. Dit is conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan. De bestaande, legale situatie wordt hiermee gerespecteerd. D. Samenvatting De bouwvoorschriften ten aanzien van een bedrijfswoning is onnodig beperkend, ook wat betreft de mogelijkheden tot het oprichten van bijbehorende bouwwerken en overkappingen. D. Standpunt De noodzaak tot het nog verder uitbreiden van de bouwmogelijkheden wordt niet gezien. Er is voorzien in een royale bijgebouwenregeling. E. Samenvatting Verzocht wordt om de aanduiding helihaven ook te voorzien voor de hangar waarin de helikopters gestald worden en het gebruik van het verrijdbaar platform en aan het hooveren van en naar de helispot. E. Standpunt Naar de mening van de gemeente is in een adequate regeling voorzien voor de helihaven, als onderdeel van de bedrijfsbestemming. Opslag van materieel en de wijze van gebruik van materieel hoeft niet bestemd te worden in een bestemmingsplan. Dat gebeurt binnen de bedrijfsbestemming Bestemmingsplan Buitengebied 107 zelf immers ook niet. Overige luchtvaartgerelateerde zaken, waaronder de vluchtbewegingen, vallen onder de bevoegdheid van de provincie en/of het Rijk. F. Samenvatting Verzocht wordt om een deel van de agrarische bestemming om te zetten naar een bedrijfsbestemming met de aanduiding helihaven, e.e.a. conform de bijlage ingetekend. Hiermee wordt discussie in de toekomst voorkomen. F. Standpunt De locatie is bestemd in overeenstemming met de vrijstelling ex artikel 19 WRO. Juist om discussie in de toekomst te voorkomen, acht de gemeente het noodzakelijk om aan te sluiten bij het bepaalde in de vrijstelling. Conclusie De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De functieaanduiding "groothandel in machines" zal ter plaatse worden opgenomen. De planregel m.b.t. de specifieke bouwaanduiding - 1 wordt herschreven in de zin dat helder is dan een uitbreidingsmogelijkheid van 15% bestaat. Zienswijze 95 J.I. Remijnse, Heide 25, 6093 PA Heythuysen datum reactie: 30 december 2013, datum ontvangst: 14 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie Heide 25 te Heythuysen is sinds 1974 een buitenrijbak met verlichting aanwezig. Dit wordt in het bestaande bestemmingsplan niet gerespecteerd. A. Standpunt De opmerking is terecht. De buitenrijbak zal worden meegenomen in het bestemmingsplan door de woonbestemming om de paardenbak heen te leggen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan Wijzigingen in bestemmingplan De buitenrijbak zal worden meegenomen in het bestemmingsplan door de woonbestemming om de paardenbak heen te leggen. Zienswijze 96 P.H. Linssen, Heythuyserweg 13, 6085 NH Horn datum reactie: 14 januari 2014, datum ontvangst: 17 januari 2014 108 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de bestemming horeca in stand te laten. Thans is ten onrechte de bestemming Wonen opgenomen. A. Standpunt De zienswijze is ingediend buiten de termijn van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan. De zienswijze wordt dan ook niet beantwoord. Wel is het voorstel bekeken in het kader van de nog door te voeren ambtshalve aanpassingen van het bestemmingsplan. Zie hoofdstuk 4 van deze “nota van zienswijzen en overzicht ambtshalve wijzigingen ontwerp bestemmingsplan ‘Buitengebied’, gemeente Leudal”. Conclusie De zienswijze is buiten de termijn ingediend en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing naar aanleiding van de ingekomen zienswijze. Zie hoofdstuk 4 van de “nota van zienswijzen en overzicht ambtshalve wijzigingen ontwerp bestemmingsplan ‘Buitengebied’, gemeente Leudal”. Zienswijze 97 Dhr. en mw. den Teuling, Oudenhofweg 1, 6095 NR Baexem datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om de agrarische bestemming met agrarisch bouwblok van het perceel te wijzigen in een woonbestemming zodat het geheel als woonboerderij kan worden gebruikt. A. Standpunt Het perceel zal worden bestemd als Wonen met de nadere aanduiding "vrijkomende agrarische bebouwing". Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het perceel zal worden bestemd als Wonen met de nadere aanduiding "vrijkomende agrarische bebouwing". Zienswijze 98 Leimsgaat B.V. M. Graef, J. Graef, M. Bessems, Ghoor 1, 6083 NA Nunhem datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 109 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om voor het perceel kadastraal bekend als gemeente Nunhem, sectie B, nummer 847, de bedrijfsbestemming te handhaven. Dit perceel had voorheen ook een bedrijfsbestemming. De aanwezige lichte bodemverontreiniging rechtvaardigt bovendien geen agrarisch gebruik van de grond. A. Standpunt De locatie heeft thans een beperkte bedrijfsbestemming (kleiverwerkende industrie), maar is niet als zodanig in gebruik (ligt reeds jaren braak). Derhalve wordt het feitelijke gebruik bestemd, waar de agrarische bestemming het meest voor de hand liggend is. B. Samenvatting Verzocht wordt om in het bestemmingsplan de concrete plannen voor het realiseren van een grondbank/gronddepot mee te nemen. Hiertoe is een "Voorstel bestemmingsplan - grondbank Haelen" ingediend. B. Standpunt Er is geen positief principebesluit genomen ten behoeve van een ontwikkeling als de onderhavige. De bestemming kan dan ook niet op deze wijze al worden veranderd. Conclusie De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 99 H. Pijls, P. Pijls, L. Pijls-Van Lier, Brumholt 7, 6086 PV Neer datum reactie: 24 december 2013, datum ontvangst: 30 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In de transitie van voorontwerp naar ontwerp bestemmingsplan is de agrarische bestemming gewijzigd in een woonbestemming. Dat strookt niet met de beantwoording van de inspraakreactie. Verzocht wordt om de aanduiding voormalig agrarisch bedrijf op te nemen bij de bestemming wonen. Op die manier wordt verankerd dat sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf. A. Standpunt De opmerking is terecht. Er zal een VAB-aanduiding worden opgenomen binnen de woonbestemming. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. 110 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan Er zal een VAB-aanduiding opgenomen worden binnen de woonbestemming. Zienswijze 100 Van Dun Advies B.V., F.C.A. van den Borne, Dorpsstraat 54, 5113 TE Ulicoten namens E. van Logtestijn, Brandvenstraat 4, 6011 SH Ell datum reactie: 23 december 2013, datum ontvangst: 30 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om in overeenstemming met de reactie op de inspraak, het bouwvlak te vergroten conform de gevolgde bestemmingsplanprocedure (vastgesteld op 10 december 2007 en goedgekeurd op 11 maart 2008). A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal alsnog worden opgenomen conform het bestemmingsplan. B. Samenvatting Ter plaatse wordt een geitenhouderij geëxploiteerd. Hiervoor is de aanduiding intensieve veehouderij noodzakelijk. Verzocht wordt om de aanduiding intensieve veehouderij op de verbeelding op te nemen. B. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding "intensieve veehouderij" zal op de verbeelding worden opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak zal alsnog worden opgenomen conform het bestemmingsplan uit 2007. De aanduiding "intensieve veehouderij" zal op de verbeelding worden opgenomen. Zienswijze 101 C. Slaats, Schillersstraat 5a, 6014 RA Ittervoort datum reactie: 13 december 2013, datum ontvangst: 13 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de woning Schillersstraat 5 aan te duiden als plattelandswoning. De woning niet in gebruik is als bedrijfswoning behorende bij het agrarisch bedrijf. Bestemmingsplan Buitengebied 111 A. Standpunt Bij bewoning van een agrarische bedrijfswoning door derden mogen geen belemmeringen ontstaan voor ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de directe omgeving. De woning Schillersstraat 5 wordt binnen de agrarische bestemming als plattelandswoning aangeduid. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de woning Schillersstraat 5 aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch plattelandswoning'. Zienswijze 102 F. van Eijkelenburg, Strubben 11, 6088 NN Roggel datum reactie: 15 december 2013, datum ontvangst: 16 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de westelijke bouwgrens van het perceel Strubben 11 parallel te laten lopen met de oostelijke bouwgrens. A. Standpunt De opmerking is terecht. De bouwgrens wordt aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de westelijke grens van het bouwvlak aangepast. Zienswijze 103 Salemans Vastgoed, ir. H.J.M. Salemans, Mildert 12, 6031 SM Nederweert namens R. Houben, Ophoven 24, 6088 AD Roggel datum reactie: 10 december 2013, datum ontvangst: 16 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om op twee percelen aan de Heverstraat te Roggel, sectie G nr. 2364 en 2365, de oprichting van een kleinschalig therapeutisch paardenbehandelingsbedrijf voor specialistisch orthopedisch hoefbeslag mogelijk te maken. 112 Nota van zienswijzen A. Standpunt Het initiatief betreft een nieuwe ontwikkeling. In het bestemmingsplan Buitengebied worden nieuwe ontwikkelingen niet meegenomen. Tevens werkt de gemeente Leudal niet mee aan nieuwvestiging van een bedrijf in het buitengebied. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 104 J. Roumen, Mennesweg 9, 6093 NJ Heythuysen datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 13 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om voor de locatie Mennesweg 9 te Heythuysen ter plaatse van de rijbak een aanduiding op te nemen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Ter plaatse van de rijbak wordt een aanduiding opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van waarden - rijbak' opgenomen. - In de planregels wordt binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - 2' een passende regeling opgenomen. Zienswijze 105 Fam. Janssen, Castertstraat 6, 6011 SL Ell datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 13 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt, overeenkomstig het besluit van het college, op het adres Castertstraat 6 twee woonbestemmingen op te nemen zodat woningsplitsing mogelijk is. Bestemmingsplan Buitengebied 113 A. Standpunt Ter plaatse wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal twee opgenomen, waarvoor een overeenkomst wordt ondertekend. Woningsplitsing zal dan hierdoor mogelijk zijn. B. Samenvatting Ter compensatie van een aantal meters van het bouwvlak die aan de voorzijde van de woning ingeleverd moeten worden, in verband met de ligging van een containerveld aan de overzijde van de weg, verzoekt reclamant deze aan de linkerzijde (zuidoost) toe te voegen. B. Standpunt De woonbestemming wordt afgestemd op het feitelijke gebruik. Dit betekent dat de woonbestemming aan de noordwestzijde, ter hoogte van de kippenhokken, wordt uitgebreid. C. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestaande bebouwing volledig op te nemen binnen het bouwvlak. C. Standpunt De woonbestemming wordt afgestemd op het feitelijke gebruik. De bestaande bebouwing wordt hierdoor volledig binnen het bouwvlak opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum twee wooneenheden' opgenomen. - Op de verbeelding wordt de woonbestemming afgestemd op het feitelijke gebruik. Zienswijze 106 G.H. Geraets, Kelperveen 2, 6037 SG Kelpen-Oler datum reactie: 11 december 2013, datum ontvangst: 11 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om ook de camping op het adres Ophoven 50 te Roggel op te nemen. A. Standpunt Voor de camping wordt op de verbeelding een aanduiding opgenomen en in de planregels wordt in een passende regeling voorzien. Hierbij wordt voorzien in maximaal 15 standplaatsen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding en in de planregels wordt een aanduiding en regeling voor de camping opgenomen. 114 Nota van zienswijzen Zienswijze 107 M. Smeets, Kampstraat 8, 6011 RV Ell datum reactie: 11 december 2013, datum ontvangst: 11 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de voormalige agrarische bedrijfswoning op te nemen als woning. Een en ander overeenkomstig de gemaakte afspraken in het kader van het bestemmingsplan Kampstraat. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan wordt aangepast. Kampstraat 8 wordt als woning bestemd. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt Kampstraat 8 bestemd als woning. Zienswijze 108 namens M. Baets Handel BV M.J.J.J.M. Baets, Kelperweg 23, 6037 RL Kelpen-Oler datum reactie: 06 december 2013, datum ontvangst: 09 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Aan de percelen 3344, 2811 en 2813 is de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf' opgenomen. Dit is niet correct A. Standpunt Ter plaatse van het bouwvlak is de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemengd bedrijf' opgenomen. Ter plaatse van het overige deel van de bestemming 'Bedrijf' is, in tegenstelling tot hetgeen reclamant aangeeft, geen nadere aanduiding opgenomen. De aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemengd bedrijf' wordt vergroot zodat over de gehele bestemming deze aanduiding is gelegen. Dit komt overeen met de nadere aanduiding 'to' voor een bedrijf in handel, transport en open overslag zoals in 2009 overeengekomen. B. Samenvatting In 2009 is overeengekomen dat de bedrijfsgebouwen mogen worden uitgebreid met maximaal 1500 m2. Reclamant verzoekt deze bepaling op te nemen. B. Standpunt Bedrijfsgebouwen mogen op basis van de vigerende regeling uitgebreid worden met maximaal 1500 m2 ten opzichte van het ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van de partiële herziening Bestemmingsplan Buitengebied 115 'uitbreiding natuurcompensatie Kelperweg 23'. Op de locatie heeft nog geen uitbreiding van de bedrijfsgebouwen plaatsgevonden. Ter plaatse wordt de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' opgenomen waarbij de maatvoering wordt afgestemd op de reeds aanwezige oppervlakte aan bedrijfsgebouwen vermeerderd met 1500 m2. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemengd bedrijf' uitgebreid. - Op de verbeelding wordt binnen het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak' opgenomen. Zienswijze 109 Beusmans&Jansen, mr. J.C.M.G. Beusmans, Van Vlattenstraat 159, 5975 SE Sevenum namens dhr. en mevr. van Uden, Reulisweg 16, 6093 PP Heythuysen datum reactie: 02 december 2013, datum ontvangst: 06 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming van het perceel Reulisweg 16 te wijzigen in de bestemming 'Wonen', overeenkomstig de hiervoor ter motivering aangeleverde ruimtelijke onderbouwing. A. Standpunt De ruimtelijke onderbouwing is inmiddels beoordeeld en akkoord bevonden. De bestemming van het perceel Reulisweg 16 wordt derhalve gewijzigd in 'Wonen'. De ruimtelijke onderbouwing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de bestemming gewijzigd in 'Wonen'. Zienswijze 110 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens F. de Rond, Hekbergerweg 1, 6012 RR Echt datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 116 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant levert een ruimtelijke onderbouwing en bodemonderzoek ter verantwoording van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling aan de Begijnhofweg 7a te Kelpen-Oler. Het landschappelijke inpassingsplan volgt zo spoedig mogelijk. A. Standpunt De gemeente heeft reeds ingestemd met de ruimtelijke ontwikkeling en aangegeven dat deze kan 'meeliften' in het bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan wordt overeenkomstig aangepast. De ruimtelijke onderbouwing en overige stukken worden als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. B. Samenvatting Reclamant verzoekt de gewenste bedrijfsontwikkeling zoals aangeduid in het wijzigingsplan 2013 correct over te nemen in het vastgestelde bestemmingsplan, aangaande dus ook het onderdeel 'voorbouw'. B. Standpunt Voor zover bij de gemeente bekend is voor de locatie geen wijzigingsplan opgesteld. De gemeente heeft ingestemd met de aangeleverde ruimtelijke onderbouwing en aanvullende informatie. De gewenste ruimtelijke ontwikkeling die hierin is opgenomen wordt in het bestemmingsplan verwerkt. C. Samenvatting Reclamant verzoekt de in artikel 48.2 genoemde termijn voor het realiseren van de landschappelijke inpassing te verlengen tot minimaal 2 jaar dan wel het artikel te schrappen. C. Standpunt De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 117 E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In het bestemmingsplan wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling verwerkt. – In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar. - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 111 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M. Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Plantgoed Frenken S. Frenken, Geusert 5, 6093 NR Heythuysen datum reactie: 12 september 2013, datum ontvangst: 13 september 2013 118 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend om de gewenste bedrijfsvoering mee te nemen in het bestemmingsplan. Concreet betreft het onder andere het aanduiden van het taxibedrijf en uitbreiding van de opslag- en stallingsmogelijkheden. A. Standpunt Het perceel wordt ingetekend overeenkomstig de ingediende onderbouwing. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het perceel ingetekend overeenkomstig de ingediende onderbouwing. Zienswijze 112 Heemkundekring Roggel C. Beenders, Graven 3, 6086 RA Neer datum reactie: 05 december 2013, datum ontvangst: 05 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant is voornemens om de museumboerderij aan de Leimskoel in Roggel uit te breiden. De hiervoor noodzakelijke stukken om mee te liften in het bestemmingsplan buitengebied worden spoedig aangeleverd. A. Standpunt De aanvullende stukken zijn inmiddels ingekomen. Deze stukken worden als afzonderlijke zienswijze behandeld. Conclusie De zienswijze is voor kennisgeving aangenomen. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 113 ARAG SE Nederland, mr. R.T. Kirpestein, Postbus 230, 3830 AE Leusden namens H.W.G. Hendriks, Heyerveld 2, 6081 CV Haelen datum reactie: 10 december 2013, datum ontvangst: 10 december 2013 Bestemmingsplan Buitengebied 119 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant twijfelt aan de noodzaak van de grootschalige omvang van de bestemming 'Recreatie Volkstuin'. Bijkomend aspect is dat een kwetsbare omgeving aangetast wordt door deze forse uitbreiding. A. Standpunt De bestemming 'Recreatie - Volkstuin' wordt afgestemd op de vigerende bestemming. Dit betekent dat niet langer sprake is van uitbreiding van de bestemming. B. Samenvatting Reclamant mist door de wijziging van de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' een bespreking en afweging van deze ontwikkeling in de MER. Gelet op het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de uitstoot van fijnstof vanwege de toenemende verkeersbewegingen mag verwacht en geëist worden dat in de MER aan deze aspecten aandacht wordt besteed. B. Standpunt Zie gemeentelijk standpunt onder A. C. Samenvatting De camping Leudal heeft de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie gekregen. Op basis van de regeling concludeert reclamant dat de gehele bestemming tevens dient als bouwvlak en volledig bebouwd mag worden omdat geen bebouwingspercentage is opgenomen. Deze uitbreiding is niet onderbouwd of planologisch afgewogen. Reclamant verzoekt gezien deze omstandigheid en het van toepassing zijnde LKM de bestaande bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in combinatie van ede verleende vergunningen te bevriezen C. Standpunt De regeling uit het vigerende bestemmingsplan wordt 1 op 1 overgenomen. De bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' wordt hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' afgestemd op het vigerende bestemmingsplan. - In het bestemmingsplan wordt de regeling voor camping Leudal in overeenstemming gebracht met de vigerende bestemmingsplanregeling. Zienswijze 114 Petrochemical Pipeline Services B.V. B. Chiariadia, Postbus 1163, 6160 BD Geleen datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013 120 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt in de toelichting aan paragraaf 4.4.2 toe te voegen dat de plaatsgebonden risico van de PRB-leiding 11 meter aan weerszijden van de leiding bedraagt en het invloedsgebied groepsrisico 27 meter aan weerszijden van de leiding bedraagt. A. Standpunt Paragraaf 4.4.2 van de toelichting wordt hierop aangevuld. B. Samenvatting Reclamant verzoekt op de verbeelding dient voor de PRB-leiding de veiligheidszone van 11 meter opgenomen te worden. B. Standpunt De verbeelding wordt hierop aangepast. C. Samenvatting Reclamant verzoekt aan de planregels binnen de bestemming 'Algemene aanduidingsregels' een regeling op te nemen voor de veiligheidszone. In de zienswijze is hiervoor een voorstel opgenomen. C. Standpunt De planregels worden overeenkomstig het voorstel hierop aangevuld. D. Samenvatting In artikel 31.2.1.1 dient het woordje bestemming gewijzigd te worden in dubbelbestemming. D. Standpunt De aanpassing wordt verwerkt. E. Samenvatting In de planregels dienen aan artikel 31.3.1 een aantal werkzaamheden toegevoegd te worden die verboden zijn. In de zienswijze zijn deze werkzaamheden opgenomen. E. Standpunt Het artikel wordt hierop aangevuld. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de toelichting wordt aan paragraaf 4.4.2 voor de PRB-leiding toegevoegd dat het plaatsgebonden risico 11 meter en het invloedsgebied groepsrisico 27 meter aan weerszijden van de leiding bedraagt. - Op de verbeelding wordt de veiligheidszone van 11 meter aan weerszijden van de PRB-leiding opgenomen. - Aan de planregels wordt binnen het artikel 'algemene aanduidingsregels' een regeling voor de veiligheidszone van de leiding opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 121 - In de planregels wordt in artikel 31.2.1.1 het woordje bestemming vervangen door dubbelbestemming. - In de planregels worden aan artikel 31.4.1 een aantal werkzaamheden toegevoegd die eveneens verboden zijn. Zienswijze 115 Provincie Limburg drs. M.G.P.I. Arts, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt in de regels in de begripsbepalingen bij verwijzingen naar het Reconstructieplan Noord- en Midden-Limburg de datum van vaststelling (5 maart 2004) en goedkeuring (1 juni 2004) op te nemen. A. Standpunt De planregels worden hierop aangepast. B. Samenvatting Reclamant verzoekt voor zover van toepassing te verwijzen naar het gewijzigd Reconstructieplan dat is vastgesteld op 16 februari 2006 en goedgekeurd op 30 maart 2006. B. Standpunt Waar van toepassing wordt een verwijzing in de planregels opgenomen. C. Samenvatting Het bestemmingsplan sluit omschakeling van een grondgebonden bedrijf naar een intensief veehouderijbedrijf niet expliciet uit. Reclamant verzoekt dit alsnog in de planregels op te nemen. C. Standpunt In de gebruiksregels wordt hiervoor een verbod opgenomen. D. Samenvatting Reclamant verzoekt de extensiveringsgebieden op de verbeelding op te nemen. D. Standpunt De extensiveringsgebieden worden op de verbeelding opgenomen. E. Samenvatting Reclamant verzoekt diverse reeds gerealiseerde EHS-percelen die nog steeds bestemd zijn als 'Agrarisch' eveneens te bestemmen tot 'Natuur'. E. Standpunt Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. 122 Nota van zienswijzen F. Samenvatting Reclamant geeft aan dat de zienswijze nog aangevuld wordt met een aantal verbetersuggesties die de kwaliteit en volledigheid van het plan ten goede komen. F. Standpunt De gemeente ziet deze suggesties graag tegemoet. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt in de begripsbepalingen de datum van vaststelling en goedkeuring van het reconstructieplan opgenomen. - In de planregels wordt waar van toepassing een verwijzing naar het gewijzigd reconstructieplan opgenomen. - In de planregels wordt binnen de agrarische bestemmingen een verbodregel toegevoegd voor omschakeling van een grondgebonden bedrijf naar een intensieve veehouderij. - Op de verbeelding worden de extensiveringsgebieden opgenomen. - Waar nodig wordt in het bestemmingsplan de bestemming van de gerealiseerde EHS-percelen gewijzigd in 'Natuur'. Zienswijze 116 Rijkswaterstaat drs. L.M. Pacilly, Postbus 25, 6200 MA Maastricht datum reactie: 19 december 2013, datum ontvangst: 20 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In de planregels dienen aan bouwregels in artikel 44 de rivierkundige voorwaarden uit de beleidslijn grote rivieren toegevoegd worden. A. Standpunt De planregels worden hierop aangepast. B. Samenvatting Aan de opsomming van rivierkundige voorwaarden in het stroomvoerend en waterbergend rivierbed dient de volgende voorwaarde toegevoegd te worden: 'de ecologische toestand van het oppervlaktewater mag niet verslechteren' B. Standpunt De planregels worden hierop aangepast. C. Samenvatting In artikel 44.5 is verzuimd aan te geven dat Rijkswaterstaat hier vooraf gehoord dient te worden. Bestemmingsplan Buitengebied 123 C. Standpunt De planregels worden hierop aangepast. D. Samenvatting De voorwaarden zoals opgenomen in artikel 45.3 zijn tevens van toepassing voor werken en werkzaamheden. D. Standpunt De planregels worden hierop aangepast. E. Samenvatting Daar waar de A2 en het kanaal Wessem-Nederweert parallel lopen, ontbreekt de vrijwaringszone behorende bij de vaarweg. Ten westen van het kanaal dient deze zone tevens aan te sluiten op de vrijwaringszone van de A2 waardoor deze laatste iets smaller wordt. E. Standpunt De verbeelding wordt hierop aangepast. F. Samenvatting De voorwaarden in artikel 49.20 zijn gekoppeld aan bouwactiviteiten. Deze voorwaarden gelden ook voor werken en werkzaamheden. F. Standpunt De planregels worden hierop aangepast. G. Samenvatting In het ontwerp zouden de verbeelding en regels aangepast worden zodat deze recht doen aan de planologische bescherming van de noordelijke bekken van het retentiegebied Lateraalkanaal West. Deze aanpassing is niet verwerkt. G. Standpunt De planregels en verbeelding worden hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels worden artikel 44 en 45 aangepast. - Op de verbeelding wordt de vrijwaringszone van het kanaal Wessem-Nederweert, daar waar deze parallel loopt aan de A2, opgenomen. Tevens wordt de vrijwaringszone ten westen van het kanaal aangesloten op de vrijwaringszone langs de A2. - In de planregels en op de verbeelding wordt een passende regeling voor het noordelijk bekken van het retentiegebied Lateraalkanaal opgenomen. 124 Nota van zienswijzen Zienswijze 117 Stichting Studiegroep Leudal algemeen, J.M.G. Hocks, H.M.C. Leenders, Roggelseweg 58, 6081 NP Haelen datum reactie: 04 januari 214, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In de inspraakreactie heeft de gemeente aangegeven een gesprek te initiëren. Tot eind 2013 is een verzoek hiertoe niet ontvangen. De studiegroep vindt dit jammer. A. Standpunt De gemeente betreurt ten zeerste dat het niet gelukt is om in 2013 een overleg in te plannen over de inspraakreactie. Inmiddels heeft een overleg plaats gevonden vinden naar aanleiding van de zienswijze. De gemeente dankt de studiegroep bij deze nogmaals voor hun inbreng. B. Samenvatting De Studiegroep gaat er vanuit dat door de adequate aanduidingen van landschappelijke elementen, sprake is van voldoende planologische veiligstelling. B. Standpunt Over het gehele plangebied is de nadere gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' gelegen. De te beschermen landschappelijke elementen zijn concreet aangeduid in bijlage 3 bij de regels. Bij nieuwe ontwikkelingen zal derhalve altijd gekeken moeten worden of ter plaatse sprake is van een landschappelijk element dat zoveel mogelijk behouden moet blijven. Ter plaatse van landschappelijke elementen is het alleen met een omgevingsvergunning mogelijk om werken of werkzaamheden uit te voeren. C. Samenvatting Tal van voormalige agrarische percelen kennen thans een natuurbeheer, vallen onder het Provinciaal Natuurbeheersplan 2013 en dienen bestemd te worden als 'Natuur'. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan hierop aan te passen. C. Standpunt Diverse reeds gerealiseerde EHS-percelen die nog een agrarische bestemming hebben, worden als 'Natuur' bestemd. De provincie heeft hiervoor de noodzakelijke gegevens beschikbaar gesteld. D. Samenvatting Naar de mening van de Studiegroep zouden alleen de boslocaties waar uitsluitend de houtproductie wordt nagestreefd, bestemd moeten worden als 'Bos'. Het overige bosgebied dient als 'Natuur' bestemd te worden. D. Standpunt Het bestemmingsplan zal hierop worden nagekeken. Daar waar naar mening van de gemeente de bestemming 'Natuur' meer passend zou zijn dan de bestemming 'Bos' en omgekeerd, wordt dit aangepast. De uitgangspunten voor toekenning van beide bestemmingen zullen duidelijker geformuleerd worden. Bestemmingsplan Buitengebied 125 E. Samenvatting Voor het bestemmingsplan is een Passende beoordeling en een PlanMER opgesteld. De Passende beoordeling anticipeert niet op ontwikkelingen waarvoor geen planologische procedure is gestart. E. Standpunt Dit is correct. Er zijn in Leudal geen concrete plannen en initiatieven binnen de gemeente bekend met betrekking tot uitbreiding of inkrimping van de veestapel of het toepassen van mestvergisting. Voor andere ontwikkelingen - randweg Baexem, nevengeulen, bedrijfsuitbreidingen van nietagrarische bedrijven - is weliswaar de planvorming in gang gezet, maar zijn nog geen besluiten genomen. Het bestemmingsplan Buitengebied is voor deze ontwikkelingen besluitvormend noch kaderstellend. De milieueffecten van deze - nu nog onzekere - ontwikkelingen worden beschouwd bij de planvorming van de betreffende besluiten. In die besluiten dient rekening gehouden te worden met de effecten ten gevolge van het bestemmingsplan buitengebied. F. Samenvatting Wat betekent een uitbreiding van de intensieve veehouderij? En hoe staat dit in relatie tot de PAS. F. Standpunt Mogelijk effecten van uitbreiding van de intensieve veehouderij zijn onderzocht in de passende beoordeling. Er is niet uitgegaan van de PAS. Er zijn in Leudal geen concrete plannen en initiatieven binnen de gemeente bekend met betrekking tot uitbreiding of inkrimping van de veestapel of het toepassen van mestvergisting. G. Samenvatting Gemist wordt de geluidhinder van de legalisering van de Helihaven, evenals andere evenementen met geluid. G. Standpunt Voor de helihaven is een aparte procedure gevolgd. Het bestemmingsplan maakt de helihaven niet mogelijk. Dat heeft de eerder verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO reeds gedaan. Die planologisch regeling wordt in dit bestemmingsplan overgenomen. Onderzoek naar de helihaven maakt daarmee ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan en planMER buitengebied. Effecten van evenementen, waaronder geluid zijn betrokken in de passende beoordeling. Omdat de dorpen geen onderdeel uitmaken van het plangebied van het bestemmingsplan buitengebied zijn effecten van evenementen in de dorpen niet betrokken in de effectbepaling. H. Samenvatting Effecten van verdrogingseffecten wordt de doorsnijding van de Peelrandbreuk in het Zwaarveld als gevolg van ontgronding "het oog" gemist. H. Standpunt De ontgronding waarop wordt gedoeld is geen onderdeel van het bestemmingsplan en daarom niet betrokken bij de Passende Beoordeling. De ontgrondingvergunning is in het verleden via een apart traject verleend. In dit plan wordt dat enkel ingepast. I. Samenvatting Vraag is of de conclusie over effecten van evenementen in het Leudal niet anders geformuleerd had gemoeten, gezien ook nu nachtelijke activiteiten plaatsvinden. 126 Nota van zienswijzen I. Standpunt Algemeen geldt dat voor het natuurgebied tussen zonsondergang en zonsopkomst geen toegang is. De terreinbeheerder moet toestemming geven voor nachtelijke activiteiten. Bij de afweging herover betrekt de terreinbeheerder het mogelijke effect van nachtelijke activiteiten op natuurwaarden e.d.. J. Samenvatting Vraag is wat verstaan wordt onder grootschalige nieuwe ontwikkelingen, gezien uitbreiding van het bedrijf Nunhems en nevengeulen van de Maas niet zijn betrokken. J. Standpunt Het niet betrekken van deze ontwikkelingen heeft niets te maken met de omvang, maar met de onzekerheid ervan. De ontwikkelingen maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan buitengebied. Zie ook het standpunt onder E. K. Samenvatting Reclamanten achten de maximale ontwikkelruimte tot 2,5 ha te ruim, terwijl gemeente juist aangeeft een afname van de intensieve veehouderij na te streven. K. Standpunt Het beleidsuitgangspunt met betrekking tot het areaal is door de gemeente gebaseerd op het maatschappelijk debat over dit onderwerp. L. Samenvatting De Studiegroep stelt dat de in het plan opgenomen goot- en bouwhoogte een stimulans zijn voor meerlaags veehouderij. Tevens wordt gesteld dat met een bouwhoogte van 9 meter de voorziening met beplanting nog redelijk aan het zicht onttrokken kan worden. L. Standpunt Meerlaags veehouderij wordt niet mogelijk gemaakt (behoudens voor pluimvee). Het beleidsuitgangspunt met betrekking tot de bouwhoogte is door de gemeente gebaseerd op het maatschappelijk debat over dit onderwerp M. Samenvatting Relamanten vinden het provinciaal beleid met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen waarbij wordt aangesloten te ruim. Gestelt wordt dat diverse overige bouwwerken en voorzieningen tot aantasting van het landschap leiden. M. Standpunt Aan teeltondersteunende en andere voorzieningen worden in het bestemmingsplan nadere eisen gesteld die aantasting van het landschap beperken. Dat effecten niet uit te sluiten zijn is reeds aangegeven in de effectbeoordeling in het MER. N. Samenvatting Kan het toestaan van duurzame energieproductie leiden tot windmolens en biovergisting? N. Standpunt De bouwmogelijkheden (maximale bouwhoogte) sluiten realisatie van windturbines uit. Bio-energiecentrales kunnen door middel van afwijken van het bestemmingsplan en onder voorwaarden - zoals opgenomen in de regels - mogelijk worden gemaakt. De effecten hiervan zijn betrokken in het MER. Bestemmingsplan Buitengebied 127 De regels van het bestemmingsplan worden zo aan-gepast dat dit soort ontwikkelingen alleen buitenplans kunnen plaatsvinden. In voorkomende gevallen zal onderzoek moeten plaatsvinden naar de mogelijke effecten. O. Samenvatting De Studiegroep stelt dat ontwikkelingen als die van Nunhems, wegen en nevengeulen binnen het scenario meegenomen dienen te worden. O. Standpunt Deze ontwikkelingen maken geen onderdeel uit van de autonome ontwikkeling. Er is geen noodzaak deze te betrekken in de scenario's. Zie ook het standpunt onder E. P. Samenvatting Stelt dat ook in het realistisch scenario toename is van N-depositie, ook met toepassen van de PAS. Dit bevestigd de vrees dat het bestemmingsplan niet bijdraagt aan de afname van N-depositie. P. Standpunt In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen die waarborgen dat de emissie van stikstof evenals de depositie van stikstof in gevoelige Natura 2000 gebieden niet kunnen toenemen. De regels in het bestemmingsplan zijn dus (met betrekking tot stikstofemissie) strenger dan de uitgangspunten die zijn gehanteerd in het realistisch scenario. Q. Samenvatting Gesteld wordt dat vanwege de rondweg Beaxem wel aantasting is van EHS. Q. Standpunt Realisatie van deze rondweg maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan buitengebied. Effecten van deze weg worden dan ook beschouwd ten behoeve van het plan dat die ontwikkeling mogelijk gaat maken, en niet van het onderzoek in het kader van het bestemmingsplan buitengebied. R. Samenvatting De Studiegroep stelt dat de enige oplossing een aanzienlijke vermindering van het aantal dierplaatsen is, waardoor de emissie afneemt. Hiermee hebben oplossingsrichting 4 en 5 uit het MER perspectief. Kan niet instemmen met de afwijkingsbevoegdheid voor uitbreiding van de IV. R. Standpunt Naast vermindering van het aantal dierplaatsen zijn er ook 'technische' maatregelen die de emissie van bedrijven - ook bij toename van het aantal dieren - beperken. S. Samenvatting Verzocht wordt om de bestemming van het ven Busjop bij Heythuysen te wijzigen in een natuurbestemming met een aanduiding voor recreatief medegebruik als visvijver. S. Standpunt De opmerking is terecht. Het ven heeft in het vigerende bestemmingsplan reeds een natuurbestemming. De bestemming wordt overgenomen. Voor de visvijver wordt een aanduiding opgenomen. 128 Nota van zienswijzen T. Samenvatting De bestemming Overig - Ontgrondingsgebied is te ruim begrensd. Verzocht wordt om de locaties die als groen/natuur zullen resteren na afgraving nu al positief te bestemmen. T. Standpunt Gezien de ontwikkelingen in dit gebied is de vigerende bestemming overgenomen. Aan (delen) van de grond wordt op dit moment nog geen andere bestemming toegekend. Pas als toekomstige bestemming definitief is, wordt dit met gebruikmaking van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid aangepast. U. Samenvatting Reclamant verzoekt parkeervoorzieningen als zodanig aan te duiden. Dit zou bijvoorbeeld binnen de bestemming Horeca aangegeven moeten worden. U. Standpunt Deregulering is uitgangspunt bij dit bestemmingsplan. Dit betekent dat de feitelijke situatie niet tot in detail wordt vastgelegd. De systematiek van het bestemmingsplan gaat uit van een begrenzing van een bestemming op hoofdgebruik. Hierbinnen zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden bepaald. Met name de gebruiksfuncties zijn in de meeste gevallen binnen de gehele bestemming mogelijk. Dit om flexibel in te kunnen spelen op veranderende wensen ten aanzien van de diverse activiteiten binnen een bestemming. Hierdoor hoeft niet voor alles een procedure doorlopen te worden. V. Samenvatting Verzocht wordt de begrenzing van het stiltegebied op te nemen. V. Standpunt Het beleid ten aanzien van de stiltegebieden is op provinciaal niveau vastgelegd met de Omgevingsverordening Limburg. Derhalve is het niet noodzakelijk om dit nogmaals in het bestemmingsplan vast te leggen c.q. nader te regelen. W. Samenvatting De Studiegroep is van mening dat de gebiedsaanduiding voor de helihaven, gezien de gedane uitspraak, moet komen te vervallen. W. Standpunt De opmerking is niet terecht. Bij besluit van de Rechtbank Limburg is het beroep tegen de helihaven gedeeltelijk vernietigd. Het gedeelte dat vernietigd is heeft uitsluitend te maken met het aantal vluchtbewegingen. De luchthavenbestemming blijft gehandhaafd. De regels zijn in het ontwerp bestemmingsplan aangevuld met het maximaal aantal toegestane vluchtbewegingen (zie artikel 8.1 onder y). X. Samenvatting De agrarische aanduiding van het voormalige stationscomplex te Haelen is onjuist. Het betreft een hobbyweide, paardenren, niet-agrarisch bedrijfsterrein. X. Standpunt De opmerking is akkoord. Het gedeelte behoort bij het bedrijf aan het Stationsplein 20 te Haelen. Derhalve wordt het perceel bestemd als 'Bedrijf' met de aanduiding 'onbebouwd'. Bestemmingsplan Buitengebied 129 Y. Samenvatting Verzocht wordt om de gebruiksregels ten aanzien van teeltondersteunende maatregelen aan te scherpen. Y. Standpunt Op basis van de planregels zijn teeltondersteunende voorzieningen altijd toegestaan ter plaatse van het bouwvlak en voor het overige alleen ter plaatse van een nadere aanduiding. Afdekfolie is slechts een gedeelte van het jaar aanwezig en daarvoor geldt een opruimprotocol. Buitenopslag is alleen mogelijk binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn. Verdere aanscherping wordt niet noodzakelijk geacht. Z. Samenvatting Voor het Buggenumse Veld dienen de natuurdoeltypen op enigerlei wijze in het bestemmingsplan zichtbaar gemaakt te worden. Z. Standpunt De begrenzing van de agrarische bestemmingen is gebaseerd op de gebiedsindeling uit de Structuurvisie. De gemeente is niet voornemens hierin wijzigingen door te voeren. Bij de opstelling van het bestemmingsplan Buitengebied is geen inventarisatie uitgevoerd naar natuurdoeltypen of waarden. Derhalve zijn hiervoor geen aanduidingen opgenomen anders dan overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen. Bij nieuwe ontwikkelingen zal met onderzoek (onder andere flora en fauna) aangetoond moeten worden dat natuurwaarden niet worden geschaad. AA. Samenvatting Verzocht wordt om de plas Bouxweerd te bestemmen als 'Water' in plaats van ‘Natuur’. AA. Standpunt In het vigerende bestemmingsplan is de plas reeds bestemd als 'Natuur'. Deze bestemming wordt overgenomen. BB. Samenvatting De afgesneden meanderresten in het Ghoorbos dienen bestemd te worden als 'Natuur' in plaats van 'Water'. BB. Standpunt De vigerende bestemming wordt overgenomen met de nadere aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1'. CC. Samenvatting De sterk verlande locatie nabij de oude meanders van het Ghoorbos dienen bestemd te worden als 'Natuur'. CC. Standpunt De vigerende bestemming wordt overgenomen met de nadere aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1'. DD. Samenvatting Verzocht wordt om het gebied bekend als Brookberg te bestemmen als 'Natuur'. 130 Nota van zienswijzen DD. Standpunt De vigerende bestemming wordt overgenomen met de nadere aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1'. EE. Samenvatting Verzocht wordt om het moerassig gebied langs de Bergerweg te Horn, bekend als Bergerven, te bestemmen als 'Natuur'. EE. Standpunt De vigerende bestemming wordt overgenomen met de nadere aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1'. FF. Samenvatting Voorkeurlocaties voor eventuele natuurcompensatie worden gemist. FF. Standpunt Bij natuurcompensatie wordt via maatwerk gezocht naar de meest geschikte locatie. Hierbij gaat de voorkeur uit naar gebieden aansluitend aan bestaande natuurgebieden of de beekdalen. Het gaat echter te ver om dit aan te duiden in het bestemmingsplan. GG. Samenvatting De Studiegroep vraagt zich af of met de kernrandzone van 200 meter voldoende afstand tot de woonkern gewaarborgd wordt ter voorkoming van overlast van het agrarisch gebruik van het buitengebied. GG. Standpunt De kernrandzone van 200 meter komt voort uit het maatschappelijk debat. In een gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Het betreft dus een politieke keuze die bevestigd is in het bestemmingsplan intensieve veehouderijen. De kernrandzone wordt in het kader van dit bestemmingsplan niet herzien. HH. Samenvatting Het aantal van 40 standplaatsen bij kamperen bij de boer wordt als te omvangrijk beschouwd. HH. Standpunt De zorg wordt niet gedeeld. Rechtstreeks zijn 15 kampeermiddelen bij de boer toegestaan in de periode van 1 maart tot 1 oktober. Uitbreiding naar 40 kampeermiddelen is alleen met een afwijking van het bestemmingsplan toegestaan. Bij de afweging wordt de ruimtelijke kwaliteit afgewogen. II. Samenvatting Verzocht wordt om de Rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten op kaart aan te geven. II. Standpunt De monumenten worden op de verbeelding aangeduid. JJ. Samenvatting De aanduiding van een schutterijveld aan de Grote Kampweg te Haelen ontbreekt. Bestemmingsplan Buitengebied 131 JJ. Standpunt De opmerking is terecht. De schutterij wordt positief bestemd. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding worden de reeds gerealiseerde EHS-percelen als 'Natuur' bestemd. - Op de verbeelding wordt bekeken welke bestemming, 'Natuur' of 'Bos', het meest passend is. Tevens zullen de geformuleerde uitgangspunten hiervoor duidelijker geformuleerd worden. - In de planregels wordt de afwijkingsbevoegdheid voor een bio-energie-cenrale geschrapt. - Op de verbeelding wordt het ven Busjop bestemd als 'Natuur' met een aanduiding voor de visvijver. - Op de verbeelding wordt het voormalige stationscomplex van Haelen bestemd als 'Bedrijf' met een nadere aanduiding 'onbebouwd'. - Op de verbeelding wordt de plas Bouxweerd bestemd als 'Natuur'. - Op de verbeelding wordt voor de oude afgesneden meanderresten in het Ghoorbos, de nabijgelegen verlande locatie, het gebied Brookberg en het gebied Bergerven de vigerende bestemming overgenomen met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'. - Op de verbeelding worden de monumenten nader aangeduid. - Op de verbeelding wordt de schutterij te Haelen nader aangeduid. Zienswijze 118 Waterschap Peel en Maasvallei ir. L.C. Oosterom, Postbus 3390, 5902 RJ Venlo datum reactie: 17 december 2014, datum ontvangst: 19 december 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De rioolwatertransportleidingen of zuiveringstechnische werken zijn niet bestemd. A. Standpunt Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. B. Samenvatting Een perceel grenzend aan de twee primaire watergangen (Neerbeek en Bypass Neer) is per abuis bestemd als 'Water'. B. Standpunt De verbeelding wordt hierop aangepast. De bestemming van het perceel wordt gewijzigd in 'Agrarisch met waarden - 4'. 132 Nota van zienswijzen C. Samenvatting Langs de Tungelroysebeek, Neerbeek en Roggelsebeek heeft op enkele trajecten herinrichting van de beek plaatsgevonden. Op een aantal plekken dient de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' hierop nog geactualiseerd te worden. C. Standpunt De verbeelding wordt hierop aangepast. D. Samenvatting Reclamant verzoekt binnen de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterlopen' en 'Waterstaat Waterkering' een lijst met gebruiksbeperkingen op te nemen met een afwijkingsbevoegdheid onder de voorwaarde dat het Waterschap hiermee akkoord gaat. D. Standpunt De planregels worden hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In het bestemmingsplan worden de rioolwatertransportleidingen en zuiveringstechnische werken bestemd. - Op de verbeelding wordt de bestemming van het perceel grenzend aan de Neerbeek en Bypass Neer gewijzigd in 'Agrarisch met waarden - 4'. - Op de verbeelding wordt langs de Tungelroysebeek, Neerbeek en Roggelsebeek wordt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' geactualiseerd. - In de planregels worden gebruiksbeperkingen met afwijkingsmogelijkheid toegevoegd aan de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterlopen' en 'Waterstaat - Waterkering'. Zienswijze 119 Waterschapsbedrijf Limburg J.T.G. Bakker, Postbus 1315, 6040 KH Roermond datum reactie: 16 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de zuiveringstechnische werken, rioolwatertransportleidingen en geurzones van rioolgemalen op de verbeelding aan te geven. A. Standpunt De verbeelding wordt hierop aangepast. B. Samenvatting Reclamant verzoekt in de toelichting de gegevens van de rioolwatertransportleidingen en rioolgemalen te vermelden. In de zienswijze is een tekstvoorstel opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 133 B. Standpunt De toelichting wordt hierop aangepast. C. Samenvatting In paragraaf 4.11 van de toelichting dient het woord 'rioleringsleidingen' vervangen te worden door 'rioolwatertransportleidingen'. C. Standpunt Paragraaf 4.11 van de toelichting wordt hierop aangepast. D. Samenvatting Reclamant verzoekt in de regels de bestemming 'Leiding - Riool' op te nemen. D. Standpunt De planregels worden hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding worden de zuiveringstechnische werken, rioolwatertransportleidingen en geurzones van rioolgemalen opgenomen. - In de toelichting wordt het tekstvoorstel met betrekking tot de rioolwatertransportleidingen en rioolgemalen overgenomen. - In de toelichting wordt in paragraaf 4.11 het woord 'rioleringsleidingen' gewijzigd in 'rioolwatertransportleidingen'. - In de planregels wordt de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen. Zienswijze 120 Gilles van de Wouw, mr. G.A.M. van de Wouw, Bergenhuizen 7, 6255 NJ Noorbeek namens HG Beheer BV, Roggelseweg 54, 6081 NP Haelen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de gronden behorende bij Landgoed Leudal buiten het bestemmingsplan te houden omdat binnenkort een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure hiervoor opgestart wordt. A. Standpunt Voor Landgoed Leudal en de directe omgeving worden de vigerende bestemmingen 1 op 1 overgenomen. Het nieuwe nog in procedure te brengen bestemmingsplan herziet te zijner tijd deze regeling. 134 Nota van zienswijzen Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 121 F.G.M. Scheijmans, Eikesstraat 57, 6013 RD Hunsel datum reactie: 16 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming agrarisch hulpbedrijf (dierenkliniek) te handhaven. A. Standpunt Inmiddels geldt voor heel Nederland een standaard, de SVBP, bij het vervaardigen van een bestemmingsplan. In deze zijn standaard zijn de hoofdbestemmingen gedefinieerd die in een bestemmingsplan gebruikt mogen worden. Tevens is voor de hoofdbestemmingen aangegeven welke functies c.q. nevenbestemmingen hierbinnen vallen. Een agrarisch hulpbedrijf dient volgens de standaard te vallen binnen de bestemming ‘Bedrijf’. Derhalve wordt in lijn van de standaard het gedeelte van het perceel waar de bedrijfsactiviteiten in de vorm van veterinair adviseur uitgeoefend worden, bestemd als ‘Bedrijf’. Om het gebruik te beperken tot uitsluitend de activiteiten die ter plaatse worden uitgeoefend, wordt de nadere aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veterinair adviseur’ opgenomen. Tevens wordt de bouw van een bedrijfswoning uitgesloten. Voor de op het perceel aanwezige woning wordt de bestemming 'Wonen' gehandhaafd. B. Samenvatting Reclamant verzoekt de tuin, gelegen in het verlengde van (achter) het woonblok overeenkomstig het gebruik te bestemmen. B. Standpunt De verbeelding wordt hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In het bestemmingsplan wordt ter plaatse van het bedrijf de bestemming 'Bedrijf' opgenomen met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veterinair adviseur'. Tevens wordt ter plaatse een bedrijfswoning uitgesloten. - Op de verbeelding wordt het gedeelte van de tuin bestemd als 'Wonen'. Bestemmingsplan Buitengebied 135 Zienswijze 122 Goorts+Coppens advocaten adviseurs, P.J.G. Goumans, Postbus 422, 5700 AK Helmond namens H.H.J. Verlinden, Geneijgen 3, 6396 NH Grathem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen, waarin wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Limburg. De verwijzing naar de Omgevingsverordening Limburg is ruimtelijk niet relevant en veroorzaakt rechtsonzekerheid. A. Standpunt Het betreffende artikel wordt in het geheel herschreven. B. Samenvatting Reclamant verzoekt de gebiedsaanduiding 'overig - openheid' ook daadwerkelijk op de verbeelding te verwijderen en niet alleen de bepalingen in de regels aan te passen. B. Standpunt De opmerking is correct. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. C. Samenvatting Voor de locatie is de gebiedsaanduiding 'milieuzone-boringsvrije zone' opgenomen, waarin wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Limburg. De aanduiding en de planregeling stemmen niet overeen. Van een grondwaterbeschermingsgebied is ter plaatse geen sprake. De verwijzing naar de Omgevingsverordening Limburg is ruimtelijk niet relevant en veroorzaakt rechtsonzekerheid. C. Standpunt Het betreffende artikel wordt in het geheel herschreven. D. Samenvatting Binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' kent een omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden. Een nagenoeg identieke regeling is opgenomen binnen de bestemming 'Agrarisch'. De ruimtelijke noodzaak is reclamant onduidelijk. Tevens vindt reclamant de omgevingsvergunningplicht ter plaatse van bouwvlakken onbegrijpelijke en onnodig. De ruimtelijke noodzaak ontbreekt. D. Standpunt Voor individuele percelen is het, afhankelijk van de ter plaatse aanwezige waarden, mogelijk dat een tweetal soortgelijke aanduidingen van toepassing zijn die in combinatie met de planregels de ter plaatse aanwezige waarden beschermen. Normaal gebruik van de gronden blijft overigens gewoon mogelijk, evenals normale (onderhouds)werkzaamheden. De regeling is dan ook niet onredelijk bezwarend. E. Samenvatting Reclamant verzoekt de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' te verwijderen omdat deze ter plaatse van zijn perceel niet relevant is. 136 Nota van zienswijzen E. Standpunt De aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' is gelegen over het gehele plangebied. Met bijlage 3 is bepaald waar deze aanduiding daadwerkelijk van toepassing is. Als in bijlage 3 geen nadere specificatie voor een perceel is opgenomen, is het de intentie van de regeling zoals opgenomen in artikel 49.11 dat deze niet van toepassing is. Artikel 49.11 dient hiervoor nog wel herschreven te worden. F. Samenvatting In tegenstelling tot hetgeen is aangegeven in de inspraakreactie is in het ontwerp bestemmingsplan de volwaardigheidseis voor agrarische bedrijven niet opgenomen. F. Standpunt In de toelichting is na te lezen dat op basis van het beleid van de gemeente bij 70 NGE of meer sprake is van een volwaardig nieuw agrarisch bedrijf en bij 20 NGE van een volwaardig bestaand agrarisch bedrijf. In het voorontwerp bestemmingsplan was in de regels expliciet voor grondgebonden agrarische bedrijven aangegeven dat deze volwaardig zouden moeten zijn. Bij de bepalingen omtrent een intensieve veehouderij was dit niet opgenomen. Nu is voor beide soorten van bedrijvigheid dit niet zo expliciet genoemd. In artikel 1 is wel het begrip volwaardig agrarisch bedrijf opgenomen. Dit ter verduidelijking van het gebruik van de terminologie 'niet volwaardig agrarisch bedrijf' in de regels. G. Samenvatting Reclamant acht de maatvoering van agrarische bedrijfsbebouwing te hoog. Elke onderbouwing voor deze maatvoering ontbreekt. G. Standpunt Voorafgaand aan de daadwerkelijke opstelling van het bestemmingsplan zijn de beleidsuitgangspunten opgesteld. Tevens zijn deze in een maatschappelijk debat ter discussie gesteld. Vanuit dit debat is gebleken dat voor de huidige uitoefening van een agrarisch bedrijf de maatvoering zoals opgenomen in het bestemmingsplan noodzakelijk is. Dit heeft ondermeer te maken met de afmetingen van materieel. De maatvoeringen zoals opgenomen worden niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt het artikel 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' herschreven. - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'overig - openheid' verwijderd. - In de planregels wordt het artikel 'milieuzone - boringsvrije zone' herschreven. - In de planregels wordt artikel 49.11 herschreven. Zienswijze 123 Isidorus Mengvoeders BV, J.H.F. van den Hombergh, Postbus 40, 6000 AA Weert Bestemmingsplan Buitengebied 137 namens P. Vissers, Graetheideweg 2A, 6037 NN Kelpen-Oler datum reactie: 27 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt, zoals reeds ook is toegezegd bij de beantwoording van de inspraakreactie, de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt voor de locatie Graetheideweg 2a te Kelpen-Oler opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Zienswijze 124 V.V.E.F. Narain, Grathemerweg 22, 6037 NR Kelpen-Oler datum reactie: 2 januari 2014, datum ontvangst: 6 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant vraagt voor hoeveel m3 inhoud het woongedeelte geregistreerd staat. A. Standpunt De 'bestaande' inhoud van de woning wordt door de gemeente bepaald op basis van verleende bouwvergunningen. Indien concreet een verzoek tot uitbreiding van de woning wordt ingediend, zal de gemeente dit nader uitzoeken. B. Samenvatting Indien de inhoud van het woongedeelte minder dan 900 m3 bedraagt, mag reclamant dan zondermeer uitbreiden tot 900 m3? B. Standpunt Deze constatering is terecht. Indien de inhoud van de woning minder dan 900 m3 bedraagt, mag de inhoud uitgebreid worden tot 900 m3. C. Samenvatting Reclamant vraagt wat het verschil is tussen een bedrijfswoning en een woning met een bedrijf aan huis? 138 Nota van zienswijzen C. Standpunt In het vigerende bestemmingsplan is op de locatie een bedrijf in de vorm van een bakkerij toegestaan. Tevens is een bedrijfswoning toegestaan. Wordt deze bestemming overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan, is op de locatie alleen de vestiging van een bakkerij mogelijk. Binnen een bedrijfsbestemming is de uitoefening van een (ander) bedrijf aan huis niet toegestaan. Binnen de woonbestemming mag naast de woonfunctie een bedrijf aan huis (of een beroep aan huis) worden uitgeoefend. In bijlage 1 bij de regels is een lijst opgenomen waarin is aangegeven welke bedrijfsvormen zijn toegestaan. Deze regeling biedt dus ruimere mogelijkheden dan bij toekenning van de bedrijfsbestemming waarin alleen de uitoefening van een bedrijf in de vorm van een bakkerij wordt toegestaan. D. Samenvatting Wat is het nadeel nu de bestemming van de bedrijfswoning is omgezet naar een woonbestemming? Wat mag maximaal gebouwd worden als het een bedrijfswoning zou zijn? D. Standpunt Zowel voor een bedrijfswoning als een reguliere burgerwoning gelden dezelfde bouwregels. De inhoud van beide woningen mag maximaal 900 m3 bedragen, de goothoogte maximaal 6 meter en de bouwhoogte maximaal 9 meter. Ook ten aanzien van het bouwen van bij de woning behorende bouwwerken en overkappingen gelden dezelfde bouwregels. E. Samenvatting Indien blijkt dat de woning niet verder uitgebreid kan worden, verzoekt reclamant dit alsnog mogelijk te maken. E. Standpunt Voorafgaand aan de daadwerkelijke opstelling van het bestemmingsplan, zijn door de gemeente beleidsuitgangspunten geformuleerd. Een van deze uitgangspunten is dat de inhoud van een (bedrijfs)woning maximaal 900 m3 mag bedragen. Het met een bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk maken van verdere uitbreiding van een woning wordt niet wenselijk geacht. F. Samenvatting Reclamant verzoekt indien blijkt dat door de bestemmingswijziging sprake is van beperking in het uitbreiden van het woongedeelte en het uitoefenen van beroeps-/bedrijfsmatige activiteiten, de bestemming te wijzigen in een bedrijfswoning. F. Standpunt Op basis van de uitgangspunten van het vigerende bestemmingsplan mag de inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m3 bedragen. Met het nieuwe bestemmingsplan is deze inhoudsmaat verhoogd naar 900 m3. Derhalve is geen sprake van inperking van de bouwmogelijkheden van de woning. Ook is met toekenning van de woonbestemming sprake van ruimere gebruiksmogelijkheden voor de uitoefening van nieuwe bedrijfsactiviteiten. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Bestemmingsplan Buitengebied 139 Zienswijze 125 D. van Heel, Grote Laak 8a, 6088 NK Roggel datum reactie: 7 januari 2014, datum ontvangst: 7 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak aan de achterzijde te vergroten. Ter plaatse is een stapmolen aanwezig. A. Standpunt In overleg met reclamant is bepaald dat het bouwvlak wordt uitgebreid ter plaatse van de stapmolen. In het vigerende bestemmingsplan is het bouwvlak ter plaatse eveneens aanwezig. B. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak zodanig te vergroten zodat aan de voorzijde een woning gerealiseerd kan worden. B. Standpunt In het vigerende bestemmingsplan is aan de voorzijde een bouwvlak aanwezig. Deze rechten worden gerespecteerd. Het bouwvlak wordt overgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het bouwvlak uitgebreid met de stapmolen en de mogelijkheid om aan de voorzijde een bedrijfswoning te bouwen. Zienswijze 126 René Naus Administratie - Fiscaaladviesbureau R.P.H.H. Naus, Maubroekstraat 4, 6015 RA Neeritter datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt zijn inspraakreactie van 28 december 2012 als ingelast te beschouwen. De bij de behandeling van de inspraakreactie toegezegde aanpassingen zijn niet verwerkt. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt dit ten zeerste. Bij vaststelling worden de aanpassingen alsnog doorgevoerd. 140 Nota van zienswijzen B. Samenvatting Voor de locatie aan de Maubroekstraat 4 te Neeritter is een art. 19 procedure voor een bedrijfsontwikkelingsplan doorlopen. Met deze procedure is vrijstelling verleend voor de exploitatie van een paardenhouderij en een fiscaal advieskantoor. Verzocht wordt om, overeenkomstig de verleende vrijstelling, de bestemming te wijzigen in 'Agrarisch' en de daarbij behorende aanduidingen op te nemen. B. Standpunt Het bouwvlak en de bestemming zullen conform de doorlopen procedure worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding en in de regels wordt de bestemming gewijzigd in 'Agrarisch' met de daarbij noodzakelijke aanduidingen. Zienswijze 127 Achmea Rechtsbijstand, Mr. A. van der Leest, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg 0 namens Maatschap Kurstjens-Verkoelen, Sillenhoek 3a, 6091 PC Leveroy datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het lukt reclamant niet om alle gronden van de zienswijze op dit moment kenbaar te maken. Derhalve wordt volstaan met een voorlopige zienswijze. Verzocht wordt om een termijn te gunnen van tenminste vier weken teneinde de gronden kenbaar te maken. A. Standpunt De opmerking is voor kennisgeving aangenomen en reclamant is onverwijld bericht om binnen twee weken de zienswijze aan te vullen. B. Samenvatting Reclamant verzoekt het vigerend bouwvlak ter plaatse van Maxeterdijk 5a te Heythuysen te handhaven. B. Standpunt Door reclamant is gedurende de zienswijzenperiode een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. C. Samenvatting Reclamant is van mening dat er geen steekhoudende redenen zijn waarop de gronden de archeologische medebestemming hebben dan wel is dit onvoldoende gemotiveerd. Bestemmingsplan Buitengebied 141 C. Standpunt Zoals ook al bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven, is bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Het is niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is er geen archeologische vondsten aanwezig zijn. Naar de mening van de gemeente is hiermee wel degelijk voldoende onderbouwd waarom de een dubbelbestemming voor de archeologische verwachtingswaarden is opgenomen. D. Samenvatting Reclamant kan zich niet verenigen met het feit dat zijn akkerbouwgronden zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. D. Standpunt De aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' is gelegen op de gronden die door de provincie zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Binnen de EHS wordt onderscheid gemaakt in bestaande bos- en natuurgebieden, beheersgebieden en nieuwe natuurgebieden. De bos- en natuurgebieden dienen bestemd te worden als 'Natuur'. De gronden binnen de beheersgebieden en nieuwe natuurgebieden die reeds als natuur ingericht zijn, zijn ook als zodanig bestemd. De overige gronden behouden de agrarische bestemmingen. Wel zijn deze gronden voorzien van een aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' om bij invulling van de EHS de bestemming eenvoudiger om te kunnen zetten naar 'Natuur'. Deze aanduiding heeft echter niet tot gevolg dat de gebruiksmogelijkheden van de gronden beperkt worden. De aanduiding blijft derhalve opgenomen. E. Samenvatting Reclamant verzoekt voor een perceel aan de Veestraat de bestemming 'Bos' te wijzigen in 'Agrarisch'. E. Standpunt De binnen de EHS gelegen gronden die nader zijn aangeduid als beheersgebied, zijn nog niet als natuur ingericht. Deze gronden worden overeenkomstig het huidige gebruik bestemd als 'Agrarisch' met de nadere aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt op de locatie Maxeterdijk 5a het vigerende bouwvlak overgenomen. - Op de verbeelding wordt ter hoogte van de Veestraat de bestemming gewijzigd in 'Agrarisch' met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. 142 Nota van zienswijzen Zienswijze 128 Pijnenburg agrarisch advies & onroerend goed, L. Heesen, Spoorweg 4, 5963 NJ Horst namens Maatschap Wijers van der Linden, Poelakkerweg 3, 6082 NC Buggenum datum reactie: 13 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft een inspraakreactie ingediend. De bij de behandeling van de inspraakreactie toegezegde aanpassingen zijn niet verwerkt. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt dit ten zeerste. Bij vaststelling worden de aanpassingen alsnog doorgevoerd. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak Meiboomkensweg ong. afgestemd op het wijzigingsplan. - Op de verbeelding wordt een specifieke aanduiding opgenomen voor boerderijwinkel in streekproducten. Zienswijze 129 G. Bosmans, Rieterweg 1, 6086 PT Neer datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt, in tegenstelling tot de bestemmingswijziging naar een agrarisch bedrijf zoals bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven, de bestemming van het perceel Rieterweg 1 van een woonbestemming te wijzigen in een metaalbewerkingsbedrijf. A. Standpunt Bij beantwoording van de inspraakreactie is abusievelijk de term 'agrarisch bedrijf' opgenomen. Bij de beoordeling van de inspraakreactie is uitgegaan van een bedrijfsbestemming. In het verleden is het bedrijf van reclamant verplaatst naar het bedrijventerrein. Naar de mening van de gemeente vinden op de locatie Rieterweg 1 nog slechts activiteiten plaats die aangemerkt kunnen worden als bedrijf aan huis. Deze activiteiten mogen binnen de woonbestemming worden uitgeoefend. Derhalve wordt de bestemming van het perceel niet gewijzigd. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Bestemmingsplan Buitengebied 143 Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 130 B.J.P. Sijben, Rieterweg 6, 6086 PT Neer datum reactie: 24 december 2013, datum ontvangst: 24 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie Rieterweg 9 ontbreekt de aanduiding plattelandswoning. A. Standpunt De aanduiding wordt opgenomen. B. Samenvatting Reclamant verzoekt voor de locatie Rieterweg 6 het bouwvlak uit het bedrijfsontwikkelingsplan over te nemen en niet het bestaande bouwvlak te handhaven. B. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' opgenomen. - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. Zienswijze 131 Agra-Matic Advies Milieu Bouw, S. van der Heijden, Postbus 396, 6710 BJ Ede namens J.J.H. van Enckevoort, Rijksweg Noord 3, 6037 RE Kelpen-Oler datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 16 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft een inspraakreactie ingediend. De bij de behandeling van de inspraakreactie toegezegde aanpassingen zijn niet correct verwerkt. 144 Nota van zienswijzen A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt dit ten zeerste. Bij vaststelling worden de aanpassingen alsnog doorgevoerd. B. Samenvatting Reclamant verzoekt derhalve nogmaals het bouwvlak aan te passen conform de verleende vergunningen en de ontsluiting binnen het bouwvlak te brengen. B. Standpunt Het bouwvlak wordt overeenkomstig de verleende vergunningen aangepast en tevens wordt de ontsluiting binnen het bouwvlak gebracht. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak overeenkomstig de vergunningen aangepast. - Op de verbeelding wordt de ontsluiting binnen het bouwvlak gebracht. Zienswijze 132 B.P.J.M. Gijsen, Roggelseweg 52, 6081 NP Haelen datum reactie: 04 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft met de achterbuurman gronden geruild met het doel deze gronden praktischer te kunnen gebruiken. Reclamant verzoekt deze wijziging mee te nemen in het bestemmingsplan. A. Standpunt De bestemmingen 'Wonen' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' worden aangepast conform de plaatsgevonden grondruil. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bestemming 'Wonen' en 'Recreatie Verblijfsrecreatie' aangepast overeenkomstig de grondruil. Zienswijze 133 Stichting Buitencentrum De Spar S. van Horne, Roggelseweg 55, 6081 NP Haelen datum reactie: 04 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 145 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt ter plaatse van de aanduiding 'sport' kamperen eveneens mogelijk te maken. A. Standpunt De verbeelding wordt hierop aangepast. B. Samenvatting Reclamant verzoekt de maximale bouwhoogte van 4 meter te verhogen naar 5 meter. B. Standpunt De bouwregels worden aangepast waarbij als maximum maatvoering gerefereerd wordt naar de bestaande maatvoeringen. Een regeling die elders in het bestemmingsplan ook is toegepast en passend is voor bebouwing die aangewezen is als gemeentelijk monument. C. Samenvatting Reclamant vraagt om te bevestigen dat de maximale bebouwing van 800 m2 betrekking heeft op ons complex rond de verblijfsgebouwen exclusief de bouwkavel van de beheerderwoning. C. Standpunt In de planregels zal in artikel 16.2.1 onder c expliciet worden aangegeven dat de beheerswoning hierin niet hoeft te worden meegenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'verblijfsreactie' aangepast. - In de planregels wordt in artikel 16.2.1 onder c wordt de maatvoeringsregeling aangepast door te verwijzen naar de bestaande maten. - In de planregels wordt in artikel 16.2.1 onder c expliciet aangegeven dat de beheerderswoning niet meegenomen hoeft te worden binnen de opgenomen oppervlaktemaat. Zienswijze 134 Keizers Advocaten, mr. M.T.C.A. Smets, Postbus 1040, 5602 BA Eindhoven namens M.W.J. van Hees, Emmasingel 31.271, 5611 AZ Eindhoven datum reactie: 28 november 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de caravan en bergruimte op het perceel kadastraal bekend gemeente Hunsel, sectie K, nummer 217, gelegen aan de Rutjensstraat te Neeritter, positief te bestemmen. 146 Nota van zienswijzen A. Standpunt Gezien het handhavingstraject is de gemeente niet voornemens om de caravan en bergruimte positief te bestemmen. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. B. Samenvatting Reclamant verzoekt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' te verwijderen. B. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 135 Boomverzorging Christian Schöler C.M. Schöler, Schaapsbrug 6, 6089 NB Heibloem datum reactie: 04 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming van het perceel Schaapsbrug 6 te wijzigen in een bedrijfsbestemming omdat ter plaatse bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden ten behoeve van de verzorging van bomen. Tevens verzoekt hij daarbij een woonfunctie, bij voorkeur in de vorm van 2 bedrijfswoningen, toe te staan. A. Standpunt Na overleg met reclamant is besloten dat de bedrijfsactiviteiten, die ter plaatse worden uitgeoefend passend zijn binnen de woonbestemming. De bestemming hoeft hierop derhalve niet aangepast te worden. Het toestaan van de bouw van een extra bedrijfswoning past niet binnen de beleidsuitgangspunten van de gemeente. De regeling wordt hierop dan ook niet aangepast. B. Samenvatting Reclamant gaat er vanuit dat de uitoefening van zijn activiteiten binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' gerechtvaardigd is. B. Standpunt De bedrijfsactiviteiten mogen binnen de woonbestemming uitgeoefend worden. De woonbestemming wordt dan ook zodanig vergroot dat deze hierbinnen uitgevoerd kunnen worden. Bestemmingsplan Buitengebied 147 C. Samenvatting Ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan is de woonbestemming vergroot tot de natuurlijke afscheiding op circa de helft van de diepte van het perceel. De frontbreedte is niet aangepast. Dit was niet de bedoeling. Reclamant verzoekt de bestemming te vergroten tot bijna de frontbreedte van het perceel. C. Standpunt De uitbreiding is akkoord. De woonbestemming wordt aan de noordoostzijde uitgebreid. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de woonbestemming aangepast. Zienswijze 136 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens G.J.M. Teven, Stapperstraat 2, 6095 NV Baexem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 03 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het perceel te bestemmen als 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf'. A. Standpunt De verbeelding wordt hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de bestemming gewijzigd in 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf'. Zienswijze 137 Maatschap E.L.L. aan den Boom, Sterrebosweg 9a, 6086 RC Neer datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 148 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen op het arceerde gedeelte (bijlage 1 bij zienswijze) toe te staan. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het gearceerde gedeelte wordt aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen'. B. Samenvatting Reclamant verzoekt een bouwblok toe te staan op het gearceerde gedeelte (bijlage 2 bij zienswijze) ten behoeve van uitbreiding van het agrarisch bedrijf. B. Standpunt In het ontwerp bestemmingsplan is abusievelijk het bouwvlak vergroot. Reclamant heeft hiervoor geen aanvullende informatie ingediend. Derhalve wordt teruggevallen op het vigerend bestemmingsplan en wordt het bouwvlak hierop aangepast. Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal door reclamant een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan het bouwvlak worden vergroot. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen. - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. Zienswijze 138 dhr. Vossen, Sterrebosweg 20a , 6086 RD Neer datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de aanduiding 'overige zone - openheid' te heroverwegen. De stallen van nummer 18 hebben de openheid al teniet gedaan. Bestemmingsplan Buitengebied 149 A. Standpunt De aanduiding is opgenomen op basis van het vigerend bestemmingplan. Het is de taakstelling van de gemeente om onevenredige aantasting van de openheid van deze gebieden te voorkomen. De gebiedsaanduiding en omgevingsvergunningenstelsel blijft zoals opgenomen gehandhaafd. Binnen deze zone zijn bepaalde werkzaamheden aan een vergunningplicht gebonden. Het "omgevingsvergunningstelsel" is opgenomen om de waardes van het gebied te kunnen behouden. Daar waar de openheid niet wordt aangetast kan vergunning worden verleend. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 139 Maatschap Heijerhof Henk Venner en Hetty de Ridder, Beekkant 9, 6095 PE Baexem datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de verbrede activiteiten (educatieve/recreatieve rondleidingen gecombineerd met horeca, interactief wandelpad, workshops koken c.q. worsten maken, jaarlijkse evenementen) in tegenstelling tot de beantwoording van de toch positief te bestemmen. De eerder aangevraagde zorg- en verblijfsrecreatieve activiteiten komen te vervallen. A. Standpunt Op het perceel wordt een specifieke aanduiding voor de aan de agrarische functie gelieerde dagrecreatieve activiteiten opgenomen (specifieke vorm van agrarisch - aan agrarisch gelieerde dagrecreatieve activiteiten). B. Samenvatting Reclamant verzoekt op het in de bijlage bij de zienswijze aangegeven deel, teeltondersteunende voorzieningen (folietunnels van maximaal 200 m2 en circa 2,5 meter) mogelijk te maken. B. Standpunt De beoogde locatie voor de teeltondersteunende voorzieningen is gelegen in een open deel van het landschap. Door op deze locatie teeltondersteunende voorzieningen toe te staan, wordt deze openheid te veel aangetast. Indien reclamanten teeltondersteunende voorzieningen willen oprichten is dit direct mogelijk binnen de bouwkavel. Indien binnen de bouwkavel onvoldoende ruimte beschikbaar is, moet gezocht worden naar een locatie direct aansluitend aan de bouwkavel. In het bestemmingsplan is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarvan reclamant dan gebruik kunnen maken. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. 150 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aan agrarisch gelieerde dagrecreatieve activiteiten' opgenomen. Zienswijze 140 G.M. van de Marel, Grathemerweg 6, 6037 NR Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen op de feitelijke situatie en het bouwplan uit 2007. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak wordt afgestemd op de feitelijke situatie en het bouwplan uit 2007. B. Samenvatting Reclamant geeft aan dat bij de behandeling van de inspraakreactie een aanduiding voor dierengezondheidscentrum en hondenpension opgenomen wordt. B. Standpunt Beide aanduidingen zijn reeds in het ontwerp bestemmingsplan verwerkt, met dien verstande dat sprake is van een hondenschool en geen hondenpension (e.e.a. conform vergunning). B. Samenvatting Reclamant stelt dat de luchtkwaliteit te rooskleurig wordt voorgesteld. Vraagt op een beoordeling op basis van waarneming. Stelt voor om maatregelen op te nemen om de luchtkwaliteit te monitoren en te verbeteren. B. Standpunt Ten behoeve van het MER zijn voor diverse varianten berekeningen uitgevoerd met een hiervoor goedgekeurd verspreidingsmodel. Daarbij is rekening gehouden met de emissie van alle veehouderijen in de gemeente waardoor sprake is van een cumulatieve beoordeling van de bijdragen van al deze veehouderijen. De voor de berekeningen gehanteerde uitgangspunten en de rekenresultaten zijn vastgelegd in de rapportage luchtkwaliteit (d.d. 8 november 2013). De berekende concentraties fijn stof zijn in dit rapport door middel van contouren weergegeven voor de verschillende onderzochte varianten. Er is getoetst op de relevante toetslocaties, rekening houdend met het toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingscriterium zoals vastgelegd in de wet- en regelgeving. Aangezien de effecten in beeld zijn gebracht voor toekomstige (nog niet bestaande) varianten is het uitvoeren van metingen niet mogelijk. B. Samenvatting Reclamant kan het niet eens zijn met oplossing 8 (voorwaardelijke bepalingen) in het bestemmingsplan, gezien criteria onvoldoende gedefinieerd zijn, gedoogsituaties zouden kunnen ontstaan, stikstofproblematiek kan verergeren, en willekeur op de loer ligt. Bestemmingsplan Buitengebied 151 B. Standpunt Wij nemen kennis van uw standpunt, maar zien in de voorgestelde voorwaardelijke bepalingen een juist kader om verergering van de problematiek te voorkomen. We zien niet in waarom dit zou leiden tot gedoogsituaties en willekeur. B. Samenvatting Gesteld wordt dat de gemeente een kans voorbijgaat om stelling te nemen met betrekking tot de relatie veeteelt-gezondheid en het voortouw te nemen om maatregelen voor te stellen om gezondheidsrisico's te minimaliseren. B. Standpunt Zoals aangegeven in het MER zijn er onzekerheden over effecten van de veeteelt op gezondheid. Deze zijn in het MER benoemd. Deze onzekerheden zijn betrokken bij het vaststellen van het MER. Onderzoek van de Gezondheidsraad (2012) wijst uit dat er thans geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor een causaal verband tussen (intensieve) veehouderijen en mogelijk negatieve gevolgen voor de volksgezondheid. In het bestemmingsplan zijn desalniettemin maatregelen opgenomen om eventuele negatieve effecten zo veel mogelijk te voorkomen. B. Samenvatting Reclamant stelt dat met betrekking tot geur geen eenduidig beleid wordt voorgesteld. Controle en handhaving worden hierdoor te vrijblijvend en afhankelijk van willekeur. B. Standpunt Voor het geurbeleid wordt aangesloten bij de gemeentelijke regeling. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast aan de feitelijke situatie en het bouwplan. Zienswijze 141 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens G. Cuijpers, Ensebroekerweg 6a, 6037 NV Kelpen-Oler datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het vigerend bouwvlak ter plaatse van de Ensebroekerweg 6a te Kelpen-Oler te handhaven. Reclamant heeft hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Op 21 september 2012 heeft de gemeente toegezegd het vigerende bouwvlak over te nemen. 152 Nota van zienswijzen A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het de aanpassing niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. Zienswijze 142 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldorp, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens mevr. Hohenwalt - Derks, Grathemerweg 13, 6037 NP Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat er geen regeling voor evenementen ter plaatse van de locatie Grathemerweg 15 te Kelpen-Oler is opgenomen. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bestemmingsplan hierop zou worden aangepast. Ter plaatse vinden jaarlijks meer dan 3 evenementen plaats. Reclamant verzoekt het aantal evenementen te begrenzen tot 10 stuks per jaar. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Binnen de bestemming Horeca worden kortlopende evenementen toegestaan. Uit onderzoek is gebleken dat op de locatie Grathemerweg 15 het afgelopen jaar voor 3 evenementen een vergunning is afgegeven. Derhalve wordt voor deze locatie een maximum van 3 eveneens voldoende geacht . B. Samenvatting Reclamant verzoekt de bouwmogelijkheden en regels ter plaatse van Grathemerweg 13 aan te passen op de partiële herziening bestemmingsplan 'Buitengebied 1999' - Grathemerweg 13. B. Standpunt De opmerkingen zijn correct. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels worden binnen de bestemming 'Horeca' evenementen toegestaan met een maximum van 3 per jaar. Bestemmingsplan Buitengebied 153 - Op de verbeelding wordt op de locatie Grathemerweg 13 het bouwvlak aangepast. - Op de verbeelding wordt op de locatie Grathemerweg 13 de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' met aantal van 35% geschrapt. - Op de verbeelding wordt op de locatie Grathemerweg 13 de maatvoering '3.882' gewijzigd in 'maximum bebouwd oppervlak' met een maximum van 3.882 m2. Zienswijze 143 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M. van Zon, Brandvenstraat 1, 6011 SH Ell datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Brandvenstraat 1 te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." B. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de 154 Nota van zienswijzen kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 144 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Vaesen - van den Eertwegh, Scheidingsweg 5, 6011 SW Ell datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak inclusief de aanduiding 'intensieve veehouderij' overeenkomstig het vigerend bestemmingsplan over te nemen. Reclamant heeft hiertoe een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. A. Standpunt Door reclamant is inderdaad een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Tevens wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 155 C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. 156 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen en wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 145 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens C.P.H. Niessen, Roligt 19, 6093 NS Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. Bestemmingsplan Buitengebied 157 B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak op de locatie Roligt 19 aan te passen op het bedrijfsontwikkelingsplan en bijlage 1 bij de zienswijze. C. Standpunt Zoals bij reclamant bekend heeft ook de buurman een uitbreidingsbehoefte. Momenteel is nog sprake van botsende belangen. Derhalve dient nog tot een onderlinge nadere afstemming te komen. Dit lukt niet meer voor vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied. Derhalve wordt nu, zowel voor reclamant als de buurman, het vigerend bouwvlak overgenomen. De ontwikkelingen worden doorgezet naar het 'veeg'bestemmingsplan dat na vaststelling van dit bestemmingplan wordt opgesteld D. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. D. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” E. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. E. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". 158 Nota van zienswijzen F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. - In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 146 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Winkelmolen - Reijnen, Heide 12a, 6093 PB Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 159 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 12a te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bouwvlak. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." B. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de 160 Nota van zienswijzen bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. E. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." F. Samenvatting In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat Bestemmingsplan Buitengebied 161 er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. F. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;" Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd: "l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. - In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. Zienswijze 147 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Bovend-Eerdt-Tulkens, Uffelsestraat 2, 6012 RM Haler datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om het bouwvlak ter plaatse van de locatie Uffelsestraat 2 te Haler correct op te nemen conform het vigerende bestemmingsplan. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de 162 Nota van zienswijzen ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 148 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Melkveehouderij Verwielen VOF, Swillerweg 4, 6013 SH Hunsel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Swillerweg 4 te Hunsel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van Bestemmingsplan Buitengebied 163 een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. E. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om 164 Nota van zienswijzen onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. E. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. F. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. Voorstaande wordt tevens specifiek verzocht voor de kern Hunsel en de locatie Swillerweg 4. F. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is onder meer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden . In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. G. Samenvatting Reclamant verzoekt om de bestemming van het perceel M nummer 296 te bestemmen als 'Agrarisch' en niet als 'Bos'. Het perceel maakt geen onderdeel uit van de EHS en in het vigerende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'agrarische doeleinden'. Bestemmingsplan Buitengebied 165 G. Standpunt Het betreffende perceel is als bos in gebruik. In het vigerend bestemmingsplan is het ook aangeduid als waardevol landschapselement (houtopstand). In dat kader blijft de bestemming 'Bos' gehandhaafd. H. Samenvatting In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden opgestald. Voor de omzetting van een niet-intensieve graasdierhouderij naar een intensieve graasdierhouderij is een wijzigingsprocedure noodzakelijk, waar een afwijkingsbevoegdheid beter lijkt wanneer het dieraantal niet toeneemt. Reclamant verzoekt de status “intensieve graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Swillerweg 4 en aanvullend de wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid. Het melkveehouderijbedrijf is voornemens om binnen nu en niet al te lange tijd uit te groeien naar een bedrijf met minimaal 200 stuks melkvee. H. Standpunt De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet omgezet naar een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd. Aan de locatie Swillerweg 4 wordt de aanduiding 'intensieve graasdierhouderij' niet toegekend. Op het moment dat reclamant wil uitgroeien naar een intensieve veehouderij kan hij van de wijzigingsbevoegdheid gebruik maken. Hiervoor dient reclamant te voldoen aan de in de wijzigingsbevoegd opgenomen voorwaarden. Deze informatie is momenteel nog niet beschikbaar waardoor in het bestemmingsplan buitengebied hierop niet geanticipeerd kan worden. I. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming van de percelen die in de zienswijze zijn aangemerkt als '1' en '2' te wijzigen van 'Agrarisch met waarden - 4' naar 'Agrarisch'. I. Standpunt De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting (ontwerp bestemmingsplan, pagina 23). De bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' is ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter bescherming van deze beekdalen geldt hier een meer beperkende regeling. Teeltondersteunende voorzieningen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Daarnaast dient de natuurlijke waterhuishouding en de landschappelijke structuur te worden behouden en waar mogelijk te worden versterkt. De begrenzing van de bestemmingen wordt niet gewijzigd. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. 166 Nota van zienswijzen - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Zienswijze 149 T.G.J.M. Verstappen, Grathemerweg 16, 6037 NR Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Ten aanzien van het landschapsplan maakt reclamant het volgende kenbaar: - respecteren van de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de ruilverkaveling met betrekking tot het bewaren van een beplantingsafstand tot de perceelsgrens om nadeel voor aanpalende eigenaren/gebruikers te voorkomen; - bij het realiseren van de beplanting aan de voorzijde mag de verkeersveiligheid niet nadelig worden beïnvloed; - reclamant kan niet worden verplicht tot het realiseren van voorzieningen op gronden waar ik noch eigendoms-, noch gebruiksrechten heb waardoor ik afhankelijk ben van medewerking van derden. A. Standpunt De opmerkingen hebben te maken met de realisatie van het landschapsplan en niet met het intekenen van het bestemmingsplan. Dit wordt in een aparte procedure afgehandeld. B. Samenvatting Reclamant is het niet eens met de doorberekening van kosten die verbonden zijn aan inschakeling van Plattelandscoöperatie Peel en Maas. B. Standpunt De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. C. Samenvatting Reclamant verzoekt de volledige horecarechten/bestemming zoals in 2006 schriftelijk is toegezegd, alsmede nakoming van de toezegging dat deze rechten in het nieuwe bestemmingsplan zouden worden opgenomen. C. Standpunt Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' is alleen ondergeschikte horeca toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondergeschikte horeca'. Het is niet toegestaan feesten en partijen te houden voor niet-campinggasten. Gezien de huidige situatie krijgen de vakantieappartementen en blokhutten een aanduiding zodat verblijfsrecreatie is toegestaan. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 167 Wijzigingen in bestemmingplan De vakantieappartementen en blokhutten krijgen een aanduiding, zodat verblijfsrecreatie is toegestaan. Zienswijze 150 S.M.M. Kroon, Kunneweg 12, 6088 NV Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemmingsgrens van de bestemming 'Wonen' ter plaatse van Kunneweg 12 aan te passen overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. A. Standpunt De stal is eigendom van reclamant en wordt gebruikt voor functies die ondergeschikt aan c.q. behoren bij de woonfunctie. In het vigerend bestemmingsplan is de stal niet geregeld waardoor deze onder het zogenaamde overgangsrecht valt. Deze regeling houdt in dat iets nog mag blijven bestaan, echter moet binnen de planperiode van het bestemmingsplan voorzien worden in opheffing van deze discrepantie. Gezien het feit dat de stal in het vigerende bestemmingsplan reeds onder het overgangsrecht is gebracht, nu nog steeds aanwezig is en naar verwachting ook nu niet binnen de planperiode van 10 jaar gesloopt gaan worden, dient de gemeente nu te voorzien in een passende regeling. Derhalve is de stal overeenkomstig het feitelijke gebruik en de uitgangspunten van het bestemmingsplan bij de woonbestemming gevoegd. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 151 J.J.T.M. Neelen, Napoleonsweg 136, 6083 AB Nunhem datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het in de bijlage gearceerde deel te bestemmen ten behoeve van de uitoefening van het tuincentrum. Ter plaatse vindt opslag van tuinmaterialen plaats en betreft de toegangsweg. 168 Nota van zienswijzen A. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan de bestemming conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Het huidige gebruik zoals momenteel door reclamant ter plaatse wordt uitgevoerd, past binnen de agrarische bestemming die voor dit perceel is opgenomen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 152 W. Nijssen, Pasveld 3, 6086 PL Neer datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming van de locatie Pasveld 3, 3a en 3b te wijzigen in een agrarische bedrijfsbestemming en de woning Pasveld 3 aan te merken als bedrijfswoning en de woning Pasveld 3a als plattelandswoning. Reclamant is voornemens om de agrarische bedrijfsactiviteiten concreet voort te zetten door middel van de teelt van blauwe bessen, boomkwekerij (1,5 ha) en het fokken/berijden van paarden (10-12 stuks). Hiermee wordt voldaan aan de ondergrens van een volwaardig bestaand agrarisch bedrijf van 20 NGE. A. Standpunt De gegevens uit de zienswijze worden voldoende geacht om de zienswijze als bedrijfsontwikkelingsplan te beoordelen. De gemeente is akkoord. De vigerende agrarische bestemming en bouwvlak worden overgenomen. De woning Pasveld 3 wordt als bedrijfswoning aangemerkt en voor de woning Pasveld 3a wordt de aanduiding plattelandswoning opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de vigerende agrarische bedrijfsbestemming met bijbehorend bouwvlak overgenomen. - Op de verbeelding wordt de woning Pasveld 3a aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch plattelandswoning'. Bestemmingsplan Buitengebied 169 Zienswijze 153 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Camping Knienseerd R.H. van de Sande, Ensebroekerweg 6, 6037 NV Kelpen-Oler datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven dat de gewenste ontwikkelingen van reclamant onderbouwd moeten worden met een ruimtelijke onderbouwing, landschappelijke inpassing en eventuele andere onderzoeken. Aangegeven werd dat de wijziging niet meer meegenomen wordt in de procedure van dit bestemmingsplan maar opgenomen wordt in het nog op te stellen 'veegplan'. Reclamant verzoekt nogmaals de ontwikkelingen mee te nemen of een toezegging dat de ontwikkelingen worden verwerkt in het 'veegplan'. A. Standpunt Zoals reeds aangegeven worden de ontwikkelingen niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is inderdaad voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. De vigerende bestemming wordt voor deze locatie overgenomen. Conclusie De zienswijze heeft formeel geen betrekking op het bestemmingsplan en is in zoverre ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 154 Rentmeesters NVR / R-Taxateurs / Makelaars Meertens Vastgoed BV, Ing. P.J.M. Meertens, Bethlehemstraat 2, 6041 EB Roermond namens Maatschap W.G.M. Bonten, Koelenstraat 2, 6095 PB Baexem datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt rekening te houden met bijgevoegd bedrijfsontwikkelingsplan en het bouwvlak overeenkomstig aan te passen. In het ontwerp bestemmingsplan is de bedrijfskavel met circa 3000 m2 verkleind. Reclamant verzoekt derhalve het huidige bouwvlak te handhaven met enige aanpassing van de randen. 170 Nota van zienswijzen A. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. Zienswijze 155 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Tuinderij de Locht E. Schroijen, Lochterstraat 2a, 6012 RD Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant dient bij deze de inspraakreactie van 13 januari 2013, bestaande uit een bedrijfsontwikkelingsplan en ruimtelijke onderbouwing, opnieuw in omdat deze nooit inhoudelijk beoordeeld zijn. A. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan en ruimtelijke onderbouwing ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing worden aangepast. B. Samenvatting Reclamant heeft een conceptaanvraag voor omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe opslag- en sorteerloods ingediend. Deze loods is gepland binnen het vigerende bouwvlak. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van wandelkappen. Hiervoor dient het bouwvlak aangepast te worden. B. Standpunt De aanvraag is akkoord. Het bouwvlak zal hierop aangepast worden. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast op het bedrijfsontwikkelingsplan, de ruimtelijke onderbouwing en de conceptaanvraag omgevingsvergunning. Zienswijze 156 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem Bestemmingsplan Buitengebied 171 namens F. Breukers, Smidstraat 19, 6013 RX Hunsel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In tegenstelling tot hetgeen bij de behandeling van de inspraakreactie is toegezegd, ontbreekt op de locatie Smidstraat 9 en 9a de maatvoeringsaanduiding voor 2 bedrijfswoningen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is geheel correct verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Ter plaatse wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met een maximum aantal van 2 opgenomen. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' komt te vervallen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt voor de bedrijfswoningen een aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2 opgenomen. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch voormalig agrarisch bedrijf' wordt verwijderd. Zienswijze 157 Achmea Rechtsbijstand, mr. M.H.C. Peters, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg namens dhr. Van den Boom, Ellerweg 23, 6037 RR Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant is van mening dat er onvoldoende is gedaan met zijn inspraakreactie en dat het weghalen van de industriebestemming onvoldoende is onderbouwd. A. Standpunt Voor de locatie is een nieuwe belangenafweging gemaakt. Het gedeelte maakt onderdeel uit van het bedrijfsperceel dat is gelegen binnen het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein. Het perceelsgedeelte dient derhalve overeenkomstig de rest van het perceel bestemd te worden als bedrijventerrein. Een bestemming bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan Buitengebied. Het opnemen van een dergelijke bestemming strookt ook niet met de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Derhalve wordt het perceel buiten het plangebied van het buitengebied gelaten en wordt dus teruggevallen op het vigerende (oude) bestemmingsplan voor het bedrijventerrein. Bij reparatie van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein wordt het perceelsgedeelte alsnog toegevoegd aan het plangebied van het bestemmingsplan 172 Nota van zienswijzen 'Bedrijventerreinen Kelpen-Oler'. Hierdoor geldt uiteindelijk op termijn voor het gehele perceel eenzelfde regeling. B. Samenvatting In het kader van de procedure van het bestemmingsplan voor het industrieterrein heeft reclamant de wens naar voren gebracht om zijn perceel uit te breiden. Toen is aangegeven dat hij dit in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied kenbaar moest maken. Echter nu wordt de volledige industriebestemming verwijderd in plaats van de gewenste verruiming. B. Standpunt Uit navraag is gebleken dat reclamant pas gereageerd heeft nadat de procedure voor het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kelpen-Oler' was doorlopen. Hierdoor was het niet meer mogelijk om de wens van reclamant mee te nemen. Als oplossing is toen toegezegd dat het perceelsgedeelte correct verwerkt zou kunnen worden in het bestemmingsplan Buitengebied. Echter is nu uit een nadere beoordeling gebleken dat dit toch niet tot de gewenste regeling leidt. Derhalve wordt nu geopteerd voor de oplossing zoals reeds toegelicht onder het standpunt op reactie 1. C. Samenvatting Reclamant is gefrustreerd om het feit dat zijn wens nu afgedaan wordt als zijnde dat hij te laat is, terwijl tijdens de procedure van het bestemmingsplan voor het industrieterrein, hij verwezen is naar het bestemmingsplan buitengebied. C. Standpunt De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Voor het overige wordt verwezen naar de vorige standpuntbepalingen. D. Samenvatting Reclamant doet beroep om het gelijkheidsbeginsel. Bij niemand anders in de straat is de industriebestemming komen te vervallen. D. Standpunt De opmerking is terecht. Derhalve heeft de gemeente er nu voor gekozen het perceel mee te nemen bij de reparatie van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein. E. Samenvatting Reclamant vindt het onbegrijpelijk dat de industriebestemming is verwijderd terwijl bij sommige bedrijven met een meer agrarisch karakter de industriebestemming gehandhaafd blijft. E. Standpunt Zie vorige reacties F. Samenvatting Reclamant verzoekt een bestemming overeenkomstig het feitelijk gebruik op te nemen. Dit is industrie en niet agrarisch. F. Standpunt Zie vorige reacties. Bestemmingsplan Buitengebied 173 G. Samenvatting Reclamant kan zich niet vinden in de geboden tussenoplossing om met een aanduiding verharding toe te staan. Reclamant verzoekt dit te wijzigen in de bestemming industrie. G. Standpunt Zie vorige reacties. H. Samenvatting Een agrarische bestemming veroorzaakt schade. De gronden worden minder waard en de verhuur wordt beperkt. H. Standpunt Doordat het perceelsgedeelte buiten het bestemmingsplan Buitengebied wordt gelaten, wordt voor het van toepassing zijnde bestemmingsplanregime teruggevallen op het oude bestemmingsplan voor het bedrijventerrein. Dit betekent dat de bestemming van de gronden vooralsnog niet is gewijzigd en er geen sprake is van waardevermindering. I. Samenvatting De uitbreiding van het bouwblok op kavel S29 is niet meegenomen. Bij brief van 18 maart 2013 heeft de gemeente hierop positief gereageerd. I. Standpunt De reactie heeft betrekking op de locatie Eykheuvels 1 te Kelpen-Oler. Voor deze locatie is een bedrijfsontwikkelingsplan opgesteld. Echter zijn de gevraagde aanvullende stukken niet aangeleverd. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de grens van het bestemmingsplan aangepast waardoor het perceel buiten het plangebied wordt gehouden. Zienswijze 158 Isidorus Mengvoeders BV, J.H.F. van den Hombergh, Postbus 40, 6000 AA Weert namens dhr. Cleutjens, Kraakstraat 30, 6013 RS Hunsel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 174 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting De aanduiding 'intensieve veehouderij' is niet voor het gehele bouwvlak opgenomen. Deze beperking kan leiden tot problemen met de exploitatie van het varkensbedrijf en kan leiden tot planschade. Bij de gevoerde wijzigingsprocedure was dit wel het geval. A. Standpunt De aanduiding 'intensieve veehouderij' is in het ontwerp bestemmingsplan correct ingetekend overeenkomstig de systematiek die in dit bestemmingsplan wordt toegepast. Dit betekent dat de aanduiding alleen is opgenomen op perceelsgedeelten die voor intensieve veehouderij gebruikt worden. De aanduiding 'intensieve veehouderij' hoeft derhalve niet aangepast te worden omdat de overige perceelsgedeelten hiervoor niet gebruikt worden. B. Samenvatting De vorm van het bouwvlak is gewijzigd. Echter is het voorgestelde bouwvlak onzorgvuldig ingetekend. Een nieuwe vleesvarkensstal (vergunning 23 augustus 2010) is gelegen buiten het bouwvlak. Dit geldt tevens voor de varkensstal waarop 20 november 2013 vergunning voor is verleend. Ook is de aanwezige bestrating, infiltratievoorziening en dergelijke rondom de bedrijfsgebouwen niet opgenomen in het bouwvlak. Er mag geen sprake zijn van rechtsongelijkheid. B. Standpunt Het bouwvlak wordt ingetekend conform de verleende vergunningen. C. Samenvatting Reclamant verzoekt de woonbestemmingen van de omliggende woningen aanzienlijk te verkleinen. Uitbreidingen van burgerwoningen dienen getoetst te worden aan diverse wet- en regelgeving betreffende eventuele emissies vanuit veehouderijbedrijven. Reclamant verzoekt binnen de woonbestemmingen een bouwvlak op te nemen waarbinnen een woning gebouwd of uitgebreid mag worden. C. Standpunt De bestemmingsvlakken 'Wonen' worden derhalve nog gecontroleerd. In de bouwregels is in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de woning alleen op de bestaande locatie mag plaatsvinden. Met een afwijkingsbevoegdheid is het eventueel mogelijk op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak de woning te bouwen, waarbij onder meer rekening wordt gehouden met (de afstand tot) omliggende bedrijven en de voorwaarde dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet mogen worden aangetast. D. Samenvatting Door de vele onjuistheden, incorrecte verwijzingen, ontbrekende aanduidingen etc. ontstaat twijfel aan de zorgvuldigheid van het tot stand komen van de procedure, de regels en de verdere inhoud van het plan. Dit kan leiden tot beperkingen in de exploitatie van bedrijven en aanvragen van schadeloosstelling door de gevolgen van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 175 D. Standpunt De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. De gemeente betreurt ten zeerste dat zaken niet goed zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan en spant zich in om bij vaststelling alsnog een gedegen bestemmingsplan neer te leggen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak ingetekend conform de verleende vergunningen. - Op de verbeelding worden de bestemmingsvlakken 'Wonen' gecontroleerd. Zienswijze 159 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Werktuigencoörperatie Leudal e.o. U.A. W. Mestrom, Scheyvenhofweg 7, 6093 PR Heythuysen datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om toe te staan dat op zijn perceel een kalksilo wordt geplaatst met een hoogte van 15 meter. Het betreft een verplaatsing van de silo die altijd bij de boerenbond heeft gestaan, maar met de verkoop van het boerenbondterrein, kan reclamant deze daar niet meer gebruiken. Voor de volledige toelichting op de noodzaak wordt verwezen naar bijlage 1 bij de zienswijze. A. Standpunt De gemeente blijft bij haar standpunt. Vanuit het maatschappelijk debat is de maximale bouwhoogte van silo's bepaald op maximaal 12 meter. De gemeente is niet voornemens om hiervan van af te wijken. De regeling in dit bestemmingsplan wordt, ook in dit specifieke geval, derhalve niet aangepast. B. Samenvatting Een dergelijke kalksilo is ook bij het niet-agrarisch likeurbedrijf ALKO aanwezig. Derhalve betreft het geen uniek verzoek. En ook in Nederweert en Kessel zijn dergelijke silo's toegestaan. Tevens wordt de kalk weggezet bij agrariërs in de omgeving. Daarmee betreft het een aan het buitengebied verbonden/gebonden activiteit. B. Standpunt De bedrijfsactiviteiten die op de locatie van ALKO plaatsvinden zijn niet vergelijkbaar met de activiteiten ter plaatse van Scheyvenhofweg 7. Voor ALKO is een specifieke regeling van toepassing. De gemeente ziet niet in dat dit ook hier niet van toepassing zou zijn. 176 Nota van zienswijzen C. Samenvatting Reclamant plaatst de kalksilo aan de binnenzijde van de bedrijfsbebouwing. Daarmee valt de onderzijde helemaal weg. De bovenzijde valt voor een groot gedeelte weg achter de aanwezige groenbeplanting. Daarnaast is ten westen van de locatie een niet-agrarisch bedrijf gelegen. Derhalve kan gesteld worden dat de silo voor een groot gedeelte uit het zicht onttrokken worden. Zie bijlage 2 bij de zienswijze voor de exacte situering. C. Standpunt Zie eerdere standpunten. De gemeente is dus niet voornemens om een grotere bouwhoogte voor de silo toe te staan. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 160 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Plantenkwekerij Verhaag H. Verhaag, Hoogstraat 17, 6011 RX Ell datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt om de mogelijkheid om aan huis de verkoop van geteeld plantgoed toe te staan. A. Standpunt Op basis van de regeling in artikel 3.1.2. is detailhandel hoofdzakelijk in zelfgemaakte, - bewerkte, gekweekte, - geteelde agrarische producten van het eigen bedrijf, tot 80 m2 van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw toegestaan. Het bestemmingsplan voorziet dus reeds in een regeling voor de verkoop van geteeld plantgoed aan huis. B. Samenvatting Reclamant verzoekt het vigerend bouwvlak ter plaatse van de Hoogstraat 17 te Ell te handhaven. Reclamant heeft hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan bijgevoegd. B. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 177 Zienswijze 161 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens J. van Rooij, Gemeentebos 1, 6096 NJ Grathem datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven dat de gewenste vormverandering onderbouwd moeten worden met een bedrijfsontwikkelingsplan en ruimtelijke onderbouwing. Door omstandigheden is het niet mogelijk om de gegevens binnen de gestelde periode aan te leveren. Derhalve verzoekt reclamant de gewenste ontwikkeling mee te nemen in het nog op te stellen 'veegplan'. A. Standpunt Indien de noodzakelijke informatie nu niet aangeleverd kan worden, is de gemeente inderdaad voornemens dergelijke ontwikkelingen mee te nemen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin op te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. De gemeente zal de stukken dan beoordelen. Bij een positieve beoordeling wordt de vormverandering dan meegenomen. Conclusie De zienswijze heeft formeel geen betrekking op het bestemmingsplan en is in zoverre ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 162 mevr. Coenen-Wagemans, Brugstraat 3, 6088 BS Roggel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt op de locatie Nijken 27 de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' op te nemen. A. Standpunt Gezien de aanwezige bebouwing is het opnemen van de aanduiding te rechtvaardigen. Derhalve wordt voor deze locatie de aanduiding opgenomen. B. Samenvatting Naar de mening van reclamant is de bouwkavel erg klein aangehouden. 178 Nota van zienswijzen B. Standpunt De bestemmingen zijn ter hoogte van Nijken 27 ingetekend volgens de gemaakte afspraken. De bebouwing aan de voorzijde is bestemd voor woondoeleinden en de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing is onder de agrarische bestemming zonder bouwvlak gebracht en valt hiermee onder het overgangsrecht. C. Samenvatting De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is naar de mening van reclamant niet correct omdat al veel gegraven is en nooit iets gevonden. Ook heeft veel grondverzet plaatsgevonden. Tevens is sprake van ophogingen en is drainage gelegd. In plaats van de 'Waarde - Archeologie 4' of 'Waarde Archeologie 5' wordt verzocht om 'Waarde - Archeologie 7'. C. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Het is niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is er geen archeologische vondsten aanwezig zijn. Derhalve wordt de dubbelbestemming ter plaatse van Nijken 27 niet aangepast. D. Samenvatting In het MER-rapport had opgenomen moeten zijn dat alle intensieve agrarische bedrijven een luchtwasser moeten gaan toepassen om stof en ammoniak uit de afgevoerde lucht te halen. D. Standpunt Vanuit de MER is bepaald dat agrarische bedrijven maatregelen moeten nemen om goed woon- en leefklimaat binnen de hiervoor geldende normen te garanderen. Deze maatregelen gelden dus voor alle intensieve agrarische bedrijven. Het treffen van technische voorzieningen is één van de maatregelen. Het aanbrengen van een luchtwasser valt hieronder. Het MER-rapport behoeft hierop geen aanvulling. E. Samenvatting Reclamant is het er niet mee eens dat de houtopstand op het perceel Nijken 27 niet mag worden geveld en dat er geen sloten mogen worden gedempt. E. Standpunt Met de regeling in artikel 49.11 wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Op het perceel Nijken 27 met een woonbestemming is in bijlage 3 geen nadere aanduiding opgenomen. Indien hier een houtopstand aanwezig is, is deze niet aangemerkt als een belangrijk landschapselement. Verwijdering van de houtopstand is derhalve niet vergunningplichtig. Het dempen van sloten is binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' aan een vergunningplicht gekoppeld. Dit om te voorkomen dat de waterhuishouding zondermeer kan worden aangepast. Met de regelingen in het bestemmingsplan is dus niet bepaald dat sommige werkzaamheden niet mogen Bestemmingsplan Buitengebied 179 worden uitgevoerd, maar dat hiervoor eerst een vergunning aangevraagd moet worden. Binnen de woonbestemming is aan het dempen van sloten geen nadere vergunningplicht gekoppeld. F. Samenvatting Reclamant verzoekt de regeling van de molenbiotoop minder streng te formuleren. F. Standpunt De opmerking is deels terecht. Het artikel moet worden aangepast in die zin dat duidelijker wordt omschreven wat de bebouwingsbeperking is ten aanzien van buitengebied en stedelijk gebied. Tevens zal een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid worden geïntroduceerd, zodat nieuwe ontwikkelingen die de belangen van het gebruik en de instandhouding van de molen niet frustreren, alsnog doorgang kunnen vinden. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' opgenomen. - In de planregels wordt de regeling voor de molenbiotoop aangepast c.q. aangevuld. Zienswijze 163 Achmea Rechtsbijstand, Drs. H.P.W. Havens, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg namens T. Briels, Leveroyseweg 17, 6093 NE Heythuysen datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de bedrijfsbestemming op het perceel Slinkstraat 1 niet op te nemen. De agrarische bestemming dient gehandhaafd te blijven. De bedrijfsactiviteiten die ter plaatse worden uitgeoefend leveren reclamant veel overlast op. A. Standpunt Voor de betreffende locatie blijft de agrarische bestemming gehandhaafd. Er zal nog nader overleg plaatsvinden met het bedrijf, o.a. met betrekking tot de locatie van de werkzaamheden. B. Samenvatting Op het perceel Slinkstraat 1 worden materialen in de buitenlucht hoog opgestapeld. Dit geeft enerzijds een rommelige aanblik en anderzijds waait er regelmatig iets in de tuin van reclamant. B. Standpunt Aangezien de bedrijfsbestemming niet wordt opgenomen is de opmerking niet meer aan de orde. 180 Nota van zienswijzen C. Samenvatting Het overgrote deel van het perceel Slinkweg 1 heeft de aanduiding 'opslag'. Onvoldoende duidelijk is wat met deze aanduiding geregeld wordt. Een begrip ontbreekt en ook uit de gebruiksbepalingen blijkt niet tot welke hoogte en in welke vorm opslag mogelijk is. C. Standpunt Aangezien de bedrijfsbestemming niet wordt opgenomen is de opmerking niet meer aan de orde. In ieder geval is geen buitenopslag toegestaan. D. Samenvatting Reclamant verzoekt nadere bouwregels op te nemen. Het volledige bouwvlak mag bebouwd worden. D. Standpunt Aangezien de bedrijfsbestemming niet wordt opgenomen is de opmerking niet meer aan de orde. E. Samenvatting Voor de locatie Slinkstraat 1 is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De locatie is gelegen binnen het perspectief ontwikkelingsruimte toerisme en landbouw (P5a). Het bedrijf past niet binnen dit perspectief. Ook een kwaliteitsimpuls is niet te verwachten. Ook is gesteld dat er ter plaatse van de woning van cliënt een goed akoestisch klimaat is. Dit is niet de praktijk. E. Standpunt Aangezien de bedrijfsbestemming niet wordt opgenomen is de opmerking niet meer aan de orde. F. Samenvatting Reclamant is voornemens een planschadeclaim in te dienen. F. Standpunt De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 164 ARAG SE Nederland, mr. R. Bormans, Postbus 230, 2830 AE Leusden namens A.M.H. Wijers-Gijsen, Eykerstokweg 90, 6093 AX Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Inspreker verzoekt de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' van het perceel tegenover de woning te verwijderen. Momenteel hebben de gronden een natuur- en agrarische functie. Er is geen Bestemmingsplan Buitengebied 181 onderbouwing opgenomen, de nut en noodzaak zijn niet aangetoond, een afweging ten aanzien van verkeer en parkeren en een belangenafweging ontbreekt. A. Standpunt Abusievelijk is voor deze bestemmingswijziging in de toelichting geen onderbouwing opgenomen. De bestemmingswijziging is noodzakelijk in verband met verplaatsing van het bestaande volkstuincomplex. Bij vaststelling wordt derhalve een onderbouwing aan het bestemmingsplan toegevoegd. Met deze onderbouwing wordt aangetoond dat wijziging van een agrarische naar een volkstuinbestemming planologisch gezien te rechtvaardigen is. B. Samenvatting De bebouwingsregels voor de gezamenlijke berging worden te ruim geacht, zowel ten aanzien van het oppervlakte als de bouwhoogte. B. Standpunt Met de onderbouwing wordt ook aangetoond dat het opgenomen bebouwingsregels noodzakelijk zijn voor het volkstuinencomplex. Ten aanzien van de bouwhoogte wordt een maximum bouwhoogte toegevoegd. C. Samenvatting De voorgenomen planologische wijziging is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder in ieder geval het motiverings-, zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel. C. Standpunt De opmerking is terecht. Derhalve wordt een onderbouwing toegevoegd ter verantwoording van de bestemmingswijziging. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Aan het bestemmingsplan wordt een onderbouwing ter verantwoording van de bestemmingswijziging toegevoegd. - Aan de planregels wordt een maximum bouwhoogte toegevoegd. Zienswijze 165 Erfgoedvereniging Heemschut F. Focke, Postbus 203, 6040 AE Roermond datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Een cultuurhistorische analyse ontbreekt. 182 Nota van zienswijzen A. Standpunt Om een zorgvuldige omgang met cultureel erfgoed te waarborgen bij de veelal snelle ontwikkelingen die zich voor doen bij de inrichting van de stad en het platteland is verankering van cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening inmiddels een gegeven. De verplichting hiertoe is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 4, van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit artikel schrijft namelijk voor dat de overheid bij het nemen van een planologisch besluit (bijv. bestemmingsplan, beheersverordening of projectbesluit) verplicht is om in de toelichting te motiveren op welke wijze rekening is gehouden met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Derhalve is in de toelichting ingegaan op de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Ten behoeve van het in stand houden van de waarden is tevens in een passende regeling voorzien. Voorbeelden zijn het opnemen van een beschermingsregeling voor: - de cultuurhistorisch waardevolle monumenten, gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten zijn reeds voldoende beschermd middels de monumentenwet; - de molenbiotoop; - oud bouwland. Hiermee is in voldoende mate invulling gegeven aan de bepaling uit het Bro. Het uitvoeren van een uitgebreide cultuurhistorische analyse was naar de mening van de gemeente niet noodzakelijk gezien het een actualisatie van bestemmingsplannen betreft. B. Samenvatting Opname van rijksmonumenten geeft meer inhoud aan een gebiedgebonden benadering en bevordert de inzichtelijkheid voor burgers en de samenhang tussen (cultuurhistorisch) waardevolle elementen. B. Standpunt De aanduiding ‘karakteristiek’ wordt op de verbeelding opgenomen voor alle gemeentelijke en rijksmonumenten. C. Samenvatting Reclamant betreurt dat, hoewel oude bouwlanden zijn aangeven (bolakkers), het omliggende transparante bebouwingspatroon steeds verder dichtslibt. C. Standpunt De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Met de in het bestemmingsplan opgenomen aanduidingen zoals 'overige zone - oud bouwland' en 'overige zone - openheid' en de bijbehorende regelgeving wordt getracht, met de mogelijkheden die een bestemmingsplan hiertoe biedt, het dichtslibben toch zoveel mogelijk tegen te gaan. D. Samenvatting Reclamant mist de regelgeving omtrent de in de legenda aangetroffen eenheid 'landgoed'. D. Standpunt In artikel 16 van de planregels is een verwijzing naar de aanduiding 'specifieke vorm van natuur landgoed' opgenomen. Dit betreft een regeling voor een binnen het plangebied gelegen landgoed. In Bestemmingsplan Buitengebied 183 de begrippen is het begrip landgoed nader verklaard. Het betreft een landgoed dat is gelegen ten noorden van Nunhem. E. Samenvatting Reclamant verwijst naar de brief aan het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2013. E. Standpunt Aangenomen wordt dat hiermee de brief met de inspraakreactie (gedateerd op 14 januari 2013 en ingekomen op 15 januari 2013) wordt bedoeld. Deze brief is dus behandeld als inspraakreactie en in dat kader van een standpunt voorzien. Een samenvatting van de brief met de standpuntbepaling en de wijzigingen op het voorontwerp bestemmingsplan is opgenomen in de 'Nota van inspraak'. Deze nota is als bijlage 8 bij de toelichting gevoegd. De brief is hierin behandeld onder nummer 279. Als het goed is, heeft reclamant tevens per post hiervan een afschrift ontvangen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Aan de toelichting wordt een lijst met Rijksmonumenten gevoegd. Zienswijze 166 R&S Advies, I.A.G.J. Spapens-Reijnders, Langegracht 4a, 5091 SJ Middelbeers namens Fam. Snijders, Eind 4, 6088 NC Roggel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' te wijzigen in 'Agrarisch'. Nergens blijkt uit waarop de begrenzing van deze bestemming en de beekdalen op is gebaseerd. A. Standpunt De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting. Dit komt dus overeen met de indeling volgens de Structuurvisie. De Agrarisch met waarden - 4 bestemming is daarmee inderdaad breder dan alleen de beekdalen. De beekdalen zijn voorts met een bufferzone aangeduid. B. Samenvatting Reclamant teelt op de percelen, zoals in bijlage 1 bij de zienswijze aangeduid, asperges. Reclamant verzoekt op deze percelen teeltondersteunende voorzieningen toe te staan, zonder dat hiervoor een vergunning noodzakelijk is. 184 Nota van zienswijzen B. Standpunt De regeling voor teeltondersteunende voorzieningen zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan behoeft niet toe te zien op het aanbrengen van plastic over aspergebedden. Het opnemen van een aanduiding en het aanvragen van een vergunning is hiervoor niet noodzakelijk. De begripsomschrijving voor teeltondersteunende voorziening zoals opgenomen in artikel 1 van de planregels zal hierop aangevuld worden. Wel dient het plastic na het seizoen van het land verwijderd te worden. C. Samenvatting Reclamant verzoekt voor de in bijlage 1 bij de zienswijze aangeduide percelen en voor Eind 4, de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' te schrappen. C. Standpunt Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting Ten aanzien van de regeling is tussen de toelichting en de regels sprake van enige discrepantie. In de toelichting wordt gesteld '1000 m2 of 40 cm' en in de regels '1000 m2 en 40 cm'. D. Standpunt Het gestelde in de regels is correct. De toelichting wordt hierop aangepast. E. Samenvatting Reclamant verzoekt voor de in bijlage 1 bij de zienswijze aangeduide percelen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' te schrappen. E. Standpunt Zie reactie ten aanzien van de toekenning van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. F. Samenvatting Ten aanzien van de regeling is tussen de toelichting en de regels sprake van enige discrepantie. In de toelichting wordt gesteld '2500 m2 of 40 cm' en in de regels '2500 m2 en 40 cm'. F. Standpunt Het gestelde in de regels is correct. De toelichting wordt hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt het begrip teeltondersteunende voorzieningen aangevuld. - In de toelichting worden de regeling ten aanzien van de uitvoeringsplicht van archeologisch onderzoek in overeenstemming gebracht met de regeling zoals opgenomen in de planregels. Bestemmingsplan Buitengebied 185 Zienswijze 167 De Uffelse Molen J. Klerkx, Uffelsestraat 5, 6012 RM Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen aan de oorspronkelijke bestemming die in 2007/2008 is vergund. A. Standpunt Hetgeen vergund is wordt in het bestemmingsplan overgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast aan hetgeen vergund is. Zienswijze 168 DAS , J. van Berkel, Postbus 23000, 1100 DM Amsterdam namens Veehandel Vleeshouwers VOF dhr. Vleeshouwers, Weverstraat 2a, 6031 RA Hunsel datum reactie: 30 januari 2013, datum ontvangst: 03 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant geeft aan dat bij het voorontwerp het bouwvlak wel degelijk aanzienlijk verkleind is ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Reclamant kan zich absoluut nog niet verenigen in het bouwvlak zoals thans opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak is inderdaad verkleind. Een en ander is echter in overeenstemming met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling. Het bouwvlak dient volgens deze uitgangspunten afgestemd te zijn op de feitelijke bebouwing. Dit betekent dat op niet gebouwde gedeelten geen bouwvlak is gelegen. Een vergelijkbaar uitgangspunt is toegepast bij het bepalen van het bestemmingsvlak. Het bestemmingsvlak is voor deze locatie vergroot (ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan) zodat de gronden die voor bedrijfsdoeleinden gebruikt worden binnen de bestemming zijn gelegen. B. Samenvatting De tuin van reclamant is niet bestemd als bouwvlak, zoals bij de behandeling van de inspraakreactie aangeven, maar enkel als bedrijfsbestemming zonder bouwvlak aangemerkt. Het bouwvlak is derhalve wel degelijk verkleind en niet enkel van vorm veranderd. In het vigerende bestemmingsplan 186 Nota van zienswijzen is een groter bouwvlak opgenomen. Daarenboven is reclamant van mening dat in de plantoelichting en in de reactie op de inspraak nog steeds niet is gemotiveerd hoe groot het gedeelte van het bouwvlak nu anders is bestemd dan wel van vorm is veranderd. B. Standpunt Abusievelijk is bij de inspraak gesteld dat de tuin van reclamant bestemd zou worden als bouwvlak. Hier had niet de term bouwvlak moeten staan maar dit term bestemmingsvlak. Het bouwvlak is zoals reclamant correct heeft geconstateerd inderdaad verkleind. Een en ander volgens de beleidsuitgangspunten bij het bestemmingsplan en reeds nader toegelicht onder standpunt 1. Het bestemmingsvlak is van vorm veranderd en vergroot conform het feitelijke gebruik ter plaatse. De motivering van de beleidsuitgangspunten en de wijze van bestemmen is opgenomen in de nota van uitgangspunten die voorafgaand aan het bestemmingsplan is opgesteld. C. Samenvatting In de reactie op de inspraak is niet ingegaan wat de bestemmingswijziging voor consequenties heeft voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het perceel. Reclamant kan zich niet verenigen in de wijziging van de bestemming voor zover dit gevolgen heeft voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden. C. Standpunt In het vigerende bestemmingsplan is de locatie van het bedrijf specifiek bestemd als agrarisch verwerkingsbedrijf. Dit is in het ontwerp bestemmingsplan vertaald naar de bestemming 'Bedrijf' met de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verwerkingsbedrijf'. Het uitoefenen van een transportbedrijf ten behoeve van veehandel past niet binnen deze nadere specificatie. Derhalve wordt de locatie bestemd overeenkomstig het feitelijke gebruik. Dit betekent dat de aanduiding gewijzigd wordt in 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf tbv veehandel'. Deze aanduiding doet recht aan de feitelijke situatie en het gebruik. Tevens zijn ter plaatse bedrijven van categorie 1 en 2 toegestaan. In bijlage 1 bij de planregels is een overzicht toegevoegd waaruit op te maken is welke bedrijfsactiviteiten dit betreft. D. Samenvatting Reclamant is van mening dat als gevolg van de verkleining van zijn bouwvlak en mogelijk ook door de wijziging van de gebruiksmogelijkheden hij schade ondervindt. Hiertoe wordt een planschadeverzoek ingediend. D. Standpunt De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan In het bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verwerkingsbedrijf' gewijzigd in 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf tbv veehandel'. Zienswijze 169 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M. Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem Bestemmingsplan Buitengebied 187 namens Toluma BV M. Bormans, Hunselerdijk 7b, 6037 NK Kelpen-Oler datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt artikel 50.6.1 onder b. aan te vullen met de zinsnede 'dan wel maximaal dat aantal personen tegelijk, dat op grond van een eerder verleende vrijstelling/bouwvergunning ter plaatse mag worden gehuisvest'. Dit omdat voor de locatie reeds eerder een vrijstelling is verleend voor de huisvesting van 50 arbeidsmigranten, en bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven dat de bestaande vergunningen worden gerespecteerd. A. Standpunt Artikel 50.6.1 wordt hierop aangevuld. B. Samenvatting Aan de westzijde is een watersilo niet volledig binnen het bouwvlak gelegen. Reclamant verzoekt het bouwvlak, conform bijlage 1 bij de zienswijze, hierop aan te passen. B. Standpunt De opmerking is correct. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. C. Samenvatting Reclamant verzoekt, vooruitlopend op de nog aan te leveren stukken, een aanduiding op te nemen voor teeltondersteunende voorzieningen op de percelen kadastraal bekend sectie T, nummers 187, 191, 192 en 193. C. Standpunt Er heeft overleg plaatsgevonden. De wijziging wordt niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. Afgesproken is dat de wijziging mogelijk wordt meegenomen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Hiervoor dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. D. Samenvatting Reclamant verzoekt de regeling voor teeltondersteunende voorziening aan te passen zodat de constructies permanent aanwezig mogen zijn en het plastic slechts enkele maanden. D. Standpunt De gemeente is inderdaad van mening dat (boog)constructies bij teeltondersteunende voorzieningen niet verwijderd hoeven te worden. De opgenomen regeling in de planregels is overeenkomstig het provinciale beleid en wordt hierop niet aangepast. In de toelichting zal hiervoor een nadere onderbouwing worden opgenomen zodat duidelijk is hoe de gemeente hierop anticipeert. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt artikel 50.6.1. aangevuld. 188 Nota van zienswijzen - Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast. - De toelichting wordt aangevuld met het gemeentelijk standpunt ten aanzien van het permanent aanwezig mogen zijn van boogconstructies bij teeltondersteunende voorzieningen. Zienswijze 170 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens buurtvereniging Heidebuurt, Heide 29, 6093 PA Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft een vooraankondiging dwangsom ontvangen omdat op de locatie Heide 29 sinds jaar en dag containers voor de inzameling van papier aanwezig zijn. Dit is niet toegestaan binnen de vigerende bestemming 'bijzondere doeleinden'. Reclamant is van mening dat een en ander wel binnen deze bestemming is toegestaan. In het ontwerp bestemmingsplan is de locatie bestemd als 'Maatschappelijk'. Reclamant is van mening dat binnen deze bestemming de functie zeer zeker is toegestaan. Reclamant verzoekt echter de zeecontainers en de papierinzamelingsactiviteit expliciet in het bestemmingsplan te regelen. A. Standpunt Op de locatie wordt een specifieke aanduiding opgenomen waardoor het inzamelen van papier in een container planologisch gezien mogelijk gemaakt wordt. B. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen conform het vigerende bestemmingsplan en de bestaande rechten te respecteren. Binnen het bouwvlak zoals in het ontwerp bestemmingsplan is zelfs de reeds aanwezige bebouwing niet geheel opgenomen. B. Standpunt De opmerking is correct. Het bouwvlak wordt over volledige bestemming gelegd. Het bebouwingspercentage van 15% blijft gehandhaafd C. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' Bestemmingsplan Buitengebied 189 op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." C. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt een aanduiding opgenomen voor papierinzameling in een container. - Op de verbeelding wordt het bouwvlak vergroot tot de bestemmingsgrens. - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 171 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Nunhems Netherlands BV A. Thuys, Voort 6, 6083 AC Nunhem datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ook te verwijderen op van het gedeelte tussen de N273 en het bouwvlak. Dit gedeelte is in het verleden ook onderzocht en vrijgegeven. A. Standpunt Het archeologisch onderzoek heeft betrekking op het bouwvlak. Buiten het bouwvlak is geen onderzoek gedaan en is niet aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. De begrenzing dubbelbestemming wordt derhalve niet aangepast. B. Samenvatting Verzocht wordt om de maximale bouwhoogte ter plaatse van het uitgebreide R&D-gebouw te verhogen van maximaal 10 naar maximaal 13 meter. Dit betreft de feitelijke en vergunde bouwhoogte. 190 Nota van zienswijzen B. Standpunt De maatvoeringen uit vigerend bestemmingsplan worden overgenomen. Abusievelijk is nu de bouwhoogte op 10 meter vastgelegd. Dit had de goothoogte moeten zijn. De aanduiding op de verbeelding wordt hierop aangepast. C. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten dan wel een aanduiding op te nemen voor het waterbassin, zoals aangeduid in bijlage 2. Dit omdat het bestaande waterbassin buiten het bouwvlak is gelegen en reclamant in de toekomst het waterbassin mogelijk in noordelijke richting wenst uit te breiden. In het vigerende bestemmingsplan zijn waterbassins binnen de bestemming mogelijk. Met het ontwerp bestemmingsplan is dit beperkt tot het bouwvlak. C. Standpunt Ter plaatse van het bestaande waterbassin en de beoogde uitbreiding (tot en met de middelste van de drie aanwezige kassen) wordt een aanduiding opgenomen. Tevens wordt in de regels de voorwaarde van landschappelijke inpassing opgenomen voor de aanleg of uitbreiding van een waterbassin. D. Samenvatting In het ontwerp bestemmingsplan ontbreekt een definitie voor zaadveredelingsbedrijf. Verzocht wordt hiervoor een definitie op te nemen. D. Standpunt In het bestemmingsplan is voor alle specifieke bedrijfsfuncties geen definitie opgenomen. De gemeente acht de noodzaak niet aanwezig. Derhalve wordt het bestemmingsplan hierop niet aangevuld. E. Samenvatting Is het correct dat voor het oprichten van een kas binnen het bouwvlak het niet noodzakelijk is om een aanduiding 'glastuinbouw' op te nemen. E. Standpunt De constatering is correct. Binnen het bouwvlak is het oprichten van gebouwen, waaronder een kas, direct toegestaan. Het opnemen van de aanduiding 'glastuinbouw' is niet noodzakelijk. F. Samenvatting Reclamant verzoekt de bouwregels van bouwwerken, geen gebouwen over te nemen uit het vigerende bestemmingsplan. In het ontwerp bestemmingsplan wordt reclamant in zijn mogelijkheden beperkt en de reeds aanwezige bouwwerken niet onder het overgangsrecht vallen. F. Standpunt Voor de locatie wordt een specifieke regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijde opnemen die is afgestemd op vigerende regeling. G. Samenvatting Verzocht wordt om voor de loodsen op het perceel Nunhem sectie A, nummer 969 (ged), plaatselijk bekend als Sint Ursulaweg ong. een bouwvlak op te nemen. Bestemmingsplan Buitengebied 191 G. Standpunt Beide loodsen wordt aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - solitaire stalruimte'. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum bouwhoogte' gewijzigd in 'maximum goothoogte'. - Op de verbeelding wordt ter plaatse van het waterbassin en de beoogde uitbreiding een aanduiding opgenomen. - Aan de planregels wordt de aanduiding toegevoegd met de voorwaarde dat bij aanleg of uitbreiding van het waterbassin landschappelijke inpassing verplicht is. - In het bestemmingsplan wordt de vigerende regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde overgenomen. - Op de verbeelding worden de loodsen aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - solitaire stalruimte'. Zienswijze 172 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Oppe Tump T. Jenniskens, Rijksweg Noord 8, 6037 RE Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie Rijksweg Noord 8 is op 15 januari 2013 een inspraakreactie ingediend. Deze is echter nooit behandeld. Derhalve verzoekt reclamant deze als herhaald ingediend te beschouwen. A. Standpunt De gemeente betreurt ten zeerste dat geen standpunt op de inspraakreactie is ingenomen. B. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak overeenkomstig het bedrijfsontwikkelingsplan van 13 juli 2012 over te nemen. B. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak kan, nadat door reclamant een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. De ruimtelijke onderbouwing en onderzoeken dienen nog te worden ingediend. Deze wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. 192 Nota van zienswijzen Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Bij vaststelling wordt voor de locatie in ieder geval het vigerende bouwvlak overgenomen. Het in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen bouwvlak is abusievelijk veel te klein ingetekend. C. Samenvatting Verzocht wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen. C. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen. D. Samenvatting In de inspraakreactie geeft reclamant aan dat de woonbestemming ter plaatse van Heideweg 14 te ruim is ingetekend. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is de bestemming aanzienlijk vergroot. Reclamant verzoekt dit aan te passen. D. Standpunt In het ontwerp bestemmingsplan is de woonbestemming aangepast. Gezien het feit dat reclamant in zijn zienswijze hier niet nogmaals op ingaat, wordt aangenomen dat reclamant zich in deze aanpassing kan vinden. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Zienswijze 173 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Kwekerij Boonen-Van der Heijden T.L.C. Boonen, Caluna 6a, 6093 PG Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt in de planregels te verduidelijken dat beide woningen, Caluna 8 en 8a, aangemerkt worden als plattelandswoning. A. Standpunt De aanduiding plattelandswoning is nu over het gehele bouwvlak gelegen ter plaatse van de woningen Caluna 8 en 8a. Volgens de systematiek van het bestemmingsplan dient deze beperkt te zijn de tot aanwezige woonbebouwing. De aanduiding wordt hierop aangepast. Tevens wordt in de regels verduidelijkt dat ter plaatse van de aanduiding ook meer dan één woning aanwezig mag zijn. Bestemmingsplan Buitengebied 193 B. Samenvatting Ter plaatse zijn drie bedrijfswoningen aanwezig. Op de verbeelding is een gekoppeld bouwvlak opgenomen met de aanduiding 'maximum twee wooneenheden'. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan zodanig aan te passen zodat ter plaatse drie bedrijfswoningen aanwezig mogen zijn. B. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding wordt gewijzigd in 'maximum 3 wooneenheden'. Tevens wordt deze aanduiding op de woning Caluna 6a opgenomen. C. Samenvatting Verzocht wordt om de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' te wijzigen in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen'. Ter plaatse zijn reeds vele jaren permanent teeltondersteunende voorzieningen aanwezig. C. Standpunt Permanente teeltondersteunende voorzieningen worden uitsluitend toegestaan aansluitend aan Caluna 6a, dus ten westen van de weg Caluna. Ten oosten wordt een specifieke aanduiding opgenomen voor containervelden zodat deze op die locatie permanent zijn toegestaan. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'plattelandswoning' aangepast. - In de planregels wordt verduidelijkt dat ook meer dan één plattelandswoning ter plaatse van de aanduiding. - Op de verbeelding wordt de aanduiding gewijzigd in 'maximum 3 wooneenheden'. Deze aanduiding wordt tevens op het object Caluna 6a gelegd. - Op de verbeelding wordt op de percelen aansluitend aan Caluna 6a de aanduiding gewijzigd in 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' en aan de oostzijde van de weg Caluna wordt de aanduiding gewijzigd in 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld'. Zienswijze 174 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens fam. Hoedemakers, Rohrstraat 6, 6086 NB Neer datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 194 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt ter plaatse van de woning Rohrstraat 6 de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' op te nemen. Enkele jaren geleden is op de locatie de agrarische bedrijfsvoering gestaakt en is het bedrijfsgedeelte aan de overzijde verkocht. Momenteel is hier een paarden- en schapenhouderij gevestigd. Voorheen waren beide percelen gekoppeld. A. Standpunt De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' wordt voor de betreffende woning opgenomen op de verbeelding. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' wordt opgenomen op de verbeelding. Zienswijze 175 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, J.J.T. van Selst, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens R.P. Hübens, Heiakker 2, 6096 NL Grathem datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het bouwvlak op de locatie Heiakker 2 te Grathem aan te passen conform bijlage 4 van de zienswijze. Hij heeft concrete uitbreidingsplannen waarvoor een geringe uitbreiding van het bouwvlak nodig is ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. A. Standpunt Omdat het een zeer geringe vormverandering van bouwvlak betreft kan het bouwvlak worden aangepast conform bijlage 4 bij de zienswijze. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bouwvlak wordt aangepast conform bijlage 4 bij de zienswijze. Zienswijze 176 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M. Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Mundimat BV A. Dortant, Buggenumseweg 2, 6083 AA Haelen Bestemmingsplan Buitengebied 195 datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt het plangebied van de herontwikkelingslocatie 'Molenweg te Buggenum' niet op te nemen in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied maar binnen het plangebied voor het bestemmingsplan 'Kern Buggenum'. A. Standpunt Het plangebied van de herontwikkelingslocatie 'Molenweg te Buggenum' wordt niet meegenomen in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het plangebied van de herontwikkelingslocatie 'Molenweg te Buggenum' buiten het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied gelaten. Zienswijze 177 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens I. van Rijsingen, Karreveld 8, 6089 NC Heibloem datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft een bedrijfsontwikkelingsplan en aansluitend een ruimtelijke onderbouwing met verbeelding aangeleverd. Op deze verbeelding is een aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. Reclamant verzoekt deze over te nemen in het bestemmingsplan Buitengebied. Ter plaatse is reeds een bijgebouw vergund. A. Standpunt In het bestemmingsplan Buitengebied is voor een andere wijze van regelen gekozen. In plaats van op de verbeelding binnen de woonbestemming concreet aan te geven waar de woning (met een bouwvlak) en waar bijgebouwen (met de aanduiding 'bijgebouwen') gerealiseerd mogen worden, is er voor gekozen om alleen de bestemming in te tekenen. De overige regelingen zijn opgenomen in de bouwregels binnen de bestemming 'Wonen' (in het document met de planregels). Er vindt geen beperking aan bouwmogelijkheden plaats op het perceel. De specifieke aanduiding voor bijgebouwen kan, gezien de plansystematiek voor het bestemmingsplan Buitengebied, komen te vervallen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. 196 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de aanduiding 'bijgebouwen' geschrapt. Zienswijze 178 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Maatschap Derkx-Derikx, Ophoven 40c, 6088 AE Roggel datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In het kader van het voorontwerp is een inspraakreactie ingediend. Deze is nooit inhoudelijk beoordeeld. Derhalve verzoekt reclamant deze als herhaald ingediend te beschouwen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat geen standpunt op de inspraakreactie is ingenomen. B. Samenvatting Het bouwvlak op de locatie Ophoven 40c is aanzienlijk verkleind ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Reclamant heeft een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend om het vigerende bouwvlak te kunnen behouden. B. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. Zienswijze 179 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Maatschap Janssen-Verlinden, Ophoven 12a, 6088 AC Roggel datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant kan zich niet verenigen met het feit dat zijn perceel gelegen is binnen de kernrandzone. Op het perceel Ophoven 12a wordt een intensieve veehouderij gerund en door de ligging in de Bestemmingsplan Buitengebied 197 kernrandzone zijn er geen verdere ontwikkelingsmogelijkheden. In het ontwerp bestemmingsplan is de grens van de kern Roggel opgeschoven richting het bedrijf van reclamant. Naar zijn mening is deze verschuiving te ruim van opzet en als gevolg hiervan ligt het perceel nu binnen de kernrandzone. In de zienswijze is een voorstel voor de aanpassing van de plangrens en de aanduiding kernrandzone opgenomen. A. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is onder meer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Hierbij is rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden . In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus ook niet ten aanzien van het aanpassen van de kerngrens en de ligging van de kernrandzone. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 180 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M. Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens F. Timmermans, Kappert 12, 6086 PA Neer datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie Kappert 12 te Neer is toegezegd dat de bestaande situatie aan bijgebouwen van 200 m2 positief bestemd zou worden. Dat is niet gebeurd. A. Standpunt De opmerking van reclamant is terecht. De toezegging van de gemeente wordt gerespecteerd. Op de verbeelding wordt een aanduiding opgenomen, waarmee 200 m2 aan bijgebouwen is toegestaan. 198 Nota van zienswijzen Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt een aanduiding opgenomen, waarmee 200 m2 aan bijgebouwen is toegestaan. Zienswijze 181 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Maatschap Heijnen-Goeden, Roligt 7, 6088 NG Roggel datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant gaat er vanuit dat bij het vast te stellen bestemmingsplan zowel de reeds onherroepelijke vergunning voor fase 1 van de regenkappen als de uitbreiding, fase 2, worden verwerkt. Het bedrijfsontwikkelingsplan en de daarna ingediende ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende stukken zijn inmiddels door de gemeente akkoord bevonden. A. Standpunt De locatie wordt opgenomen conform het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing. De aanduiding 'permanente teeltondersteunende voorzieningen' wordt opgenomen. B. Samenvatting Het planvoornemen ten aanzien van de verplaatsing van de boerderijwinkel is enigszins gewijzigd. Het voornemen is nu om de boerderijwinkel alleen nog maar aan de voorzijde van de bestaande loods te bouwen ( circa 5,8 meter diep en circa 20 meter breed). Van deze 20 meter wordt circa 14 meter voor de winkel gebruikt en circa 6 meter voor opslag. De totale oppervlakte van de winkel bedraagt maximaal 80 m2. Reclamant verzoekt de opgenomen aanduiding voor de boerderijwinkel (specifieke vorm van detailhandel - boerderijwinkel) hierop aan te passen. B. Standpunt De boerderijwinkel is binnen het hoofdgebouw reeds mogelijk op basis van de bestemmingsregels. Het is dan ook niet nodig hiervoor een aanduiding op te verbeelding te hebben. De aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boerderijwinkel' wordt verwijderd. C. Samenvatting De aanduiding voor teeltondersteunende voorzieningen is in het ontwerp bestemmingsplan slechts gedeeltelijk verwerkt op de gronden waarvoor vergunning is verleend. Voor het noordwestelijke perceel is geen aanduiding opgenomen, terwijl dit wel vergund is. Tevens verzoekt reclamant de aanduiding zodanig aan te passen dat teeltondersteunende voorzieningen permanent aanwezig mogen zijn. Het betreft namelijk hagelnetten die hier permanent aanwezig zijn. Bestemmingsplan Buitengebied 199 C. Standpunt Hagelnetten zijn tijdelijke voorzieningen, hiervoor geldt een opruimprotocol. De constructie blijft wel staan, maar de netten zelf worden verwijderd. Hagelnetten kunnen buiten het bouwvlak worden opgericht mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de hiervoor opgenomen afwijkingsregeling. Het wordt niet nodig geacht hagelnetten buiten het bouwvlak overal rechtstreeks toe te laten, maar als een nadere specifieke toets op aanvraag een positieve uitkomst heeft, zijn hagelnetten buiten het bouwvlak dus mogelijk. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'permanente teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen. - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boerderijwinkel' verwijderd. Zienswijze 182 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Baijens Neeritter VOF, Oude Brugstraat 3, 6015 RG Neeritter datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie Oude Brugstraat 3 is sprake van een intensieve veehouderij, zijnde een vleesstierenhouderij. Verzocht wordt hiervoor de aanduiding op te nemen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Zienswijze 183 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, J.A.M. Goertz-Habets, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens J.J. Verwielen, Sniekstraat 2, 6012 RN Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 200 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak op de locatie Beekstraat 13 te Hunsel is verkleind en van vorm veranderd. Ter plaatse bestaat het planvoornemen om nieuwe bebouwing op te richten en twee bestaande gebouwen te slopen. Om dit plan te realiseren dient het vigerend bouwvlak gehandhaafd te blijven en dient de vorm aangepast te worden. Een voorstel is opgenomen in bijlage 3 van de zienswijze. Verzocht wordt het bouwvlak hierop aan te passen. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan het bouwvlak conform het voorstel worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 184 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, J.A.M. Goertz-Habets, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens J.J. Verwielen , Sniekstraat 2, 6012 RN Haler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak op de locatie Sniekstraat 2 is met circa 6.200 m2 verkleind. Op de locatie is een veehouderijbedrijf gevestigd. Reclamant is voornemens een nieuwe stal op te richten aan de westzijde van het bedrijf. Om dit plan te realiseren dient het vigerend bouwvlak gehandhaafd te blijven. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat Bestemmingsplan Buitengebied 201 bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting Op een gedeelte van het bouwvlak is de aanduiding 'overige zone - kernrandzone' opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding mag geen uitbreiding plaatsvinden van intensieve veehouderij en zijn geen agrarische bedrijven mogelijk met een bouwvlak groter dan 2,5 ha. Reclamant is van mening dat hij hierdoor beperkt wordt in zijn mogelijkheden en verzoekt de kernrandzone ter plaatse van zijn locatie te verkleinen en deze zone op de weg te leggen c.q. te begrenzen. B. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is onder meer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Hierbij is rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden . In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus ook niet ten aanzien van het aanpassen van de kerngrens en de ligging van de kernrandzone. Bovendien is op deze locatie geen intensieve veehouderij gevestigd en daarmee is de kernrandzone niet van toepassing. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 185 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. F.G. Hendrikx, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens erven Roost-Bosmans, Horckerstraat 7, 6095 NM Baexem datum reactie: 10 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 202 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de bestemming op de locatie Horckerstraat 7 te wijzigen van 'Agrarisch' naar 'Wonen'. Het agrarisch bedrijf op deze locatie is beëindigd. Het is niet aannemelijk dat op de locatie in de toekomst ooit nog als agrarisch bedrijf geëxploiteerd gaat worden. Door de bestemmingswijziging zal de verkoop bespoedigd kunnen worden. A. Standpunt Op de locatie is geen agrarisch bedrijf meer gevestigd. De bestemming wordt derhalve gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'. Zienswijze 186 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens J. van Zuilen, Strubben 12d, 6088 NN Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In afwijking tot hetgeen bij behandeling van de inspraakreactie is toegezegd, ontbreekt de aanduiding teeltondersteunende voorzieningen. Reclamant verzoekt deze aanduiding alsnog op te nemen op de percelen zoals aangegeven in bijlage 1 bij de zienswijze. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen' wordt op de gevraagde percelen opgenomen. B. Samenvatting De regenkappen zijn permanent aanwezig. Het plastic slechts enkele maanden. Verzocht wordt de beschrijving in de regels aan te passen op het permanente karakter van het bouwwerk en het tijdelijke karakter van het plastic. B. Standpunt De begripsomschrijving voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen wordt hierop aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 203 Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen opgenomen. - In de planregels wordt het begrip tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen aangevuld. Zienswijze 187 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Kwekerij Stals B.V. M.M.J.M. Stals, Castertstraat 4, 6011 SL Ell datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De teeltondersteunende voorzieningen van reclamant zijn permanent aanwezig. In het ontwerp bestemmingsplan is een aanduiding opgenomen waarmee alleen tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen worden toegestaan. Verzocht wordt het bestemmingsplan hierop aan te passen. A. Standpunt Volgens vigerend bestemmingsplan Casterstraat 4 geldt voor deze percelen de aanduiding 'containerveld'. Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch containerveld' opgenomen. B. Samenvatting In het vigerende bestemmingsplan is op de percelen van reclamant de aanduiding 'erf' opgenomen. In het ontwerp bestemmingsplan zijn deze aanduidingen geschrapt. In dit bestemmingsplan komen wel de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - verharding toegestaan' en 'opslag' terug. Verzocht wordt deze aanduidingen op te nemen ter plaatse van de percelen zoals aangeduid in bijlage 1 bij de zienswijze. B. Standpunt Binnen het bouwvlak zijn verharding en opslag toegestaan. Een specifieke aanduiding is niet noodzakelijk. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak midden door de bedrijfswoning is getrokken. Er wordt van uitgegaan dat dit een omissie is en dat deze hersteld wordt. C. Standpunt Bij nadere controle is geconstateerd dat het bouwvlak om de bedrijfswoning heen is gesitueerd. Het bestemmingsplan behoeft geen aanpassing op dit punt. 204 Nota van zienswijzen Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' conform het vigerend bestemmingsplan opgenomen. Zienswijze 188 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens W.A.J. Korten-Verhaegh, Heide 3, 6093 PA Heythuysen datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant verzoekt de grens van de bestemming 'Maatschappelijk' voor de locatie Heide 3 af te stemmen op het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing. Een en ander zoals aangegeven in bijlage 1 bij de zienswijze. A. Standpunt De gronden zijn bestemd overeenkomstig het feitelijke gebruik. Een gedeelte dat in de ruimtelijke onderbouwing de bestemming 'Maatschappelijk' heeft gekregen blijkt feitelijk agrarisch in gebruik te zijn. Derhalve is dit gedeelte onder de agrarische bestemming gebracht. Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte activiteiten ten behoeve van de maatschappelijke functie toegestaan. Wel worden de aanduiding 'zorgboerderij' en een aanduiding voor bijgebouwen tot maximaal 120 m2 opgenomen. B. Samenvatting De aanduiding 'zorgboerderij' ontbreekt. B. Standpunt Zoals reeds aangegeven krijgt de locatie de aanduiding 'zorgboerderij'. C. Samenvatting Een onderdeel van het geaccordeerde planvoornemen is het bieden van verblijfsrecreatie in de weekenden. Dit is in de bestemmingsplan niet verwerkt. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan hierop aan te passen. C. Standpunt Bepaalde verblijfsrecreatieve activiteiten zijn ingevolge de regels ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' toegestaan. In de regels wordt nog toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' kleinschalige verblijfsrecreatie in de weekenden en vakanties is toegestaan. D. Samenvatting In het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing is een bouwvlak opgenomen voor een voetbalkooi. Deze ontbreekt in het ontwerp bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 205 D. Standpunt Voor de oefenkooi zal een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voetbalkooi' worden opgenomen. E. Samenvatting Verzocht wordt in het bouwvlak voor de nieuwe bebouwing, bebouwing toe te staan met een voorziene goothoogte van 4,5 meter en een voorziene bouwhoogte van 8 meter. Dit is meer dan de bestaande maatvoering die nu als maximum wordt gesteld. E. Standpunt De bestaande maatvoeringen blijven gehandhaafd. Dit wordt niet aangepast. Indien een hogere goot-/bouwhoogte toch nodig is, zal dit moeten worden aangetoond in de ruimtelijke onderbouwing. F. Samenvatting Verzocht wordt om de omliggende percelen bij Heide 3b te bestemmen als 'Recreatie'. Een en ander zoals bij de behandeling van de inspraakreactie is toegezegd. F. Standpunt De opmerking is (deels) terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet correct is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De bestemming 'Agrarisch met waarden - 2' wordt gewijzigd in 'Recreatie - Recreatiewoning'. Betreffende het in de zienswijze binnen de gewenste contour opgenomen noordwestelijke hoekje is geen toezegging gedaan. Dit behoudt conform het feitelijke gebruik de bestemming 'Natuur'. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'zorgboerderij' opgenomen. - Op de verbeelding wordt een aanduiding voor bijgebouwen tot maximaal 120 m2 opgenomen. - Aan artikel 14.1 wordt nog toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' kleinschalige verblijfsrecreatie in de weekenden en vakanties is toegestaan. - Op de verbeelding wordt voor de oefenkooi een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding voetbalkooi' opgenomen. - Op de verbeelding wordt de bestemming 'Agrarisch met waarden - 2' gewijzigd in 'Recreatie Recreatiewoning'. Zienswijze 189 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Nijssen Loonwerkbedrijf en grondverzet F. Nijssen, Ophoven 42, 6088 AG Roggel datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 206 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting In de begrippen is niet vermeld wat verstaan wordt onder een agrarisch hulp- en nevenbedrijf. Verzocht wordt om het bestemmingsplan hierop aan te vullen en de activiteit van een loonbedrijf met grondverzet hierbinnen toe te staan. A. Standpunt In artikel 1 wordt een begripsomschrijving opgenomen voor agrarisch hulp- en nevenbedrijf, waarmee duidelijk is dat hieronder vallen hulp- en nevenbedrijven met een gedeeltelijk: 1. op loonwerk gerichte bedrijfsvoering; 2. cultuurtechniek, grondverzet en transportmogelijkheden gericht bedrijfsvoering. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Aan de planregels wordt een begrip voor agrarisch hulp- en nevenbedrijf toegevoegd. Zienswijze 190 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens J. Ool, Rijksweg Noord 10, 6037 KE Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Verzocht wordt om op de locatie Rijksweg Noord 10 de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt voor de locatie Rijksweg Noord 10 te Kelpen-Oler opgenomen. B. Samenvatting Het bouwvlak is aanzienlijk verkleind ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Reclamant heeft een bedrijfsontwikkelingsplan bijgevoegd om het vigerende bouwvlak te kunnen behouden. B. Standpunt Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, die inmiddels is beoordeeld en akkoord bevonden. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 207 Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. - Op de verbeelding wordt het vigerende bouwvlak overgenomen. Zienswijze 191 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Maatschap Vestjens-Engels P.A.H.M. Vestjens, Houterhof 1, 6085 NL Horn datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat de bestemming van een aantal percelen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat aan deze percelen de bestemming 'Agrarisch' zou worden toegekend. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De bestemming van de percelen zoals aangeduid met de nummers 1, 2, 3 en 4 in bijlage 1 bij de zienswijze wordt gewijzigd in 'Agrarisch met waarden 4' met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. B. Samenvatting Ten aanzien van het perceel Horn, sectie C, nummer 1511 (nummer 5 in bijlage 1) wordt in de inspraakreactie aangegeven dat dit perceel reeds in het vigerende bestemmingsplan een natuurbestemming heeft en dat deze wordt gehandhaafd. Reclamant is het hier niet mee eens omdat dit perceel reeds decennia lang agrarisch in gebruik is en de komende jaren ook zodanig gebruikt zal blijven. Verzocht wordt om ook dit perceel agrarisch te bestemmen. B. Standpunt Vigerend heeft het perceel een natuurbestemming. De bestemming 'Natuur' blijft dan ook gehandhaafd. Het huidig gebruik mag worden voortgezet. C. Samenvatting Geconstateerd is dat een aanwezige stal/berging niet is voorzien van een agrarisch bouwvlak. Dit gebouw dient positief bestemd te worden. In 2009 is hiervoor een vergunning afgegeven. In bijlage 2 bij de zienswijze is de situering van het gebouw aangegeven. C. Standpunt De stal wordt aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - solitaire stalruimte'. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. 208 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt van een aantal percelen de bestemming gewijzigd in 'Agrarisch met waarden - 4' met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. - Op de verbeelding wordt de stal aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - solitaire stalruimte'. Zienswijze 192 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens VOF Krekels M. Krekels, Horckerstraat 6, 6095 NM Baexem datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft voor de vergroting van het bouwvlak op de locatie Horckerstraat 6 een bedrijfsontwikkelingsplan en ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende stukken ingediend. Deze zijn door de gemeente akkoord bevonden. De vergroting van het bouwvlak is echter niet verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Verzocht wordt deze aanpassing te verwerken. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat de vergroting van het bouwvlak niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing aangepast. B. Samenvatting De aanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt. Ter plaatse wordt een geitenhouderij geëxploiteerd. B. Standpunt De opmerking is correct. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de vergroting van het bouwvlak verwerkt. - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Zienswijze 193 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens HD-USA Cars BV H. Donkers, Hoek 14, 6088 ES Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 209 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft voor de vergroting van de bedrijfsbestemming op de locatie Hoek 14 te Roggel een ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende stukken ingediend. Deze zijn door de gemeente akkoord bevonden. De vergroting van de bedrijfsbestemming en de aanpassing van het bebouwingspercentage van 30% naar 25% is echter niet verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Verzocht wordt deze aanpassingen te verwerken. A. Standpunt De ruimtelijke onderbouwing is akkoord bevonden. De locatie wordt alsnog conform de ruimtelijke onderbouwing aangepast. B. Samenvatting Het bouwvlak is niet gesitueerd op de grens van de bedrijfsbestemming maar strak rondom de aanwezige bebouwing. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen op de bestemmingsgrens. Een en ander overeenkomstig de afspraken uit het vooroverleg en de ruimtelijke onderbouwing. B. Standpunt De opmerking is correct. Het bouwvlak wordt aangepast conform de ruimtelijke onderbouwing. C. Samenvatting Reclamant gaat er vanuit dat de bedrijfsactiviteiten (autobedrijf met garage waar onder andere auto's en dergelijke worden verhandeld als ook worden gerepareerd) vallen onder de categorie 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk'. Zo niet, dan wordt verzocht het bestemmingsplan hierop aan te passen. C. Standpunt Ter verduidelijking wordt op de locatie de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk' gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'. Hiermee zijn de bestaande bedrijfsactiviteiten geregeld en kunnen hierover geen misverstanden bestaan. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de locatie ingetekend conform de ruimtelijke onderbouwing. - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk' gewijzigd in 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'. Zienswijze 194 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Van Zuilen Holding BV J. van Zuilen, Nijken 18, 6088 NR Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 210 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting In afwijking tot hetgeen bij behandeling van de inspraakreactie is toegezegd, ontbreekt de aanduiding teeltondersteunende voorzieningen. Reclamant verzoekt deze aanduiding alsnog op te nemen op de percelen zoals aangegeven in bijlage 1 bij de zienswijze. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen' wordt op de gevraagde percelen opgenomen. B. Samenvatting De regenkappen zijn permanent aanwezig. Het plastic slechts enkele maanden. Verzocht wordt de beschrijving in de regels aan te passen op het permanente karakter van het bouwwerk en het tijdelijke karakter van het plastic. B. Standpunt De begripsomschrijving voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen wordt hierop aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen opgenomen. - In de planregels wordt het begrip tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen aangevuld. Zienswijze 195 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Maatschap Geelen, Melenborgweg 12, 6081 NZ Haelen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant heeft een inspraakreactie ingediend. Bij deze wordt deze inspraakreactie opnieuw ingediend. A. Standpunt In de nota van inspraak is de inspraakreactie zoals ingediend op 16 januari 2013 een ontvangen 18 januari 2013 van een standpunt voorzien. Het betreft de inspraakreactie zoals opgenomen in de nota onder nummer 229. De opgenomen samenvatting en standpuntbepaling door de gemeente dienen hierbij als herhaald te worden beschouwd. Bestemmingsplan Buitengebied 211 B. Samenvatting Reclamant verzoekt op de locatie Melenborgweg 12 de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen. B. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt op de locatie Melenborgweg 12 opgenomen. C. Samenvatting Voor een aantal teelten die worden beoogd zijn teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk. Dit betekent dat er op de huiskavel sprake zal zijn van verplaatsbare of tijdelijke teeltvoorzieningen (regenkappen, wandelkappen en tunnels. Ter onderbouwing is een bedrijfsontwikkelingsplan toegevoegd. Het opnemen van een aanduiding, zoals ook in de inspraakreactie gevraagd, is absoluut noodzakelijk. C. Standpunt Op de percelen worden asperges geteeld. De regeling voor teeltondersteunende voorzieningen zoals die is opgenomen in het bestemmingsplan behoeft niet toe te zien op het aanbrengen van plastic of afdekfolie over aspergebedden. Het opnemen van een aanduiding en het aanvragen van een vergunning is hiervoor niet noodzakelijk. De begripsomschrijving voor teeltondersteunende voorziening zoals opgenomen in artikel 1 van de planregels zal hierop aangevuld worden. Wel dient het plastic of de afdelfolie na het seizoen van het land verwijderd te worden. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. - In de planregels wordt het begrip teeltondersteunende voorzieningen aangevuld. Zienswijze 196 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens Kwekerij Meuter L. Meuter, Geusert 7a, 6093 NR Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Enkele jaren geleden is voor de locatie Geusert 7a een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Dit is door de gemeente akkoord bevonden. Naar aanleiding hiervan is een ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende onderzoeken en verbeelding ingediend. Ook deze stukken zijn geaccordeerd inclusief een positief advies van de Regionale Kwaliteitscommissie (19 december 2013). De uitbreiding van het bouwvlak van een kas is niet geheel verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. 212 Nota van zienswijzen A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak wordt afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing. B. Samenvatting In de planregels is opgenomen dat uitsluitend gebouwd mag worden ter plaatse van een bouwvlak. Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is geen bouwvlak opgenomen. Hierdoor is het niet mogelijk om ter plaatse kassen op te richten. Verzocht wordt een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' op te nemen. B. Standpunt De opmerking is terecht. Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' wordt een bouwvlak opgenomen. C. Samenvatting Ter plaatse van het waterbassin is de aanduiding 'glastuinbouw' opgenomen. Reclamant gaat er vanuit dat ter plaatse van het waterbassin een bouwvlak dan wel een aanduiding opgenomen wordt. C. Standpunt Ter plaatse van het waterbassin wordt de aanduiding 'glastuinbouw' gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' . D. Samenvatting Ter plaatse van het voorziene containerveld is een aanduiding 'specifieke vorm van waarden teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen. Hier mogen voorzieningen echter maar 6 maanden per jaar aanwezig zijn. Reclamant verzoekt derhalve de aanduiding te wijzigen in 'specifieke vorm van waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen'. D. Standpunt Voor het voorziene containerveld wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch containerveld' opgenomen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt: - het bouwvlak ingetekend conform het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing. - ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een bouwvlak opgenomen. - ter plaatse van het waterbassin de aanduiding 'glastuinbouw' gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' . - voor het voorziene containerveld de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 213 Zienswijze 197 Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem namens A.E.C. Vestjens Holding B.V. A. Vestjens, Brumholt 3, 6086 PV Neer datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op 19 september 2013 is een omgevingsvergunning voor de bouw van een pomphuis op de locatie Heldenseweg ong. te Neer afgegeven. Verzocht wordt om ter plaatse van het vergunde pomphuis een bouwvlak op te nemen. A. Standpunt Het pomphuis is gerealiseerd door middel van een afwijkings-/vrijstellingsbevoegdheid in het vigerend bestemmingsplan. Het opnemen van een specifieke aanduiding hiervoor is niet nodig. Ter verduidelijking wordt aan de 'Algemene afwijkingsregels' een artikel toegevoegd waarin wordt bepaald dat reeds verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen worden gerespecteerd. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Aan de 'Algemene afwijkingsregels' wordt een artikel toegevoegd waarin wordt bepaald dat reeds verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen worden gerespecteerd. Zienswijze 198 Salemans Vastgoed, ir. H.J.M. Salemans, Mildert 12, 6031 SM Nederweert namens N. en R. Houben, Ophoven 24, 6088 AD Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak aan de achterzijde van het metaalbewerkingsbedrijf aan Ophoven 24 is te minimaal ingetekend. Voor de uitbreidingsmogelijkheden en de toekomstige exploitatie van het bedrijf is het gewenst om de werkplaats te kunnen verlengen. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is dit wel mogelijk. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat 214 Nota van zienswijzen bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient indiener voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 199 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Van Deursen, Maubroekstraat 2, 6015 RA Neeritter datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak op de locatie Maubroekstraat 2 te Neeritter zijn een bedrijfsontwikkelingsplan, ruimtelijke onderbouwing en overige benodigde onderzoeken aangeleverd. Het bouwvlak in het ontwerp bestemmingsplan is niet overeenkomstig het bouwvlak in de ruimtelijke onderbouwing. Verzocht wordt deze bij vaststelling alsnog over te nemen. A. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zijn aanvullend een ruimtelijke onderbouwing en overige stukken noodzakelijk die door de gemeente beoordeeld moeten worden. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". Bestemmingsplan Buitengebied 215 B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". E. Samenvatting Op de percelen van reclamant zijn verschillende landschapselementen aangeduid. Het verwijderen van deze landschapselementen is alleen onder bepaalde voorwaarden toegestaan (49.11.2). De maai- en onderhoudswerkzaamheden aan het perceel worden belemmerd door met name de knik in het landschapselement gelegen aan de Jacobusstraat. Het verzoek is primair om mee te werken aan de gehele verwijdering dan wel verplaatsing van dit landschapselement naar een andere locatie, zodat een werkbare situatie ontstaat voor reclamant. Mocht verwijdering of verplaatsing van het gehele landschapselement niet mogelijk zijn, dan wordt verzocht medewerking te verlenen aan verwijdering dan wel verplaatsing van de knip in het landschapselement. 216 Nota van zienswijzen E. Standpunt Zoals ook al bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven, is het landschapselement is overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan en dient behouden te blijven. Deze elementen zijn belangrijk voor het landschap en de dieren. Enige belemmering wordt wel gezien, maar behoud van het landschapselement weegt in deze zwaarder. Reclamant komt ook niet met nieuwe argumenten. Derhalve wordt niet ingegaan op het verzoek. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Zienswijze 200 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens H. Vorselen, Santforterstraat 11, 6014 RB Ittervoort datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Santforterstraat 11 te Ittervoort niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting Aan de Santforterstraat is een gedeelte van het eigendomsperceel van reclamant bestemd als 'Wonen'. De vigerende bestemming van het perceel is 'Agrarisch gebied' en wordt ook als zodanig gebruikt. Er is geen aanleiding de bestemming te wijzigen. Verzocht wordt de bestemming in overeenstemming te brengen met het feitelijk gebruik. B. Standpunt De opmerking is terecht. De woonbestemming die is opgenomen voor de woningen ten zuiden van de Schillersstraat is groter ingetekend dan in het vigerend bestemmingsplan. De begrenzing van de bestemming 'Wonen' zal hier in overeenstemming worden gebracht met het vigerend bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 217 C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. 218 Nota van zienswijzen E. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerende bestemmingsplan. - Op de verbeelding wordt ten zuiden van de Schillersstraat, de bestemming 'Wonen' aangepast conform het vigerend bestemmingsplan. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Zienswijze 201 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Sil Moonen B.V. , Mortel 27, 6088 AH Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bedrijf heeft onder andere het perceel aan Ophoven te Roggel al jaren in gebruik voor de teelt van zachtfruit met teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van permanente regenkappen. In het bestemmingsplan zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend toegestaan binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' of 'bouwvlak'. Bij de inspraakreactie is verzocht één van deze aanduidingen op te nemen o.a. op het betreffende perceel. De gemeente heeft bij behandeling van de inspraakreactie aangegeven dat voor het betreffende perceel na ondertekening van een planschadeovereenkomst de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen wordt. Inmiddels is de overeenkomst ondertekend. Daarom wordt verzocht de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' of 'bouwvlak' op te nemen. A. Standpunt De planschadeovereenkomst die is ondertekend heeft betrekking op het perceel aan De Mortel. Gezien de openheid van het gebied, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorziening' op het perceel aan Ophoven wordt niet opgenomen. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Bestemmingsplan Buitengebied 219 Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 202 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens W.J.C.M. Roost G.J.M. Smeets, Sniekstraat 19, 6013 SK Hunsel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie Sniekstraat 19 te Hunsel wordt een gemengd rundveebedrijf en paardenhouderij geëxploiteerd. Voor de bouw van een nieuwe rundveestal wenst het bedrijf het bouwvlak aan de zuidoostzijde tot in totaal 16 meter te verbreden over een lengte van ca. 80 meter. Het in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen bouwvlak inclusief de gewenste noodzakelijke aanpassing zijn in oppervlakte gelijk aan het vigerend bouwvlak. Verzocht wordt deze aanpassing van het bouwvlak over te nemen in het bestemmingsplan. A. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient indiener voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting Op de locatie is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' strak rondom de huidige paardenbak gelegen. Deze paardenbak wordt reeds intensief gebruikt. De paardenhouderij op het bedrijf heeft de laatste jaren een dusdanige groei doorgemaakt, waardoor de paardenbak en de faciliteiten op het bedrijf veelvuldig worden gebruikt. Daarom wordt verzocht de aanduiding voor de paardenbak te vergroten, zoals aangegeven op een bij de zienswijze gevoegde afbeelding. B. Standpunt De feitelijke situatie voor de paardenbak is ingetekend. Indien een uitbreiding van de paardenbak gewenst is zal reclamant de noodzaak hiertoe moeten aantonen. C. Samenvatting Op het rundveebedrijf worden al 35 jaar zoogkoeien en vleesstieren gehouden. Volgens het ontwerp bestemmingsplan is dit type bedrijven uitsluitend toegestaan indien binnen het 'bouwvlak' de aanduiding 'intensieve veehouderij' is opgenomen. Verzocht wordt aan het 'bouwvlak' de aanduiding 'intensieve veehouderij' toe te voegen. 220 Nota van zienswijzen C. Standpunt Volgens bij de gemeente bekende informatie is op de locatie sprake van een akkerbouwbedrijf. Derhalve is het niet nodig een aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". E. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". E. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. F. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. Bestemmingsplan Buitengebied 221 F. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 203 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Loonbedrijf Gebroeders Vrenken, Eind 1a, 6088 NC Roggel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 222 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant wenst een vergroting aan de noordwestzijde van het bouwvlak op de locatie Eind 1a te Roggel. Door het bouwvlak in deze richting aan te passen en hier mogelijkheden voor ontwikkeling van bedrijfsactiviteiten wordt er tevens zorg voor gedragen dat in de toekomst geen nieuwe (bedrijfs-)gebouwen in het open landschap aan de zuidzijde kunnen worden gerealiseerd. A. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting In de planregels is binnen de bestemming 'Bedrijf' voor overige bouwwerken, met uitzondering van overkappingen een maximale bouwhoogte van 3 meter opgenomen. Deze hoogte doet geen recht aan benodigde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behorende bij een bedrijfsbestemming. Daarnaast vormt het een beperking ten opzichte van de geldende regeling uit het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Roggel en Neer, waar de hoogte begrensd is op 8 meter. Verzocht wordt voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aan de sluiten bij de geldende regeling. B. Standpunt De maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken wordt in overeenstemming gebracht met de agrarische bestemmingen en wordt gewijzigd in 6 meter. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan In de planregels wordt binnen de bestemming 'Bedrijf' de maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gewijzigd in 6 meter. Zienswijze 204 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Vof Aendekerk- van Dael, Grathemerweg 41, 6037 RP Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 223 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie Grathemerweg 41 te Kelpen-Oler is in 2010 een wijzigingsprocedure gevolgd ten behoeve van de destijds aangegeven gewenste bedrijfsontwikkeling. Verzocht wordt het bouwvlak conform het verleende besluit op de wijzigingsprocedure over te nemen in het bestemmingsplan, zodat de nieuwe sleufsilo's en erfverharding, aan de achterzijde van de bedrijfslocatie, geheel binnen het bouwvlak liggen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal conform het wijzigingsplan worden aangepast. B. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. B. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." C. Samenvatting In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. C. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;" Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd: "l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." D. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het 224 Nota van zienswijzen waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". D. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. E. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. E. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak Bestemmingsplan Buitengebied 225 op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. G. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. G. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is onder meer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden . In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het wijzigingsplan. 226 Nota van zienswijzen - In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 205 V.C. Jong, Baldersstraat 1, 6011 SK Ell datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant vindt de partiële herziening 'Baldersstraat 1' niet terug in het bestemmingsplan Buitengebied. Volgens reclamant houdt dit in dat in een woonbestemming op 5 locaties op het terrein voor aan stichting Op Herme gelieerde personen (b.v. pleegkinderen). A. Standpunt De opmerking dat de partiële herziening niet is verwerkt is terecht. De herziening wordt alsnog meegenomen. Dit betekent dat de bestaande bebouwing gebruikt mag worden als ponyrusthuis en/of bijzondere woonvormen. Volgens de toelichting behorende bij de partiële herziening is het de bedoeling dat de monumentale schuur, bakhuis en tuinhuis gebruikt worden ten behoeve van deze bijzondere woonvormen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan In de planregels en op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - ponyrusthuis' uitgebreid net de functie bijzondere woonvormen. Tevens wordt in een passende regeling voorzien. Zienswijze 206 Agra-Matic BV, S. van der Heijden, Postbus 396, 6710 BJ Ede namens Maatschap Peeters-Van Dael, Baldersstraat 3a, 6011 SK Ell datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 03 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 227 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Balderstraat 3a te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. Reclamant is zeer teleurgesteld dat de inspraakreactie niet correct is verwerkt en wil erop kunnen vertrouwen dat de gemeente zorgvuldiger omgaat met hun bedrijfsbelangen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak zal alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerende bestemmingsplan. Zienswijze 207 Smeets Vastgoed Roermond, A.J.E. Smeets, Postbus 338, 6040 AH Roermond namens P.J.H. Geelen, Beegderveld 16, 6099 NC Beegden datum reactie: 09 december 2013, datum ontvangst: 09 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat op het bouwvlak ter plaatse van het perceel sectie B, nr. 4807 aan het Beegderveld te Horn geen goot-/bouwhoogte ten behoeve van de bedrijfsruimte is opgenomen. Verzocht wordt een goot-/bouwhoogte van 9 meter op te nemen. A. Standpunt Het betreffende perceel hoort bij het bedrijf dat is gevestigd op het aangrenzende perceel, gelegen in de gemeente Maasgouw. Hier geldt het bestemmingsplan 'Beegden' met de bestemming 'Bedrijf'. Op basis van dit bestemmingsplan is een maximale bouwhoogte van 6,5 meter toegestaan voor bedrijfsgebouwen. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het wenselijk om voor bebouwing op de locatie Beegderveld 16 dezelfde maximale bouwhoogte aan te houden als het aangrenzende perceel. Op de verbeelding wordt daarom een maatvoeringsaanduiding opgenomen waarbij de goot- en bouwhoogte vastgelegd wordt op maximaal 6,5 meter. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. 228 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' met een maximum maat voor beide van 6,5 meter. Zienswijze 208 G. Geraets, Begijnhofweg 1a, 6037 RJ Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant vraagt om, op de locatie Begijnhofweg 1a te Kelpen-Oler, de bouwvlakgrens zoals deze ten zuiden van de schuur loopt gelijk te trekken met de perceelsgrens. A. Standpunt Volgens de plansystematiek worden inritten binnen het bouwvlak opgenomen. Het betreffende deel van het perceel waar de uitbreiding van het bouwvlak wordt gevraagd, fungeert als inrit. Het bouwvlak zal zodanig worden aangepast dat de bestaande inrit binnen het bouwvlak ligt. Het oprichten van gebouwen is hier niet toegestaan, omdat deze uitsluitend achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning mogen worden opgericht. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt de bouwvlakgrens in het zuiden gelijk getrokken met de perceelsgrens. Zienswijze 209 Arvalis, ing. L.J.H. Peeters, Deputé Petersstraat 27, 5808 BB Oirlo namens de heren P.G.J. Neessen, J.P. Neessen, P.J.G. Neessen, Vliegertsdijk 8, Vliegertsdijk 6, Boerderijweg 3, 5985 PD, 5985 PD, 6086 PJ Grashoek, Grashoek, Neer datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamanten exploiteren een agrarisch bedrijf in het telen van aardbei- en aspergeplanten met o.a. een bedrijfslocatie aan de Boerderijweg 3 te Neer. In het ontwerp bestemmingsplan is een verkleining van het bouwvlak in vergelijking met de vigerende situatie ingetekend. Dit bouwvlak is volstrekt ontoereikend, omdat reclamanten voornemens zijn een loods te realiseren op basis van het vigerend bouwvlak. Inspreker verzoekt om het vigerende bouwvlak over te nemen in het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 229 A. Standpunt De zienswijze is als bedrijfsontwikkelingsplan beoordeeld en is akkoord. Het vigerend bouwvlak wordt overgenomen. B. Samenvatting Bij het bouwvlak zoals opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan is geen rekening gehouden met een op 25 september 1995 verleende bouwvergunning voor de bouw van een vleesvarkensstal. B. Standpunt Op basis van de standpuntbepaling onder 1 wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. De vergunde vleesvarkensstal is hierdoor binnen het bouwvlak gelegen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. Zienswijze 210 F.W. Louwers, Bosscherkampweg 21, 6093 NH Heythuysen datum reactie: 28 december 2013, datum ontvangst: 30 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Bosscherkampweg 21 te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak zal alsnog conform het standpunt uit de nota van inspraakreacties worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast zoals aangegeven in de nota van inspraak. Zienswijze 211 C.G.C. Jeurninck, Brumholt 27a, 6086 PV Neer datum reactie: 15 december 2013, datum ontvangst: 18 december 2013 230 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant wil de grens van de bouwkavel op de locatie Brumholt 27a te Neer 25 meter naar achter uitbreiden om hier een overkapping voor opslag te bouwen. A. Standpunt De uitbreiding is akkoord. De verbeelding wordt het bouwvlak uitgebreid. B. Samenvatting In de brief van 28 november 2013 zou de gemeente hebben aangegeven dat de overige kavel zal worden overgenomen voor teeltondersteunende maatregelen. Reclamant ziet dit niet verwerkt in het bestemmingsplan. B. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De teeltondersteunende maatregelen worden alsnog geregeld. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast zoals aangegeven in de zienswijze. - Op de verbeelding wordt de kavel overgenomen voor de teeltondersteunende maatregelen. Zienswijze 212 F.M.H. Joosten, Boerderijweg 4a, 6086 PJ Neer datum reactie: 10 december 2013, datum ontvangst: 8 december 2013 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Boerderijweg 4a te Neer niet is aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. Het bouwvlak is zelfs verkleind ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan, terwijl juist een vergroting is aangevraagd. Er is ook niet gevraagd om een ruimtelijke onderbouwing. Indien deze nodig is, verneemt reclamant dit graag. A. Standpunt "In tegenstelling tot hetgeen door inspreker is aangegeven, heeft de gemeente reeds doorgegeven dat voor de uitbreiding een ruimtelijke onderbouwing en eventuele onderzoeken noodzakelijk zijn. Deze zijn nog niet aangeleverd. Nadat het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, beoordeeld en akkoord zijn bevonden, kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in Bestemmingsplan Buitengebied 231 een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. De in het ontwerp bestemmingsplan op de locatie opgenomen aanduiding voor verblijfsrecreatie omvat niet de volledige activiteiten die ter plaatse plaatsvinden. Derhalve wordt een aanvullende aanduiding 'specifieke vorm van cultuur - educatief culinair centrum' opgenomen." B. Samenvatting Het bouwvlak aan de locatie Doorbrand 1 te Neer klopt niet. Deze is gewijzigd bij de bestemmingswijziging van Doorbrand 2. B. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak Doorbrand 1 is bij het ontwerp gewijzigd. Deze wijziging wordt ongedaan gemaakt. Het bouwvlak wordt conform het voorontwerp bestemmingsplan aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels en op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur - educatief culinair centrum' opgenomen. - Op de verbeelding wordt het bouwvlak Doorbrand 1 aangepast. Zienswijze 213 Ever Advies, ir. E. van Veldhuizen, Dorpstraat 38, 5504 HJ Veldhoven namens Hendriks Graszoden Groep, Caluna 17, 6093 PG Heythuysen datum reactie: 05 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Caluna 17 te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal alsnog conform het standpunt uit de nota van inspraakreacties worden aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het wijzigingsplan. 232 Nota van zienswijzen Zienswijze 214 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens B. van den Boom, Eyckheuvels 2, 6037 RC Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie Leemvenweg ong. te Kelpen-Oler is door reclamant een wijzigingsprocedure gevolgd ten behoeve van de bouw van een nieuwe pluimveestal met uitloopruimte. Verzocht wordt het bouwvlak conform het verleende besluit op de wijzigingsprocedure over te nemen in het bestemmingsplan, waarbij het bouwvlak tevens over de hele lengte tot aan de weg is gelegen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal conform het wijzigingsplan worden aangepast. B. Samenvatting Volgens reclamant zou de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' op het bouwvlak locatie Leemvenweg ong. een belemmering kunnen betekenen voor de aanwezige bedrijfswoning binnen het hieraan gekoppelde bouwvlak op de locatie Eyckheuvels 2. B. Standpunt Beide bouwvlakken zijn gekoppeld, waardoor het in feite om één bouwvlak gaat. Op een deel van dit bouwvlak is de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' gelegen en op het andere deel niet. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mag geen bedrijfswoning gesitueerd/opgericht worden. Daarmee is het niet verboden om binnen het gehele bouwvlak geen bedrijfswoning op te richten. Slechts op dat gedeelte dat de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' heeft mag geen bedrijfswoning worden opgericht. Indien de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' op het gehele bouwvlak is opgenomen, mag binnen het gehele bouwvlak geen bedrijfswoning worden opgericht. Wel wordt ingezien dat dit niet voldoende duidelijk in de regels staat. Deze worden duidelijker geformuleerd. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". Bestemmingsplan Buitengebied 233 C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Volgens de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn, in de verschillende agrarische bestemmingen, dient de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter te bedragen. Hierop wordt verder nog een uitzondering gemaakt voor de herbouw van bestaande gebouwen. Op de locatie Leemvenweg is thans een stal aanwezig die op minder dan 10 meter van de openbare weg ligt, te weten op 6 meter. Voor de bouw van een nieuwe stal is een individuele procedure doorlopen ten behoeve van vergroting van het vigerend bouwvlak en zijn omgevingsvergunningen (bouwen en milieu) aangevraagd. De nieuwe stal is voorzien op de plek van de bestaande stal (op 6 meter afstand van de openbare weg), maar is breder en langer waardoor het feitelijk geen herbouw betreft. Verzocht wordt voor deze locatie specifieke bouwregels op te nemen voor de bouw van de stal op de aangevraagde afstand van de weg. E. Standpunt De vergunning is aangevraagd en wordt getoetst aan het vigerende bestemmingsplan. Op basis hiervan kan de gevraagde bebouwing gerealiseerd worden. Het bouwvlak in het ontwerp bestemmingsplan wordt hierop aangepast. F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder 234 Nota van zienswijzen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het wijzigingsplan. - In de regels worden in artikel 3.2.2 sub a. en c. samengevoegd en als volgt aangepast: “a. Per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning worden gebouwd.” Ook in de overige artikelen zal dit worden aangepast, indien van toepassing. - Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op de omgevingsvergunning. - In de regels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 215 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Winkelmolen-Palmen, Hoogstraat 36, 6011 RZ Ell datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak op de locatie Hoogstraat 36 te Ell zijn een bedrijfsontwikkelingsplan, ruimtelijke onderbouwing en overige benodigde onderzoeken Bestemmingsplan Buitengebied 235 aangeleverd. Het bouwvlak in het ontwerp bestemmingsplan is niet overeenkomstig het bouwvlak in de ruimtelijke onderbouwing. Verzocht wordt deze bij vaststelling alsnog over te nemen. A. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zijn aanvullend een ruimtelijke onderbouwing en overige stukken noodzakelijk die door de gemeente beoordeeld moeten worden. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. 236 Nota van zienswijzen D. Samenvatting De in het westen van het bedrijf gelegen agrarische gronden worden doorsneden door de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn door het bedrijf overgekocht van het waterschap. Voorheen was hier een afwateringssloot aanwezig, die inmiddels is gedempt. Ter plekke is nu een drainagebuis aangelegd voor de afwatering van de percelen. Verzocht wordt om hier de bestemming 'Water' te wijzigen in 'Agrarisch'. D. Standpunt De opmerking is terecht. De bestemming zal worden gewijzigd in de agrarische bestemming van de aangrenzende gronden. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding zal ter plaatse de bestemming 'Water' worden gewijzigd in de agrarische bestemming van de aangrenzende gronden. Zienswijze 216 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Van Lier-Mevissen, Asbroek 6, 6089 NA Heibloem datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Asbroek 6 en 7 te Heibloem niet is ingetekend conform het vigerend bestemmingsplan. Reclamant heeft hiertoe een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen conform het vigerend bestemmingsplan en het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Door inspreker is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. B. Samenvatting Op de gronden aan de westzijde van het bouwvlak is de gebiedsaanduiding 'overige zone bufferzone 1' gelegen. Deze gebiedsaanduiding met bijbehorende regels zijn dermate onduidelijk dat deze onvoldoende rechtszekerheid bieden voor de betreffende grondeigenaren. Verzocht wordt deze gebiedsaanduiding te schrappen. Bestemmingsplan Buitengebied 237 B. Standpunt Rond bos- en natuurgebieden zijn deze bufferzones opgenomen, conform het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Roggel en Neer. Binnen deze zones zijn geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de nabijgelegen bos- of natuurgebieden voorkomende natuur- en landschapswaarden en activiteiten die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende natuur- of bosgebieden kunnen verstoren. Om deze reden mag binnen deze gebiedsaanduiding ook niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter. De bijbehorende bepalingen worden voldoende duidelijk geacht. Tevens komt deze regeling overeen met de vigerende regeling. Deze gebiedsaanduiding zal dan ook niet worden verwijderd. C. Samenvatting Het bedrijf heeft rondom Asbroek gronden in gebruik voor de teelt van zachtfruit. Om zachtfruit te kunnen beschermen tegen weersinvloeden die de oogst beschadigen of vernietigen wordt steeds meer gebruik gemaakt van teeltondersteunende voorzieningen zoals regenkappen. De gronden rondom het bedrijf hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' (AW-4), waarbinnen de realisatie van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen niet mogelijk is. Wel zijn hagelnetten en containervelden met een afwijkingsbevoegdheid toegestaan. Binnen de bestemming AW-4 liggen de beekdalen waarin, ingevolge het provinciaal beleid (POL), geen teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. Hoewel de in het POL vastgelegde beekdalen allen zijn gelegen in de bestemming AW-4, kan het niet de bedoeling zijn het strenge planologische regime voor teeltondersteunende voorzieningen in de beekdalen te vertalen naar alle als AW-4 bestemde gronden. Verzocht wordt dit beleid te versoepelen door een afwijkingsbevoegdheid voor teeltondersteunende voorzieningen binnen de bestemming AW-4 op te nemen. C. Standpunt De bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' is alleen ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter bescherming van deze beekdalen geldt hier een meer beperkende regeling en zijn teeltondersteunende voorzieningen inderdaad niet toegestaan. Hagelnetten en containervelden hebben door hun beperkte hoogte minder ruimtelijke invloed op de openheid van de beekdalen. Er zal dan ook geen afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen voor teeltondersteunende voorzieningen. Indien wordt aangetoond dat de betreffende gronden niet binnen een beekdal zijn gelegen, kan dit alsnog worden meegenomen in het nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Bij vaststelling wordt op het perceel aan de overzijde, de aanduidingen voor de 'overige zone bufferzone 1' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' opgenomen. D. Samenvatting Reclamant heeft enkele gronden aan de westzijde van het bedrijf, aan de overzijde van de beek, in gebruik voor de teelt van verschillende gewassen. In het ontwerp plan heeft dit perceel de bestemming 'Natuur'. De gronden zijn in gebruik als agrarische gronden. In het vigerend bestemmingsplan zijn gronden bestemd als 'Agrarisch gebied met Landschappelijke en/Natuurlijke waarden'. Verzocht wordt de gronden te bestemmen overeenkomstig het agrarisch gebruik. D. Standpunt De opmerking is terecht. Het uitgangspunt is dat de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) voor zover als natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De genoemde percelen zijn gelegen binnen de EHS maar voor het overgrote deel agrarisch in gebruik. De EHS is nog niet gerealiseerd. Deze percelen 238 Nota van zienswijzen worden derhalve agrarisch bestemd. Er wordt tevens een aanduiding 'wetgevingszone wijzigingsgebied 1' opgenomen waardoor het in de toekomst mogelijk is, wanneer aan de afspraken is voldaan, deze percelen alsnog te bestemmen als Natuur. Het perceel wordt bestemd als 'Agrarisch met waarden - 4'. E. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". E. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. F. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. F. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het vigerend bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 239 - Op de verbeelding wordt aan het perceel aan de overzijde de aanduidingen 'overige zone bufferzone 1' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'. - Op de verbeelding wordt de bestemming 'Natuur' van het perceel kadastraal bekend als gemeente Roggel, sectie: H, nummer: 123, gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'. Zienswijze 217 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Visser-Kea, Heideweg 7, 6037 NZ Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heideweg 7 te Kelpen-Oler niet is ingetekend conform het vigerend bestemmingsplan. Reclamant heeft hiertoe een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen conform het vigerend bestemmingsplan en het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt In eerste instantie heeft inspreker een bedrijfsontwikkelingsplan voor vormverandering ingediend. Hiervan had inspreker nog aanvullende stukken moeten aanleveren. Op basis van de zienswijze concludeert de gemeente dat inspreker afziet van de vormwijziging en vraagt om handhaving van het vigerende bouwvlak. Op basis van de informatie uit het bedrijfsontwikkelingsplan is dit mogelijk. Het bouwvlak wordt derhalve conform het vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. 240 Nota van zienswijzen C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". E. Samenvatting Aan de zuidzijde van het bedrijf ligt een waterschapssloot met daaromheen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'. Deze dubbelbestemming ligt over het perceel/bouwvlak van reclamant en zorgt voor mogelijke belemmeringen bij de optimale benutting van de gronden en het bouwvlak. Verzocht wordt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' te beperken tot de percelen in eigendom van Rijkswaterstaat. E. Standpunt Langs een groot aantal waterlopen die in beheer zijn van Waterschap Peel en Maasvallei, ligt een beschermingszone waar beperkingen gelden, op basis van de Keur van het waterschap, voor activiteiten die niet vallen onder het beheer en onderhoud van de waterloop en activiteiten anders dan ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de waterloop. Hiertoe is de bestemming 'Waterstaat - Waterlopen' opgenomen. De betreffende zonering is opgenomen conform de Keur van het waterschap. De verbeelding wordt hierop niet aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 241 Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het vigerend bestemmingsplan. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Zienswijze 218 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Visser-Kea, Heideweg 7, 6037 NZ Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Grathemerweg 31 te Kelpen-Oler, dat een gekoppeld bouwvlak vormt met het bouwvlak op de locatie Heideweg 7, niet is ingetekend conform het vigerend bestemmingsplan. Reclamant heeft hiertoe een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen conform het vigerend bestemmingsplan en het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt Voor de locatie Grathemerweg 31 heeft inspreker geen bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Het bouwvlak zoals in het ontwerp bestemmingsplan is ingetekend overeenkomstig de uitgangspunten. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor alsnog een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de 242 Nota van zienswijzen bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Bestemmingsplan Buitengebied 243 Zienswijze 219 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens B. van den Boom, Eyckheuvels 2, 6037 RC Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Eyckheuvels 2 te Kelpen-Oler kleiner is dan het vigerend bouwvlak. Verzocht wordt het vigerend bouwvlak over te nemen, zodat de aanwezige verharding ook binnen het bouwvlak ligt. A. Standpunt Het bouwvlak wordt aangepast, zodat de aanwezige verharding erbinnen ligt. B. Samenvatting Op de locatie wordt een pluimveehouderij geëxploiteerd. Pluimveehouderijen worden aangeduid als zijnde intensieve veehouderijen. Derhalve wordt verzocht de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen. B. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' zal voor deze locatie worden opgenomen. C. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. C. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. D. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het 244 Nota van zienswijzen bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". D. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. E. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. E. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. F. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. F. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 245 Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast, zodat de verharding erbinnen ligt. - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Zienswijze 220 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Fruitteeltbedrijf Houben-Meuwissen, Loorderstraat 10, 6096 NE Grathem datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Loorderstraat 10 te Grathem niet klopt met de vergunde (planologische) situatie. In het bedrijfsontwikkelingsplan is destijds al het belang van behoud van het vigerend bouwvlak voor de verdere bedrijfsontwikkeling beschreven. Verzocht wordt het bouwvlak over te nemen conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan worden aangepast. B. Samenvatting Het fruitteeltbedrijf is voornemens zich in de toekomst te gaan richten op de teelt van zacht- en kleinfruit. Om zachtfruit te kunnen beschermen tegen weersinvloeden die de oogst beschadigen of vernietigen wordt steeds meer gebruik gemaakt van teeltondersteunende voorzieningen zoals regenkappen. De gronden waarop de teelt van zacht- en kleinfruit is voorzien, gelegen ten noorden van de Napoleonsweg, hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' (AW-4), waarbinnen de realisatie van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen niet mogelijk is. Wel zijn hagelnetten en containervelden met een afwijkingsbevoegdheid toegestaan. Binnen de bestemming AW-4 liggen de beekdalen waarin, ingevolge het provinciaal beleid (POL), geen teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. Hoewel de in het POL vastgelegde beekdalen allen zijn gelegen in de bestemming AW-4, kan het niet de bedoeling zijn het strenge planologische regime voor teeltondersteunende voorzieningen in de beekdalen te vertalen naar alle als AW-4 bestemde gronden. Verzocht wordt dit beleid te versoepelen door een afwijkingsbevoegdheid voor teeltondersteunende voorzieningen binnen de bestemming AW-4 op te nemen. B. Standpunt De bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' is alleen ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter bescherming van deze beekdalen geldt hier een meer beperkende regeling en zijn teeltondersteunende voorzieningen inderdaad niet toegestaan. Hagelnetten en containervelden hebben door hun beperkte hoogte minder ruimtelijke invloed op de openheid van de beekdalen. Er 246 Nota van zienswijzen zal dan ook geen afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen voor teeltondersteunende voorzieningen. Indien wordt aangetoond dat de betreffende gronden niet binnen een beekdal zijn gelegen, kan dit alsnog worden meegenomen in het nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. C. Samenvatting Een deel van de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 5', waarbinnen een vergunningsplicht geldt voor grondbewerkingen en het aanleggen van nieuw bos of boomgaard. In de beantwoording op de inspraakreactie is aangegeven dat onder het normale onderhoud, gebruik en beheer vallen niet vergunningsplichtig zijn, zoals de werkzaamheden in een bestaande boomgaard bestaande uit het rooien en planten van bomen. Doch blijkt niet voldoende uit de uitzonderingsregels (38.5.2) wat het normale onderhoud, gebruik en beheer behelst. Verzocht wordt dit in de planregels te verduidelijken. C. Standpunt De gebruikte terminologie is in de bestemmingsplansystematiek gebruikelijk. Het opnemen van een begrip wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. Onder normaal wordt verstaan datgene wat maatschappelijk gezien gebruikelijk is. Op percelen die reeds in gebruik zijn als bos of boomgaard valt het rooien en planten van bomen onder normaal onderhoud. Worden nieuwe percelen aangesproken dan wordt dit niet gezien als normaal onderhoud en geldt dus de vergunningplicht. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerende bestemmingsplan. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Zienswijze 221 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen Bestemmingsplan Buitengebied 247 namens P. Loyen, Busschopsweg 5, 6093 AA Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Aan de zuidzijde van het bedrijf op de locatie Busschopsweg 5 te Heythuysen is een tweetal inritten naar het bedrijf gelegen, buiten het bouwvlak. Verzocht wordt de inritten binnen het bouwvlak op te nemen, zoals ook aangegeven bij de behandeling van de inspraakreactie. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak zal alsnog worden aangepast, zodat de inritten erbinnen liggen. B. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. B. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. 248 Nota van zienswijzen D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. E. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het Bestemmingsplan Buitengebied 249 bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. F. Samenvatting Binnen de bestemmingen Bedrijf, Horeca, alle vormen van Recreatie, Maatschappelijk en WonenWoonwagenstandplaats geldt dat het verplaatsen van (bedrijfs)woningen en bebouwing binnen het gehele bouwvlak mogelijk is. Door het rechtstreeks mogelijk maken van verplaatsing van woningen kan dit een extra belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven. Verzocht wordt om in de genoemde bestemmingen op te nemen dat het niet mogelijk is om bebouwing binnen het bouwvlak rechtstreeks te verplaatsen, maar uitsluitend door middel van een afwijkingsbvoegdheid. Als voorwaarde geldt dat woningen alleen verplaatst kunnen worden in de richting van agrarische bedrijven als met onderzoeken is aangetoond dat er geen belemmeringen optreden voor de toekomstige bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven. F. Standpunt Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat enkel herbouw op dezelfde locatie is toegestaan. De afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen binnen de woonbestemming voor herbouw elders op het perceel, zal binnen de genoemde bestemmingen worden overgenomen. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is gedeeltelijk gegrond en leidt gedeeltelijk tot wijziging van het bestemmingsplan. 250 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan - Het bouwvlak wordt zodanig aangepast dat de twee bestaande inritten binnen het bouwvlak liggen. - Binnen de bestemmingen Bedrijf, Horeca, alle vormen van Recreatie, Maatschappelijk en WonenWoonwagenstandplaats wordt de afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen binnen de woonbestemming voor herbouw elders op het perceel overgenomen. Zienswijze 222 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens J.J.T.H. Peeters-Donkers, Grathemerweg 1b, 6037 NP Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Grathemerweg 1b te Kelpen-Oler niet goed is overgenomen volgens de gevolgde individuele procedure. Verzocht wordt de noordelijke bouwgrens van het bouwvlak te verleggen tot een afstand van 25 meter van het bouwvlak aan de Grathemerweg 3, overeenkomstig de individuele procedure. A. Standpunt Het bouwvlak zal op de verbeelding zijn opgenomen conform het wijzigingsplan. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding is het bouwvlak opgenomen conform het wijzigingsplan. Zienswijze 223 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Vissers-Hekers, Graetheideweg 2a, 6037 NN Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' ter plaatse van de locatie Greatheideweg 2a te Kelpen-Oler wederom niet is opgenomen. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bestemmingsplan hierop zou worden aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 251 A. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' zal alsnog voor deze locatie worden opgenomen. B. Samenvatting In 2013 is een omgevingsvergunningprocedure doorlopen ten behoeve van de realisatie van vakantieappartementen bij het bedrijf. De vakantieappartementen zijn op geen enkele wijze opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Verzocht wordt deze alsnog op te nemen. B. Standpunt De verleende vergunning wordt gerespecteerd. Hiervoor is een binnenplanse procedure doorlopen. Afwijkingen die op deze wijze zijn vergund worden binnen het bestemmingsplan niet apart aangeduid. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Ten noordwesten van het bedrijf is op een afstand van ca. 100 meter een vakantiewoning gelegen. De gronden waarop de vakantiewoning ligt hebben de bestemming 'Recreatie'. Deze bestemming is onevenredig groot opgenomen ten opzichte van de werkelijke recreatieve voorziening. Binnen de bestemming 'Recreatie' is het mogelijk de vakantiewoning te verplaatsen, wat een mogelijke belemmering of beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf zou kunnen betekenen. Verzocht wordt de bestemming 'Recreatie' ter plaatse te verkleinen tot uitsluitend de bestaande vakantiewoning. C. Standpunt Het bouwvlak is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan overgenomen. De omvang van bouwvlak is beperkt tot aanwezige bebouwing, zijnde de bestaande recreatiewoning. De grens van de recreatieve bestemming is ingetekend op basis van de luchtfoto waarbij is gezocht naar een goede vertaling. Dit omdat in het vigerende bestemmingsplan niet gewerkt met concrete bestemmingen. Alleen binnen het bouwvlak mag gebouwd worden, de overige gronden binnen de bestemming mogen worden gebruikt voor recreatieve doeleinden. Derhalve hoeft het bestemmingsplan niet te worden aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Zienswijze 224 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens W.L.E. Reijnders, Bosscherkampweg 20, 6093 NH Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 252 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie aan de Bosscherkampweg 20 te Heythuysen is in 2010 een wijzigingsplan opgesteld. Met het wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een gedeelte van het agrarische bouwblok te wijzigen in de bestemming 'wonen'. In het ontwerpbestemmingsplan is de bestemming wonen echter voor het gehele bouwblok opgenomen. Daarnaast is in het ontwerpplan het voorgestelde bouwvlak een verkleining ten opzichte van het bouwvlak in het wijzigingsplan. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de gemeente niet inziet hoe de belangen van de reclamant aangetast worden door het verkleinen van het bouwvlak. Reclamant verzoekt om de mogelijkheden in de regels en verbeelding over te nemen, zoals deze zijn vastgelegd in het wijzigingsplan. A. Standpunt De opmerking is niet terecht. In de inspraakreactie is aangegeven dat caravanstalling uitsluitend binnen gebouwen mag plaatsvinden en dat de gebouwen geheel binnen het bouwvlak liggen, zodat een beperking vanwege het verkleinen van het bouwvlak in dat kader niet wordt gezien. Het bouwvlak wordt alsnog conform het wijzigingsplan aangepast, waarbij de aanduiding 'caravanstalling' wordt opgenomen. B. Samenvatting Concreet is het bouwvlak verkleind, c.q. te klein opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. De financiële consequenties met betrekking tot planschadeclaims zijn echter niet inzichtelijk gemaakt. Reclamant wijst op het feit dat hiermee het bestemmingsplan financieel niet haalbaar is. B. Standpunt Zoals reeds aangegeven wordt het bouwvlak aangepast conform het wijzigingsplan. Daarmee is het bouwvlak niet verkleind en zijn de vigerende rechten niet aangetast. Er kan dan ook geen sprake zijn van een planschadeclaim, zodat de financiële consequenties met betrekking tot planschadeclaims niet inzichtelijk hoeven te worden gemaakt. C. Samenvatting Reclamant constateert tevens dat de woonbestemming aan de Maxeterdijk 4, welke ook onderdeel is van het wijzigingsplan uit 2010, niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het wijzigingsplan. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het wijzigingsplan aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 253 Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de bestemming 'Wonen' gewijzigd in Agrarisch met waarden conform het wijzigingsplan, waarbij de aanduiding 'caravanstalling' wordt opgenomen. – Op de verbeelding wordt ter plaatse van Maxeterdijk 4 het vigerend bouwvlak overgenomen. Zienswijze 225 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Geraats B.V., p/a Conenweg 2, 6095 PL Baexem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locaties Schoorstraat 10 en Stationstraat (sectie D, nr. 174) te Baexem niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de bouwvlakken zouden worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De bouwvlakken worden alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan aangepast. B. Samenvatting In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden uitgezonderd van onderzoeksplicht. B. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast. C. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. C. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: 254 Nota van zienswijzen "d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. – In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Zienswijze 226 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Geraats B.V., p/a Conenweg 2, 6095 PL Baexem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat in plaats van de aanduiding 'plattelandswoning' ter plaatse van de locatie Schoorstraat 1a in Baexem, de aanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf' is opgenomen. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'plattelandswoning' opgenomen zou worden. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie onjuist is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'plattelandswoning' wordt alsnog opgenomen. B. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak niet geheel is aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. Reclamant verzoekt alsnog het bouwvlak aan te passen. B. Standpunt Het bouwvlak wordt afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan. C. Samenvatting In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden uitgezonderd van onderzoeksplicht. Bestemmingsplan Buitengebied 255 C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast. D. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. D. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'plattelandswoning' opgenomen. - Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan. – In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Zienswijze 227 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Geraats B.V., Conenweg 2, 6095 PL Baexem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Conenweg 2 te Baexem niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. 256 Nota van zienswijzen A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting Reclamant verzoekt om de bestemming 'Water' die aan een klein gedeelte van het bouwvlak is toegekend, te schrappen. Deze is onterecht toegekend op deze plek. B. Standpunt De opmerking is terecht. De sloot is niet meer aanwezig. De bestemming 'Water' wordt gewijzigd in 'Agrarisch'. C. Samenvatting In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden uitgezonderd van onderzoeksplicht. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast. D. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. D. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." E. Samenvatting Op het perceel gelegen op de hoek Caluna/ Aan de Grave in Heythuysen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de omzetting van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Natuur'. Vanwege het ontbreken van provinciale of gemeentelijke beleidsmatige basis, verzoekt reclamant om deze wijzigingsbevoegdheid op dit deel te schrappen. E. Standpunt Het perceelsgedeelte met de nadere aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' is gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Hierbinnen is het gedeelte nader aangeduid als nieuwe Bestemmingsplan Buitengebied 257 natuur. De gronden zijn agrarisch in gebruik. Vanuit het beleid van de realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur is het de bedoeling dat deze gronden op den duur ingericht worden als natuur. Derhalve is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen en blijft gehandhaafd. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. – Op de verbeelding wordt de bestemming 'Water' gewijzigd in 'Agrarisch'. – In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Zienswijze 228 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens H. Corstjens, Venderstraat 6, 6012 RK Haler datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een 258 Nota van zienswijzen verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Venderstraat 6 te Haler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". E. Samenvatting In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden opgestald. Voor de omzetting van een niet-intensieve graasdierhouderij naar een intensieve graasdierhouderij is een wijzigingsprocedure noodzakelijk, waar een afwijkingsbevoegdheid beter lijkt wanneer het dieraantal niet toeneemt. Reclamant verzoekt de status “intensieve graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Venderstraat 6 en aanvullend de wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid. Bestemmingsplan Buitengebied 259 E. Standpunt Aan de locatie wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierhouderij' toegekend. De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet omgezet naar een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd. F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". – Op de verbeelding wordt aan de locatie de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierhourderij' toegevoegd. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. 260 Nota van zienswijzen Zienswijze 229 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Pluimveebedrijf Aan de Bergen B.V., Aan de Bergen 23, 6093 NW Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of Bestemmingsplan Buitengebied 261 overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. C. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". D. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. D. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." E. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. E. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. F. Samenvatting Ten noorden van het bedrijf aan de weg “Heide” is een bouwvlak 'verblijfsrecreatie' aangeduid, dat veel ruimere bouwmogelijkheden toekent dan in het huidige plan. De mogelijkheid om in het gehele bouwvlak bouwwerken op te richten, kan nadelige gevolgen hebben voor de toekomstige bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf, bovendien kan dit nadelige gevolgen hebben op het woon- 262 Nota van zienswijzen en leefklimaat. Reclamant verzoekt om de vigerende bouwmogelijkheden op die plek niet te vergroten, doch deze te beperken tot de nu aanwezige bebouwing. F. Standpunt De opmerking is terecht. De locatie Heide 1 zal worden ingetekend conform het vigerende bestemmingsplan. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – De locatie Heide 1 zal worden ingetekend conform het vigerende bestemmingsplan. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Bestemmingsplan Buitengebied 263 Zienswijze 230 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens S.E. Heibloem B.V., Aan de Heibloem 17a, 6093 PE Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting De toegangsweg naar het bedrijf aan de Aan de Heibloem 17a is niet opgenomen in het bouwvlak. Reclamant verzoekt om het bouwvlak alsnog aan te passen. 264 Nota van zienswijzen C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De toegangsweg wordt opgenomen in het bouwvlak. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 265 Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de toegangsweg binnen het bouwvlak overgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 231 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Creemers Eieren VOF, Brandvenstraat 3, 6011 SH Ell datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. 266 Nota van zienswijzen B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Brandvenstraat 3 te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. C. Standpunt Voor de locatie is bij de gemeente geen bedrijfsontwikkelingsplan bekend. Dit is ook uit navraag gebleken. Wel zal het wijzigingsplan uit 2010 één op één worden overgenomen. D. Samenvatting De bedrijfswoning van de Brandvenstraat 3 is in het ontwerp bestemmingsplan buiten het bouwvlak gelegd en heeft de bestemming 'Wonen' gekregen. In het vigerende bestemmingsplan en in het wijzigingsplan ligt de woning wel in het bouwvlak. Reclamant verzoekt om de woning als bedrijfswoning binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf op te nemen. D. Standpunt De locatie zal conform het wijzigingsplan uit 2010 worden opgenomen in het bestemmingsplan. E. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. E. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. F. Samenvatting De aanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak, terwijl dit toch duidelijk een intensieve veehouderij betreft. Reclamant verzoekt om alsnog de aanduiding 'intensieve veehouderij' aan te geven bij deze locatie. F. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' zal voor deze locatie worden opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 267 G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. – De locatie zal conform het wijzigingsplan uit 2010 worden opgenomen in het bestemmingsplan. – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 232 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens J.M. Nouwen, Aan de Bergen 23, 6093 NW Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 268 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Aan de Bergen 24 te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het vigerende bestemmingsplan en verleende bouwvergunning.. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform de bouwvergunning en het vigerend bestemmingsplan aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 269 D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. E. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. E. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. F. Samenvatting Ten noorden van het bedrijf aan de weg “Heide” is een bouwvlak 'verblijfsrecreatie' aangeduid, dat veel ruimere bouwmogelijkheden toekent dan in het huidige plan. De mogelijkheid om in het gehele bouwvlak bouwwerken op te richten, kan nadelige gevolgen hebben voor de toekomstige bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf, bovendien kan dit nadelige gevolgen hebben op het woonen leefklimaat. Reclamant verzoekt om de vigerende bouwmogelijkheden op die plek niet te vergroten, doch deze te beperken tot de nu aanwezige bebouwing. F. Standpunt De opmerking is terecht. De locatie Heide 1 zal worden ingetekend conform het vigerende bestemmingsplan. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, 270 Nota van zienswijzen deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. – In de planregels wordt aan artikel VERBLIJFSRECREATIE.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 233 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Deckers-Vrenken, Roorstraat 5, 6093 NG Heythuysen datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Roorstraat 5 te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 271 A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. Zienswijze 234 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Mieki Hunsel B.V., Swillerweg 5, 6013 SH Hunsel datum reactie: 24 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie aan de Swillerweg 5 te Hunsel is een vergunningprocedure doorlopen waarin de realisatie van een gebouw met een goot- en gebouwhoogte van 8,0 meter is vergund. In de bepalingen van artikel 8.2.1, onder e en f is te lezen dat de bestaande goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en gebouwhoogte ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan. Om te voorkomen dan het nieuwe gebouw reeds bij voorbaat in strijd is/wordt met het nieuwe bestemmingsplan, verzoekt de reclamant om de regeling aan te passen. A. Standpunt In de regels is bepaald dat de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan bestaand. Conform de begripsbepaling in artikel 1.28 vallen onder 'bestaand', naast bouwwerken die reeds aanwezig zijn, ook de bouwwerken die krachtens een omgevingsvergunning nog kunnen worden gebouwd. Daarmee is het nieuwe, nog te realiseren, gebouw geregeld. Het bestemmingsplan behoeft op dit punt geen aanpassing. B. Samenvatting In de planregels is voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde een maximale bouwhoogte van 3,0 meter aangehouden. In deze categorie vallen onder andere silo's en een vluchttrap. Deze voorzieningen zijn altijd hoger dan 3 meter, en komen voor tot een hoogte van 6,5 meter. Het verzoek is om de maximale hoogte van deze overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bij voorkeur gelijk te stellen aan de maximale hoogte van de gebouwen op dit bouwvlak. B. Standpunt Een vluchttrap of brandtrap wordt gezien als onderdeel van het gebouw. Hiervoor hoeft geen specifieke regeling te worden opgenomen. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. Conclusie De zienswijze is ongegrond. 272 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 235 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M. van Lier, Strubben 12, 6088 NN Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Er loopt op dit moment een individuele procedure voor de Ensebroekerweg 12 te Kelpen-Oler. Reclamant verzoekt om de individuele procedure ook alvast op te nemen in onderhavig bestemmingsplan en de grenzen zo te corrigeren zoals in het kader van het voorontwerp ook al is verzocht. A. Standpunt Aan de hand van de beoordeling van de individuele procedure, kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een Bestemmingsplan Buitengebied 273 verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting De betreffende locatie voldoet aan de omschrijving in het bestemmingsplan van een intensieve veehouderij. Reclamant verzoekt om de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen op de locatie. D. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' zal voor deze locatie worden opgenomen. E. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. E. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' 274 Nota van zienswijzen op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen'. – In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 236 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Hendriks-Van den Burg, Hunselerdijk 8, 6096 NK Grathem datum reactie: 21 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden uitgezonderd van onderzoeksplicht. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast. B. Samenvatting Op het bedrijf worden arbeidsmigranten gehuisvest. In het bestemmingsplan is hiervan niets terug te vinden. Door slechts uit te gaan van het respecteren van verleende vergunningen in het verleden, Bestemmingsplan Buitengebied 275 vindt in de ogen van de reclamant onvoldoende borging plaats van de legaliteit van deze situatie. Reclamant verzoekt een aanduiding op te nemen. B. Standpunt Voor de verleende vergunningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten wordt geen aanduiding op de verbeelding opgenomen, deze vergunningen worden gerespecteerd. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. C. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. C. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: "d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven." D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. 276 Nota van zienswijzen E. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. E. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 237 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Pluimveebedrijf Heylender, Veldstraat 9, 6096 BJ Grathem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". Bestemmingsplan Buitengebied 277 A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak aan de Veldstraat 6. De gemeente heeft ook aangegeven in haar beantwoording van de inspraakreactie dat de aanduiding intensieve veehouderij zou worden opgenomen. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." 278 Nota van zienswijzen D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen'. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 238 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens J. van Melick, Slupsweg 3, 6086 PX Neer datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Slupsweg 3 te Neer niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt Bestemmingsplan Buitengebied 279 de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." B. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 239 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Van Pol-Laenen, Heide 21, 6088 PC Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 21 te Roggel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform de doorlopen individuele procedure. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform individuele procedure en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting Op de locatie ligt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen', maar niet binnen het bouwvlak. Op basis van de regels dienen teeltondersteunende 280 Nota van zienswijzen voorzieningen binnen het bouwvlak te liggen. Reclamant verzoekt de aanduiding teeltondersteunende voorzieningen op de juiste wijze op te nemen op de locatie aan de Heide 21. B. Standpunt Op basis van de regels dienen teeltondersteunende voorzieningen te liggen binnen het bouwvlak of binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen'. Ter plaatse van deze aanduiding is dan ook geen bouwvlak noodzakelijk. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen. Zienswijze 240 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Van den Heuvel C.V., Oudebrugstraat 1, 6015 RG Neeritter datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Oudebrugstraat 1 te Neeritter niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. B. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Bestemmingsplan Buitengebied 281 C. Samenvatting Het gebruik van folie binnen het akkerbouwbedrijf behoort tot het normaal agrarisch gebruik. De omschrijving van het begrip 'teeltondersteunende voorzieningen' laat echter ruimte om te concluderen dat afdekfolie op het land als 'teeltondersteunende voorziening' moet worden aangemerkt. Reclamant verzoekt om afdekfolie en -plastic in de regels van het bestemmingsplan expliciet op te nemen als zijnde geen teeltondersteunende voorzieningen en het gebruik van afdekfolie en -plastic als normaal agrarisch gebruik toe te staan. C. Standpunt De begripsomschrijving voor teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 1 van de planregels zal hierop aangevuld moeten worden. Wel dient het plastic na het seizoen van het land verwijderd te worden. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen. – In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. – In de planregels wordt de begripsomschrijving voor teeltondersteunende voorzieningen specifieker omschreven. Zienswijze 241 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Nies Onroerend Goed B.V., Zandstraat 3, 6037 RH Kelpen-Oler datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Zandstraat 3 te Kelpen-Oler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling 282 Nota van zienswijzen waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. D. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 283 Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen. Zienswijze 242 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Mousset, Isidoorstraat 23a, 6012 RE Haler datum reactie: 07 januari 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." A. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het 284 Nota van zienswijzen bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 243 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap van Heur, Kelperweg 22, 6037 RM Kelpen-Oler datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kelperweg 39 te Kelpen-Oler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Voor de locatie is een ruimtelijke onderbouwing met Bestemmingsplan Buitengebied 285 de daarbij behorende onderzoeken aangeleverd. Verzocht wordt om het bouwvlak conform de ruimtelijke onderbouwing op te nemen. A. Standpunt Door inspreker zijn een ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken ingediend, die inmiddels zijn beoordeeld en akkoord bevonden. Het bouwvlak zal conform de ruimtelijke onderbouwing worden aangepast. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. B. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden 286 Nota van zienswijzen verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak opgenomen conform de ruimtelijke onderbouwing. – In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen". Zienswijze 244 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Frank Hendrikx Holding B.V., Sniekstraat 18, 6012 RN Haler datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Sniekstraat 18 te Haler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Voor de locatie is een bedrijfsontwikkelingsplan opgesteld. Verzocht wordt om het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan aan te passen. A. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Bestemmingsplan Buitengebied 287 Zienswijze 245 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens H.J.M. van Enckevort, Kempisweg 3, 6037 NM Kelpen-Oler datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kempisweg 3 te Kelpen-Oler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan aangepast. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. 288 Nota van zienswijzen C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak opgenomen conform het bedrijfsontwikkelingsplan. – In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Zienswijze 246 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Custers-van Deuren, Broekweg 6, 6011SX Ell datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Wetselderstraat 2a te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Voor de locatie is een ruimtelijke onderbouwing met de daarbij behorende onderzoeken aangeleverd. Verzocht wordt om het bouwvlak conform de ruimtelijke onderbouwing op te nemen. A. Standpunt Door inspreker zijn een ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken ingediend, die inmiddels zijn beoordeeld en akkoord bevonden. Het bouwvlak zal conform de ruimtelijke onderbouwing worden aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 289 Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak opgenomen conform de ruimtelijke onderbouwing. Zienswijze 247 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M. van Lier, Strubben 12, 6088 NN Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Strubben 12 te Roggel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Voor de locatie is een ruimtelijke onderbouwing met de daarbij behorende onderzoeken aangeleverd. Uit de inspraakreactie van de gemeente blijkt dat de ruimtelijke onderbouwing niet behandeld is. Verzocht wordt om het bouwvlak conform de ruimtelijke onderbouwing op te nemen. A. Standpunt Door inspreker zijn een ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken ingediend, die inmiddels zijn beoordeeld en akkoord bevonden. Het bouwvlak zal conform de ruimtelijke onderbouwing worden aangepast. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Reclamant verzoekt om de belemmeringen van bouwen voor de achtergevelrooilijn te schrappen. B. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. C. Samenvatting Reclamant constateert dat de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' op de gronden binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 4' niet zijn aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen zou worden. 290 Nota van zienswijzen C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. D. Samenvatting In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden uitgezonderd van onderzoeksplicht. D. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast. E. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. E. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” F. Samenvatting De gronden gelegen aan de Caluna hebben de bestemming 'Natuur' gekregen in het ontwerpbestemmingsplan. Dit zijn agrarische gronden. Reclamant verzoekt om voor deze gronden de bestemming 'Agrarisch' op te nemen. F. Standpunt De opmerking is terecht. Het betreffende perceel nabij Caluna krijgt dezelfde agrarische bestemming als de aangrenzende gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1', waarmee de wijziging in de bestemming 'Natuur' mogelijk is. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, Bestemmingsplan Buitengebied 291 deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak opgenomen conform de ruimtelijke onderbouwing. – In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen. – In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – Op de verbeelding wordt de bestemming 'Natuur' gewijzigd in dezelfde agrarische bestemming als de aangrenzende gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'. - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 248 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens P.H. van Nieuwenhoven, Heide 15, 6088 PC Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 292 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. C. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: Bestemmingsplan Buitengebied 293 “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” D. Samenvatting In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. D. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;” Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd: “l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” E. Samenvatting Het bouwvlak aan de Heide 15 in Roggel is niet actueel en voldoet niet aan de toekomstige bedrijfsvoering. Uit de inspraakreactie van de gemeente blijkt dat de onbenutte delen van het bouwvlak worden wegbestemd. Deze wegbestemde delen worden echter wel gebruikt voor opslag. Verzocht wordt om het bouwvlak conform het huidig gebruik op te nemen. E. Standpunt De marginale wijziging van het bouwvlak wordt meegenomen, zodat het deel dat wordt gebruikt voor opslag binnen het bouwvlak ligt. F. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. F. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. G. Samenvatting 294 Nota van zienswijzen Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. – Op de verbeelding wordt ter plaatse van de opslag het bouwvlak aangepast. – In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” - In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 249 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens De Kuuper Holding B.V., Kuiperweg 11, 6037 NL Kelpen-Oler Bestemmingsplan Buitengebied 295 datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op grond van de planregels, artikel 3.2.1 mogen (bedrijfs)gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden. De aanvullende voorwaarden voor de situering van bedrijfsgebouwen zijn onvolledig voor eerder vergunde bebouwing. Verzocht wordt om de regels voor “bestaande bedrijfsgebouwen” aan te passen en ruimer te omschrijven, zodat de vergunde bebouwing niet in strijd is met het vast te stellen bestemmingsplan. A. Standpunt In de begripsomschrijving is ten aanzien van bestaande gebouwen bepaald dat vergunde gebouwen worden aangemerkt als bestaande gebouwen. Deze zijn dus toegestaan (zie planregel 1.28). B. Samenvatting Reeds in de inspraakreactie is verzocht het bouwvlak ter plaatse van de locatie Op de Stap 1a te Baexem aan te passen conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan (d.d. 23 maart 2012). In de reactie is door gemeente aangegeven dat het bedrijfsontwikkelingsplan nog niet is beoordeeld. Reclamant vindt het vervelend dat de beoordeling van het stuk na 1 jaar en 9 maanden nog altijd niet heeft plaatsgevonden. Inmiddels is er ook een omgevingsvergunning verleend voor de herinrichting van het bouwblok. Verzocht wordt het bouwvlak conform de omgevingsvergunning en het bedrijfsontwikkelingsplan aan te passen. B. Standpunt Het bedrijfsontwikkelingsplan is bekeken en akkoord bevonden. De locatie zal worden ingetekend in overeenstemming met het bedrijfsontwikkelingsplan, met dien verstande dat voor het waterbassin een specifieke aanduiding zal worden opgenomen. C. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. C. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. D. Samenvatting In artikel 48.2 is opgenomen dat de landschappelijke inpassing gereed moet zijn binnen 1 jaar nadat het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van een landschappelijk 296 Nota van zienswijzen inpassingsplan wordt privaatrechtelijk geregeld met de initiatiefnemer. Verzocht wordt om artikel 48.2 onder a. te schrappen of om een termijn van minimaal 2 jaar op te nemen. D. Standpunt De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2. E. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". E. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. F. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. F. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar. Bestemmingsplan Buitengebied 297 - De locatie zal worden ingetekend in overeenstemming met het bedrijfsontwikkelingsplan en er zal een specifieke functieaanduiding om de waterberging worden opgenomen. Zienswijze 250 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens De Kuuper Holding B.V., Kuiperweg 11, 6037 NL Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kuiperweg 9 en 11 te Kelpen-Oler niet is opgesplitst ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat er twee afzonderlijke bouwvlakken zouden komen. A. Standpunt De opmerking is niet terecht. In het ontwerp zijn reeds twee afzonderlijke bouwvlakken opgenomen. B. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. B. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". 298 Nota van zienswijzen C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 251 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Dhr. en mevr. Vrenken, Eind 1, 6088 NC Roggel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Momenteel is het agrarisch bedrijf aan Eind 1 te Roggel onderdeel van een loonwerkersbedrijf. Voor het omzetten naar een boomkwekerij loopt een planologische procedure. Reclamant verzoekt de gewenste situatie alvast op te nemen in het bestemmingsplan “Buitengebied”. A. Standpunt In de beantwoording van de inspraakreactie was reeds aangegeven dat gezien de voortgang van de procedure het gewijzigde bouwvlak niet kan worden meegenomen in de vaststelling van het bestemmingsplan. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te Bestemmingsplan Buitengebied 299 stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". Reclamant is voornemens nieuwe bebouwing te realiseren op een afstand van minder dan 10 meter tot de weg. Om strijdigheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden meer flexibiliteit op te nemen dat binnen 10 meter van de weg wel gebouwd mag worden. B. Standpunt Voor onderhavig geval is een individuele procedure opgestart, waarbij een afzonderlijke beoordeling plaatsvindt van de realisatie van bebouwing op een afstand van minder dan 10 meter tot de openbare weg. Omdat het niet wenselijk is dat het overal mogelijk wordt bebouwing op een afstand van minder dan 10 meter tot de weg te kunnen oprichten, wordt hiervoor geen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Er zal dus een afzonderlijke (buitenplanse) procedure met bijbehorende beoordeling voor dergelijke initiatieven gevolgd moeten worden. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 252 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M.C.A. Geelen – Verwielen, Beekstraat 12, 6013 RV Hunsel datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie aan de Beekstraat 12 te Hunsel is een paardenhouderij gelegen. Reclamant is voornemens nieuwe voorzieningen aan te leggen binnen het vigerend bouwvlak. In het ontwerpbestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen dat een forse verkleining van het vigerend bouwvlak betekent. Reclamant verzoekt om het vigerend bouwvlak op te nemen in de vaststelling van het bestemmingsplan “Buitengebied”. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat 300 Nota van zienswijzen bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 253 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Bloks Oler B.V., Grathemerweg 3, 6037 NP Kelpen-Oler datum reactie: 28 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden Bestemmingsplan Buitengebied 301 verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. C. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 254 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens A.P.M. Reijnders, Aan de Bergen 5, 6093 NV Heythuysen datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven 302 Nota van zienswijzen dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Reclamant verzoekt om het bouwvlak aan te passen tot aan de weg. A. Standpunt De opmerking is gedeeltelijk terecht. Het bouwvlak hoeft niet aangepast te worden. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 303 Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 255 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens H. Kurstjens, Reulisweg 18, 6093 PP Heythuysen datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat 304 Nota van zienswijzen objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden opgestald. Voor de omzetting van een niet-intensieve graasdierhouderij naar een intensieve graasdierhouderij is een wijzigingsprocedure noodzakelijk, waar een afwijkingsbevoegdheid beter lijkt wanneer het dieraantal niet toeneemt. Reclamant verzoekt de status “intensieve graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Reulisweg 18 en aanvullend de wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid. C. Standpunt Aan de locatie wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve graasdierhouderij' toegekend. De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet omgezet naar een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Reclamant verzoekt om het bouwvlak aan te passen tot aan de weg. D. Standpunt De opmerking is gedeeltelijk terecht. Het bouwvlak hoeft niet aangepast te worden. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve graasdierhouderij' opgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 256 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen Bestemmingsplan Buitengebied 305 namens maatschap Freyaldenhoven, Caluna 2 en 2a, 6093 PG Heythuysen datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Caluna 2 en 2a te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak overgenomen conform het bedrijfsontwikkelingsplan. Zienswijze 257 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Heldens-Klever, Scheidingsweg 1, 6011 SW Ell datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kuiperweg 4 te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform de wijzigingsprocedure. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en de wijzigingsprocedure aangepast. B. Samenvatting Op de gronden ten oosten van de Lindeweg te Grathem worden al jaren asperges geteeld, met diepe bodemberoering tot gevolg. In de beantwoording van de zienswijze geeft u aan dat: “het niet vanzelfsprekend is dat als de bodem diepgewoeld is, er geen archeologische vondsten aanwezig zijn”. Ten gevolge van het diepwoelen staat vast dat eventueel aanwezige archeologische resten niet meer 'in situ' aanwezig zijn. Reclamant verzoekt om de begrenzing van de archeologische waarde alsnog aan te passen. 306 Nota van zienswijzen B. Standpunt De opmerking is niet terecht. Aanpassing van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden kan alleen indien middels onderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van archeologische verwachtingswaarden. De begrenzing zal dan ook niet aangepast worden. C. Samenvatting Reclamant constateert dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen' voor de agrarische locaties niet is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding zou worden opgenomen op het perceel van de bessenstruiken. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen' wordt alsnog op de betreffende locatie opgenomen. D. Samenvatting Voor de gronden ten oosten van de Lindestraat is de aanduiding 'overig – openheid opgenomen. Uit de reactie op de inspraakreactie komt niet duidelijk naar voren of de aanplant van bessenstruiken, met een hoogte van circa 2 meter rechtstreeks is toegestaan. Verzocht wordt geen verzwaring van de mogelijkheden voor het aanbrengen van beplantingen op te leggen en duidelijk te maken dat bessenteelt is toegestaan binnen gebieden met de aanduiding 'openheid'. D. Standpunt In de beantwoording van de inspraakreactie is reeds aangegeven dat binnen de gebiedsaanduiding 'openheid' een afwijkingsmogelijkheid opgenomen is voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak overgenomen conform het wijzigingsplan. – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen. Zienswijze 258 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Broekman, Hosterstraat 5, 6012 RL Haler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 307 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het perceel Isidoorstraat 1a te Haler is bestemd als 'Wonen'. Op dit perceel is de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden = 3' opgenomen, terwijl er slechts één woning aanwezig is. Hiervoor is in het verleden een separate procedure doorlopen. Verzocht wordt om deze aanduiding van de verbeelding te verwijderen. A. Standpunt Binnen het vlak met de bestemming 'Wonen' is naast de woning Isidoorstraat 1a tevens Isidoorstraat 1b gelegen. Dit betekent dat binnen het bestemmingsvlak 2 woningen aanwezig zijn. Derhalve dient de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden = 2' te worden opgenomen in plaats van 3. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 3 gewijzigd in het aantal 2. Zienswijze 259 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Kiks B.V., Varenstraat 6, 6013 RT Hunsel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Varenstraat 14 te Hunsel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting Reclamant constateert dat de verdere uitbreiding van de recent gebouwde stal niet binnen het bouwvlak past. Reclamant verzoekt alsnog het bouwvlak aan te passen. B. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal worden aangepast aan de vergunde situatie. 308 Nota van zienswijzen C. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". Gezien de specifieke ontsluiting, ligging bedrijfswoning en ligging van de bedrijfsgebouwen is de invulling van het bouwvlak in alle gevallen strijdig met deze regeling. Gezien de specifieke situatie wordt verzocht hiervoor een uitzondering te maken, zodat toekomstige bouwplannen niet belemmerd worden door de opgenomen (bouw)regels. C. Standpunt Omdat het niet wenselijk is dat het overal mogelijk wordt bebouwing op een afstand van minder dan 10 meter tot de weg te kunnen oprichten, is hiervoor geen aparte binnenplanse afwijkingsbevoegdheid of bouwregel opgenomen. Er zal dus een afzonderlijke (buitenplanse) procedure met bijbehorende beoordeling voor dergelijke initiatieven gevolgd moeten worden. D. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". D. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. E. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. Bestemmingsplan Buitengebied 309 E. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. De vergunde situatie (uitbreiding stal) wordt gerespecteerd. Zienswijze 260 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens L.M.L. Linders, Paalweg 1, 6095 NH Baexem datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de Paalweg 1 te Baexem is verkleind ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast. Deze herbegrenzing doet echter geen recht aan de bestaande en verwachte situatie op deze locatie. Reclamant verzoekt om het bouwvlak enigszins te vergroten. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. 310 Nota van zienswijzen Zienswijze 261 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Orbon-Winters, Roorstraat 1, 6093 NG Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat geen aanduiding voor twee agrarische bedrijfswoningen ter plaatse van de locatie Roorstraat 1 te Heythuysen is opgenomen. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het dit zou gebeuren. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'maximum aantal wooneenheden ' met het aantal 2 wordt opgenomen op de verbeelding. B. Samenvatting In artikel 5.2.1 sub h. van de regels is opgenomen dat bestaande gebouwen voor de achtergevelrooilijn behouden en eventueel herbouwd mogen worden. Bij de herbouw is het echter niet toegestaan de afmetingen of locatie te wijzigen. De gebruiksmogelijkheden van dit deel van het bouwvlak worden hierdoor ernstig beperkt. B. Standpunt Herbouw in gelijke omvang/grootte en op dezelfde locatie is direct toegestaan, omdat de ruimtelijke impact van deze nieuwe bebouwing hetzelfde is als die van de bestaande bebouwing. Indien er een vergroting of verplaatsing plaatsvindt van bebouwing, verandert ook de ruimtelijke impact en kan niet langer sprake zijn van herbouw. Hierbij dient een ruimtelijke afweging gemaakt te worden, door middel van de opgenomen afwijkingsbevoegdheid (5.4.1.) voor bouwen tussen de voorgevelrooilijn en de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning, waarbij de stedenbouwkundige kwaliteit, beeldkwaliteit en de landschappelijke omgevingskwaliteit gewaarborgd moeten worden. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. C. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. C. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke Bestemmingsplan Buitengebied 311 verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. D. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". D. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. E. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. E. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. F. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. 312 Nota van zienswijzen Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. F. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2 opgenomen. Zienswijze 262 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M. Nouwen, Aan de Bergen 7, 6093 NW Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt Bestemmingsplan Buitengebied 313 voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Aan de Bergen 7 te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. Tevens ligt de vergunde koeienstal nu buiten het bouwvlak. C. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan. D. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. 314 Nota van zienswijzen D. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” E. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. E. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Bestemmingsplan Buitengebied 315 Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 263 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M. van den Boom, Eyckheuvels 1a, 6037 RC Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het perceel dat voor wonen wordt gebruikt op de locatie Eyckheuvels 1a te Kelpen-Oler is niet in zijn geheel als 'Wonen' bestemd. Reclamant verzoekt het perceelgedeelte dat feitelijk bij de woonbestemming hoort, ook daadwerkelijk als zodanig te bestemmen. A. Standpunt Vergroting van de bestemming 'Wonen' op de locatie kan een beperking opleveren voor de (agrarische) bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De woonbestemming, zoals opgenomen in het ontwerpplan wordt gehandhaafd. In het vigerend bestemmingsplan was sprake van een verbale regeling, die is vertaald naar een passende begrenzing van de woonbestemming. Conclusie De zienswijze is ongegrond. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 264 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens G.O. Zanderink , Katsberg 1a, 5768 RH Meijel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 316 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Boerderijweg 6 te Neer niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. B. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” C. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. C. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. D. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het Bestemmingsplan Buitengebied 317 bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". D. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. E. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. E. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de 318 Nota van zienswijzen regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. G. Samenvatting In artikel 48.2 is opgenomen dat de landschappelijke inpassing gereed moet zijn binnen 1 jaar nadat het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van een landschappelijk inpassingsplan wordt privaatrechtelijk geregeld met de initiatiefnemer. Verzocht wordt om artikel 48.2 onder a. te schrappen of om een termijn van minimaal 2 jaar op te nemen. G. Standpunt De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. – In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar. Zienswijze 265 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Van Ool Argo B.V., Oudenhofweg 6, 6095 NR Baexem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het Bestemmingsplan Buitengebied 319 bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Oudenhofweg 6 te Baexem niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. C. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. D. Samenvatting Reclamant constateert dat geen aanduiding 'intensieve veehouderij' ter plaatse van de locatie Oudenhofweg 6 is opgenomen. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het dit zou gebeuren. 320 Nota van zienswijzen D. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij ' wordt opgenomen op de verbeelding. E. Samenvatting Binnen het bouwvlak zijn twee woningen aanwezig. Deze zijn niet zo bestemd. Reclamant verzoekt een aanduiding op te nemen waarmee de twee woningen positief bestemd worden. E. Standpunt De opmerking is terecht. Er zal een aanduiding op de verbeelding worden opgenomen "maximum aantal wooneenheden = 2". F. Samenvatting Op de agrarische productiegronden ten noordenoosten van het bedrijf is gedeeltelijk een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de omzetting van de bestemming 'Agrarisch' naar 'Natuur'. Reclamant verzoekt om deze wijzigingsbevoegdheid op dit deel te schrappen. F. Standpunt Het gaat om een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de provinciale Ecologische hoofdstructuur. Hiervan hoeft en zal geen gebruik worden gemaakt zolang het perceel agrarisch in gebruik is. Het bestaande gebruik wordt hierdoor niet gefrustreerd. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Bestemmingsplan Buitengebied 321 Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2, wordt opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 266 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Van Ool Agro B.V., Oudenhofweg 6, 6095 NR Baexem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door 322 Nota van zienswijzen initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Op een deel van de locatie aan de Vestjeshoek 4 te Baexem is de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Deze aanduiding werkt beperkend en past niet binnen het beleid. Reclamant verzoekt de aanduiding op een groter deel van het bouwvlak te leggen. C. Standpunt Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied is het legale, feitelijke gebruik bestemd. De aanduiding is opgenomen ter plaatse van de als intensieve veehouderij in bedrijf zijnde stal. Gelet op de omliggende woonbestemmingen is uitbreiding van de aanduiding intensieve veehouderij niet aan de orde. D. Samenvatting Het bouwvlak aan de Vestjeshoek 4 is verkleind ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Reclamant verzoekt primair om het vigerende bouwvlak te handhaven of het bouwvlak te begrenzen van vorm te veranderen zodat deze past binnen de toekomstige ontwikkelingsplannen. D. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. E. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. E. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: Bestemmingsplan Buitengebied 323 “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” F. Samenvatting Volgens het reconstructieplan is in een extensiveringsgebied geen vergroting van het bouwvlak toegestaan, maar wel vormverandering. Vormverandering kan noodzakelijk zijn om het bedrijf aan te passen aan toekomstige wetgeving of welstandseisen. Reclamant verzoekt om bij een ligging in het extensiveringsgebied, vormverandering expliciet toe te staan. F. Standpunt Doelstelling binnen de extensiveringsgebieden is uiteindelijk afbouw van agrarische bedrijfsactiviteiten. Vormverandering ten behoeve van de bedrijfsontwikkeling draagt daar niet aan bij. Derhalve wordt dit niet toegestaan binnen het bestemmingsplan. Het is in het voorkomende geval wellicht mogelijk om maatwerk te leveren in het kader van een aparte procedure. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. 324 Nota van zienswijzen – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 267 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Kessels Dahlia, Heide 1b, 6088 PC Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 1b te Roggel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Het verkregen bouwvlak in de doorlopen individuele wijzigingsprocedure is niet ingetekend. Reclamant verzoekt derhalve het bouwvlak conform de individuele wijzigingsprocedure over te nemen in de vaststelling van het bestemmingsplan. A. Standpunt De locatie zal conform het wijzigingsplan voor de locatie worden ingetekend in het bestemmingsplan. Conclusie De zienswijze is gegrond. Wijzigingen in bestemmingplan De locatie zal conform het wijzigingsplan voor de locatie worden ingetekend in het bestemmingsplan. Zienswijze 268 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens J. Huijskens, Margerethastraat 52, 6014 AG Ittervoort datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie aan de Napoleonsweg 9a te Ittervoort is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. In het voorontwerp bestemmingsplan was het bouwvlak correct overgenomen. In het ontwerp bestemmingsplan is het bouwvlak echter verkleind. Reclamant verzoekt het bouwvlak conform bedrijfsontwikkelingsplan in te tekenen. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat Bestemmingsplan Buitengebied 325 bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. B. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 269 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M. Geelen, Kampstraat 8, 6011 RV Ell datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op een groot deel van de gronden aan de Kampstraat 8 heeft recent het ontwerp bestemmingsplan 'Kampstraat' ter inzage gelegen. Reclamant verwacht dat de bouwmogelijkheden uit dit plan overgenomen worden in het bestemmingsplan “Buitengebied”. Dit is momenteel niet het geval. Reclamant verzoekt deze gronden uit het bestemmingsplan te halen. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan verzoekt reclamant om de mogelijkheden qua situering van de bijgebouwen van de woningen aan de Kampstraat in overeenstemming te brengen met het bestemmingsplan 'Kampstraat'. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal worden aangepast conform het bestemmingsplan Kampstraat. 326 Nota van zienswijzen Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Het bestemmingsplan zal worden aangepast conform het bestemmingsplan Kampstraat. Zienswijze 270 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Stal Cuijpers, Heide 4a, 6088 PD Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. A. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. B. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. B. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” C. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke Bestemmingsplan Buitengebied 327 elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." C. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 271 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Breukers, Hoogstraat 53, 6011 RX Ell datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak aan de Hoogstraat 53 te Ell is aan de noordoostzijde te klein ingetekend en de aanwezige toegangswegen liggen niet binnen het bouwvlak. Reclamant verzoekt om de vreemde 328 Nota van zienswijzen hoek uit het bouwvlak te bestemmen als agrarisch bouwvlak, omdat deze hoek niet voldoet aan het beleid en in gebruik is ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering. A. Standpunt De opmerking is gedeeltelijk terecht. De toegangswegen worden alsnog binnen het bouwvlak opgenomen. Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. B. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. C. Samenvatting Op de gronden aan de van het bouwvlak is de gebiedsaanduiding 'overige zone - bufferzone 1' gelegen. Deze gebiedsaanduiding met bijbehorende regels zijn dermate onduidelijk dat deze onvoldoende rechtszekerheid bieden voor de betreffende grondeigenaren. Verzocht wordt deze gebiedsaanduiding te schrappen. C. Standpunt Rond bos- en natuurgebieden zijn deze bufferzones opgenomen, conform het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Roggel en Neer. Binnen deze zones zijn geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de nabijgelegen bos- of natuurgebieden voorkomende natuur- en landschapswaarden en activiteiten die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende natuur- of bosgebieden kunnen verstoren. Om deze reden mag binnen deze gebiedsaanduiding ook niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter. De bijbehorende bepalingen worden voldoende duidelijk geacht. Deze gebiedsaanduiding zal dan ook niet worden verwijderd. D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt Bestemmingsplan Buitengebied 329 de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding worden de toegangswegen in het bouwvlak opgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 272 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens T.H.M. Kranen, Hunnissenstraat 3, 6011 RG Ell datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de 330 Nota van zienswijzen bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. C. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie Bestemmingsplan Buitengebied 331 opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. D. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Hunnissenstraat 3 te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het vergunde mestbassin. D. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het vergunde mestbassin. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. 332 Nota van zienswijzen Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het vergunde mestbassin. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 273 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens J.P.H. Beenders, Graven 5, 6086 RA Neer datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. Bestemmingsplan Buitengebied 333 B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Graven 5 te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het vigerend bestemmingsplan. Reclamant verzoekt om de vormverandering van het bouwvlak aan de achterzijde toe te passen. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. E. Samenvatting In het ontwerp bestemmingsplan is opgenomen dat het niet is toegestaan om overige bouwwerken te realiseren voor de voorgevelrooilijn. Kadaverkoelingen liggen verplicht aan de openbare weg en kennen bouwwerken van 2 meter hoog, vaak ook ondergronds. Reclamant verzoekt om in de regels een uitzondering op te nemen voor kadaverbakken en kadaverkoelingen. E. Standpunt Enkel perceel- en erfafscheidingen mogen voor de voorgevelrooilijn worden opgericht. Het is niet de intentie van de gemeente om overige bouwwerken voor de voorgevelrooilijn toe te laten. F. Samenvatting In het ontwerp bestemmingsplan is opgenomen dat het niet is toegestaan om overige bouwwerken te realiseren voor de voorgevelrooilijn. Voor de bedrijfsvoering is het noodzakelijk dat er een weegbrug wordt gemaakt aan de zijde van de weg. Hier is enkel sprake van een minimale verhoging van de verharding. Reclamant verzoekt om een uitzondering op te nemen voor het niet bouwen voor de achtergevelrooilijn voor weegbruggen. 334 Nota van zienswijzen F. Standpunt Enkel perceel- en erfafscheidingen mogen voor de voorgevelrooilijn worden opgericht. Het is niet de intentie van de gemeente om overige bouwwerken voor de voorgevelrooilijn toe te laten. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 274 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Poeliersbedrijf Crins, Grote Laak 13a, 6088 NJ Roggel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Bestemmingsplan Buitengebied 335 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Grote Laak 13a te Roggel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan. Zienswijze 275 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens H. Korsten, Schaapsbrug 7, 6089 NB Heibloem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Voor de locatie aan de Schaapsbrug 7 te Heibloem heeft het voorste deel van het bouwvlak de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – paardentandarts'. Deze specifieke aanduiding past niet binnen de bestemming 'Agrarisch met Waarden – 4'. Reclamant verzoekt om de aanduiding te wijzigen in 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – 4 – paardentandarts'. A. Standpunt De naamgeving van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – paardentandarts' doet geen afbreuk aan de toegestane gebruiksmogelijkheden van een praktijk ten behoeve van een paardentandarts. De naamgeving van de functieaanduiding zal niet worden aangepast. B. Samenvatting De paardenbak gelegen aan de achterzijde is niet geheel opgenomen binnen het bouwvlak. Reclamant verzoekt de gehele paardenbak in het bouwvlak te leggen. B. Standpunt De opmerking is terecht. Een klein gedeelte van de paardenbak ligt buiten het bouwvlak. Het bouwvlak zal hierop aangepast worden. 336 Nota van zienswijzen C. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." C. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform de feitelijke situatie rond de paardenbak. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 276 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens P.H. van Nieuwenhoven, Heide 7, 6088 PC Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling Bestemmingsplan Buitengebied 337 waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 7 te Roggel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan aangepast. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om 338 Nota van zienswijzen onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. E. Samenvatting In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden opgestald. Reclamant verzoekt de status “intensieve graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Heide 7 en aanvullend de wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid. Tevens verzoekt reclamant deze aanduiding op te nemen in de beschrijving van alle agrarische bestemmingen. E. Standpunt Aan de locatie wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierhouderij' toegekend. De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet omgezet naar een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd. F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet Bestemmingsplan Buitengebied 339 nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierhouderij' opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 277 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens L.J. Bollen, Santforterstraat 1, 6014 RB Ittervoort datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een 340 Nota van zienswijzen verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak aan de Santforterstraat 1. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. E. Samenvatting Het bouwvlak aan de Santerforstraat 1 in Ittervoort is behoorlijk verkleind. Dit staat de realisatie van een nieuwe pluimveestal in de weg en kan leiden tot planschade. Reclamant verzoekt om het bouwvlak van het vigerende bestemmingsplan “Hunsel” op te nemen. E. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een Bestemmingsplan Buitengebied 341 bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 278 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen 342 Nota van zienswijzen namens maatschap Brouwers, Reijnderstraat 1, 6095 NJ Baexem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak aan de Parallelweg 13a te Baexem. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. Bestemmingsplan Buitengebied 343 C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. D. Samenvatting De individuele procedure die voor de locatie aan de Parallelweg 13a is doorlopen is niet goed overgenomen in het bestemmingsplan. De nieuw vergunde stal ligt niet binnen het bouwvlak en de groenstroken ten behoeve van de landschappelijke inpassing zijn niet correct overgenomen. Reclamant verzoekt de om individuele procedure correct over te nemen in het bestemmingsplan “Buitengebied”. D. Standpunt De locatie zal conform het wijzigingsplan voor de Parallelweg worden ingetekend in het bestemmingsplan. E. Samenvatting In artikel 48.2 is opgenomen dat de landschappelijke inpassing gereed moet zijn binnen 1 jaar nadat het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van een landschappelijk inpassingsplan wordt privaatrechtelijk geregeld met de initiatiefnemer. Verzocht wordt om artikel 48.2 onder a. te schrappen of om een termijn van minimaal 2 jaar op te nemen. E. Standpunt De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2. F. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. F. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” G. Samenvatting In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. 344 Nota van zienswijzen G. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;” Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd: “l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” H. Samenvatting Binnen de bestemmingen Bedrijf, Horeca, alle vormen van Recreatie, Maatschappelijk en WonenWoonwagenstandplaats geldt dat het verplaatsen van (bedrijfs)woningen en bebouwing binnen het gehele bouwvlak mogelijk is. Door het rechtstreeks mogelijk maken van verplaatsing van woningen kan dit een extra belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven. Verzocht wordt om in de genoemde bestemmingen op te nemen dat het niet mogelijk is om bebouwing binnen het bouwvlak rechtstreeks te verplaatsen, maar uitsluitend door middel van een afwijkingsbvoegdheid. Als voorwaarde geldt dat woningen alleen verplaatst kunnen worden in de richting van agrarische bedrijven als met onderzoeken is aangetoond dat er geen belemmeringen optreden voor de toekomstige bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven. H. Standpunt Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat enkel herbouw op dezelfde locatie is toegestaan. De afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen binnen de woonbestemming voor herbouw elders op het perceel, zal binnen de genoemde bestemming worden overgenomen. I. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. I. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de Bestemmingsplan Buitengebied 345 gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader van een bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus ook niet ten aanzien van de geurverordening. J. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." J. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. - De locatie zal conform het wijzigingsplan voor de Parallelweg worden ingetekend in het bestemmingsplan. - Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat enkel herbouw van een (bedrijfs)woning mogelijk is, enkel op dezelfde locatie is toegestaan. De afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen 346 Nota van zienswijzen binnen de woonbestemming voor herbouw elders op het perceel, zal binnen alle andere genoemde bestemmingen met (bedrijfs)woning worden overgenomen. – In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. – In de planregels wordt aan ARTIKELEN aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 279 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Bottenberg – Smeets, Moosterstraat 12, 6012 RC Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Moosterstraat 12 te Haler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. A. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak aan de Moosterstraat 12. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. Bestemmingsplan Buitengebied 347 B. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. 348 Nota van zienswijzen Zienswijze 280 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens J. van Dael, Weigeliastraat 19, 6011 RR Ell datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Ten behoeve van de gewenste toekomstige ontwikkelingen aan de Uffelsestraat 3 te Haler is het belang van behoud van het vigerend agrarisch bouwvlak in een bedrijfsontwikkelingsplan omschreven. Het voorste deel van het bouwvlak is echter niet geheel goed opgenomen in het bestemmingsplan. Reclamant verzoekt om het bouwvlak correct op te nemen en de vigerende rechten te respecteren. A. Standpunt De locatie zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan. B. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Uffelsestraat 3. In de beantwoording van de inspraakreactie is aangeven dat op grond van ingediende milieuvergunning geen sprake is van intensieve veehouderij. Deze vergunning doet niets af aan de bedrijfsvoering aangaande het houden van rundvee. Reclamant verzoekt alsnog de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen B. Standpunt De opmerking is niet terecht. In de inspraakreactie is reeds aangegeven dat volgens de milieumelding hier geen sprake is van een intensieve veehouderij. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt dan ook niet opgenomen. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 349 D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. F. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of 350 Nota van zienswijzen overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. F. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - De locatie zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Zienswijze 281 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens A. Dirks, Lochterstraat 3a, 6012 RD Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. A. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, Bestemmingsplan Buitengebied 351 betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." 352 Nota van zienswijzen D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 282 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Snijkers, Kuiperweg 1b, 6096 BN Grathem datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Kuiperweg 1b te Grathem. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. B. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden Bestemmingsplan Buitengebied 353 onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." B. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. 354 Nota van zienswijzen D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. E. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. F. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. Bestemmingsplan Buitengebied 355 F. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. G. Samenvatting Onduidelijk is om welke reden op de locatie Kuiperweg 1b te Grathem sprake is van een 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied'. Dit blijkt niet in overeenstemming met het POL. Reclamant verzoekt om deze gebiedsaanduiding ter hoogte van de bedrijfslocatie te schrappen. G. Standpunt De opmerking is niet terecht. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn overgenomen uit de Omgevingsverordening van de provincie Limburg. Hieruit blijkt dat ter plaatse een grondwaterbeschermingsgebied aanwezig is. Deze gebiedsaanduiding zal dan ook niet van de verbeelding worden geschrapt. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Zienswijze 283 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens VOF gebroeders Rietjens, Swartbroekstraat 2, 6011 RA Ell datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Swartbroekstraat 2 te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast. 356 Nota van zienswijzen B. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de bedrijfslocatie. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. B. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. C. Samenvatting In de huidige situatie zijn twee bedrijfswoningen aanwezig. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het aantal '2' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. C. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2 wordt opgenomen. D. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. D. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” E. Samenvatting In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. E. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;” Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd: Bestemmingsplan Buitengebied 357 “l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” F. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". F. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. G. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. G. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. H. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt 358 Nota van zienswijzen de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." H. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. I. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. I. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader Bestemmingsplan Buitengebied 359 van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het vigerend bestemmingsplan. – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2 opgenomen. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 284 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Orbon-Winters, Roorstraat 1, 6093 NG Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Kempisweg 1 te Kelpen-Oler. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om 360 Nota van zienswijzen onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. B. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. C. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. C. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. D. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". D. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. E. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Bestemmingsplan Buitengebied 361 Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. E. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 285 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Mts. Roost, Smidstraat 10, 6013 RX Hunsel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de Smidstraat 10 te Hunsel is een agrarisch bedrijf gevestigd. Via een doorlopen Wabo procedure is, ter realisatie van een nieuwe loods, een deel van de grond van het aangrenzend perceel Smidstraat 11 verworven. Verzocht wordt de begrenzing tussen de bestemming 'Wonen' en 'Agrarisch' aan te passen aan de hand van de doorlopen procedure. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De begrenzing van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' worden aangepast overeenkomstig het projectbesluit. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' aangepast conform het projectbesluit. 362 Nota van zienswijzen Zienswijze 286 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Mousset, Isidoorstraat 23a, 0 Hunsel datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Isidoorstraat 23a te Hunsel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak alleen kan worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. Echter gaat het hier om een reeds vergunde situatie. In dit geval is er dus geen sprake van een nieuwe planologische situatie. A. Standpunt Het vigerende bestemmingsplan zal worden overgenomen. Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het vigerend bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf, kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling van uitbreiding hierin mee te nemen, dient indiener voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. B. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 363 C. Samenvatting Op het bedrijf worden arbeidsmigranten gehuisvest. Enige tijd geleden is hier een afwijkingsprocedure voor gestart. Reclamant verzoekt om de huisvesting van arbeidsmigranten op deze locatie in het bestemmingsplan vast te leggen. C. Standpunt Voor de verleende vergunningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten wordt geen aanduiding op de verbeelding opgenomen, deze vergunningen worden gerespecteerd. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast. D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. E. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". 364 Nota van zienswijzen E. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. F. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. F. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 287 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Zorgboerderij de Meyseberg, Jacobusstraat 25, 6013 RK Hunsel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Jacobusstraat 25 te Hunsel niet correct is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. Aangezien geen bedrijfsontwikkelingsplan is ingediend maar wel een ruimtelijke procedure is doorlopen, gaat reclamant er van uit dat het bouwvlak aangepast wordt aan de hand van het doorlopen procedure. Bestemmingsplan Buitengebied 365 A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet correct is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform de ruimtelijke procedure aangepast. B. Samenvatting De gronden ten oosten van het agrarisch bouwvlak zijn in het ontwerp bestemmingsplan bestemd als 'Groen'. De bestemming 'Groen' is niet noodzakelijk voor de reeds gerealiseerde landschappelijk inpassing en brengt beperkingen met zich mee voor het agrarisch gebruik van deze gronden. Reclamant verzoekt de bestemming 'Groen' te vervangen door de bestemming 'Agrarisch'. B. Standpunt Voor de borging van de landschappelijke inpassing is een groenbestemming acceptabel. Een agrarische bestemming kan de landschappelijke inpassing teniet doen. C. Samenvatting Ten opzichte van het voorontwerp heeft een wijziging plaatsgevonden van het begrip 'zorgboerderij'. Hierbij is toegevoegd dat op deze locaties (ook) feesten en partijen zijn uitgesloten. Onduidelijk is waarom deze toevoeging zo specifiek is opgenomen bij dit type activiteiten en niet bij andere aanduidingen. Reclamant verzoekt de overbodige en willekeurige toevoeging 'feesten en partijen' binnen de begripsbepaling 1.140 te verwijderen. C. Standpunt De toevoeging is bewust opgenomen. Feesten en partijen horen niet thuis binnen de zorgactiviteiten ter plaatse van een zorgboerderij en in het buitengebied in het algemeen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan. Zienswijze 288 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens P.M.M. van Lier, Heide 2, 6093 PB Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt 366 Nota van zienswijzen voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Het bouwvlak op het adres Achter het Klooster 5a te Heythuysen is behoorlijk verkleind. De bedrijfssituatie uit het bedrijfsontwikkelingsplan is niet terug te vinden in het ontwerp bestemmingsplan. Reclamant constateert dat de inspraakreactie niet is bekeken en beoordeeld. Reclamant verzoekt om het bouwvlak uit het vigerende plan over te nemen in het nieuwe plan. C. Standpunt De opmerking is terecht. De locatie zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan. D. Samenvatting Westelijk van het bedrijf heeft een strook landbouwgrond de bestemming 'Natuur' gekregen. Deze bestemming is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie ter plekke. Reclamant verzoekt om voor deze gronden de bestemming 'Agrarisch' op te nemen. D. Standpunt De situatie zal worden aangepast conform de werkelijke situatie in het veld. Bestemmingsplan Buitengebied 367 E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan (huidige situatie). – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 289 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens B. Aendekerk, Isidoorstraat 22, 6012 RE Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Isidoorstraat 22 te Haler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien 368 Nota van zienswijzen de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. De ruimtelijke onderbouwing met onderzoeken is inmiddels aangeleverd. Verzocht wordt om de in de ruimtelijke onderbouwing gewenste planologische situatie over te nemen in de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied' A. Standpunt De opmerking is terecht. De ontwikkeling zal worden meegenomen conform de stukken behorende bij de ruimtelijke onderbouwing. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". Het bouwvlak aan de Isidoorstraat 22 wordt doorsneden door een openbare weg. Deze regeling kan leiden tot beperking van de ontwikkelings- en bouwmogelijkheden van het bedrijf, omdat dit zou betekenen dat een strook van 10 meter aan beide zijden van de weg vrij van bebouwing gehouden dient te worden. Verzocht wordt om voor deze locatie af te wijken van het verbod en op te nemen dat binnen 10 meter van de weg wel gebouwd mag worden. B. Standpunt Gelet op de stedenbouwkundige uitgangspunten van het bestemmingsplan, zal geen afwijkende regeling worden opgenomen. Eventuele bestaande bebouwing die binnen deze zone valt, mag worden behouden en herbouwd op deze locatie. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Bestemmingsplan Buitengebied 369 Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - De ontwikkeling zal worden meegenomen conform de stukken behorende bij de ruimtelijke onderbouwing. Zienswijze 290 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens P.M.A. Verheggen, Ensebroekerweg 2, 6037 NV Kelpen-Oler datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. 370 Nota van zienswijzen B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Ensebroekerweg 2, 2a te Kelpen-Oler, terwijl dit toch duidelijk een intensieve veehouderij betreft. Reclamant verzoekt om alsnog de aanduiding 'intensieve veehouderij' aan te geven op deze locatie. C. Standpunt De opmerking is niet terecht. De vergunde hoeveelheid vleesstieren rechtvaardigt niet de aanduiding intensieve veehouderij. D. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve graasdierhouderij' ontbreekt in het bouwvlak. Reclamant verzoekt de aanduiding 'intensieve graasdierhouderij' toe te kennen voor de locatie Ensebroekerweg 2, 2a en aanvullend de wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid. Tevens verzoekt reclamant deze aanduiding op te nemen in de beschrijving van alle agrarische bestemmingen. D. Standpunt De opmerking is niet terecht. De vergunde hoeveelheid vleesstieren rechtvaardigt niet de aanduiding intensieve graasdierhouderij. E. Samenvatting Het bouwvlak is te klein ingetekend. De recentelijk vergunde en gebouwde stal en de sleufsilo's liggen buiten het bouwvlak. Reclamant verzoekt het bouwvlak op te nemen, zoals is opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied 1999' van de voormalige gemeente Heythuysen. E. Standpunt Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend, is het bouwvlak strak om de bestaande bebouwing getekend. Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden. Dit kan eventueel nog in het reparatie- Bestemmingsplan Buitengebied 371 en veegplan plaatsvinden. Vooralsnog zal het feitelijk gebruik worden bestemd. De recentelijke vergunde activiteiten zullen hierin wel worden meegenomen (de nieuwe bebouwing). F. Samenvatting Binnen het bouwvlak van de Ensebroekerweg 2, 2a zijn twee bedrijfswoningen vergund en aanwezig. Reclamant verzoekt om de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden – 2' op te nemen. F. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 2" zal op de verbeelding worden opgenomen. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform de feitelijke en vergunde situatie. – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2, opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. 372 Nota van zienswijzen Zienswijze 291 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Dhr. Timmermans, Heide 6, 6093 PB Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het bouwvlak aan de Heide 6 te Heythuysen is te klein ingetekend en bijna gehalveerd ten opzichte van het vigerende plan. Een deel van de aanwezige bebouwing en de aanwezige toegangsweg liggen niet binnen het bouwvlak. Reclamant verzoekt om het bestaande bouwvlak uit het vigerende bestemmingsplan te herstellen. A. Standpunt De opmerking is gedeeltelijk terecht. Het bouwvlak wordt alsnog conform de feitelijke in gebruik zijnde situatie aangepast. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. B. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. C. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." Bestemmingsplan Buitengebied 373 C. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak ten aanzien van de feitelijke situatie aangepast. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 292 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens L.M. van Lier, Meijelseweg 18a, 6089 ND Heibloem datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". 374 Nota van zienswijzen A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. C. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening Bestemmingsplan Buitengebied 375 gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. D. Samenvatting Op de gronden zijn de gebiedsaanduidingen 'overige zone - bufferzone 1' en 'overige zone – bufferzone 2' gelegen. Deze gebiedsaanduidingen met bijbehorende regels zijn dermate onduidelijk dat deze onvoldoende rechtszekerheid bieden voor de betreffende grondeigenaren. Verzocht wordt deze gebiedsaanduidingen te schrappen. D. Standpunt Rond bos- en natuurgebieden zijn deze bufferzones opgenomen, conform het vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Roggel en Neer. Binnen deze zones zijn geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de nabijgelegen bos- of natuurgebieden voorkomende natuur- en landschapswaarden en activiteiten die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende natuur- of bosgebieden kunnen verstoren. Om deze reden mag binnen deze gebiedsaanduiding ook niet worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter. De bijbehorende bepalingen worden voldoende duidelijk geacht. Deze gebiedsaanduidingen zullen dan ook niet worden verwijderd. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om 376 Nota van zienswijzen misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 293 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Stemkens- Lempens, Dries 28, 6086 AW Neer datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door Bestemmingsplan Buitengebied 377 initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting De aanduiding die op de verbeelding is opgenomen voor de teeltondersteunende voorzieningen die op het perceel ten oosten van Dries 28 te Neer aanwezig en vergund zijn, is niet correct. De opgenomen aanduiding is voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terwijl permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn vergund. Reclamant verzoekt om de correcte aanduiding op te nemen, of de regels zo aan te passen dat ter plaatse permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan. C. Standpunt In de huidige situatie is sprake van onbebouwd bouwblok. De aanduiding permanente teeltondersteunende voorzieningen is dan ook terecht. D. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. D. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." 378 Nota van zienswijzen E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - De aanduiding permanente teeltondersteunende voorzieningen zal worden opgenomen. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 294 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens J. Frenken, Tamboerenstraat 1, 6088 CN Roggel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". Bestemmingsplan Buitengebied 379 A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting "Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. " C. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening 380 Nota van zienswijzen gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. D. Samenvatting Niet alle aanwezige gebouwen aan de Tamboerenstraat 1 te Roggel zijn gelegen binnen het bouwvlak. Gebleken is dat deze gebouwen ook in het vorige bestemmingsplan “Roggel en Neer”, reeds buiten het begrensde bouwvlak waren getekend. Omdat de bebouwing niet opnieuw onder het overgangsrecht kan vallen, verzoekt reclamant om de bebouwing op te nemen in het bouwvlak van het vast te stellen bestemmingsplan “Buitengebied”. D. Standpunt De betreffende stallen zijn thans opgenomen als solitaire stalruimten. Deze zijn dan ook bestemd in dit bestemmingsplan en derhalve niet onder het overgangsrecht gebracht. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 381 Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 295 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Mousset Container Service B.V., Isidoorstraat 2, 6012 RE Haler datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Het voorgestelde bouwvlak in het ontwerp bestemmingsplan voor het bedrijf aan de Isidoorstraat 2 te Haler is in het geheel niet goed opgenomen. In het bedrijfsontwikkelingsplan is de inrichting van het bouwvlak opgenomen. Reclamant is in overleg met de gemeente over de toekomst van het bedrijf. Tevens conflicteert de voorgestelde vormverandering van het bouwvlak met het vigerend bouwvlak en de noodzakelijke ontwikkelingsmogelijkheden en het zorgvuldigheidsbeginsel. Reclamant verzoekt nogmaals om de gewenste ontwikkelingen in het bestemmingsplan te verwerken. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Het bedrijf is voornemens te verplaatsen. Om die reden wordt geen aanpassing van het bouwvlak, zoals in het ontwerp opgenomen, aangebracht. B. Samenvatting Reclamant verzoekt om de aanduiding 'overige zone – oud bouwland' van het gedeelte van het bouwkavel, waar het bouwvlak gecorrigeerd dient te worden, te schrappen. De aanduiding mag niet zorgen voor een beperking van de gewenste ontwikkelingen op het bouwvlak. B. Standpunt De mogelijkheid voor het uitbreiden van het bouwvlak gaat hier niet op. Zoals ook al bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven, is de aanduiding 'overige zone – oud bouwland' is overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan en dient behouden te blijven. Deze elementen zijn belangrijk voor het landschap en de dieren. De mogelijkheid voor het uitbreiden van het bouwvlak gaat hier niet op. Derhalve wordt niet ingegaan op het verzoek. C. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden 382 Nota van zienswijzen onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." C. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. D. Samenvatting Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de Geurverordening. Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. D. Standpunt In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader Bestemmingsplan Buitengebied 383 van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening. E. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. E. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 296 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap van Heur, Kelperweg 22, 6037 RM Kelpen-Oler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kelperweg 22 te Kelpen-Oler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, 384 Nota van zienswijzen betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." Bestemmingsplan Buitengebied 385 D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. E. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. E. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” F. Samenvatting In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. F. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;” Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd: “l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” G. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 386 Nota van zienswijzen 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. G. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 297 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M. Nouwen, Aan de Bergen 4, 6093 NX Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". Bestemmingsplan Buitengebied 387 A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Aan de Bergen 4 te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. C. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. D. Samenvatting Het bedrijf op de locatie Aan de Bergen 4 voldoet aan de definitie van een 'intensieve veehouderij'. In het voorontwerp bestemmingsplan was deze aanduiding ook opgenomen. In het ontwerp bestemmingsplan is deze aanduiding onterecht verwijderd. Reclamant verzoekt de functieaanduiding 'intensieve veehouderij' weer op te nemen. D. Standpunt De opmerking is niet terecht. De aanduiding intensieve veehouderij is nog steeds op het perceel aanwezig. 388 Nota van zienswijzen E. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. E. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” F. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." F. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Bestemmingsplan Buitengebied 389 – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 298 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Claessens-van Dael, Scheidingsweg 9, 6011 SW Ell datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Scheidingsweg 9 te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. A. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de bedrijfslocatie. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. B. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". 390 Nota van zienswijzen C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet Bestemmingsplan Buitengebied 391 nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. F. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. F. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 299 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens P. Geenen, Brumholt 13, 6086 PV Neer datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In het ontwerp bestemmingsplan “Buitengebied” is de locatie Brumholt 13 te Neer bestemd als 'Wonen'. Op deze locatie zijn twee woningen aanwezig. Reclamant verzoekt om de aanduiding '2' op te nemen. A. Standpunt Het is de gemeente niet bekend dat hier woningsplitsing heeft plaatsgevonden of dat een tweede woning mocht worden gebouwd. Ook op grond van het vigerende bestemmingsplan is sprake van één woning ter plaatse. De opmerking is dan ook niet terecht. 392 Nota van zienswijzen Conclusie De zienswijze is niet gegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Niet van toepassing. Zienswijze 300 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens H. Winters, Hulmusweg 4, 6012 RP Haler datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Hulmusweg 4 te Haler niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting Voor de aanwezige rundveetak is de aanduiding 'intensieve veehouderij' noodzakelijk. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding niet noodzakelijk is vanwege de omvang van de rundveetak. In de begripsbepalingen is echter niets opgenomen als voorwaarde ten aanzien van een benodigde omvang. Reclamant verzoekt alsnog de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen. B. Standpunt Het ter plaatse aanwezige vee rechtvaardigt niet de aanduiding intensieve veehouderij in de zin van de begripsbepalingen uit het bestemmingsplan. Het bedrijf voldoet voorts niet aan de voorwaarde voor intensieve graasdierhouderij (200 dieren). Derhalve wordt geen aanduiding van dergelijke aard opgenomen. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de Bestemmingsplan Buitengebied 393 bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: "...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied." Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: "...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden". D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de 394 Nota van zienswijzen kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 301 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens A. Dirks, Lochterstraat 3a, 6012 RD Haler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Eikesstraat 55 te Hunsel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast. B. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de bedrijfslocatie. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. B. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. C. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige Bestemmingsplan Buitengebied 395 (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. C. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” D. Samenvatting In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. D. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;” Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd: “l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” E. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". E. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. F. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een 396 Nota van zienswijzen verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. F. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan. – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 397 – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 302 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Baetsen, Heideweg 12, 6037 NZ Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Conform de plansystematiek van de Wet Plattelandswoningen verzoekt reclamant de bedrijfswoning op de locatie Grathemerweg 19 te Kelpen-Oler als plattelandswoning te bestemmen. Het betreft immers een woning die qua gebruik is afgesplitst van de bedrijfsvoering op deze locatie. A. Standpunt De opmerking is terecht. Voor de woning op de locatie Grathemerweg 19 zal de aanduiding plattelandswoning worden opgenomen. B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van 398 Nota van zienswijzen een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. D. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." D. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Voor de woning op de locatie Grathemerweg 19 zal de aanduiding plattelandswoning worden opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 399 – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 303 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Rutten-Knoops, Heide 13, 6093 PA Heythuysen datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 13 te Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan aangepast. B. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." B. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. 400 Nota van zienswijzen C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. E. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: Bestemmingsplan Buitengebied 401 “d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van omwonenden; e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” F. Samenvatting In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden. F. Standpunt Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden: “g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;” Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd: “l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.” G. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. G. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. – In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. - In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd. Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven. 402 Nota van zienswijzen - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 304 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Baetsen, Heideweg 12, 6037 NZ Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Gezien de bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten op de locatie aan de Heideweg 12 te KelpenOler is de aanduiding 'intensieve veehouderij' benodigd. Reclamant verzoekt deze aanduiding op het bouwvlak op te nemen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Op de locatie zal alsnog de aanduiding intensieve veehouderij worden opgenomen. B. Samenvatting In artikel 48.2 is opgenomen dat de landschappelijke inpassing gereed moet zijn binnen 1 jaar nadat het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van een landschappelijk inpassingsplan wordt privaatrechtelijk geregeld met de initiatiefnemer. Verzocht wordt om artikel 48.2 onder a. te schrappen of om een termijn van minimaal 2 jaar op te nemen. B. Standpunt De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. Bestemmingsplan Buitengebied 403 D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. 404 Nota van zienswijzen Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. – In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 305 Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens C.H.J. van Lier, Grote Laak 5a, 6088 NJ Roggel datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie aan de Grote Laak 5a en Grote Laak 5b te Roggel liggen twee woningen. Deze woningen zijn opgenomen in het bestemmingsvlak 'Wonen' met ook nog woningen van derden. Reclamant verzoekt om een apart bestemmingsvlak 'Wonen' op te nemen met daarop een maatvoering dat er twee woningen zijn toegestaan. A. Standpunt Ter plaatse is niet aangegeven hoeveel woningen binnen het bestemmingsvlak aanwezig mogen zijn. Er zal een aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 3" worden opgenomen, in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan. B. Samenvatting Aan de noordwestzijde van het bestemmingsvlak is de grens van het vlak zodanig ingetekend dat niet alle aanwezige bebouwing binnen het bestemmingsvlak valt. Reclamant verzoekt de noordwestelijke grens met 10 meter te verschuiven. B. Standpunt De opmerking is terecht. De belijning van het bestemmingsvlak zal worden verplaatst, zodat de bestaande bebouwing in de noordwestelijke hoek hierbinnen zal komen te vallen. Conclusie De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Er zal een aanduiding “maximum aantal wooneenheden = 3” worden opgenomen, in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan.. - De belijning van het bestemmingsvlak zal worden verplaatst, zodat de bestaande bebouwing in de noordwestelijke hoek hierbinnen zal komen te vallen. Bestemmingsplan Buitengebied 405 Zienswijze 306 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Creemers, Rijksweg Zuid 9, 6037 RD Kelpen-Oler datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie aan de Rijksweg Zuid 9 te Kelpen-Oler ligt een bouwvlak ten behoeve van een melkveehouderij. Aan de noordzijde is een deel van de bestaande verharding niet opgenomen in het bouwvlak. Reclamant verzoekt het bouwvlak in het vastgesteld bestemmingsplan correct op te nemen. A. Standpunt De intekening aan de noordzijde van de locatie is iets verschoven naar de westzijde. Dit wordt gecorrigeerd zodat de bestaande verhardingen binnen het bouwvlak komen te liggen. B. Samenvatting Reclamant wil in het verlengde van de bestaande schuur nog graag een opslagruimte realiseren. B. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan De intekening aan de noordzijde van de locatie is iets verschoven naar de westzijde. Dit wordt gecorrigeerd zodat de bestaande verhardingen binnen het bouwvlak komen te liggen. Zienswijze 307 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens J. Custers en C. Custers-Camp, Smidstraat 1, 6013 RX Hunsel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 406 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Smidstraat 1 te Hunsel niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt Er is geen bedrijfsontwikkelingsplan ontvangen. Het bouwvlak is conform de uitgangspunten bij het bestemmingsplan buitengebied ingetekend conform het huidige gebruik. Het bouwvlak blijft dan ook gehandhaafd. B. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." B. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 308 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen Bestemmingsplan Buitengebied 407 namens Jori Heythuysen B.V., Aan de Bergen 23, 6093 NW Heythuysen datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Gezien de bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten op de locatie aan de Hollander 1 te Heythuysen is de aanduiding 'intensieve veehouderij' benodigd. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat vernoemde vergunning niet terecht is en derhalve de aanduiding niet opgenomen zal worden. Reclamant gaat er van uit dat bij de vergunningverlening een zorgvuldige belangenafweging heeft plaats gevonden. Ter voorkoming van strijdigheid met de rechtszekerheiden zorgvuldigheidsbeginsel, verzoekt reclamant de aanduiding 'intensieve veehouderij' alsnog op het bouwvlak op te nemen. A. Standpunt De milieuvergunning is destijds inderdaad ten onrechte verleend. In het bestemmingsplan is voorts nooit intensieve veehouderij mogelijk gemaakt. Het gemeentelijke en provinciale beleid staat dit ook niet toe. B. Samenvatting Ten behoeve van de bestaande en gewenste ontwikkelingen op de locatie is het van belang het vigerend agrarisch bouwvlak te behouden. Reclamant verzoekt het bouwvlak in het vastgesteld bestemmingsplan correct op te nemen. B. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". 408 Nota van zienswijzen C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet Bestemmingsplan Buitengebied 409 nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 309 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens M.T.J. Smeets, Smidstraat 8, 6013 RX Hunsel datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie aan de Smidstraat 8 te Hunsel staat een vergunde loods. Deze loods ligt in het ontwerp bestemmingsplan buiten het bouwvlak. Reclamant verzoekt om het bouwvlak zo op te nemen, dat de vergunde loods binnen het bouwvlak komt te liggen. A. Standpunt De opmerking is terecht. Het bouwvlak is iets te strak om de bestaande bebouwing getrokken, waardoor een deel van de bestaande loods erbuiten valt. Dit zal in het bestemmingsplan gecorrigeerd worden. B. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." B. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 410 Nota van zienswijzen landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. - Het bouwvlak is iets te strak om de bestaande bebouwing getrokken, waardoor een deel van de bestaande loods erbuiten valt. Dit zal in het bestemmingsplan gecorrigeerd worden. Zienswijze 310 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens P. Brouwers, Heerbaan 5, 6092 NB Leveroy datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Een gedeelte van de agrarische gronden aan de Veestraat ongenummerd te Baexem heeft de bestemming 'Natuur' gekregen. Deze bestemming is niet in overeenstemming met het feitelijke gebruik ter plekke. Reclamant verzoekt om voor deze gronden de bestemming 'Agrarisch' op te nemen. A. Standpunt Het gaat om het perceel kadastraal bekend als gemeente Heythuysen, sectie M, nummer 248. In de noordwestzijde van dit perceel is een bosje aanwezig. Hiervoor zal de natuurbestemming behouden blijven. Voor het overige deel van het perceel zal de agrarische bestemming worden opgenomen. B. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." Bestemmingsplan Buitengebied 411 B. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - In de noordwestzijde van dit perceel is een bosje aanwezig. Hiervoor zal de natuurbestemming behouden blijven. Voor het overige deel van het perceel zal de agrarische bestemming worden opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 311 Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens F.J.J.M. Rietjens, Castertstraat 1a, 6011 SL Ell datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Casterstraat 1a te Ell niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak alleen kan worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. Deze noodzakelijke ruimtelijke onderbouwing heeft reclamant doen besluiten het bedrijfsontwikkelingsplan aan te passen op het vigerend bouwvlak. Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen aan de hand van het nieuwe bedrijfsontwikkelingsplan. A. Standpunt De opmerking is correct. Het bedrijfsontwikkelingsplan is inmiddels beoordeeld en akkoord bevonden. Het bouwvlak wordt conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan ingetekend (kleine uitbreiding achterkant perceel). 412 Nota van zienswijzen B. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". B. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. C. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. C. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Het bedrijfsontwikkelingsplan is inmiddels beoordeeld. Het bouwvlak wordt conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan ingetekend. Zienswijze 312 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen Bestemmingsplan Buitengebied 413 namens De Waog, biologische tuinderij vof, Dijk 2, 6086 AM Neer datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Op de locatie aan de Dijk 2 te Neer is een, in zijn soort unieke, biologische boerderijwinkel gelegen. Door strengere eisen gesteld door de Voedsel en Waren Autoriteit aan de verkoop en het opslaan van producten. Hierdoor is een grotere bedrijfsvloeroppervlakte nodig. Reclamant verzoekt om voor de boerderijwinkel een bedrijfsvloeroppervlakte van 120 m2 op te nemen in de regels en tevens een specifieke aanduiding op te nemen voor de biologische boerderijwinkel. A. Standpunt Ter plaatse zal de aanduiding "boerderijwinkel" op de verbeelding en in de planregels worden opgenomen, ter grootte van 120 m2. B. Samenvatting De boerderijwinkel heeft een kleine zitgelegenheid in de winkel. In de regels staat omschreven dat de nevenactiviteiten plaats moeten vinden in het hoofdgebouw. Reclamant gaat er vanuit dat kleinschalige horeca ook is toegestaan in de loods, waar de winkel is vergund. Anders verzoekt reclamant om in de regels op te nemen voor deze locatie, dat de boerderijwinkel zich in een bijgebouw bevindt. B. Standpunt De betreffende loods voldoet aan de begripsomschrijving van "hoofdgebouw" als opgenomen in de begripsbepalingen. In de betreffende loods mag dan ook als ondergeschikte nevenactiviteit kleinschalige horeca plaatsvinden. C. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." C. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - 414 Nota van zienswijzen landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Ter plaatse zal de aanduiding “boerderijwinkel” op de verbeelding worden opgenomen ter grootte van 120 m2 en in de planregels (bestemmingsomschrijving) worden opgenomen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 313 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Sillekens landbouwbeheer B.V., Hollander 11, 6093 PC Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". A. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. B. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Bestemmingsplan Buitengebied 415 Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. B. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. C. Samenvatting Het bouwvlak op de locatie Hollander 11 te Heythuysen is in het ontwerp bestemmingsplan met ruim 2000 m2 verkleind ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Dit staat de geplande uitbreiding van de bebouwing in de weg. Reclamant verzoekt het vigerende bouwvlak te handhaven. C. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. D. Samenvatting Het verkleinen van het bouwvlak is niet beschreven in de financiële paragraaf en het exploitatieplan. Het ontbreken van deze onderdelen kan zorgen voor een niet financieel haalbaar bestemmingsplan. D. Standpunt Niet wordt ingezien waarom het bestemmingsplan niet financieel haalbaar zou zijn. Er is gekozen voor een bouwvlak op maat - benadering, conform gemeentelijk en provinciaal beleid. E. Samenvatting In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden opgestald. Voor de omzetting van een niet-intensieve graasdierhouderij naar een intensieve graasdierhouderij is een wijzigingsprocedure noodzakelijk, waar een afwijkingsbevoegdheid beter lijkt wanneer het dieraantal niet toeneemt. Reclamant verzoekt de status “intensieve graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Hollander 11 en aanvullend de wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid. E. Standpunt Aan de locatie wordt geen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierhouderij' toegekend. Dat blijkt uit de vergunde dieraantallen. De in het bestemmingsplan opgenomen 416 Nota van zienswijzen wijzigingsbevoegdheid wordt voorts niet omgezet naar een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd. F. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. F. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. G. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." G. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. H. Samenvatting Momenteel vindt er een herverdeling plaats in het natuurgebied Sarsven & De Banen en een herbegrenzing van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) ter plaatse. Reclamant verzoekt om in te Bestemmingsplan Buitengebied 417 gaan op de veranderingen die spelen rondom de herverdeling van de EHS en dit op te nemen in de MER die bij het bestemmingsplan Buitengebied hoort. H. Standpunt Voor de betreffende werkzaamheden in het kader van de herverdeling Sarsven & De Banen is een aparte procedure gevolgd (herschikking gronden). Het merendeel van dit project vindt plaats in de gemeente Nederweert. Voor de betreffende gronden gelegen in de gemeente Leudal, ziet dit voornamelijk op de herschikking van enkele kleinere watergangen, wat binnen de bestaande bestemmingen plaats mag vinden. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 314 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens P.M.M. van Lier, Heide 2, 6093 PB Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De locatie aan de Heide 2 te Heythuysen heeft de bestemming 'Wonen'. Een deel dat feitelijk in gebruik is als wonen is niet als dusdanig bestemd. Reclamant verzoekt een grotere bestemming 'Wonen' op te nemen, zodat de gehele tuin met bijgebouwen in deze bestemming worden opgenomen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De tuin is groter dan ingetekend op de verbeelding. Dit zal worden aangepast in het definitieve bestemmingsplan. B. Samenvatting In de directe omgeving van deze locatie zijn een tweetal recreatieve objecten gelegen. Door ook Heide 2 als dusdanig te bestemmen, sluiten deze gebieden aan en ontstaat een goede ruimtelijke eenheid. Reclamant verzoekt om het perceel mede te bestemmen tot 'Verblijfsrecreatie' met een bebouwingspercentage van 15%. B. Standpunt Deze gewenste ontwikkeling is nieuw en niet eerder onderbouwd. Dit kan dan ook niet zonder meer als nieuwe ontwikkeling worden meegenomen in dit bestemmingsplan. 418 Nota van zienswijzen Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - Op de verbeelding wordt de bestemming 'Wonen' aangepast conform het feitelijk gebruik. Zienswijze 315 Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Jori Heythuysen B.V., Aan de Bergen 23, 6093 NW Heythuysen datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting Ten behoeve van de bestaande en gewenste ontwikkelingen op de locatie is het van belang het vigerend agrarisch bouwvlak te behouden. Reclamant verzoekt het bouwvlak in het vastgesteld bestemmingsplan correct op te nemen. A. Standpunt Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. B. Samenvatting Gezien de bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten op de locatie aan de Hollander 1a te Heythuysen is de aanduiding 'intensieve veehouderij' benodigd. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat vernoemde vergunning niet terecht is en derhalve de aanduiding niet opgenomen zal worden. Reclamant gaat er van uit dat bij de vergunningverlening een zorgvuldige belangenafweging heeft plaats gevonden. Ter voorkoming van strijdigheid met de rechtszekerheid- en zorgvuldigheidsbeginsel, verzoekt reclamant de aanduiding 'intensieve veehouderij' alsnog op het bouwvlak op te nemen. B. Standpunt De opmerking is terecht. De aanduiding intensieve veehouderij zal worden opgenomen op de locatie Hollander 1a te Heythuysen. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, Bestemmingsplan Buitengebied 419 betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. E. Samenvatting Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'. Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...." 420 Nota van zienswijzen E. Standpunt Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te passen. F. Samenvatting De aanwezige goothoogte van de bedrijfsgebouwen is reeds hoger dan de opgenomen maatvoering van 7,2 meter. Het betreft een afwijking van gemiddeld 17 centimeter. Reclamant verzoekt de minimale overschrijding positief te bestemmen. F. Standpunt In artikel 47.3.1 is reeds bepaald dat indien afstanden tot en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die legaal gebouwd zijn, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan voorgeschreven in de verschillende artikelen, deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. De goothoogte staat in dit artikel echter nog niet specifiek genoemd. Voor de betreffende bouwhoogteoverschrijding wordt thans een separaat traject gevolgd. Het bestemmingsplan zal dit traject niet doorkruisen. G. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. G. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. H. Samenvatting Reclamant wil voor de volledigheid het volgende onder de aandacht brengen. Op korte termijn wordt er een principeverzoek ingediend met de aanvraag om een standpunt in te nemen aangaande aanpassing van het bestemmingsplan. Dit principeverzoek heeft met name betrekking op het Bestemmingsplan Buitengebied 421 verplaatsen van het bouwvlak teneinde luchtwassers aan de achterzijde van de stallen te realiseren en de realisatie van een loods. Het is van belang dat het bouwvlak in het vastgesteld bestemmingsplan correct wordt opgenomen. H. Standpunt Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan - De opmerking is terecht. De aanduiding intensieve veehouderij zal worden opgenomen op de locatie Hollander 1a te Heythuysen. – In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd. Zienswijze 316 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Maatschap Adams, Weverstraat 17, 6013 RA Hunsel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Venderstraat 5 te Haler. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. B. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling 422 Nota van zienswijzen van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. B. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. C. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". C. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. D. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. D. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Bestemmingsplan Buitengebied 423 Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Zienswijze 317 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens maatschap Adams, Weverstraat 17, 6013 RA Hunsel datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Kapittelstraat 1-3 te Haler. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen. A. Standpunt De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen op de verbeelding. B. Samenvatting In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden. B. Standpunt De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”. C. Samenvatting In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere verspreiding van stoffen te bereiken. 424 Nota van zienswijzen C. Standpunt Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op aangepast. D. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt, betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren". D. Standpunt De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast. E. Samenvatting Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.” Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-gebieden”. E. Standpunt De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura 2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan – Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen. Bestemmingsplan Buitengebied 425 - In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.” Zienswijze 318 Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens Mevr. Hohenwalt – Derks, Grathemerweg 13, 6037 NP Kelpen-Oler datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 Behandeling zienswijze A. Samenvatting De locatie aan de Grathemerweg 20 is in het ontwerp bestemmingsplan bestemd als 'Wonen' en zijn de achterliggende gebouwen opgenomen binnen de bestemming 'Agrarisch'. Binnen dit bestemmingsvlak is op dit perceel, bekend als Grathemerweg 20a geen bouwvlak toegekend. Op dit perceel staan meerdere vergunde stallen en gebouwen. Reclamant verzoekt een bouwvlak op te nemen binnen de bestemming 'Agrarisch'. A. Standpunt De opmerking is terecht. Er zal een bouwvlak getekend worden om de bestaande bebouwing heen met de aanduiding geen bedrijfswoning toegestaan. B. Samenvatting Het verwijderen van het bouwvlak is niet beschreven in de financiële paragraaf en het exploitatieplan. Het ontbreken van deze onderdelen kan zorgen voor een niet financieel haalbaar bestemmingsplan en planschade. B. Standpunt Gelet op de eerdere opmerking bij reactie 1 is de onderhavige vraag niet meer aan de orde. Conclusie De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan. Wijzigingen in bestemmingplan Er zal een bouwvlak getekend worden om de bestaande bebouwing heen met de aanduiding geen bedrijfswoning toegestaan. Zienswijze 319 Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen namens S.A.J. Knapen, Heide 19, 6093 PA Heythuysen datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014 426 Nota van zienswijzen Behandeling zienswijze A. Samenvatting In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, di
© Copyright 2024 ExpyDoc