Buitengebied

Nota van zienswijzen en overzicht ambtshalve
wijzigingen ontwerp bestemmingsplan
‘Buitengebied’
gemeente Leudal
status:
datum:
projectnummer:
adviseur:
vastgesteld
25 februari 2014
100990R.2011
Rnu/Rfo/Sre/Gve
Inhoudsopgave
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 1
1.1.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan ........................................................................ 1
1.2.
Ambtshalve wijzigingen ........................................................................................................... 1
1.3.
Leeswijzer ................................................................................................................................ 1
2.
Overzicht zienswijzen ...................................................................................................................... 2
3.
Inhoudelijke behandeling zienswijzen........................................................................................... 11
4.
Overzicht ambtshalve wijzigingen…………………………………………………………………………………………..468
1. Inleiding
1.1 Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerp bestemmingsplan “Buitengebied” heeft vanaf 28 november 2013 gedurende zes
weken ter inzage gelegen. Deze tervisielegging is gepubliceerd in de staatscourant, de gemeentelijke
website en het plaatselijke huis- aan- huisblad. Tevens was het ontwerp bestemmingsplan met
bijbehorende stukken gedurende de termijn van terinzagelegging digitaal raadpleegbaar op de
website www.ruimtelijkeplannen.nl en via de gemeentelijke website (www.leudal.nl, met een link
naar www.ruimtelijkeplannen.nl). Een analoge versie van het bestemmingsplan heeft bij de
Publieksbalie van het gemeentehuis ter inzage gelegen.
Gedurende de termijn van terinzagelegging is een ieder in de gelegenheid gesteld om mondelinge of
schriftelijke zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan in te dienen. Er zijn 339 reacties ingediend.
1.2 Ambtshalve wijzigingen
Het bestemmingsplan is tevens ambtelijk beoordeeld. Uit deze controle zijn zaken naar voren
gekomen die nog aangepast moeten worden in het bestemmingsplan.
1.3 Leeswijzer
In Hoofdstuk 2 volgt een overzicht van alle zienswijzen. Deze wordt gevolgd met de in hoofdstuk 3
gegeven inhoudelijke samenvatting van de zienswijzen, in beknopte en zakelijke vorm en de
inhoudelijke reactie hierop. Iedere zienswijze wordt aangevuld met de conclusie en eventuele
wijziging die worden doorgevoerd in het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 omvat het overzicht met
ambtshalve wijzigingen.
Bestemmingsplan Buitengebied
1
2. Overzicht zienswijzen
nr
Naam
Postcode Woonplaats Datum reactie
229 Pluimveebedrijf Aan de Bergen B.V.
Adres +
huisnummer
Aan de Bergen 23
Ontvangstdatum
6093 NW Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
232 J.M. Nouwen
Aan de Bergen 23
6093 NW Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
308 Jori Heythuysen B.V.
Aan de Bergen 23
6093 NW Heythuysen
6 januari 2014
8 januari 2014
315 Jori Heythuysen B.V.
Aan de Bergen 23
6093 NW Heythuysen
6 januari 2014
8 januari 2014
297 M. Nouwen
Aan de Bergen 4
6093 NX
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
254 A.P.M. Reijnders
Aan de Bergen 5
6093 NV
Heythuysen
31 december 2013
8 januari 2014
262 M. Nouwen
Aan de Bergen 7
6093 NW Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
66 H.M.G. Coolen
Aan de Heibloem 17
6093 PE
Heythuysen
7 januari 2014
8 januari 2014
67 Flavours of the Farm B.V. en H.M.G.
Coolen Holding B.V.
Aan de Heibloem 17
6093 PE
Heythuysen
8 januari 2014
8 januari 2014
Aan de Heibloem
17a
Aan de Watermolen
1
Aan de Watermolen
4
Aan het Broek 5
6093 PE
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
6093 NB
Heythuysen
8 januari 2014
8 januari 2014
6093 NB
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
6093 NV
Heythuysen
31 december 2013
8 januari 2014
Arixweg 12
6082 ND
Buggenum
27 december 2013
31 december 2013
Arixweg 18
6082 ND
Buggenum
8 januari 2014
8 januari 2014
Arixweg 6
6082 ND
Buggenum
18 december 2013
19 december 2013
216 Van Lier-Mevissen
Asbroek 6
6089 NA
Heibloem
6 januari 2014
8 januari 2014
205 V.C. Jong
Baldersstraat 1
6011 SK
Ell
6 januari 2014
6 januari 2014
206 Maatschap Peeters-Van Dael
Baldersstraat 3a
6011 SK
Ell
12 december 2013
3 januari 2014
207 P.J.H. Geelen
Beegderveld 16
6099 NC
Beegden
9 december 2013
9 december 2013
139 Maatschap Heijerhof Henk Venner en
Hetty de Ridder
Beekkant 9
6095 PE
Baexem
7 januari 2014
9 januari 2014
Beekstraat 10 en
10a
6013 RV
Hunsel
6 januari 2014
7 januari 2014
252 M.C.A. Geelen – Verwielen
Beekstraat 12
6013 RV
Hunsel
2 januari 2014
8 januari 2014
337 W. Verstappen
Beekstraat 9
6013 RV
Hunsel
6 januari 2014
8 januari 2014
208 G. Geraets
Begijnhofweg 1a
6037 RJ
Kelpen-Oler
6 januari 2014
6 januari 2014
36 H.G. Verstappen
Berikstraat 31
6082 AM
Buggenum
8 januari 2014
8 januari 2014
63 C.H.G.M. van Oers
Beylshof 1
6093 PK
Heythuysen
8 januari 2014
8 januari 2014
94 Frank Coolen Machines B.V.
Biesstraat 59
6093 AC
Heythuysen
8 januari 2014
13 januari 2014
51 Maatschap van den Goor-Thiesen
Blenkert 10a
6088 NH
Roggel
6 januari 2014
9 januari 2014
91 C. Hartmann
Boerderijweg 10
6089 NW Heibloem
8 januari 2014
8 januari 2014
212 F.M.H. Joosten
Boerderijweg 4a
6086 PJ
Neer
10 december 2013
8 december 2013
224 W.L.E. Reijnders
6093 NH
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
6093 NH
Heythuysen
28 december 2013
30 december 2013
143 M. van Zon
Bosscherkampweg
20
Bosscherkampweg
21
Brandvenstraat 1
6011 SH
Ell
2 januari 2014
8 januari 2014
231 Creemers Eieren VOF
Brandvenstraat 3
6011 SH
Ell
3 januari 2014
8 januari 2014
100 E. van Logtestijn
Brandvenstraat 4
6011 SH
Ell
23 december 2013
30 december 2013
246 maatschap Custers-van Deuren
Broekweg 6
6011SX
Ell
2 januari 2014
8 januari 2014
162 mevr. Coenen-Wagemans
Brugstraat 3
6088 BS
Roggel
7 januari 2014
8 januari 2014
230 S.E. Heibloem B.V.
50 J.H.M. Crijns
334 G. van Wegberg
338 A.P.M. Reijnders
3 J. Allers
47 A.G.H.H Brabander
2 A.P.M. Metsemakers
81 P.L.G.,J.L.A., I.F.G.H. Vissers, VissersNieskens
210 F.W. Louwers
2
Nota van zienswijzen
nr
Naam
Adres +
huisnummer
Brumholt 13
Postcode Woonplaats Datum reactie
6086 PV
Neer
7 januari 2014
8 januari 2014
Brumholt 2
6086 PW
Neer
6 januari 2014
8 januari 2014
211 C.G.C. Jeurninck
Brumholt 27a
6086 PV
Neer
15 december 2013
18 december 2013
197 A.E.C. Vestjens Holding B.V. A. Vestjens
Brumholt 3
6086 PV
Neer
3 januari 2014
13 januari 2014
Brumholt 4
6086 PW
Neer
7 januari 2014
7 januari 2014
327 Beeren Agricultuur B.V.
Brumholt 5a
6086 PV
Neer
7 januari 2014
8 januari 2014
328 Beeren Agricultuur B.V.
Brumholt 5a
6086 PV
Neer
7 januari 2014
8 januari 2014
329 Beeren Agricultuur B.V.
Brumholt 5a
6086 PV
Neer
7 januari 2014
8 januari 2014
Brumholt 7
6086 PV
Neer
24 december 2013
30 december 2013
176 Mundimat BV A. Dortant
Buggenumseweg 2
6083 AA
Haelen
8 januari 2014
13 januari 2014
221 P. Loyen
Busschopsweg 5
6093 AA
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
213 Hendriks Graszoden Groep
Caluna 17
6093 PG
Heythuysen
5 januari 2014
8 januari 2014
256 maatschap Freyaldenhoven
Caluna 2 en 2a
6093 PG
Heythuysen
2 januari 2014
8 januari 2014
173 Kwekerij Boonen-Van der Heijden T.L.C.
Boonen
Caluna 6a
6093 PG
Heythuysen
7 januari 2014
13 januari 2014
311 F.J.J.M. Rietjens
Castertstraat 1a
6011 SL
Ell
6 januari 2014
8 januari 2014
187 Kwekerij Stals B.V. M.M.J.M. Stals
Castertstraat 4
6011 SL
Ell
7 januari 2014
13 januari 2014
105 Fam. Janssen
Castertstraat 6
6011 SL
Ell
12 december 2013
13 december 2013
227 Geraats B.V.
Conenweg 2
6095 PL
Baexem
3 januari 2014
8 januari 2014
312 De Waog, biologische tuinderij vof
Dijk 2
6086 AM
Neer
3 januari 2014
8 januari 2014
293 maatschap Stemkens- Lempens
Dries 28
6086 AW
Neer
3 januari 2014
8 januari 2014
Dries 35
6086 AV
Neer
3 januari 2014
7 januari 2014
121 F.G.M. Scheijmans
Eikesstraat 57
6013 RD
Hunsel
16 december 2013
17 december 2013
251 Dhr. en mevr. Vrenken
Eind 1
6088 NC
Roggel
7 januari 2014
8 januari 2014
203 Loonbedrijf Gebroeders Vrenken
Eind 1a
6088 NC
Roggel
7 januari 2014
8 januari 2014
166 Fam. Snijders
Eind 4
6088 NC
Roggel
7 januari 2014
8 januari 2014
157 dhr. Van den Boom
Ellerweg 23
6037 RR
Kelpen-Oler
7 januari 2014
9 januari 2014
134 M.W.J. van Hees
Emmasingel 31.271
5611 AZ
Eindhoven
28 november 2013
8 januari 2014
Ensebroekerweg 1
6037 NV
Kelpen-Oler
8 januari 2014
8 januari 2014
290 P.M.A. Verheggen
Ensebroekerweg 2
6037 NV
Kelpen-Oler
3 januari 2014
8 januari 2014
153 Camping Knienseerd R.H. van de Sande
Ensebroekerweg 6
6037 NV
Kelpen-Oler
8 januari 2014
9 januari 2014
141 G. Cuijpers
Ensebroekerweg 6a
6037 NV
Kelpen-Oler
2 januari 2014
8 januari 2014
263 M. van den Boom
Eyckheuvels 1a
6037 RC
Kelpen-Oler
7 januari 2014
8 januari 2014
214 B. van den Boom
Eyckheuvels 2
6037 RC
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
219 B. van den Boom
Eyckheuvels 2
6037 RC
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
164 A.M.H. Wijers-Gijsen
Eykerstokweg 90
6093 AX
Heythuysen
7 januari 2014
7 januari 2014
161 J. van Rooij
Gemeentebos 1
6096 NJ
Grathem
8 januari 2014
9 januari 2014
122 H.H.J. Verlinden
Geneijgen 3
6396 NH
Grathem
3 januari 2014
6 januari 2014
299 P. Geenen
58 H. Beenders
80 Maatschap Beeren - Verheijen
99 H. Pijls, P. Pijls, L. Pijls-Van Lier
70 A.J.H. Otten, M.E.P. Van Eijk
65 J.H.J. Slangen
56 Stekbedrijf Bergs Stekbedrijf Bergs
Ontvangstdatum
Geusert 13
6093 NR
Heythuysen
6 januari 2014
7 januari 2014
111 Plantgoed Frenken S. Frenken
Geusert 5
6093 NR
Heythuysen
12 september 2013
13 september 2013
196 Kwekerij Meuter L. Meuter
Geusert 7a
6093 NR
Heythuysen
7 januari 2014
13 januari 2014
98 Leimsgaat B.V. M. Graef, J. Graef, M.
Bessems
Ghoor 1
6083 NA
Nunhem
8 januari 2014
8 januari 2014
52 M. Graef en
M. Bessems
Ghoor 1,
Molenstraat 1
6083 NA
6099 AH
Nunhem
Beegden
8 januari 2014
8 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
3
nr
Naam
Adres +
huisnummer
Godsweerderstraat
2
Postcode Woonplaats Datum reactie
6041 GH
Roermond
123 P. Vissers
Graetheideweg 2A
6037 NN
223 Maatschap Vissers-Hekers
Graetheideweg 2a
142 mevr. Hohenwalt - Derks
37 Stichting Milieufederatie Limburg J.H.
Heijnen
Ontvangstdatum
8 januari 2014
8 januari 2014
Kelpen-Oler
27 december 2013
31 december 2014
6037 NN
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
Grathemerweg 13
6037 NP
Kelpen-Oler
7 januari 2014
8 januari 2014
318 Mevr. Hohenwalt – Derks
Grathemerweg 13
6037 NP
Kelpen-Oler
7 januari 2014
8 januari 2014
149 T.G.J.M. Verstappen
Grathemerweg 16
6037 NR
Kelpen-Oler
7 januari 2014
7 januari 2014
222 J.J.T.H. Peeters-Donkers
Grathemerweg 1b
6037 NP
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
124 V.V.E.F. Narain
Grathemerweg 22
6037 NR
Kelpen-Oler
2 januari 2014
6 januari 2014
253 Bloks Oler B.V.
Grathemerweg 3
6037 NP
Kelpen-Oler
28 december 2013
8 januari 2014
204 Vof Aendekerk- van Dael
Grathemerweg 41
6037 RP
Kelpen-Oler
7 januari 2014
8 januari 2014
140 G.M. van de Marel
Grathemerweg 6
6037 NR
Kelpen-Oler
7 januari 2014
9 januari 2014
112 Heemkundekring Roggel C. Beenders
Graven 3
6086 RA
Neer
5 december 2013
5 december 2013
273 J.P.H. Beenders
Graven 5
6086 RA
Neer
3 januari 2014
8 januari 2014
274 Poeliersbedrijf Crins
Grote Laak 13a
6088 NJ
Roggel
6 januari 2014
8 januari 2014
305 C.H.J. van Lier
Grote Laak 5a
6088 NJ
Roggel
2 januari 2014
8 januari 2014
125 D. van Heel
Grote Laak 8a
6088 NK
Roggel
7 januari 2014
7 januari 2014
Haelerweg 63
6085 EA
Horn
23 december 2013
23 december 2013
Hatenboer 1
6041 TN
Roermond
7 januari 2014
8 januari 2014
310 P. Brouwers
Heerbaan 5
6092 NB
Leveroy
3 januari 2014
8 januari 2014
175 R.P. Hübens
Heiakker 2
6096 NL
Grathem
6 januari 2014
13 januari 2014
Heide 12
6088 PD
Roggel
18 december 2013
20 december 2013
146 Maatschap Winkelmolen - Reijnen
Heide 12a
6093 PB
Heythuysen
7 januari 2014
8 januari 2014
303 maatschap Rutten-Knoops
Heide 13
6093 PA
Heythuysen
7 januari 2014
8 januari 2014
248 P.H. van Nieuwenhoven
Heide 15
6088 PC
Roggel
3 januari 2014
8 januari 2014
79 G.P.H. Beijes
Heide 17
6093 PA
Heythuysen
7 januari 2014
7 januari 2014
319 S.A.J. Knapen
Heide 19
6093 PA
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
Heide 1a
6088 PC
Roggel
8 januari 2014
8 januari 2014
267 Kessels Dahlia
Heide 1b
6088 PC
Roggel
6 januari 2014
8 januari 2014
288 P.M.M. van Lier
Heide 2
6093 PB
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
314 P.M.M. van Lier
Heide 2
6093 PB
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
239 maatschap Van Pol-Laenen
Heide 21
6088 PC
Roggel
6 januari 2014
8 januari 2014
5 M.J.E. Op Heij
Heide 23
6088 PC
Roggel
19 december 2013
20 december 2013
6 J.M.C. Tunissen-Simons
Heide 24
6093 PB
Heythuysen
31 december 2013
31 december 2013
Heide 25
6093 PA
Heythuysen
30 december 2013
14 januari 2014
170 buurtvereniging Heidebuurt
Heide 29
6093 PA
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
188 W.A.J. Korten-Verhaegh
Heide 3
6093 PA
Heythuysen
8 januari 2014
13 januari 2014
4 F.H.G. Schoenmakers
41 Maatschap L.L.J.M. en R.J.G. Hamans
1 Holding Tijssen B.V. / Heibloem Hoeve
B.V. M. Tijssen
92 The Horse Valley S. Aarts
95 J.I. Remijnse
Heide 36
6093 PB
Heythuysen
7 januari 2014
7 januari 2014
270 Stal Cuijpers
7 Green Acres B.V.
Heide 4a
6088 PD
Roggel
3 januari 2014
8 januari 2014
291 Dhr. Timmermans
Heide 6
6093 PB
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
276 P.H. van Nieuwenhoven
Heide 7
6088 PC
Roggel
3 januari 2014
8 januari 2014
302 maatschap Baetsen
Heideweg 12
6037 NZ
Kelpen-Oler
7 januari 2014
8 januari 2014
304 maatschap Baetsen
Heideweg 12
6037 NZ
Kelpen-Oler
7 januari 2014
8 januari 2014
4
Nota van zienswijzen
nr
Naam
Postcode Woonplaats Datum reactie
217 Maatschap Visser-Kea
Adres +
huisnummer
Heideweg 7
6037 NZ
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
218 Maatschap Visser-Kea
Heideweg 7
6037 NZ
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
110 F. de Rond
Hekbergerweg 1
6012 RR
Echt
6 januari 2014
8 januari 2014
8 Vof Beugelbaan L.W.P. en C.A.M.
Claessen-Stassen
Heldensedijk 9
6088 NT
Roggel
6 januari 2014
6 januari 2014
9 L.W.P. Peeters
Heldenseweg 39
6086 PD
Neer
13 december 2013
13 december 2013
Heyerveld 2
6081 CV
Haelen
10 december 2013
10 december 2013
96 P.H. Linssen
Heythuyserweg 13
6085 NH
Horn
14 januari 2014
17 januari 2014
43 Proteion Thuis J.H.M.J. Laumen
Heythuyserweg 21
6085 NH
Horn
7 januari 2014
8 januari 2014
193 HD-USA Cars BV H. Donkers
Hoek 14
6088 ES
Roggel
3 januari 2014
13 januari 2014
313 Sillekens landbouwbeheer B.V.
Hollander 11
6093 PC
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
87 Vokar Onroerend Goed B.V. A. Vossen
Hollander 13
6093 PC
Heythuysen
8 januari 2014
8 januari 2014
88 Vokar Onroerend Goed B.V. A. Vossen
Hollander 13
6093 PC
Heythuysen
8 januari 2014
8 januari 2014
89 Vossen Leudal Onroerend Goed B.V. A.
Vossen
Hollander 13
6093 PC
Heythuysen
8 januari 2014
8 januari 2014
90 Holmel B.V. A. Vossen
Hollander 13
6093 PC
Heythuysen
8 januari 2014
8 januari 2014
30 A.W. Hartman
Hollander 2a
6093 PC
Heythuysen
6 januari 2014
7 januari 2014
10 Atelier/Galerie In 't vergulde Hirt A.A.M. Hollander 6
Webbers
6093 PC
Heythuysen
7 januari 2014
7 januari 2014
11 P. Camp
Hollander 8
6093 PC
Heythuysen
7 januari 2014
7 januari 2014
Hoogstraat 17
6011 RX
Ell
8 januari 2014
9 januari 2014
42 W. en K. Rutten-Hermans
Hoogstraat 28
6011 RZ
Ell
7 januari 2014
8 januari 2014
15 N.G.J.H. van Grimbergen-Moors
Hoogstraat 32A
6011 RZ
Ell
6 januari 2014
7 januari 2014
93 W. Willekens
Hoogstraat 33
6011 RX
Ell
8 januari 2014
8 januari 2014
215 Maatschap Winkelmolen-Palmen
Hoogstraat 36
6011 RZ
Ell
6 januari 2014
8 januari 2014
271 maatschap Breukers
Hoogstraat 53
6011 RX
Ell
3 januari 2014
8 januari 2014
Horckerstraat 10
6095 NM Baexem
3 januari 2014
6 januari 2014
192 VOF Krekels M. Krekels
Horckerstraat 6
6095 NM Baexem
8 januari 2014
13 januari 2014
185 erven Roost-Bosmans
Horckerstraat 7
6095 NM Baexem
10 januari 2014
13 januari 2014
Hornerheide 4
6085 NM Horn
6 januari 2014
8 januari 2014
258 maatschap Broekman
Hosterstraat 5
6012 RL
Haler
7 januari 2014
8 januari 2014
191 Maatschap Vestjens-Engels P.A.H.M.
Vestjens
Houterhof 1
6085 NL
Horn
6 januari 2014
13 januari 2014
Houtgraven 9
8086 PB
Neer
8 januari 2014
8 januari 2014
Huikenstraat 3
6015 RC
Neeritter
6 januari 2014
7 januari 2014
Hulmusweg 4
6012 RP
Haler
6 januari 2014
8 januari 2014
Hunissenstraat 8
6011 RF
Ell
2 januari 2014
2 januari 2014
Hunnissenstraat 3
6011 RG
Ell
3 januari 2014
8 januari 2014
Hunselerdijk 2
6096 NK
Grathem
8 januari 2014
8 januari 2014
335 maatschap Peeters-Donkers
Hunselerdijk 7a
6037 NK
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
169 Toluma BV M. Bormans
Hunselerdijk 7b
6037 NK
Kelpen-Oler
8 januari 2014
13 januari 2014
236 maatschap Hendriks-Van den Burg
Hunselerdijk 8
6096 NK
Grathem
21 december 2013
8 januari 2014
295 Mousset Container Service B.V.
Isidoorstraat 2
6012 RE
Haler
3 januari 2014
8 januari 2014
289 B. Aendekerk
Isidoorstraat 22
6012 RE
Haler
6 januari 2014
8 januari 2014
113 H.W.G. Hendriks
160 Plantenkwekerij Verhaag H. Verhaag
12 J.P.L. Knippenberg
35 M.W.M. Clerkx
61 J.M.G. van Sint Fliet - van Melick, J.Th.
Van Melick, J.H.M.M.G Van MelickPeeters
31 C.W.J. Corstjens
300 H. Winters
84 Van Rooij Nuenen B.V.
272 T.H.M. Kranen
45 P.W. Custers
Bestemmingsplan Buitengebied
Ontvangstdatum
5
nr
Naam
Postcode Woonplaats Datum reactie
242 maatschap Mousset
Adres +
huisnummer
Isidoorstraat 23a
6012 RE
Haler
7 januari 2013
8 januari 2014
286 maatschap Mousset
Isidoorstraat 23a
6012 RE
Haler
6 januari 2014
8 januari 2014
287 Zorgboerderij de Meyseberg
Jacobusstraat 25
6013 RK
Hunsel
7 januari 2014
8 januari 2014
336 J. Creemers
Kallestraat 14
6013 RN
Hunsel
6 januari 2014
8 januari 2014
Kallestraat 52
6013 RN
Hunsel
107 M. Smeets
Kampstraat 8
6011 RV
Ell
11 december 2013
11 december 2013
269 M. Geelen
Kampstraat 8
6011 RV
Ell
3 januari 2014
8 januari 2014
Kanaalweg 1
6037 NT
Kelpen-Oler
6 januari 2014
7 januari 2014
325 maatschap Franssen- van Helden
Kapittelbosch 1
6096 AN
Grathem
3 januari 2014
8 januari 2014
180 F. Timmermans
Kappert 12
6086 PA
Neer
8 januari 2014
13 januari 2014
33 Fruitbedrijf Gielens B.V.
Kappert 13a
6086 PA
Neer
6 januari 2014
7 januari 2014
34 H. Wulms
Kappert 15
6086 PA
Neer
7 januari 2014
7 januari 2014
13 G. en I. Nijskens
32 G.J.G. Tholen
177 I. van Rijsingen
26 december 2013
en 4 januari 2014
Ontvangstdatum
30 december 2013
en 7 januari 2014
Karreveld 8
6089 NC
Heibloem
8 januari 2014
13 januari 2014
44 R.M.L.M. Magnée
Kasteelstraat 6
6085 BH
Horn
7 januari 2014
8 januari 2014
38 L. Parren
Kasteelweg 17
6095 ND
Baexem
8 januari 2014
9 januari 2014
264 G.O. Zanderink
Katsberg 1a
5768 RH
Meijel
3 januari 2014
8 januari 2014
106 G.H. Geraets
Kelperveen 2
6037 SG
Kelpen-Oler
11 december 2013
11 december 2013
243 maatschap van Heur
Kelperweg 22
6037 RM
Kelpen-Oler
2 januari 2014
8 januari 2014
296 maatschap van Heur
Kelperweg 22
6037 RM
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
108 M. Baets Handel BV M.J.J.J.M. Baets
Kelperweg 23
6037 RL
Kelpen-Oler
6 december 2013
9 december 2013
Kelperweg 30
6037 RM
Kelpen-Oler
5 januari 2014
8 januari 2014
Kempisweg 3
6037 NM Kelpen-Oler
2 januari 2014
8 januari 2014
Keversbroek 2
6037 RG
Kelpen-Oler
8 januari 2014
8 januari 2014
Koelenstraat 2
6095 PB
Baexem
8 januari 2014
9 januari 2014
17 W.P.H. Ververs
Koelenstraat 8
6095 PB
Baexem
6 januari 2014
7 januari 2014
158 dhr. Cleutjens
Kraakstraat 30
6013 RS
Hunsel
7 januari 2014
9 januari 2014
Kruisstraat 7
6086 AR
Neer
31 december 2013
7 januari 2014
249 De Kuuper Holding B.V.
Kuiperweg 11
6037 NL
Kelpen-Oler
7 januari 2014
8 januari 2014
250 De Kuuper Holding B.V.
Kuiperweg 11
6037 NL
Kelpen-Oler
7 januari 2014
8 januari 2014
Kuiperweg 15-17
6037 NL
Kelpen-Oler
6 januari 2014
7 januari 2014
282 maatschap Snijkers
Kuiperweg 1b
6096 BN
Grathem
6 januari 2014
8 januari 2014
150 S.M.M. Kroon
Kunneweg 12
6088 NV
Roggel
6 januari 2014
7 januari 2014
72 Van Helvoirt Melkvee C.V. M.P.M.,
H.A.M. van Helvoirt
Laagstraat 12
6011 SJ
Ell
6 januari 2014
7 januari 2014
77 Hoeve de Kaolder B.V.
V.O.F. V.O.F. Venner
HDK Grond en Gebouwen B.V.
Leukerweg 3
6095 NX
Baexem
7 januari 2014
7 januari 2014
83 Vrenken Handelsonderming B.V.
Leveroyseweg 15
6093 NE
Heythuysen
7 januari 2014
7 januari 2014
163 T. Briels
Leveroyseweg 17
6093 NE
Heythuysen
6 januari 2014
6 januari 2014
333 Take Care Ranch
Limburgstraat 20
6037 SH
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
324 T. Geraedts
Lindestraat 17
6013 RZ
Hunsel
3 januari 2014
8 januari 2014
155 Tuinderij de Locht E. Schroijen
Lochterstraat 2a
6012 RD
Haler
6 januari 2014
9 januari 2014
281 A. Dirks
Lochterstraat 3a
6012 RD
Haler
6 januari 2014
8 januari 2014
301 A. Dirks
Lochterstraat 3a
6012 RD
Haler
7 januari 2014
8 januari 2014
14 A.W. Geraets
245 H.J.M. van Enckevort
62 Maatschap M.A.J. Bongers en C.A.E.M.
Teeuwen
154 Maatschap W.G.M. Bonten
18 R. en K. Parry
16 A. Coolen
6
Nota van zienswijzen
nr
Naam
Adres +
huisnummer
Lochterstraat 4
Postcode Woonplaats Datum reactie
6012 RD
Haler
6 januari 2014
7 januari 2014
220 Fruitteeltbedrijf Houben-Meuwissen
Loorderstraat 10
6096 NE
Grathem
6 januari 2014
8 januari 2014
339 P. Clerkx
Magnoliastraat 27
6011 RH
Ell
23 januari 2014
23 januari 2014
Margarethastraat
73
6014 AD
Ittervoort
6 januari 2014
7 januari 2014
Margerethastraat
52
Maubroekstraat 2
6014 AG
Ittervoort
6 januari 2014
8 januari 2014
6015 RA
Neeritter
6 januari 2014
8 januari 2014
126 René Naus Administratie Fiscaaladviesbureau R.P.H.H. Naus
Maubroekstraat 4
6015 RA
Neeritter
2 januari 2014
6 januari 2014
292 L.M. van Lier
Meijelseweg 18a
6089 ND
Heibloem
3 januari 2014
8 januari 2014
195 Maatschap Geelen
Melenborgweg 12
6081 NZ
Haelen
7 januari 2014
13 januari 2014
104 J. Roumen
Mennesweg 9
6093 NJ
Heythuysen
12 december 2013
13 december 2013
74 Pieter Sijben Bronboringen VOF P.A.
Sijben, J.H.P. van Neerven
Molenstraat 10
6086 BR
Neer
6 januari 2014
7 januari 2014
60 A.M.J. Tobben-Gielens
en H.C.J. Gielens
Molenstraat 13a
Molenstraat 7b
6086 BP
6086 BO
Neer
Neer
8 januari 2014
8 januari 2014
48 W. en R. Vogels-Mulder
Molenweg 29
6082 NB
Buggenum
6 januari 2014
6 januari 2014
Moosterstraat 12
6012 RC
Haler
6 januari 2014
8 januari 2014
Moosterstraat 7
6012 RC
Haler
6 januari 2014
7 januari 2014
Mortel 27
6088 AH
Roggel
6 januari 2014
8 januari 2014
Nachtegaal 1A
6096 NG
Grathem
5 december 2013
5 december 2013
Napoleonsweg 136
6083 AB
Nunhem
6 januari 2014
7 januari 2014
21 Jos Menten Metaalhandel B.V. en Jos
Napoleonsweg 16Menten Metaalrecycling B.V. J. Menten- 20
Tubeé
6081 AD
Haelen
69 W.J.M.,
C.A.H.M., A.G.M.C., A.P.J., M.J.C.A.,
C.A.C.M. Ras, Hillen-Silvrants, Silvrants
Geraets-Silvrants, Silvrants
Napoleonsweg 4
6086 AE
Neer
7 januari 2014
7 januari 2014
Napoleonsweg
Noord 8
6096 NC
Grathem
3 januari 2014
8 januari 2014
Nijken 16a
6088 NR
Roggel
5 januari 2014
6 januari 2014
Nijken 18
6088 NR
Roggel
3 januari 2014
13 januari 2014
54 H.P.H. Coenen
Nijken 29
6088 NR
Roggel
7 januari 2014
8 januari 2014
22 B. Driegen
Nijken 9
6088 NP
Roggel
3 januari 2014
3 januari 2014
57 Actiecomié Helihaven Heythuysen Nee
E.H.M.M. Franssen
Notaris Ruttenlaan
7
6093 CP
Heythuysen
6 januari 2014
8 januari 2014
68 J.A.J.M. Diessen
Op Engels 3
6093 NP
Heythuysen
7 januari 2014
7 januari 2014
24 P.L.M. Coolen
Ophoven 1
6088 AC
Roggel
13 december 2013
17 december 2013
Ophoven 12a
6088 AC
Roggel
8 januari 2014
13 januari 2014
25 S.L. Loyen
Ophoven 14a
6088 AC
Roggel
24 december 2013
24 december 2013
103 R. Houben
Ophoven 24
6088 AD
Roggel
10 december 2013
16 december 2013
198 N. en R. Houben
Ophoven 24
6088 AD
Roggel
6 januari 2014
8 januari 2014
85 G.T.P.M. Vermeulen
Ophoven 29
6088 AD
Roggel
2 januari 2014
6 januari 2014
59 M. Coenen
78 Maatschap N.E.J. Rietjens, C.L.A.
Rietjens - De Leeuw
55 J. Van der Stappen
en W. Moors
268 J. Huijskens
199 Maatschap Van Deursen
279 maatschap Bottenberg – Smeets
49 J.J.M. Verbeek
201 Sil Moonen B.V.
20 T. Schreurs
151 J.J.T.M. Neelen
320 maatschap Herten-Vosdellen
23 M.J.M. Smets
194 Van Zuilen Holding BV J. van Zuilen
179 Maatschap Janssen-Verlinden
17 december 2013
en
18 december 2013
Ontvangstdatum
18 december 2013
en 19 december
2013
Ophoven 2a
6088 AC
Roggel
6 januari 2014
8 januari 2014
178 Maatschap Derkx-Derikx
Ophoven 40c
6088 AE
Roggel
8 januari 2014
13 januari 2014
189 Nijssen Loonwerkbedrijf en grondverzet
F. Nijssen
Ophoven 42
6088 AG
Roggel
8 januari 2014
13 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
7
nr
Naam
Postcode Woonplaats Datum reactie
40 W.G. Houben
Adres +
huisnummer
Ophoven 43a
6088 AS
Roggel
6 januari 2014
8 januari 2014
53 H. Houben
Ophoven 45
6088 AS
Roggel
6 januari 2014
8 januari 2014
26 R. Vullers
Ophoven 50a
6088 AG
Roggel
182 Baijens Neeritter VOF
Oude Brugstraat 3
6015 RG
Neeritter
3 januari 2014
13 januari 2014
240 Van den Heuvel C.V.
Oudebrugstraat 1
6015 RG
Neeritter
6 januari 2014
8 januari 2014
Oudenhofweg 1
6095 NR
Baexem
7 januari 2014
7 januari 2014
265 Van Ool Argo B.V.
Oudenhofweg 6
6095 NR
Baexem
3 januari 2014
8 januari 2014
266 Van Ool Agro B.V.
Oudenhofweg 6
6095 NR
Baexem
3 januari 2014
8 januari 2014
225 Geraats B.V.
p/a Conenweg 2
6095 PL
Baexem
3 januari 2014
8 januari 2014
226 Geraats B.V.
p/a Conenweg 2
6095 PL
Baexem
3 januari 2014
8 januari 2014
260 L.M.L. Linders
Paalweg 1
6095 NH
Baexem
7 januari 2014
8 januari 2014
152 W. Nijssen
Pasveld 3
6086 PL
Neer
6 januari 2014
7 januari 2014
128 Maatschap Wijers van der Linden
Poelakkerweg 3
6082 NC
Buggenum
13 december 2013
17 december 2013
114 Petrochemical Pipeline Services B.V. B.
Chiariadia
Postbus 1163
6160 BD
Geleen
12 december 2013
17 december 2013
119 Waterschapsbedrijf Limburg J.T.G.
Bakker
Postbus 1315
6040 KH
Roermond
16 december 2013
17 december 2013
86 N.V. Nederlandse Gasunie N. Tijman
Postbus 19
9700 MA
Groningen
23 december 2013
30 december 2013
165 Erfgoedvereniging Heemschut F. Focke
Postbus 203
6040 AE
Roermond
6 januari 2014
8 januari 2014
116 Rijkswaterstaat drs. L.M. Pacilly
Postbus 25
6200 MA
Maastricht
19 december 2013
20 december 2013
118 Waterschap Peel en Maasvallei ir. L.C.
Oosterom
Postbus 3390
5902 RJ
Venlo
17 december 2014
19 december 2014
115 Provincie Limburg drs. M.G.P.I. Arts
Postbus 5700
6202 MA
Maastricht
7 januari 2014
8 januari 2014
27 H.M.P. Clout
Posthuisweg 10
6085 AG
Horn
26 december 2013
3 januari 2014
76 W.P.M. Schrijnwerkers, C.A.M.
Schrijnwerkers - Forschelen
Posthuisweg 8
6085 AG
Horn
6 januari 2014
7 januari 2014
28 M.P. Korten
Processieweg 1
6037 NW Kelpen-Oler
30 december 2013
31 december 2013
29 M.P. Korten
Processieweg 7
6037 NW Kelpen-Oler
30 december 2013
31 december 2013
278 maatschap Brouwers
Reijnderstraat 1
6095 NJ
Baexem
3 januari 2014
8 januari 2014
109 dhr. en mevr. van Uden
Reulisweg 16
6093 PP
Heythuysen
2 december 2013
6 december 2013
255 H. Kurstjens
Reulisweg 18
6093 PP
Heythuysen
2 januari 2014
8 januari 2014
331 G.H.H. Verkennis
Rietbroek 3
6039 RK
Stamproy
6 januari 2014
8 januari 2014
129 G. Bosmans
Rieterweg 1
6086 PT
Neer
7 januari 2014
7 januari 2014
130 B.J.P. Sijben
Rieterweg 6
6086 PT
Neer
24 december 2013
24 december 2013
190 J. Ool
Rijksweg Noord 10
6037 KE
Kelpen-Oler
7 januari 2014
13 januari 2014
131 J.J.H. van Enckevoort
Rijksweg Noord 3
6037 RE
Kelpen-Oler
12 december 2013
16 december 2013
172 Oppe Tump T. Jenniskens
Rijksweg Noord 8
6037 RE
Kelpen-Oler
7 januari 2014
13 januari 2014
306 maatschap Creemers
Rijksweg Zuid 9
6037 RD
Kelpen-Oler
2 januari 2014
8 januari 2014
Ringstraat 26
6015 AZ
Neeritter
8 januari 2014
8 januari 2014
132 B.P.J.M. Gijsen
Roggelseweg 52
6081 NP
Haelen
4 januari 2014
7 januari 2014
120 HG Beheer BV
Roggelseweg 54
6081 NP
Haelen
8 januari 2014
8 januari 2014
133 Stichting Buitencentrum De Spar S. van
Horne
Roggelseweg 55
6081 NP
Haelen
4 januari 2014
7 januari 2014
117 Stichting Studiegroep Leudal algemeen
J.M.G. Hocks, H.M.C. Leenders
Roggelseweg 58
6081 NP
Haelen
4 januari 2014
6 januari 2014
174 fam. Hoedemakers
Rohrstraat 6
6086 NB
Neer
7 januari 2014
13 januari 2014
97 Dhr. en mw. den Teuling
64 L.W.M., W.J. , J.L.A. Corstjens - Zetjens
8
6 december 2013
Ontvangstdatum
10 december 2013
Nota van zienswijzen
nr
Naam
Postcode Woonplaats Datum reactie
145 C.P.H. Niessen
Adres +
huisnummer
Roligt 19
6093 NS
Heythuysen
3 januari 2014
8 januari 2014
181 Maatschap Heijnen-Goeden
Roligt 7
6088 NG
Roggel
2 januari 2014
13 januari 2014
261 maatschap Orbon-Winters
Roorstraat 1
6093 NG
Heythuysen
7 januari 2014
8 januari 2014
284 maatschap Orbon-Winters
Roorstraat 1
6093 NG
Heythuysen
7 januari 2014
8 januari 2014
233 maatschap Deckers-Vrenken
Roorstraat 5
6093 NG
Heythuysen
31 december 2013
8 januari 2014
277 L.J. Bollen
Santforterstraat 1
6014 RB
Ittervoort
3 januari 2014
8 januari 2014
200 H. Vorselen
Santforterstraat 11
6014 RB
Ittervoort
6 januari 2014
8 januari 2014
Schaapsbrug 5
6089 NB
Heibloem
6 januari 2014
7 januari 2014
135 Boomverzorging Christian Schöler C.M.
Schöler
Schaapsbrug 6
6089 NB
Heibloem
4 januari 2014
6 januari 2014
275 H. Korsten
Schaapsbrug 7
6089 NB
Heibloem
3 januari 2014
8 januari 2014
257 maatschap Heldens-Klever
Scheidingsweg 1
6011 SW
Ell
7 januari 2014
8 januari 2014
323 Maatschap Heldens-Klever
Scheidingsweg 1
6011 SW
Ell
3 januari 2014
8 januari 2014
144 Maatschap Vaesen - van den Eertwegh
Scheidingsweg 5
6011 SW
Ell
2 januari 2014
8 januari 2014
298 maatschap Claessens-van Dael
Scheidingsweg 9
6011 SW
Ell
7 januari 2014
8 januari 2014
159 Werktuigencoörperatie Leudal e.o. U.A.
W. Mestrom
Scheyvenhofweg 7
6093 PR
Heythuysen
6 januari 2014
9 januari 2014
101 C. Slaats
Schillersstraat 5a
6014 RA
Ittervoort
13 december 2013
13 december 2013
Schoorstraat 18
6095 NW Baexem
3 januari 2014
7 januari 2014
330 C. van den Berg A. van den Berkmortel
Schoorstraat 6
6095 NV
Baexem
3 januari 2014
8 januari 2014
127 Maatschap Kurstjens-Verkoelen
Sillenhoek 3a
6091 PC
Leveroy
7 januari 2014
9 januari 2014
238 J. van Melick
Slupsweg 3
6086 PX
Neer
6 januari 2014
8 januari 2014
307 J. Custers en C. Custers-Camp
Smidstraat 1
6013 RX
Hunsel
3 januari 2014
8 januari 2014
285 Mts. Roost
Smidstraat 10
6013 RX
Hunsel
7 januari 2014
8 januari 2014
156 F. Breukers
Smidstraat 19
6013 RX
Hunsel
7 januari 2014
9 januari 2014
309 M.T.J. Smeets
Smidstraat 8
6013 RX
Hunsel
3 januari 2014
8 januari 2014
244 Frank Hendrikx Holding B.V.
Sniekstraat 18
6012 RN
Haler
2 januari 2014
8 januari 2014
202 W.J.C.M. Roost G.J.M. Smeets
Sniekstraat 19
6013 SK
Hunsel
6 januari 2014
8 januari 2014
183 J.J. Verwielen
Sniekstraat 2
6012 RN
Haler
6 januari 2014
13 januari 2014
184 J.J. Verwielen
Sniekstraat 2
6012 RN
Haler
7 januari 2014
13 januari 2014
136 G.J.M. Teven
Stapperstraat 2
6095 NV
Baexem
3 januari 2014
3 januari 2014
Steegstraat 5
6041 EA
Roermond
7 januari 2014
8 januari 2014
138 dhr. Vossen
Sterrebosweg 20a
6086 RD
Neer
31 december 2013
31 december 2013
137 Maatschap E.L.L. aan den Boom
Sterrebosweg 9a
6086 RC
Neer
6 januari 2014
7 januari 2014
102 F. van Eijkelenburg
Strubben 11
6088 NN
Roggel
15 december 2013
16 december 2013
235 M. van Lier
Strubben 12
6088 NN
Roggel
3 januari 2014
8 januari 2014
247 M. van Lier
Strubben 12
6088 NN
Roggel
3 januari 2014
8 januari 2014
186 J. van Zuilen
Strubben 12d
6088 NN
Roggel
3 januari 2014
13 januari 2014
326 Dhr. Sleutels
Strubben 9
6088 NN
Roggel
7 januari 2014
8 januari 2014
283 VOF gebroeders Rietjens
Swartbroekstraat 2
6011 RA
Ell
7 januari 2014
8 januari 2014
148 Melkveehouderij Verwielen VOF
Swillerweg 4
6013 SH
Hunsel
6 januari 2014
8 januari 2014
234 Mieki Hunsel B.V.
Swillerweg 5
6013 SH
Hunsel
24 december 2013
8 januari 2014
294 J. Frenken
Tamboerenstraat 1
6088 CN
Roggel
3 januari 2014
8 januari 2014
147 Maatschap Bovend-Eerdt-Tulkens
Uffelsestraat 2
6012 RM
Haler
2 januari 2014
8 januari 2014
75 Boomkwekerij Vullers R.L.J. Vullers
73 P.W.M., W.M.G., W.M.J.G., M.
Pennings, Pennings-Bruls
39 LLTB H.J.C. Senden
Bestemmingsplan Buitengebied
Ontvangstdatum
9
nr
Naam
Postcode Woonplaats Datum reactie
167 De Uffelse Molen J. Klerkx
Adres +
huisnummer
Uffelsestraat 5
6012 RM
Haler
6 januari 2014
7 januari 2014
321 maatschap van Gestel
Uffelsestraat 6
6012 RM
Haler
6 januari 2014
8 januari 2014
259 Kiks B.V.
Varenstraat 6
6013 RT
Hunsel
7 januari 2014
8 januari 2014
322 H. Peeters
Veldstraat 4
6096 BJ
Grathem
7 januari 2014
8 januari 2014
237 Pluimveebedrijf Heylender
Veldstraat 9
6096 BJ
Grathem
3 januari 2014
8 januari 2014
332 P.H.J.W. van Roy
Velterweg 4a
6037 NS
Kelpen-Oler
6 januari 2014
8 januari 2014
228 H. Corstjens
Venderstraat 6
6012 RK
Haler
3 januari 2014
8 januari 2014
Vlaas 10
6086 PR
Neer
7 januari 2014
7 januari 2014
209 de heren P.G.J. Neessen, J.P. , Neessen,
P.J.G. , Neessen
Vliegertsdijk 8,
Vliegertsdijk 6,
Boerderijweg 3
5985 PD,
5985 PD,
6086 PJ
Grashoek,
Grashoek,
Neer
6 januari 2014
7 januari 2014
171 Nunhems Netherlands BV A. Thuys
Voort 6
6083 AC
Nunhem
2 januari 2014
13 januari 2014
71 E.J.J. Leunissen
Waije 3
6086 NP
Neer
6 januari 2014
7 januari 2014
46 Maatschap Van Heugten - Vrenken J.
van Heugten
Walk 10
6093 GT
Heythuysen
7 januari 2014
8 januari 2014
280 J. van Dael
Weigeliastraat 19
6011 RR
Ell
6 januari 2014
8 januari 2014
316 Maatschap Adams
Weverstraat 17
6013 RA
Hunsel
7 januari 2014
8 januari 2014
317 maatschap Adams
Weverstraat 17
6013 RA
Hunsel
7 januari 2014
8 januari 2014
168 Veehandel Vleeshouwers VOF dhr.
Vleeshouwers
Weverstraat 2a
6031 RA
Hunsel
30 januari 2013
3 januari 2014
241 Nies Onroerend Goed B.V.
Zandstraat 3
6037 RH
Kelpen-Oler
31 december 2013
8 januari 2014
Zwartveldsingel 6
6088 EW
Roggel
5 december 2013
5 december 2013
82 Familie Vrenken
19 Heemkundevereniging Roggel C.H.W.
Beenders
10
Ontvangstdatum
Nota van zienswijzen
3. Inhoudelijke behandeling zienswijzen
Zienswijze 1
Goorts + Coppens B.V., P.J.G. Goumans, Postbus 422, 5700 AK Helmond
namens Holding Tijssen B.V. / Heibloem Hoeve B.V. M. Tijssen, Heide 12, 6088 PD Roggel
datum reactie: 18 december 2013, datum ontvangst: 20 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak voor de locatie Asbroek 1 wijkt af van het eerder door burgemeester en wethouders
vastgestelde wijzigingsplan artikel 3.6 Wro. Dat is in strijd met de plandoelstellingen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan wordt aangepast conform het wijzigingsplan. Met
dien verstande dat de landschappelijke inpassing ook zal worden opgenomen (groenbestemming).
B. Samenvatting
De maatvoering van 6 meter voor mestsilo's is te beperkt in verband met de noodzakelijke afdekking.
B. Standpunt
De noodzaak voor het vergroten van de hoogte van de mestsilo's wordt, onder meer vanwege de
ruimtelijke impact, niet gezien. De enkele noodzaak tot afdekking van de mestsilo's maakt dit niet
anders.
C. Samenvatting
Met planregel 49.19 wordt de regeling uit de primaire bestemming beperkt voor wat betreft nieuw
op te richten bebouwing. De planregel is niet eenduidig en leidt tot rechtsonzekerheid.
C. Standpunt
De zienswijze is deels terecht. Het artikel moet worden aangepast in die zin dat duidelijker wordt
omschreven wat de bebouwingsbeperking is ten aanzien van buitengebied en stedelijk gebied.
Tevens zal een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid worden geïntroduceerd, zodat nieuwe
ontwikkelingen die de belangen van het gebruik en de instandhouding van de molen niet frustreren,
alsnog doorgang kunnen vinden.
D. Samenvatting
De dubbelbestemming Waarde-Archeologie-5 kan van de locatie Asbroek 1 worden verwijderd,
omdat al een onderzoek naar de archeologische waarden ter plaatse is uitgevoerd. Voor de locatie
Heide 12 wordt eveneens verzocht om de dubbelbestemming te laten vervallen.
D. Standpunt
Het is gebleken dat op de betreffende locatie reeds een archeologisch onderzoek is uitgevoerd.
Hieruit is gebleken dat van archeologische waarden ter plaatse van de locatie Asbroek 1, geen sprake
is. De dubbelbestemming kan op dit perceel dan ook komen te vervallen. Voor wat betreft de locatie
Heide 12 is geen onderzoek naar de archeologische waarden bekend. Gelet op het archeologisch
beleid blijft deze dubbelbestemming dan ook bestaan.
Bestemmingsplan Buitengebied
11
E. Samenvatting
Voor de (bedrijfs)locaties is de gebiedsaanduiding "Milieuzone-boringsvrije zone" opgenomen,
waarin wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Limburg. De aanduiding en de planregeling
stemmen niet overeen. Van een grondwaterbeschermingsgebied is ter plaatse geen sprake. De
verwijzing naar de Omgevingsverordening Limburg is ruimtelijk niet relevant en veroorzaakt
rechtsonzekerheid.
E. Standpunt
De betreffende artikelen worden in het geheel herschreven.
F. Samenvatting
De gebiedsaanduiding "Overige zone - landschappelijke elementen" is dubbelop en onnodig, omdat
in planregel 5.8.1. een gelijke regeling is opgenomen. De ruimtelijke noodzaak daarvoor ontbreekt
ook.
F. Standpunt
Voor individuele percelen is het, afhankelijk van de ter plaatse aanwezige waarden, mogelijk dat een
tweetal soortgelijke aanduidingen van toepassing zijn die in combinatie met de planregels de ter
plaatse aanwezige waarden beschermen. Normaal gebruik van de gronden blijft overigens gewoon
mogelijk, evenals normale (onderhouds)werkzaamheden. De regeling is dan ook niet onredelijk
bezwarend.
G. Samenvatting
Artikel 48.1 onder f van de planregels is niet ruimtelijk relevant en de verwijzing naar de
Natuurbeschermingswet 1998 is rechtsonzeker.
G. Standpunt
Artikel 48.1 onder f van de planregels zal worden verwijderd uit de planregels. De bepaling is niet
rechtszeker genoeg.
H. Samenvatting
De artikelen 4.5.3, 5.5.2 onder i. en 4.7.1. en 5.7.1 onder j. van de planregels zien op het creëren van
een apart toetsingskader, naast dat van de Wabo, de Wet milieubeheer en de
Natuurbeschermingswet 1998, terwijl een ruimtelijk relevante noodzaak daartoe ontbreekt.
H. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een natura 2000 gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een natura
2000 gebied.
I. Samenvatting
Planregel 48.2 is onduidelijk in de zin dat niet duidelijk is waarop deze regeling ziet en wat daarvan
de strekking en ruimtelijke relevantie is.
I. Standpunt
Planregel 48.2 zal worden aangepast waarbij een verwijziging naar een bijlage wordt opgenomen
waarin de inpassingsplannen/inrichtingsplannen zijn opgenomen waarop het artikel betrekking
heeft.
12
Nota van zienswijzen
J. Samenvatting
Ten aanzien van de locatie Aan de Heibloem 1, geldt dat het ontwerpbestemmingsplan niet de juiste
bestemming heeft overgenomen die volgt uit het wijzigingsplan "Buitengebied Heythuysen 1999,
Aan de Heibloem 1". De planregels staan ook niet uitdrukkelijk mestbe- en verwerking toe.
J. Standpunt
Het bestemmingsplan zal zodanig worden aangepast dat de vergunde situatie daarin wordt
overgenomen.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak van de locatie Asbroek 1 wordt aangepast conform het wijzigingsplan en conform
afspraak. Met dien verstande dat de landschappelijke inpassing ook zal worden opgenomen
(groenbestemming). De regeling inzake molenbiotoop wordt aangepast (verduidelijking en
afwijkingsmogelijkheid opnemen). Artikelen 49.4, 49.5 en 49.6 worden herschreven en de verwijzing
naar de Omgevingsverordening Limburg wordt verwijderd. Artikel 48.1 onder f wordt verwijderd en
artikel 48.2 wordt aangepast. De bestemming van de locatie Aan de Heibloem 1 wordt herschreven
zodat voldaan wordt aan het wijzigingsplan "Buitengebied Heythuysen 1999, Aan de Heibloem 1".
Zienswijze 2
A.P.M. Metsemakers, Arixweg 6, 6082 ND Buggenum
datum reactie: 18 december 2013, datum ontvangst: 19 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak is gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan en het door de
gemeente goedgekeurde BOP. In de eerdere gemeentelijke reactie op de inspraak is aangegeven dat
het bestaande bouwvlak zou worden behouden.
A. Standpunt
Door inspreker is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het
bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding zal het bouwvlak worden opgenomen conform de vigerende bestemming en het
goedgekeurde bedrijfsontwikkelingsplan.
Zienswijze 3
namens J. Allers, Arixweg 12, 6082 ND Buggenum
Bestemmingsplan Buitengebied
13
datum reactie: 27 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De inspreker verzoekt om handhaving van het bouwvlak conform het huidige bestemmingsplan.
A. Standpunt
Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast (conform eerdere
principemedewerking)
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding zal het bouwvlak worden opgenomen conform de vigerende bestemming.
Zienswijze 4
namens F.H.G. Schoenmakers, Haelerweg 63, 6085 EA Horn
datum reactie: 23 december 2013, datum ontvangst: 23 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De inspreker verzoekt om op het perceel met nummer 775 de bestemming "Wonen" op te nemen.
A. Standpunt
De reactie is terecht. Voor het perceel met nummer 775 zal de verbeelding in overeenstemming
worden gebracht met het bestaande gebruik en worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding dient het perceel met nummer 775 te worden gewijzigd in de bestemming
"Wonen".
Zienswijze 5
M.J.E. Op Heij, Heide 23, 6088 PC Roggel
datum reactie: 19 december 2013, datum ontvangst: 20 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met wijzigingsplan "Heide
23, 6088 PC Roggel", zoals vastgesteld op 3 januari 2012.
14
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De reactie is terecht. Voor het perceel zullen de verbeelding en de regels in overeenstemming
worden gebracht met het planologisch toegestane gebruik conform het vastgestelde wijzigingsplan.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De verbeelding en de regels zullen in overeenstemming worden gebracht met het planologisch
toegestane gebruik conform het vastgestelde wijzigingsplan.
Zienswijze 6
namens J.M.C. Tunissen-Simons, Heide 24, 6093 PB Heythuysen
datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met het thans geldende
bestemmingsplan, voor wat betreft bestemming en bouwblok en conform het ingediende BOP Heide
24 van 20 november 2013.
A. Standpunt
De reactie is terecht. Voor het perceel zullen de verbeelding en de regels in overeenstemming
worden gebracht met het planologisch toegestane gebruik conform het thans geldende
bestemmingsplan en BOP.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De verbeelding en de regels zullen in overeenstemming worden gebracht met het planologisch
toegestane gebruik conform het geldende bestemmingsplan en BOP.
Zienswijze 7
Arvalis , mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Green Acres B.V., Heide 36, 6093 PB Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
15
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak breder te trekken zodat de in 2005 gerealiseerde sleufsilo ook
binnen het bouwvlak valt c.q. om een specifieke functieaanduiding op te nemen ten behoeve van
deze sleufsilo
A. Standpunt
De betreffende sleufsilo zal worden ingetekend op het bouwvlak.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een
hogere maat aan toe te kennen.
B. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De betreffende sleufsilo zal worden ingetekend op het bouwvlak.
Zienswijze 8
Vof Beugelbaan L.W.P. en C.A.M. Claessen-Stassen, Heldensedijk 9, 6088 NT Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om geen agrarische, maar een dagrecreatieve bestemming (conform planregel 18)
op te nemen omdat dit inmiddels beter aansluit op de dagelijkse bedrijfsvoering.
A. Standpunt
Een functiewijziging van agrarisch naar dagrecreatie vraagt om een bredere belangenafweging. Dit is
thans in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde. Het feitelijke gebruik wordt thans
bestemd en dat kan in voldoende mate binnen de bestemming agrarisch. Het staat reclamant vrij om
in een later stadium een gemotiveerd verzoek voor een functiewijziging in te dienen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing
16
Nota van zienswijzen
Zienswijze 9
L.W.P. Peeters, Heldenseweg 39, 6086 PD Neer
datum reactie: 13 december 2013, datum ontvangst: 13 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwkavel van Heldenseweg 39 in Neer is in het voorontwerp verkleind ten opzichte van de
situatie in het vigerend bestemmingsplan. In de vorige situatie was er echter nog sprake van een
varkenshouderij die inmiddels is omgezet naar manege ( ca. 2001). Het plan is om op korte termijn
uit te breiden aan de achterzijde van de manege in de vorm van een overkapping over de volle lengte
en circa 8 meters. Deze overkapping zal gebruikt gaan worden voor het stallen van voer (hooi en
stro) en voor de tijdelijke opslag van witveen voor aanplanting blauwe bessen en voor de stalling van
werktuigen.
A. Standpunt
De gemeente kan in principe instemmen met de gevraagde uitbreiding door vormverandering. Voor
de verantwoording van de vormverandering dient een ruimtelijke onderbouwing aangeleverd te
worden. De gemeente heeft dit in een overleg met de adviseur op 20 september 2013 aangegeven.
De onderbouwing zou voor 1 oktober worden aangeleverd en is inmiddels aangeleverd en
beoordeeld. Het bouwvlak wordt overeenkomstig de ruimtelijke onderbouwing aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak wordt overeenkomstig de ruimtelijke onderbouwing aangepast.
Zienswijze 10
Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Atelier/Galerie In 't vergulde Hirt A.A.M. Webbers, Hollander 6, 6093 PC Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De aanduiding "atelier" ontbreekt op de verbeelding en dekt bovendien de lading van de
werkzaamheden van reclamant niet af (namelijk atelier, inclusief galerie en beeldentuin).
A. Standpunt
De aanduiding "atelier" zal op de verbeelding worden opgenomen voor dit perceel. Dat houdt echter
niet in dat de beeldentuin op grond van die aanduiding niet mogelijk zou zijn. Ingevolge 29.1 onder s
zijn "tuinen en erven" toegestaan. Niet valt in te zien waarom een beeldentuin hier niet onder zou
kunnen vallen. Ten aanzien van de oppervlaktemaat van 80 m2 wordt opgemerkt dat deze alleen
geldt voor de uitoefening van een beroep of bedrijf aan huis als bedoeld in artikel 29.1 onder b.
Bestemmingsplan Buitengebied
17
Zodra de aanduiding "atelier" is opgenomen, geldt echter het gestelde onder 29.1 onder e, dus
zonder oppervlaktemaat. Gelet op de hoofdbestemming "Wonen" zal deze bestemming wel als
primaire bestemming aanwezig moeten blijven.
B. Samenvatting
De regeling voor strijdig gebruik van artikel 29 zou versoepeld moeten worden in de zin dat ook
artikel 29.1 sub d tot en met h en k tot en met s moeten worden uitgezonderd van het verbod.
B. Standpunt
De regeling voor strijdig gebruik regelt dat geen beroepen of bedrijven aan huis worden uitgeoefend
die niet voldoen aan de vereisten als gesteld in 29.1 onder b (bijvoorbeeld: meer dan 80 m2
oppervlakte). Voor het perceel van reclamant wordt echter een aanduiding "atelier" opgenomen,
zodat hier geen sprake zal zijn van een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.5.2.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding zal voor dit perceel de aanduiding "atelier" worden aangebracht.
Zienswijze 11
Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens P. Camp, Hollander 8, 6093 PC Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak is gewijzigd ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Verzocht wordt om het
vigerende bouwvlak te behouden.
A. Standpunt
Conform de uitgangspunten van het buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er
geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast.
Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden.
Dit kan eventueel nog in het reparatie- en veegplan plaatsvinden.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 12
J.P.L. Knippenberg, Horckerstraat 10, 6095 NM Baexem
18
Nota van zienswijzen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het perceel heeft in het verleden een woonbestemming gekregen. Dat is nooit de bedoeling
geweest. Verzocht wordt om weer een agrarische bestemming op te nemen.
A. Standpunt
Thans is geen sprake meer van een agrarisch bedrijf. In het vigerende bestemmingsplan is ook geen
sprake van een agrarisch bedrijf. Er is dan ook geen mogelijkheid, gelet op het uitgangspunten van
het bestemmingsplan, om een agrarische bestemming op te nemen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 13
G. en I. Nijskens, Kallestraat 52, 6013 RN Hunsel
datum reactie: 26 december 2013 en 4 januari 2014, datum ontvangst: 30 december 2013 en 7
januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De bermen aan de Mezenstraat zijn niet aan te merken als waardevolle bermvegetatie.
A. Standpunt
Ondanks dat bepaalde activiteiten in het gebied plaatsvinden (maaien) die een aantasting van de
waarden kan inhouden, betekent dit niet per definitie dat geen landschappelijke waarde meer (in
potentie) aanwezig is. En dat de waarde dus verwijderd zou moeten worden.
B. Samenvatting
De steilranden in de huiskavel zijn niet meer aanwezig in verband met een uitgevoerde
grondverlaging in de periode 2009-2013
B. Standpunt
De steilranden zijn wel nog in het veld aanwezig. Deze aanduiding blijft gehandhaafd.
C. Samenvatting
De solitaire bomenrijen (2x) zijn niet meer aanwezig. Hiervoor is in 2013 een kapvergunning
verleend.
C. Standpunt
Gelet op het feit dat een kapvergunning is verleend, zal deze waarde van de bijlagekaart worden
verwijderd.
Bestemmingsplan Buitengebied
19
D. Samenvatting
Binnen het bouwblok is sprake van twee bedrijfswoningen (Kallestraat 50 en 52).
D. Standpunt
Aangezien sprake is van twee bedrijfswoningen, zal een aanduiding op de verbeelding worden
opgenomen in de zin dat twee bedrijfswoningen zijn toegestaan (maximum aantal wooneenheden =
2).
E. Samenvatting
Het bedrijf is niet aangemerkt als intensieve graasdierhouderij. Gelet op de lopende procedure wordt
verzocht om dit op te nemen.
E. Standpunt
De aanduiding intensieve graasdierhouderij zal worden opgenomen. Inclusief de landschappelijke
inpassing (groenbestemming).
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Gelet op het feit dat een kapvergunning is verleend, wordt de aanduiding solitaire bomenrijen van
bijlage 3 van de bijlagen bij het bestemmingsplan verwijderd op deze locatie. Aangezien sprake is van
twee bedrijfswoningen, zal een aanduiding op de verbeelding worden opgenomen in de zin dat twee
bedrijfswoningen zijn toegestaan (maximum aantal wooneenheden = 2). De aanduiding intensieve
graasdierhouderij zal worden opgenomen. Inclusief de landschappelijke inpassing
(groenbestemming).
Zienswijze 14
A.W. Geraets, Kelperweg 30, 6037 RM Kelpen-Oler
datum reactie: 05 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de bestemming van het perceel te wijzigen naar een woonbestemming. Het
bedrijf is gestaakt en de bedrijfsgebouwen zijn enkel nog in gebruik als caravanstalling en opslag. De
mestsilo is wel nog in gebruik door derden. Indien een woonbestemming niet mogelijk is, wordt
verzocht om de woning als plattelandswoning aan te merken.
A. Standpunt
De agrarische bestemming blijft behouden. De specifieke functieaanduiding specifieke vorm van
agrarisch - plattelandswoning wordt hiertoe opgenomen. Er zal voorts een koppelingsteken worden
opgenomen naar het bestaand bedrijf (Begijnhofweg 1a te Kelpen-Oler).
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
20
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
De agrarische bestemming blijft behouden. De specifieke functieaanduiding specifieke vorm van
agrarisch - plattelandswoning wordt hiertoe opgenomen. Er zal voorts een koppelingsteken worden
opgenomen naar het bestaand bedrijf (Begijnhofweg 1a te Kelpen-Oler).
Zienswijze 15
N.G.J.H. van Grimbergen-Moors, Hoogstraat 32A, 6011 RZ Ell
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten zodat het in overeenstemming is met het vigerende
bouwvlak zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente
Hunsel.
A. Standpunt
Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied wordt het feitelijke gebruik
bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het
bouwvlak niet aangepast. De zienswijze kan ook worden opgevat als BOP. Het vigerende bouwvlak
kan dan ook gehandhaafd worden.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het vigerende bouwvlak dient te worden overgenomen.
Zienswijze 16
A. Coolen, Kuiperweg 15-17, 6037 NL Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak is verkleind ten opzichte van het wijzigingsplan uit 2012.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan 'Kuiperweg 15 te Kelpen-Oler' zal integraal worden
opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
21
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bestemmingsplan 'Kuiperweg 15 te Kelpen-Oler' zal integraal worden opgenomen in het
bestemmingsplan.
Zienswijze 17
W.P.H. Ververs, Koelenstraat 8, 6095 PB Baexem
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Perceel D224 heeft deels een woonbestemming en deels een agrarische bestemming. De begrenzing
tussen beide gedeeltes is foutief ingetekend. Verzocht wordt om veldschuur ter plaatse onder de
woonbestemming in te brengen.
A. Standpunt
Een veldschuur past qua functie beter onder een agrarische bestemming dan een woonbestemming
Er is dan ook geen reden om de begrenzing aan te passen. Wel zal een bouwvlak ingetekend worden
ten behoeve van de veldschuur. Ook zal een functieaanduiding worden opgenomen zijnde "solitaire
stalruimte".
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De agrarische bestemming blijft behouden, maar om de legaal gebouwde veldschuur zal een
bouwvlak worden getekend. Ook zal een functieaanduiding worden opgenomen zijnde "solitaire
stalruimte".
Zienswijze 18
R. en K. Parry, Kruisstraat 7, 6086 AR Neer
datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om een aantal uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden te bezien en te
bespreken, waaronder een recreatie/manege-aanduiding, een uitbreidingsmogelijkheid voor een
rijhal, stallen en recreatieverblijven en het oprichten van een woning op het perceel voor de ouders.
A. Standpunt
Het bestemmingsplan is in principe een conserverend plan dat bestaand en legaal gebruik beoogt te
regelen. Alle door reclamant beschreven ontwikkelingen zijn nieuw en niet eerder besproken en/of
onderzocht en onderbouwd. Het is thans niet doenlijk om deze ontwikkelingen mee te nemen in dit
22
Nota van zienswijzen
bestemmingsplan. In een separaat gesprek kunnen eventuele toekomstige
uitbreidingsmogelijkheden wel besproken worden, maar een en ander kan sowieso niet plaatsvinden
binnen de tijdspanne van dit bestemmingsplan.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 19
Heemkundevereniging Roggel C.H.W. Beenders, Zwartveldsingel 6, 6088 EW Roggel
datum reactie: 05 december 2013, datum ontvangst: 05 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om een mogelijke uitbreiding van heemkundeboerderij De Leimskoel mee te nemen
in het definitief vast te stellen bestemmingsplan buitengebied.
A. Standpunt
Zoals ook in persoon met reclamant besproken, kunnen de ontwikkelingen thans nog niet worden
meegenomen in het bestemmingsplan. Er is nog geen overeenstemming bereikt ten aanzien van de
definitieve ontwikkelingen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 20
T. Schreurs, Nachtegaal 1A, 6096 NG Grathem
datum reactie: 05 december 2013, datum ontvangst: 05 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het vigerende bouwblok te handhaven in het bestemmingsplan.
A. Standpunt
Reclamant geeft aan af te zien van een bedrijfsontwikkelingsplan c.q. een ruimtelijke onderbouwing
voor de locatie. Derhalve kan in het kader van dit bestemmingsplan enkel het huidige gebruik
worden bestemd. Indien de bouwkavel thans reeds is volgebouwd, kan het bouwvlak in dit geval uit
het vigerende bestemmingsplan worden overgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
23
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding zal het bouwvlak worden opgenomen conform de vigerende bestemming / om de
bestaande bebouwing.
Zienswijze 21
CSO Adviesbureau, F.L.H. Vanweert, Postbus 1323, 6201 BH Maastricht
namens Jos Menten Metaalhandel B.V. en Jos Menten Metaalrecycling B.V. J. Menten-Tubeé,
Napoleonsweg 16-20, 6081 AD Haelen
datum reactie: 17 december 2013 en 18 december 2013, datum ontvangst: 18 december 2013 en 19
december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om drie wooneenheden toe te staan middels een aanduiding op de verbeelding,
conform de feitelijke situatie, in plaats van de huidige twee. Huisnummer 20 bevat feitelijk twee
woningen, te weten huisnummers 18 en 20.
A. Standpunt
In het ontwerp bestemmingsplan zijn de drie woningen reeds correct aangegeven. Het
bestemmingsplan hoeft hierop niet aangepast te worden.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de specifieke functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - recyclingbedrijf"
op te nemen.
B. Standpunt
In het bestemmingsplan zal de specifieke functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf recyclingbedrijf" worden opgenomen.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om het gemeentelijke geluidbeleid en de toelichting van het bestemmingsplan af te
stemmen op de situatie ter plaatse: 45 dB(A) tot op 300 meter van de grens van het bedrijfsgebied,
50 dB(A) tot op 200 meter van de grens van het bedrijfsgebied en 55 dB(A) op kortere afstanden.
C. Standpunt
Het gemeentelijke geluidbeleid staat in het kader van dit bestemmingsplan niet ter sprake. Indien
reclamant dit wenst, kan hij een separaat verzoek aan de gemeente richten met een verzoek tot
herziening van het gemeentelijke geluidbeleid indien hierin evidente onjuistheden te ontwaren zijn.
Het uitgangspunt van het thans voorliggende bestemmingsplan is dat legaal aanwezige bestaande
functies worden gerespecteerd. Dat is voor de onderhavige locatie beoogd.
24
Nota van zienswijzen
D. Samenvatting
Het verzoek is om de getekende gebouwcontouren als illustratie te verwijderen van de verbeelding
omdat dit mogelijk tot verschil in interpretatie kan leiden in verband met het op de verbeelding
aangegeven bebouwingspercentage.
D. Standpunt
De geïllustreerde gebouwcontouren maken onderdeel uit van de ondergrond van
www.ruimtelijkeplannen.nl. Hier kan niets aan worden veranderd. Beslissend voor de bouw- en
gebruiksmogelijkheden zijn de verbeelding en de regels. Hieruit blijkt dat het gehele perceel de
bouwaanduiding "Bouwvlak" heeft. In combinatie met de regels 8.2.1 a en b, blijken hier zeer
duidelijk de bouwmogelijkheden uit.
E. Samenvatting
Verzocht wordt om de maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de
bouwhoogte van overige bouwwerken af te stemmen op het vigerende bestemmingsplan (8, 10 en 8
meter). Verzocht wordt voorts om de hoogte van erf- en terreinafscheidingen te verhogen naar
maximaal 4 meter.
E. Standpunt
De bestaande maximale goothoogte en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en de bouwhoogte van
overige bouwwerken worden afgestemd op het vigerende bestemmingsplan (8, 10 en 8 meter). De
maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen wordt gehandhaafd op maximaal 2 meter.
Vier meter heeft een te grote ruimtelijke impact. Ten aanzien van het argument van
inbraakpreventie heeft te gelden dat er ook nog andere maatregelen door reclamant overwogen
kunnen worden om dit risico te beperken.
F. Samenvatting
Verzocht wordt om de afwijkingsregel als genoemd in planregel 8.5.2 ook te kunnen gebruiken voor
bedrijven hoger dan categorie 3 uit de lijst van bedrijfsactiviteiten, ten behoeve van het bedrijf van
reclamant.
F. Standpunt
Het is ongewenst om deze afwijkingsmogelijkheid uit te breiden voor bedrijven hoger dan categorie
3. Dat zou betekenen dat in principe binnen het gehele bestemmingsplan uitbreiding tot categorie 3
en hoger kan plaatsvinden. Het bedrijf van reclamant wordt overigens positief bestemd middels de
eerder genoemde functieaanduiding. Voor het overige is het niet gewenst dat het bestemmingsplan
mogelijkheden tot verandering biedt, buiten de lagere, rechtstreeks toegestane categorie (1 en 2) of
hiermee gelijk te stellen categorieën van bedrijven.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het perceel zal de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf recyclingbedrijf" worden opgenomen. De bestaande maximale goothoogte en bouwhoogte van
bedrijfsgebouwen en de bouwhoogte van overige bouwwerken worden afgestemd op het vigerende
bestemmingsplan (8, 10 en 8 meter).
Bestemmingsplan Buitengebied
25
Zienswijze 22
B. Driegen, Nijken 9, 6088 NP Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 03 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bedrijf is ondergebracht onder de noemer "ambachtelijk", maar het is onduidelijk of de
bedrijfsvoering hieronder valt. Verzocht wordt om een toelichting van de groep "ambachtelijk" en/of
een aanpassing van het bestemmingsplan zodat het bedrijf hier alsnog onder valt.
A. Standpunt
In de definitiebepalingen zal een omschrijving van een ambachtelijk bedrijf worden opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
In de definitiebepalingen zal een omschrijving van een ambachtelijk bedrijf worden opgenomen.
Zienswijze 23
M.J.M. Smets, Nijken 16a, 6088 NR Roggel
datum reactie: 05 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om in de agrarische bestemming met waarden tevens op te nemen dat opslag
mogelijk wordt, zodat eventueel in de toekomst verhuur kan plaatsvinden.
A. Standpunt
Deze ontwikkeling is thans onvoldoende zeker om dit thans al als zodanig te bestemmen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 24
Pijnenburg Agrarisch Adviesburo B.V., L. Heesen, Spoorweg 4, 5963 NJ Horst
namens P.L.M. Coolen, Ophoven 1, 6088 AC Roggel
26
Nota van zienswijzen
datum reactie: 13 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak op te nemen conform het goedgekeurde wijzigingsplan van 18
december 2006.
A. Standpunt
Het bouwvlak zal worden opgenomen conform het BOP en het wijzigingsplan zoals vastgesteld door
burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Roggel en Neer op 18 december 2006 en
goedgekeurd door gedeputeerde staten van Limburg op 6 maart 2007.
B. Samenvatting
De onder andere in artikel 4.7.3 opgenomen wijzigingsbevoegdheid voorziet niet in de bestaande
praktijk van saldering van ammoniakrechten. Verzocht wordt om de formulering te wijzigen en op te
nemen dat depositie van ammoniak op natura 2000 gebieden niet mag toenemen.
B. Standpunt
Planregel 4.7.3 voorziet in de mogelijkheid van interne saldering van ammoniakrechten. het aantal
dieren per bedrijf kan toenemen door de emissie per dierplaats van de bestaande gebouwen terug te
dringen. In het bestemmingsplan is als voorwaarde voor uitbreiding van bedrijven opgenomen dat er
sprake moet zijn van een (tenminste) emissiestandstill (en daarmee samenhangende depositie
standstill). De technische mogelijkheden die bestaan maken dus in principe mogelijk dat bedrijven
kunnen uitbreiden in aantallen dieren en voldoen aan de voorwaarde van gelijkblijvende emissie. In
planregel 4.6.8 is voorts de mogelijkheid voor externe saldering meegenomen. De
bestemmingsplanregeling voorziet dus in de mogelijkheid van saldering.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak wordt opgenomen conform het wijzigingsplan van 18 december 2006.
Zienswijze 25
S.L. Loyen, Ophoven 14a, 6088 AC Roggel
datum reactie: 24 december 2013, datum ontvangst: 24 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De agrarische bestemming op het perceel Ophoven 14a is niet terecht, omdat op het perceel
gewoond wordt.
A. Standpunt
De bestemming is reeds "Wonen".
Bestemmingsplan Buitengebied
27
B. Samenvatting
Het bijgebouw is in gebruik als timmerwerkplaats/klussenbedrijf. Verzocht wordt om hiervoor een
passende aanduiding op te nemen.
B. Standpunt
De functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - klussenbedrijf en timmerwerkplaats" zal worden
opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Ter plaatse van het bijgebouw zal de functieaanduiding "specifieke vorm van wonen - klussenbedrijf
en timmerwerkplaats" zal worden opgenomen.
Zienswijze 26
R. Vullers, Ophoven 50a, 6088 AG Roggel
datum reactie: 6 december 2013, datum ontvangst: 10 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwblok aan de noordzijde van het perceel uit te breiden met 5 a 7 meter,
zodat hier in de toekomst een loods/werktuigberging kan worden bijgebouwd.
A. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het
bouwvlak wordt overeenkomstig het bedrijfsontwikkelingsplan aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak wordt opgenomen conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
Zienswijze 27
H.M.P. Clout, Posthuisweg 10, 6085 AG Horn
datum reactie: 26 december 2013, datum ontvangst: 03 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant stelt dat de bedrijfsbestemming van de locatie wordt verwijderd. Ter plaatse wordt echter
nog steeds bloemenkwekerij 't Ven geëxploiteerd.
28
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De bedrijfslocatie aan de Posthuisweg 10 te Horn is gelegen buiten de begrenzing van het thans
voorliggende bestemmingsplan Buitengebied. Deze locatie maakt namelijk deel uit van de kern Horn.
Enkel de gronden aan de overzijde van de Posthuisweg zijn opgenomen in dit bestemmingsplan.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 28
M.P. Korten, Processieweg 1, 6037 NW Kelpen-Oler
datum reactie: 30 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De aanduiding "tov" is deels onjuist. Voor een gedeelte van het perceel dient de aanduiding
glastuinbouw te worden opgenomen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat de aanduiding
"glastuinbouw" zal worden opgenomen voor de gedeelten van het perceel waar tuinbouwkassen
aanwezig zijn.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De aanduiding "glastuinbouw" opnemen voor die locaties waar tuinbouwkassen aanwezig zijn. De
aanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" blijft gehandhaafd op de locatie waar
containervelden aanwezig zijn.
Zienswijze 29
M.P. Korten, Processieweg 7, 6037 NW Kelpen-Oler
datum reactie: 30 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De aanduiding "tov" is onjuist. Voor het perceel dient de aanduiding glastuinbouw te worden
opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
29
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat de aanduiding
"glastuinbouw" zal worden opgenomen voor de gedeelten van het perceel waar tuinbouwkassen
aanwezig zijn.
B. Samenvatting
Voor het waterbassin achter de kas is nog een archeologische waarde opgenomen. Deze is niet meer
aanwezig.
B. Standpunt
Dit klopt niet. Er is geen archeologische waarde opgenomen op de locatie van het waterbassin achter
de kas.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De aanduiding "glastuinbouw" opnemen voor die locaties waar tuinbouwkassen aanwezig zijn. De
aanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" blijft gehandhaafd op de locatie waar
containervelden aanwezig zijn.
Zienswijze 30
Arvalis , mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens A.W. Hartman, Hollander 2a, 6093 PC Heythuysen
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om, vooruitlopend op de geplande wijzigingen in het reparatie- en veegplan, het
vigerende bouwvlak te handhaven, ter bescherming van bestaande rechten.
A. Standpunt
Gelet op het ingediende BOP en vooruitlopend op het reparatie- en veegplan, kan het vigerende
bouwvlak worden gehandhaafd.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de waarde - archeologie 5 van de betreffende percelen te verwijderen, gelet op
het feit dat de gronden in het verleden omvangrijk zijn vergraven en geëgaliseerd, waardoor van
enige archeologische waarde geen sprake meer is.
B. Standpunt
Gelet op de overlegde bewijsmiddelen ten aanzien van de in het verleden uitgevoerde
grondwerkzaamheden, ligt het in dit specifieke geval in de reden om de waarde - archeologie 5 van
de betreffende percelen te verwijderen.
30
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
Verzocht wordt om in de planregels bij "overig - openheid" op te nemen dat boomteelt en fruitteelt
van een vooraf afgegeven omgevingsvergunningplicht ontheven zijn.
C. Standpunt
De aanduiding is opgenomen op basis van het vigerend bestemmingplan. Het is de taakstelling van
de gemeente om onevenredige aantasting van de openheid van deze gebieden te voorkomen.
Derhalve zijn bepaalde werkzaamheden aan een vergunningplicht gebonden. Het
"omgevingsvergunningstelsel" is opgenomen om de waardes van het gebied te kunnen behouden.
Daar waar de openheid niet wordt aangetast kan vergunning worden verleend. De
gebiedsaanduiding en het omgevingsvergunningenstelsel blijft zoals opgenomen gehandhaafd.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Gelet op het ingediende BOP en vooruitlopend op het reparatie- en veegplan, kan het vigerende
bouwvlak worden gehandhaafd. De betreffende waarde - archeologie 5 wordt van de betreffende
percelen gehaald.
Zienswijze 31
Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens C.W.J. Corstjens, Huikenstraat 3, 6015 RC Neeritter
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om het ten behoeve van de vollegronds-groenteteelt toepassen van
vruchtwisseling, waardoor het kavelpatroon enigszins kan wisselen, te beschouwen als
werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik, binnen de gebiedsaanduiding
"overige zone - oud bouwland".
A. Standpunt
Binnen het bestemmingsplan zijn werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale
bodemgebruik vrijgesteld van een omgevingsvergunningplicht. Wat binnen het kader van het
normale bodemgebruik valt, is afhankelijk van de bedrijfsvoering en de omstandigheden ter plaatse.
In het voorkomende geval kan dit locatie specifiek beoordeeld worden.
B. Samenvatting
Voor de cultuurgronden geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Aan artikel 38 van de
regels dient te worden toegevoegd dat bij de aanleg of vervanging van drainage of leidingen voor
beregening alsmede bij de aanleg van een boomgaard of het rooien van bomen en het woelen c.q.
diepploegen van gronden, geen vergunning noodzakelijk is.
Bestemmingsplan Buitengebied
31
B. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de
gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan
Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen
sprake is van archeologische waarden. Het is niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is
er geen archeologische vondsten aanwezig zijn. Wel wordt in de planregels voor het aanbrengen van
sleufloze drainagesystemen een uitzondering op de onderzoeksplicht gemaakt. Voor alle andere
systemen dient nog wel een archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om het rooien en vellen van houtopstanden binnen de gebiedsaanduiding "overige
zone - landschappelijke elementen" vrij te stellen van een omgevingsvergunningplicht.
C. Standpunt
De bepaling dient ter bescherming van de landschappelijke elementen zoals opgenomen in bijlage 3
van het bestemmingsplan. Als het rooien en vellen van houtopstanden zonder vergunning zou
worden toegestaan, dan zal het artikel niet adequaat voorzien in de bescherming van deze
elementen.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen zal onder de uitzonderingen op de vergunningplicht
te worden gebracht.
Zienswijze 32
Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens G.J.G. Tholen, Kanaalweg 1, 6037 NT Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het vigerende bouwblok te handhaven in het bestemmingsplan, e.e.a. conform
het ingediende BOP.
A. Standpunt
Gelet op het ingediende BOP, zal het vigerende bouwvlak gehandhaafd worden in dit
bestemmingsplan.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de bestemming "Waterstaat - waterlopen" zodanig te positioneren dat deze het
bouwvlak niet overschrijft en tevens niet is gelegen over de situering van bestaande bebouwing.
32
Nota van zienswijzen
B. Standpunt
Deze dubbelbestemming is opgenomen ter bescherming van het waterstaatswerk. Bouwen conform
de onderliggende bestemming is niet onmogelijk, maar wel pas mogelijk na raadpleging van de
waterbeheerder. De dubbelbestemming frustreert bestaande bouwwerken voorts niet. De
dubbelbestemming blijft dan ook gehandhaafd.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het vigerende bouwvlak dient te worden overgenomen.
Zienswijze 33
Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Fruitbedrijf Gielens B.V., Kappert 13a, 6086 PA Neer
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - 1" is geen regeling voor permanente
teeltondersteunende voorzieningen opgenomen, zoals deze op het perceel van reclamant wel
aanwezig zijn. In de bestemming "Agrarisch met waarden - 4" is dit overigens wel geregeld. Verzocht
wordt om dit in de regels en in de verbeelding voor deze locatie vast te leggen.
A. Standpunt
Met de aanduiding voor permanente teeltondersteunende voorzieningen is beoogd om een paar
solitaire situaties positief te bestemmen. Het is geen algemeen onderdeel van beleid om permanente
teeltondersteunende voorzieningen binnen alle agrarische bestemmingen, buiten het bouwvlak, toe
te staan.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om ter plaatse van de aanduiding "overige zone - openheid" de aanplant van blauwe
bessenstruiken niet te beschouwen als zijnde andere houtopstanden (en dus
omgevingsvergunningplichtig), maar als passend binnen het normale bodemgebruik.
B. Standpunt
Ingevolge artikel 49.12.2a onder 6 is omgevingsvergunningplichtig: het beplanten van gronden met
bomen, in de zin van boomsingels en hakhoutwallen of andere houtopstanden. De zinsnede "andere
houtopstanden" ziet op de houtopstanden die vergelijkbaar zijn met eerdere genoemde bomen,
boomsingels en hakhoutwallen. Het gaat hier dus om grote houtopstanden die de landschappelijke
openheid kunnen bedreigen. Struiken vallen hier niet onder en hiervoor geldt dus geen
omgevingsvergunningplicht.
Bestemmingsplan Buitengebied
33
C. Samenvatting
Verzocht wordt om locaties waar in het verleden legaal huisvesting voor arbeidsmigranten is
gerealiseerd, een separate aanduiding op de verbeelding te geven, in plaats van een beschrijving in
de planregels dat geen sprake is van strijdig gebruik bij "huisvesting van arbeidsmigranten ter plaatse
van bestaande (vergunde) situaties".
C. Standpunt
De huidige systematiek frustreert de thans legaal, middels vergunning aanwezige huisvesting niet. De
bepaling blijft dan ook gehandhaafd.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 34
Arvalis, mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens H. Wulms, Kappert 15, 6086 PA Neer
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak in het bestemmingsplan kleiner is dan in het voorheen
geldende bestemmingsplan. Verzocht wordt om, in afwachting van een BOP, het vigerende bouwvlak
te handhaven.
A. Standpunt
Conform de uitgangspunten van het buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er
geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast.
Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 35
M.W.M. Clerkx, Hornerheide 4, 6085 NM Horn
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
34
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om, in afwachting van een definitieve koopovereenkomst tussen partijen, een deel
van het perceel met de bestemming "Maatschappelijk", alvast bij de woonbestemming te betrekken.
De grond wordt thans gebruikt als tuin. E.e.a. kan geschieden onder voorbehoud van overdracht.
A. Standpunt
Het is niet mogelijk om vooruitlopend op een definitieve koopovereenkomst en overdracht van de
gronden, alvast de bestemming te wijzigen in "Wonen". Het is nog ongewis of een dergelijke
overeenkomst tussen partijen daadwerkelijk tot stand komt en dat overdracht daadwerkelijk
plaatsvindt. Het is voorts niet mogelijk om onder voorbehoud een woonbestemming toe te kennen.
Overigens is het gebruik van de gronden als tuin niet per definitie in strijd met de thans toegekende
bestemming "Maatschappelijk".
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 36
H.G. Verstappen, Berikstraat 31, 6082 AM Buggenum
datum reactie: 8 januari 2014, datum ontvangst: 8 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de bestaande, vergunde paardenstal/dierenverblijf in het bestemmingsplan op te
nemen binnen de agrarische bestemming.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Om de bestaande stal zal een strak bouwvlak en de aanduiding 'solitaire
stalruimte' worden opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Om de bestaande stal zal een strak bouwvlak en de aanduiding 'solitaire stalruimte' worden
opgenomen.
Zienswijze 37
Stichting Milieufederatie Limburg J.H. Heijnen, Godsweerderstraat 2, 6041 GH Roermond
datum reactie: 8 januari 2014, datum ontvangst: 8 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
35
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Gesteld wordt dat de effecten van verschillende uitbreidingsmogelijkheden in samenhang aan de NBwet dienen te worden getoetst en niet afzonderlijk.
A. Standpunt
Deze toets of voor het plan als geheel voldaan kan worden aan de NB-wet heeft plaatsgevonden in
de passende beoordeling bij het planMER en bestemmingsplan voor het buitengebied. Hieruit komt
naar voren dat in het bestemmingsplan voorwaarden noodzakelijk zijn om aan de NB-wet te kunnen
voldoen. Deze voorwaarden zijn in het bestemmingsplan opgenomen.
Bij de vergunningverlening voor de individuele bedrijfsuitbreidingen wordt nogmaals, al dan niet met
maatregelen, getoetst of voldaan wordt voor het individuele bedrijf.
B. Samenvatting
Gesteld wordt dat binnen het bestemmingsplan geborgd moet worden dat cumulatief gezien de
effecten van evenementen en recreatie uit te sluiten zijn.
B. Standpunt
Recreatie en recreanten in de gemeente Leudal zijn vooral gericht op extensieve vormen van
recreatie. Als sprake is van evenementen zal het overwegend gaan om kortdurende evenementen.
Aan evenementen worden (via milieuregels en apv) regels gesteld.
C. Samenvatting
Geteld wordt dat vanwege aanpassing aan de begrenzing van het Natura 2000-gebied Leudal - ten
opzichte van eerder verricht onderzoek- voor de helihaven een passende beoordeling noodzakelijk
is.
C. Standpunt
Het bestemmingsplan maakt de helihaven niet mogelijk. Dat heeft de eerder verleende vrijstelling ex
artikel 19 WRO reeds gedaan. Die planologisch regeling wordt in dit bestemmingsplan overgenomen.
Onderzoek naar de helihaven maakt daarmee ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan en
planMER buitengebied.
D. Samenvatting
Diverse ontwikkelingen (Randweg, Nunhems Zaden, ontgronding) zouden betrokken kunnen worden
in het MER.
D. Standpunt
Deze ontwikkelingen maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan buitengebied. Effecten
hiervan worden dan ook beschouwd in het plan dat die ontwikkelingen eventueel mogelijk gaat
maken, en niet van het onderzoek in het kader van het bestemmingsplan buitengebied.
E. Samenvatting
Gesteld wordt dat, omdat significante effecten op N-2000-gebieden niet kunnen worden uitgesloten,
het bestemmingsplan moet worden aangepast, zodanig dat cumulatief geen significante effecten
optreden. Opgemerkt wordt dat conform artikel 19l van de NB wet bovendien rekening gehouden
36
Nota van zienswijzen
moet worden met de instandhoudingsdoelstellingen waarbij ook verbetering van de kwaliteit
centraal staat.
E. Standpunt
In het bestemmingsplan zijn voorwaardelijke bepalingen opgenomen die waarborgen dat de
depositie in Natura 2000 gebieden niet kan toenemen
F. Samenvatting
Verzocht wordt om de gebieden ven Busjop, het Buggenums Veld, de plas Bouxweerd, de
meanderresten in het Ghoorbos, Gagelmoeras, Brookberg en Bergerven, een natuurbestemming te
geven.
F. Standpunt
Vigerende natuurbestemmingen zijn waar mogelijk overgenomen. Gronden die binnen de EHS als
bestaande natuur zijn bestemd, worden eveneens als natuur bestemd. De overige gronden binnen de
EHS worden voor zover als natuur in gebruik, bestemd als natuur. Mochten ze nog als agrarisch in
gebruik zijn, wordt een wijzigingsbevoegdheid naar natuur opgenomen.
G. Samenvatting
De bestemmingen natuur en bos leiden tot onduidelijkheid. Verzocht wordt om de bestemming bos
enkel op te nemen voor boslocaties ten behoeve van de houtproductie. Overige natuur zou de
bestemming natuur moeten krijgen.
G. Standpunt
Beide bestemmingen zijn in de planregels voldoende verduidelijkt om deze van elkaar te kunnen
onderscheiden.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 38
L. Parren, Kasteelweg 17, 6095 ND Baexem
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de bestemming 1 op 1 over te nemen uit het vorige bestemmingsplan en zonder
zaken als wetgevingszones e.d.
A. Standpunt
De wetgevingszone is opgenomen conform de uitgangspuntennotitie voor het bestemmingsplan
buitengebied. Het agrarische gebruik kan worden voortgezet.
Bestemmingsplan Buitengebied
37
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 39
LLTB H.J.C. Senden, Steegstraat 5, 6041 EA Roermond
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bestemmingsplan zo spoedig en zo goed mogelijk vast te stellen en
vervolgens zo spoedig mogelijk met een veegplan te komen.
A. Standpunt
Het voornemen bestaat om een reparatie- en veegplan in voorbereiding te nemen na vaststelling
van het onderhavige bestemmingsplan.
B. Samenvatting
In de artikelen 3 tot en met 6 is geen regeling voor permanente teeltondersteunende voorzieningen
opgenomen. In de bestemming "Agrarisch met waarden - 4" is dit overigens wel geregeld. Verzocht
wordt om dit voor permanente teeltondersteunende voorzieningen en containervelden ook in de
artikelen 3 tot en met 6 zo op te nemen.
B. Standpunt
Er is bewust voor gekozen om permanente teeltondersteunende voorzieningen niet zonder meer
buiten het bouwvlak toe te staan. Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
zijn mogelijk middels een aanduiding. Ten aanzien van de bestemming Agrarisch met waarden - 4 is
het correct dat hier een aanduiding is opgenomen voor permanente teeltondersteunende
voorzieningen, maar dit betreft enkel een handvol legale, vergunde situaties. Waar nodig worden
reeds aanwezige legale situaties bestemd met deze aanduiding of met een aanduiding
"containervelden".
C. Samenvatting
Verzocht wordt om in de begripsomschrijving (1.112) aan te geven dat afdekfolie niet als een
teeltondersteunende voorziening wordt gezien
C. Standpunt
De opmerking is terecht. In de definitiebepaling zal dit verduidelijkt worden.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om de beekdalen (Agrarisch met waarden - 4) te beperken tot de feitelijke
beekdalen. Thans zijn, als gevolg van de gebiedsbeschrijving uit 2009, de beekdalen onderdeel van
het terrassenlandschap en niet apart opgenomen. De belijning is daarmee te ruim.
38
Nota van zienswijzen
D. Standpunt
De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van
de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje
met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting. Dit komt dus overeen met de indeling
volgens de Structuurvisie. De Agrarisch met waarden - 4 bestemming is daarmee inderdaad breder
dan alleen de beekdalen. De beekdalen zijn voorts met een bufferzone aangeduid voor zover gelegen
in de voormalige gemeenten Roggel en Haelen. Dit wordt uitgebreid met de beekdalen die zijn
gelegen binnen de voormalige gemeenten Hunsel en Heythuysen.
E. Samenvatting
Reclamant verzoekt om het begrip "intensieve graasdierhouderij" te schrappen. Dit begrip wordt niet
onderbouwd, heeft geen toegevoegde waarde en is onduidelijk omdat niet helder is wat hier onder
valt. De regels verschillen ook niet van de regels voor andere grondgebonden agrarische bedrijven.
E. Standpunt
De term intensieve graasdierhouderij blijft behouden binnen dit plan. Dit om een onderscheid te
kunnen maken tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde
intensieve veehouderij.
F. Samenvatting
Verzocht wordt om de aanduiding "overige zone - weidevogelgebied" te verwijderen, omdat het
behouden van grasland slechts één van de maatregelen zijn voor een goede weidevogelbiotoop.
Bovendien blijkt deze aanduiding in de omgeving Haler niet terecht te zijn opgenomen, mede gelet
op het provinciale natuurbeleid.
F. Standpunt
De gemeente acht dit een beschermenswaardig gebied. Normaal agrarisch bodemgebruik is
toegestaan. Het scheuren van grasland is aan een vergunningplicht verbonden, wat niet betekent dat
een vergunning nooit kan worden verleend.
G. Samenvatting
Verzocht wordt om aan te geven dat aan het criterium voor wijziging van de bestemming van
agrarisch naar wonen, zijnde "dat de uitbreidingsmogelijkheden van de direct in de omgeving
gelegen agrarische bedrijven niet worden geschaad", is getoetst voor wat betreft de locaties die in
dit bestemmingsplan de functie wonen hebben gekregen.
G. Standpunt
Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een
belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties
een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven.
H. Samenvatting
Verzocht wordt om locaties waar in het verleden legaal huisvesting voor arbeidsmigranten is
gerealiseerd, een separate aanduiding op de verbeelding te geven, in plaats van een beschrijving in
de planregels dat geen sprake is van strijdig gebruik bij "huisvesting van arbeidsmigranten ter plaatse
van bestaande (vergunde) situaties".
Bestemmingsplan Buitengebied
39
H. Standpunt
De huidige systematiek frustreert de thans legaal, middels vergunning aanwezige huisvesting niet. De
bepaling blijft dan ook gehandhaafd.
I. Samenvatting
Verzocht wordt om in de planregels ten behoeve van uitbreiding van de veestapel de zinsnede “best
beschikbare stalsysteem” te veranderen in “best beschikbare techniek”.
Voorts wordt verzocht om in genoemde artikelen een derde lid toe te voegen, waarin wordt
ingegaan op de regeling Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Doel is om de totale
stikstofdepositie op een natura 2000 gebied niet te laten toenemen.
I. Standpunt
Aangesloten zal worden bij de term beste beschikbare technieken (BBT). Het is in dit
bestemmingsplan buitengebied niet de bedoeling om rechtstreeks te verwijzen naar of aan te sluiten
bij de regeling Programmatische Aanpak Stikstof. Bovendien is het wetsvoorstel inzake de
programmatische aanpak stikstof nog in behandeling bij de Tweede Kamer. Wel zijn mogelijkheden
voor interne en externe saldering van ammoniakrechten in het bestemmingsplan opgenomen, onder
voorwaarden.
J. Samenvatting
Verzocht wordt om wat betreft de ligging van gebouwen en bouwwerken deze toe te staan vanaf de
voorgevelrooilijn en niet pas vanaf de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning. Hierdoor worden
delen van vigerende bouwvlakken onbruikbaar.
J. Standpunt
Er is vanuit stedenbouwkundig oogpunt bewust voor gekozen om bouwen pas achter de
achtergevelrooilijn toe te staan. Bovendien is in planregel 3.4.1 een afwijkingsmogelijkheid
opgenomen om in het voorkomende geval hiervan af te wijken. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is
het belangrijk om hier een separate afweging aan vooraf te laten gaan. In planregel 4.2.1 onder h. is
opgenomen dat bestaande bedrijfsgebouwen op een afwijkende afstand, toegestaan zijn, waarbij de
bestaande maatvoeringen (zowel oppervlakte als hoogte) als maximum maatvoeringen gelden en
waarbij herbouw op de bestaande locatie is toegestaan.
K. Samenvatting
Verzocht wordt om de maximale hoogte van sleufsilo's te wijzigen van 2 naar 4 meter.
K. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
L. Samenvatting
Verzocht wordt om de aanduiding overige zone - bufferzone 3 te schrappen, omdat deze aanduiding
niet onderbouwd is en onduidelijk is wat hiervan de toegevoegde waarde is.
40
Nota van zienswijzen
L. Standpunt
Het gaat om vier solitaire locaties in Haelen, welke zijn overgenomen vanuit het vigerende
bestemmingsplan. Het gaat hierbij om behoudenswaardige graslanden. De toegevoegde waarde is
dat (alleen) het scheuren van grasland niet zonder meer is toegestaan.
M. Samenvatting
In de toelichting op pagina 85 wordt gesteld dat de POG bestemd is als natuur terwijl dit op
verschillende plaatsen nog in gebruik is voor agrarische doeleinden. Verzocht wordt om aan te
sluiten op het Provinciaal Omgevingsplan Limburg.
M. Standpunt
Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur
ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd
conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden
aangepast.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
In de begripsomschrijving van teeltondersteunende voorzieningen wordt aangegeven dat afdekfolie
alléén niet als een teeltondersteunende voorziening wordt gezien. In de planregels ten behoeve van
uitbreiding van de veestapel zal de zinsnede "best beschikbare stalsysteem" overal worden
veranderd in "beste beschikbare technieken". Tevens wordt op de verbeelding de aanduiding voor
bufferzone opgenomen binnen de voormalige gemeenten Hunsel en Heythuysen.
Zienswijze 40
W.G. Houben, Ophoven 43a, 6088 AS Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak, dan wel de voorgevelrooilijn in te tekenen in het verlengde van de
nevenaan gelegen woning op huisnummer 43.
A. Standpunt
Binnen de bestemming wonen wordt niet gewerkt met bouwvlakken. Binnen het bestemmingsvlak
mag worden gebouwd, met inachtneming van de regels als vastgelegd in artikel 29.2.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Bestemmingsplan Buitengebied
41
Zienswijze 41
Maatschap L.L.J.M. en R.J.G. Hamans, Hatenboer 1, 6041 TN Roermond
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om gelet op het huidige gebruik van de grond en toekomstige plannen de
bestemming Agrarisch met waarden - 4 te veranderen in Agrarisch.
A. Standpunt
Voor het bepalen van de gebiedsbestemmingen (Agrarisch met waarden) met de te
beschermen waarden wordt op hoog schaalniveau de gebiedsindeling uit de
Gebiedsbeschrijving van de gemeente Leudal als basis genomen. De agrarische bestemming met
waarde 4 is ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter bescherming van de beekdalen geldt
hier een meer beperkende regeling dan in de bestemming ‘Agrarisch’. Teeltondersteunende
voorzieningen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Daarnaast dient de natuurlijke
waterhuishouding en de landschappelijke structuur te worden behouden en waar mogelijk te
worden versterkt.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 42
W. en K. Rutten-Hermans, Hoogstraat 28, 6011 RZ Ell
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Artikel 29.4 van de planregels wordt als bezwarend gezien, omdat daarin wordt voorgeschreven dat
het huidige oppervlak en volume niet mag worden hersteld zoals dat op dit moment aanwezig is
(vernieuwing).
A. Standpunt
Artikel 29.4 van de planregels ziet op een mogelijkheid om middels vergunning over te gaan tot
herbouw én uitbreiding van de bestaande oppervlakte aan bouwwerken, maar wel beperkt tot
bouwwerken van maximaal 150 m2. In dit geval is een kas aanwezig op het perceel, welke groter is
dan de maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken. Hiervoor is echter een
aanduiding "kas" opgenomen op de verbeelding. Ingevolge planregel 29.2.1 onder l. mag "in
afwijking van het bepaalde onder j sub 1 en 2 de gezamenlijke oppervlakte en inhoud van
bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'kas' niet meer bedragen
42
Nota van zienswijzen
dan de bestaande maatvoering". De regeling van herbouw wordt van overeenkomstige toepassing
verklaard op het gestelde onder lid 1.L.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De planologische regeling van herbouw wordt van overeenkomstige toepassing verklaard ter plaatse
van de aanduiding "kas".
Zienswijze 43
Proteion Thuis J.H.M.J. Laumen, Heythuyserweg 21, 6085 NH Horn
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de weg Hornerheide, welke toegang verleent tot de woningen Hornerheide 4 en
5 een verkeersbestemming te geven in plaats van een maatschappelijke bestemming. Proteion Thuis
maakt geen gebruik van deze weg.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Aan de weg zal een verkeersbestemming worden gegeven.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding zal aan de betreffende toegangsweg voor de woningen Hornerheide 4 en 5 een
verkeersbestemming worden gegeven.
Zienswijze 44
R.M.L.M. Magnée, Kasteelstraat 6, 6085 BH Horn
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In het vigerende bestemmingsplan “Buitengebied” maken de op grond van de Monumentenwet
beschermde historische buitenplaats Kasteel Horn en het Landgoed Kasteel Horn deel uit van het
buitengebied. In het ontwerp niet meer. Ter plaatse van het kasteelcomplex vormt de rand van het
winterbed van de Maas historisch gezien de grens met de bebouwde kom van Horn. Omdat er zich
ten aanzien van de bebouwing geen wijziging heeft voorgedaan is er geen reden om het
kasteelcomplex niet langer tot het buitengebied te rekenen. Voor instandhouding van het
Bestemmingsplan Buitengebied
43
monumentale geheel is het belangrijk om tot het buitengebied te blijven behoren. Verzocht wordt
het kasteelcomplex op te nemen in het bestemmingsplan “Buitengebied”.
A. Standpunt
Het wordt niet gezien dat het voor een monumentale locatie een belemmering oplevert of de locatie
opgenomen is in een buitengebied- of in een kernplan. De regelgeving is bepalend voor een
monument. De contour wordt hiervoor niet aangepast. Bebouwing die nu nog in het buitengebied is
opgenomen, maar ruimtelijke functionele overeenkomsten met de bebouwing in de kern heeft, is bij
de kerncontour getrokken op basis van de factoren huidig gebruik en vigerende bouwblokken uit het
bestemmingsplan buitengebied.
B. Samenvatting
In het ontwerp wordt aan landgoederen uitsluitend betekenis toegekend in samenhang met de
bestemming 'Natuur'. Dit is te beperkt omdat de bestemming 'Landgoed' ook kan voorkomen in
samenhang met andere bestemmingen. Het begrip 'buitenplaats' kan gekoppeld zijn aan de
beschermde monumentenstatus als historische buitenplaats. Verzocht wordt de begrippen
'Landgoed' en 'Buitenplaats' op te nemen en te verbinden aan de bestemmingen. Verzocht wordt
ook de dubbelbestemming 'Landgoed' op te nemen ter plaatse van het landgoed Kasteel Horn.
B. Standpunt
"Het begrip landgoed in de Natuurschoonwet heeft een andere betekenis dan het begrip landgoed in
het bestemmingsplan. In artikel 1 is een omschrijving van het begrip landgoed in het kader van het
bestemmingsplan opgenomen. Het begrip buitenplaats wordt in het bestemmingsplan niet
gebruikt en wordt derhalve niet opgenomen. De locatie Kasteel Horn is opgenomen in het
bestemmingsplan Kern Horn. Een eventuele aanpassing van de bestemming van dit kasteel is in het
kader van het bestemmingsplan Buitengebied niet aan de orde."
C. Samenvatting
Het landgoed Kasteel Horn en de daarop gelegen historische buitenplaatse met bijbehorende
landgoedbiotoop dienen expliciet benoemd te worden op de verbeelding onder aanvulling van de
regels.
C. Standpunt
Het gegeven dat zorgvuldig omgegaan moet worden met kastelen en landgoederen, ook in een
bestemmingsplan, wordt onderschreven. Aangezien landgoed Kasteel Horn echter zoals eerder
aangegeven geen onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan, is het dan ook niet mogelijk om hier
in dit bestemmingsplan regels voor te stellen.
D. Samenvatting
De percelen kadastraal bekend als gemeente Horn, sectie B, nrs 3587 en 4522 vormen een landgoed
in de zin van de Natuurschoonwet, bekend onder de naam de Lange Berg. De dubbelbestemming
'Landgoed' is in de verbeelding van het ontwerp bestemmingsplan niet weergegeven.
D. Standpunt
De bestemming 'Natuur - Landgoederen' is opgenomen voor een landgoed dat nog
44
Nota van zienswijzen
bouwmogelijkheden kent. Voor de overige landgoederen gelden geen bouwmogelijkheden. Derhalve
zijn deze bestemd als 'Natuur'. Het niet toekennen van de bestemming 'Natuur - Landgoederen' aan
deze landgoederen heeft geen consequenties voor het gebruik of de status van het landgoed.
E. Samenvatting
In het vigerende bestemmingsplan hebben de percelen kadastraal bekend als gemeente Horn, sectie
A, nrs 907 en 950, sectie B, nrs 3587 en 4522 en sectie C nr 1377 de bestemming 'Bos'. In het
voorontwerp is deze bestemming gewijzigd in 'Natuur'. Door deze voorgestelde
bestemmingswijziging worden bestaande rechten ingeperkt. Verzocht wordt de bestemming te
wijzigen in de bestemming 'Bos' conform het vigerende plan.
E. Standpunt
Natura 2000/EHS en POG gebieden worden conform de uitgangspunten als 'Natuur' bestemd als
deze als natuur in gebruik zijn. Hiermee worden de natuurgebieden beschermd. Andere bosgebieden
worden als 'Bos' bestemd. De bestemming 'Natuur' wordt nog gecontroleerd op feitelijk gebruik en
ligging binnen Natura 2000/EHS of POG.
F. Samenvatting
De gehanteerde criteria voor de onderbrenging van het aspect waterberging binnen de regels is
onduidelijk. Een voorbeeld betreft het perceel kadastraal bekend als gemeente Horn, sectie B,
nummer 4958 (waterberging kern Horn), welke geen enkele agrarische functie meer kent, maar
desalniettemin als zodanig is aangeduid.
F. Standpunt
Het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Horn, sectie B, nummer 4958, krijgt de
bestemming Water - Waterberging.
G. Samenvatting
Verzocht wordt om in planregel 43.1 het woord "primair" te laten vervallen. Waterberging en
waterbeheer zijn eerder incidenteel en tijdelijk en primeren dus niet.
G. Standpunt
Met het woord "primair" is getracht aan te geven dat bij uitleg over de doeleindenomschrijving van
deze bestemming, de functie van waterberging en waterbeheer hoger in de rangorde staat dan de
andere aan deze grond gegeven bestemmingen. Ongeacht of het gebied feitelijk vaker niet dan wel
onder water staat. Zie ook artikel 53 van de planregels.
H. Samenvatting
Onduidelijk is of het aanleggen van een rijbeplanting van bomen valt onder het gestelde in de regels
onder 43.4.1.
H. Standpunt
In artikel 43.4.1 is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen en/of houtgewas aan te
planten over een oppervlakte van meer dan 50 m2. Niet valt in te zien waarom een rijbeplanting van
bomen hier niet onder zou vallen. Bomen worden letterlijk zo genoemd in dit artikel.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
45
Wijzigingen in bestemmingplan
Het perceel met de kadastrale aanduiding gemeente Horn, sectie B, nummer 4958, krijgt de
bestemming Water - Waterberging.
Zienswijze 45
P.W. Custers, Hunselerdijk 2, 6096 NK Grathem
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak aan de linker- en rechterzijde van het perceel te vergroten met
2,20 meter i.v.m. bebouwing en de erfgrens.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal op dit punt worden aangepast.
B. Samenvatting
Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen aan het volledige eigendom, conform de andere VABobjecten in het bestemmingsplan. Ook wordt verzocht om het bouwvlak recht te trekken.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal op dit punt worden aangepast.
C. Samenvatting
In het plan is de toegangsweg niet opgenomen (laan met bomen, toegangspoort met beplanting). De
weg heeft een lengte van 300 meter en een breedte van 10 meter.
C. Standpunt
De toegangsweg is wel degelijk in het plan opgenomen, maar onder de bestemming agrarisch.
Ingevolge artikel 3.1.1 onder aa. zijn toegangswegen en inritten binnen het bouwvlak toegestaan. Dit
is dus in voldoende mate in het bestemmingsplan geregeld, met dien verstande dat een strak
bouwvlak om de toegangsweg zal worden opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak aan de linker- en rechterzijde van het perceel wordt vergroot met 2,20 meter i.v.m.
bebouwing en de erfgrens. Het bouwvlak wordt voorts aangepast aan het volledige eigendom,
conform de andere VAB-objecten in het bestemmingsplan. Ook wordt het bouwvlak recht getrokken,
conform het huidige gebruik. Om de toegangsweg zal een bouwvlak worden opgenomen.
Zienswijze 46
Maatschap Van Heugten - Vrenken J. van Heugten, Walk 10, 6093 GT Heythuysen
46
Nota van zienswijzen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de vergunde bedrijfswoning een bestemming wonen te geven op het agrarische
perceel Hunselerdijk 2a te Grathem. E.e.a. conform de vergunning met kenmerk RB04/056A.
A. Standpunt
De locatie heeft een agrarische bestemming. Binnen deze agrarische bestemming is het mogelijk om
een bedrijfswoning op te richten, e.e.a. conform de planregels (3.2.2). Het is niet wenselijk om een
woonbestemming (planregel 29) op te nemen, omdat een dergelijke bestemming conflicteert met de
agrarische bedrijfsuitoefening.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de veiligheidszone van tankstation Peeters, Hunselerdijk 5 te Kelpen-Oler, terug
te brengen naar de oorspronkelijke 80 meter of kleiner wanneer mogelijk.
B. Standpunt
In 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Dit heeft tot gevolg
gehad dat de veiligheidszone rond tankstations is vergroot. Deze vergrote zone is vertaald naar het
het bestemmingpslan. Vergunde situaties die binnen deze zone zijn gelegen worden gerespecteerd.
Nieuwe ontwikkelingen worden aan het nieuwe beleid, c.q. de nieuwe veiligheidszone, getoetst.
C. Samenvatting
Het bouwblok op de locatie Walk 10 te Heythuysen is onjuist ingetekend. De locatie intensieve
veehouderij rust niet meer op deze bestemming, maar er zijn wel nog agrarische activiteiten (akkeren tuinbouw).
C. Standpunt
Het gehele perceel is opgenomen binnen het bestemmingsplan voor de kern Heythuysen. Het gehele
perceel Walk 10 zal derhalve buiten de begrenzing van het bestemmingsplan buitengebied worden
gelaten, om dubbelingen te voorkomen.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het gehele perceel is opgenomen binnen het bestemmingsplan voor de kern Heythuysen. Het gehele
perceel Walk 10 zal derhalve buiten de begrenzing van het bestemmingsplan buitengebied worden
gelaten, om dubbelingen te voorkomen.
Zienswijze 47
A.G.H.H Brabander, Arixweg 18, 6082 ND Buggenum
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
47
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwblok op de locatie Arixweg 18 te handhaven, omdat onduidelijk is of de
ontwikkelingen aan de Meiboomkensweg doorgang zullen vinden of niet. Op de huidige locatie zou
dan een werktuigen/opslagloods kunnen worden gebouwd.
A. Standpunt
Gelet op de specifieke situatie (er vindt vergevorderd overleg plaats inzake verplaatsing), zal
voorlopig het bestaande bouwvlak op deze locatie gehandhaafd blijven conform het thans geldende
bestemmingsplan.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bestaande bouwvlak zal worden gehandhaafd conform het thans geldende bestemmingsplan.
Zienswijze 48
W. en R. Vogels-Mulder, Molenweg 29, 6082 NB Buggenum
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om met de aanduiding "solitaire stalruimte" niet alleen dierenverblijf mogelijk te
maken, maar ook opslag van landbouwmachines en/of geoogste producten mogelijk te maken.
Eventueel met koppelteken of aanpassing van de benaming.
A. Standpunt
Er zal een begripsomschrijving van "solitaire stalruimte" worden opgenomen, inhoudende dat het
bestaande, legale gebruik mag worden voortgezet.
B. Samenvatting
De omvang van het bouwvlak aan de locatie Molenweg 29 te Buggenum is n.a.v. de inspraakreactie
niet correct overgenomen. Verzocht wordt om alsnog het bouwvlak op te nemen conform vigerend
plan.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak dient conform het vigerend bouwblok ingetekend te worden.
Een vormwijziging behoort niet tot de mogelijkheden omdat het bouwblok aan de achterzijde in
gebruik is en tevens verzocht wordt om hier een ontsluiting te realiseren. Voor de uitbreiding van het
bouwblok dient een bedrijfsontwikkelingsplan en een ruimtelijke onderbouwing ingediend te
worden.
48
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
Verzocht wordt om artikel 3.2.1 onder c te schrappen (bouwen van bedrijfsgebouwen uitsluitend
achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning).
C. Standpunt
Niet valt in te zien waarom deze regel onredelijk bezwarend zou zijn in dit specifieke geval.
Bovendien is in planregel 3.4.1 een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in het voorkomende geval
hiervan af te wijken. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is het echter belangrijk om hier een
separate afweging aan vooraf te laten gaan.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Er dient een begripsomschrijving van "solitaire stalruimte" te worden opgenomen, inhoudende dat
het bestaande, legale gebruik mag worden voortgezet. Het bouwvlak dient conform het vigerend
bouwblok ingetekend te worden.
Zienswijze 49
Achmea Rechtsbijstand, D. Schilstra, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg
namens J.J.M. Verbeek, Moosterstraat 7, 6012 RC Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om in overeenstemming met het gestelde in de toelichting van het
bestemmingsplan, om het bouwvlak niet te verkleinen ten opzichte van de bestaande situatie.
A. Standpunt
Conform de uitgangspunten van het buitengebied wordt het feitelijke gebruik bestemd. Aangezien er
geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het bouwvlak niet aangepast.
Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden.
Dit is in overeenstemming met de nota van uitgangspunten buitengebied.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 50
Crijns Rentmeesters, M. van den Heuvel, Witvrouwenbergweg 12, 5711 CN Someren
namens J.H.M. Crijns, Aan de Watermolen 1, 6093 NB Heythuysen
Bestemmingsplan Buitengebied
49
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de goedgekeurde ruimtelijke onderbouwing voor de wijziging van de bestemming
van de locatie Aan de Watermolen 1 te Heythuysen, mee te nemen in het thans voorliggende
bestemmingsplan. Indien dit niet mogelijk is, wordt verzocht de huidige bestemming te handhaven.
A. Standpunt
De ruimtelijke onderbouwing zoals die is ingediend is nog niet akkoord verklaard. Dit wordt dus thans
niet meegenomen in het bestemmingsplan. Indien de ruimtelijke onderbouwing tijdig wordt
aangevuld, kan dit alsnog in het reparatie- en veegplan worden meegenomen. Er kan niet worden
teruggevallen op de voorheen geldende agrarische bestemming, gelet op het feit dat thans geen
agrarisch bedrijf meer aanwezig is. De bestemming conform het ontwerpbestemmingsplan blijft
gehandhaafd.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 51
Maatschap van den Goor-Thiesen, Blenkert 10a, 6088 NH Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Er is een uitwerkings- /wijzigingsplan op basis van een ruimtelijke onderbouwing van 20 juli 2005 ter
uitbreiding van het glastuinbouwgedeelte met 5000 m2. Verzocht wordt deze optie open te houden.
A. Standpunt
Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied wordt het feitelijke gebruik
bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het
bouwvlak niet aangepast. De zienswijze kan ook niet als zodanig worden opgevat. Wanneer een
bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden in het kader
van het reparatie- en veegplan.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
50
Nota van zienswijzen
Zienswijze 52
M. Graef en M. Bessems, Ghoor 1, Molenstraat 1, 6083 NA Nunhem, 6099 AH Beegden
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om conform eerdere afspraken met de gemeente de mogelijkheid voor lichte horeca
in het bestemmingsplan mee te nemen
A. Standpunt
Er zal een aanduiding op de verbeelding worden opgenomen en een regeling in de planregels dat
ondergeschikte horeca ter plaatse mogelijk is.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De aanduiding "ondergeschikte horeca" wordt opgenomen op de binnenplaats van de monumentale
hoeve.
Zienswijze 53
H. Houben, Ophoven 45, 6088 AS Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het perceel op de hoek Ophoven - Ophoven een agrarische bestemming te geven
en geen verkeersbestemming.
A. Standpunt
Het perceel is opgenomen conform de huidige planologische regeling. Er is geen sprake van een
agrarisch grondgebruik van de locatie.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 54
H.P.H. Coenen, Nijken 29, 6088 NR Roggel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
51
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om voor het perceel Nijken 29 de nadere aanduiding "specifieke vorm van wonen voormalig agrarisch bedrijf" op te nemen.
A. Standpunt
De woonbestemming sluit aan bij het bestaande gebruik op de locatie Nijken 29. Deze bestemming
wordt dan ook gehandhaafd.
B. Samenvatting
De bouwkavel is klein aangehouden.
B. Standpunt
Er is een scheiding aangebracht tussen de functie wonen en de resterende agrarische functies op
deze locatie.
C. Samenvatting
De archeologische waarde is onnodig omdat in het verleden veel gegraven is, maar nooit iets is
gevonden.
C. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met
archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen
aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van
archeologische waarden. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is, er
geen archeologische waarden aanwezig zijn.
D. Samenvatting
In het MER-rapport had moeten staan dat alle intensieve agrarische bedrijven een luchtwasser
moeten gaan toepassen.
D. Standpunt
Het is niet aan de gemeente om in het kader van een bestemmingsplan aan bedrijven letterlijk voor
te schrijven welke specifieke voorzieningen moet worden aangebracht. Dat kan van geval tot geval
anders zijn. Bij toetsing van nieuwe agrarische initiatieven zal wel aan een goed woon- en
verblijfsklimaat worden getoetst. Voorzieningen als luchtwassers kunnen daar aan bijdragen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 55
J. Van der Stappen en W. Moors, Margarethastraat 73, 6014 AD Ittervoort
52
Nota van zienswijzen
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de Schouwsmolen aan de Margarethastraat 73 te Ittervoort liggen vergevorderde
restauratieplannen tot maalvaardige molen. Aanvullend zijn toeristische/educatieve/culturele
functies gewenst. Op de verbeelding is naast de functie wonen niets opgenomen over deze
toekomstige functie. Reclamant verzoekt om voor deze functies in het plan een regeling op te
nemen.
A. Standpunt
Eventuele aanvullende functies die niet passen binnen de woonbestemming zijn niet zonder meer
toegestaan. Reclamant dient een ruimtelijke onderbouwing aan te leveren waarin de gewenste
ontwikkeling wordt toegelicht én uitgewerkt op de relevante onderzoeksgebieden. Een ruimtelijke
onderbouwing is daarmee breder dan de door reclamant aangehaald concept aanvraag om
omgevingsvergunning met bijlagen. De ruimtelijke onderbouwing wordt vervolgens door de
gemeente getoetst. Indien de gemeente besluit medewerking te verlenen kan de locatie van een
passende bestemming worden voorzien. Vooralsnog is geen goede ruimtelijke onderbouwing
aangeleverd en wordt de vigerende bestemming aangehouden. Indien tijdig een goede ruimtelijke
onderbouwing wordt aangeleverd en beoordeeld, kan de ontwikkeling mogelijk nog meegenomen in
het reparatie- en veegplan.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 56
Arvalis , mr. P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Stekbedrijf Bergs Stekbedrijf Bergs, Geusert 13, 6093 NR Heythuysen
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om een bouwvlaktoekenning ter plaatse van de aanwezige containervelden,
omdat met de aanduiding "teeltondersteunende voorzieningen" enkel tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen zijn toegestaan. De aanwezige containervelden zijn echter permanent aanwezig.
A. Standpunt
Ter plaatse zal de aanduiding "containerveld" worden opgenomen, inclusief een begripsomschrijving
van een containerveld zijnde een specifieke vorm van een permanente teeltondersteunende
voorziening.
Bestemmingsplan Buitengebied
53
B. Samenvatting
Het bouwvlak ter plaatse van het perceel Geusert 13 is te klein ingetekend. Op 31 januari 2011 is
reeds een bedrijfsontwikkelingsplan voor uitbreiding ingediend. Reclamant verzoekt het
bestemmingsplan aan te passen conform het BOP.
B. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Er heeft nog
een gesprek plaatsgevonden met de adviseur in verband met de uitbreidingsplannen van de buren.
Over de relatie tussen beide bedrijven dient nadere informatie aangeleverd te worden. Omdat dit
niet tijdig heeft plaatsgevonden, wordt het vigerende bouwvlak overgenomen.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak in ieder geval in noordelijke richting te verleggen ten behoeve van
de bouw van een reeds vergunde kas.
C. Standpunt
Het vigerende bouwvlak uit het bestemmingsplan zal worden overgenomen. De vergunde kas valt
hierbinnen.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Bij de bestaande containervelden zal een aanduiding 'containerveld' worden opgenomen. Er zal een
begripsomschrijving van een containerveld worden opgenomen, zijnde een specifieke vorm van een
permanente teeltondersteunende voorziening.
Zienswijze 57
Actiecomité Helihaven Heythuysen Nee E.H.M.M. Franssen, Notaris Ruttenlaan 7, 6093 CP
Heythuysen
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Gelet op alle gevoerde procedures en het feit dat tegenstanders van de helihaven op het adres
Biesstraat 59 te Heythuysen hierover in het gelijk zijn gesteld, wordt verzocht de aanduiding
helihaven te verwijderen.
A. Standpunt
De gemeente geeft in dit bestemmingsplan uitvoering aan de uitspraak van de Rechtbank Limburg
van 14 juni 2013 en het destijds bestreden besluit (artikel 19 vrijstelling). Zo is onder meer het aantal
vliegbewegingen vastgelegd in het bestemmingsplan.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
54
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 58
Salemans Vastgoed, H.J.M. Salemans, Mildert 12, 6031 SM Nederweert
namens H. Beenders, Brumholt 2, 6086 PW Neer
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak aan te passen zodat toekomstige bebouwing beter kan worden
ingepast en de reeds bestaande ontsluiting kan worden vastgelegd.
A. Standpunt
Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied wordt het feitelijke gebruik
bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend wordt het
bouwvlak niet aangepast. De zienswijze kan ook niet als zodanig worden opgevat. Wanneer een
bedrijfsontwikkelingsplan wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden in het kader
van het reparatie- en veegplan. Bovendien zou de voorgestelde vormverandering van het bouwvlak
leiden tot het illegaal maken van een deel van de aanwezige bebouwing (wegbestemmen).
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing
Zienswijze 59
Salemans Vastgoed, H.J.M. Salemans, Mildert 12, 6031 SM Nederweert
namens M. Coenen, Ophoven 2a, 6088 AC Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak aan te passen aan de gewijzigde entree aan de voorzijde i.v.m. het
realiseren van een doelmatige ontsluiting naar de weg Ophoven.
A. Standpunt
De vergunde situatie op grond van de vrijstelling ex artikel 19 WRO, zal worden overgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
55
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de opslagloods aan de achterzijde van het bestaande bouwblok met een
koppelteken te verbinden aan de manege.
B. Standpunt
De betreffende locatie is gelegen buiten de begrenzing van het bestemmingsplan buitengebied. Het
is niet mogelijk om een locatie binnen een bestemmingsplan met een koppelteken te verbinden met
een locatie gelegen in een ander bestemmingsplan.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 60
Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens A.M.J. Tobben-Gielens en H.C.J. Gielens, Molenstraat 13, Molenstraat 7b, 6086 BP Neer,
6086 BO Neer
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de bestemming "Wonen" op te nemen, conform de feitelijke situatie en WOZaanslag.
A. Standpunt
Op basis van het vigerende bestemmingsplan is geen sprake van een woonbestemming. De WOZwaarde betreft belastingwetgeving en is niet gerelateerd aan aspecten van ruimtelijke ordening.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 61
Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens J.M.G. van Sint Fliet - van Melick, J.Th. Van Melick, J.H.M.M.G Van Melick-Peeters,
Houtgraven 9, 8086 PB Neer
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
56
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de ontwikkeling van een kinderdagverblijf ter plaatse, mee te nemen in het
bestemmingsplan buitengebied middels een functieaanduiding (of t.z.t. in een veeg- en
reparatieplan), zodra de ruimtelijke onderbouwing daartoe door de initiatiefnemer is aangeleverd.
A. Standpunt
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Op het moment van behandelen van deze
zienswijze is nog geen ruimtelijke onderbouwing ontvangen en beoordeeld. Deze ontwikkeling wordt
dan ook voorlopig niet in het bestemmingsplan meegenomen.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de aanduiding "overige zone - openheid" van het bouwvlak te verwijderen en van
het deel achter het bouwvlak, mede gelet op landschappelijke inpassings- en parkeermogelijkheden.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding zal van het bouwvlak verwijderd worden.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om aan te geven of het planten van buxussen en sierconiferen een strijdigheid met
de aanduiding "overige zone - openheid" oplevert, of dat dergelijke beplanting hier niet onder valt.
C. Standpunt
In de planregels zijn "bomen, in de zin van boomsingels en hakhoutwallen of andere houtopstanden"
aan een vergunningplicht onderworpen. Het gaat dan om hoogopgaande begroeiing die het uitzicht
en de landschappelijke openheid kunnen belemmeren.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om aan te geven of het planten van buxussen en sierconiferen een strijdigheid met
de aanduiding "overige zone - landschappelijke elementen" oplevert, of dat dergelijke beplanting
hier niet onder valt.
D. Standpunt
De gebiedsaanduiding "overige zone - landschappelijke elementen" is opgenomen over het gehele
plangebied waarvoor het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Echter, de regeling (waaronder
bepaalde beperkingen) geldt enkel en alleen voor de landschappelijke elementen voor zover die zijn
opgenomen op de kaart zoals opgenomen in bijlage 3 van het bestemmingsplan. Zie de redigatie van
planregel 49.11.2. Reclamant ondervindt hier in dit geval geen last van. Ook is hierdoor geen
dubbeling met eventuele andere omgevingsvergunningstelsels zoals opgenomen in de individuele
bestemmingen.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De aanduiding "overige zone - openheid" zal van het bouwvlak worden verwijderd.
Bestemmingsplan Buitengebied
57
Zienswijze 62
Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Maatschap M.A.J. Bongers en C.A.E.M. Teeuwen, Keversbroek 2, 6037 RG Kelpen-Oler
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak op te nemen conform het gestelde in het ingediende BOP en de
ruimtelijke onderbouwing die bij de gemeente is aangeleverd. In het thans voorliggende
ontwerpbestemmingsplan is een strook van circa 17 bij 127 meter niet meegenomen.
A. Standpunt
De opmerking is correct. Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het BOP en de ingediende
ruimtelijke onderbouwing.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de bouwhoogte van sleufsilo's te verhogen, naar ten minste 3 meter.
B. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de waarde Archeologie 5 van de percelen te verwijderen, gelet op het feit dat in
het verleden omvangrijke grondwerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
C. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met
archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen
aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van
archeologische waarden. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is, er
geen archeologische waarden meer aanwezig kunnen zijn.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om aan te geven of bepaalde teelten zoals blauwe bessen en klein fruit, een
strijdigheid met de aanduiding "overige zone - openheid" opleveren, of dat dergelijke beplanting hier
niet onder valt.
D. Standpunt
In de planregels zijn "bomen, in de zin van boomsingels en hakhoutwallen of andere houtopstanden"
aan een vergunningplicht onderworpen. Het gaat dan om hoogopgaande begroeiing die het uitzicht
en de landschappelijke openheid kunnen belemmeren.
58
Nota van zienswijzen
E. Samenvatting
Verzocht wordt om het huisperceel met de enkelbestemming "Agrarisch met waarden 4" vast te
stellen als "Agrarisch", zonder waarde, gelet op het feit dat in het verleden dit perceel is ontzand.
E. Standpunt
Voor het bepalen van de gebiedsbestemmingen (Agrarisch met waarden) met de te
beschermen waarden wordt op hoog schaalniveau de gebiedsindeling uit de
Gebiedsbeschrijving van de gemeente Leudal als basis genomen. De agrarische bestemming met
waarde 4 is ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter bescherming van de beekdalen geldt
hier een meer beperkende regeling dan in de bestemming ‘Agrarisch’. Teeltondersteunende
voorzieningen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Daarnaast dient de natuurlijke
waterhuishouding en de landschappelijke structuur te worden behouden en waar mogelijk te
worden versterkt. Dat in het verleden mogelijk werken zijn uitgevoerd die deze waarden kunnen
aantasten, maakt niet dat in het gebied als geheel deze waarde niet meer aanwezig is.
F. Samenvatting
Reclamant verzoekt om aan te geven dat werkzaamheden in het kader van het normale gebruik niet
gefrustreerd worden door de aanduiding "vrijwaringszone hoogspanningsverbinding"
F. Standpunt
Binnen de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone hoogspanningsverbinding" is het verboden om
gevoelige objecten te realiseren. In de begripsomschrijving wordt omschreven wat onder gevoelige
objecten moet worden verstaan. Ander gebruik is conform de onderliggende bestemmingen
toegestaan.
G. Samenvatting
Verzocht wordt om de woonbestemming van twee nabij gelegen percelen aan te passen in de zin dat
het bouwvlak kleiner moet worden gemaakt en dat de mogelijkheid om via een naderhand af te
geven omgevingsvergunning uit de planregels wordt verwijderd.
G. Standpunt
Binnen de enkelbestemming "Wonen" wordt niet gewerkt met een bouwvlaksystematiek. Op de
regels voor vergunningvrij (bij)bouwen heeft dit bestemmingsplan geen invloed. Wat voorts van
belang is, is dat beide percelen de nadere aanduiding "specifieke vorm van wonen - voormalig
agrarisch bedrijf" hebben. Binnen deze nadere aanduiding is de functie wonen toegestaan uitsluitend
ter plaatse van de reeds toegestane (voormalige) bedrijfswoning. Niet valt in te zien waarom de
gebruiksmogelijkheden op deze percelen verder beperkt zouden moeten worden door de
afwijkingsmogelijkheid uit het plan te halen.
H. Samenvatting
Verzocht wordt om aan te geven of het gebruik van percelen als landbouwgebruik met
vruchtwisseling naar andere teelten, waaronder boomkwekerij, een strijdigheid met de aanduiding
"overige zone - landschappelijke elementen" oplevert.
H. Standpunt
Mogelijkerwijs levert dit strijdigheid op, wanneer de aanplant plaats zou vinden op het perceel
waarop de behoudenswaardige landschappelijke elementen zoals weergegeven in bijlage 3 van het
Bestemmingsplan Buitengebied
59
bestemmingsplan, aanwezig zijn. Ingevolge planregel 49.11.2 is immers het beplanten van deze
gronden met bomen of andere houtopstanden niet zonder meer toegestaan.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het BOP en de ingediende ruimtelijke onderbouwing.
Zienswijze 63
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens C.H.G.M. van Oers, Beylshof 1, 6093 PK Heythuysen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak op te nemen conform de stukken die eerder zijn ingediend ten
behoeve van de continuïteit van het melkveebedrijf van reclamant.
A. Standpunt
Het vigerende bouwvlak zal worden overgenomen, omdat er nog geen overeenstemming is bereikt
ten aanzien van de ingediende stukken. Indien de stukken tijdig en volledig worden aangevuld, kan
de ontwikkeling nog worden meegenomen in het reparatie- en veegplan.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het vigerende bestemmingsplan.
Zienswijze 64
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens L.W.M., W.J. , J.L.A. Corstjens - Zetjens, Ringstraat 26, 6015 AZ Neeritter
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak op de locatie Huikenstraat 7 op te nemen in overeenstemming met
het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan.
60
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
Het bouwvlak op de locatie Huikenstraat 7 is conform de systematiek uit de Uitgangspuntennota
ingetekend. Om het bouwvlak te handhaven dient een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend te
worden. De gemeente heeft in de persoon van Lei Goertz in april 2013 contact opgenomen over het
indienen van een Bedrijfsontwikkelingsplan en op 22 juli 2013 reclamant hieraan nogmaals
telefonisch herinnerd. Inmiddels is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. De gemeente is akkoord
met handhaving van het bouwvlak voor zover het de diepte betreft. Handhaving van het bouwvlak
aan de zijkant is in het Bedrijfsontwikkelingsplan niet nader onderbouwd en wordt daarom niet
gehandhaafd. Er is geen aanvullende onderbouwing ontvangen. Hier blijft het bouwvlak ingetekend
overeenkomstig het feitelijke gebruik. De mogelijkheid bestaat om dit te zijner tijd in het reparatieen veegplan mee te nemen, zodra de onderbouwing daartoe is aangeleverd.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de waarde archeologie 5 niet te laten conflicteren met het uitvoeren van
bestaande werkzaamheden waarvoor vergunning is verleend.
B. Standpunt
In planregel 38.5.2 onder a. is opgenomen dat het bepaalde in 38.5.1 niet van toepassing is op
werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de agrarische waarde 4 niet te laten conflicteren met werkzaamheden welke
genoemd zijn in de door de voormalige gemeente Hunsel verleende vergunning van 15 februari
2005.
C. Standpunt
In planregel 7.8.2 onder d. is opgenomen dat het bepaalde in 7.8.1. niet van toepassing is op werken
of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, in
uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning of anderszins mogen
worden uitgevoerd.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om voor wat betreft de waarde Oud bouwland een uitzondering te maken op de
vergunningplicht voor wat betreft het wijzigen van het kavelpatroon. Dit is een noodzakelijk
onderdeel van akkerbouwmatige teelt.
D. Standpunt
Binnen het bestemmingsplan zijn werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale
bodemgebruik vrijgesteld van een omgevingsvergunningplicht. Wat binnen het kader van het
normale bodemgebruik valt, is afhankelijk van de bedrijfsvoering en de omstandigheden ter plaatse.
In het voorkomende geval kan dit locatie specifiek beoordeeld worden.
E. Samenvatting
Reclamant verzoekt om ten minste in het reparatie- en veegplan rekening te houden met een
gewenste vormverandering van het bouwvlak op de locatie Ringstraat 26 te Neeritter. Hiervoor zal
z.s.m. een ruimtelijke onderbouwing worden aangeleverd.
Bestemmingsplan Buitengebied
61
E. Standpunt
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. De gemeente ziet de ruimtelijke onderbouwing
met interesse tegemoet.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 65
Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens J.H.J. Slangen, Ensebroekerweg 1, 6037 NV Kelpen-Oler
datum reactie: 8 januari 2014, motivering 4 februari 2014 en aanvulling 5 februari 2014, datum
ontvangst: 8 januari 2014, motivering 4 februari 2014, aanvulling 5 februari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant dient een pro forma zienswijze in en verzoekt om een redelijke termijn voor het
aanleveren van de gronden van de zienswijze.
A. Standpunt
Een aanvullende termijn van 2 weken is gegund om de zienswijze nader te onderbouwen. Er is een
aanvullende motivering ontvangen.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt voor zijn perceel en het perceel van de buurman twee separate
woonbestemmingen op te nemen.
B. Standpunt
Binnen het bestemmingsvlak 'Wonen' is een nadere aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'
met het aantal twee opgenomen. Dit doet recht aan de feitelijke situatie. Het bestemmingsplan
wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de woonbestemming aan de zuidwestzijde uit te breiden zodat ter plaatse een
loods gebouwd kan worden. Reclamant wenst deze loods ter vervanging van de loods aan de
Ensebroekerweg op te richten.
C. Standpunt
Hieraan wordt geen medewerking verleend. Herbouw van een loods is slechts mogelijk binnen de
regels die het bestemmingsplan biedt. De reeds opgenomen bestemming 'Wonen' biedt voldoende
mogelijkheden.
62
Nota van zienswijzen
D. Samenvatting
Reclamant verzoekt binnen de planregels de bouw van nieuwe bedrijfsgebouwen of vervanging
daarvan mogelijk te maken.
D. Standpunt
Vervanging of nieuwbouw van bedrijfsgebouwen binnen de woonbestemming met de nadere
aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf' is slechts mogelijk binnen de
kaders die het bestemmingsplan hiertoe reeds biedt. Meer mogelijkheden worden hiervoor niet
geboden.
E. Samenvatting
Ter aanvulling op de begrenzing van de woonbestemming wordt aangegeven dat deze aan de
straatzijde begint vanaf 30 meter tot de begrenzing met de daaropvolgende woonbestemming.
E. Standpunt
Zoals reeds aangegeven wordt de woonbestemming niet aangepast. Derhalve wordt deze aanvulling
niet verwerkt.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 66
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens H.M.G. Coolen, Aan de Heibloem 17, 6093 PE Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Gelet op de systematiek van het bestemmingsplan en de bedrijfsvoering van reclamant, wordt
verzocht om de aanduiding "intensieve veehouderij" op het perceel op te nemen, ook al richt het
bedrijf zich op het houden van varkens en andere dieren op een extensieve wijze. Dit is niet
anderszins in het bestemmingsplan geregeld.
A. Standpunt
Er zal een aanduiding in de functieomschrijving worden opgenomen dat ten aanzien van de
kraamstallen de mogelijkheid bestaat voor het bedrijven van extensieve veehouderij. Van extensieve
veehouderij zal een definitie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Extensieve veehouderij is
een vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
63
Wijzigingen in bestemmingplan
In de functieomschrijving van de agrarische bestemming zal aangegeven worden dat ten aanzien van
de kraamstallen de mogelijkheid bestaat voor het bedrijven van extensieve veehouderij. Van
extensieve veehouderij zal een definitie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Extensieve
veehouderij is een vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote
oppervlaktes land.
Zienswijze 67
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Flavours of the Farm B.V. en H.M.G. Coolen Holding B.V., Aan de Heibloem 17, 6093 PE
Heythuysen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Gelet op de systematiek van het bestemmingsplan en de bedrijfsvoering van reclamant, wordt
verzocht om de aanduiding "intensieve veehouderij" op het perceel op te nemen, ook al richt het
bedrijf zich op het houden van varkens en andere dieren op een extensieve wijze. Dit is niet
anderszins in het bestemmingsplan geregeld. Eventueel kan, net als op de locatie Aan de Heibloem
17, gekozen worden voor bebouwingsbeperkingen om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan.
A. Standpunt
Er zal een aanduiding in de functieomschrijving worden opgenomen dat ten aanzien van de
kraamstallen de mogelijkheid bestaat voor het bedrijven van extensieve veehouderij. Van extensieve
veehouderij zal een definitie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Extensieve veeteelt is een
vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak op te nemen, e.e.a. conform het bedrijfsontwikkelingsplan (gehele
kavel met nummer 193). Dit gaat ten minste om die gronden waar de verblijven van varkens worden
gerealiseerd, conform het BOP.
B. Standpunt
De bouwkavel is overgenomen conform het gestelde in het bedrijfsontwikkelingsplan. Kraamstallen
kunnen binnen het bouwvlak worden opgericht.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Er zal een aanduiding in de functieomschrijving worden opgenomen dat ten aanzien van de
kraamstallen de mogelijkheid bestaat voor het bedrijven van extensieve veehouderij. Van extensieve
veehouderij zal een definitie in het bestemmingsplan worden opgenomen. Extensieve veehouderij is
een vorm van veehouderij waarbij kleine groepen dieren gevoed worden op grote oppervlaktes land.
64
Nota van zienswijzen
Zienswijze 68
Arvalis, P. Joosten, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens J.A.J.M. Diessen, Op Engels 3, 6093 NP Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De woonbestemming op de locatie Op Engels 3 is onterecht. Ter plaatse wordt een paardenhouderij
bedreven. Hiertoe is in het verleden een wijzigingsprocedure ex artikel 11 WRO doorlopen. Verzocht
wordt om een agrarische bestemming op te nemen, inclusief het bijbehorende bouwvlak en de
aanduiding rijbak.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De locatie zal een agrarische bestemming krijgen, met bouwvlak en de
noodzakelijke aanduidingen, conform het wijzigingsplan.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om te geven of de voorwaarden voor het afwijken van de bouwregels voor het
bouwen van paardenbakken buiten het bouwvlak, niet ook binnen het bouwvlak van toepassing zijn.
B. Standpunt
De afwijkingsbevoegdheid, zoals bijvoorbeeld opgenomen in planregel 3.4.6, ziet op het realiseren
van een paardenbak of stapmolen buiten het bouwvlak. Binnen het bouwvlak, gelden de regels voor
het oprichten van bouwwerken, zoals bijvoorbeeld opgenomen in planregel 3.2.1 tot en met 3.2.4.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de waarde Archeologie 6 van de huiskavel te verwijderen, gelet op het feit dat in
het verleden omvangrijke grondwerkzaamheden hebben plaatsgevonden.
C. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met
archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen
aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van
archeologische waarden. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is, er
geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De locatie zal een agrarische bestemming krijgen, met bouwvlak, conform het wijzigingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
65
Zienswijze 69
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens W.J.M., C.A.H.M., A.G.M.C., A.P.J., M.J.C.A., C.A.C.M. Ras, Hillen-Silvrants, Silvrants
Geraets-Silvrants, Silvrants, Napoleonsweg 4, 6086 AE Neer
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de agrarische bestemming, met het bouwvlak en de ondergeschikte horecaactiviteiten op te nemen, e.e.a. conform het ingediende BOP van 8 november 2013.
A. Standpunt
Het bedrijfsontwikkelingsplan is inmiddels beoordeeld en akkoord bevonden. Het vigerende
bestemmingsplan zal ter plaatse worden overgenomen, inclusief de horeca-activiteiten.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
De bestemming, het bouwvlak en de aanduidingen zal worden opgenomen conform het vigerende
bestemmingsplan.
Zienswijze 70
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens A.J.H. Otten, M.E.P. Van Eijk, Dries 35, 6086 AV Neer
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak in te tekenen conform het vigerende bestemmingsplan (dus tot
aan de weg aan de zuidzijde), e.e.a. ook conform het goedgekeurde BOP.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal worden opgenomen conform het vigerende
bestemmingsplan en het goedgekeurde BOP.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak zal worden opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan.
66
Nota van zienswijzen
Zienswijze 71
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens E.J.J. Leunissen, Waije 3, 6086 NP Neer
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Ten onrechte is de bestemming Wonen opgenomen. Het betreft een agrarisch bedrijf met
nevenactiviteiten. Hiertoe is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Verzocht wordt om alsnog de
vigerende agrarische bestemming en de nevenactiviteiten te handhaven.
A. Standpunt
Het bedrijfsontwikkelingsplan is inmiddels beoordeeld en akkoord bevonden. Het vigerende
bestemmingsplan zal ter plaatse worden overgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
De bestemming zal worden opgenomen conform het vigerende bestemmingsplan.
Zienswijze 72
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Van Helvoirt Melkvee C.V. M.P.M., H.A.M. van Helvoirt, Laagstraat 12, 6011 SJ Ell
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de agrarische bestemming op te nemen conform het ingediende en
goedgekeurde BOP en de naderhand ingediende ruimtelijke onderbouwing.
A. Standpunt
De opmerking is correct. De bestemming en het bouwvlak zullen worden ingetekend conform het
BOP en de ingediende ruimtelijke onderbouwing.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de gebiedsaanduiding overige zone - weidevogelgebied ter plaatse van de
verbeelding te verwijderen. De locatie komt niet voor in het provinciale natuurbeleidsplan. De
verbodsbepaling voor het scheuren van grasland kan de mogelijkheden voor vruchtwisseling en de
productie van snijmaïs permanent frustreren.
Bestemmingsplan Buitengebied
67
B. Standpunt
De gemeente acht dit een beschermenswaardig gebied. Normaal agrarisch bodemgebruik is
toegestaan. Het scheuren van grasland is aan een vergunningplicht verbonden, wat niet betekent dat
een vergunning nooit kan worden verleend.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waarde archeologie 5, de aanleg van sleufloze
drainagesystemen uit de verbodsbepalingen te halen.
C. Standpunt
In de planregels zal alsnog een uitzondering worden opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze
drainagesystemen.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om binnen de agrarische bestemming mobiele mestverwerkingsinstallaties toe te
staan.
D. Standpunt
De gemeente heeft nog geen uitgewerkt beleid op dit punt. Beleid voor mestverwerking als aparte
bedrijfsactiviteit is nog in ontwikkeling. Dit aspect kan dus vooralsnog niet in het bestemmingsplan
worden meegenomen.
E. Samenvatting
Verzocht wordt om voor sleufsilo's een grotere bouwhoogte dan 2 meter aan te houden, ten
behoeve van een flexibelere bedrijfsvoering.
E. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De bestemming en het bouwvlak zullen worden ingetekend conform het BOP en de ingediende
ruimtelijke onderbouwing. Er wordt een uitzondering in de planregels opgenomen voor de aanleg
van sleufloze drainagesystemen binnen de waarde - archeologie bestemmingen.
Zienswijze 73
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens P.W.M., W.M.G., W.M.J.G., M. Pennings, Pennings-Bruls, Schoorstraat 18, 6095 NW Baexem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
68
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het vigerende bouwblok voor de locatie Reijnderstraat 10 te Baexem over te
nemen. In het ontwerp is het bouwvlak verkleind.
A. Standpunt
Reclamant is voornemens om op de locatie Reijnderstraat 10 een bedrijfswoning op te richten.
Hierover heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden. Planologisch gezien wordt de bouw van een
nieuwe bedrijfswoning met een aparte procedure, een projectafwijkingsbesluit, mogelijk gemaakt.
Gelet hierop is geen bedrijfsontwikkelingsplan noodzakelijk voor het behoud van het vigerende
bouwvlak. Het bouwvlak zal in het definitieve bestemmingsplan worden aangepast conform het
vigerende bestemmingsplan. Daarbij zal de aanduiding -bw worden opgenomen. Dit in afwachting
van het projectafwijkingsbesluit.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de aanduiding intensieve veehouderij op te nemen op de bedrijfslocatie
Schoorstraat 18 te Baexem.
B. Standpunt
De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt toegevoegd.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak op de locatie Reijnderstraat 10 te Baexem zal worden opgenomen conform het
vigerende bestemmingsplan, met de aanduiding -bw. Op de locatie Schoorstraat 18 te Baexem zal de
aanduiding intensieve veehouderij worden opgenomen.
Zienswijze 74
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Pieter Sijben Bronboringen VOF P.A. Sijben, J.H.P. van Neerven, Molenstraat 10, 6086 BR
Neer
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om op de locatie Molenstraat 10 een bouwvlak op te nemen en de functieaanduiding
"agrarische hulp- en nevenbedrijf". Subsidiair wordt een bedrijfsbestemming gevraagd met een
aanduiding "bronboringenbedrijf".
A. Standpunt
Ter plaatse zal een woonbestemming worden opgenomen met de aanduiding "voormalig agrarische
bedrijf", met de aanduiding "bronboringenbedrijf". Dit sluit het beste aan bij de bestaande situatie.
Bestemmingsplan Buitengebied
69
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de aanduiding "overige zone - openheid" van het bouwvlak te verwijderen, gelet
op het feit dat hier gebouwen zijn opgericht en een BOP is ingediend.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding 'overige zone - openheid' wordt van de bouwvlakken
verwijderd.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
Ter plaatse zal een woonbestemming worden opgenomen met de aanduiding "voormalig agrarische
bedrijf", met de aanduiding "bronboringenbedrijf". De aanduiding 'overige zone - openheid' wordt
van de bouwvlakken verwijderd.
Zienswijze 75
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Boomkwekerij Vullers R.L.J. Vullers, Schaapsbrug 5, 6089 NB Heibloem
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant exploiteert aan de Schaapsbrug 5 te Heibloem een boomkwekerij. Deze functie is expliciet
uitgesloten in de bestemmingsomschrijving. Verzocht wordt om het bestemmingsplan aan te passen
in de zin dat de bestaande, legale boomkwekerij mogelijk blijft.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. In 7.1.1 en 7.5.1 zal de passage met betrekking tot het niet toegestaan zijn
van boomkwekerijen, verwijderd worden.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om op de betreffende locatie aanduidingen op te nemen ter plaatse van de
waterbassins, de containervelden en de permanente teeltondersteunende voorzieningen, conform
planregel 7.2.4 onder c, d en e. Tevens wordt verzocht om deze aanduidingen in planregel 7.1.1 op te
nemen.
B. Standpunt
De betreffende aanduidingen worden op de verbeelding aangegeven. De planregels onder 7.1.1
zullen worden aangevuld.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de verleende vrijstelling ex artikel 19, eerste lid van de voormalige WRO van 18
december 2006, voor de aanleg van een containerveld, te respecteren
70
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
Hetgeen is vergund in de vrijstelling, zal worden overgenomen op de verbeelding en waar nodig in de
regels.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om ter plaatse van het aanwezige bouwvlak, tevens de aanduiding glastuinbouw op
te nemen.
D. Standpunt
Er zal een aanduiding "glastuinbouw" worden opgenomen op de locatie binnen het bouwvlak welke
thans in gebruik zijn als glastuinbouwbedrijf (achter locatie huisnummer 3a).
E. Samenvatting
Verzocht wordt om voor de woning met huisnummer 3a een aanduiding plattelandswoning op te
nemen, gelet op het feit dat de huidige bewoner het bedrijf heeft overgedragen.
E. Standpunt
Ter plaatse van huisnummer 3a zal de aanduiding plattelandswoning worden opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
In 7.1.1 en 7.5.1 zal de passage met betrekking tot het niet toegestaan zijn van boomkwekerijen,
verwijderd worden. De betreffende aanduidingen worden opgenomen ter plaatse van de
waterbassins, de containervelden en de permanente teeltondersteunende voorzieningen, conform
planregel 7.2.4 onder c, d en e. Tevens worden deze aanduidingen in planregel 7.1.1 opgenomen.
Hetgeen is vergund in de vrijstelling, zal worden overgenomen op de verbeelding en waar nodig in de
regels. Er zal een aanduiding "glastuinbouw" worden opgenomen op de locatie binnen het bouwvlak
welke thans in gebruik zijn als glastuinbouwbedrijf (achter locatie huisnummer 3a). Ter plaatse van
huisnummer 3a zal de aanduiding plattelandswoning worden opgenomen.
Zienswijze 76
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens W.P.M. Schrijnwerkers, C.A.M. Schrijnwerkers - Forschelen, Posthuisweg 8, 6085 AG Horn
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de belijning van de functieaanduiding "recreatie" te laten overeenstemmen met
de belijning zoals opgenomen in de verleende Wabo-vergunninng uit 2012. Tevens wordt verzocht in
de bestemmingsomschrijving recreatie op te nemen.
Bestemmingsplan Buitengebied
71
A. Standpunt
De intekening van de functieaanduiding recreatie zal worden aangepast aan de verleende vergunning
uit 2012. In de bestemmingsomschrijving is onder sub i overigens al de functieomschrijving
"recreatie" opgenomen.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om in overeenstemming met de verleende Wabo-vergunning uit 2012 een
functieaanduiding op te nemen ten behoeve van detailhandel - boerderijwinkel.
B. Standpunt
Binnen de bestemmingsomschrijving is detailhandel hoofdzakelijk in zelfgemaakte, - bewerkte, gekweekte, - geteelde agrarische producten van het eigen bedrijf, tot 80 m2 van de vloeroppervlakte
van het hoofdgebouw, (zijnde een boerderijwinkel) rechtstreeks toegestaan.
C. Samenvatting
Gelet op het in 2007 uitgevoerde onderzoek, wordt verzocht de dubbelbestemming Waarde Archeologie 5" van het perceel te verwijderen tevens de archeologische beleidskaart hierop aan te
passen.
C. Standpunt
De archeologische medebestemming zal worden verwijderd van het gedeelte van het perceel waar
het archeologisch onderzoek is uitgevoerd.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak in overeenstemming te brengen met de vergunde parkeerruimte
uit de omgevingsvergunning uit 2012.
D. Standpunt
Er zal conform de verleende vergunning een specifieke functieaanduiding ten behoeve van
parkeervoorzieningen (buiten het bouwvlak) worden opgenomen.
E. Samenvatting
Verzocht wordt om voor sleufsilo's een grotere bouwhoogte dan 2 meter aan te houden, ten
behoeve van een flexibelere bedrijfsvoering.
E. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De intekening van de functieaanduiding recreatie zal worden aangepast aan de verleende vergunning
uit 2012. De archeologische medebestemming zal worden verwijderd van het gedeelte van het
perceel waar het archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Er zal conform de verleende vergunning een
specifieke functieaanduiding ten behoeve van parkeervoorzieningen (buiten het bouwvlak) worden
opgenomen.
72
Nota van zienswijzen
Zienswijze 77
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Hoeve de Kaolder B.V. V.O.F,. V.O.F. Venner HDK Grond en Gebouwen B.V., Leukerweg 3,
6095 NX Baexem
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de middels vergunningen d.d. 21 juni 2006, 28 augustus 2008 en 20 mei 2009
aanwezige functies "logiesverblijf", "sport- en bijeenkomstfunctie" en "recreatiewoning" op de
verbeelding en in de regels op te nemen.
A. Standpunt
Voor het logiesverblijf zal een specifieke functieaanduiding worden opgenomen op de verbeelding.
De sport- en bijeenkomstfunctie valt binnen de al aanwezige functieaanduiding "zorgboerderij" met
bijbehorende voorzieningen. Voor wat betreft de recreatiewoning zal op de betreffende locatie de
functieaanduiding "recreatiewoning" worden opgenomen.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de parkeervoorziening met toegangsweg en inrit binnen het bouwvlak en binnen
de functieaanduiding zorgboerderij te brengen.
B. Standpunt
De aanduiding bouwvlak is op de locatie van de parkeervoorziening van toepassing. De
functieaanduiding zorgboerderij is niet noodzakelijk om ter plaatse te kunnen parkeren.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om ten aanzien van de vergunde recreatiewoning een aanduiding op te nemen en
een maximum van 5 te stellen.
C. Standpunt
Als één woning conform vergunning aanwezig mag zijn, dan zal in het bestemmingsplan één
recreatiewoning op verbeelding en in de regels worden toegestaan.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Voor het logiesverblijf zal een specifieke functieaanduiding worden opgenomen op de verbeelding.
Voor wat betreft de recreatiewoning zal op de betreffende locatie de functieaanduiding
"recreatiewoning" worden opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
73
Zienswijze 78
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Maatschap N.E.J. Rietjens, C.L.A. Rietjens - De Leeuw, Lochterstraat 4, 6012 RD Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om een functieaanduiding en regels op te stellen ten behoeve van de exploitatie van
boerengolf en tevens ten aanzien van de activiteitenruimte (>80 m2) waar grotere groepen een
activiteit kunnen organiseren.
A. Standpunt
Boerengolf valt onder de noemer van extensief recreatief medegebruik, wat rechtstreeks binnen de
agrarische bestemming is toegelaten. Voor de activiteitenruimte zal een specifieke functieaanduiding
worden opgenomen.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de gebiedsaanduiding overige zone - weidevogelgebied ter plaatse van de
verbeelding te verwijderen. De locatie komt niet voor in het provinciale natuurbeleidsplan. De
verbodsbepaling voor het scheuren van grasland kan de mogelijkheden voor agrarisch grondgebruik
frustreren.
B. Standpunt
De gemeente acht dit een beschermenswaardig gebied. Normaal agrarisch bodemgebruik is
toegestaan. Het scheuren van grasland is aan een vergunningplicht verbonden, wat niet betekent dat
een vergunning nooit kan worden verleend.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waarde archeologie 5, de aanleg van sleufloze
drainagesystemen uit de verbodsbepalingen te halen.
C. Standpunt
In de planregels zal alsnog een uitzondering worden opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze
drainagesystemen.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om binnen de agrarische bestemming mobiele mestverwerkingsinstallaties toe te
staan.
D. Standpunt
De gemeente heeft nog geen uitgewerkt beleid op dit punt. Beleid voor mestverwerking als aparte
bedrijfsactiviteit is nog in ontwikkeling. Dit aspect kan dus vooralsnog niet in het bestemmingsplan
worden meegenomen.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
74
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
In de planregels zal bij waarde archeologie een uitzondering op de vergunningplicht worden
opgenomen voor het aanbrengen van sleufloze drainagesystemen. Voor de activiteitenruimte zal een
specifieke functieaanduiding worden opgenomen.
Zienswijze 79
Arvalis, L. Peeters, Postbus 5043, 5800 GA Venray
namens G.P.H. Beijes, Heide 17, 6093 PA Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De vorm en omvang van het bouwvlak komen niet overeen met de kavel zoals vastgelegd in het
vastgestelde wijzigingsplan van begin 2013 voor de locatie Heide 18 te Heythuysen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het wijzigingsplan van begin
2013.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de term intensieve graasdierhouderij te verwijderen uit het plan, omdat dit vanaf
200 melkkoeien een onnodige beperking opwerpt voor de groeimogelijkheden van bedrijven, gelet
op het feit dat vanaf dan een aanduiding op de verbeelding noodzakelijk wordt. Ook ontbreekt een
omschrijving van het begrip melkkoeien.
B. Standpunt
De term intensieve graasdierhouderij blijft behouden binnen dit plan. Dit om een onderscheid te
kunnen maken tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde
intensieve veehouderij. Ten aanzien van het begrip melkkoe wordt opgemerkt dat hier wordt
bedoeld op wat in het normaal gangbaar verkeer wordt verstaan onder een melkkoe.
C. Samenvatting
Gelet op het uitgevoerde onderzoek, wordt verzocht de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5"
van het perceel te verwijderen.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding zal van de verbeelding verwijderd worden, op de locatie
waar archeologisch onderzoek is uitgevoerd.
D. Samenvatting
De eis dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken enkel achter de achtergevelrooilijn van de
bedrijfswoning mogen worden opgericht, was niet bekend ten tijde van het wijzigingsplan in 2013
voor de locatie Heide 18. Het bouwvlak wordt met deze beperking te klein voor de beoogde
bedrijfsomvang.
Bestemmingsplan Buitengebied
75
D. Standpunt
In de planregels is opgenomen dat bestaande (vergunde) bedrijfsgebouwen op een afwijkende
afstand van de achtergevel zijn toegestaan, waarbij de bestaande maatvoeringen (zowel oppervlakte
als hoogte) als maximum maatvoeringen gelden en waarbij herbouw op bestaande locatie is
toegestaan. De reeds vergunde rijplaten zijn voorts niet aan te merken als bouwwerken.
E. Samenvatting
Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een
hogere maat aan toe te kennen.
E. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
F. Samenvatting
Verzocht wordt om voor de locatie Heide 17 een aanduiding "intensieve veehouderij" toe te voegen,
gelet op het ingediende BOP en het feit dat ter plaatse o.a. mannelijk rundvee wordt gehouden.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding "intensieve veehouderij" zal op de verbeelding worden
opgenomen.
G. Samenvatting
De eis dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken enkel achter de achtergevelrooilijn van de
bedrijfswoning mogen worden opgericht, was niet bekend ten tijde van het wijzigingsplan in 2013
voor de locatie Heide 17. Het bouwvlak wordt met deze beperking te klein voor de beoogde
bedrijfsomvang.
G. Standpunt
Het bouwvlak is van meer dan voldoende omvang om ter plaatse een effectieve bedrijfsvoering
mogelijk te maken. De eis moet bovendien gelezen worden in samenhang met begripsomschrijving
van achtergevelrooilijn zoals opgenomen in planregel 1.7. Ten slotte bestaat de mogelijkheid om
middels omgevingsvergunning af te wijken van deze planregel.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Voor de locatie Heide 18 zal het bouwvlak worden ingetekend conform het wijzigingsplan van begin
2013. Tevens zal de aanduiding Waarde Archeologie van de verbeelding verwijderd worden, op de
locatie waar archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Voor de locatie Heide 17 zal de aanduiding
"intensieve veehouderij" op de verbeelding worden opgenomen.
Zienswijze 80
Arvalis, L. Peeters, Postbus 5043, 5800 GA Venray
76
Nota van zienswijzen
namens Maatschap Beeren - Verheijen, Brumholt 4, 6086 PW Neer
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De eis dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken enkel achter de achtergevelrooilijn van de
bedrijfswoning mogen worden opgericht, leidt tot een onacceptabele beperking van het bouwvlak.
Met deze beperking wordt het bouwvlak te klein voor de beoogde bedrijfsomvang.
A. Standpunt
Het bouwvlak is van meer dan voldoende omvang om ter plaatse een effectieve bedrijfsvoering
mogelijk te maken. De eis moet bovendien gelezen worden in samenhang met de
begripsomschrijving van achtergevelrooilijn zoals opgenomen in planregel 1.7. Ten slotte bestaat de
mogelijkheid om middels omgevingsvergunning af te wijken van deze planregel.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak aan de noordzijde iets te vergroten, mede gelet op de
landschappelijke inpassing van de uitbreiding uit 2006.
B. Standpunt
Het bouwvlak blijft gehandhaafd conform het ontwerpbestemmingsplan. Na ontvangst van een
goede ruimtelijke onderbouwing, zal een eventuele vergroting van het bouwvlak in het reparatie- en
veegplan worden meegenomen.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de in 2012 gemelde tunnelkassen binnen het bouwvlak toe te staan of de
aanduiding glastuinbouw op het perceel te leggen.
C. Standpunt
Het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen binnen het bouwvlak is rechtstreeks
toegestaan op grond van de planregels. Dit blijkt uit planregel 4.2.4. Er is dus geen nadere regeling
noodzakelijk.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om de aanduiding teeltondersteunende voorzieningen op te nemen voor het perceel
ten noorden van de huidige aanduiding. Hier vindt asperge- en courgetteteelt plaats.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. Op het perceel zal de aanduiding (tijdelijke) teeltondersteunende
voorzieningen worden opgenomen.
E. Samenvatting
De beperkingen voortvloeiende uit de dubbelbestemming Waterstaat - waterlopen, is onacceptabel
voor reclamant.
Bestemmingsplan Buitengebied
77
E. Standpunt
De beperking vloeit voort uit de noodzakelijke bescherming van de waterlopen binnen het
plangebied. Deze beperkingen zijn uniform geregeld binnen het plan. Er is voorts een
afwijkingsmogelijkheid opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op het perceel ten noorden van de huidige aanduiding zal de aanduiding (tijdelijke)
teeltondersteunende voorzieningen worden opgenomen.
Zienswijze 81
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens P.L.G.,J.L.A., I.F.G.H. Vissers, Vissers-Nieskens, Beekstraat 10 en 10a, 6013 RV Hunsel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de contour "kernrandzone" dichter langs de kern Hunsel te leggen, gelet op het
feit dat de golfbaan niet beschouwd dient te worden als een grootschalige recreatieve functie en
derhalve, voor wat betreft het geuraspect, niet bij de kern behoort.
A. Standpunt
De begrenzing van de aanduiding kernrandzone is in overeenstemming met de begrenzing conform
de vastgestelde Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Leudal 2011. De agrarische
bouwkavel ligt thans niet binnen de contour kernrandzone.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om het vigerende bouwblok te handhaven in het bestemmingsplan, e.e.a. conform
het ingediende BOP en de verleende omgevingsvergunning voor de stal (vergunning van 17 juli
2012). De goedgekeurde uitbreiding dient te worden meegenomen in het reparatie- en veegplan.
B. Standpunt
Gelet op het ingediende BOP en de omgevingsvergunning van 17 juli 2012, zal het vigerende
bouwvlak gehandhaafd worden in dit bestemmingsplan.
C. Samenvatting
Binnen het bouwvlak zijn twee bedrijfswoningen aanwezig (Beekstraat 10 en 10a). In het
bestemmingsplan dient dit op correcte wijze geregeld te worden.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. Voor de twee bestaande bedrijfswoningen wordt de aanduiding 'maximum
aantal wooneenheden' met het aantal 2 opgenomen.
78
Nota van zienswijzen
D. Samenvatting
Verzocht wordt om een uitzondering op te nemen voor de waarde - archeologie 5 of deze waarde
van de betreffende percelen te verwijderen, gelet op het feit dat de gronden in het verleden zijn
vergraven, waardoor van enige archeologische waarde geen sprake meer is.
D. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met
archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen
aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van
archeologische waarden. Daarnaast is het niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is, er
geen archeologische waarden aanwezig zijn.
E. Samenvatting
Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een
hogere maat aan toe te kennen.
E. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Gelet op het ingediende BOP en de omgevingsvergunning van 17 juli 2012, zal het vigerende
bouwvlak gehandhaafd worden in dit bestemmingsplan. Voor de twee bestaande bedrijfswoningen
wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2 opgenomen.
Zienswijze 82
Arvalis, L. Peeters, Postbus 5043, 5800 GA Venray
namens Familie Vrenken, Vlaas 10, 6086 PR Neer
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de term intensieve graasdierhouderij te verwijderen uit het plan, omdat dit vanaf
200 melkkoeien een onnodige beperking opwerpt voor de groeimogelijkheden van bedrijven, gelet
op het feit dat vanaf dan een aanduiding op de verbeelding noodzakelijk wordt. Ook ontbreekt een
omschrijving van het begrip melkkoeien.
Bestemmingsplan Buitengebied
79
A. Standpunt
De term intensieve graasdierhouderij blijft behouden binnen dit plan. Dit om een onderscheid te
kunnen maken tussen grondgebonden en niet grondgebonden agrarische bedrijven, niet zijnde
intensieve veehouderij. Ten aanzien van het begrip melkkoe wordt opgemerkt dat hier wordt
bedoeld op wat in het normaal gangbaar verkeer wordt verstaan onder een melkkoe.
B. Samenvatting
De eis dat bedrijfsgebouwen en bouwwerken enkel achter de achtergevelrooilijn van de
bedrijfswoning mogen worden opgericht, beperkt het bouwvlak onnodig. Het bouwvlak wordt met
deze beperking te klein voor de beoogde bedrijfsomvang. Bovendien wordt hierdoor de bestaande,
legale situatie ongedaan gemaakt.
B. Standpunt
Het bouwvlak is van voldoende omvang om ter plaatse een effectieve bedrijfsvoering mogelijk te
maken. De eis moet bovendien gelezen worden in samenhang met begripsomschrijving van
achtergevelrooilijn zoals opgenomen in planregel 1.7. In planregel 4.2.1 onder h. is opgenomen dat
bestaande bedrijfsgebouwen op een afwijkende afstand, toegestaan zijn, waarbij de bestaande
maatvoeringen (zowel oppervlakte als hoogte) als maximum maatvoeringen gelden en waarbij
herbouw op de bestaande locatie is toegestaan.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een
hogere maat aan toe te kennen.
C. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 83
Arvalis, J. Heuvelmans, Staat 40, 6031 EM Nederweert
namens Vrenken Handelsonderneming B.V., Leveroyseweg 15, 6093 NE Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om bij de bedrijfsbestemming tevens een functieaanduiding ten behoeve van
handelsbedrijf op te nemen.
80
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De ingekomen zienswijze met kenmerk 2014-54 en de aangeleverde ruimtelijke onderbouwing leiden
tot een noodzaak voor nader overleg. Er zal nog nader overleg plaatsvinden, o.a. met betrekking tot
de locatie van de werkzaamheden. De aanduiding en de bedrijfsbestemming zullen thans dus niet
worden opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond, maar leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
Er wordt teruggevallen op de bestemming uit het vigerende bestemmingsplan (agrarische
bestemming).
Zienswijze 84
Den Hollander Advocaten, J. van Groningen, Postbus 50, 3240 AB Middelharnis
namens Van Rooij Nuenen B.V., Hunnissenstraat 8, 6011 RF Ell
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 02 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant is voornemens aan de Hunnissenstraat ongenummerd te Ell een nieuw
vleesvarkensbedrijf te vestigen. Bij besluit van 10 mei 2011, is een projectbesluit met
bouwvergunning verleend voor het realiseren van 3 stallen, een loods, mestopslagsilo's en 1
sleufsilo. Naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak, heeft de raad op 3 september 2013 besloten
tot aanpassing van de geurverordening en inmiddels heeft het college in 2013 reeds besloten tot het
opnieuw verlenen van een bouwvergunning met projectbesluit. Verzocht wordt om bouwvlak en een
aanduiding intensieve veehouderij in het bestemmingsplan op te nemen.
A. Standpunt
Het nieuwe projectbesluit ligt thans ter inzage. Dit betreft een definitief besluit, zij het niet
onherroepelijk. Gelet op het definitieve besluitkarakter, zal het projectbesluit worden opgenomen in
het bestemmingsplan buitengebied.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het nieuwe projectbesluit zal worden opgenomen in het bestemmingsplan.
Zienswijze 85
Achmea Rechtsbijstand, D. Pool, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg
namens G.T.P.M. Vermeulen, Ophoven 29, 6088 AD Roggel
Bestemmingsplan Buitengebied
81
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie Ophoven 29 in Roggel is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Op de noordelijke helft
van het perceel ligt de bestemming 'Agrarisch met waarden – 2'. Reclamant is geen agrariër en vindt
dat het perceel onterecht als agrarisch is bestemd waardoor dit niet meer als tuin ingericht kan
worden. Inspreker verzoekt om het gehele perceel als 'Wonen' te bestemmen.
A. Standpunt
De woon- en agrarische bestemmingen zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
Vergroting van de woonbestemming past niet binnen de beleidsuitgangspunten van het
bestemmingsplan. Derhalve wordt de grens van de woonbestemming niet aangepast.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om voor de locatie Ophoven 30 te Roggel geen positieve bestemming op te nemen
en af te zien van het opnemen van uitbreidingsmogelijkheden ten behoeve van de aldaar gevestigde
intensieve veehouderij.
B. Standpunt
Het betreft een bestaand bedrijf met een iv-aanduiding. Het is niet de intentie om bestaande
bedrijven weg te bestemmen.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om in de toekomst hier een mantelzorgwoning te realiseren.
C. Standpunt
Een eventuele mantelzorgwoning is middels afwijkingsmogelijkheid mogelijk binnen de begrenzing
van het bouwvlak van de woonbestemming.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 86
N.V. Nederlandse Gasunie, N. Tijman, Postbus 19, 9700 MA Groningen
datum reactie: 23 december 2013, datum ontvangst: 30 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De ligging van leiding Z-513-17-KR-002, ten zuiden van de kern Buggenum, parallel aan de
Dorpsstraat is niet op de verbeelding opgenomen. Verzocht wordt om deze leiding, inclusief
belemmerde strook op te nemen in het bestemmingsplan.
82
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De leiding zal op de verbeelding worden opgenomen.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de afblaaslocatie S-193 Schillersheide, te voorzien van een enkelbestemming
Leiding-Gas en hiervoor het tekstvoorstel uit de bijlage te gebruiken.
B. Standpunt
Een enkelbestemming "Leiding - Gas" is ingevolge de SVBP2012 niet toegestaan. Wel is het mogelijk
om ter plaatse een bedrijfsbestemming ten aanzien nutsvoorzieningen op te nemen: "Bedrijf nutsvoorziening", met een bouwvlak.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de afblaasleiding S-193 Schillersheide, te voorzien van de dubbelbestemming
Leiding-Gas.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De dubbelbestemming zal op de verbeelding worden aangebracht.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om de afblaasleiding S-370 Haelensche Broek, te voorzien van de dubbelbestemming
Leiding-Gas.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. De dubbelbestemming zal op de verbeelding worden aangebracht.
E. Samenvatting
Verzocht wordt om de in de dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen uitzondering voor
"werkzaamheden die van geringe omvang zijn", te verwijderen, om onveilige situaties en
onduidelijkheid te voorkomen.
E. Standpunt
De zinsnede "van geringe omvang zijn of", zal worden verwijderd.
F. Samenvatting
In de toelichting dient ook bij conserverende bestemmingsplan een verantwoording van het
groepsrisico te worden opgenomen (4.4.3).
F. Standpunt
Er zal een aanvullende verantwoording plaatsvinden ten aanzien van het groepsrisico.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
Leiding Z-513-17-KR-002, ten zuiden van de kern Buggenum, parallel aan de Dorpsstraat, zal op de
verbeelding worden opgenomen. Afblaasleiding S-193 Schillersheide en S-370 Haelensche Broek
zullen eveneens de dubbelbestemming Leiding - Gas krijgen. De bestemming "Bedrijf nutsvoorziening" zal met een bouwvlak worden opgenomen op de afblaaslocatie S-193
Bestemmingsplan Buitengebied
83
Schillersheide. De zinsnede "van geringe omvang zijn of", zal worden verwijderd uit planregel 32.4.2.
Er zal een aanvullende verantwoording plaatsvinden ten aanzien van het groepsrisico.
Zienswijze 87
Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond
namens Vokar Onroerend Goed B.V. A. Vossen, Hollander 13, 6093 PC Heythuysen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het
bestemmingsplan aan te passen zoals toegezegd voor wat betreft het vigerend bouwvlak, de
omschrijving van een verwevingsgebied en het verwijderen van het woordje "kunnen" in planregel
29, lid 3.
A. Standpunt
Het bouwvlak zal worden aangepast overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. Er is geen
vrijstelling ex artikel 19 WRO van 27 november 2007 bekend bij de gemeente. De omschrijving voor
verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de
laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een
hogere maat aan toe te kennen.
B. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
C. Samenvatting
Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en
woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na
toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat.
C. Standpunt
De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten
om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen
belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit
burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
D. Samenvatting
Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast,
kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas
achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst.
84
Nota van zienswijzen
Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan
volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen.
D. Standpunt
Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde
randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De
toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan
reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens
tegemoet te komen aan wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
E. Samenvatting
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als
die voor uitbreiding van een stal?
E. Standpunt
Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te
wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen
het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de
gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en
zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen.
F. Samenvatting
Verzocht wordt om binnen de locatie "overige zone - openheid" de beperkingen enkel te stellen ten
aanzien van ontwikkelingen die de openheid kunnen frustreren en dus niet ten aanzien van de aanleg
van wegen en paden e.d.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. Het artikel zal worden herschreven in de zin dat alleen zaken
vergunningplichtig worden gesteld die de openheid kunnen aantasten.
G. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de
vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische
activiteiten kunnen frustreren.
G. Standpunt
Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te
bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering.
Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel
ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen
overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw
(dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid).
H. Samenvatting
Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te
schrappen.
Bestemmingsplan Buitengebied
85
H. Standpunt
Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van
jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden
uitgeoefend.
I. Samenvatting
Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de
voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming
hebben gekregen.
I. Standpunt
Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een
belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties
een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven.
J. Samenvatting
Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt
bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit
landbouwgebieden.
J. Standpunt
Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur
ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd
conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden
aangepast.
K. Samenvatting
Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de
herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar.
K. Standpunt
De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit
beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het
geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee
te houden.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak zal worden aangepast overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan. De
omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In
planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. De opmerking is
terecht. Het artikel inzake overige zone - openheid zal worden herschreven in de zin dat alleen zaken
vergunningplichtig worden gesteld die de openheid kunnen aantasten. Pagina 85 van de toelichting
zal worden aangepast v.w.b. de POG en de bestemming van het feitelijk gebruik.
86
Nota van zienswijzen
Zienswijze 88
Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond
namens Vokar Onroerend Goed B.V. A. Vossen, Hollander 13, 6093 PC Heythuysen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het
bestemmingsplan aan te passen zoals toegezegd voor wat betreft de bestemming Agrarisch met
waarden - 1, de omschrijving van een verwevingsgebied en het verwijderen van het woordje
"kunnen" in planregel 29, lid 3.
A. Standpunt
De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van
de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje
met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting. Volgens deze indeling is het perceel
Karreveld 4 gelegen binnen het grootschalig deklandschap. Dit komt dus overeen met de indeling
volgens de Structuurvisie. Volgens de toelichting zijn de gronden die zijn gelegen binnen het
grootschalig dekzandlandschap bestemd als 'Agrarisch met waarden - 1'. Dit betekent dus dat het
perceel Karreveld 4 bestemd dient te worden als 'Agrarisch met waarden - 1'. De verbeelding wordt
hierop aangepast. De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het
reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een
hogere maat aan toe te kennen.
B. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
C. Samenvatting
Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en
woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na
toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat.
C. Standpunt
De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten
om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen
belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit
burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
D. Samenvatting
Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast,
kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas
Bestemmingsplan Buitengebied
87
achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst.
Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan
volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen.
D. Standpunt
Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde
randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De
toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan
reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens
tegemoet te komen aan wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
E. Samenvatting
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als
die voor uitbreiding van een stal?
E. Standpunt
Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te
wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen
het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de
gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en
zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen.
F. Samenvatting
Verzocht wordt om de diverse landschappelijke elementen die zijn ingetekend ter plaatse van de
locatie Karreveld 4 van de kaart te schrappen. Er lijkt geen grondige inventarisatie aan ten grondslag
te liggen.
F. Standpunt
De intekening is gebaseerd op het locatieonderzoek zoals dat ten grondslag heeft gelegen aan het
vigerende bestemmingsplan voor dit gebied. Luchtfoto-onderzoek heeft uitgewezen dat de
betreffende elementen nog steeds aanwezig zijn. De aanduiding blijft dan ook gehandhaafd.
G. Samenvatting
Verzocht wordt om de locatie te voorzien van de aanduiding voor intensieve veehouderij, e.e.a.
conform het reconstructieplan.
G. Standpunt
De opmerking is niet terecht. Op de locatie wordt geen mestvee meer gehouden en tevens zijn de
vergunningen ingetrokken. De aanduiding wordt niet opgenomen.
H. Samenvatting
Verzocht wordt om de zonering van bufferzone - 1 langs de beken bij het bedrijf te laten vervallen,
omdat geen enkele waarde in het geding is en voorts geen sprake is van een beekdal.
H. Standpunt
Deze zone is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en dient ter bescherming van de
beekdalen.
88
Nota van zienswijzen
I. Samenvatting
De onderbouwing van de kernrandzone (200 m) ontbreekt. In de toelichting staat dat dit gezien
wordt als extensiveringsgebied. Dit gaat verder dan landelijk en provinciaal beleid. De kernrandzone
dient te worden vastgesteld op basis van onderzoeksgegevens. Als deze ontbreken dient dit beleid
geschrapt te worden.
I. Standpunt
De in onderhavig bestemmingsplan opgenomen regeling voor uitbreidingsmogelijkheden binnen
kernrandzones vormt een vertaling van de beleidskeuze uit het maatschappelijk debat met
betrekking tot intensieve veehouderij en kernrandzones. Tevens wordt, voor wat betreft de
ruimtelijke doorvertaling, aangesloten op hetgeen is onderzocht en benoemd in de gemeentelijke
geurverordening. Er wordt derhalve geen aanleiding gezien het bestemmingsplan op dit punt aan te
passen.
J. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de
vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische
activiteiten kunnen frustreren.
J. Standpunt
Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te
bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering.
Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel
ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen
overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw
(dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid).
K. Samenvatting
Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te
schrappen.
K. Standpunt
Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van
jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden
uitgeoefend.
L. Samenvatting
Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de
voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming
hebben gekregen.
L. Standpunt
Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een
belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties
een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven.
Bestemmingsplan Buitengebied
89
M. Samenvatting
Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt
bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit
landbouwgebieden.
M. Standpunt
Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur
ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd
conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden
aangepast.
N. Samenvatting
Verzocht wordt om de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 4.7.1 ook van toepassing te laten zijn
op extensiveringsgebieden, e.e.a. in overeenstemming met het reconstructieplan. Tevens wordt
verzocht om de voorwaarde als opgenomen onder j. te laten vervallen omdat de
Natuurbeschermingwet hierin voorziet.
N. Standpunt
Binnen de extensiveringsgebieden is het binnen dit bestemmingsplan niet de bedoeling dat
agrarische bedrijven verder kunnen uitbreiden. Het is daarmee in lijn met het reconstructieplan. De
effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op
een natura 2000 gebied zijn voorts wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen
dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een
natura 2000 gebied.
O. Samenvatting
Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de
herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar.
O. Standpunt
De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit
beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het
geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee
te houden.
P. Samenvatting
Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar
de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken.
P. Standpunt
Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk
relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan
is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het
waterschap.
Q. Samenvatting
Verzocht wordt om de locatie Karreveld 8 te bestemmen conform het huidige bestemmingsplan en
niet groter.
90
Nota van zienswijzen
Q. Standpunt
Het betreft hier een ontwikkeling naar een zorgboerderij. Hiertoe is een ruimtelijke onderbouwing
ingediend en deze heeft bij de stukken ter visie gelegen. Conform de definitie van zorgboerderij is
sprake van een agrarisch bedrijf dat zorgvragers dagbesteding biedt, waarbij nachtverblijf, feesten en
partijen zijn uitgesloten. Conflicterende (verblijf)functies zijn dan ook uitgesloten.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het perceel krijgt de bestemming "Agrarisch met waarden - 1". De omschrijving voor
verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de
laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. Pagina 85 van de toelichting zal worden
aangepast v.w.b. de POG en de bestemming van het feitelijk gebruik.
Zienswijze 89
Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond
namens Vossen Leudal Onroerend Goed B.V. A. Vossen, Hollander 13, 6093 PC Heythuysen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het
bestemmingsplan aan te passen zoals toegezegd voor wat betreft de bestemming Agrarisch met
waarden - 1, het bouwvlak conform de vrijstelling ex artikel 19 WRO en de Waarde Archeologie 5 te
verwijderen waar onderzoek heeft plaatsgevonden. Ten slotte wordt verzocht tot het aanpassen van
de omschrijving van verwevingsgebied en het verwijderen van het woordje "kunnen" in planregel
29, lid 3.
A. Standpunt
De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van
de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje
met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting. Volgens deze indeling is het perceel
Karreveld 10 gelegen binnen het grootschalig deklandschap. Dit komt dus overeen met de indeling
volgens de Structuurvisie. Volgens de toelichting zijn de gronden die zijn gelegen binnen het
grootschalig dekzandlandschap bestemd als 'Agrarisch met waarden - 1'. Dit betekent dus dat het
perceel Karreveld 10 bestemd dient te worden als 'Agrarisch met waarden - 1'. De verbeelding wordt
hierop aangepast. Het bouwvlak zal worden ingetekend conform de verleende vrijstelling. De
archeologische waarde zal worden verwijderd van de percelen die op archeologische waarden zijn
onderzocht. De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast overeenkomstig het
reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden.
Bestemmingsplan Buitengebied
91
B. Samenvatting
Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en
woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na
toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat.
B. Standpunt
De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten
om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen
belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit
burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
C. Samenvatting
Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast,
kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas
achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst.
Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan
volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen.
C. Standpunt
Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde
randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De
toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan
reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens
tegemoet te komen aan wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
D. Samenvatting
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als
die voor uitbreiding van een stal?
D. Standpunt
Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te
wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen
het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de
gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en
zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen.
E. Samenvatting
Verzocht wordt om het bouwvlak niet te beperken tot 2,5 ha, maar de maat uit het voorheen
geldende bestemmingsplan aan te houden van 4 ha.
E. Standpunt
De begrenzing van het bouwvlak tot 2,5 hectare komt voort uit het maatschappelijk debat en is
doorvertaald in de uitgangspuntennotitie Buitengebied. Dit beleid is doorvertaald naar dit
bestemmingsplan. Derhalve is sprake van een gedegen afweging voor de begrenzing van het
bouwvlak op 2,5 ha. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
92
Nota van zienswijzen
F. Samenvatting
Verzocht wordt om de definitie van intensieve veehouderij aan te laten sluiten op het
reconstructieplan.
F. Standpunt
De gemeente heeft gekozen voor een andere definitie. Niet wordt ingezien dat het aansluiten op het
reconstructieplan een meerwaarde biedt. Primair geldt het bestemmingsplan.
G. Samenvatting
Verzocht wordt om de zonering van bufferzone - 1 langs de beken bij het bedrijf te laten vervallen,
omdat geen enkele waarde in het geding is en voorts geen sprake is van een beekdal.
G. Standpunt
Deze zone is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en dient ter bescherming van de
beekdalen.
H. Samenvatting
De onderbouwing van de kernrandzone (200 m) ontbreekt. In de toelichting staat dat dit gezien
wordt als extensiveringsgebied. Dit gaat verder dan landelijk en provinciaal beleid. De kernrandzone
dient te worden vastgesteld op basis van onderzoeksgegevens. Als deze ontbreken dient dit beleid
geschrapt te worden.
H. Standpunt
De in onderhavig bestemmingsplan opgenomen regeling voor uitbreidingsmogelijkheden binnen
kernrandzones vormt een vertaling van de beleidskeuze uit het maatschappelijk debat met
betrekking tot intensieve veehouderij en kernrandzones. Tevens wordt, voor wat betreft de
ruimtelijke doorvertaling, aangesloten op hetgeen is onderzocht en benoemd in de gemeentelijke
geurverordening. Er wordt derhalve geen aanleiding gezien het bestemmingsplan op dit punt aan te
passen.
I. Samenvatting
Reclamant verzoekt om het bouwvlak te vergroten, zodat landschappelijke inpassing en
infiltratievoorzieningen binnen het bouwvlak vallen.
I. Standpunt
Landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen moeten conform de uitgangspunten van het
bestemmingsplan binnen het bouwvlak zijn gelegen. Het is aan reclamant om voor een goede
inpassing te zorgen. Bouwvlakuitbreiding alleen hiervoor is niet aan de orde.
J. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de
vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische
activiteiten kunnen frustreren.
J. Standpunt
Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te
bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering.
Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel
ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen
Bestemmingsplan Buitengebied
93
overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw
(dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid).
K. Samenvatting
Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te
schrappen.
K. Standpunt
Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van
jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden
uitgeoefend.
L. Samenvatting
Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de
voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming
hebben gekregen.
L. Standpunt
Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een
belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties
een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven.
M. Samenvatting
Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt
bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit
landbouwgebieden.
M. Standpunt
Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur
ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd
conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden
aangepast.
N. Samenvatting
Verzocht wordt om de wijzigingsbevoegdheid als opgenomen in 4.7.1 ook van toepassing te laten zijn
op extensiveringsgebieden, e.e.a. in overeenstemming met het reconstructieplan. Tevens wordt
verzocht om de voorwaarde als opgenomen onder j. te laten vervallen omdat de
Natuurbeschermingwet hierin voorziet.
N. Standpunt
Binnen de extensiveringsgebieden is het binnen dit bestemmingsplan niet de bedoeling dat
agrarische bedrijven verder kunnen uitbreiden. Het is daarmee in lijn met het reconstructieplan. De
effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen op
een natura 2000 gebied zijn voorts wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen
dat objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een
natura 2000 gebied.
94
Nota van zienswijzen
O. Samenvatting
Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de
herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar.
O. Standpunt
De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit
beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het
geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee
te houden.
P. Samenvatting
Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar
de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken.
P. Standpunt
Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk
relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan
is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het
waterschap.
Q. Samenvatting
Verzocht wordt om de locatie Karreveld 8 te bestemmen conform het huidige bestemmingsplan en
niet groter.
Q. Standpunt
Het betreft hier een ontwikkeling naar een zorgboerderij. Hiertoe is een ruimtelijke onderbouwing
ingediend en deze heeft bij de stukken ter visie gelegen. Conform de definitie van zorgboerderij is
sprake van een agrarisch bedrijf dat zorgvragers dagbesteding biedt, waarbij nachtverblijf, feesten en
partijen zijn uitgesloten. Conflicterende (verblijf)functies zijn dan ook uitgesloten.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het perceel krijgt de bestemming "Agrarisch met waarden - 1". Het bouwvlak zal worden ingetekend
conform de verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO. De archeologische waarde zal vervallen voor
percelen die onderzocht zijn. De omschrijving voor verwevingsgebied wordt aangepast
overeenkomstig het reconstructieplan. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen"
verwijderd worden. Pagina 85 van de toelichting zal worden aangepast v.w.b. de POG en de
bestemming van het feitelijk gebruik.
Zienswijze 90
Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond
namens Holmel B.V. A. Vossen, Hollander 13, 6093 PC Heythuysen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
95
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het
bestemmingsplan aan te passen zoals toegezegd voor wat betreft de mogelijkheid tot het hebben
van een covergistingsinstallatie (let op: geen mobiele mestverwerkingsinstallatie) conform de
verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO. Ook wordt verzocht het verwijderen van het woordje
"kunnen" in planregel 29, lid 3.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het plan zal worden aangepast aan de vrijstelling ten behoeve van
covergisting. Er zal een functieaanduiding op het perceel worden opgenomen. In planregel 29.3 zal in
de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden.
B. Samenvatting
Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en
woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na
toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat.
B. Standpunt
De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten
om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen
belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit
burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de voorwaarden die zijn verbonden aan afwijkings- en wijzigingsbepalingen uit te
breiden zodat ook getoetst wordt of de gevraagde ontwikkeling de toekomstige
ontwikkelingsmogelijkheden van nabij gelegen percelen niet belemmert.
C. Standpunt
De functies die mogelijk kunnen worden gemaakt met binnenplanse afwijking en waarvoor het
genoemde toetsingscriterium (geen belemmering agrarische functie) geldt, betreffen functies die
verenigbaar zijn met de agrarische bestemming. Daarnaast gelden diverse voorwaarden waaraan
moet worden voldaan, die waarborgen dat de nevenactiviteit slechts een beperkte ruimtelijke
uitstraling en invloed op de omgeving heeft. Dat geldt ook voor de andere flexibiliteitsbepalingen
waarin deze voorwaarde (geen belemmering omliggende agrarische bedrijven) terugkomt, zoals
artikel 3.7.3 (functiewisseling). Dit betekent dat niet snel sprake zal zijn van een belemmering van
bestaande of toekomstige activiteiten op nabij gelegen percelen. Niettemin is ook expliciet de
voorwaarde opgenomen dat geen sprake mag zijn van een belemmering van de agrarische functie (of
zoals op andere plaatsen geformuleerd: “omliggende agrarische bedrijven”). Daarin wordt niet
expliciet gesproken over de bestaande activiteiten, maar meer in het algemeen van de agrarische
functie. Het is echter niet gewenst hierbij uitdrukkelijk de toekomstige bedrijfsvoering te betrekken
omdat op voorhand immers nog niet bekend is hoe die er precies uit zal zien, in welke aard en
omvang die zal plaatsvinden en of de gewenste toekomstige situatie wel kan worden toegestaan en
gerealiseerd. Daarmee kan dan ook op voorhand in de toets van een binnenplanse afwijking e.d. niet
goed rekening worden gehouden.
96
Nota van zienswijzen
D. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de
vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische
activiteiten kunnen frustreren.
D. Standpunt
Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te
bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering.
Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel
ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen
overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw
(dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid).
E. Samenvatting
Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te
schrappen.
E. Standpunt
Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van
jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden
uitgeoefend.
F. Samenvatting
Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de
voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming
hebben gekregen.
F. Standpunt
Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een
belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties
een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven.
G. Samenvatting
Verzocht wordt om het beleid ten aanzien van duurzame energie-opwekking zoals opgenomen in
paragraaf 2.9 van de nota van uitgangspunten, alsnog op te nemen in het bestemmingsplan.
G. Standpunt
Gelet op de resultaten uit het MER, is het niet mogelijk om de mogelijkheden voor duurzame
energie-opwekking in het bestemmingsplan op te nemen. In het definitieve bestemmingsplan zullen
nog aanpassingen worden doorgevoerd op dit punt.
H. Samenvatting
Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt
bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit
landbouwgebieden.
H. Standpunt
Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur
ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd
Bestemmingsplan Buitengebied
97
conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden
aangepast.
I. Samenvatting
Verzocht wordt om de waarde - Archeologie 5 van het deel van het perceel te verwijderen, gelet op
het feit dat daar gelet op de huidige bebouwingsgraad en het gebruik als tuin/erf geen
archeologische waarden te verwachten zijn.
I. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing van de gebieden met
archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen
aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van
archeologische waarden.
J. Samenvatting
Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de
herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar.
J. Standpunt
De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit
beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het
geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee
te houden.
K. Samenvatting
Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar
de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken.
K. Standpunt
Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk
relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan
is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het
waterschap.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het plan zal worden aangepast aan de vrijstelling voor covergisting. Er zal een functieaanduiding op
het perceel worden opgenomen. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen"
verwijderd worden. Pagina 85 van de toelichting zal worden aangepast v.w.b. de POG en de
bestemming van het feitelijk gebruik.
Zienswijze 91
Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond
98
Nota van zienswijzen
namens C. Hartmann, Boerderijweg 10, 6089 NW Heibloem
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie Boerderijweg 10 is op 1 maart 2011 een projectbesluit vastgesteld en
omgevingsvergunning voor uitbreiding stal verleend. Daarnaast is een bestaande mestsilo deels
buiten het bouwvlak gelegen. Omdat de mestsilo binnen het bouwvlak moet zijn gelegen is hiervoor
het bouwvlak aan de noordoostzijde deels vergroot. Inspreker verzoekt om het bestemmingsplan
aan te passen conform het projectbesluit en het plangebied aan de noordoostzijde te vergroten.
A. Standpunt
Het bouwvlak wordt aangepast conform het projectbesluit en de verleende omgevingsvergunning.
Uit nadere bestudering van het bestemmingsplan blijkt dat de mestsilo wel is gelegen binnen het
bouwvlak zoals opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan maar buiten de begrenzing van
het projectbesluit. Tevens is gebleken dat een gedeelte van het erf ten westen van de mestsilo niet is
meegenomen in het bouwvlak. Het bouwvlak wordt derhalve afgestemd op het projectbesluit en de
feitelijke situatie.
B. Samenvatting
Gelet op het uitgevoerde archeologische onderzoek, wordt verzocht om de archeologische
dubbelbestemming te laten vervallen. Ook wordt verzocht het verwijderen van het woordje
"kunnen" in planregel 29, lid 3.
B. Standpunt
De agrarische waarde zal worden verwijderd van de locaties die zijn onderzocht en waar geen
archeologische waarden zijn gevonden. In planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen"
verwijderd worden.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt om het bouwvlak te vergroten, zodat landschappelijke inpassing en
infiltratievoorzieningen binnen het bouwvlak vallen. Ook de reeds gerealiseerde mestsilo valt thans
buiten het betreffende bouwvlak.
C. Standpunt
Landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen moeten conform de uitgangspunten van het
bestemmingsplan binnen het bouwvlak zijn gelegen. Het is aan reclamant om voor een goede
inpassing te zorgen. Bouwvlakuitbreiding alleen hiervoor is niet aan de orde. Het bouwvlak zal wel
rondom de gerealiseerde mestsilo worden getrokken.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een
hogere maat aan toe te kennen.
Bestemmingsplan Buitengebied
99
D. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
E. Samenvatting
Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en
woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na
toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat.
E. Standpunt
De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten
om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen
belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit
burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
F. Samenvatting
Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast,
kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas
achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst.
Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan
volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen.
F. Standpunt
Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde
randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De
toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan
reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens
tegemoet te komen aan wensen vanuit de samenleving om tot meer flexibiliteit te komen.
G. Samenvatting
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als
die voor uitbreiding van een stal?
G. Standpunt
Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te
wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen
het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de
gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en
zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen.
H. Samenvatting
Verzocht wordt om binnen de locatie "overige zone - openheid" de beperkingen enkel te stellen ten
aanzien van ontwikkelingen die de openheid kunnen frustreren en dus niet ten aanzien van de aanleg
van wegen en paden e.d.
100
Nota van zienswijzen
H. Standpunt
De opmerking is terecht. Het artikel zal worden herschreven in de zin dat alleen zaken
vergunningplichtig worden gesteld die de openheid kunnen aantasten.
I. Samenvatting
Sleufsilo's mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht. Reclamant verzoekt de bouw van
sleufsilo's ook buiten het bouwvlak mogelijk te maken.
I. Standpunt
Sleufsilo's zijn bouwwerken met een zodanige ruimtelijke impact dat deze in de directe omgeving van
de overige (bedrijfs)gebouwen gewenst zijn. Daarom dienen alle gebouwen en grootschaligere
bouwwerken op een perceel geconcentreerd te worden. Tevens behoren deze sleufsilo's net zoals
agrarische gebouwen bij de normale agrarische bedrijfsvoering. Sleufsilo's dienen derhalve binnen
het bouwvlak opgericht te worden.
J. Samenvatting
Verzocht wordt om de zonering van bufferzone - 1 langs de beken bij het bedrijf te laten vervallen,
omdat geen enkele waarde in het geding is en voorts geen sprake is van een beekdal.
J. Standpunt
Deze zone is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan en dient ter bescherming van de
beekdalen.
K. Samenvatting
Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt
bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit
landbouwgebieden.
K. Standpunt
Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur
ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd
conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden
aangepast.
L. Samenvatting
Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de
herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar.
L. Standpunt
De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit
beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het
geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee
te houden.
M. Samenvatting
Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar
de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken.
Bestemmingsplan Buitengebied
101
M. Standpunt
Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk
relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan
is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het
waterschap.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het plan zal worden aangepast aan het projectbesluit. De mestsilo zal binnen het bouwvlak worden
getekend. De archeologische waarde zal worden verwijderd waar onderzoek is uitgevoerd. In
planregel 29.3 zal in de laatste zin het woordje "kunnen" verwijderd worden. Pagina 85 van de
toelichting zal worden aangepast v.w.b. de POG en de bestemming van het feitelijk gebruik.
Zienswijze 92
Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond
namens The Horse Valley S. Aarts, Heide 1a, 6088 PC Roggel
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het
bestemmingsplan aan te passen in de zin dat verduidelijkt wordt dat een paardenhouderij gezien
wordt als een agrarisch bedrijf, de aanduiding zorgboerderij op de verbeelding wordt opgenomen, de
waarde archeologie komt te vervallen waar onderzoek is verricht en het woordje "kunnen" in
planregel 29, lid 3 verwijderd wordt.
A. Standpunt
Het bestemmingsplan wordt aangepast in de zin dat verduidelijkt wordt dat een paardenhouderij
gezien wordt als een agrarisch bedrijf, de aanduiding zorgboerderij wordt op de verbeelding
opgenomen, de waarde archeologie komt te vervallen waar onderzoek is verricht en waar geen
waarden zijn aangetroffen en het woordje "kunnen" wordt verwijderd in planregel 29, lid 3.
B. Samenvatting
Het bouwvlak is thans niet opgenomen conform de ingediende stukken / ruimtelijke onderbouwing
ter uitbreiding hiervan. Tot op heden is onduidelijk waarom de ingediende stukken niet compleet
zouden zijn of wat er nog ontbreekt. Verzocht wordt om alsnog het bouwvlak uit te breiden.
B. Standpunt
De ruimtelijke onderbouwing voldoet niet en de aanvullende vragen van de gemeente zijn tot op
heden niet beantwoord. De ontwikkeling is dus terecht niet meegenomen in deze procedure.
102
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
Verzocht wordt om het begrip "Paardenhouderij" opnieuw op te nemen in de begrippenlijst, conform
het voorontwerpbestemmingsplan.
C. Standpunt
De noodzaak om een begripsomschrijving op te nemen ten aanzien van een "paardenhouderij" wordt
niet gezien. Het houden van paarden binnen de agrarische bestemming is voorts toegestaan.
D. Samenvatting
Reclamant verzoekt om het bouwvlak te vergroten, zodat landschappelijke inpassing en
infiltratievoorzieningen binnen het bouwvlak vallen. Ook de reeds gerealiseerde mestsilo valt thans
buiten het betreffende bouwvlak.
D. Standpunt
Landschappelijke inpassing en infiltratievoorzieningen moeten conform de uitgangspunten van het
bestemmingsplan binnen het bouwvlak zijn gelegen. Het is aan reclamant om voor een goede
inpassing te zorgen. Bouwvlakuitbreiding alleen hiervoor is niet aan de orde. Het bouwvlak zal wel
rondom de gerealiseerde mestsilo worden getrokken.
E. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de mogelijkheden binnen het bestemmingsvlak "Wonen" te beperken tot de
vigerende activiteiten en gebouwen, om te voorkomen dat deze in de toekomst agrarische
activiteiten kunnen frustreren.
E. Standpunt
Opgemerkt wordt dat thans ook reeds verschillende mogelijkheden bestaan om vergunningvrij bij te
bouwen en uit te breiden bij woningen. Hierin brengt het bestemmingsplan geen verandering.
Verder is er geen aanleiding te veronderstellen dat omliggende bedrijven onevenredig nadeel
ondervinden van de genoemde nevenactiviteiten. Eventuele nieuwe geurgevoelige functies kunnen
overeenkomstig de opgenomen voorwaarden alleen plaatsvinden in het bestaande hoofdgebouw
(dat tot maximaal 900 m3 mag worden uitgebreid).
F. Samenvatting
Verzocht wordt om de rechtstreekse mogelijkheid voor een beroep en bedrijf aan huis geheel te
schrappen.
F. Standpunt
Dit betreft bestaand beleid wat in het bestemmingsplan wordt vastgelegd. Bovendien is op grond van
jurisprudentie bepaald dat vrije beroepen zonder meer binnen de woonbestemming mogen worden
uitgeoefend.
G. Samenvatting
Reclamant verzoekt om aan te geven of een toets heeft plaatsgevonden ten aanzien van de
voormalige agrarische bedrijfslocaties die in het kader van deze herziening een woonbestemming
hebben gekregen.
Bestemmingsplan Buitengebied
103
G. Standpunt
Vanuit een goede ruimtelijke ordening heeft, mede gelet op de onderlinge afstanden, een
belangenafweging plaatsgevonden ter beantwoording van de vraag of aan de betreffende locaties
een woonbestemming kan worden toegekend gezien de omliggende agrarische bedrijven.
H. Samenvatting
Verzocht wordt om de doorwerking van de EHS in het bestemmingsplan te laten afhangen van de
herijking van de EHS door de provincie eind dit jaar.
H. Standpunt
De EHS is thans ingetekend op grond van de thans bekende uitgangspunten. Dat in de toekomst dit
beleid mogelijk wordt herzien, doet hieraan niet af. Thans moet rekening worden gehouden met het
geldende beleid en de geldende uitgangspunten. Het is niet mogelijk om hier nu geen rekening mee
te houden.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bestemmingsplan wordt aangepast in de zin dat verduidelijkt wordt dat een paardenhouderij
gezien wordt als een agrarisch bedrijf, de aanduiding zorgboerderij wordt op de verbeelding
opgenomen, de waarde archeologie komt te vervallen waar onderzoek is verricht en het woordje
"kunnen" wordt verwijderd in planregel 29, lid 3. De mestsilo zal binnen het bouwvlak worden
getekend.
Zienswijze 93
Arvalis, J. Tielen, Postbus 1257, 6040 KG Roermond
namens W. Willekens, Hoogstraat 33, 6011 RX Ell
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om alsnog in overeenstemming met het antwoord op de inspraakreacties, het
bouwvlak aan te passen aan het vigerende bestemmingsplan en het woordje "kunnen" in planregel
29, lid 3 te verwijderen.
A. Standpunt
Het bouwvlak zal conform het vigerende bestemmingsplan worden ingetekend. Het woordje
"kunnen" zal worden verwijderd in planregel 29, lid 3.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om in het zuidwestelijke deel van het in het thans geldende bestemmingsplan als
"onbebouwd bouwvlak" opgenomen gebied, op te nemen als bouwvlak, gelet op het feit dat hier
voeropslag in sleufsilo's plaatsvindt. Gelet op de nieuwe systematiek, moet dit thans binnen het
bouwvlak plaatsvinden.
104
Nota van zienswijzen
B. Standpunt
Het bouwvlak zal worden uitgebreid over de rijplaten ten behoeve van voeropslag. Hier zal de
aanduiding "bouwvlak - onbebouwd" worden opgenomen. Dit is conform het vigerende
bestemmingsplan.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de diverse landschappelijke elementen die zijn ingetekend ter plaatse van de
locatie van de kaart te schrappen. Er lijkt geen grondige inventarisatie aan ten grondslag te liggen.
Bovendien is de inpassing destijds vrijwillig gerealiseerd. Dit ziet op de begroeiing langs het perceel
en de slootvegetatie.
C. Standpunt
De intekening is gebaseerd op het locatieonderzoek zoals dat ten grondslag heeft gelegen aan het
vigerende bestemmingsplan voor dit gebied. Luchtfoto-onderzoek heeft uitgewezen dat de
betreffende elementen nog steeds aanwezig zijn. De aanduiding blijft dan ook gehandhaafd.
D. Samenvatting
Verzocht wordt om de hoogte van de sleufsilowanden niet tot 2 meter te beperken, maar daar een
hogere maat aan toe te kennen.
D. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom een bouwhoogte van 2 meter te beperkt zou zijn voor de normale
bedrijfsvoering. Dit betreft een vrij gangbare maat die in het gehele bestemmingsplan buitengebied
wordt gehanteerd.
E. Samenvatting
Opnieuw wordt verzocht om kleinschalige nevenactiviteiten binnen de agrarische en
woonbestemming niet rechtstreeks toe te laten, maar enkel via een omgevingsvergunning, na
toetsing aan relevante aspecten als een goed woon- en leefklimaat.
E. Standpunt
De trend tot deregulering heeft de gemeente doorgezet in dit bestemmingsplan. Daarom is besloten
om een aantal activiteiten rechtstreeks toe te staan. Dit betreffen activiteiten die naar hun aard geen
belemmering opleveren voor de omgeving. Hiermee wordt ook aangesloten op wensen vanuit
burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
F. Samenvatting
Kleinschalige nevenactiviteiten (o.a. kleinschalige horecagelegenheid bij bedrijf, bed en breakfast,
kleinschalige kampeeractiviteiten) worden bij agrarische bedrijven rechtstreeks toegestaan en pas
achteraf getoetst (handhaving). Onbegrijpelijk is dat deze activiteiten 'achteraf' worden getoetst.
Burgers en hobbymatige agrarische bedrijven hebben meer ontwikkelmogelijkheden dan
volwaardige agrarische bedrijven. Reclamant verzoekt om deze tekst te verwijderen.
F. Standpunt
Met 'achteraf' toetsen wordt in deze geduid op het toetsen of de activiteiten binnen de gestelde
randvoorwaarden worden uitgeoefend (bijvoorbeeld: maximaal 15 standplaatsen). De
toelaatbaarheid van de functie zelf is in het kader van de totstandkoming van dit bestemmingsplan
Bestemmingsplan Buitengebied
105
reeds getoetst. De gemeente wenst hiermee een bijdrage te leveren aan deregulering en tevens
tegemoet te komen aan wensen vanuit burgers en boeren om tot meer flexibiliteit te komen.
G. Samenvatting
Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de bouw van een sleufsilo om dezelfde procedure vraagt als
die voor uitbreiding van een stal?
G. Standpunt
Indien hier gedoeld wordt op de mogelijkheden om middels omgevingsvergunning van het plan af te
wijken, wordt opgemerkt dat het bestemmingsplan enkel de randvoorwaarden benoemt waarbinnen
het gebruikmaken van de afwijkingsmogelijkheid mogelijk is. Afhankelijk van de aard van de
gevraagde ontwikkeling, kan de onderzoeksinspanning lichter zijn voor kleinere ontwikkelingen en
zwaarder voor grotere of meer ingrijpende ontwikkelingen.
H. Samenvatting
Op pagina 85 van de toelichting staat dat op basis van provinciaal beleid de POG als natuur wordt
bestemd. De POG is echter een zoekgebied voor natuur, en bestaat voornamelijk uit
landbouwgebieden.
H. Standpunt
Het uitgangspunt is dat de Provinciale Ontwikkelingszone Groen (POG) voor zover als natuur
ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De overige percelen binnen de POG worden bestemd
conform het feitelijke gebruik. De passage uit de toelichting klopt dan ook niet. Dit zal worden
aangepast.
I. Samenvatting
Verzocht wordt om in de dubbelbestemming Waterstaat - Waterlopen rechtstreeks te verwijzen naar
de keur en hier geen aparte regels aan te verbinden. De keur kan hier rechtstreeks doorwerken.
I. Standpunt
Het opnemen van een dubbelbestemming moet gepaard gaan met het opnemen van ruimtelijk
relevante regels. Een enkele verwijzing naar een (beleids)document van een ander overheidsorgaan
is niet mogelijk en rechtsonzeker. De huidige bestemmingsplanregeling is voorts afgestemd met het
waterschap.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak zal conform het vigerende bestemmingsplan worden ingetekend. Het bouwvlak zal
worden uitgebreid over de rijplaten ten behoeve van voeropslag. Hier zal de aanduiding "bouwvlak onbebouwd" worden opgenomen. Het woordje "kunnen" zal worden verwijderd in planregel 29, lid
3.
Zienswijze 94
Gilles van de Wouw Praktijk voor Bestuursrecht, G.A.M. van de Wouw, Bergenhuizen 7, 6255 NJ
Noorbeek
106
Nota van zienswijzen
namens Frank Coolen Machines B.V., Biesstraat 59, 6093 AC Heythuysen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de betreffende locatie wordt een bedrijf in categorie 3.2 geëxploiteerd (groothandel in machines
ten behoeve van de bouwnijverheid). Artikel 8.1 van het bestemmingsplan laat echter enkel
categorie 1 en 2 bedrijven toe. Verzocht wordt om ter plaatse ten minste ook categorie 3.2 bedrijven
toe te staan.
A. Standpunt
Ingevolge de lijst van bedrijfsactiviteiten is groothandel in machines ten behoeve van de
bouwnijverheid in te delen in bedrijfscategorie 3.2. De functieaanduiding "groothandel in machines"
zal ter plaatse worden opgenomen.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om een uitbreidingsmogelijkheid van ten minste 30% toe te kennen.
B. Standpunt
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' wordt een uitbreidingsmogelijkheid
van 15% opgenomen. Dit is een meer dan redelijke uitbreidingsmogelijkheid. Niet wordt ingezien
waarom dit 30% zou moeten zijn.
C. Samenvatting
De maximaal toegestane goot- en bouwhoogte is gelijkgesteld met de bestaande situatie, hetgeen
een beperking van de bouwmogelijkheden oplevert.
C. Standpunt
De bestaande situatie is bestemd. Dit is conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan. De
bestaande, legale situatie wordt hiermee gerespecteerd.
D. Samenvatting
De bouwvoorschriften ten aanzien van een bedrijfswoning is onnodig beperkend, ook wat betreft de
mogelijkheden tot het oprichten van bijbehorende bouwwerken en overkappingen.
D. Standpunt
De noodzaak tot het nog verder uitbreiden van de bouwmogelijkheden wordt niet gezien. Er is
voorzien in een royale bijgebouwenregeling.
E. Samenvatting
Verzocht wordt om de aanduiding helihaven ook te voorzien voor de hangar waarin de helikopters
gestald worden en het gebruik van het verrijdbaar platform en aan het hooveren van en naar de
helispot.
E. Standpunt
Naar de mening van de gemeente is in een adequate regeling voorzien voor de helihaven, als
onderdeel van de bedrijfsbestemming. Opslag van materieel en de wijze van gebruik van materieel
hoeft niet bestemd te worden in een bestemmingsplan. Dat gebeurt binnen de bedrijfsbestemming
Bestemmingsplan Buitengebied
107
zelf immers ook niet. Overige luchtvaartgerelateerde zaken, waaronder de vluchtbewegingen, vallen
onder de bevoegdheid van de provincie en/of het Rijk.
F. Samenvatting
Verzocht wordt om een deel van de agrarische bestemming om te zetten naar een
bedrijfsbestemming met de aanduiding helihaven, e.e.a. conform de bijlage ingetekend. Hiermee
wordt discussie in de toekomst voorkomen.
F. Standpunt
De locatie is bestemd in overeenstemming met de vrijstelling ex artikel 19 WRO. Juist om discussie in
de toekomst te voorkomen, acht de gemeente het noodzakelijk om aan te sluiten bij het bepaalde in
de vrijstelling.
Conclusie
De zienswijze is deels gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De functieaanduiding "groothandel in machines" zal ter plaatse worden opgenomen. De planregel
m.b.t. de specifieke bouwaanduiding - 1 wordt herschreven in de zin dat helder is dan een
uitbreidingsmogelijkheid van 15% bestaat.
Zienswijze 95
J.I. Remijnse, Heide 25, 6093 PA Heythuysen
datum reactie: 30 december 2013, datum ontvangst: 14 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie Heide 25 te Heythuysen is sinds 1974 een buitenrijbak met verlichting aanwezig. Dit
wordt in het bestaande bestemmingsplan niet gerespecteerd.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De buitenrijbak zal worden meegenomen in het bestemmingsplan door de
woonbestemming om de paardenbak heen te leggen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan
Wijzigingen in bestemmingplan
De buitenrijbak zal worden meegenomen in het bestemmingsplan door de woonbestemming om de
paardenbak heen te leggen.
Zienswijze 96
P.H. Linssen, Heythuyserweg 13, 6085 NH Horn
datum reactie: 14 januari 2014, datum ontvangst: 17 januari 2014
108
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de bestemming horeca in stand te laten. Thans is ten onrechte de bestemming
Wonen opgenomen.
A. Standpunt
De zienswijze is ingediend buiten de termijn van ter inzage legging van het ontwerp
bestemmingsplan. De zienswijze wordt dan ook niet beantwoord. Wel is het voorstel bekeken in het
kader van de nog door te voeren ambtshalve aanpassingen van het bestemmingsplan. Zie hoofdstuk
4 van deze “nota van zienswijzen en overzicht ambtshalve wijzigingen ontwerp bestemmingsplan
‘Buitengebied’, gemeente Leudal”.
Conclusie
De zienswijze is buiten de termijn ingediend en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing naar aanleiding van de ingekomen zienswijze. Zie hoofdstuk 4 van de “nota van
zienswijzen en overzicht ambtshalve wijzigingen ontwerp bestemmingsplan ‘Buitengebied’,
gemeente Leudal”.
Zienswijze 97
Dhr. en mw. den Teuling, Oudenhofweg 1, 6095 NR Baexem
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om de agrarische bestemming met agrarisch bouwblok van het perceel te wijzigen in
een woonbestemming zodat het geheel als woonboerderij kan worden gebruikt.
A. Standpunt
Het perceel zal worden bestemd als Wonen met de nadere aanduiding "vrijkomende agrarische
bebouwing".
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het perceel zal worden bestemd als Wonen met de nadere aanduiding "vrijkomende agrarische
bebouwing".
Zienswijze 98
Leimsgaat B.V. M. Graef, J. Graef, M. Bessems, Ghoor 1, 6083 NA Nunhem
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
109
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om voor het perceel kadastraal bekend als gemeente Nunhem, sectie B, nummer
847, de bedrijfsbestemming te handhaven. Dit perceel had voorheen ook een bedrijfsbestemming.
De aanwezige lichte bodemverontreiniging rechtvaardigt bovendien geen agrarisch gebruik van de
grond.
A. Standpunt
De locatie heeft thans een beperkte bedrijfsbestemming (kleiverwerkende industrie), maar is niet als
zodanig in gebruik (ligt reeds jaren braak). Derhalve wordt het feitelijke gebruik bestemd, waar de
agrarische bestemming het meest voor de hand liggend is.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om in het bestemmingsplan de concrete plannen voor het realiseren van een
grondbank/gronddepot mee te nemen. Hiertoe is een "Voorstel bestemmingsplan - grondbank
Haelen" ingediend.
B. Standpunt
Er is geen positief principebesluit genomen ten behoeve van een ontwikkeling als de onderhavige. De
bestemming kan dan ook niet op deze wijze al worden veranderd.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 99
H. Pijls, P. Pijls, L. Pijls-Van Lier, Brumholt 7, 6086 PV Neer
datum reactie: 24 december 2013, datum ontvangst: 30 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In de transitie van voorontwerp naar ontwerp bestemmingsplan is de agrarische bestemming
gewijzigd in een woonbestemming. Dat strookt niet met de beantwoording van de inspraakreactie.
Verzocht wordt om de aanduiding voormalig agrarisch bedrijf op te nemen bij de bestemming
wonen. Op die manier wordt verankerd dat sprake is van een voormalig agrarisch bedrijf.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Er zal een VAB-aanduiding worden opgenomen binnen de
woonbestemming.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
110
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
Er zal een VAB-aanduiding opgenomen worden binnen de woonbestemming.
Zienswijze 100
Van Dun Advies B.V., F.C.A. van den Borne, Dorpsstraat 54, 5113 TE Ulicoten
namens E. van Logtestijn, Brandvenstraat 4, 6011 SH Ell
datum reactie: 23 december 2013, datum ontvangst: 30 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om in overeenstemming met de reactie op de inspraak, het bouwvlak te vergroten
conform de gevolgde bestemmingsplanprocedure (vastgesteld op 10 december 2007 en
goedgekeurd op 11 maart 2008).
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal alsnog worden opgenomen conform het
bestemmingsplan.
B. Samenvatting
Ter plaatse wordt een geitenhouderij geëxploiteerd. Hiervoor is de aanduiding intensieve
veehouderij noodzakelijk. Verzocht wordt om de aanduiding intensieve veehouderij op de
verbeelding op te nemen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding "intensieve veehouderij" zal op de verbeelding worden
opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak zal alsnog worden opgenomen conform het bestemmingsplan uit 2007. De aanduiding
"intensieve veehouderij" zal op de verbeelding worden opgenomen.
Zienswijze 101
C. Slaats, Schillersstraat 5a, 6014 RA Ittervoort
datum reactie: 13 december 2013, datum ontvangst: 13 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de woning Schillersstraat 5 aan te duiden als plattelandswoning. De woning niet
in gebruik is als bedrijfswoning behorende bij het agrarisch bedrijf.
Bestemmingsplan Buitengebied
111
A. Standpunt
Bij bewoning van een agrarische bedrijfswoning door derden mogen geen belemmeringen ontstaan
voor ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven in de directe omgeving. De woning
Schillersstraat 5 wordt binnen de agrarische bestemming als plattelandswoning aangeduid.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de woning Schillersstraat 5 aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch plattelandswoning'.
Zienswijze 102
F. van Eijkelenburg, Strubben 11, 6088 NN Roggel
datum reactie: 15 december 2013, datum ontvangst: 16 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de westelijke bouwgrens van het perceel Strubben 11 parallel te laten lopen met
de oostelijke bouwgrens.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De bouwgrens wordt aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de westelijke grens van het bouwvlak aangepast.
Zienswijze 103
Salemans Vastgoed, ir. H.J.M. Salemans, Mildert 12, 6031 SM Nederweert
namens R. Houben, Ophoven 24, 6088 AD Roggel
datum reactie: 10 december 2013, datum ontvangst: 16 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om op twee percelen aan de Heverstraat te Roggel, sectie G nr. 2364 en 2365, de
oprichting van een kleinschalig therapeutisch paardenbehandelingsbedrijf voor specialistisch
orthopedisch hoefbeslag mogelijk te maken.
112
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
Het initiatief betreft een nieuwe ontwikkeling. In het bestemmingsplan Buitengebied worden nieuwe
ontwikkelingen niet meegenomen. Tevens werkt de gemeente Leudal niet mee aan nieuwvestiging
van een bedrijf in het buitengebied.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 104
J. Roumen, Mennesweg 9, 6093 NJ Heythuysen
datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 13 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om voor de locatie Mennesweg 9 te Heythuysen ter plaatse van de rijbak een
aanduiding op te nemen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Ter plaatse van de rijbak wordt een aanduiding opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van waarden - rijbak' opgenomen.
- In de planregels wordt binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden - 2' een passende regeling
opgenomen.
Zienswijze 105
Fam. Janssen, Castertstraat 6, 6011 SL Ell
datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 13 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt, overeenkomstig het besluit van het college, op het adres Castertstraat 6 twee
woonbestemmingen op te nemen zodat woningsplitsing mogelijk is.
Bestemmingsplan Buitengebied
113
A. Standpunt
Ter plaatse wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal twee opgenomen,
waarvoor een overeenkomst wordt ondertekend. Woningsplitsing zal dan hierdoor mogelijk zijn.
B. Samenvatting
Ter compensatie van een aantal meters van het bouwvlak die aan de voorzijde van de woning
ingeleverd moeten worden, in verband met de ligging van een containerveld aan de overzijde van de
weg, verzoekt reclamant deze aan de linkerzijde (zuidoost) toe te voegen.
B. Standpunt
De woonbestemming wordt afgestemd op het feitelijke gebruik. Dit betekent dat de
woonbestemming aan de noordwestzijde, ter hoogte van de kippenhokken, wordt uitgebreid.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestaande bebouwing volledig op te nemen binnen het bouwvlak.
C. Standpunt
De woonbestemming wordt afgestemd op het feitelijke gebruik. De bestaande bebouwing wordt
hierdoor volledig binnen het bouwvlak opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum twee wooneenheden' opgenomen.
- Op de verbeelding wordt de woonbestemming afgestemd op het feitelijke gebruik.
Zienswijze 106
G.H. Geraets, Kelperveen 2, 6037 SG Kelpen-Oler
datum reactie: 11 december 2013, datum ontvangst: 11 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om ook de camping op het adres Ophoven 50 te Roggel op te nemen.
A. Standpunt
Voor de camping wordt op de verbeelding een aanduiding opgenomen en in de planregels wordt in
een passende regeling voorzien. Hierbij wordt voorzien in maximaal 15 standplaatsen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding en in de planregels wordt een aanduiding en regeling voor de camping
opgenomen.
114
Nota van zienswijzen
Zienswijze 107
M. Smeets, Kampstraat 8, 6011 RV Ell
datum reactie: 11 december 2013, datum ontvangst: 11 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de voormalige agrarische bedrijfswoning op te nemen als woning. Een en ander
overeenkomstig de gemaakte afspraken in het kader van het bestemmingsplan Kampstraat.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan wordt aangepast. Kampstraat 8 wordt als woning
bestemd.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt Kampstraat 8 bestemd als woning.
Zienswijze 108
namens M. Baets Handel BV M.J.J.J.M. Baets, Kelperweg 23, 6037 RL Kelpen-Oler
datum reactie: 06 december 2013, datum ontvangst: 09 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Aan de percelen 3344, 2811 en 2813 is de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'specifieke vorm
van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf' opgenomen. Dit is niet correct
A. Standpunt
Ter plaatse van het bouwvlak is de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemengd bedrijf'
opgenomen. Ter plaatse van het overige deel van de bestemming 'Bedrijf' is, in tegenstelling tot
hetgeen reclamant aangeeft, geen nadere aanduiding opgenomen. De aanduiding 'specifieke vorm
van bedrijf - gemengd bedrijf' wordt vergroot zodat over de gehele bestemming deze aanduiding is
gelegen. Dit komt overeen met de nadere aanduiding 'to' voor een bedrijf in handel, transport en open overslag zoals in 2009 overeengekomen.
B. Samenvatting
In 2009 is overeengekomen dat de bedrijfsgebouwen mogen worden uitgebreid met maximaal 1500
m2. Reclamant verzoekt deze bepaling op te nemen.
B. Standpunt
Bedrijfsgebouwen mogen op basis van de vigerende regeling uitgebreid worden met maximaal 1500
m2 ten opzichte van het ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van de partiële herziening
Bestemmingsplan Buitengebied
115
'uitbreiding natuurcompensatie Kelperweg 23'. Op de locatie heeft nog geen uitbreiding van de
bedrijfsgebouwen plaatsgevonden. Ter plaatse wordt de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'
opgenomen waarbij de maatvoering wordt afgestemd op de reeds aanwezige oppervlakte aan
bedrijfsgebouwen vermeerderd met 1500 m2.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemengd bedrijf' uitgebreid.
- Op de verbeelding wordt binnen het bouwvlak de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak'
opgenomen.
Zienswijze 109
Beusmans&Jansen, mr. J.C.M.G. Beusmans, Van Vlattenstraat 159, 5975 SE Sevenum
namens dhr. en mevr. van Uden, Reulisweg 16, 6093 PP Heythuysen
datum reactie: 02 december 2013, datum ontvangst: 06 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestemming van het perceel Reulisweg 16 te wijzigen in de bestemming
'Wonen', overeenkomstig de hiervoor ter motivering aangeleverde ruimtelijke onderbouwing.
A. Standpunt
De ruimtelijke onderbouwing is inmiddels beoordeeld en akkoord bevonden. De bestemming van het
perceel Reulisweg 16 wordt derhalve gewijzigd in 'Wonen'. De ruimtelijke onderbouwing wordt als
bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de bestemming gewijzigd in 'Wonen'.
Zienswijze 110
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens F. de Rond, Hekbergerweg 1, 6012 RR Echt
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
116
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant levert een ruimtelijke onderbouwing en bodemonderzoek ter verantwoording van de
gewenste ruimtelijke ontwikkeling aan de Begijnhofweg 7a te Kelpen-Oler. Het landschappelijke
inpassingsplan volgt zo spoedig mogelijk.
A. Standpunt
De gemeente heeft reeds ingestemd met de ruimtelijke ontwikkeling en aangegeven dat deze kan
'meeliften' in het bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan wordt overeenkomstig
aangepast. De ruimtelijke onderbouwing en overige stukken worden als bijlage bij het
bestemmingsplan gevoegd.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt de gewenste bedrijfsontwikkeling zoals aangeduid in het wijzigingsplan 2013
correct over te nemen in het vastgestelde bestemmingsplan, aangaande dus ook het onderdeel
'voorbouw'.
B. Standpunt
Voor zover bij de gemeente bekend is voor de locatie geen wijzigingsplan opgesteld. De gemeente
heeft ingestemd met de aangeleverde ruimtelijke onderbouwing en aanvullende informatie. De
gewenste ruimtelijke ontwikkeling die hierin is opgenomen wordt in het bestemmingsplan verwerkt.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt de in artikel 48.2 genoemde termijn voor het realiseren van de landschappelijke
inpassing te verlengen tot minimaal 2 jaar dan wel het artikel te schrappen.
C. Standpunt
De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
117
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In het bestemmingsplan wordt de gewenste ruimtelijke ontwikkeling verwerkt.
– In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar.
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 111
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M. Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Plantgoed Frenken S. Frenken, Geusert 5, 6093 NR Heythuysen
datum reactie: 12 september 2013, datum ontvangst: 13 september 2013
118
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend om de gewenste bedrijfsvoering mee te
nemen in het bestemmingsplan. Concreet betreft het onder andere het aanduiden van het taxibedrijf
en uitbreiding van de opslag- en stallingsmogelijkheden.
A. Standpunt
Het perceel wordt ingetekend overeenkomstig de ingediende onderbouwing.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het perceel ingetekend overeenkomstig de ingediende onderbouwing.
Zienswijze 112
Heemkundekring Roggel C. Beenders, Graven 3, 6086 RA Neer
datum reactie: 05 december 2013, datum ontvangst: 05 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant is voornemens om de museumboerderij aan de Leimskoel in Roggel uit te breiden. De
hiervoor noodzakelijke stukken om mee te liften in het bestemmingsplan buitengebied worden
spoedig aangeleverd.
A. Standpunt
De aanvullende stukken zijn inmiddels ingekomen. Deze stukken worden als afzonderlijke zienswijze
behandeld.
Conclusie
De zienswijze is voor kennisgeving aangenomen.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 113
ARAG SE Nederland, mr. R.T. Kirpestein, Postbus 230, 3830 AE Leusden
namens H.W.G. Hendriks, Heyerveld 2, 6081 CV Haelen
datum reactie: 10 december 2013, datum ontvangst: 10 december 2013
Bestemmingsplan Buitengebied
119
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant twijfelt aan de noodzaak van de grootschalige omvang van de bestemming 'Recreatie Volkstuin'. Bijkomend aspect is dat een kwetsbare omgeving aangetast wordt door deze forse
uitbreiding.
A. Standpunt
De bestemming 'Recreatie - Volkstuin' wordt afgestemd op de vigerende bestemming. Dit betekent
dat niet langer sprake is van uitbreiding van de bestemming.
B. Samenvatting
Reclamant mist door de wijziging van de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' een bespreking en
afweging van deze ontwikkeling in de MER. Gelet op het gebruik van bestrijdingsmiddelen en de
uitstoot van fijnstof vanwege de toenemende verkeersbewegingen mag verwacht en geëist worden
dat in de MER aan deze aspecten aandacht wordt besteed.
B. Standpunt
Zie gemeentelijk standpunt onder A.
C. Samenvatting
De camping Leudal heeft de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie gekregen. Op basis van de
regeling concludeert reclamant dat de gehele bestemming tevens dient als bouwvlak en volledig
bebouwd mag worden omdat geen bebouwingspercentage is opgenomen. Deze uitbreiding is niet
onderbouwd of planologisch afgewogen. Reclamant verzoekt gezien deze omstandigheid en het van
toepassing zijnde LKM de bestaande bebouwings- en gebruiksmogelijkheden in combinatie van ede
verleende vergunningen te bevriezen
C. Standpunt
De regeling uit het vigerende bestemmingsplan wordt 1 op 1 overgenomen. De bestemming
'Recreatie - Verblijfsrecreatie' wordt hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bestemming 'Recreatie - Volkstuin' afgestemd op
het vigerende bestemmingsplan.
- In het bestemmingsplan wordt de regeling voor camping Leudal in overeenstemming gebracht met
de vigerende bestemmingsplanregeling.
Zienswijze 114
Petrochemical Pipeline Services B.V. B. Chiariadia, Postbus 1163, 6160 BD Geleen
datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013
120
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt in de toelichting aan paragraaf 4.4.2 toe te voegen dat de plaatsgebonden risico
van de PRB-leiding 11 meter aan weerszijden van de leiding bedraagt en het invloedsgebied
groepsrisico 27 meter aan weerszijden van de leiding bedraagt.
A. Standpunt
Paragraaf 4.4.2 van de toelichting wordt hierop aangevuld.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt op de verbeelding dient voor de PRB-leiding de veiligheidszone van 11 meter
opgenomen te worden.
B. Standpunt
De verbeelding wordt hierop aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt aan de planregels binnen de bestemming 'Algemene aanduidingsregels' een
regeling op te nemen voor de veiligheidszone. In de zienswijze is hiervoor een voorstel opgenomen.
C. Standpunt
De planregels worden overeenkomstig het voorstel hierop aangevuld.
D. Samenvatting
In artikel 31.2.1.1 dient het woordje bestemming gewijzigd te worden in dubbelbestemming.
D. Standpunt
De aanpassing wordt verwerkt.
E. Samenvatting
In de planregels dienen aan artikel 31.3.1 een aantal werkzaamheden toegevoegd te worden die
verboden zijn. In de zienswijze zijn deze werkzaamheden opgenomen.
E. Standpunt
Het artikel wordt hierop aangevuld.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de toelichting wordt aan paragraaf 4.4.2 voor de PRB-leiding toegevoegd dat het plaatsgebonden
risico 11 meter en het invloedsgebied groepsrisico 27 meter aan weerszijden van de leiding bedraagt.
- Op de verbeelding wordt de veiligheidszone van 11 meter aan weerszijden van de PRB-leiding
opgenomen.
- Aan de planregels wordt binnen het artikel 'algemene aanduidingsregels' een regeling voor de
veiligheidszone van de leiding opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
121
- In de planregels wordt in artikel 31.2.1.1 het woordje bestemming vervangen door
dubbelbestemming.
- In de planregels worden aan artikel 31.4.1 een aantal werkzaamheden toegevoegd die eveneens
verboden zijn.
Zienswijze 115
Provincie Limburg drs. M.G.P.I. Arts, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt in de regels in de begripsbepalingen bij verwijzingen naar het Reconstructieplan
Noord- en Midden-Limburg de datum van vaststelling (5 maart 2004) en goedkeuring (1 juni 2004) op
te nemen.
A. Standpunt
De planregels worden hierop aangepast.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt voor zover van toepassing te verwijzen naar het gewijzigd Reconstructieplan dat
is vastgesteld op 16 februari 2006 en goedgekeurd op 30 maart 2006.
B. Standpunt
Waar van toepassing wordt een verwijzing in de planregels opgenomen.
C. Samenvatting
Het bestemmingsplan sluit omschakeling van een grondgebonden bedrijf naar een intensief
veehouderijbedrijf niet expliciet uit. Reclamant verzoekt dit alsnog in de planregels op te nemen.
C. Standpunt
In de gebruiksregels wordt hiervoor een verbod opgenomen.
D. Samenvatting
Reclamant verzoekt de extensiveringsgebieden op de verbeelding op te nemen.
D. Standpunt
De extensiveringsgebieden worden op de verbeelding opgenomen.
E. Samenvatting
Reclamant verzoekt diverse reeds gerealiseerde EHS-percelen die nog steeds bestemd zijn als
'Agrarisch' eveneens te bestemmen tot 'Natuur'.
E. Standpunt
Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
122
Nota van zienswijzen
F. Samenvatting
Reclamant geeft aan dat de zienswijze nog aangevuld wordt met een aantal verbetersuggesties die
de kwaliteit en volledigheid van het plan ten goede komen.
F. Standpunt
De gemeente ziet deze suggesties graag tegemoet.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt in de begripsbepalingen de datum van vaststelling en goedkeuring van het
reconstructieplan opgenomen.
- In de planregels wordt waar van toepassing een verwijzing naar het gewijzigd reconstructieplan
opgenomen.
- In de planregels wordt binnen de agrarische bestemmingen een verbodregel toegevoegd voor
omschakeling van een grondgebonden bedrijf naar een intensieve veehouderij.
- Op de verbeelding worden de extensiveringsgebieden opgenomen.
- Waar nodig wordt in het bestemmingsplan de bestemming van de gerealiseerde EHS-percelen
gewijzigd in 'Natuur'.
Zienswijze 116
Rijkswaterstaat drs. L.M. Pacilly, Postbus 25, 6200 MA Maastricht
datum reactie: 19 december 2013, datum ontvangst: 20 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In de planregels dienen aan bouwregels in artikel 44 de rivierkundige voorwaarden uit de beleidslijn
grote rivieren toegevoegd worden.
A. Standpunt
De planregels worden hierop aangepast.
B. Samenvatting
Aan de opsomming van rivierkundige voorwaarden in het stroomvoerend en waterbergend rivierbed
dient de volgende voorwaarde toegevoegd te worden: 'de ecologische toestand van het
oppervlaktewater mag niet verslechteren'
B. Standpunt
De planregels worden hierop aangepast.
C. Samenvatting
In artikel 44.5 is verzuimd aan te geven dat Rijkswaterstaat hier vooraf gehoord dient te worden.
Bestemmingsplan Buitengebied
123
C. Standpunt
De planregels worden hierop aangepast.
D. Samenvatting
De voorwaarden zoals opgenomen in artikel 45.3 zijn tevens van toepassing voor werken en
werkzaamheden.
D. Standpunt
De planregels worden hierop aangepast.
E. Samenvatting
Daar waar de A2 en het kanaal Wessem-Nederweert parallel lopen, ontbreekt de vrijwaringszone
behorende bij de vaarweg. Ten westen van het kanaal dient deze zone tevens aan te sluiten op de
vrijwaringszone van de A2 waardoor deze laatste iets smaller wordt.
E. Standpunt
De verbeelding wordt hierop aangepast.
F. Samenvatting
De voorwaarden in artikel 49.20 zijn gekoppeld aan bouwactiviteiten. Deze voorwaarden gelden ook
voor werken en werkzaamheden.
F. Standpunt
De planregels worden hierop aangepast.
G. Samenvatting
In het ontwerp zouden de verbeelding en regels aangepast worden zodat deze recht doen aan de
planologische bescherming van de noordelijke bekken van het retentiegebied Lateraalkanaal West.
Deze aanpassing is niet verwerkt.
G. Standpunt
De planregels en verbeelding worden hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels worden artikel 44 en 45 aangepast.
- Op de verbeelding wordt de vrijwaringszone van het kanaal Wessem-Nederweert, daar waar deze
parallel loopt aan de A2, opgenomen. Tevens wordt de vrijwaringszone ten westen van het kanaal
aangesloten op de vrijwaringszone langs de A2.
- In de planregels en op de verbeelding wordt een passende regeling voor het noordelijk bekken van
het retentiegebied Lateraalkanaal opgenomen.
124
Nota van zienswijzen
Zienswijze 117
Stichting Studiegroep Leudal algemeen, J.M.G. Hocks, H.M.C. Leenders, Roggelseweg 58, 6081 NP
Haelen
datum reactie: 04 januari 214, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In de inspraakreactie heeft de gemeente aangegeven een gesprek te initiëren. Tot eind 2013 is een
verzoek hiertoe niet ontvangen. De studiegroep vindt dit jammer.
A. Standpunt
De gemeente betreurt ten zeerste dat het niet gelukt is om in 2013 een overleg in te plannen over de
inspraakreactie. Inmiddels heeft een overleg plaats gevonden vinden naar aanleiding van de
zienswijze. De gemeente dankt de studiegroep bij deze nogmaals voor hun inbreng.
B. Samenvatting
De Studiegroep gaat er vanuit dat door de adequate aanduidingen van landschappelijke elementen,
sprake is van voldoende planologische veiligstelling.
B. Standpunt
Over het gehele plangebied is de nadere gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' gelegen. De te beschermen landschappelijke elementen zijn concreet aangeduid in
bijlage 3 bij de regels. Bij nieuwe ontwikkelingen zal derhalve altijd gekeken moeten worden of ter
plaatse sprake is van een landschappelijk element dat zoveel mogelijk behouden moet blijven. Ter
plaatse van landschappelijke elementen is het alleen met een omgevingsvergunning mogelijk om
werken of werkzaamheden uit te voeren.
C. Samenvatting
Tal van voormalige agrarische percelen kennen thans een natuurbeheer, vallen onder het Provinciaal
Natuurbeheersplan 2013 en dienen bestemd te worden als 'Natuur'. Reclamant verzoekt het
bestemmingsplan hierop aan te passen.
C. Standpunt
Diverse reeds gerealiseerde EHS-percelen die nog een agrarische bestemming hebben, worden als
'Natuur' bestemd. De provincie heeft hiervoor de noodzakelijke gegevens beschikbaar gesteld.
D. Samenvatting
Naar de mening van de Studiegroep zouden alleen de boslocaties waar uitsluitend de houtproductie
wordt nagestreefd, bestemd moeten worden als 'Bos'. Het overige bosgebied dient als 'Natuur'
bestemd te worden.
D. Standpunt
Het bestemmingsplan zal hierop worden nagekeken. Daar waar naar mening van de gemeente de
bestemming 'Natuur' meer passend zou zijn dan de bestemming 'Bos' en omgekeerd, wordt dit
aangepast. De uitgangspunten voor toekenning van beide bestemmingen zullen duidelijker
geformuleerd worden.
Bestemmingsplan Buitengebied
125
E. Samenvatting
Voor het bestemmingsplan is een Passende beoordeling en een PlanMER opgesteld. De Passende
beoordeling anticipeert niet op ontwikkelingen waarvoor geen planologische procedure is gestart.
E. Standpunt
Dit is correct. Er zijn in Leudal geen concrete plannen en initiatieven binnen de gemeente bekend
met betrekking tot uitbreiding of inkrimping van de veestapel of het toepassen van mestvergisting.
Voor andere ontwikkelingen - randweg Baexem, nevengeulen, bedrijfsuitbreidingen van nietagrarische bedrijven - is weliswaar de planvorming in gang gezet, maar zijn nog geen besluiten
genomen. Het bestemmingsplan Buitengebied is voor deze ontwikkelingen besluitvormend noch
kaderstellend. De milieueffecten van deze - nu nog onzekere - ontwikkelingen worden beschouwd bij
de planvorming van de betreffende besluiten. In die besluiten dient rekening gehouden te worden
met de effecten ten gevolge van het bestemmingsplan buitengebied.
F. Samenvatting
Wat betekent een uitbreiding van de intensieve veehouderij? En hoe staat dit in relatie tot de PAS.
F. Standpunt
Mogelijk effecten van uitbreiding van de intensieve veehouderij zijn onderzocht in de passende
beoordeling. Er is niet uitgegaan van de PAS. Er zijn in Leudal geen concrete plannen en initiatieven
binnen de gemeente bekend met betrekking tot uitbreiding of inkrimping van de veestapel of het
toepassen van mestvergisting.
G. Samenvatting
Gemist wordt de geluidhinder van de legalisering van de Helihaven, evenals andere evenementen
met geluid.
G. Standpunt
Voor de helihaven is een aparte procedure gevolgd. Het bestemmingsplan maakt de helihaven niet
mogelijk. Dat heeft de eerder verleende vrijstelling ex artikel 19 WRO reeds gedaan. Die planologisch
regeling wordt in dit bestemmingsplan overgenomen. Onderzoek naar de helihaven maakt daarmee
ook geen onderdeel uit van het bestemmingsplan en planMER buitengebied.
Effecten van evenementen, waaronder geluid zijn betrokken in de passende beoordeling. Omdat de
dorpen geen onderdeel uitmaken van het plangebied van het bestemmingsplan buitengebied zijn
effecten van evenementen in de dorpen niet betrokken in de effectbepaling.
H. Samenvatting
Effecten van verdrogingseffecten wordt de doorsnijding van de Peelrandbreuk in het Zwaarveld als
gevolg van ontgronding "het oog" gemist.
H. Standpunt
De ontgronding waarop wordt gedoeld is geen onderdeel van het bestemmingsplan en daarom niet
betrokken bij de Passende Beoordeling. De ontgrondingvergunning is in het verleden via een apart
traject verleend. In dit plan wordt dat enkel ingepast.
I. Samenvatting
Vraag is of de conclusie over effecten van evenementen in het Leudal niet anders geformuleerd had
gemoeten, gezien ook nu nachtelijke activiteiten plaatsvinden.
126
Nota van zienswijzen
I. Standpunt
Algemeen geldt dat voor het natuurgebied tussen zonsondergang en zonsopkomst geen toegang is.
De terreinbeheerder moet toestemming geven voor nachtelijke activiteiten. Bij de afweging herover
betrekt de terreinbeheerder het mogelijke effect van nachtelijke activiteiten op natuurwaarden e.d..
J. Samenvatting
Vraag is wat verstaan wordt onder grootschalige nieuwe ontwikkelingen, gezien uitbreiding van het
bedrijf Nunhems en nevengeulen van de Maas niet zijn betrokken.
J. Standpunt
Het niet betrekken van deze ontwikkelingen heeft niets te maken met de omvang, maar met de
onzekerheid ervan. De ontwikkelingen maken geen onderdeel uit van het bestemmingsplan
buitengebied. Zie ook het standpunt onder E.
K. Samenvatting
Reclamanten achten de maximale ontwikkelruimte tot 2,5 ha te ruim, terwijl gemeente juist aangeeft
een afname van de intensieve veehouderij na te streven.
K. Standpunt
Het beleidsuitgangspunt met betrekking tot het areaal is door de gemeente gebaseerd op het
maatschappelijk debat over dit onderwerp.
L. Samenvatting
De Studiegroep stelt dat de in het plan opgenomen goot- en bouwhoogte een stimulans zijn voor
meerlaags veehouderij. Tevens wordt gesteld dat met een bouwhoogte van 9 meter de voorziening
met beplanting nog redelijk aan het zicht onttrokken kan worden.
L. Standpunt
Meerlaags veehouderij wordt niet mogelijk gemaakt (behoudens voor pluimvee). Het
beleidsuitgangspunt met betrekking tot de bouwhoogte is door de gemeente gebaseerd op het
maatschappelijk debat over dit onderwerp
M. Samenvatting
Relamanten vinden het provinciaal beleid met betrekking tot teeltondersteunende voorzieningen
waarbij wordt aangesloten te ruim. Gestelt wordt dat diverse overige bouwwerken en voorzieningen
tot aantasting van het landschap leiden.
M. Standpunt
Aan teeltondersteunende en andere voorzieningen worden in het bestemmingsplan nadere eisen
gesteld die aantasting van het landschap beperken. Dat effecten niet uit te sluiten zijn is reeds aangegeven in de effectbeoordeling in het MER.
N. Samenvatting
Kan het toestaan van duurzame energieproductie leiden tot windmolens en biovergisting?
N. Standpunt
De bouwmogelijkheden (maximale bouwhoogte) sluiten realisatie van windturbines uit. Bio-energiecentrales kunnen door middel van afwijken van het bestemmingsplan en onder voorwaarden - zoals
opgenomen in de regels - mogelijk worden gemaakt. De effecten hiervan zijn betrokken in het MER.
Bestemmingsplan Buitengebied
127
De regels van het bestemmingsplan worden zo aan-gepast dat dit soort ontwikkelingen alleen
buitenplans kunnen plaatsvinden. In voorkomende gevallen zal onderzoek moeten plaatsvinden naar
de mogelijke effecten.
O. Samenvatting
De Studiegroep stelt dat ontwikkelingen als die van Nunhems, wegen en nevengeulen binnen het
scenario meegenomen dienen te worden.
O. Standpunt
Deze ontwikkelingen maken geen onderdeel uit van de autonome ontwikkeling. Er is geen noodzaak
deze te betrekken in de scenario's. Zie ook het standpunt onder E.
P. Samenvatting
Stelt dat ook in het realistisch scenario toename is van N-depositie, ook met toepassen van de PAS.
Dit bevestigd de vrees dat het bestemmingsplan niet bijdraagt aan de afname van N-depositie.
P. Standpunt
In het bestemmingsplan zijn regels opgenomen die waarborgen dat de emissie van stikstof evenals
de depositie van stikstof in gevoelige Natura 2000 gebieden niet kunnen toenemen. De regels in het
bestemmingsplan zijn dus (met betrekking tot stikstofemissie) strenger dan de uitgangspunten die
zijn gehanteerd in het realistisch scenario.
Q. Samenvatting
Gesteld wordt dat vanwege de rondweg Beaxem wel aantasting is van EHS.
Q. Standpunt
Realisatie van deze rondweg maakt geen onderdeel uit van het bestemmingsplan buitengebied.
Effecten van deze weg worden dan ook beschouwd ten behoeve van het plan dat die ontwikkeling
mogelijk gaat maken, en niet van het onderzoek in het kader van het bestemmingsplan buitengebied.
R. Samenvatting
De Studiegroep stelt dat de enige oplossing een aanzienlijke vermindering van het aantal
dierplaatsen is, waardoor de emissie afneemt. Hiermee hebben oplossingsrichting 4 en 5 uit het MER
perspectief. Kan niet instemmen met de afwijkingsbevoegdheid voor uitbreiding van de IV.
R. Standpunt
Naast vermindering van het aantal dierplaatsen zijn er ook 'technische' maatregelen die de emissie
van bedrijven - ook bij toename van het aantal dieren - beperken.
S. Samenvatting
Verzocht wordt om de bestemming van het ven Busjop bij Heythuysen te wijzigen in een
natuurbestemming met een aanduiding voor recreatief medegebruik als visvijver.
S. Standpunt
De opmerking is terecht. Het ven heeft in het vigerende bestemmingsplan reeds een
natuurbestemming. De bestemming wordt overgenomen. Voor de visvijver wordt een aanduiding
opgenomen.
128
Nota van zienswijzen
T. Samenvatting
De bestemming Overig - Ontgrondingsgebied is te ruim begrensd. Verzocht wordt om de locaties die
als groen/natuur zullen resteren na afgraving nu al positief te bestemmen.
T. Standpunt
Gezien de ontwikkelingen in dit gebied is de vigerende bestemming overgenomen. Aan (delen) van
de grond wordt op dit moment nog geen andere bestemming toegekend. Pas als toekomstige
bestemming definitief is, wordt dit met gebruikmaking van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid
aangepast.
U. Samenvatting
Reclamant verzoekt parkeervoorzieningen als zodanig aan te duiden. Dit zou bijvoorbeeld binnen de
bestemming Horeca aangegeven moeten worden.
U. Standpunt
Deregulering is uitgangspunt bij dit bestemmingsplan. Dit betekent dat de feitelijke situatie niet tot in
detail wordt vastgelegd. De systematiek van het bestemmingsplan gaat uit van een begrenzing van
een bestemming op hoofdgebruik. Hierbinnen zijn de gebruiks- en bouwmogelijkheden bepaald. Met
name de gebruiksfuncties zijn in de meeste gevallen binnen de gehele bestemming mogelijk. Dit om
flexibel in te kunnen spelen op veranderende wensen ten aanzien van de diverse activiteiten binnen
een bestemming. Hierdoor hoeft niet voor alles een procedure doorlopen te worden.
V. Samenvatting
Verzocht wordt de begrenzing van het stiltegebied op te nemen.
V. Standpunt
Het beleid ten aanzien van de stiltegebieden is op provinciaal niveau vastgelegd met de
Omgevingsverordening Limburg. Derhalve is het niet noodzakelijk om dit nogmaals in het
bestemmingsplan vast te leggen c.q. nader te regelen.
W. Samenvatting
De Studiegroep is van mening dat de gebiedsaanduiding voor de helihaven, gezien de gedane
uitspraak, moet komen te vervallen.
W. Standpunt
De opmerking is niet terecht. Bij besluit van de Rechtbank Limburg is het beroep tegen de helihaven
gedeeltelijk vernietigd. Het gedeelte dat vernietigd is heeft uitsluitend te maken met het aantal
vluchtbewegingen. De luchthavenbestemming blijft gehandhaafd. De regels zijn in het ontwerp
bestemmingsplan aangevuld met het maximaal aantal toegestane vluchtbewegingen (zie artikel 8.1
onder y).
X. Samenvatting
De agrarische aanduiding van het voormalige stationscomplex te Haelen is onjuist. Het betreft een
hobbyweide, paardenren, niet-agrarisch bedrijfsterrein.
X. Standpunt
De opmerking is akkoord. Het gedeelte behoort bij het bedrijf aan het Stationsplein 20 te Haelen.
Derhalve wordt het perceel bestemd als 'Bedrijf' met de aanduiding 'onbebouwd'.
Bestemmingsplan Buitengebied
129
Y. Samenvatting
Verzocht wordt om de gebruiksregels ten aanzien van teeltondersteunende maatregelen aan te
scherpen.
Y. Standpunt
Op basis van de planregels zijn teeltondersteunende voorzieningen altijd toegestaan ter plaatse van
het bouwvlak en voor het overige alleen ter plaatse van een nadere aanduiding. Afdekfolie is slechts
een gedeelte van het jaar aanwezig en daarvoor geldt een opruimprotocol. Buitenopslag is alleen
mogelijk binnen het bouwvlak en achter de voorgevelrooilijn. Verdere aanscherping wordt niet
noodzakelijk geacht.
Z. Samenvatting
Voor het Buggenumse Veld dienen de natuurdoeltypen op enigerlei wijze in het bestemmingsplan
zichtbaar gemaakt te worden.
Z. Standpunt
De begrenzing van de agrarische bestemmingen is gebaseerd op de gebiedsindeling uit de
Structuurvisie. De gemeente is niet voornemens hierin wijzigingen door te voeren. Bij de opstelling
van het bestemmingsplan Buitengebied is geen inventarisatie uitgevoerd naar natuurdoeltypen of waarden. Derhalve zijn hiervoor geen aanduidingen opgenomen anders dan overgenomen uit de
vigerende bestemmingsplannen. Bij nieuwe ontwikkelingen zal met onderzoek (onder andere flora
en fauna) aangetoond moeten worden dat natuurwaarden niet worden geschaad.
AA. Samenvatting
Verzocht wordt om de plas Bouxweerd te bestemmen als 'Water' in plaats van ‘Natuur’.
AA. Standpunt
In het vigerende bestemmingsplan is de plas reeds bestemd als 'Natuur'. Deze bestemming wordt
overgenomen.
BB. Samenvatting
De afgesneden meanderresten in het Ghoorbos dienen bestemd te worden als 'Natuur' in plaats van
'Water'.
BB. Standpunt
De vigerende bestemming wordt overgenomen met de nadere aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1'.
CC. Samenvatting
De sterk verlande locatie nabij de oude meanders van het Ghoorbos dienen bestemd te worden als
'Natuur'.
CC. Standpunt
De vigerende bestemming wordt overgenomen met de nadere aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1'.
DD. Samenvatting
Verzocht wordt om het gebied bekend als Brookberg te bestemmen als 'Natuur'.
130
Nota van zienswijzen
DD. Standpunt
De vigerende bestemming wordt overgenomen met de nadere aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1'.
EE. Samenvatting
Verzocht wordt om het moerassig gebied langs de Bergerweg te Horn, bekend als Bergerven, te
bestemmen als 'Natuur'.
EE. Standpunt
De vigerende bestemming wordt overgenomen met de nadere aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 1'.
FF. Samenvatting
Voorkeurlocaties voor eventuele natuurcompensatie worden gemist.
FF. Standpunt
Bij natuurcompensatie wordt via maatwerk gezocht naar de meest geschikte locatie. Hierbij gaat de
voorkeur uit naar gebieden aansluitend aan bestaande natuurgebieden of de beekdalen. Het gaat
echter te ver om dit aan te duiden in het bestemmingsplan.
GG. Samenvatting
De Studiegroep vraagt zich af of met de kernrandzone van 200 meter voldoende afstand tot de
woonkern gewaarborgd wordt ter voorkoming van overlast van het agrarisch gebruik van het
buitengebied.
GG. Standpunt
De kernrandzone van 200 meter komt voort uit het maatschappelijk debat. In een gebiedsvisie is
invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de gemeente”, waaronder de
zogenoemde kernen en kernrandzones. Het betreft dus een politieke keuze die bevestigd is in het
bestemmingsplan intensieve veehouderijen. De kernrandzone wordt in het kader van dit
bestemmingsplan niet herzien.
HH. Samenvatting
Het aantal van 40 standplaatsen bij kamperen bij de boer wordt als te omvangrijk beschouwd.
HH. Standpunt
De zorg wordt niet gedeeld. Rechtstreeks zijn 15 kampeermiddelen bij de boer toegestaan in de
periode van 1 maart tot 1 oktober. Uitbreiding naar 40 kampeermiddelen is alleen met een afwijking
van het bestemmingsplan toegestaan. Bij de afweging wordt de ruimtelijke kwaliteit afgewogen.
II. Samenvatting
Verzocht wordt om de Rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten op kaart aan te geven.
II. Standpunt
De monumenten worden op de verbeelding aangeduid.
JJ. Samenvatting
De aanduiding van een schutterijveld aan de Grote Kampweg te Haelen ontbreekt.
Bestemmingsplan Buitengebied
131
JJ. Standpunt
De opmerking is terecht. De schutterij wordt positief bestemd.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding worden de reeds gerealiseerde EHS-percelen als 'Natuur' bestemd.
- Op de verbeelding wordt bekeken welke bestemming, 'Natuur' of 'Bos', het meest passend is.
Tevens zullen de geformuleerde uitgangspunten hiervoor duidelijker geformuleerd worden.
- In de planregels wordt de afwijkingsbevoegdheid voor een bio-energie-cenrale geschrapt.
- Op de verbeelding wordt het ven Busjop bestemd als 'Natuur' met een aanduiding voor de visvijver.
- Op de verbeelding wordt het voormalige stationscomplex van Haelen bestemd als 'Bedrijf' met een
nadere aanduiding 'onbebouwd'.
- Op de verbeelding wordt de plas Bouxweerd bestemd als 'Natuur'.
- Op de verbeelding wordt voor de oude afgesneden meanderresten in het Ghoorbos, de
nabijgelegen verlande locatie, het gebied Brookberg en het gebied Bergerven de vigerende
bestemming overgenomen met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'.
- Op de verbeelding worden de monumenten nader aangeduid.
- Op de verbeelding wordt de schutterij te Haelen nader aangeduid.
Zienswijze 118
Waterschap Peel en Maasvallei ir. L.C. Oosterom, Postbus 3390, 5902 RJ Venlo
datum reactie: 17 december 2014, datum ontvangst: 19 december 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De rioolwatertransportleidingen of zuiveringstechnische werken zijn niet bestemd.
A. Standpunt
Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
B. Samenvatting
Een perceel grenzend aan de twee primaire watergangen (Neerbeek en Bypass Neer) is per abuis
bestemd als 'Water'.
B. Standpunt
De verbeelding wordt hierop aangepast. De bestemming van het perceel wordt gewijzigd in
'Agrarisch met waarden - 4'.
132
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
Langs de Tungelroysebeek, Neerbeek en Roggelsebeek heeft op enkele trajecten herinrichting van de
beek plaatsgevonden. Op een aantal plekken dient de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen'
hierop nog geactualiseerd te worden.
C. Standpunt
De verbeelding wordt hierop aangepast.
D. Samenvatting
Reclamant verzoekt binnen de dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterlopen' en 'Waterstaat Waterkering' een lijst met gebruiksbeperkingen op te nemen met een afwijkingsbevoegdheid onder
de voorwaarde dat het Waterschap hiermee akkoord gaat.
D. Standpunt
De planregels worden hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In het bestemmingsplan worden de rioolwatertransportleidingen en zuiveringstechnische werken
bestemd.
- Op de verbeelding wordt de bestemming van het perceel grenzend aan de Neerbeek en Bypass
Neer gewijzigd in 'Agrarisch met waarden - 4'.
- Op de verbeelding wordt langs de Tungelroysebeek, Neerbeek en Roggelsebeek wordt de
dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' geactualiseerd.
- In de planregels worden gebruiksbeperkingen met afwijkingsmogelijkheid toegevoegd aan de
dubbelbestemmingen 'Waterstaat - Waterlopen' en 'Waterstaat - Waterkering'.
Zienswijze 119
Waterschapsbedrijf Limburg J.T.G. Bakker, Postbus 1315, 6040 KH Roermond
datum reactie: 16 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de zuiveringstechnische werken, rioolwatertransportleidingen en geurzones van
rioolgemalen op de verbeelding aan te geven.
A. Standpunt
De verbeelding wordt hierop aangepast.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt in de toelichting de gegevens van de rioolwatertransportleidingen en
rioolgemalen te vermelden. In de zienswijze is een tekstvoorstel opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
133
B. Standpunt
De toelichting wordt hierop aangepast.
C. Samenvatting
In paragraaf 4.11 van de toelichting dient het woord 'rioleringsleidingen' vervangen te worden door
'rioolwatertransportleidingen'.
C. Standpunt
Paragraaf 4.11 van de toelichting wordt hierop aangepast.
D. Samenvatting
Reclamant verzoekt in de regels de bestemming 'Leiding - Riool' op te nemen.
D. Standpunt
De planregels worden hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding worden de zuiveringstechnische werken, rioolwatertransportleidingen en
geurzones van rioolgemalen opgenomen.
- In de toelichting wordt het tekstvoorstel met betrekking tot de rioolwatertransportleidingen en
rioolgemalen overgenomen.
- In de toelichting wordt in paragraaf 4.11 het woord 'rioleringsleidingen' gewijzigd in
'rioolwatertransportleidingen'.
- In de planregels wordt de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' opgenomen.
Zienswijze 120
Gilles van de Wouw, mr. G.A.M. van de Wouw, Bergenhuizen 7, 6255 NJ Noorbeek
namens HG Beheer BV, Roggelseweg 54, 6081 NP Haelen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de gronden behorende bij Landgoed Leudal buiten het bestemmingsplan te
houden omdat binnenkort een afzonderlijke bestemmingsplanprocedure hiervoor opgestart wordt.
A. Standpunt
Voor Landgoed Leudal en de directe omgeving worden de vigerende bestemmingen 1 op 1
overgenomen. Het nieuwe nog in procedure te brengen bestemmingsplan herziet te zijner tijd deze
regeling.
134
Nota van zienswijzen
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 121
F.G.M. Scheijmans, Eikesstraat 57, 6013 RD Hunsel
datum reactie: 16 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestemming agrarisch hulpbedrijf (dierenkliniek) te handhaven.
A. Standpunt
Inmiddels geldt voor heel Nederland een standaard, de SVBP, bij het vervaardigen van een
bestemmingsplan. In deze zijn standaard zijn de hoofdbestemmingen gedefinieerd die in een
bestemmingsplan gebruikt mogen worden. Tevens is voor de hoofdbestemmingen aangegeven welke
functies c.q. nevenbestemmingen hierbinnen vallen. Een agrarisch hulpbedrijf dient volgens de
standaard te vallen binnen de bestemming ‘Bedrijf’. Derhalve wordt in lijn van de standaard het
gedeelte van het perceel waar de bedrijfsactiviteiten in de vorm van veterinair adviseur uitgeoefend
worden, bestemd als ‘Bedrijf’. Om het gebruik te beperken tot uitsluitend de activiteiten die ter
plaatse worden uitgeoefend, wordt de nadere aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf – veterinair
adviseur’ opgenomen. Tevens wordt de bouw van een bedrijfswoning uitgesloten. Voor de op het
perceel aanwezige woning wordt de bestemming 'Wonen' gehandhaafd.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt de tuin, gelegen in het verlengde van (achter) het woonblok overeenkomstig het
gebruik te bestemmen.
B. Standpunt
De verbeelding wordt hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In het bestemmingsplan wordt ter plaatse van het bedrijf de bestemming 'Bedrijf' opgenomen met
de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - veterinair adviseur'. Tevens wordt ter plaatse een
bedrijfswoning uitgesloten.
- Op de verbeelding wordt het gedeelte van de tuin bestemd als 'Wonen'.
Bestemmingsplan Buitengebied
135
Zienswijze 122
Goorts+Coppens advocaten adviseurs, P.J.G. Goumans, Postbus 422, 5700 AK Helmond
namens H.H.J. Verlinden, Geneijgen 3, 6396 NH Grathem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' opgenomen,
waarin wordt verwezen naar de Omgevingsverordening Limburg. De verwijzing naar de
Omgevingsverordening Limburg is ruimtelijk niet relevant en veroorzaakt rechtsonzekerheid.
A. Standpunt
Het betreffende artikel wordt in het geheel herschreven.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt de gebiedsaanduiding 'overig - openheid' ook daadwerkelijk op de verbeelding te
verwijderen en niet alleen de bepalingen in de regels aan te passen.
B. Standpunt
De opmerking is correct. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
C. Samenvatting
Voor de locatie is de gebiedsaanduiding 'milieuzone-boringsvrije zone' opgenomen, waarin wordt
verwezen naar de Omgevingsverordening Limburg. De aanduiding en de planregeling stemmen niet
overeen. Van een grondwaterbeschermingsgebied is ter plaatse geen sprake. De verwijzing naar de
Omgevingsverordening Limburg is ruimtelijk niet relevant en veroorzaakt rechtsonzekerheid.
C. Standpunt
Het betreffende artikel wordt in het geheel herschreven.
D. Samenvatting
Binnen de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' kent een
omgevingsvergunningplicht voor werken en werkzaamheden. Een nagenoeg identieke regeling is
opgenomen binnen de bestemming 'Agrarisch'. De ruimtelijke noodzaak is reclamant onduidelijk.
Tevens vindt reclamant de omgevingsvergunningplicht ter plaatse van bouwvlakken onbegrijpelijke
en onnodig. De ruimtelijke noodzaak ontbreekt.
D. Standpunt
Voor individuele percelen is het, afhankelijk van de ter plaatse aanwezige waarden, mogelijk dat een
tweetal soortgelijke aanduidingen van toepassing zijn die in combinatie met de planregels de ter
plaatse aanwezige waarden beschermen. Normaal gebruik van de gronden blijft overigens gewoon
mogelijk, evenals normale (onderhouds)werkzaamheden. De regeling is dan ook niet onredelijk
bezwarend.
E. Samenvatting
Reclamant verzoekt de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' te verwijderen omdat
deze ter plaatse van zijn perceel niet relevant is.
136
Nota van zienswijzen
E. Standpunt
De aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' is gelegen over het gehele plangebied.
Met bijlage 3 is bepaald waar deze aanduiding daadwerkelijk van toepassing is. Als in bijlage 3 geen
nadere specificatie voor een perceel is opgenomen, is het de intentie van de regeling zoals
opgenomen in artikel 49.11 dat deze niet van toepassing is. Artikel 49.11 dient hiervoor nog wel
herschreven te worden.
F. Samenvatting
In tegenstelling tot hetgeen is aangegeven in de inspraakreactie is in het ontwerp bestemmingsplan
de volwaardigheidseis voor agrarische bedrijven niet opgenomen.
F. Standpunt
In de toelichting is na te lezen dat op basis van het beleid van de gemeente bij 70 NGE of meer
sprake is van een volwaardig nieuw agrarisch bedrijf en bij 20 NGE van een volwaardig bestaand
agrarisch bedrijf. In het voorontwerp bestemmingsplan was in de regels expliciet voor
grondgebonden agrarische bedrijven aangegeven dat deze volwaardig zouden moeten zijn. Bij de
bepalingen omtrent een intensieve veehouderij was dit niet opgenomen. Nu is voor beide soorten
van bedrijvigheid dit niet zo expliciet genoemd. In artikel 1 is wel het begrip volwaardig agrarisch
bedrijf opgenomen. Dit ter verduidelijking van het gebruik van de terminologie 'niet volwaardig
agrarisch bedrijf' in de regels.
G. Samenvatting
Reclamant acht de maatvoering van agrarische bedrijfsbebouwing te hoog. Elke onderbouwing voor
deze maatvoering ontbreekt.
G. Standpunt
Voorafgaand aan de daadwerkelijke opstelling van het bestemmingsplan zijn de
beleidsuitgangspunten opgesteld. Tevens zijn deze in een maatschappelijk debat ter discussie
gesteld. Vanuit dit debat is gebleken dat voor de huidige uitoefening van een agrarisch bedrijf de
maatvoering zoals opgenomen in het bestemmingsplan noodzakelijk is. Dit heeft ondermeer te
maken met de afmetingen van materieel. De maatvoeringen zoals opgenomen worden niet
aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt het artikel 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' herschreven.
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'overig - openheid' verwijderd.
- In de planregels wordt het artikel 'milieuzone - boringsvrije zone' herschreven.
- In de planregels wordt artikel 49.11 herschreven.
Zienswijze 123
Isidorus Mengvoeders BV, J.H.F. van den Hombergh, Postbus 40, 6000 AA Weert
Bestemmingsplan Buitengebied
137
namens P. Vissers, Graetheideweg 2A, 6037 NN Kelpen-Oler
datum reactie: 27 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt, zoals reeds ook is toegezegd bij de beantwoording van de inspraakreactie, de
aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt voor de locatie
Graetheideweg 2a te Kelpen-Oler opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
Zienswijze 124
V.V.E.F. Narain, Grathemerweg 22, 6037 NR Kelpen-Oler
datum reactie: 2 januari 2014, datum ontvangst: 6 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant vraagt voor hoeveel m3 inhoud het woongedeelte geregistreerd staat.
A. Standpunt
De 'bestaande' inhoud van de woning wordt door de gemeente bepaald op basis van verleende
bouwvergunningen. Indien concreet een verzoek tot uitbreiding van de woning wordt ingediend, zal
de gemeente dit nader uitzoeken.
B. Samenvatting
Indien de inhoud van het woongedeelte minder dan 900 m3 bedraagt, mag reclamant dan
zondermeer uitbreiden tot 900 m3?
B. Standpunt
Deze constatering is terecht. Indien de inhoud van de woning minder dan 900 m3 bedraagt, mag de
inhoud uitgebreid worden tot 900 m3.
C. Samenvatting
Reclamant vraagt wat het verschil is tussen een bedrijfswoning en een woning met een bedrijf aan
huis?
138
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
In het vigerende bestemmingsplan is op de locatie een bedrijf in de vorm van een bakkerij
toegestaan. Tevens is een bedrijfswoning toegestaan. Wordt deze bestemming overgenomen in het
nieuwe bestemmingsplan, is op de locatie alleen de vestiging van een bakkerij mogelijk. Binnen een
bedrijfsbestemming is de uitoefening van een (ander) bedrijf aan huis niet toegestaan. Binnen de
woonbestemming mag naast de woonfunctie een bedrijf aan huis (of een beroep aan huis) worden
uitgeoefend. In bijlage 1 bij de regels is een lijst opgenomen waarin is aangegeven welke
bedrijfsvormen zijn toegestaan. Deze regeling biedt dus ruimere mogelijkheden dan bij toekenning
van de bedrijfsbestemming waarin alleen de uitoefening van een bedrijf in de vorm van een bakkerij
wordt toegestaan.
D. Samenvatting
Wat is het nadeel nu de bestemming van de bedrijfswoning is omgezet naar een woonbestemming?
Wat mag maximaal gebouwd worden als het een bedrijfswoning zou zijn?
D. Standpunt
Zowel voor een bedrijfswoning als een reguliere burgerwoning gelden dezelfde bouwregels. De
inhoud van beide woningen mag maximaal 900 m3 bedragen, de goothoogte maximaal 6 meter en
de bouwhoogte maximaal 9 meter. Ook ten aanzien van het bouwen van bij de woning behorende
bouwwerken en overkappingen gelden dezelfde bouwregels.
E. Samenvatting
Indien blijkt dat de woning niet verder uitgebreid kan worden, verzoekt reclamant dit alsnog mogelijk
te maken.
E. Standpunt
Voorafgaand aan de daadwerkelijke opstelling van het bestemmingsplan, zijn door de gemeente
beleidsuitgangspunten geformuleerd. Een van deze uitgangspunten is dat de inhoud van een
(bedrijfs)woning maximaal 900 m3 mag bedragen. Het met een bestemmingsplan rechtstreeks
mogelijk maken van verdere uitbreiding van een woning wordt niet wenselijk geacht.
F. Samenvatting
Reclamant verzoekt indien blijkt dat door de bestemmingswijziging sprake is van beperking in het
uitbreiden van het woongedeelte en het uitoefenen van beroeps-/bedrijfsmatige activiteiten, de
bestemming te wijzigen in een bedrijfswoning.
F. Standpunt
Op basis van de uitgangspunten van het vigerende bestemmingsplan mag de inhoud van een
bedrijfswoning maximaal 750 m3 bedragen. Met het nieuwe bestemmingsplan is deze inhoudsmaat
verhoogd naar 900 m3. Derhalve is geen sprake van inperking van de bouwmogelijkheden van de
woning. Ook is met toekenning van de woonbestemming sprake van ruimere gebruiksmogelijkheden
voor de uitoefening van nieuwe bedrijfsactiviteiten.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Bestemmingsplan Buitengebied
139
Zienswijze 125
D. van Heel, Grote Laak 8a, 6088 NK Roggel
datum reactie: 7 januari 2014, datum ontvangst: 7 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak aan de achterzijde te vergroten. Ter plaatse is een stapmolen
aanwezig.
A. Standpunt
In overleg met reclamant is bepaald dat het bouwvlak wordt uitgebreid ter plaatse van de stapmolen.
In het vigerende bestemmingsplan is het bouwvlak ter plaatse eveneens aanwezig.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak zodanig te vergroten zodat aan de voorzijde een woning
gerealiseerd kan worden.
B. Standpunt
In het vigerende bestemmingsplan is aan de voorzijde een bouwvlak aanwezig. Deze rechten worden
gerespecteerd. Het bouwvlak wordt overgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het bouwvlak uitgebreid met de stapmolen en de mogelijkheid om aan de
voorzijde een bedrijfswoning te bouwen.
Zienswijze 126
René Naus Administratie - Fiscaaladviesbureau R.P.H.H. Naus, Maubroekstraat 4, 6015 RA Neeritter
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt zijn inspraakreactie van 28 december 2012 als ingelast te beschouwen. De bij de
behandeling van de inspraakreactie toegezegde aanpassingen zijn niet verwerkt.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt dit ten zeerste. Bij vaststelling worden de
aanpassingen alsnog doorgevoerd.
140
Nota van zienswijzen
B. Samenvatting
Voor de locatie aan de Maubroekstraat 4 te Neeritter is een art. 19 procedure voor een
bedrijfsontwikkelingsplan doorlopen. Met deze procedure is vrijstelling verleend voor de exploitatie
van een paardenhouderij en een fiscaal advieskantoor. Verzocht wordt om, overeenkomstig de
verleende vrijstelling, de bestemming te wijzigen in 'Agrarisch' en de daarbij behorende
aanduidingen op te nemen.
B. Standpunt
Het bouwvlak en de bestemming zullen conform de doorlopen procedure worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding en in de regels wordt de bestemming gewijzigd in 'Agrarisch' met de daarbij
noodzakelijke aanduidingen.
Zienswijze 127
Achmea Rechtsbijstand, Mr. A. van der Leest, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg 0
namens Maatschap Kurstjens-Verkoelen, Sillenhoek 3a, 6091 PC Leveroy
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het lukt reclamant niet om alle gronden van de zienswijze op dit moment kenbaar te maken.
Derhalve wordt volstaan met een voorlopige zienswijze. Verzocht wordt om een termijn te gunnen
van tenminste vier weken teneinde de gronden kenbaar te maken.
A. Standpunt
De opmerking is voor kennisgeving aangenomen en reclamant is onverwijld bericht om binnen twee
weken de zienswijze aan te vullen.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt het vigerend bouwvlak ter plaatse van Maxeterdijk 5a te Heythuysen te
handhaven.
B. Standpunt
Door reclamant is gedurende de zienswijzenperiode een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat
inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden
aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant is van mening dat er geen steekhoudende redenen zijn waarop de gronden de
archeologische medebestemming hebben dan wel is dit onvoldoende gemotiveerd.
Bestemmingsplan Buitengebied
141
C. Standpunt
Zoals ook al bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven, is bij het toekennen van de
dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' het archeologisch beleid van de gemeente Leudal
gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en staat los van onderhavig
bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de gebieden met
archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied alleen
aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen sprake is van
archeologische waarden. Het is niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is er geen
archeologische vondsten aanwezig zijn. Naar de mening van de gemeente is hiermee wel degelijk
voldoende onderbouwd waarom de een dubbelbestemming voor de archeologische
verwachtingswaarden is opgenomen.
D. Samenvatting
Reclamant kan zich niet verenigen met het feit dat zijn akkerbouwgronden zijn voorzien van de
aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'.
D. Standpunt
De aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' is gelegen op de gronden die door de provincie
zijn aangewezen als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Binnen de EHS wordt onderscheid gemaakt in
bestaande bos- en natuurgebieden, beheersgebieden en nieuwe natuurgebieden. De bos- en
natuurgebieden dienen bestemd te worden als 'Natuur'. De gronden binnen de beheersgebieden en
nieuwe natuurgebieden die reeds als natuur ingericht zijn, zijn ook als zodanig bestemd. De overige
gronden behouden de agrarische bestemmingen. Wel zijn deze gronden voorzien van een aanduiding
'wetgevingszone - wijzigingsgebied' om bij invulling van de EHS de bestemming eenvoudiger om te
kunnen zetten naar 'Natuur'. Deze aanduiding heeft echter niet tot gevolg dat de
gebruiksmogelijkheden van de gronden beperkt worden. De aanduiding blijft derhalve opgenomen.
E. Samenvatting
Reclamant verzoekt voor een perceel aan de Veestraat de bestemming 'Bos' te wijzigen in
'Agrarisch'.
E. Standpunt
De binnen de EHS gelegen gronden die nader zijn aangeduid als beheersgebied, zijn nog niet als
natuur ingericht. Deze gronden worden overeenkomstig het huidige gebruik bestemd als 'Agrarisch'
met de nadere aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt op de locatie Maxeterdijk 5a het vigerende bouwvlak overgenomen.
- Op de verbeelding wordt ter hoogte van de Veestraat de bestemming gewijzigd in 'Agrarisch' met
de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'.
142
Nota van zienswijzen
Zienswijze 128
Pijnenburg agrarisch advies & onroerend goed, L. Heesen, Spoorweg 4, 5963 NJ Horst
namens Maatschap Wijers van der Linden, Poelakkerweg 3, 6082 NC Buggenum
datum reactie: 13 december 2013, datum ontvangst: 17 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft een inspraakreactie ingediend. De bij de behandeling van de inspraakreactie
toegezegde aanpassingen zijn niet verwerkt.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt dit ten zeerste. Bij vaststelling worden de
aanpassingen alsnog doorgevoerd.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak Meiboomkensweg ong. afgestemd op het wijzigingsplan.
- Op de verbeelding wordt een specifieke aanduiding opgenomen voor boerderijwinkel in
streekproducten.
Zienswijze 129
G. Bosmans, Rieterweg 1, 6086 PT Neer
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt, in tegenstelling tot de bestemmingswijziging naar een agrarisch bedrijf zoals bij
de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven, de bestemming van het perceel Rieterweg 1
van een woonbestemming te wijzigen in een metaalbewerkingsbedrijf.
A. Standpunt
Bij beantwoording van de inspraakreactie is abusievelijk de term 'agrarisch bedrijf' opgenomen. Bij
de beoordeling van de inspraakreactie is uitgegaan van een bedrijfsbestemming. In het verleden is
het bedrijf van reclamant verplaatst naar het bedrijventerrein. Naar de mening van de gemeente
vinden op de locatie Rieterweg 1 nog slechts activiteiten plaats die aangemerkt kunnen worden als
bedrijf aan huis. Deze activiteiten mogen binnen de woonbestemming worden uitgeoefend. Derhalve
wordt de bestemming van het perceel niet gewijzigd.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Bestemmingsplan Buitengebied
143
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 130
B.J.P. Sijben, Rieterweg 6, 6086 PT Neer
datum reactie: 24 december 2013, datum ontvangst: 24 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie Rieterweg 9 ontbreekt de aanduiding plattelandswoning.
A. Standpunt
De aanduiding wordt opgenomen.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt voor de locatie Rieterweg 6 het bouwvlak uit het bedrijfsontwikkelingsplan over
te nemen en niet het bestaande bouwvlak te handhaven.
B. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het
bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning'
opgenomen.
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 131
Agra-Matic Advies Milieu Bouw, S. van der Heijden, Postbus 396, 6710 BJ Ede
namens J.J.H. van Enckevoort, Rijksweg Noord 3, 6037 RE Kelpen-Oler
datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 16 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft een inspraakreactie ingediend. De bij de behandeling van de inspraakreactie
toegezegde aanpassingen zijn niet correct verwerkt.
144
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt dit ten zeerste. Bij vaststelling worden de
aanpassingen alsnog doorgevoerd.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt derhalve nogmaals het bouwvlak aan te passen conform de verleende
vergunningen en de ontsluiting binnen het bouwvlak te brengen.
B. Standpunt
Het bouwvlak wordt overeenkomstig de verleende vergunningen aangepast en tevens wordt de
ontsluiting binnen het bouwvlak gebracht.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak overeenkomstig de vergunningen aangepast.
- Op de verbeelding wordt de ontsluiting binnen het bouwvlak gebracht.
Zienswijze 132
B.P.J.M. Gijsen, Roggelseweg 52, 6081 NP Haelen
datum reactie: 04 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft met de achterbuurman gronden geruild met het doel deze gronden praktischer te
kunnen gebruiken. Reclamant verzoekt deze wijziging mee te nemen in het bestemmingsplan.
A. Standpunt
De bestemmingen 'Wonen' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' worden aangepast conform de
plaatsgevonden grondruil.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bestemming 'Wonen' en 'Recreatie Verblijfsrecreatie' aangepast overeenkomstig de grondruil.
Zienswijze 133
Stichting Buitencentrum De Spar S. van Horne, Roggelseweg 55, 6081 NP Haelen
datum reactie: 04 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
145
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt ter plaatse van de aanduiding 'sport' kamperen eveneens mogelijk te maken.
A. Standpunt
De verbeelding wordt hierop aangepast.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt de maximale bouwhoogte van 4 meter te verhogen naar 5 meter.
B. Standpunt
De bouwregels worden aangepast waarbij als maximum maatvoering gerefereerd wordt naar de
bestaande maatvoeringen. Een regeling die elders in het bestemmingsplan ook is toegepast en
passend is voor bebouwing die aangewezen is als gemeentelijk monument.
C. Samenvatting
Reclamant vraagt om te bevestigen dat de maximale bebouwing van 800 m2 betrekking heeft op ons
complex rond de verblijfsgebouwen exclusief de bouwkavel van de beheerderwoning.
C. Standpunt
In de planregels zal in artikel 16.2.1 onder c expliciet worden aangegeven dat de beheerswoning
hierin niet hoeft te worden meegenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'verblijfsreactie' aangepast.
- In de planregels wordt in artikel 16.2.1 onder c wordt de maatvoeringsregeling aangepast door te
verwijzen naar de bestaande maten.
- In de planregels wordt in artikel 16.2.1 onder c expliciet aangegeven dat de beheerderswoning niet
meegenomen hoeft te worden binnen de opgenomen oppervlaktemaat.
Zienswijze 134
Keizers Advocaten, mr. M.T.C.A. Smets, Postbus 1040, 5602 BA Eindhoven
namens M.W.J. van Hees, Emmasingel 31.271, 5611 AZ Eindhoven
datum reactie: 28 november 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de caravan en bergruimte op het perceel kadastraal bekend gemeente Hunsel,
sectie K, nummer 217, gelegen aan de Rutjensstraat te Neeritter, positief te bestemmen.
146
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
Gezien het handhavingstraject is de gemeente niet voornemens om de caravan en bergruimte
positief te bestemmen. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' te verwijderen.
B. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de
gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan
Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen
sprake is van archeologische waarden.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 135
Boomverzorging Christian Schöler C.M. Schöler, Schaapsbrug 6, 6089 NB Heibloem
datum reactie: 04 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestemming van het perceel Schaapsbrug 6 te wijzigen in een
bedrijfsbestemming omdat ter plaatse bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden ten behoeve van de
verzorging van bomen. Tevens verzoekt hij daarbij een woonfunctie, bij voorkeur in de vorm van 2
bedrijfswoningen, toe te staan.
A. Standpunt
Na overleg met reclamant is besloten dat de bedrijfsactiviteiten, die ter plaatse worden uitgeoefend
passend zijn binnen de woonbestemming. De bestemming hoeft hierop derhalve niet aangepast te
worden. Het toestaan van de bouw van een extra bedrijfswoning past niet binnen de
beleidsuitgangspunten van de gemeente. De regeling wordt hierop dan ook niet aangepast.
B. Samenvatting
Reclamant gaat er vanuit dat de uitoefening van zijn activiteiten binnen de bestemming 'Agrarisch
met waarden - 4' gerechtvaardigd is.
B. Standpunt
De bedrijfsactiviteiten mogen binnen de woonbestemming uitgeoefend worden. De
woonbestemming wordt dan ook zodanig vergroot dat deze hierbinnen uitgevoerd kunnen worden.
Bestemmingsplan Buitengebied
147
C. Samenvatting
Ten opzichte van het voorontwerp bestemmingsplan is de woonbestemming vergroot tot de
natuurlijke afscheiding op circa de helft van de diepte van het perceel. De frontbreedte is niet
aangepast. Dit was niet de bedoeling. Reclamant verzoekt de bestemming te vergroten tot bijna de
frontbreedte van het perceel.
C. Standpunt
De uitbreiding is akkoord. De woonbestemming wordt aan de noordoostzijde uitgebreid.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de woonbestemming aangepast.
Zienswijze 136
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens G.J.M. Teven, Stapperstraat 2, 6095 NV Baexem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 03 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het perceel te bestemmen als 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van
agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf'.
A. Standpunt
De verbeelding wordt hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de bestemming gewijzigd in 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm
van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf'.
Zienswijze 137
Maatschap E.L.L. aan den Boom, Sterrebosweg 9a, 6086 RC Neer
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
148
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen op het arceerde gedeelte (bijlage 1
bij zienswijze) toe te staan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het gearceerde gedeelte wordt aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch
- teeltondersteunende voorzieningen'.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt een bouwblok toe te staan op het gearceerde gedeelte (bijlage 2 bij zienswijze)
ten behoeve van uitbreiding van het agrarisch bedrijf.
B. Standpunt
In het ontwerp bestemmingsplan is abusievelijk het bouwvlak vergroot. Reclamant heeft hiervoor
geen aanvullende informatie ingediend. Derhalve wordt teruggevallen op het vigerend
bestemmingsplan en wordt het bouwvlak hierop aangepast. Ten behoeve van de uitbreiding van het
bouwvlak zal door reclamant een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand
van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke
onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan het bouwvlak worden
vergroot. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied.
De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen
‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014
de gevraagde stukken aan te leveren.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende
voorzieningen' opgenomen.
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 138
dhr. Vossen, Sterrebosweg 20a , 6086 RD Neer
datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 31 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de aanduiding 'overige zone - openheid' te heroverwegen. De stallen van
nummer 18 hebben de openheid al teniet gedaan.
Bestemmingsplan Buitengebied
149
A. Standpunt
De aanduiding is opgenomen op basis van het vigerend bestemmingplan. Het is de taakstelling van
de gemeente om onevenredige aantasting van de openheid van deze gebieden te voorkomen. De
gebiedsaanduiding en omgevingsvergunningenstelsel blijft zoals opgenomen gehandhaafd. Binnen
deze zone zijn bepaalde werkzaamheden aan een vergunningplicht gebonden. Het
"omgevingsvergunningstelsel" is opgenomen om de waardes van het gebied te kunnen behouden.
Daar waar de openheid niet wordt aangetast kan vergunning worden verleend.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 139
Maatschap Heijerhof Henk Venner en Hetty de Ridder, Beekkant 9, 6095 PE Baexem
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de verbrede activiteiten (educatieve/recreatieve rondleidingen gecombineerd
met horeca, interactief wandelpad, workshops koken c.q. worsten maken, jaarlijkse evenementen) in
tegenstelling tot de beantwoording van de toch positief te bestemmen. De eerder aangevraagde
zorg- en verblijfsrecreatieve activiteiten komen te vervallen.
A. Standpunt
Op het perceel wordt een specifieke aanduiding voor de aan de agrarische functie gelieerde
dagrecreatieve activiteiten opgenomen (specifieke vorm van agrarisch - aan agrarisch gelieerde
dagrecreatieve activiteiten).
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt op het in de bijlage bij de zienswijze aangegeven deel, teeltondersteunende
voorzieningen (folietunnels van maximaal 200 m2 en circa 2,5 meter) mogelijk te maken.
B. Standpunt
De beoogde locatie voor de teeltondersteunende voorzieningen is gelegen in een open deel van het
landschap. Door op deze locatie teeltondersteunende voorzieningen toe te staan, wordt deze
openheid te veel aangetast. Indien reclamanten teeltondersteunende voorzieningen willen oprichten
is dit direct mogelijk binnen de bouwkavel. Indien binnen de bouwkavel onvoldoende ruimte
beschikbaar is, moet gezocht worden naar een locatie direct aansluitend aan de bouwkavel. In het
bestemmingsplan is een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarvan reclamant dan
gebruik kunnen maken.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
150
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aan agrarisch gelieerde
dagrecreatieve activiteiten' opgenomen.
Zienswijze 140
G.M. van de Marel, Grathemerweg 6, 6037 NR Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen op de feitelijke situatie en het bouwplan uit 2007.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak wordt afgestemd op de feitelijke situatie en het bouwplan uit
2007.
B. Samenvatting
Reclamant geeft aan dat bij de behandeling van de inspraakreactie een aanduiding voor
dierengezondheidscentrum en hondenpension opgenomen wordt.
B. Standpunt
Beide aanduidingen zijn reeds in het ontwerp bestemmingsplan verwerkt, met dien verstande dat
sprake is van een hondenschool en geen hondenpension (e.e.a. conform vergunning).
B. Samenvatting
Reclamant stelt dat de luchtkwaliteit te rooskleurig wordt voorgesteld. Vraagt op een beoordeling op
basis van waarneming. Stelt voor om maatregelen op te nemen om de luchtkwaliteit te monitoren en
te verbeteren.
B. Standpunt
Ten behoeve van het MER zijn voor diverse varianten berekeningen uitgevoerd met een hiervoor
goedgekeurd verspreidingsmodel. Daarbij is rekening gehouden met de emissie van alle
veehouderijen in de gemeente waardoor sprake is van een cumulatieve beoordeling van de bijdragen
van al deze veehouderijen. De voor de berekeningen gehanteerde uitgangspunten en de
rekenresultaten zijn vastgelegd in de rapportage luchtkwaliteit (d.d. 8 november 2013). De
berekende concentraties fijn stof zijn in dit rapport door middel van contouren weergegeven voor de
verschillende onderzochte varianten. Er is getoetst op de relevante toetslocaties, rekening houdend
met het toepasbaarheidsbeginsel en blootstellingscriterium zoals vastgelegd in de wet- en
regelgeving. Aangezien de effecten in beeld zijn gebracht voor toekomstige (nog niet bestaande)
varianten is het uitvoeren van metingen niet mogelijk.
B. Samenvatting
Reclamant kan het niet eens zijn met oplossing 8 (voorwaardelijke bepalingen) in het
bestemmingsplan, gezien criteria onvoldoende gedefinieerd zijn, gedoogsituaties zouden kunnen
ontstaan, stikstofproblematiek kan verergeren, en willekeur op de loer ligt.
Bestemmingsplan Buitengebied
151
B. Standpunt
Wij nemen kennis van uw standpunt, maar zien in de voorgestelde voorwaardelijke bepalingen een
juist kader om verergering van de problematiek te voorkomen. We zien niet in waarom dit zou leiden
tot gedoogsituaties en willekeur.
B. Samenvatting
Gesteld wordt dat de gemeente een kans voorbijgaat om stelling te nemen met betrekking tot de
relatie veeteelt-gezondheid en het voortouw te nemen om maatregelen voor te stellen om
gezondheidsrisico's te minimaliseren.
B. Standpunt
Zoals aangegeven in het MER zijn er onzekerheden over effecten van de veeteelt op gezondheid.
Deze zijn in het MER benoemd. Deze onzekerheden zijn betrokken bij het vaststellen van het MER.
Onderzoek van de Gezondheidsraad (2012) wijst uit dat er thans geen wetenschappelijk bewijs
bestaat voor een causaal verband tussen (intensieve) veehouderijen en mogelijk negatieve gevolgen
voor de volksgezondheid.
In het bestemmingsplan zijn desalniettemin maatregelen opgenomen om eventuele negatieve
effecten zo veel mogelijk te voorkomen.
B. Samenvatting
Reclamant stelt dat met betrekking tot geur geen eenduidig beleid wordt voorgesteld. Controle en
handhaving worden hierdoor te vrijblijvend en afhankelijk van willekeur.
B. Standpunt
Voor het geurbeleid wordt aangesloten bij de gemeentelijke regeling.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast aan de feitelijke situatie en het bouwplan.
Zienswijze 141
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens G. Cuijpers, Ensebroekerweg 6a, 6037 NV Kelpen-Oler
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het vigerend bouwvlak ter plaatse van de Ensebroekerweg 6a te Kelpen-Oler te
handhaven. Reclamant heeft hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Op 21 september
2012 heeft de gemeente toegezegd het vigerende bouwvlak over te nemen.
152
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het de aanpassing niet is verwerkt in
het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan
en vigerend bestemmingsplan aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 142
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldorp, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens mevr. Hohenwalt - Derks, Grathemerweg 13, 6037 NP Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat er geen regeling voor evenementen ter plaatse van de locatie
Grathemerweg 15 te Kelpen-Oler is opgenomen. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bestemmingsplan hierop zou worden aangepast. Ter plaatse vinden jaarlijks
meer dan 3 evenementen plaats. Reclamant verzoekt het aantal evenementen te begrenzen tot 10
stuks per jaar.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Binnen de bestemming Horeca worden
kortlopende evenementen toegestaan. Uit onderzoek is gebleken dat op de locatie Grathemerweg
15 het afgelopen jaar voor 3 evenementen een vergunning is afgegeven. Derhalve wordt voor deze
locatie een maximum van 3 eveneens voldoende geacht .
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bouwmogelijkheden en regels ter plaatse van Grathemerweg 13 aan te
passen op de partiële herziening bestemmingsplan 'Buitengebied 1999' - Grathemerweg 13.
B. Standpunt
De opmerkingen zijn correct. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels worden binnen de bestemming 'Horeca' evenementen toegestaan met een
maximum van 3 per jaar.
Bestemmingsplan Buitengebied
153
- Op de verbeelding wordt op de locatie Grathemerweg 13 het bouwvlak aangepast.
- Op de verbeelding wordt op de locatie Grathemerweg 13 de aanduiding 'maximum
bebouwingspercentage' met aantal van 35% geschrapt.
- Op de verbeelding wordt op de locatie Grathemerweg 13 de maatvoering '3.882' gewijzigd in
'maximum bebouwd oppervlak' met een maximum van 3.882 m2.
Zienswijze 143
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M. van Zon, Brandvenstraat 1, 6011 SH Ell
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Brandvenstraat 1 te Ell niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
B. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
154
Nota van zienswijzen
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 144
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Vaesen - van den Eertwegh, Scheidingsweg 5, 6011 SW Ell
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak inclusief de aanduiding 'intensieve veehouderij' overeenkomstig
het vigerend bestemmingsplan over te nemen. Reclamant heeft hiertoe een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend.
A. Standpunt
Door reclamant is inderdaad een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld.
Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast. Tevens wordt de
aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
155
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
156
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen en wordt de aanduiding 'intensieve
veehouderij' opgenomen.
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 145
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens C.P.H. Niessen, Roligt 19, 6093 NS Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
Bestemmingsplan Buitengebied
157
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak op de locatie Roligt 19 aan te passen op het
bedrijfsontwikkelingsplan en bijlage 1 bij de zienswijze.
C. Standpunt
Zoals bij reclamant bekend heeft ook de buurman een uitbreidingsbehoefte. Momenteel is nog
sprake van botsende belangen. Derhalve dient nog tot een onderlinge nadere afstemming te komen.
Dit lukt niet meer voor vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied. Derhalve wordt nu,
zowel voor reclamant als de buurman, het vigerend bouwvlak overgenomen. De ontwikkelingen
worden doorgezet naar het 'veeg'bestemmingsplan dat na vaststelling van dit bestemmingplan
wordt opgesteld
D. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
D. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
E. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
E. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
158
Nota van zienswijzen
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
- In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 146
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Winkelmolen - Reijnen, Heide 12a, 6093 PB Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
159
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 12a te Heythuysen niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan en het
vigerend bouwvlak.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
B. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
160
Nota van zienswijzen
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
E. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven."
F. Samenvatting
In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische
bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen
gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat
Bestemmingsplan Buitengebied
161
er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed
woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.
F. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;"
Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd:
"l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische)
bedrijven."
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
- In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking
voor omliggende (agrarische) bedrijven.
Zienswijze 147
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Bovend-Eerdt-Tulkens, Uffelsestraat 2, 6012 RM Haler
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om het bouwvlak ter plaatse van de locatie Uffelsestraat 2 te Haler correct op te
nemen conform het vigerende bestemmingsplan.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
162
Nota van zienswijzen
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 148
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Melkveehouderij Verwielen VOF, Swillerweg 4, 6013 SH Hunsel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Swillerweg 4 te Hunsel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
Bestemmingsplan Buitengebied
163
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
E. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
164
Nota van zienswijzen
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
E. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
F. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. Voorstaande wordt tevens specifiek verzocht voor de
kern Hunsel en de locatie Swillerweg 4.
F. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is onder meer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden . In het kader
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
G. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de bestemming van het perceel M nummer 296 te bestemmen als 'Agrarisch'
en niet als 'Bos'. Het perceel maakt geen onderdeel uit van de EHS en in het vigerende
bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'agrarische doeleinden'.
Bestemmingsplan Buitengebied
165
G. Standpunt
Het betreffende perceel is als bos in gebruik. In het vigerend bestemmingsplan is het ook aangeduid
als waardevol landschapselement (houtopstand). In dat kader blijft de bestemming 'Bos'
gehandhaafd.
H. Samenvatting
In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor
bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden
opgestald. Voor de omzetting van een niet-intensieve graasdierhouderij naar een intensieve
graasdierhouderij is een wijzigingsprocedure noodzakelijk, waar een afwijkingsbevoegdheid beter
lijkt wanneer het dieraantal niet toeneemt. Reclamant verzoekt de status “intensieve
graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Swillerweg 4 en aanvullend de
wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid. Het melkveehouderijbedrijf is
voornemens om binnen nu en niet al te lange tijd uit te groeien naar een bedrijf met minimaal 200
stuks melkvee.
H. Standpunt
De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet omgezet naar een
afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een
afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van
de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een
wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd. Aan de locatie Swillerweg 4 wordt de aanduiding 'intensieve
graasdierhouderij' niet toegekend. Op het moment dat reclamant wil uitgroeien naar een intensieve
veehouderij kan hij van de wijzigingsbevoegdheid gebruik maken. Hiervoor dient reclamant te
voldoen aan de in de wijzigingsbevoegd opgenomen voorwaarden. Deze informatie is momenteel
nog niet beschikbaar waardoor in het bestemmingsplan buitengebied hierop niet geanticipeerd kan
worden.
I. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestemming van de percelen die in de zienswijze zijn aangemerkt als '1' en '2'
te wijzigen van 'Agrarisch met waarden - 4' naar 'Agrarisch'.
I. Standpunt
De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van
de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje
met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting (ontwerp bestemmingsplan, pagina 23). De
bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' is ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter
bescherming van deze beekdalen geldt hier een meer beperkende regeling. Teeltondersteunende
voorzieningen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Daarnaast dient de natuurlijke
waterhuishouding en de landschappelijke structuur te worden behouden en waar mogelijk te
worden versterkt. De begrenzing van de bestemmingen wordt niet gewijzigd.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
166
Nota van zienswijzen
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Zienswijze 149
T.G.J.M. Verstappen, Grathemerweg 16, 6037 NR Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Ten aanzien van het landschapsplan maakt reclamant het volgende kenbaar:
- respecteren van de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de ruilverkaveling met betrekking
tot het bewaren van een beplantingsafstand tot de perceelsgrens om nadeel voor aanpalende
eigenaren/gebruikers te voorkomen;
- bij het realiseren van de beplanting aan de voorzijde mag de verkeersveiligheid niet nadelig worden
beïnvloed;
- reclamant kan niet worden verplicht tot het realiseren van voorzieningen op gronden waar ik noch
eigendoms-, noch gebruiksrechten heb waardoor ik afhankelijk ben van medewerking van derden.
A. Standpunt
De opmerkingen hebben te maken met de realisatie van het landschapsplan en niet met het
intekenen van het bestemmingsplan. Dit wordt in een aparte procedure afgehandeld.
B. Samenvatting
Reclamant is het niet eens met de doorberekening van kosten die verbonden zijn aan inschakeling
van Plattelandscoöperatie Peel en Maas.
B. Standpunt
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt de volledige horecarechten/bestemming zoals in 2006 schriftelijk is toegezegd,
alsmede nakoming van de toezegging dat deze rechten in het nieuwe bestemmingsplan zouden
worden opgenomen.
C. Standpunt
Binnen de bestemming 'Recreatie - Dagrecreatie' is alleen ondergeschikte horeca toegestaan ter
plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ondergeschikte horeca'. Het is niet
toegestaan feesten en partijen te houden voor niet-campinggasten. Gezien de huidige situatie krijgen
de vakantieappartementen en blokhutten een aanduiding zodat verblijfsrecreatie is toegestaan.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
167
Wijzigingen in bestemmingplan
De vakantieappartementen en blokhutten krijgen een aanduiding, zodat verblijfsrecreatie is
toegestaan.
Zienswijze 150
S.M.M. Kroon, Kunneweg 12, 6088 NV Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestemmingsgrens van de bestemming 'Wonen' ter plaatse van Kunneweg 12
aan te passen overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan.
A. Standpunt
De stal is eigendom van reclamant en wordt gebruikt voor functies die ondergeschikt aan c.q.
behoren bij de woonfunctie. In het vigerend bestemmingsplan is de stal niet geregeld waardoor deze
onder het zogenaamde overgangsrecht valt. Deze regeling houdt in dat iets nog mag blijven bestaan,
echter moet binnen de planperiode van het bestemmingsplan voorzien worden in opheffing van deze
discrepantie. Gezien het feit dat de stal in het vigerende bestemmingsplan reeds onder het
overgangsrecht is gebracht, nu nog steeds aanwezig is en naar verwachting ook nu niet binnen de
planperiode van 10 jaar gesloopt gaan worden, dient de gemeente nu te voorzien in een passende
regeling. Derhalve is de stal overeenkomstig het feitelijke gebruik en de uitgangspunten van het
bestemmingsplan bij de woonbestemming gevoegd. Het bestemmingsplan wordt hierop niet
aangepast.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 151
J.J.T.M. Neelen, Napoleonsweg 136, 6083 AB Nunhem
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het in de bijlage gearceerde deel te bestemmen ten behoeve van de uitoefening
van het tuincentrum. Ter plaatse vindt opslag van tuinmaterialen plaats en betreft de toegangsweg.
168
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten
worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord
bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan de
bestemming conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt echter
niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren. Het huidige gebruik zoals momenteel door reclamant ter plaatse wordt uitgevoerd, past
binnen de agrarische bestemming die voor dit perceel is opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 152
W. Nijssen, Pasveld 3, 6086 PL Neer
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestemming van de locatie Pasveld 3, 3a en 3b te wijzigen in een agrarische
bedrijfsbestemming en de woning Pasveld 3 aan te merken als bedrijfswoning en de woning Pasveld
3a als plattelandswoning. Reclamant is voornemens om de agrarische bedrijfsactiviteiten concreet
voort te zetten door middel van de teelt van blauwe bessen, boomkwekerij (1,5 ha) en het
fokken/berijden van paarden (10-12 stuks). Hiermee wordt voldaan aan de ondergrens van een
volwaardig bestaand agrarisch bedrijf van 20 NGE.
A. Standpunt
De gegevens uit de zienswijze worden voldoende geacht om de zienswijze als
bedrijfsontwikkelingsplan te beoordelen. De gemeente is akkoord. De vigerende agrarische
bestemming en bouwvlak worden overgenomen. De woning Pasveld 3 wordt als bedrijfswoning
aangemerkt en voor de woning Pasveld 3a wordt de aanduiding plattelandswoning opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de vigerende agrarische bedrijfsbestemming met bijbehorend bouwvlak
overgenomen.
- Op de verbeelding wordt de woning Pasveld 3a aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch plattelandswoning'.
Bestemmingsplan Buitengebied
169
Zienswijze 153
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Camping Knienseerd R.H. van de Sande, Ensebroekerweg 6, 6037 NV Kelpen-Oler
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven dat de gewenste ontwikkelingen van
reclamant onderbouwd moeten worden met een ruimtelijke onderbouwing, landschappelijke
inpassing en eventuele andere onderzoeken. Aangegeven werd dat de wijziging niet meer
meegenomen wordt in de procedure van dit bestemmingsplan maar opgenomen wordt in het nog op
te stellen 'veegplan'. Reclamant verzoekt nogmaals de ontwikkelingen mee te nemen of een
toezegging dat de ontwikkelingen worden verwerkt in het 'veegplan'.
A. Standpunt
Zoals reeds aangegeven worden de ontwikkelingen niet meer meegenomen in het bestemmingsplan
Buitengebied. De gemeente is inderdaad voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog
op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant
voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren. De vigerende bestemming wordt voor deze
locatie overgenomen.
Conclusie
De zienswijze heeft formeel geen betrekking op het bestemmingsplan en is in zoverre ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 154
Rentmeesters NVR / R-Taxateurs / Makelaars Meertens Vastgoed BV, Ing. P.J.M. Meertens,
Bethlehemstraat 2, 6041 EB Roermond
namens Maatschap W.G.M. Bonten, Koelenstraat 2, 6095 PB Baexem
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt rekening te houden met bijgevoegd bedrijfsontwikkelingsplan en het bouwvlak
overeenkomstig aan te passen. In het ontwerp bestemmingsplan is de bedrijfskavel met circa 3000
m2 verkleind. Reclamant verzoekt derhalve het huidige bouwvlak te handhaven met enige
aanpassing van de randen.
170
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het
bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 155
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Tuinderij de Locht E. Schroijen, Lochterstraat 2a, 6012 RD Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant dient bij deze de inspraakreactie van 13 januari 2013, bestaande uit een
bedrijfsontwikkelingsplan en ruimtelijke onderbouwing, opnieuw in omdat deze nooit inhoudelijk
beoordeeld zijn.
A. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan en ruimtelijke onderbouwing ingediend, dat
inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke
onderbouwing worden aangepast.
B. Samenvatting
Reclamant heeft een conceptaanvraag voor omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe
opslag- en sorteerloods ingediend. Deze loods is gepland binnen het vigerende bouwvlak. Daarnaast
wordt gebruik gemaakt van wandelkappen. Hiervoor dient het bouwvlak aangepast te worden.
B. Standpunt
De aanvraag is akkoord. Het bouwvlak zal hierop aangepast worden.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast op het bedrijfsontwikkelingsplan, de ruimtelijke
onderbouwing en de conceptaanvraag omgevingsvergunning.
Zienswijze 156
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
Bestemmingsplan Buitengebied
171
namens F. Breukers, Smidstraat 19, 6013 RX Hunsel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In tegenstelling tot hetgeen bij de behandeling van de inspraakreactie is toegezegd, ontbreekt op de
locatie Smidstraat 9 en 9a de maatvoeringsaanduiding voor 2 bedrijfswoningen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is geheel correct verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Ter plaatse wordt de aanduiding
'maximum aantal wooneenheden' met een maximum aantal van 2 opgenomen. De aanduiding
'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' komt te vervallen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt voor de bedrijfswoningen een aanduiding 'maximum aantal
wooneenheden' met het aantal 2 opgenomen. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch voormalig agrarisch bedrijf' wordt verwijderd.
Zienswijze 157
Achmea Rechtsbijstand, mr. M.H.C. Peters, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg
namens dhr. Van den Boom, Ellerweg 23, 6037 RR Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant is van mening dat er onvoldoende is gedaan met zijn inspraakreactie en dat het weghalen
van de industriebestemming onvoldoende is onderbouwd.
A. Standpunt
Voor de locatie is een nieuwe belangenafweging gemaakt. Het gedeelte maakt onderdeel uit van het
bedrijfsperceel dat is gelegen binnen het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein. Het
perceelsgedeelte dient derhalve overeenkomstig de rest van het perceel bestemd te worden als
bedrijventerrein. Een bestemming bedrijventerrein maakt geen onderdeel uit van het
bestemmingsplan Buitengebied. Het opnemen van een dergelijke bestemming strookt ook niet met
de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. Derhalve wordt het perceel buiten het plangebied van
het buitengebied gelaten en wordt dus teruggevallen op het vigerende (oude) bestemmingsplan voor
het bedrijventerrein. Bij reparatie van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein wordt het
perceelsgedeelte alsnog toegevoegd aan het plangebied van het bestemmingsplan
172
Nota van zienswijzen
'Bedrijventerreinen Kelpen-Oler'. Hierdoor geldt uiteindelijk op termijn voor het gehele perceel
eenzelfde regeling.
B. Samenvatting
In het kader van de procedure van het bestemmingsplan voor het industrieterrein heeft reclamant
de wens naar voren gebracht om zijn perceel uit te breiden. Toen is aangegeven dat hij dit in het
kader van het bestemmingsplan Buitengebied kenbaar moest maken. Echter nu wordt de volledige
industriebestemming verwijderd in plaats van de gewenste verruiming.
B. Standpunt
Uit navraag is gebleken dat reclamant pas gereageerd heeft nadat de procedure voor het
bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Kelpen-Oler' was doorlopen. Hierdoor was het niet meer mogelijk
om de wens van reclamant mee te nemen. Als oplossing is toen toegezegd dat het perceelsgedeelte
correct verwerkt zou kunnen worden in het bestemmingsplan Buitengebied. Echter is nu uit een
nadere beoordeling gebleken dat dit toch niet tot de gewenste regeling leidt. Derhalve wordt nu
geopteerd voor de oplossing zoals reeds toegelicht onder het standpunt op reactie 1.
C. Samenvatting
Reclamant is gefrustreerd om het feit dat zijn wens nu afgedaan wordt als zijnde dat hij te laat is,
terwijl tijdens de procedure van het bestemmingsplan voor het industrieterrein, hij verwezen is naar
het bestemmingsplan buitengebied.
C. Standpunt
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Voor het overige wordt verwezen naar de
vorige standpuntbepalingen.
D. Samenvatting
Reclamant doet beroep om het gelijkheidsbeginsel. Bij niemand anders in de straat is de
industriebestemming komen te vervallen.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. Derhalve heeft de gemeente er nu voor gekozen het perceel mee te nemen
bij de reparatie van het bestemmingsplan voor het bedrijventerrein.
E. Samenvatting
Reclamant vindt het onbegrijpelijk dat de industriebestemming is verwijderd terwijl bij sommige
bedrijven met een meer agrarisch karakter de industriebestemming gehandhaafd blijft.
E. Standpunt
Zie vorige reacties
F. Samenvatting
Reclamant verzoekt een bestemming overeenkomstig het feitelijk gebruik op te nemen. Dit is
industrie en niet agrarisch.
F. Standpunt
Zie vorige reacties.
Bestemmingsplan Buitengebied
173
G. Samenvatting
Reclamant kan zich niet vinden in de geboden tussenoplossing om met een aanduiding verharding
toe te staan. Reclamant verzoekt dit te wijzigen in de bestemming industrie.
G. Standpunt
Zie vorige reacties.
H. Samenvatting
Een agrarische bestemming veroorzaakt schade. De gronden worden minder waard en de verhuur
wordt beperkt.
H. Standpunt
Doordat het perceelsgedeelte buiten het bestemmingsplan Buitengebied wordt gelaten, wordt voor
het van toepassing zijnde bestemmingsplanregime teruggevallen op het oude bestemmingsplan voor
het bedrijventerrein. Dit betekent dat de bestemming van de gronden vooralsnog niet is gewijzigd en
er geen sprake is van waardevermindering.
I. Samenvatting
De uitbreiding van het bouwblok op kavel S29 is niet meegenomen. Bij brief van 18 maart 2013 heeft
de gemeente hierop positief gereageerd.
I. Standpunt
De reactie heeft betrekking op de locatie Eykheuvels 1 te Kelpen-Oler. Voor deze locatie is een
bedrijfsontwikkelingsplan opgesteld. Echter zijn de gevraagde aanvullende stukken niet aangeleverd.
De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De
gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen
‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014
de gevraagde stukken aan te leveren.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de grens van het bestemmingsplan aangepast waardoor het perceel buiten
het plangebied wordt gehouden.
Zienswijze 158
Isidorus Mengvoeders BV, J.H.F. van den Hombergh, Postbus 40, 6000 AA Weert
namens dhr. Cleutjens, Kraakstraat 30, 6013 RS Hunsel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
174
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De aanduiding 'intensieve veehouderij' is niet voor het gehele bouwvlak opgenomen. Deze beperking
kan leiden tot problemen met de exploitatie van het varkensbedrijf en kan leiden tot planschade. Bij
de gevoerde wijzigingsprocedure was dit wel het geval.
A. Standpunt
De aanduiding 'intensieve veehouderij' is in het ontwerp bestemmingsplan correct ingetekend
overeenkomstig de systematiek die in dit bestemmingsplan wordt toegepast. Dit betekent dat de
aanduiding alleen is opgenomen op perceelsgedeelten die voor intensieve veehouderij gebruikt
worden. De aanduiding 'intensieve veehouderij' hoeft derhalve niet aangepast te worden omdat de
overige perceelsgedeelten hiervoor niet gebruikt worden.
B. Samenvatting
De vorm van het bouwvlak is gewijzigd. Echter is het voorgestelde bouwvlak onzorgvuldig
ingetekend. Een nieuwe vleesvarkensstal (vergunning 23 augustus 2010) is gelegen buiten het
bouwvlak. Dit geldt tevens voor de varkensstal waarop 20 november 2013 vergunning voor is
verleend. Ook is de aanwezige bestrating, infiltratievoorziening en dergelijke rondom de
bedrijfsgebouwen niet opgenomen in het bouwvlak. Er mag geen sprake zijn van rechtsongelijkheid.
B. Standpunt
Het bouwvlak wordt ingetekend conform de verleende vergunningen.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt de woonbestemmingen van de omliggende woningen aanzienlijk te verkleinen.
Uitbreidingen van burgerwoningen dienen getoetst te worden aan diverse wet- en regelgeving
betreffende eventuele emissies vanuit veehouderijbedrijven. Reclamant verzoekt binnen de
woonbestemmingen een bouwvlak op te nemen waarbinnen een woning gebouwd of uitgebreid mag
worden.
C. Standpunt
De bestemmingsvlakken 'Wonen' worden derhalve nog gecontroleerd. In de bouwregels is in het
ontwerp bestemmingsplan opgenomen dat vervangende nieuwbouw van de woning alleen op de
bestaande locatie mag plaatsvinden. Met een afwijkingsbevoegdheid is het eventueel mogelijk op
een andere locatie binnen het bestemmingsvlak de woning te bouwen, waarbij onder meer rekening
wordt gehouden met (de afstand tot) omliggende bedrijven en de voorwaarde dat de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet mogen worden aangetast.
D. Samenvatting
Door de vele onjuistheden, incorrecte verwijzingen, ontbrekende aanduidingen etc. ontstaat twijfel
aan de zorgvuldigheid van het tot stand komen van de procedure, de regels en de verdere inhoud
van het plan. Dit kan leiden tot beperkingen in de exploitatie van bedrijven en aanvragen van
schadeloosstelling door de gevolgen van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
175
D. Standpunt
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. De gemeente betreurt ten zeerste dat zaken
niet goed zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan en spant zich in om bij vaststelling alsnog
een gedegen bestemmingsplan neer te leggen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak ingetekend conform de verleende vergunningen.
- Op de verbeelding worden de bestemmingsvlakken 'Wonen' gecontroleerd.
Zienswijze 159
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Werktuigencoörperatie Leudal e.o. U.A. W. Mestrom, Scheyvenhofweg 7, 6093 PR
Heythuysen
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om toe te staan dat op zijn perceel een kalksilo wordt geplaatst met een hoogte
van 15 meter. Het betreft een verplaatsing van de silo die altijd bij de boerenbond heeft gestaan,
maar met de verkoop van het boerenbondterrein, kan reclamant deze daar niet meer gebruiken.
Voor de volledige toelichting op de noodzaak wordt verwezen naar bijlage 1 bij de zienswijze.
A. Standpunt
De gemeente blijft bij haar standpunt. Vanuit het maatschappelijk debat is de maximale bouwhoogte
van silo's bepaald op maximaal 12 meter. De gemeente is niet voornemens om hiervan van af te
wijken. De regeling in dit bestemmingsplan wordt, ook in dit specifieke geval, derhalve niet
aangepast.
B. Samenvatting
Een dergelijke kalksilo is ook bij het niet-agrarisch likeurbedrijf ALKO aanwezig. Derhalve betreft het
geen uniek verzoek. En ook in Nederweert en Kessel zijn dergelijke silo's toegestaan. Tevens wordt
de kalk weggezet bij agrariërs in de omgeving. Daarmee betreft het een aan het buitengebied
verbonden/gebonden activiteit.
B. Standpunt
De bedrijfsactiviteiten die op de locatie van ALKO plaatsvinden zijn niet vergelijkbaar met de
activiteiten ter plaatse van Scheyvenhofweg 7. Voor ALKO is een specifieke regeling van toepassing.
De gemeente ziet niet in dat dit ook hier niet van toepassing zou zijn.
176
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
Reclamant plaatst de kalksilo aan de binnenzijde van de bedrijfsbebouwing. Daarmee valt de
onderzijde helemaal weg. De bovenzijde valt voor een groot gedeelte weg achter de aanwezige
groenbeplanting. Daarnaast is ten westen van de locatie een niet-agrarisch bedrijf gelegen. Derhalve
kan gesteld worden dat de silo voor een groot gedeelte uit het zicht onttrokken worden. Zie bijlage 2
bij de zienswijze voor de exacte situering.
C. Standpunt
Zie eerdere standpunten. De gemeente is dus niet voornemens om een grotere bouwhoogte voor de
silo toe te staan.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 160
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Plantenkwekerij Verhaag H. Verhaag, Hoogstraat 17, 6011 RX Ell
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de mogelijkheid om aan huis de verkoop van geteeld plantgoed toe te staan.
A. Standpunt
Op basis van de regeling in artikel 3.1.2. is detailhandel hoofdzakelijk in zelfgemaakte, - bewerkte, gekweekte, - geteelde agrarische producten van het eigen bedrijf, tot 80 m2 van de vloeroppervlakte
van het hoofdgebouw toegestaan. Het bestemmingsplan voorziet dus reeds in een regeling voor de
verkoop van geteeld plantgoed aan huis.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt het vigerend bouwvlak ter plaatse van de Hoogstraat 17 te Ell te handhaven.
Reclamant heeft hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan bijgevoegd.
B. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het
bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
177
Zienswijze 161
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens J. van Rooij, Gemeentebos 1, 6096 NJ Grathem
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 09 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven dat de gewenste vormverandering
onderbouwd moeten worden met een bedrijfsontwikkelingsplan en ruimtelijke onderbouwing. Door
omstandigheden is het niet mogelijk om de gegevens binnen de gestelde periode aan te leveren.
Derhalve verzoekt reclamant de gewenste ontwikkeling mee te nemen in het nog op te stellen
'veegplan'.
A. Standpunt
Indien de noodzakelijke informatie nu niet aangeleverd kan worden, is de gemeente inderdaad
voornemens dergelijke ontwikkelingen mee te nemen in een nog op te stellen
‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin op te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014
de gevraagde stukken aan te leveren. De gemeente zal de stukken dan beoordelen. Bij een positieve
beoordeling wordt de vormverandering dan meegenomen.
Conclusie
De zienswijze heeft formeel geen betrekking op het bestemmingsplan en is in zoverre ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 162
mevr. Coenen-Wagemans, Brugstraat 3, 6088 BS Roggel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt op de locatie Nijken 27 de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig
agrarisch bedrijf' op te nemen.
A. Standpunt
Gezien de aanwezige bebouwing is het opnemen van de aanduiding te rechtvaardigen. Derhalve
wordt voor deze locatie de aanduiding opgenomen.
B. Samenvatting
Naar de mening van reclamant is de bouwkavel erg klein aangehouden.
178
Nota van zienswijzen
B. Standpunt
De bestemmingen zijn ter hoogte van Nijken 27 ingetekend volgens de gemaakte afspraken. De
bebouwing aan de voorzijde is bestemd voor woondoeleinden en de voormalige agrarische
bedrijfsbebouwing is onder de agrarische bestemming zonder bouwvlak gebracht en valt hiermee
onder het overgangsrecht.
C. Samenvatting
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is naar de mening van reclamant niet correct omdat al
veel gegraven is en nooit iets gevonden. Ook heeft veel grondverzet plaatsgevonden. Tevens is
sprake van ophogingen en is drainage gelegd. In plaats van de 'Waarde - Archeologie 4' of 'Waarde Archeologie 5' wordt verzocht om 'Waarde - Archeologie 7'.
C. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de
gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan
Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen
sprake is van archeologische waarden. Het is niet vanzelfsprekend dat als de bodem diepgewoeld is
er geen archeologische vondsten aanwezig zijn. Derhalve wordt de dubbelbestemming ter plaatse
van Nijken 27 niet aangepast.
D. Samenvatting
In het MER-rapport had opgenomen moeten zijn dat alle intensieve agrarische bedrijven een
luchtwasser moeten gaan toepassen om stof en ammoniak uit de afgevoerde lucht te halen.
D. Standpunt
Vanuit de MER is bepaald dat agrarische bedrijven maatregelen moeten nemen om goed woon- en
leefklimaat binnen de hiervoor geldende normen te garanderen. Deze maatregelen gelden dus voor
alle intensieve agrarische bedrijven. Het treffen van technische voorzieningen is één van de
maatregelen. Het aanbrengen van een luchtwasser valt hieronder. Het MER-rapport behoeft hierop
geen aanvulling.
E. Samenvatting
Reclamant is het er niet mee eens dat de houtopstand op het perceel Nijken 27 niet mag worden
geveld en dat er geen sloten mogen worden gedempt.
E. Standpunt
Met de regeling in artikel 49.11 wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten
het bouwvlak op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in
bijlage 3 bij de regels. Op het perceel Nijken 27 met een woonbestemming is in bijlage 3 geen nadere
aanduiding opgenomen. Indien hier een houtopstand aanwezig is, is deze niet aangemerkt als een
belangrijk landschapselement. Verwijdering van de houtopstand is derhalve niet vergunningplichtig.
Het dempen van sloten is binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' aan een vergunningplicht
gekoppeld. Dit om te voorkomen dat de waterhuishouding zondermeer kan worden aangepast. Met
de regelingen in het bestemmingsplan is dus niet bepaald dat sommige werkzaamheden niet mogen
Bestemmingsplan Buitengebied
179
worden uitgevoerd, maar dat hiervoor eerst een vergunning aangevraagd moet worden. Binnen de
woonbestemming is aan het dempen van sloten geen nadere vergunningplicht gekoppeld.
F. Samenvatting
Reclamant verzoekt de regeling van de molenbiotoop minder streng te formuleren.
F. Standpunt
De opmerking is deels terecht. Het artikel moet worden aangepast in die zin dat duidelijker wordt
omschreven wat de bebouwingsbeperking is ten aanzien van buitengebied en stedelijk gebied.
Tevens zal een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid worden geïntroduceerd, zodat nieuwe
ontwikkelingen die de belangen van het gebruik en de instandhouding van de molen niet frustreren,
alsnog doorgang kunnen vinden.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'
opgenomen.
- In de planregels wordt de regeling voor de molenbiotoop aangepast c.q. aangevuld.
Zienswijze 163
Achmea Rechtsbijstand, Drs. H.P.W. Havens, Postbus 10100, 5000 JC Tilburg
namens T. Briels, Leveroyseweg 17, 6093 NE Heythuysen
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bedrijfsbestemming op het perceel Slinkstraat 1 niet op te nemen. De
agrarische bestemming dient gehandhaafd te blijven. De bedrijfsactiviteiten die ter plaatse worden
uitgeoefend leveren reclamant veel overlast op.
A. Standpunt
Voor de betreffende locatie blijft de agrarische bestemming gehandhaafd. Er zal nog nader overleg
plaatsvinden met het bedrijf, o.a. met betrekking tot de locatie van de werkzaamheden.
B. Samenvatting
Op het perceel Slinkstraat 1 worden materialen in de buitenlucht hoog opgestapeld. Dit geeft
enerzijds een rommelige aanblik en anderzijds waait er regelmatig iets in de tuin van reclamant.
B. Standpunt
Aangezien de bedrijfsbestemming niet wordt opgenomen is de opmerking niet meer aan de orde.
180
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
Het overgrote deel van het perceel Slinkweg 1 heeft de aanduiding 'opslag'. Onvoldoende duidelijk is
wat met deze aanduiding geregeld wordt. Een begrip ontbreekt en ook uit de gebruiksbepalingen
blijkt niet tot welke hoogte en in welke vorm opslag mogelijk is.
C. Standpunt
Aangezien de bedrijfsbestemming niet wordt opgenomen is de opmerking niet meer aan de orde. In
ieder geval is geen buitenopslag toegestaan.
D. Samenvatting
Reclamant verzoekt nadere bouwregels op te nemen. Het volledige bouwvlak mag bebouwd worden.
D. Standpunt
Aangezien de bedrijfsbestemming niet wordt opgenomen is de opmerking niet meer aan de orde.
E. Samenvatting
Voor de locatie Slinkstraat 1 is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld. De locatie is gelegen binnen
het perspectief ontwikkelingsruimte toerisme en landbouw (P5a). Het bedrijf past niet binnen dit
perspectief. Ook een kwaliteitsimpuls is niet te verwachten. Ook is gesteld dat er ter plaatse van de
woning van cliënt een goed akoestisch klimaat is. Dit is niet de praktijk.
E. Standpunt
Aangezien de bedrijfsbestemming niet wordt opgenomen is de opmerking niet meer aan de orde.
F. Samenvatting
Reclamant is voornemens een planschadeclaim in te dienen.
F. Standpunt
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 164
ARAG SE Nederland, mr. R. Bormans, Postbus 230, 2830 AE Leusden
namens A.M.H. Wijers-Gijsen, Eykerstokweg 90, 6093 AX Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Inspreker verzoekt de bestemming 'Recreatie - Volkstuinen' van het perceel tegenover de woning te
verwijderen. Momenteel hebben de gronden een natuur- en agrarische functie. Er is geen
Bestemmingsplan Buitengebied
181
onderbouwing opgenomen, de nut en noodzaak zijn niet aangetoond, een afweging ten aanzien van
verkeer en parkeren en een belangenafweging ontbreekt.
A. Standpunt
Abusievelijk is voor deze bestemmingswijziging in de toelichting geen onderbouwing opgenomen. De
bestemmingswijziging is noodzakelijk in verband met verplaatsing van het bestaande
volkstuincomplex. Bij vaststelling wordt derhalve een onderbouwing aan het bestemmingsplan
toegevoegd. Met deze onderbouwing wordt aangetoond dat wijziging van een agrarische naar een
volkstuinbestemming planologisch gezien te rechtvaardigen is.
B. Samenvatting
De bebouwingsregels voor de gezamenlijke berging worden te ruim geacht, zowel ten aanzien van
het oppervlakte als de bouwhoogte.
B. Standpunt
Met de onderbouwing wordt ook aangetoond dat het opgenomen bebouwingsregels noodzakelijk
zijn voor het volkstuinencomplex. Ten aanzien van de bouwhoogte wordt een maximum bouwhoogte
toegevoegd.
C. Samenvatting
De voorgenomen planologische wijziging is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk
bestuur, waaronder in ieder geval het motiverings-, zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. Derhalve wordt een onderbouwing toegevoegd ter verantwoording van de
bestemmingswijziging.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Aan het bestemmingsplan wordt een onderbouwing ter verantwoording van de
bestemmingswijziging toegevoegd.
- Aan de planregels wordt een maximum bouwhoogte toegevoegd.
Zienswijze 165
Erfgoedvereniging Heemschut F. Focke, Postbus 203, 6040 AE Roermond
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Een cultuurhistorische analyse ontbreekt.
182
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
Om een zorgvuldige omgang met cultureel erfgoed te waarborgen bij de veelal snelle ontwikkelingen
die zich voor doen bij de inrichting van de stad en het platteland is verankering van cultureel erfgoed
in de ruimtelijke ordening inmiddels een gegeven. De verplichting hiertoe is opgenomen in artikel
3.1.6, lid 4, van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit artikel schrijft namelijk voor dat de overheid bij
het nemen van een planologisch besluit (bijv. bestemmingsplan, beheersverordening of
projectbesluit) verplicht is om in de toelichting te motiveren op welke wijze rekening is gehouden
met cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten. Derhalve
is in de toelichting ingegaan op de cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Ten behoeve
van het in stand houden van de waarden is tevens in een passende regeling voorzien. Voorbeelden
zijn het opnemen van een beschermingsregeling voor:
- de cultuurhistorisch waardevolle monumenten, gemeentelijke monumenten. Rijksmonumenten zijn
reeds voldoende beschermd middels de monumentenwet;
- de molenbiotoop;
- oud bouwland.
Hiermee is in voldoende mate invulling gegeven aan de bepaling uit het Bro. Het uitvoeren van een
uitgebreide cultuurhistorische analyse was naar de mening van de gemeente niet noodzakelijk gezien
het een actualisatie van bestemmingsplannen betreft.
B. Samenvatting
Opname van rijksmonumenten geeft meer inhoud aan een gebiedgebonden benadering en
bevordert de inzichtelijkheid voor burgers en de samenhang tussen (cultuurhistorisch) waardevolle
elementen.
B. Standpunt
De aanduiding ‘karakteristiek’ wordt op de verbeelding opgenomen voor alle gemeentelijke en
rijksmonumenten.
C. Samenvatting
Reclamant betreurt dat, hoewel oude bouwlanden zijn aangeven (bolakkers), het omliggende
transparante bebouwingspatroon steeds verder dichtslibt.
C. Standpunt
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen. Met de in het bestemmingsplan opgenomen
aanduidingen zoals 'overige zone - oud bouwland' en 'overige zone - openheid' en de bijbehorende
regelgeving wordt getracht, met de mogelijkheden die een bestemmingsplan hiertoe biedt, het
dichtslibben toch zoveel mogelijk tegen te gaan.
D. Samenvatting
Reclamant mist de regelgeving omtrent de in de legenda aangetroffen eenheid 'landgoed'.
D. Standpunt
In artikel 16 van de planregels is een verwijzing naar de aanduiding 'specifieke vorm van natuur landgoed' opgenomen. Dit betreft een regeling voor een binnen het plangebied gelegen landgoed. In
Bestemmingsplan Buitengebied
183
de begrippen is het begrip landgoed nader verklaard. Het betreft een landgoed dat is gelegen ten
noorden van Nunhem.
E. Samenvatting
Reclamant verwijst naar de brief aan het college van burgemeester en wethouders van 13 januari
2013.
E. Standpunt
Aangenomen wordt dat hiermee de brief met de inspraakreactie (gedateerd op 14 januari 2013 en
ingekomen op 15 januari 2013) wordt bedoeld. Deze brief is dus behandeld als inspraakreactie en in
dat kader van een standpunt voorzien. Een samenvatting van de brief met de standpuntbepaling en
de wijzigingen op het voorontwerp bestemmingsplan is opgenomen in de 'Nota van inspraak'. Deze
nota is als bijlage 8 bij de toelichting gevoegd. De brief is hierin behandeld onder nummer 279. Als
het goed is, heeft reclamant tevens per post hiervan een afschrift ontvangen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Aan de toelichting wordt een lijst met Rijksmonumenten gevoegd.
Zienswijze 166
R&S Advies, I.A.G.J. Spapens-Reijnders, Langegracht 4a, 5091 SJ Middelbeers
namens Fam. Snijders, Eind 4, 6088 NC Roggel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' te wijzigen in 'Agrarisch'. Nergens
blijkt uit waarop de begrenzing van deze bestemming en de beekdalen op is gebaseerd.
A. Standpunt
De bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - 1 tot en met 4' zijn toegekend op basis van
de gebiedsbeschrijving zoals deze in 2009 voor het buitengebied is opgesteld. Een overzichtskaartje
met deze gebiedsindeling is opgenomen in de toelichting. Dit komt dus overeen met de indeling
volgens de Structuurvisie. De Agrarisch met waarden - 4 bestemming is daarmee inderdaad breder
dan alleen de beekdalen. De beekdalen zijn voorts met een bufferzone aangeduid.
B. Samenvatting
Reclamant teelt op de percelen, zoals in bijlage 1 bij de zienswijze aangeduid, asperges. Reclamant
verzoekt op deze percelen teeltondersteunende voorzieningen toe te staan, zonder dat hiervoor een
vergunning noodzakelijk is.
184
Nota van zienswijzen
B. Standpunt
De regeling voor teeltondersteunende voorzieningen zoals die is opgenomen in het
bestemmingsplan behoeft niet toe te zien op het aanbrengen van plastic over aspergebedden. Het
opnemen van een aanduiding en het aanvragen van een vergunning is hiervoor niet noodzakelijk. De
begripsomschrijving voor teeltondersteunende voorziening zoals opgenomen in artikel 1 van de
planregels zal hierop aangevuld worden. Wel dient het plastic na het seizoen van het land verwijderd
te worden.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt voor de in bijlage 1 bij de zienswijze aangeduide percelen en voor Eind 4, de
dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' te schrappen.
C. Standpunt
Bij het toekennen van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' is het archeologisch beleid
van de gemeente Leudal gevolgd. De begrenzing van de gebieden is opgenomen in dat beleid en
staat los van onderhavig bestemmingsplan. Aanpassing van de begrenzing of het verwijderen van de
gebieden met archeologische verwachtingswaarden is in het kader van het bestemmingsplan
Buitengebied alleen aan de orde voor zover met archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen
sprake is van archeologische waarden. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
Ten aanzien van de regeling is tussen de toelichting en de regels sprake van enige discrepantie. In de
toelichting wordt gesteld '1000 m2 of 40 cm' en in de regels '1000 m2 en 40 cm'.
D. Standpunt
Het gestelde in de regels is correct. De toelichting wordt hierop aangepast.
E. Samenvatting
Reclamant verzoekt voor de in bijlage 1 bij de zienswijze aangeduide percelen de dubbelbestemming
'Waarde - Archeologie 6' te schrappen.
E. Standpunt
Zie reactie ten aanzien van de toekenning van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'.
F. Samenvatting
Ten aanzien van de regeling is tussen de toelichting en de regels sprake van enige discrepantie. In de
toelichting wordt gesteld '2500 m2 of 40 cm' en in de regels '2500 m2 en 40 cm'.
F. Standpunt
Het gestelde in de regels is correct. De toelichting wordt hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt het begrip teeltondersteunende voorzieningen aangevuld.
- In de toelichting worden de regeling ten aanzien van de uitvoeringsplicht van archeologisch
onderzoek in overeenstemming gebracht met de regeling zoals opgenomen in de planregels.
Bestemmingsplan Buitengebied
185
Zienswijze 167
De Uffelse Molen J. Klerkx, Uffelsestraat 5, 6012 RM Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen aan de oorspronkelijke bestemming die in
2007/2008 is vergund.
A. Standpunt
Hetgeen vergund is wordt in het bestemmingsplan overgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast aan hetgeen vergund is.
Zienswijze 168
DAS , J. van Berkel, Postbus 23000, 1100 DM Amsterdam
namens Veehandel Vleeshouwers VOF dhr. Vleeshouwers, Weverstraat 2a, 6031 RA Hunsel
datum reactie: 30 januari 2013, datum ontvangst: 03 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant geeft aan dat bij het voorontwerp het bouwvlak wel degelijk aanzienlijk verkleind is ten
opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Reclamant kan zich absoluut nog niet verenigen in het
bouwvlak zoals thans opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak is inderdaad verkleind. Een en ander is echter in
overeenstemming met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten die ten grondslag liggen aan de
bestemmingsplanregeling. Het bouwvlak dient volgens deze uitgangspunten afgestemd te zijn op de
feitelijke bebouwing. Dit betekent dat op niet gebouwde gedeelten geen bouwvlak is gelegen. Een
vergelijkbaar uitgangspunt is toegepast bij het bepalen van het bestemmingsvlak. Het
bestemmingsvlak is voor deze locatie vergroot (ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan)
zodat de gronden die voor bedrijfsdoeleinden gebruikt worden binnen de bestemming zijn gelegen.
B. Samenvatting
De tuin van reclamant is niet bestemd als bouwvlak, zoals bij de behandeling van de inspraakreactie
aangeven, maar enkel als bedrijfsbestemming zonder bouwvlak aangemerkt. Het bouwvlak is
derhalve wel degelijk verkleind en niet enkel van vorm veranderd. In het vigerende bestemmingsplan
186
Nota van zienswijzen
is een groter bouwvlak opgenomen. Daarenboven is reclamant van mening dat in de plantoelichting
en in de reactie op de inspraak nog steeds niet is gemotiveerd hoe groot het gedeelte van het
bouwvlak nu anders is bestemd dan wel van vorm is veranderd.
B. Standpunt
Abusievelijk is bij de inspraak gesteld dat de tuin van reclamant bestemd zou worden als bouwvlak.
Hier had niet de term bouwvlak moeten staan maar dit term bestemmingsvlak. Het bouwvlak is zoals
reclamant correct heeft geconstateerd inderdaad verkleind. Een en ander volgens de
beleidsuitgangspunten bij het bestemmingsplan en reeds nader toegelicht onder standpunt 1. Het
bestemmingsvlak is van vorm veranderd en vergroot conform het feitelijke gebruik ter plaatse. De
motivering van de beleidsuitgangspunten en de wijze van bestemmen is opgenomen in de nota van
uitgangspunten die voorafgaand aan het bestemmingsplan is opgesteld.
C. Samenvatting
In de reactie op de inspraak is niet ingegaan wat de bestemmingswijziging voor consequenties heeft
voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het perceel. Reclamant kan zich niet verenigen in de
wijziging van de bestemming voor zover dit gevolgen heeft voor de gebruiks- en bouwmogelijkheden.
C. Standpunt
In het vigerende bestemmingsplan is de locatie van het bedrijf specifiek bestemd als agrarisch
verwerkingsbedrijf. Dit is in het ontwerp bestemmingsplan vertaald naar de bestemming 'Bedrijf' met
de nadere aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verwerkingsbedrijf'. Het uitoefenen van een
transportbedrijf ten behoeve van veehandel past niet binnen deze nadere specificatie. Derhalve
wordt de locatie bestemd overeenkomstig het feitelijke gebruik. Dit betekent dat de aanduiding
gewijzigd wordt in 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf tbv veehandel'. Deze aanduiding
doet recht aan de feitelijke situatie en het gebruik. Tevens zijn ter plaatse bedrijven van categorie 1
en 2 toegestaan. In bijlage 1 bij de planregels is een overzicht toegevoegd waaruit op te maken is
welke bedrijfsactiviteiten dit betreft.
D. Samenvatting
Reclamant is van mening dat als gevolg van de verkleining van zijn bouwvlak en mogelijk ook door de
wijziging van de gebruiksmogelijkheden hij schade ondervindt. Hiertoe wordt een planschadeverzoek
ingediend.
D. Standpunt
De opmerking wordt voor kennisgeving aangenomen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
In het bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verwerkingsbedrijf'
gewijzigd in 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf tbv veehandel'.
Zienswijze 169
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M. Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
Bestemmingsplan Buitengebied
187
namens Toluma BV M. Bormans, Hunselerdijk 7b, 6037 NK Kelpen-Oler
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt artikel 50.6.1 onder b. aan te vullen met de zinsnede 'dan wel maximaal dat
aantal personen tegelijk, dat op grond van een eerder verleende vrijstelling/bouwvergunning ter
plaatse mag worden gehuisvest'. Dit omdat voor de locatie reeds eerder een vrijstelling is verleend
voor de huisvesting van 50 arbeidsmigranten, en bij de behandeling van de inspraakreactie is
aangegeven dat de bestaande vergunningen worden gerespecteerd.
A. Standpunt
Artikel 50.6.1 wordt hierop aangevuld.
B. Samenvatting
Aan de westzijde is een watersilo niet volledig binnen het bouwvlak gelegen. Reclamant verzoekt het
bouwvlak, conform bijlage 1 bij de zienswijze, hierop aan te passen.
B. Standpunt
De opmerking is correct. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt, vooruitlopend op de nog aan te leveren stukken, een aanduiding op te nemen
voor teeltondersteunende voorzieningen op de percelen kadastraal bekend sectie T, nummers 187,
191, 192 en 193.
C. Standpunt
Er heeft overleg plaatsgevonden. De wijziging wordt niet meer meegenomen in het bestemmingsplan
Buitengebied. Afgesproken is dat de wijziging mogelijk wordt meegenomen in een nog op te stellen
‘veeg’bestemmingsplan. Hiervoor dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
D. Samenvatting
Reclamant verzoekt de regeling voor teeltondersteunende voorziening aan te passen zodat de
constructies permanent aanwezig mogen zijn en het plastic slechts enkele maanden.
D. Standpunt
De gemeente is inderdaad van mening dat (boog)constructies bij teeltondersteunende voorzieningen
niet verwijderd hoeven te worden. De opgenomen regeling in de planregels is overeenkomstig het
provinciale beleid en wordt hierop niet aangepast. In de toelichting zal hiervoor een nadere
onderbouwing worden opgenomen zodat duidelijk is hoe de gemeente hierop anticipeert.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt artikel 50.6.1. aangevuld.
188
Nota van zienswijzen
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast.
- De toelichting wordt aangevuld met het gemeentelijk standpunt ten aanzien van het permanent
aanwezig mogen zijn van boogconstructies bij teeltondersteunende voorzieningen.
Zienswijze 170
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens buurtvereniging Heidebuurt, Heide 29, 6093 PA Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft een vooraankondiging dwangsom ontvangen omdat op de locatie Heide 29 sinds
jaar en dag containers voor de inzameling van papier aanwezig zijn. Dit is niet toegestaan binnen de
vigerende bestemming 'bijzondere doeleinden'. Reclamant is van mening dat een en ander wel
binnen deze bestemming is toegestaan. In het ontwerp bestemmingsplan is de locatie bestemd als
'Maatschappelijk'. Reclamant is van mening dat binnen deze bestemming de functie zeer zeker is
toegestaan. Reclamant verzoekt echter de zeecontainers en de papierinzamelingsactiviteit expliciet
in het bestemmingsplan te regelen.
A. Standpunt
Op de locatie wordt een specifieke aanduiding opgenomen waardoor het inzamelen van papier in
een container planologisch gezien mogelijk gemaakt wordt.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen conform het vigerende bestemmingsplan en de
bestaande rechten te respecteren. Binnen het bouwvlak zoals in het ontwerp bestemmingsplan is
zelfs de reeds aanwezige bebouwing niet geheel opgenomen.
B. Standpunt
De opmerking is correct. Het bouwvlak wordt over volledige bestemming gelegd. Het
bebouwingspercentage van 15% blijft gehandhaafd
C. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
Bestemmingsplan Buitengebied
189
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
C. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt een aanduiding opgenomen voor papierinzameling in een container.
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak vergroot tot de bestemmingsgrens.
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 171
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Nunhems Netherlands BV A. Thuys, Voort 6, 6083 AC Nunhem
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' ook te verwijderen op van het
gedeelte tussen de N273 en het bouwvlak. Dit gedeelte is in het verleden ook onderzocht en
vrijgegeven.
A. Standpunt
Het archeologisch onderzoek heeft betrekking op het bouwvlak. Buiten het bouwvlak is geen
onderzoek gedaan en is niet aangetoond dat geen sprake is van archeologische waarden. De
begrenzing dubbelbestemming wordt derhalve niet aangepast.
B. Samenvatting
Verzocht wordt om de maximale bouwhoogte ter plaatse van het uitgebreide R&D-gebouw te
verhogen van maximaal 10 naar maximaal 13 meter. Dit betreft de feitelijke en vergunde
bouwhoogte.
190
Nota van zienswijzen
B. Standpunt
De maatvoeringen uit vigerend bestemmingsplan worden overgenomen. Abusievelijk is nu de
bouwhoogte op 10 meter vastgelegd. Dit had de goothoogte moeten zijn. De aanduiding op de
verbeelding wordt hierop aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak te vergroten dan wel een aanduiding op te nemen voor het
waterbassin, zoals aangeduid in bijlage 2. Dit omdat het bestaande waterbassin buiten het bouwvlak
is gelegen en reclamant in de toekomst het waterbassin mogelijk in noordelijke richting wenst uit te
breiden. In het vigerende bestemmingsplan zijn waterbassins binnen de bestemming mogelijk. Met
het ontwerp bestemmingsplan is dit beperkt tot het bouwvlak.
C. Standpunt
Ter plaatse van het bestaande waterbassin en de beoogde uitbreiding (tot en met de middelste van
de drie aanwezige kassen) wordt een aanduiding opgenomen. Tevens wordt in de regels de
voorwaarde van landschappelijke inpassing opgenomen voor de aanleg of uitbreiding van een
waterbassin.
D. Samenvatting
In het ontwerp bestemmingsplan ontbreekt een definitie voor zaadveredelingsbedrijf. Verzocht
wordt hiervoor een definitie op te nemen.
D. Standpunt
In het bestemmingsplan is voor alle specifieke bedrijfsfuncties geen definitie opgenomen. De
gemeente acht de noodzaak niet aanwezig. Derhalve wordt het bestemmingsplan hierop niet
aangevuld.
E. Samenvatting
Is het correct dat voor het oprichten van een kas binnen het bouwvlak het niet noodzakelijk is om
een aanduiding 'glastuinbouw' op te nemen.
E. Standpunt
De constatering is correct. Binnen het bouwvlak is het oprichten van gebouwen, waaronder een kas,
direct toegestaan. Het opnemen van de aanduiding 'glastuinbouw' is niet noodzakelijk.
F. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bouwregels van bouwwerken, geen gebouwen over te nemen uit het
vigerende bestemmingsplan. In het ontwerp bestemmingsplan wordt reclamant in zijn
mogelijkheden beperkt en de reeds aanwezige bouwwerken niet onder het overgangsrecht vallen.
F. Standpunt
Voor de locatie wordt een specifieke regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijde opnemen die
is afgestemd op vigerende regeling.
G. Samenvatting
Verzocht wordt om voor de loodsen op het perceel Nunhem sectie A, nummer 969 (ged), plaatselijk
bekend als Sint Ursulaweg ong. een bouwvlak op te nemen.
Bestemmingsplan Buitengebied
191
G. Standpunt
Beide loodsen wordt aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - solitaire stalruimte'.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum bouwhoogte' gewijzigd in 'maximum
goothoogte'.
- Op de verbeelding wordt ter plaatse van het waterbassin en de beoogde uitbreiding een aanduiding
opgenomen.
- Aan de planregels wordt de aanduiding toegevoegd met de voorwaarde dat bij aanleg of uitbreiding
van het waterbassin landschappelijke inpassing verplicht is.
- In het bestemmingsplan wordt de vigerende regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde
overgenomen.
- Op de verbeelding worden de loodsen aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - solitaire
stalruimte'.
Zienswijze 172
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Oppe Tump T. Jenniskens, Rijksweg Noord 8, 6037 RE Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie Rijksweg Noord 8 is op 15 januari 2013 een inspraakreactie ingediend. Deze is echter
nooit behandeld. Derhalve verzoekt reclamant deze als herhaald ingediend te beschouwen.
A. Standpunt
De gemeente betreurt ten zeerste dat geen standpunt op de inspraakreactie is ingenomen.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak overeenkomstig het bedrijfsontwikkelingsplan van 13 juli 2012
over te nemen.
B. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het
bouwvlak kan, nadat door reclamant een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel
benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast.
De ruimtelijke onderbouwing en onderzoeken dienen nog te worden ingediend. Deze wijziging wordt
derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is
voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan.
192
Nota van zienswijzen
Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken
aan te leveren. Bij vaststelling wordt voor de locatie in ieder geval het vigerende bouwvlak
overgenomen. Het in het ontwerp bestemmingsplan opgenomen bouwvlak is abusievelijk veel te
klein ingetekend.
C. Samenvatting
Verzocht wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt opgenomen.
D. Samenvatting
In de inspraakreactie geeft reclamant aan dat de woonbestemming ter plaatse van Heideweg 14 te
ruim is ingetekend. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is de bestemming aanzienlijk
vergroot. Reclamant verzoekt dit aan te passen.
D. Standpunt
In het ontwerp bestemmingsplan is de woonbestemming aangepast. Gezien het feit dat reclamant in
zijn zienswijze hier niet nogmaals op ingaat, wordt aangenomen dat reclamant zich in deze
aanpassing kan vinden.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
Zienswijze 173
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Kwekerij Boonen-Van der Heijden T.L.C. Boonen, Caluna 6a, 6093 PG Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt in de planregels te verduidelijken dat beide woningen, Caluna 8 en 8a,
aangemerkt worden als plattelandswoning.
A. Standpunt
De aanduiding plattelandswoning is nu over het gehele bouwvlak gelegen ter plaatse van de
woningen Caluna 8 en 8a. Volgens de systematiek van het bestemmingsplan dient deze beperkt te
zijn de tot aanwezige woonbebouwing. De aanduiding wordt hierop aangepast. Tevens wordt in de
regels verduidelijkt dat ter plaatse van de aanduiding ook meer dan één woning aanwezig mag zijn.
Bestemmingsplan Buitengebied
193
B. Samenvatting
Ter plaatse zijn drie bedrijfswoningen aanwezig. Op de verbeelding is een gekoppeld bouwvlak
opgenomen met de aanduiding 'maximum twee wooneenheden'. Reclamant verzoekt het
bestemmingsplan zodanig aan te passen zodat ter plaatse drie bedrijfswoningen aanwezig mogen
zijn.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding wordt gewijzigd in 'maximum 3 wooneenheden'. Tevens
wordt deze aanduiding op de woning Caluna 6a opgenomen.
C. Samenvatting
Verzocht wordt om de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende
voorzieningen' te wijzigen in de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente
teeltondersteunende voorzieningen'. Ter plaatse zijn reeds vele jaren permanent
teeltondersteunende voorzieningen aanwezig.
C. Standpunt
Permanente teeltondersteunende voorzieningen worden uitsluitend toegestaan aansluitend aan
Caluna 6a, dus ten westen van de weg Caluna. Ten oosten wordt een specifieke aanduiding
opgenomen voor containervelden zodat deze op die locatie permanent zijn toegestaan.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'plattelandswoning' aangepast.
- In de planregels wordt verduidelijkt dat ook meer dan één plattelandswoning ter plaatse van de
aanduiding.
- Op de verbeelding wordt de aanduiding gewijzigd in 'maximum 3 wooneenheden'. Deze aanduiding
wordt tevens op het object Caluna 6a gelegd.
- Op de verbeelding wordt op de percelen aansluitend aan Caluna 6a de aanduiding gewijzigd in
'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' en aan de oostzijde
van de weg Caluna wordt de aanduiding gewijzigd in 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld'.
Zienswijze 174
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens fam. Hoedemakers, Rohrstraat 6, 6086 NB Neer
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
194
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt ter plaatse van de woning Rohrstraat 6 de aanduiding 'specifieke vorm van
agrarisch - plattelandswoning' op te nemen. Enkele jaren geleden is op de locatie de agrarische
bedrijfsvoering gestaakt en is het bedrijfsgedeelte aan de overzijde verkocht. Momenteel is hier een
paarden- en schapenhouderij gevestigd. Voorheen waren beide percelen gekoppeld.
A. Standpunt
De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' wordt voor de betreffende woning
opgenomen op de verbeelding.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' wordt opgenomen op de
verbeelding.
Zienswijze 175
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, J.J.T. van Selst, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens R.P. Hübens, Heiakker 2, 6096 NL Grathem
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het bouwvlak op de locatie Heiakker 2 te Grathem aan te passen conform bijlage
4 van de zienswijze. Hij heeft concrete uitbreidingsplannen waarvoor een geringe uitbreiding van het
bouwvlak nodig is ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.
A. Standpunt
Omdat het een zeer geringe vormverandering van bouwvlak betreft kan het bouwvlak worden
aangepast conform bijlage 4 bij de zienswijze.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bouwvlak wordt aangepast conform bijlage 4 bij de zienswijze.
Zienswijze 176
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M. Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Mundimat BV A. Dortant, Buggenumseweg 2, 6083 AA Haelen
Bestemmingsplan Buitengebied
195
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt het plangebied van de herontwikkelingslocatie 'Molenweg te Buggenum' niet op
te nemen in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied maar binnen het plangebied
voor het bestemmingsplan 'Kern Buggenum'.
A. Standpunt
Het plangebied van de herontwikkelingslocatie 'Molenweg te Buggenum' wordt niet meegenomen in
het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het plangebied van de herontwikkelingslocatie 'Molenweg te Buggenum'
buiten het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied gelaten.
Zienswijze 177
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens I. van Rijsingen, Karreveld 8, 6089 NC Heibloem
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft een bedrijfsontwikkelingsplan en aansluitend een ruimtelijke onderbouwing met
verbeelding aangeleverd. Op deze verbeelding is een aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen.
Reclamant verzoekt deze over te nemen in het bestemmingsplan Buitengebied. Ter plaatse is reeds
een bijgebouw vergund.
A. Standpunt
In het bestemmingsplan Buitengebied is voor een andere wijze van regelen gekozen. In plaats van op
de verbeelding binnen de woonbestemming concreet aan te geven waar de woning (met een
bouwvlak) en waar bijgebouwen (met de aanduiding 'bijgebouwen') gerealiseerd mogen worden, is
er voor gekozen om alleen de bestemming in te tekenen. De overige regelingen zijn opgenomen in de
bouwregels binnen de bestemming 'Wonen' (in het document met de planregels). Er vindt geen
beperking aan bouwmogelijkheden plaats op het perceel. De specifieke aanduiding voor
bijgebouwen kan, gezien de plansystematiek voor het bestemmingsplan Buitengebied, komen te
vervallen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
196
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de aanduiding 'bijgebouwen' geschrapt.
Zienswijze 178
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Maatschap Derkx-Derikx, Ophoven 40c, 6088 AE Roggel
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In het kader van het voorontwerp is een inspraakreactie ingediend. Deze is nooit inhoudelijk
beoordeeld. Derhalve verzoekt reclamant deze als herhaald ingediend te beschouwen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat geen standpunt op de
inspraakreactie is ingenomen.
B. Samenvatting
Het bouwvlak op de locatie Ophoven 40c is aanzienlijk verkleind ten opzichte van het vigerend
bestemmingsplan. Reclamant heeft een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend om het vigerende
bouwvlak te kunnen behouden.
B. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het
bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 179
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Maatschap Janssen-Verlinden, Ophoven 12a, 6088 AC Roggel
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant kan zich niet verenigen met het feit dat zijn perceel gelegen is binnen de kernrandzone.
Op het perceel Ophoven 12a wordt een intensieve veehouderij gerund en door de ligging in de
Bestemmingsplan Buitengebied
197
kernrandzone zijn er geen verdere ontwikkelingsmogelijkheden. In het ontwerp bestemmingsplan is
de grens van de kern Roggel opgeschoven richting het bedrijf van reclamant. Naar zijn mening is deze
verschuiving te ruim van opzet en als gevolg hiervan ligt het perceel nu binnen de kernrandzone. In
de zienswijze is een voorstel voor de aanpassing van de plangrens en de aanduiding kernrandzone
opgenomen.
A. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is onder meer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Hierbij is rekening gehouden met
toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan
de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat
duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke
mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om
deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan
op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden . In het kader van het
bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus ook niet ten aanzien van het aanpassen van de
kerngrens en de ligging van de kernrandzone.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 180
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. H.N.J.M. Steins, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens F. Timmermans, Kappert 12, 6086 PA Neer
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie Kappert 12 te Neer is toegezegd dat de bestaande situatie aan bijgebouwen van 200
m2 positief bestemd zou worden. Dat is niet gebeurd.
A. Standpunt
De opmerking van reclamant is terecht. De toezegging van de gemeente wordt gerespecteerd. Op de
verbeelding wordt een aanduiding opgenomen, waarmee 200 m2 aan bijgebouwen is toegestaan.
198
Nota van zienswijzen
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt een aanduiding opgenomen, waarmee 200 m2 aan bijgebouwen is
toegestaan.
Zienswijze 181
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Maatschap Heijnen-Goeden, Roligt 7, 6088 NG Roggel
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant gaat er vanuit dat bij het vast te stellen bestemmingsplan zowel de reeds onherroepelijke
vergunning voor fase 1 van de regenkappen als de uitbreiding, fase 2, worden verwerkt. Het
bedrijfsontwikkelingsplan en de daarna ingediende ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende
stukken zijn inmiddels door de gemeente akkoord bevonden.
A. Standpunt
De locatie wordt opgenomen conform het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke
onderbouwing. De aanduiding 'permanente teeltondersteunende voorzieningen' wordt opgenomen.
B. Samenvatting
Het planvoornemen ten aanzien van de verplaatsing van de boerderijwinkel is enigszins gewijzigd.
Het voornemen is nu om de boerderijwinkel alleen nog maar aan de voorzijde van de bestaande
loods te bouwen ( circa 5,8 meter diep en circa 20 meter breed). Van deze 20 meter wordt circa 14
meter voor de winkel gebruikt en circa 6 meter voor opslag. De totale oppervlakte van de winkel
bedraagt maximaal 80 m2. Reclamant verzoekt de opgenomen aanduiding voor de boerderijwinkel
(specifieke vorm van detailhandel - boerderijwinkel) hierop aan te passen.
B. Standpunt
De boerderijwinkel is binnen het hoofdgebouw reeds mogelijk op basis van de bestemmingsregels.
Het is dan ook niet nodig hiervoor een aanduiding op te verbeelding te hebben. De aanduiding
'specifieke vorm van detailhandel - boerderijwinkel' wordt verwijderd.
C. Samenvatting
De aanduiding voor teeltondersteunende voorzieningen is in het ontwerp bestemmingsplan slechts
gedeeltelijk verwerkt op de gronden waarvoor vergunning is verleend. Voor het noordwestelijke
perceel is geen aanduiding opgenomen, terwijl dit wel vergund is. Tevens verzoekt reclamant de
aanduiding zodanig aan te passen dat teeltondersteunende voorzieningen permanent aanwezig
mogen zijn. Het betreft namelijk hagelnetten die hier permanent aanwezig zijn.
Bestemmingsplan Buitengebied
199
C. Standpunt
Hagelnetten zijn tijdelijke voorzieningen, hiervoor geldt een opruimprotocol. De constructie blijft wel
staan, maar de netten zelf worden verwijderd. Hagelnetten kunnen buiten het bouwvlak worden
opgericht mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de hiervoor opgenomen afwijkingsregeling.
Het wordt niet nodig geacht hagelnetten buiten het bouwvlak overal rechtstreeks toe te laten, maar
als een nadere specifieke toets op aanvraag een positieve uitkomst heeft, zijn hagelnetten buiten het
bouwvlak dus mogelijk. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'permanente teeltondersteunende voorzieningen'
opgenomen.
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boerderijwinkel'
verwijderd.
Zienswijze 182
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Baijens Neeritter VOF, Oude Brugstraat 3, 6015 RG Neeritter
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie Oude Brugstraat 3 is sprake van een intensieve veehouderij, zijnde een
vleesstierenhouderij. Verzocht wordt hiervoor de aanduiding op te nemen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij'
opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
Zienswijze 183
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, J.A.M. Goertz-Habets, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens J.J. Verwielen, Sniekstraat 2, 6012 RN Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
200
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak op de locatie Beekstraat 13 te Hunsel is verkleind en van vorm veranderd. Ter plaatse
bestaat het planvoornemen om nieuwe bebouwing op te richten en twee bestaande gebouwen te
slopen. Om dit plan te realiseren dient het vigerend bouwvlak gehandhaafd te blijven en dient de
vorm aangepast te worden. Een voorstel is opgenomen in bijlage 3 van de zienswijze. Verzocht wordt
het bouwvlak hierop aan te passen.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Ten behoeve van de vormverandering van het bouwvlak zal een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel
benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, kan het bouwvlak conform het voorstel worden aangepast.
Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De
gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen
‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014
de gevraagde stukken aan te leveren.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 184
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, J.A.M. Goertz-Habets, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens J.J. Verwielen , Sniekstraat 2, 6012 RN Haler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak op de locatie Sniekstraat 2 is met circa 6.200 m2 verkleind. Op de locatie is een
veehouderijbedrijf gevestigd. Reclamant is voornemens een nieuwe stal op te richten aan de
westzijde van het bedrijf. Om dit plan te realiseren dient het vigerend bouwvlak gehandhaafd te
blijven.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
Bestemmingsplan Buitengebied
201
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
B. Samenvatting
Op een gedeelte van het bouwvlak is de aanduiding 'overige zone - kernrandzone' opgenomen. Ter
plaatse van deze aanduiding mag geen uitbreiding plaatsvinden van intensieve veehouderij en zijn
geen agrarische bedrijven mogelijk met een bouwvlak groter dan 2,5 ha. Reclamant is van mening
dat hij hierdoor beperkt wordt in zijn mogelijkheden en verzoekt de kernrandzone ter plaatse van zijn
locatie te verkleinen en deze zone op de weg te leggen c.q. te begrenzen.
B. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is onder meer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Hierbij is rekening gehouden met
toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van andere waarden dan
de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening gevoegd, zodat
duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat in belangrijke
mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het noodzakelijk om
deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan
op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden . In het kader van het
bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus ook niet ten aanzien van het aanpassen van de
kerngrens en de ligging van de kernrandzone.
Bovendien is op deze locatie geen intensieve veehouderij gevestigd en daarmee is de kernrandzone
niet van toepassing.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 185
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. F.G. Hendrikx, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens erven Roost-Bosmans, Horckerstraat 7, 6095 NM Baexem
datum reactie: 10 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
202
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de bestemming op de locatie Horckerstraat 7 te wijzigen van 'Agrarisch' naar
'Wonen'. Het agrarisch bedrijf op deze locatie is beëindigd. Het is niet aannemelijk dat op de locatie
in de toekomst ooit nog als agrarisch bedrijf geëxploiteerd gaat worden. Door de
bestemmingswijziging zal de verkoop bespoedigd kunnen worden.
A. Standpunt
Op de locatie is geen agrarisch bedrijf meer gevestigd. De bestemming wordt derhalve gewijzigd in
de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch
bedrijf'.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding
'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf'.
Zienswijze 186
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens J. van Zuilen, Strubben 12d, 6088 NN Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In afwijking tot hetgeen bij behandeling van de inspraakreactie is toegezegd, ontbreekt de
aanduiding teeltondersteunende voorzieningen. Reclamant verzoekt deze aanduiding alsnog op te
nemen op de percelen zoals aangegeven in bijlage 1 bij de zienswijze.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen' wordt op de gevraagde percelen opgenomen.
B. Samenvatting
De regenkappen zijn permanent aanwezig. Het plastic slechts enkele maanden. Verzocht wordt de
beschrijving in de regels aan te passen op het permanente karakter van het bouwwerk en het
tijdelijke karakter van het plastic.
B. Standpunt
De begripsomschrijving voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen wordt hierop aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
203
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende
voorzieningen opgenomen.
- In de planregels wordt het begrip tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen aangevuld.
Zienswijze 187
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Kwekerij Stals B.V. M.M.J.M. Stals, Castertstraat 4, 6011 SL Ell
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De teeltondersteunende voorzieningen van reclamant zijn permanent aanwezig. In het ontwerp
bestemmingsplan is een aanduiding opgenomen waarmee alleen tijdelijke teeltondersteunende
voorzieningen worden toegestaan. Verzocht wordt het bestemmingsplan hierop aan te passen.
A. Standpunt
Volgens vigerend bestemmingsplan Casterstraat 4 geldt voor deze percelen de aanduiding
'containerveld'. Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch containerveld' opgenomen.
B. Samenvatting
In het vigerende bestemmingsplan is op de percelen van reclamant de aanduiding 'erf' opgenomen.
In het ontwerp bestemmingsplan zijn deze aanduidingen geschrapt. In dit bestemmingsplan komen
wel de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - verharding toegestaan' en 'opslag' terug.
Verzocht wordt deze aanduidingen op te nemen ter plaatse van de percelen zoals aangeduid in
bijlage 1 bij de zienswijze.
B. Standpunt
Binnen het bouwvlak zijn verharding en opslag toegestaan. Een specifieke aanduiding is niet
noodzakelijk.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak midden door de bedrijfswoning is getrokken. Er wordt van
uitgegaan dat dit een omissie is en dat deze hersteld wordt.
C. Standpunt
Bij nadere controle is geconstateerd dat het bouwvlak om de bedrijfswoning heen is gesitueerd. Het
bestemmingsplan behoeft geen aanpassing op dit punt.
204
Nota van zienswijzen
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' conform
het vigerend bestemmingsplan opgenomen.
Zienswijze 188
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens W.A.J. Korten-Verhaegh, Heide 3, 6093 PA Heythuysen
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant verzoekt de grens van de bestemming 'Maatschappelijk' voor de locatie Heide 3 af te
stemmen op het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing. Een en ander zoals
aangegeven in bijlage 1 bij de zienswijze.
A. Standpunt
De gronden zijn bestemd overeenkomstig het feitelijke gebruik. Een gedeelte dat in de ruimtelijke
onderbouwing de bestemming 'Maatschappelijk' heeft gekregen blijkt feitelijk agrarisch in gebruik te
zijn. Derhalve is dit gedeelte onder de agrarische bestemming gebracht. Binnen deze bestemming
zijn ondergeschikte activiteiten ten behoeve van de maatschappelijke functie toegestaan. Wel
worden de aanduiding 'zorgboerderij' en een aanduiding voor bijgebouwen tot maximaal 120 m2
opgenomen.
B. Samenvatting
De aanduiding 'zorgboerderij' ontbreekt.
B. Standpunt
Zoals reeds aangegeven krijgt de locatie de aanduiding 'zorgboerderij'.
C. Samenvatting
Een onderdeel van het geaccordeerde planvoornemen is het bieden van verblijfsrecreatie in de
weekenden. Dit is in de bestemmingsplan niet verwerkt. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan
hierop aan te passen.
C. Standpunt
Bepaalde verblijfsrecreatieve activiteiten zijn ingevolge de regels ter plaatse van de aanduiding
'zorgboerderij' toegestaan. In de regels wordt nog toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding
'zorgboerderij' kleinschalige verblijfsrecreatie in de weekenden en vakanties is toegestaan.
D. Samenvatting
In het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing is een bouwvlak opgenomen voor
een voetbalkooi. Deze ontbreekt in het ontwerp bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
205
D. Standpunt
Voor de oefenkooi zal een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voetbalkooi' worden
opgenomen.
E. Samenvatting
Verzocht wordt in het bouwvlak voor de nieuwe bebouwing, bebouwing toe te staan met een
voorziene goothoogte van 4,5 meter en een voorziene bouwhoogte van 8 meter. Dit is meer dan de
bestaande maatvoering die nu als maximum wordt gesteld.
E. Standpunt
De bestaande maatvoeringen blijven gehandhaafd. Dit wordt niet aangepast. Indien een hogere
goot-/bouwhoogte toch nodig is, zal dit moeten worden aangetoond in de ruimtelijke onderbouwing.
F. Samenvatting
Verzocht wordt om de omliggende percelen bij Heide 3b te bestemmen als 'Recreatie'. Een en ander
zoals bij de behandeling van de inspraakreactie is toegezegd.
F. Standpunt
De opmerking is (deels) terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de
inspraakreactie niet correct is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De bestemming 'Agrarisch
met waarden - 2' wordt gewijzigd in 'Recreatie - Recreatiewoning'. Betreffende het in de zienswijze
binnen de gewenste contour opgenomen noordwestelijke hoekje is geen toezegging gedaan. Dit
behoudt conform het feitelijke gebruik de bestemming 'Natuur'.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'zorgboerderij' opgenomen.
- Op de verbeelding wordt een aanduiding voor bijgebouwen tot maximaal 120 m2 opgenomen.
- Aan artikel 14.1 wordt nog toegevoegd dat ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij'
kleinschalige verblijfsrecreatie in de weekenden en vakanties is toegestaan.
- Op de verbeelding wordt voor de oefenkooi een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding voetbalkooi' opgenomen.
- Op de verbeelding wordt de bestemming 'Agrarisch met waarden - 2' gewijzigd in 'Recreatie Recreatiewoning'.
Zienswijze 189
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Nijssen Loonwerkbedrijf en grondverzet F. Nijssen, Ophoven 42, 6088 AG Roggel
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
206
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In de begrippen is niet vermeld wat verstaan wordt onder een agrarisch hulp- en nevenbedrijf.
Verzocht wordt om het bestemmingsplan hierop aan te vullen en de activiteit van een loonbedrijf
met grondverzet hierbinnen toe te staan.
A. Standpunt
In artikel 1 wordt een begripsomschrijving opgenomen voor agrarisch hulp- en nevenbedrijf,
waarmee duidelijk is dat hieronder vallen hulp- en nevenbedrijven met een gedeeltelijk:
1. op loonwerk gerichte bedrijfsvoering;
2. cultuurtechniek, grondverzet en transportmogelijkheden gericht bedrijfsvoering.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Aan de planregels wordt een begrip voor agrarisch hulp- en nevenbedrijf toegevoegd.
Zienswijze 190
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens J. Ool, Rijksweg Noord 10, 6037 KE Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Verzocht wordt om op de locatie Rijksweg Noord 10 de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te
nemen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt voor de locatie Rijksweg
Noord 10 te Kelpen-Oler opgenomen.
B. Samenvatting
Het bouwvlak is aanzienlijk verkleind ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Reclamant
heeft een bedrijfsontwikkelingsplan bijgevoegd om het vigerende bouwvlak te kunnen behouden.
B. Standpunt
Door reclamant is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, die inmiddels is beoordeeld en akkoord
bevonden. Het bouwvlak zal conform het vigerend bestemmingsplan worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
207
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
- Op de verbeelding wordt het vigerende bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 191
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Maatschap Vestjens-Engels P.A.H.M. Vestjens, Houterhof 1, 6085 NL Horn
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat de bestemming van een aantal percelen niet is aangepast ten opzichte
van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat aan deze
percelen de bestemming 'Agrarisch' zou worden toegekend.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De bestemming van de percelen zoals aangeduid
met de nummers 1, 2, 3 en 4 in bijlage 1 bij de zienswijze wordt gewijzigd in 'Agrarisch met waarden 4' met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'.
B. Samenvatting
Ten aanzien van het perceel Horn, sectie C, nummer 1511 (nummer 5 in bijlage 1) wordt in de
inspraakreactie aangegeven dat dit perceel reeds in het vigerende bestemmingsplan een
natuurbestemming heeft en dat deze wordt gehandhaafd. Reclamant is het hier niet mee eens
omdat dit perceel reeds decennia lang agrarisch in gebruik is en de komende jaren ook zodanig
gebruikt zal blijven. Verzocht wordt om ook dit perceel agrarisch te bestemmen.
B. Standpunt
Vigerend heeft het perceel een natuurbestemming. De bestemming 'Natuur' blijft dan ook
gehandhaafd. Het huidig gebruik mag worden voortgezet.
C. Samenvatting
Geconstateerd is dat een aanwezige stal/berging niet is voorzien van een agrarisch bouwvlak. Dit
gebouw dient positief bestemd te worden. In 2009 is hiervoor een vergunning afgegeven. In bijlage 2
bij de zienswijze is de situering van het gebouw aangegeven.
C. Standpunt
De stal wordt aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - solitaire stalruimte'.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
208
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt van een aantal percelen de bestemming gewijzigd in 'Agrarisch met
waarden - 4' met de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'.
- Op de verbeelding wordt de stal aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - solitaire stalruimte'.
Zienswijze 192
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens VOF Krekels M. Krekels, Horckerstraat 6, 6095 NM Baexem
datum reactie: 08 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft voor de vergroting van het bouwvlak op de locatie Horckerstraat 6 een
bedrijfsontwikkelingsplan en ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende stukken ingediend. Deze
zijn door de gemeente akkoord bevonden. De vergroting van het bouwvlak is echter niet verwerkt in
het ontwerp bestemmingsplan. Verzocht wordt deze aanpassing te verwerken.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat de vergroting van het bouwvlak niet
is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing aangepast.
B. Samenvatting
De aanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt. Ter plaatse wordt een geitenhouderij
geëxploiteerd.
B. Standpunt
De opmerking is correct. Het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de vergroting van het bouwvlak verwerkt.
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
Zienswijze 193
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens HD-USA Cars BV H. Donkers, Hoek 14, 6088 ES Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
209
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft voor de vergroting van de bedrijfsbestemming op de locatie Hoek 14 te Roggel een
ruimtelijke onderbouwing met bijbehorende stukken ingediend. Deze zijn door de gemeente akkoord
bevonden. De vergroting van de bedrijfsbestemming en de aanpassing van het
bebouwingspercentage van 30% naar 25% is echter niet verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
Verzocht wordt deze aanpassingen te verwerken.
A. Standpunt
De ruimtelijke onderbouwing is akkoord bevonden. De locatie wordt alsnog conform de ruimtelijke
onderbouwing aangepast.
B. Samenvatting
Het bouwvlak is niet gesitueerd op de grens van de bedrijfsbestemming maar strak rondom de
aanwezige bebouwing. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen op de bestemmingsgrens. Een en
ander overeenkomstig de afspraken uit het vooroverleg en de ruimtelijke onderbouwing.
B. Standpunt
De opmerking is correct. Het bouwvlak wordt aangepast conform de ruimtelijke onderbouwing.
C. Samenvatting
Reclamant gaat er vanuit dat de bedrijfsactiviteiten (autobedrijf met garage waar onder andere
auto's en dergelijke worden verhandeld als ook worden gerepareerd) vallen onder de categorie
'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk'. Zo niet, dan wordt verzocht het bestemmingsplan hierop
aan te passen.
C. Standpunt
Ter verduidelijking wordt op de locatie de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk'
gewijzigd in de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'. Hiermee zijn de bestaande
bedrijfsactiviteiten geregeld en kunnen hierover geen misverstanden bestaan.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de locatie ingetekend conform de ruimtelijke onderbouwing.
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk' gewijzigd in
'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'.
Zienswijze 194
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Van Zuilen Holding BV J. van Zuilen, Nijken 18, 6088 NR Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
210
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In afwijking tot hetgeen bij behandeling van de inspraakreactie is toegezegd, ontbreekt de
aanduiding teeltondersteunende voorzieningen. Reclamant verzoekt deze aanduiding alsnog op te
nemen op de percelen zoals aangegeven in bijlage 1 bij de zienswijze.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen' wordt op de gevraagde percelen opgenomen.
B. Samenvatting
De regenkappen zijn permanent aanwezig. Het plastic slechts enkele maanden. Verzocht wordt de
beschrijving in de regels aan te passen op het permanente karakter van het bouwwerk en het
tijdelijke karakter van het plastic.
B. Standpunt
De begripsomschrijving voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen wordt hierop aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende
voorzieningen opgenomen.
- In de planregels wordt het begrip tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen aangevuld.
Zienswijze 195
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, ing. A.M.C.M. Crasborn, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Maatschap Geelen, Melenborgweg 12, 6081 NZ Haelen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant heeft een inspraakreactie ingediend. Bij deze wordt deze inspraakreactie opnieuw
ingediend.
A. Standpunt
In de nota van inspraak is de inspraakreactie zoals ingediend op 16 januari 2013 een ontvangen 18
januari 2013 van een standpunt voorzien. Het betreft de inspraakreactie zoals opgenomen in de nota
onder nummer 229. De opgenomen samenvatting en standpuntbepaling door de gemeente dienen
hierbij als herhaald te worden beschouwd.
Bestemmingsplan Buitengebied
211
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt op de locatie Melenborgweg 12 de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te
nemen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt op
de locatie Melenborgweg 12 opgenomen.
C. Samenvatting
Voor een aantal teelten die worden beoogd zijn teeltondersteunende voorzieningen noodzakelijk. Dit
betekent dat er op de huiskavel sprake zal zijn van verplaatsbare of tijdelijke teeltvoorzieningen
(regenkappen, wandelkappen en tunnels. Ter onderbouwing is een bedrijfsontwikkelingsplan
toegevoegd. Het opnemen van een aanduiding, zoals ook in de inspraakreactie gevraagd, is absoluut
noodzakelijk.
C. Standpunt
Op de percelen worden asperges geteeld. De regeling voor teeltondersteunende voorzieningen zoals
die is opgenomen in het bestemmingsplan behoeft niet toe te zien op het aanbrengen van plastic of
afdekfolie over aspergebedden. Het opnemen van een aanduiding en het aanvragen van een
vergunning is hiervoor niet noodzakelijk. De begripsomschrijving voor teeltondersteunende
voorziening zoals opgenomen in artikel 1 van de planregels zal hierop aangevuld worden. Wel dient
het plastic of de afdelfolie na het seizoen van het land verwijderd te worden.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
- In de planregels wordt het begrip teeltondersteunende voorzieningen aangevuld.
Zienswijze 196
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens Kwekerij Meuter L. Meuter, Geusert 7a, 6093 NR Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Enkele jaren geleden is voor de locatie Geusert 7a een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Dit is
door de gemeente akkoord bevonden. Naar aanleiding hiervan is een ruimtelijke onderbouwing met
bijbehorende onderzoeken en verbeelding ingediend. Ook deze stukken zijn geaccordeerd inclusief
een positief advies van de Regionale Kwaliteitscommissie (19 december 2013). De uitbreiding van het
bouwvlak van een kas is niet geheel verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.
212
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak wordt afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan en de
ruimtelijke onderbouwing.
B. Samenvatting
In de planregels is opgenomen dat uitsluitend gebouwd mag worden ter plaatse van een bouwvlak.
Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' is geen bouwvlak opgenomen. Hierdoor is het niet
mogelijk om ter plaatse kassen op te richten. Verzocht wordt een bouwvlak ter plaatse van de
aanduiding 'glastuinbouw' op te nemen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. Ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' wordt een bouwvlak
opgenomen.
C. Samenvatting
Ter plaatse van het waterbassin is de aanduiding 'glastuinbouw' opgenomen. Reclamant gaat er
vanuit dat ter plaatse van het waterbassin een bouwvlak dan wel een aanduiding opgenomen wordt.
C. Standpunt
Ter plaatse van het waterbassin wordt de aanduiding 'glastuinbouw' gewijzigd in de aanduiding
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' .
D. Samenvatting
Ter plaatse van het voorziene containerveld is een aanduiding 'specifieke vorm van waarden teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen. Hier mogen voorzieningen echter maar 6 maanden
per jaar aanwezig zijn. Reclamant verzoekt derhalve de aanduiding te wijzigen in 'specifieke vorm van
waarden - permanente teeltondersteunende voorzieningen'.
D. Standpunt
Voor het voorziene containerveld wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch containerveld' opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt:
- het bouwvlak ingetekend conform het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing.
- ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' een bouwvlak opgenomen.
- ter plaatse van het waterbassin de aanduiding 'glastuinbouw' gewijzigd in de aanduiding
'specifieke vorm van agrarisch met waarden - waterbassin' .
- voor het voorziene containerveld de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld'
opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
213
Zienswijze 197
Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu BV, M.P.H. Pouls Msc, Kerkstraat 2, 6095 BE Baexem
namens A.E.C. Vestjens Holding B.V. A. Vestjens, Brumholt 3, 6086 PV Neer
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 13 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op 19 september 2013 is een omgevingsvergunning voor de bouw van een pomphuis op de locatie
Heldenseweg ong. te Neer afgegeven. Verzocht wordt om ter plaatse van het vergunde pomphuis
een bouwvlak op te nemen.
A. Standpunt
Het pomphuis is gerealiseerd door middel van een afwijkings-/vrijstellingsbevoegdheid in het
vigerend bestemmingsplan. Het opnemen van een specifieke aanduiding hiervoor is niet nodig. Ter
verduidelijking wordt aan de 'Algemene afwijkingsregels' een artikel toegevoegd waarin wordt
bepaald dat reeds verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen worden
gerespecteerd.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Aan de 'Algemene afwijkingsregels' wordt een artikel toegevoegd waarin wordt bepaald dat reeds
verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen worden gerespecteerd.
Zienswijze 198
Salemans Vastgoed, ir. H.J.M. Salemans, Mildert 12, 6031 SM Nederweert
namens N. en R. Houben, Ophoven 24, 6088 AD Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak aan de achterzijde van het metaalbewerkingsbedrijf aan Ophoven 24 is te minimaal
ingetekend. Voor de uitbreidingsmogelijkheden en de toekomstige exploitatie van het bedrijf is het
gewenst om de werkplaats te kunnen verlengen. Op basis van het vigerend bestemmingsplan is dit
wel mogelijk.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
214
Nota van zienswijzen
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient indiener voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 199
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Van Deursen, Maubroekstraat 2, 6015 RA Neeritter
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak op de locatie Maubroekstraat 2 te
Neeritter zijn een bedrijfsontwikkelingsplan, ruimtelijke onderbouwing en overige benodigde
onderzoeken aangeleverd. Het bouwvlak in het ontwerp bestemmingsplan is niet overeenkomstig
het bouwvlak in de ruimtelijke onderbouwing. Verzocht wordt deze bij vaststelling alsnog over te
nemen.
A. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zijn aanvullend een ruimtelijke onderbouwing en
overige stukken noodzakelijk die door de gemeente beoordeeld moeten worden. De wijziging wordt
derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is
voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan.
Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken
aan te leveren.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
Bestemmingsplan Buitengebied
215
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
E. Samenvatting
Op de percelen van reclamant zijn verschillende landschapselementen aangeduid. Het verwijderen
van deze landschapselementen is alleen onder bepaalde voorwaarden toegestaan (49.11.2). De
maai- en onderhoudswerkzaamheden aan het perceel worden belemmerd door met name de knik in
het landschapselement gelegen aan de Jacobusstraat. Het verzoek is primair om mee te werken aan
de gehele verwijdering dan wel verplaatsing van dit landschapselement naar een andere locatie,
zodat een werkbare situatie ontstaat voor reclamant. Mocht verwijdering of verplaatsing van het
gehele landschapselement niet mogelijk zijn, dan wordt verzocht medewerking te verlenen aan
verwijdering dan wel verplaatsing van de knip in het landschapselement.
216
Nota van zienswijzen
E. Standpunt
Zoals ook al bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven, is het landschapselement is
overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan en dient behouden te blijven. Deze elementen zijn
belangrijk voor het landschap en de dieren. Enige belemmering wordt wel gezien, maar behoud van
het landschapselement weegt in deze zwaarder. Reclamant komt ook niet met nieuwe argumenten.
Derhalve wordt niet ingegaan op het verzoek.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Zienswijze 200
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens H. Vorselen, Santforterstraat 11, 6014 RB Ittervoort
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Santforterstraat 11 te Ittervoort
niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan en
vigerend bestemmingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Aan de Santforterstraat is een gedeelte van het eigendomsperceel van reclamant bestemd als
'Wonen'. De vigerende bestemming van het perceel is 'Agrarisch gebied' en wordt ook als zodanig
gebruikt. Er is geen aanleiding de bestemming te wijzigen. Verzocht wordt de bestemming in
overeenstemming te brengen met het feitelijk gebruik.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De woonbestemming die is opgenomen voor de woningen ten zuiden van
de Schillersstraat is groter ingetekend dan in het vigerend bestemmingsplan. De begrenzing van de
bestemming 'Wonen' zal hier in overeenstemming worden gebracht met het vigerend
bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
217
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
218
Nota van zienswijzen
E. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan en het
vigerende bestemmingsplan.
- Op de verbeelding wordt ten zuiden van de Schillersstraat, de bestemming 'Wonen' aangepast
conform het vigerend bestemmingsplan.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Zienswijze 201
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Sil Moonen B.V. , Mortel 27, 6088 AH Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bedrijf heeft onder andere het perceel aan Ophoven te Roggel al jaren in gebruik voor de teelt
van zachtfruit met teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van permanente regenkappen. In
het bestemmingsplan zijn permanente teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend toegestaan
binnen de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' of
'bouwvlak'. Bij de inspraakreactie is verzocht één van deze aanduidingen op te nemen o.a. op het
betreffende perceel. De gemeente heeft bij behandeling van de inspraakreactie aangegeven dat voor
het betreffende perceel na ondertekening van een planschadeovereenkomst de aanduiding
'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen wordt. Inmiddels is
de overeenkomst ondertekend. Daarom wordt verzocht de aanduiding 'specifieke vorm van
agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' of 'bouwvlak' op te nemen.
A. Standpunt
De planschadeovereenkomst die is ondertekend heeft betrekking op het perceel aan De Mortel.
Gezien de openheid van het gebied, wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorziening' op het perceel aan Ophoven wordt niet opgenomen.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Bestemmingsplan Buitengebied
219
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 202
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens W.J.C.M. Roost G.J.M. Smeets, Sniekstraat 19, 6013 SK Hunsel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie Sniekstraat 19 te Hunsel wordt een gemengd rundveebedrijf en paardenhouderij
geëxploiteerd. Voor de bouw van een nieuwe rundveestal wenst het bedrijf het bouwvlak aan de
zuidoostzijde tot in totaal 16 meter te verbreden over een lengte van ca. 80 meter. Het in het
ontwerp bestemmingsplan opgenomen bouwvlak inclusief de gewenste noodzakelijke aanpassing
zijn in oppervlakte gelijk aan het vigerend bouwvlak. Verzocht wordt deze aanpassing van het
bouwvlak over te nemen in het bestemmingsplan.
A. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend
moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een
akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd,
kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt
echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens
om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient indiener voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
B. Samenvatting
Op de locatie is de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' strak rondom de huidige
paardenbak gelegen. Deze paardenbak wordt reeds intensief gebruikt. De paardenhouderij op het
bedrijf heeft de laatste jaren een dusdanige groei doorgemaakt, waardoor de paardenbak en de
faciliteiten op het bedrijf veelvuldig worden gebruikt. Daarom wordt verzocht de aanduiding voor de
paardenbak te vergroten, zoals aangegeven op een bij de zienswijze gevoegde afbeelding.
B. Standpunt
De feitelijke situatie voor de paardenbak is ingetekend. Indien een uitbreiding van de paardenbak
gewenst is zal reclamant de noodzaak hiertoe moeten aantonen.
C. Samenvatting
Op het rundveebedrijf worden al 35 jaar zoogkoeien en vleesstieren gehouden. Volgens het ontwerp
bestemmingsplan is dit type bedrijven uitsluitend toegestaan indien binnen het 'bouwvlak' de
aanduiding 'intensieve veehouderij' is opgenomen. Verzocht wordt aan het 'bouwvlak' de aanduiding
'intensieve veehouderij' toe te voegen.
220
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
Volgens bij de gemeente bekende informatie is op de locatie sprake van een akkerbouwbedrijf.
Derhalve is het niet nodig een aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
E. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
E. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
F. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
Bestemmingsplan Buitengebied
221
F. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 203
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Loonbedrijf Gebroeders Vrenken, Eind 1a, 6088 NC Roggel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
222
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant wenst een vergroting aan de noordwestzijde van het bouwvlak op de locatie Eind 1a te
Roggel. Door het bouwvlak in deze richting aan te passen en hier mogelijkheden voor ontwikkeling
van bedrijfsactiviteiten wordt er tevens zorg voor gedragen dat in de toekomst geen nieuwe
(bedrijfs-)gebouwen in het open landschap aan de zuidzijde kunnen worden gerealiseerd.
A. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend
moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een
akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd,
kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt
echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens
om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
B. Samenvatting
In de planregels is binnen de bestemming 'Bedrijf' voor overige bouwwerken, met uitzondering van
overkappingen een maximale bouwhoogte van 3 meter opgenomen. Deze hoogte doet geen recht
aan benodigde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, behorende bij een bedrijfsbestemming.
Daarnaast vormt het een beperking ten opzichte van de geldende regeling uit het bestemmingsplan
Buitengebied van de voormalige gemeente Roggel en Neer, waar de hoogte begrensd is op 8 meter.
Verzocht wordt voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aan de sluiten bij de
geldende regeling.
B. Standpunt
De maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken wordt in overeenstemming gebracht met de
agrarische bestemmingen en wordt gewijzigd in 6 meter.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
In de planregels wordt binnen de bestemming 'Bedrijf' de maximale bouwhoogte voor overige
bouwwerken, met uitzondering van overkappingen, gewijzigd in 6 meter.
Zienswijze 204
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Vof Aendekerk- van Dael, Grathemerweg 41, 6037 RP Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
223
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie Grathemerweg 41 te Kelpen-Oler is in 2010 een wijzigingsprocedure gevolgd ten
behoeve van de destijds aangegeven gewenste bedrijfsontwikkeling. Verzocht wordt het bouwvlak
conform het verleende besluit op de wijzigingsprocedure over te nemen in het bestemmingsplan,
zodat de nieuwe sleufsilo's en erfverharding, aan de achterzijde van de bedrijfslocatie, geheel binnen
het bouwvlak liggen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal conform het wijzigingsplan worden aangepast.
B. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
B. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven."
C. Samenvatting
In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische
bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen
gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat
er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed
woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.
C. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;"
Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd:
"l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische)
bedrijven."
D. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
224
Nota van zienswijzen
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
D. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
E. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
E. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
Bestemmingsplan Buitengebied
225
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
G. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
G. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is onder meer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden . In het kader
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het wijzigingsplan.
226
Nota van zienswijzen
- In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking
voor omliggende (agrarische) bedrijven.
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 205
V.C. Jong, Baldersstraat 1, 6011 SK Ell
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant vindt de partiële herziening 'Baldersstraat 1' niet terug in het bestemmingsplan
Buitengebied. Volgens reclamant houdt dit in dat in een woonbestemming op 5 locaties op het
terrein voor aan stichting Op Herme gelieerde personen (b.v. pleegkinderen).
A. Standpunt
De opmerking dat de partiële herziening niet is verwerkt is terecht. De herziening wordt alsnog
meegenomen. Dit betekent dat de bestaande bebouwing gebruikt mag worden als ponyrusthuis
en/of bijzondere woonvormen. Volgens de toelichting behorende bij de partiële herziening is het de
bedoeling dat de monumentale schuur, bakhuis en tuinhuis gebruikt worden ten behoeve van deze
bijzondere woonvormen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
In de planregels en op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met
waarden - ponyrusthuis' uitgebreid net de functie bijzondere woonvormen. Tevens wordt in een
passende regeling voorzien.
Zienswijze 206
Agra-Matic BV, S. van der Heijden, Postbus 396, 6710 BJ Ede
namens Maatschap Peeters-Van Dael, Baldersstraat 3a, 6011 SK Ell
datum reactie: 12 december 2013, datum ontvangst: 03 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
227
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Balderstraat 3a te Ell niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
Reclamant is zeer teleurgesteld dat de inspraakreactie niet correct is verwerkt en wil erop kunnen
vertrouwen dat de gemeente zorgvuldiger omgaat met hun bedrijfsbelangen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak zal alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerende
bestemmingsplan.
Zienswijze 207
Smeets Vastgoed Roermond, A.J.E. Smeets, Postbus 338, 6040 AH Roermond
namens P.J.H. Geelen, Beegderveld 16, 6099 NC Beegden
datum reactie: 09 december 2013, datum ontvangst: 09 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat op het bouwvlak ter plaatse van het perceel sectie B, nr. 4807 aan het
Beegderveld te Horn geen goot-/bouwhoogte ten behoeve van de bedrijfsruimte is opgenomen.
Verzocht wordt een goot-/bouwhoogte van 9 meter op te nemen.
A. Standpunt
Het betreffende perceel hoort bij het bedrijf dat is gevestigd op het aangrenzende perceel, gelegen in
de gemeente Maasgouw. Hier geldt het bestemmingsplan 'Beegden' met de bestemming 'Bedrijf'. Op
basis van dit bestemmingsplan is een maximale bouwhoogte van 6,5 meter toegestaan voor
bedrijfsgebouwen. Vanuit ruimtelijk oogpunt is het wenselijk om voor bebouwing op de locatie
Beegderveld 16 dezelfde maximale bouwhoogte aan te houden als het aangrenzende perceel. Op de
verbeelding wordt daarom een maatvoeringsaanduiding opgenomen waarbij de goot- en
bouwhoogte vastgelegd wordt op maximaal 6,5 meter.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
228
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' met een
maximum maat voor beide van 6,5 meter.
Zienswijze 208
G. Geraets, Begijnhofweg 1a, 6037 RJ Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 06 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant vraagt om, op de locatie Begijnhofweg 1a te Kelpen-Oler, de bouwvlakgrens zoals deze
ten zuiden van de schuur loopt gelijk te trekken met de perceelsgrens.
A. Standpunt
Volgens de plansystematiek worden inritten binnen het bouwvlak opgenomen. Het betreffende deel
van het perceel waar de uitbreiding van het bouwvlak wordt gevraagd, fungeert als inrit. Het
bouwvlak zal zodanig worden aangepast dat de bestaande inrit binnen het bouwvlak ligt. Het
oprichten van gebouwen is hier niet toegestaan, omdat deze uitsluitend achter de achtergevelrooilijn
van de bedrijfswoning mogen worden opgericht.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt de bouwvlakgrens in het zuiden gelijk getrokken met de perceelsgrens.
Zienswijze 209
Arvalis, ing. L.J.H. Peeters, Deputé Petersstraat 27, 5808 BB Oirlo
namens de heren P.G.J. Neessen, J.P. Neessen, P.J.G. Neessen, Vliegertsdijk 8, Vliegertsdijk 6,
Boerderijweg 3, 5985 PD, 5985 PD, 6086 PJ Grashoek, Grashoek, Neer
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 07 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamanten exploiteren een agrarisch bedrijf in het telen van aardbei- en aspergeplanten met o.a.
een bedrijfslocatie aan de Boerderijweg 3 te Neer. In het ontwerp bestemmingsplan is een
verkleining van het bouwvlak in vergelijking met de vigerende situatie ingetekend. Dit bouwvlak is
volstrekt ontoereikend, omdat reclamanten voornemens zijn een loods te realiseren op basis van het
vigerend bouwvlak. Inspreker verzoekt om het vigerende bouwvlak over te nemen in het
bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
229
A. Standpunt
De zienswijze is als bedrijfsontwikkelingsplan beoordeeld en is akkoord. Het vigerend bouwvlak
wordt overgenomen.
B. Samenvatting
Bij het bouwvlak zoals opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan is geen rekening gehouden met
een op 25 september 1995 verleende bouwvergunning voor de bouw van een vleesvarkensstal.
B. Standpunt
Op basis van de standpuntbepaling onder 1 wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. De
vergunde vleesvarkensstal is hierdoor binnen het bouwvlak gelegen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 210
F.W. Louwers, Bosscherkampweg 21, 6093 NH Heythuysen
datum reactie: 28 december 2013, datum ontvangst: 30 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Bosscherkampweg 21 te
Heythuysen niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de
inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak zal alsnog conform het standpunt
uit de nota van inspraakreacties worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast zoals aangegeven in de nota van inspraak.
Zienswijze 211
C.G.C. Jeurninck, Brumholt 27a, 6086 PV Neer
datum reactie: 15 december 2013, datum ontvangst: 18 december 2013
230
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant wil de grens van de bouwkavel op de locatie Brumholt 27a te Neer 25 meter naar achter
uitbreiden om hier een overkapping voor opslag te bouwen.
A. Standpunt
De uitbreiding is akkoord. De verbeelding wordt het bouwvlak uitgebreid.
B. Samenvatting
In de brief van 28 november 2013 zou de gemeente hebben aangegeven dat de overige kavel zal
worden overgenomen voor teeltondersteunende maatregelen. Reclamant ziet dit niet verwerkt in
het bestemmingsplan.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De teeltondersteunende maatregelen worden
alsnog geregeld.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast zoals aangegeven in de zienswijze.
- Op de verbeelding wordt de kavel overgenomen voor de teeltondersteunende maatregelen.
Zienswijze 212
F.M.H. Joosten, Boerderijweg 4a, 6086 PJ Neer
datum reactie: 10 december 2013, datum ontvangst: 8 december 2013
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Boerderijweg 4a te Neer niet is
aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan. Het bouwvlak is zelfs verkleind ten opzichte van
het vigerend bestemmingsplan, terwijl juist een vergroting is aangevraagd. Er is ook niet gevraagd
om een ruimtelijke onderbouwing. Indien deze nodig is, verneemt reclamant dit graag.
A. Standpunt
"In tegenstelling tot hetgeen door inspreker is aangegeven, heeft de gemeente reeds doorgegeven
dat voor de uitbreiding een ruimtelijke onderbouwing en eventuele onderzoeken noodzakelijk zijn.
Deze zijn nog niet aangeleverd. Nadat het bedrijfsontwikkelingsplan en de ruimtelijke onderbouwing
en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd, beoordeeld en akkoord zijn bevonden, kan
het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet meer meegenomen in het
bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in
Bestemmingsplan Buitengebied
231
een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient
reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren.
De in het ontwerp bestemmingsplan op de locatie opgenomen aanduiding voor verblijfsrecreatie
omvat niet de volledige activiteiten die ter plaatse plaatsvinden. Derhalve wordt een aanvullende
aanduiding 'specifieke vorm van cultuur - educatief culinair centrum' opgenomen."
B. Samenvatting
Het bouwvlak aan de locatie Doorbrand 1 te Neer klopt niet. Deze is gewijzigd bij de
bestemmingswijziging van Doorbrand 2.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak Doorbrand 1 is bij het ontwerp gewijzigd. Deze wijziging
wordt ongedaan gemaakt. Het bouwvlak wordt conform het voorontwerp bestemmingsplan
aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels en op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van cultuur - educatief
culinair centrum' opgenomen.
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak Doorbrand 1 aangepast.
Zienswijze 213
Ever Advies, ir. E. van Veldhuizen, Dorpstraat 38, 5504 HJ Veldhoven
namens Hendriks Graszoden Groep, Caluna 17, 6093 PG Heythuysen
datum reactie: 05 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Caluna 17 te Heythuysen niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal alsnog conform het standpunt uit de nota van
inspraakreacties worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het wijzigingsplan.
232
Nota van zienswijzen
Zienswijze 214
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens B. van den Boom, Eyckheuvels 2, 6037 RC Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie Leemvenweg ong. te Kelpen-Oler is door reclamant een wijzigingsprocedure gevolgd
ten behoeve van de bouw van een nieuwe pluimveestal met uitloopruimte. Verzocht wordt het
bouwvlak conform het verleende besluit op de wijzigingsprocedure over te nemen in het
bestemmingsplan, waarbij het bouwvlak tevens over de hele lengte tot aan de weg is gelegen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal conform het wijzigingsplan worden aangepast.
B. Samenvatting
Volgens reclamant zou de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' op het bouwvlak locatie
Leemvenweg ong. een belemmering kunnen betekenen voor de aanwezige bedrijfswoning binnen
het hieraan gekoppelde bouwvlak op de locatie Eyckheuvels 2.
B. Standpunt
Beide bouwvlakken zijn gekoppeld, waardoor het in feite om één bouwvlak gaat. Op een deel van dit
bouwvlak is de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' gelegen en op het andere deel niet. Ter
plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' mag geen bedrijfswoning
gesitueerd/opgericht worden. Daarmee is het niet verboden om binnen het gehele bouwvlak geen
bedrijfswoning op te richten. Slechts op dat gedeelte dat de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'
heeft mag geen bedrijfswoning worden opgericht. Indien de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'
op het gehele bouwvlak is opgenomen, mag binnen het gehele bouwvlak geen bedrijfswoning
worden opgericht.
Wel wordt ingezien dat dit niet voldoende duidelijk in de regels staat. Deze worden duidelijker
geformuleerd.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
Bestemmingsplan Buitengebied
233
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Volgens de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn, in de verschillende
agrarische bestemmingen, dient de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan 10 meter te bedragen.
Hierop wordt verder nog een uitzondering gemaakt voor de herbouw van bestaande gebouwen. Op
de locatie Leemvenweg is thans een stal aanwezig die op minder dan 10 meter van de openbare weg
ligt, te weten op 6 meter. Voor de bouw van een nieuwe stal is een individuele procedure doorlopen
ten behoeve van vergroting van het vigerend bouwvlak en zijn omgevingsvergunningen (bouwen en
milieu) aangevraagd. De nieuwe stal is voorzien op de plek van de bestaande stal (op 6 meter afstand
van de openbare weg), maar is breder en langer waardoor het feitelijk geen herbouw betreft.
Verzocht wordt voor deze locatie specifieke bouwregels op te nemen voor de bouw van de stal op de
aangevraagde afstand van de weg.
E. Standpunt
De vergunning is aangevraagd en wordt getoetst aan het vigerende bestemmingsplan. Op basis
hiervan kan de gevraagde bebouwing gerealiseerd worden. Het bouwvlak in het ontwerp
bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
234
Nota van zienswijzen
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het wijzigingsplan.
- In de regels worden in artikel 3.2.2 sub a. en c. samengevoegd en als volgt aangepast: “a. Per
bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de
aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning worden gebouwd.”
Ook in de overige artikelen zal dit worden aangepast, indien van toepassing.
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op de omgevingsvergunning.
- In de regels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 215
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Winkelmolen-Palmen, Hoogstraat 36, 6011 RZ Ell
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak op de locatie Hoogstraat 36 te Ell zijn een
bedrijfsontwikkelingsplan, ruimtelijke onderbouwing en overige benodigde onderzoeken
Bestemmingsplan Buitengebied
235
aangeleverd. Het bouwvlak in het ontwerp bestemmingsplan is niet overeenkomstig het bouwvlak in
de ruimtelijke onderbouwing. Verzocht wordt deze bij vaststelling alsnog over te nemen.
A. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zijn aanvullend een ruimtelijke onderbouwing en
overige stukken noodzakelijk die door de gemeente beoordeeld moeten worden. De wijziging wordt
derhalve niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is
voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan.
Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken
aan te leveren.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
236
Nota van zienswijzen
D. Samenvatting
De in het westen van het bedrijf gelegen agrarische gronden worden doorsneden door de
bestemming 'Water'. Deze gronden zijn door het bedrijf overgekocht van het waterschap. Voorheen
was hier een afwateringssloot aanwezig, die inmiddels is gedempt. Ter plekke is nu een drainagebuis
aangelegd voor de afwatering van de percelen. Verzocht wordt om hier de bestemming 'Water' te
wijzigen in 'Agrarisch'.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. De bestemming zal worden gewijzigd in de agrarische bestemming van de
aangrenzende gronden.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding zal ter plaatse de bestemming 'Water' worden gewijzigd in de agrarische
bestemming van de aangrenzende gronden.
Zienswijze 216
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Van Lier-Mevissen, Asbroek 6, 6089 NA Heibloem
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Asbroek 6 en 7 te Heibloem niet is
ingetekend conform het vigerend bestemmingsplan. Reclamant heeft hiertoe een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen conform het
vigerend bestemmingsplan en het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Door inspreker is een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend, dat inmiddels is beoordeeld. Het bouwvlak zal conform het
vigerend bestemmingsplan worden aangepast.
B. Samenvatting
Op de gronden aan de westzijde van het bouwvlak is de gebiedsaanduiding 'overige zone bufferzone 1' gelegen. Deze gebiedsaanduiding met bijbehorende regels zijn dermate onduidelijk dat
deze onvoldoende rechtszekerheid bieden voor de betreffende grondeigenaren. Verzocht wordt
deze gebiedsaanduiding te schrappen.
Bestemmingsplan Buitengebied
237
B. Standpunt
Rond bos- en natuurgebieden zijn deze bufferzones opgenomen, conform het vigerend
bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Roggel en Neer. Binnen deze zones
zijn geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de
nabijgelegen bos- of natuurgebieden voorkomende natuur- en landschapswaarden en activiteiten
die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende natuur- of bosgebieden kunnen
verstoren. Om deze reden mag binnen deze gebiedsaanduiding ook niet worden gebouwd, met
uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter. De bijbehorende
bepalingen worden voldoende duidelijk geacht. Tevens komt deze regeling overeen met de
vigerende regeling. Deze gebiedsaanduiding zal dan ook niet worden verwijderd.
C. Samenvatting
Het bedrijf heeft rondom Asbroek gronden in gebruik voor de teelt van zachtfruit. Om zachtfruit te
kunnen beschermen tegen weersinvloeden die de oogst beschadigen of vernietigen wordt steeds
meer gebruik gemaakt van teeltondersteunende voorzieningen zoals regenkappen. De gronden
rondom het bedrijf hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' (AW-4), waarbinnen de
realisatie van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen niet mogelijk is. Wel zijn hagelnetten en
containervelden met een afwijkingsbevoegdheid toegestaan. Binnen de bestemming AW-4 liggen de
beekdalen waarin, ingevolge het provinciaal beleid (POL), geen teeltondersteunende voorzieningen
zijn toegestaan. Hoewel de in het POL vastgelegde beekdalen allen zijn gelegen in de bestemming
AW-4, kan het niet de bedoeling zijn het strenge planologische regime voor teeltondersteunende
voorzieningen in de beekdalen te vertalen naar alle als AW-4 bestemde gronden. Verzocht wordt dit
beleid te versoepelen door een afwijkingsbevoegdheid voor teeltondersteunende voorzieningen
binnen de bestemming AW-4 op te nemen.
C. Standpunt
De bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' is alleen ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter
bescherming van deze beekdalen geldt hier een meer beperkende regeling en zijn
teeltondersteunende voorzieningen inderdaad niet toegestaan. Hagelnetten en containervelden
hebben door hun beperkte hoogte minder ruimtelijke invloed op de openheid van de beekdalen. Er
zal dan ook geen afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen voor teeltondersteunende
voorzieningen. Indien wordt aangetoond dat de betreffende gronden niet binnen een beekdal zijn
gelegen, kan dit alsnog worden meegenomen in het nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Bij
vaststelling wordt op het perceel aan de overzijde, de aanduidingen voor de 'overige zone bufferzone 1' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' opgenomen.
D. Samenvatting
Reclamant heeft enkele gronden aan de westzijde van het bedrijf, aan de overzijde van de beek, in
gebruik voor de teelt van verschillende gewassen. In het ontwerp plan heeft dit perceel de
bestemming 'Natuur'. De gronden zijn in gebruik als agrarische gronden. In het vigerend
bestemmingsplan zijn gronden bestemd als 'Agrarisch gebied met Landschappelijke en/Natuurlijke
waarden'. Verzocht wordt de gronden te bestemmen overeenkomstig het agrarisch gebruik.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. Het uitgangspunt is dat de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) voor zover als
natuur ingericht overeenkomstig wordt bestemd. De genoemde percelen zijn gelegen binnen de EHS
maar voor het overgrote deel agrarisch in gebruik. De EHS is nog niet gerealiseerd. Deze percelen
238
Nota van zienswijzen
worden derhalve agrarisch bestemd. Er wordt tevens een aanduiding 'wetgevingszone wijzigingsgebied 1' opgenomen waardoor het in de toekomst mogelijk is, wanneer aan de afspraken
is voldaan, deze percelen alsnog te bestemmen als Natuur. Het perceel wordt bestemd als 'Agrarisch
met waarden - 4'.
E. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
E. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
F. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
F. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het vigerend bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
239
- Op de verbeelding wordt aan het perceel aan de overzijde de aanduidingen 'overige zone bufferzone 1' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1'.
- Op de verbeelding wordt de bestemming 'Natuur' van het perceel kadastraal bekend als gemeente
Roggel, sectie: H, nummer: 123, gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' met de
aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'.
Zienswijze 217
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Visser-Kea, Heideweg 7, 6037 NZ Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heideweg 7 te Kelpen-Oler niet is
ingetekend conform het vigerend bestemmingsplan. Reclamant heeft hiertoe een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen conform het
vigerend bestemmingsplan en het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
In eerste instantie heeft inspreker een bedrijfsontwikkelingsplan voor vormverandering ingediend.
Hiervan had inspreker nog aanvullende stukken moeten aanleveren. Op basis van de zienswijze
concludeert de gemeente dat inspreker afziet van de vormwijziging en vraagt om handhaving van het
vigerende bouwvlak. Op basis van de informatie uit het bedrijfsontwikkelingsplan is dit mogelijk. Het
bouwvlak wordt derhalve conform het vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
240
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
E. Samenvatting
Aan de zuidzijde van het bedrijf ligt een waterschapssloot met daaromheen de dubbelbestemming
'Waterstaat - Waterlopen'. Deze dubbelbestemming ligt over het perceel/bouwvlak van reclamant en
zorgt voor mogelijke belemmeringen bij de optimale benutting van de gronden en het bouwvlak.
Verzocht wordt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterlopen' te beperken tot de percelen in
eigendom van Rijkswaterstaat.
E. Standpunt
Langs een groot aantal waterlopen die in beheer zijn van Waterschap Peel en Maasvallei, ligt een
beschermingszone waar beperkingen gelden, op basis van de Keur van het waterschap, voor
activiteiten die niet vallen onder het beheer en onderhoud van de waterloop en activiteiten anders
dan ontwikkeling en bescherming van de ecologische waarden van de waterloop. Hiertoe is de
bestemming 'Waterstaat - Waterlopen' opgenomen. De betreffende zonering is opgenomen conform
de Keur van het waterschap. De verbeelding wordt hierop niet aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
241
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het vigerend bestemmingsplan.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Zienswijze 218
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Visser-Kea, Heideweg 7, 6037 NZ Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Grathemerweg 31 te Kelpen-Oler,
dat een gekoppeld bouwvlak vormt met het bouwvlak op de locatie Heideweg 7, niet is ingetekend
conform het vigerend bestemmingsplan. Reclamant heeft hiertoe een bedrijfsontwikkelingsplan
ingediend. Verzocht wordt het bouwvlak aan te passen conform het vigerend bestemmingsplan en
het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
Voor de locatie Grathemerweg 31 heeft inspreker geen bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. Het
bouwvlak zoals in het ontwerp bestemmingsplan is ingetekend overeenkomstig de uitgangspunten.
De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak
opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor alsnog een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
242
Nota van zienswijzen
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Bestemmingsplan Buitengebied
243
Zienswijze 219
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens B. van den Boom, Eyckheuvels 2, 6037 RC Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Eyckheuvels 2 te Kelpen-Oler
kleiner is dan het vigerend bouwvlak. Verzocht wordt het vigerend bouwvlak over te nemen, zodat
de aanwezige verharding ook binnen het bouwvlak ligt.
A. Standpunt
Het bouwvlak wordt aangepast, zodat de aanwezige verharding erbinnen ligt.
B. Samenvatting
Op de locatie wordt een pluimveehouderij geëxploiteerd. Pluimveehouderijen worden aangeduid als
zijnde intensieve veehouderijen. Derhalve wordt verzocht de aanduiding 'intensieve veehouderij' op
te nemen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' zal voor deze locatie worden
opgenomen.
C. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
C. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
D. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
244
Nota van zienswijzen
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
D. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
E. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
E. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
F. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
245
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast, zodat de verharding erbinnen ligt.
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Zienswijze 220
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Fruitteeltbedrijf Houben-Meuwissen, Loorderstraat 10, 6096 NE Grathem
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Loorderstraat 10 te Grathem niet
klopt met de vergunde (planologische) situatie. In het bedrijfsontwikkelingsplan is destijds al het
belang van behoud van het vigerend bouwvlak voor de verdere bedrijfsontwikkeling beschreven.
Verzocht wordt het bouwvlak over te nemen conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend
bestemmingsplan worden aangepast.
B. Samenvatting
Het fruitteeltbedrijf is voornemens zich in de toekomst te gaan richten op de teelt van zacht- en
kleinfruit. Om zachtfruit te kunnen beschermen tegen weersinvloeden die de oogst beschadigen of
vernietigen wordt steeds meer gebruik gemaakt van teeltondersteunende voorzieningen zoals
regenkappen. De gronden waarop de teelt van zacht- en kleinfruit is voorzien, gelegen ten noorden
van de Napoleonsweg, hebben de bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' (AW-4), waarbinnen de
realisatie van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen niet mogelijk is. Wel zijn hagelnetten en
containervelden met een afwijkingsbevoegdheid toegestaan. Binnen de bestemming AW-4 liggen de
beekdalen waarin, ingevolge het provinciaal beleid (POL), geen teeltondersteunende voorzieningen
zijn toegestaan. Hoewel de in het POL vastgelegde beekdalen allen zijn gelegen in de bestemming
AW-4, kan het niet de bedoeling zijn het strenge planologische regime voor teeltondersteunende
voorzieningen in de beekdalen te vertalen naar alle als AW-4 bestemde gronden. Verzocht wordt dit
beleid te versoepelen door een afwijkingsbevoegdheid voor teeltondersteunende voorzieningen
binnen de bestemming AW-4 op te nemen.
B. Standpunt
De bestemming 'Agrarisch met waarden - 4' is alleen ter plaatse van de beekdalen opgenomen. Ter
bescherming van deze beekdalen geldt hier een meer beperkende regeling en zijn
teeltondersteunende voorzieningen inderdaad niet toegestaan. Hagelnetten en containervelden
hebben door hun beperkte hoogte minder ruimtelijke invloed op de openheid van de beekdalen. Er
246
Nota van zienswijzen
zal dan ook geen afwijkingsbevoegdheid worden opgenomen voor teeltondersteunende
voorzieningen. Indien wordt aangetoond dat de betreffende gronden niet binnen een beekdal zijn
gelegen, kan dit alsnog worden meegenomen in het nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan.
C. Samenvatting
Een deel van de gronden zijn gelegen binnen de bestemming 'Waarde - Archeologie 5', waarbinnen
een vergunningsplicht geldt voor grondbewerkingen en het aanleggen van nieuw bos of boomgaard.
In de beantwoording op de inspraakreactie is aangegeven dat onder het normale onderhoud, gebruik
en beheer vallen niet vergunningsplichtig zijn, zoals de werkzaamheden in een bestaande boomgaard
bestaande uit het rooien en planten van bomen. Doch blijkt niet voldoende uit de
uitzonderingsregels (38.5.2) wat het normale onderhoud, gebruik en beheer behelst. Verzocht wordt
dit in de planregels te verduidelijken.
C. Standpunt
De gebruikte terminologie is in de bestemmingsplansystematiek gebruikelijk. Het opnemen van een
begrip wordt derhalve niet noodzakelijk geacht. Onder normaal wordt verstaan datgene wat
maatschappelijk gezien gebruikelijk is. Op percelen die reeds in gebruik zijn als bos of boomgaard valt
het rooien en planten van bomen onder normaal onderhoud. Worden nieuwe percelen
aangesproken dan wordt dit niet gezien als normaal onderhoud en geldt dus de vergunningplicht.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan en het
vigerende bestemmingsplan.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Zienswijze 221
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
Bestemmingsplan Buitengebied
247
namens P. Loyen, Busschopsweg 5, 6093 AA Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Aan de zuidzijde van het bedrijf op de locatie Busschopsweg 5 te Heythuysen is een tweetal inritten
naar het bedrijf gelegen, buiten het bouwvlak. Verzocht wordt de inritten binnen het bouwvlak op te
nemen, zoals ook aangegeven bij de behandeling van de inspraakreactie.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak zal alsnog worden aangepast, zodat
de inritten erbinnen liggen.
B. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
B. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven."
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
248
Nota van zienswijzen
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
E. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
Bestemmingsplan Buitengebied
249
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
F. Samenvatting
Binnen de bestemmingen Bedrijf, Horeca, alle vormen van Recreatie, Maatschappelijk en WonenWoonwagenstandplaats geldt dat het verplaatsen van (bedrijfs)woningen en bebouwing binnen het
gehele bouwvlak mogelijk is. Door het rechtstreeks mogelijk maken van verplaatsing van woningen
kan dit een extra belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven. Verzocht wordt
om in de genoemde bestemmingen op te nemen dat het niet mogelijk is om bebouwing binnen het
bouwvlak rechtstreeks te verplaatsen, maar uitsluitend door middel van een afwijkingsbvoegdheid.
Als voorwaarde geldt dat woningen alleen verplaatst kunnen worden in de richting van agrarische
bedrijven als met onderzoeken is aangetoond dat er geen belemmeringen optreden voor de
toekomstige bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven.
F. Standpunt
Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat enkel herbouw op dezelfde locatie is
toegestaan. De afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen binnen de woonbestemming voor herbouw
elders op het perceel, zal binnen de genoemde bestemmingen worden overgenomen.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is gedeeltelijk gegrond en leidt gedeeltelijk tot wijziging van het bestemmingsplan.
250
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
- Het bouwvlak wordt zodanig aangepast dat de twee bestaande inritten binnen het bouwvlak liggen.
- Binnen de bestemmingen Bedrijf, Horeca, alle vormen van Recreatie, Maatschappelijk en WonenWoonwagenstandplaats wordt de afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen binnen de
woonbestemming voor herbouw elders op het perceel overgenomen.
Zienswijze 222
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens J.J.T.H. Peeters-Donkers, Grathemerweg 1b, 6037 NP Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Grathemerweg 1b te Kelpen-Oler
niet goed is overgenomen volgens de gevolgde individuele procedure. Verzocht wordt de noordelijke
bouwgrens van het bouwvlak te verleggen tot een afstand van 25 meter van het bouwvlak aan de
Grathemerweg 3, overeenkomstig de individuele procedure.
A. Standpunt
Het bouwvlak zal op de verbeelding zijn opgenomen conform het wijzigingsplan.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding is het bouwvlak opgenomen conform het wijzigingsplan.
Zienswijze 223
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Vissers-Hekers, Graetheideweg 2a, 6037 NN Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' ter plaatse van de locatie
Greatheideweg 2a te Kelpen-Oler wederom niet is opgenomen. In de beantwoording van de
inspraakreactie was aangegeven dat het bestemmingsplan hierop zou worden aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
251
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' zal alsnog voor deze locatie worden
opgenomen.
B. Samenvatting
In 2013 is een omgevingsvergunningprocedure doorlopen ten behoeve van de realisatie van
vakantieappartementen bij het bedrijf. De vakantieappartementen zijn op geen enkele wijze
opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. Verzocht wordt deze alsnog op te nemen.
B. Standpunt
De verleende vergunning wordt gerespecteerd. Hiervoor is een binnenplanse procedure doorlopen.
Afwijkingen die op deze wijze zijn vergund worden binnen het bestemmingsplan niet apart
aangeduid. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Ten noordwesten van het bedrijf is op een afstand van ca. 100 meter een vakantiewoning gelegen.
De gronden waarop de vakantiewoning ligt hebben de bestemming 'Recreatie'. Deze bestemming is
onevenredig groot opgenomen ten opzichte van de werkelijke recreatieve voorziening. Binnen de
bestemming 'Recreatie' is het mogelijk de vakantiewoning te verplaatsen, wat een mogelijke
belemmering of beperking van de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf zou kunnen
betekenen. Verzocht wordt de bestemming 'Recreatie' ter plaatse te verkleinen tot uitsluitend de
bestaande vakantiewoning.
C. Standpunt
Het bouwvlak is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan overgenomen. De omvang van
bouwvlak is beperkt tot aanwezige bebouwing, zijnde de bestaande recreatiewoning. De grens van
de recreatieve bestemming is ingetekend op basis van de luchtfoto waarbij is gezocht naar een goede
vertaling. Dit omdat in het vigerende bestemmingsplan niet gewerkt met concrete bestemmingen.
Alleen binnen het bouwvlak mag gebouwd worden, de overige gronden binnen de bestemming
mogen worden gebruikt voor recreatieve doeleinden. Derhalve hoeft het bestemmingsplan niet te
worden aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt (deels) tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
Zienswijze 224
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens W.L.E. Reijnders, Bosscherkampweg 20, 6093 NH Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
252
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie aan de Bosscherkampweg 20 te Heythuysen is in 2010 een wijzigingsplan opgesteld.
Met het wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een gedeelte van het
agrarische bouwblok te wijzigen in de bestemming 'wonen'. In het ontwerpbestemmingsplan is de
bestemming wonen echter voor het gehele bouwblok opgenomen.
Daarnaast is in het ontwerpplan het voorgestelde bouwvlak een verkleining ten opzichte van het
bouwvlak in het wijzigingsplan. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de
gemeente niet inziet hoe de belangen van de reclamant aangetast worden door het verkleinen van
het bouwvlak. Reclamant verzoekt om de mogelijkheden in de regels en verbeelding over te nemen,
zoals deze zijn vastgelegd in het wijzigingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is niet terecht. In de inspraakreactie is aangegeven dat caravanstalling uitsluitend
binnen gebouwen mag plaatsvinden en dat de gebouwen geheel binnen het bouwvlak liggen, zodat
een beperking vanwege het verkleinen van het bouwvlak in dat kader niet wordt gezien.
Het bouwvlak wordt alsnog conform het wijzigingsplan aangepast, waarbij de aanduiding
'caravanstalling' wordt opgenomen.
B. Samenvatting
Concreet is het bouwvlak verkleind, c.q. te klein opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan. De
financiële consequenties met betrekking tot planschadeclaims zijn echter niet inzichtelijk gemaakt.
Reclamant wijst op het feit dat hiermee het bestemmingsplan financieel niet haalbaar is.
B. Standpunt
Zoals reeds aangegeven wordt het bouwvlak aangepast conform het wijzigingsplan. Daarmee is het
bouwvlak niet verkleind en zijn de vigerende rechten niet aangetast. Er kan dan ook geen sprake zijn
van een planschadeclaim, zodat de financiële consequenties met betrekking tot planschadeclaims
niet inzichtelijk hoeven te worden gemaakt.
C. Samenvatting
Reclamant constateert tevens dat de woonbestemming aan de Maxeterdijk 4, welke ook onderdeel is
van het wijzigingsplan uit 2010, niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de
beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast
conform het wijzigingsplan.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
wijzigingsplan aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
253
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de bestemming 'Wonen' gewijzigd in Agrarisch met waarden conform het
wijzigingsplan, waarbij de aanduiding 'caravanstalling' wordt opgenomen.
– Op de verbeelding wordt ter plaatse van Maxeterdijk 4 het vigerend bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 225
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Geraats B.V., p/a Conenweg 2, 6095 PL Baexem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locaties Schoorstraat 10 en Stationstraat
(sectie D, nr. 174) te Baexem niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de
beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de bouwvlakken zouden worden
aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De bouwvlakken worden alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan aangepast.
B. Samenvatting
In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet
opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording
van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden
uitgezonderd van onderzoeksplicht.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast.
C. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
C. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
254
Nota van zienswijzen
"d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven."
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
– In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het
aanbrengen van sleufloze drainagesystemen.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
Zienswijze 226
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Geraats B.V., p/a Conenweg 2, 6095 PL Baexem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat in plaats van de aanduiding 'plattelandswoning' ter plaatse van de locatie
Schoorstraat 1a in Baexem, de aanduiding 'voormalig agrarisch bedrijf' is opgenomen. In de
beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'plattelandswoning'
opgenomen zou worden.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
onjuist is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'plattelandswoning' wordt
alsnog opgenomen.
B. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak niet geheel is aangepast conform het
bedrijfsontwikkelingsplan. Reclamant verzoekt alsnog het bouwvlak aan te passen.
B. Standpunt
Het bouwvlak wordt afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan.
C. Samenvatting
In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet
opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording
van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden
uitgezonderd van onderzoeksplicht.
Bestemmingsplan Buitengebied
255
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast.
D. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
D. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven."
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'plattelandswoning' opgenomen.
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak afgestemd op het bedrijfsontwikkelingsplan.
– In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het
aanbrengen van sleufloze drainagesystemen.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
Zienswijze 227
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Geraats B.V., Conenweg 2, 6095 PL Baexem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Conenweg 2 te Baexem niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
256
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de bestemming 'Water' die aan een klein gedeelte van het bouwvlak is
toegekend, te schrappen. Deze is onterecht toegekend op deze plek.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De sloot is niet meer aanwezig. De bestemming 'Water' wordt gewijzigd in
'Agrarisch'.
C. Samenvatting
In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet
opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording
van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden
uitgezonderd van onderzoeksplicht.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast.
D. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
D. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven."
E. Samenvatting
Op het perceel gelegen op de hoek Caluna/ Aan de Grave in Heythuysen is een
wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de omzetting van de bestemming 'Agrarisch'
naar 'Natuur'. Vanwege het ontbreken van provinciale of gemeentelijke beleidsmatige basis, verzoekt
reclamant om deze wijzigingsbevoegdheid op dit deel te schrappen.
E. Standpunt
Het perceelsgedeelte met de nadere aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' is gelegen
binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Hierbinnen is het gedeelte nader aangeduid als nieuwe
Bestemmingsplan Buitengebied
257
natuur. De gronden zijn agrarisch in gebruik. Vanuit het beleid van de realisatie van de Ecologische
Hoofdstructuur is het de bedoeling dat deze gronden op den duur ingericht worden als natuur.
Derhalve is deze wijzigingsbevoegdheid opgenomen en blijft gehandhaafd.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
– Op de verbeelding wordt de bestemming 'Water' gewijzigd in 'Agrarisch'.
– In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het
aanbrengen van sleufloze drainagesystemen.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
Zienswijze 228
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens H. Corstjens, Venderstraat 6, 6012 RK Haler
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
258
Nota van zienswijzen
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Venderstraat 6 te Haler niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
E. Samenvatting
In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor
bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden
opgestald. Voor de omzetting van een niet-intensieve graasdierhouderij naar een intensieve
graasdierhouderij is een wijzigingsprocedure noodzakelijk, waar een afwijkingsbevoegdheid beter
lijkt wanneer het dieraantal niet toeneemt. Reclamant verzoekt de status “intensieve
graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Venderstraat 6 en aanvullend de
wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid.
Bestemmingsplan Buitengebied
259
E. Standpunt
Aan de locatie wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierhouderij'
toegekend. De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet omgezet naar
een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een
afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van
de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een
wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd.
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
– Op de verbeelding wordt aan de locatie de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve
graasdierhourderij' toegevoegd.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
260
Nota van zienswijzen
Zienswijze 229
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Pluimveebedrijf Aan de Bergen B.V., Aan de Bergen 23, 6093 NW Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
Bestemmingsplan Buitengebied
261
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
D. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
D. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven."
E. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
E. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
F. Samenvatting
Ten noorden van het bedrijf aan de weg “Heide” is een bouwvlak 'verblijfsrecreatie' aangeduid, dat
veel ruimere bouwmogelijkheden toekent dan in het huidige plan. De mogelijkheid om in het gehele
bouwvlak bouwwerken op te richten, kan nadelige gevolgen hebben voor de toekomstige
bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf, bovendien kan dit nadelige gevolgen hebben op het woon-
262
Nota van zienswijzen
en leefklimaat. Reclamant verzoekt om de vigerende bouwmogelijkheden op die plek niet te
vergroten, doch deze te beperken tot de nu aanwezige bebouwing.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. De locatie Heide 1 zal worden ingetekend conform het vigerende
bestemmingsplan.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
– De locatie Heide 1 zal worden ingetekend conform het vigerende bestemmingsplan.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Bestemmingsplan Buitengebied
263
Zienswijze 230
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens S.E. Heibloem B.V., Aan de Heibloem 17a, 6093 PE Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
De toegangsweg naar het bedrijf aan de Aan de Heibloem 17a is niet opgenomen in het bouwvlak.
Reclamant verzoekt om het bouwvlak alsnog aan te passen.
264
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De toegangsweg wordt opgenomen in het
bouwvlak.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
265
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de toegangsweg binnen het bouwvlak overgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 231
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Creemers Eieren VOF, Brandvenstraat 3, 6011 SH Ell
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
266
Nota van zienswijzen
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Brandvenstraat 3 te Ell niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
C. Standpunt
Voor de locatie is bij de gemeente geen bedrijfsontwikkelingsplan bekend. Dit is ook uit navraag
gebleken. Wel zal het wijzigingsplan uit 2010 één op één worden overgenomen.
D. Samenvatting
De bedrijfswoning van de Brandvenstraat 3 is in het ontwerp bestemmingsplan buiten het bouwvlak
gelegd en heeft de bestemming 'Wonen' gekregen. In het vigerende bestemmingsplan en in het
wijzigingsplan ligt de woning wel in het bouwvlak. Reclamant verzoekt om de woning als
bedrijfswoning binnen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf op te nemen.
D. Standpunt
De locatie zal conform het wijzigingsplan uit 2010 worden opgenomen in het bestemmingsplan.
E. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
E. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
F. Samenvatting
De aanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak, terwijl dit toch duidelijk een
intensieve veehouderij betreft. Reclamant verzoekt om alsnog de aanduiding 'intensieve veehouderij'
aan te geven bij deze locatie.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' zal voor deze locatie worden
opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
267
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
– De locatie zal conform het wijzigingsplan uit 2010 worden opgenomen in het bestemmingsplan.
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 232
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens J.M. Nouwen, Aan de Bergen 23, 6093 NW Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
268
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Aan de Bergen 24 te Heythuysen
niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het vigerende bestemmingsplan en
verleende bouwvergunning..
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform de
bouwvergunning en het vigerend bestemmingsplan aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
269
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
E. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
E. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
F. Samenvatting
Ten noorden van het bedrijf aan de weg “Heide” is een bouwvlak 'verblijfsrecreatie' aangeduid, dat
veel ruimere bouwmogelijkheden toekent dan in het huidige plan. De mogelijkheid om in het gehele
bouwvlak bouwwerken op te richten, kan nadelige gevolgen hebben voor de toekomstige
bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf, bovendien kan dit nadelige gevolgen hebben op het woonen leefklimaat. Reclamant verzoekt om de vigerende bouwmogelijkheden op die plek niet te
vergroten, doch deze te beperken tot de nu aanwezige bebouwing.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. De locatie Heide 1 zal worden ingetekend conform het vigerende
bestemmingsplan.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
270
Nota van zienswijzen
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
– In de planregels wordt aan artikel VERBLIJFSRECREATIE.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede
'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 233
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Deckers-Vrenken, Roorstraat 5, 6093 NG Heythuysen
datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Roorstraat 5 te Heythuysen niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
271
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen.
Zienswijze 234
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Mieki Hunsel B.V., Swillerweg 5, 6013 SH Hunsel
datum reactie: 24 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie aan de Swillerweg 5 te Hunsel is een vergunningprocedure doorlopen waarin de
realisatie van een gebouw met een goot- en gebouwhoogte van 8,0 meter is vergund. In de
bepalingen van artikel 8.2.1, onder e en f is te lezen dat de bestaande goot- en bouwhoogte niet
meer mag bedragen dan de bestaande goot- en gebouwhoogte ten tijde van de inwerkingtreding van
dit plan. Om te voorkomen dan het nieuwe gebouw reeds bij voorbaat in strijd is/wordt met het
nieuwe bestemmingsplan, verzoekt de reclamant om de regeling aan te passen.
A. Standpunt
In de regels is bepaald dat de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan bestaand.
Conform de begripsbepaling in artikel 1.28 vallen onder 'bestaand', naast bouwwerken die reeds
aanwezig zijn, ook de bouwwerken die krachtens een omgevingsvergunning nog kunnen worden
gebouwd. Daarmee is het nieuwe, nog te realiseren, gebouw geregeld. Het bestemmingsplan
behoeft op dit punt geen aanpassing.
B. Samenvatting
In de planregels is voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde een maximale bouwhoogte van
3,0 meter aangehouden. In deze categorie vallen onder andere silo's en een vluchttrap. Deze
voorzieningen zijn altijd hoger dan 3 meter, en komen voor tot een hoogte van 6,5 meter. Het
verzoek is om de maximale hoogte van deze overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, bij voorkeur
gelijk te stellen aan de maximale hoogte van de gebouwen op dit bouwvlak.
B. Standpunt
Een vluchttrap of brandtrap wordt gezien als onderdeel van het gebouw. Hiervoor hoeft geen
specifieke regeling te worden opgenomen. Het bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
272
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 235
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M. van Lier, Strubben 12, 6088 NN Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Er loopt op dit moment een individuele procedure voor de Ensebroekerweg 12 te Kelpen-Oler.
Reclamant verzoekt om de individuele procedure ook alvast op te nemen in onderhavig
bestemmingsplan en de grenzen zo te corrigeren zoals in het kader van het voorontwerp ook al is
verzocht.
A. Standpunt
Aan de hand van de beoordeling van de individuele procedure, kan het bouwvlak conform het
bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in
het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te
regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen,
dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
Bestemmingsplan Buitengebied
273
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
De betreffende locatie voldoet aan de omschrijving in het bestemmingsplan van een intensieve
veehouderij. Reclamant verzoekt om de aanduiding 'intensieve veehouderij' op te nemen op de
locatie.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding 'intensieve veehouderij' zal voor deze locatie worden
opgenomen.
E. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
E. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
274
Nota van zienswijzen
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen'.
– In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 236
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Hendriks-Van den Burg, Hunselerdijk 8, 6096 NK Grathem
datum reactie: 21 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet
opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording
van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden
uitgezonderd van onderzoeksplicht.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast.
B. Samenvatting
Op het bedrijf worden arbeidsmigranten gehuisvest. In het bestemmingsplan is hiervan niets terug te
vinden. Door slechts uit te gaan van het respecteren van verleende vergunningen in het verleden,
Bestemmingsplan Buitengebied
275
vindt in de ogen van de reclamant onvoldoende borging plaats van de legaliteit van deze situatie.
Reclamant verzoekt een aanduiding op te nemen.
B. Standpunt
Voor de verleende vergunningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten wordt geen aanduiding
op de verbeelding opgenomen, deze vergunningen worden gerespecteerd. Het bestemmingsplan
wordt op dit punt niet aangepast.
C. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
C. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
"d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven."
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
276
Nota van zienswijzen
E. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
E. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het
aanbrengen van sleufloze drainagesystemen.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 237
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Pluimveebedrijf Heylender, Veldstraat 9, 6096 BJ Grathem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
Bestemmingsplan Buitengebied
277
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak aan de Veldstraat 6. De
gemeente heeft ook aangegeven in haar beantwoording van de inspraakreactie dat de aanduiding
intensieve veehouderij zou worden opgenomen. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
278
Nota van zienswijzen
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen'.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 238
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens J. van Melick, Slupsweg 3, 6086 PX Neer
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Slupsweg 3 te Neer niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
Bestemmingsplan Buitengebied
279
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
B. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 239
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Van Pol-Laenen, Heide 21, 6088 PC Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 21 te Roggel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform de doorlopen individuele procedure.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform individuele
procedure en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Op de locatie ligt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende
voorzieningen', maar niet binnen het bouwvlak. Op basis van de regels dienen teeltondersteunende
280
Nota van zienswijzen
voorzieningen binnen het bouwvlak te liggen. Reclamant verzoekt de aanduiding
teeltondersteunende voorzieningen op de juiste wijze op te nemen op de locatie aan de Heide 21.
B. Standpunt
Op basis van de regels dienen teeltondersteunende voorzieningen te liggen binnen het bouwvlak of
binnen de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende voorzieningen'. Ter
plaatse van deze aanduiding is dan ook geen bouwvlak noodzakelijk.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen.
Zienswijze 240
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Van den Heuvel C.V., Oudebrugstraat 1, 6015 RG Neeritter
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Oudebrugstraat 1 te Neeritter niet
is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
Bestemmingsplan Buitengebied
281
C. Samenvatting
Het gebruik van folie binnen het akkerbouwbedrijf behoort tot het normaal agrarisch gebruik. De
omschrijving van het begrip 'teeltondersteunende voorzieningen' laat echter ruimte om te
concluderen dat afdekfolie op het land als 'teeltondersteunende voorziening' moet worden
aangemerkt. Reclamant verzoekt om afdekfolie en -plastic in de regels van het bestemmingsplan
expliciet op te nemen als zijnde geen teeltondersteunende voorzieningen en het gebruik van
afdekfolie en -plastic als normaal agrarisch gebruik toe te staan.
C. Standpunt
De begripsomschrijving voor teeltondersteunende voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 1 van
de planregels zal hierop aangevuld moeten worden. Wel dient het plastic na het seizoen van het land
verwijderd te worden.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen.
– In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
– In de planregels wordt de begripsomschrijving voor teeltondersteunende voorzieningen specifieker
omschreven.
Zienswijze 241
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Nies Onroerend Goed B.V., Zandstraat 3, 6037 RH Kelpen-Oler
datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Zandstraat 3 te Kelpen-Oler niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
282
Nota van zienswijzen
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
D. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
283
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen.
Zienswijze 242
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Mousset, Isidoorstraat 23a, 6012 RE Haler
datum reactie: 07 januari 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
A. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
284
Nota van zienswijzen
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 243
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap van Heur, Kelperweg 22, 6037 RM Kelpen-Oler
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kelperweg 39 te Kelpen-Oler niet
is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Voor de locatie is een ruimtelijke onderbouwing met
Bestemmingsplan Buitengebied
285
de daarbij behorende onderzoeken aangeleverd. Verzocht wordt om het bouwvlak conform de
ruimtelijke onderbouwing op te nemen.
A. Standpunt
Door inspreker zijn een ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken ingediend, die
inmiddels zijn beoordeeld en akkoord bevonden. Het bouwvlak zal conform de ruimtelijke
onderbouwing worden aangepast.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
286
Nota van zienswijzen
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak opgenomen conform de ruimtelijke onderbouwing.
– In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen".
Zienswijze 244
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Frank Hendrikx Holding B.V., Sniekstraat 18, 6012 RN Haler
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Sniekstraat 18 te Haler niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Voor de locatie is een bedrijfsontwikkelingsplan
opgesteld. Verzocht wordt om het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan aan te passen.
A. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De
gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog
aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het
bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in
een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient
reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Bestemmingsplan Buitengebied
287
Zienswijze 245
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens H.J.M. van Enckevort, Kempisweg 3, 6037 NM Kelpen-Oler
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kempisweg 3 te Kelpen-Oler niet
is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan aangepast.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
288
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak opgenomen conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
– In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
Zienswijze 246
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Custers-van Deuren, Broekweg 6, 6011SX Ell
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Wetselderstraat 2a te Ell niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Voor de locatie is een ruimtelijke onderbouwing met
de daarbij behorende onderzoeken aangeleverd. Verzocht wordt om het bouwvlak conform de
ruimtelijke onderbouwing op te nemen.
A. Standpunt
Door inspreker zijn een ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken ingediend, die
inmiddels zijn beoordeeld en akkoord bevonden. Het bouwvlak zal conform de ruimtelijke
onderbouwing worden aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
289
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak opgenomen conform de ruimtelijke onderbouwing.
Zienswijze 247
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M. van Lier, Strubben 12, 6088 NN Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Strubben 12 te Roggel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Voor de locatie is een ruimtelijke onderbouwing met
de daarbij behorende onderzoeken aangeleverd. Uit de inspraakreactie van de gemeente blijkt dat
de ruimtelijke onderbouwing niet behandeld is. Verzocht wordt om het bouwvlak conform de
ruimtelijke onderbouwing op te nemen.
A. Standpunt
Door inspreker zijn een ruimtelijke onderbouwing en de benodigde onderzoeken ingediend, die
inmiddels zijn beoordeeld en akkoord bevonden. Het bouwvlak zal conform de ruimtelijke
onderbouwing worden aangepast.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval.
Reclamant verzoekt om de belemmeringen van bouwen voor de achtergevelrooilijn te schrappen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat de aanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen' op de gronden
binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden – 4' niet zijn aangepast ten opzichte van het
voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding
'teeltondersteunende voorzieningen' opgenomen zou worden.
290
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'teeltondersteunende
voorzieningen' wordt alsnog conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan
aangepast.
D. Samenvatting
In het ontwerpplan is bij de formuleringen omtrent archeologie bepalingen, nog steeds niet
opgenomen dat de aanleg of het vernieuwen van drainage toegestaan wordt. In de beantwoording
van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanleg van sleufloze drainagesystemen worden
uitgezonderd van onderzoeksplicht.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De regels worden hierop aangepast.
E. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
E. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
F. Samenvatting
De gronden gelegen aan de Caluna hebben de bestemming 'Natuur' gekregen in het
ontwerpbestemmingsplan. Dit zijn agrarische gronden. Reclamant verzoekt om voor deze gronden de
bestemming 'Agrarisch' op te nemen.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. Het betreffende perceel nabij Caluna krijgt dezelfde agrarische bestemming
als de aangrenzende gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1', waarmee de
wijziging in de bestemming 'Natuur' mogelijk is.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
Bestemmingsplan Buitengebied
291
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak opgenomen conform de ruimtelijke onderbouwing.
– In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende
voorzieningen' opgenomen.
– In de planregels voor 'Waarde - Archeologie' wordt een uitzondering opgenomen voor het
aanbrengen van sleufloze drainagesystemen.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
– Op de verbeelding wordt de bestemming 'Natuur' gewijzigd in dezelfde agrarische bestemming als
de aangrenzende gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'.
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 248
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens P.H. van Nieuwenhoven, Heide 15, 6088 PC Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
292
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
C. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
Bestemmingsplan Buitengebied
293
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
D. Samenvatting
In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische
bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen
gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat
er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed
woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.
D. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;”
Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd:
“l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische)
bedrijven.”
E. Samenvatting
Het bouwvlak aan de Heide 15 in Roggel is niet actueel en voldoet niet aan de toekomstige
bedrijfsvoering. Uit de inspraakreactie van de gemeente blijkt dat de onbenutte delen van het
bouwvlak worden wegbestemd. Deze wegbestemde delen worden echter wel gebruikt voor opslag.
Verzocht wordt om het bouwvlak conform het huidig gebruik op te nemen.
E. Standpunt
De marginale wijziging van het bouwvlak wordt meegenomen, zodat het deel dat wordt gebruikt
voor opslag binnen het bouwvlak ligt.
F. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
G. Samenvatting
294
Nota van zienswijzen
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking
voor omliggende (agrarische) bedrijven.
– Op de verbeelding wordt ter plaatse van de opslag het bouwvlak aangepast.
– In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
- In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 249
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens De Kuuper Holding B.V., Kuiperweg 11, 6037 NL Kelpen-Oler
Bestemmingsplan Buitengebied
295
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op grond van de planregels, artikel 3.2.1 mogen (bedrijfs)gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak
gebouwd worden. De aanvullende voorwaarden voor de situering van bedrijfsgebouwen zijn
onvolledig voor eerder vergunde bebouwing. Verzocht wordt om de regels voor “bestaande
bedrijfsgebouwen” aan te passen en ruimer te omschrijven, zodat de vergunde bebouwing niet in
strijd is met het vast te stellen bestemmingsplan.
A. Standpunt
In de begripsomschrijving is ten aanzien van bestaande gebouwen bepaald dat vergunde gebouwen
worden aangemerkt als bestaande gebouwen. Deze zijn dus toegestaan (zie planregel 1.28).
B. Samenvatting
Reeds in de inspraakreactie is verzocht het bouwvlak ter plaatse van de locatie Op de Stap 1a te
Baexem aan te passen conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan (d.d. 23 maart 2012). In de
reactie is door gemeente aangegeven dat het bedrijfsontwikkelingsplan nog niet is beoordeeld.
Reclamant vindt het vervelend dat de beoordeling van het stuk na 1 jaar en 9 maanden nog altijd niet
heeft plaatsgevonden. Inmiddels is er ook een omgevingsvergunning verleend voor de herinrichting
van het bouwblok. Verzocht wordt het bouwvlak conform de omgevingsvergunning en het
bedrijfsontwikkelingsplan aan te passen.
B. Standpunt
Het bedrijfsontwikkelingsplan is bekeken en akkoord bevonden. De locatie zal worden ingetekend in
overeenstemming met het bedrijfsontwikkelingsplan, met dien verstande dat voor het waterbassin
een specifieke aanduiding zal worden opgenomen.
C. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
C. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
D. Samenvatting
In artikel 48.2 is opgenomen dat de landschappelijke inpassing gereed moet zijn binnen 1 jaar nadat
het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van een landschappelijk
296
Nota van zienswijzen
inpassingsplan wordt privaatrechtelijk geregeld met de initiatiefnemer. Verzocht wordt om artikel
48.2 onder a. te schrappen of om een termijn van minimaal 2 jaar op te nemen.
D. Standpunt
De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2.
E. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
E. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
F. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
F. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar.
Bestemmingsplan Buitengebied
297
- De locatie zal worden ingetekend in overeenstemming met het bedrijfsontwikkelingsplan en er zal
een specifieke functieaanduiding om de waterberging worden opgenomen.
Zienswijze 250
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens De Kuuper Holding B.V., Kuiperweg 11, 6037 NL Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kuiperweg 9 en 11 te Kelpen-Oler
niet is opgesplitst ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie
was aangegeven dat er twee afzonderlijke bouwvlakken zouden komen.
A. Standpunt
De opmerking is niet terecht. In het ontwerp zijn reeds twee afzonderlijke bouwvlakken opgenomen.
B. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
B. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
298
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 251
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Dhr. en mevr. Vrenken, Eind 1, 6088 NC Roggel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Momenteel is het agrarisch bedrijf aan Eind 1 te Roggel onderdeel van een loonwerkersbedrijf. Voor
het omzetten naar een boomkwekerij loopt een planologische procedure. Reclamant verzoekt de
gewenste situatie alvast op te nemen in het bestemmingsplan “Buitengebied”.
A. Standpunt
In de beantwoording van de inspraakreactie was reeds aangegeven dat gezien de voortgang van de
procedure het gewijzigde bouwvlak niet kan worden meegenomen in de vaststelling van het
bestemmingsplan. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te
Bestemmingsplan Buitengebied
299
stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1
april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". Reclamant is voornemens nieuwe bebouwing te realiseren op een afstand
van minder dan 10 meter tot de weg. Om strijdigheid te voorkomen wordt voorgesteld in de
afwijkingsbevoegdheden meer flexibiliteit op te nemen dat binnen 10 meter van de weg wel
gebouwd mag worden.
B. Standpunt
Voor onderhavig geval is een individuele procedure opgestart, waarbij een afzonderlijke beoordeling
plaatsvindt van de realisatie van bebouwing op een afstand van minder dan 10 meter tot de
openbare weg. Omdat het niet wenselijk is dat het overal mogelijk wordt bebouwing op een afstand
van minder dan 10 meter tot de weg te kunnen oprichten, wordt hiervoor geen binnenplanse
afwijkingsbevoegdheid opgenomen. Er zal dus een afzonderlijke (buitenplanse) procedure met
bijbehorende beoordeling voor dergelijke initiatieven gevolgd moeten worden.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 252
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M.C.A. Geelen – Verwielen, Beekstraat 12, 6013 RV Hunsel
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie aan de Beekstraat 12 te Hunsel is een paardenhouderij gelegen. Reclamant is
voornemens nieuwe voorzieningen aan te leggen binnen het vigerend bouwvlak. In het
ontwerpbestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen dat een forse verkleining van het vigerend
bouwvlak betekent. Reclamant verzoekt om het vigerend bouwvlak op te nemen in de vaststelling
van het bestemmingsplan “Buitengebied”.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
300
Nota van zienswijzen
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 253
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Bloks Oler B.V., Grathemerweg 3, 6037 NP Kelpen-Oler
datum reactie: 28 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
Bestemmingsplan Buitengebied
301
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
C. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 254
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens A.P.M. Reijnders, Aan de Bergen 5, 6093 NV Heythuysen
datum reactie: 31 december 2013, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
302
Nota van zienswijzen
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval.
Reclamant verzoekt om het bouwvlak aan te passen tot aan de weg.
A. Standpunt
De opmerking is gedeeltelijk terecht. Het bouwvlak hoeft niet aangepast te worden. In de
verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de
afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10
meter mag bedragen”.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
303
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 255
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens H. Kurstjens, Reulisweg 18, 6093 PP Heythuysen
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
304
Nota van zienswijzen
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor
bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden
opgestald. Voor de omzetting van een niet-intensieve graasdierhouderij naar een intensieve
graasdierhouderij is een wijzigingsprocedure noodzakelijk, waar een afwijkingsbevoegdheid beter
lijkt wanneer het dieraantal niet toeneemt. Reclamant verzoekt de status “intensieve
graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Reulisweg 18 en aanvullend de
wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid.
C. Standpunt
Aan de locatie wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve graasdierhouderij'
toegekend. De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet omgezet naar
een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een
afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van
de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een
wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval.
Reclamant verzoekt om het bouwvlak aan te passen tot aan de weg.
D. Standpunt
De opmerking is gedeeltelijk terecht. Het bouwvlak hoeft niet aangepast te worden. In de
verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende voorwaarde als volgt gewijzigd: “de
afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10
meter mag bedragen”.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – intensieve
graasdierhouderij' opgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 256
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
Bestemmingsplan Buitengebied
305
namens maatschap Freyaldenhoven, Caluna 2 en 2a, 6093 PG Heythuysen
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Caluna 2 en 2a te Heythuysen niet
is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak overgenomen conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
Zienswijze 257
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Heldens-Klever, Scheidingsweg 1, 6011 SW Ell
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kuiperweg 4 te Heythuysen niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform de wijzigingsprocedure.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en de wijzigingsprocedure aangepast.
B. Samenvatting
Op de gronden ten oosten van de Lindeweg te Grathem worden al jaren asperges geteeld, met diepe
bodemberoering tot gevolg. In de beantwoording van de zienswijze geeft u aan dat: “het niet
vanzelfsprekend is dat als de bodem diepgewoeld is, er geen archeologische vondsten aanwezig zijn”.
Ten gevolge van het diepwoelen staat vast dat eventueel aanwezige archeologische resten niet meer
'in situ' aanwezig zijn. Reclamant verzoekt om de begrenzing van de archeologische waarde alsnog
aan te passen.
306
Nota van zienswijzen
B. Standpunt
De opmerking is niet terecht. Aanpassing van de gebieden met archeologische verwachtingswaarden
kan alleen indien middels onderzoek is aangetoond dat er geen sprake is van archeologische
verwachtingswaarden. De begrenzing zal dan ook niet aangepast worden.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende
voorzieningen' voor de agrarische locaties niet is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. In de
beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding zou worden opgenomen
op het perceel van de bessenstruiken.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch teeltondersteunende voorzieningen' wordt alsnog op de betreffende locatie opgenomen.
D. Samenvatting
Voor de gronden ten oosten van de Lindestraat is de aanduiding 'overig – openheid opgenomen. Uit
de reactie op de inspraakreactie komt niet duidelijk naar voren of de aanplant van bessenstruiken,
met een hoogte van circa 2 meter rechtstreeks is toegestaan. Verzocht wordt geen verzwaring van de
mogelijkheden voor het aanbrengen van beplantingen op te leggen en duidelijk te maken dat
bessenteelt is toegestaan binnen gebieden met de aanduiding 'openheid'.
D. Standpunt
In de beantwoording van de inspraakreactie is reeds aangegeven dat binnen de gebiedsaanduiding
'openheid' een afwijkingsmogelijkheid opgenomen is voor het verkrijgen van een
omgevingsvergunning.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak overgenomen conform het wijzigingsplan.
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – teeltondersteunende
voorzieningen' opgenomen.
Zienswijze 258
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Broekman, Hosterstraat 5, 6012 RL Haler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
307
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het perceel Isidoorstraat 1a te Haler is bestemd als 'Wonen'. Op dit perceel is de aanduiding
'maximum aantal wooneenheden = 3' opgenomen, terwijl er slechts één woning aanwezig is.
Hiervoor is in het verleden een separate procedure doorlopen. Verzocht wordt om deze aanduiding
van de verbeelding te verwijderen.
A. Standpunt
Binnen het vlak met de bestemming 'Wonen' is naast de woning Isidoorstraat 1a tevens Isidoorstraat
1b gelegen. Dit betekent dat binnen het bestemmingsvlak 2 woningen aanwezig zijn. Derhalve dient
de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden = 2' te worden opgenomen in plaats van 3.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 3
gewijzigd in het aantal 2.
Zienswijze 259
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Kiks B.V., Varenstraat 6, 6013 RT Hunsel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Varenstraat 14 te Hunsel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Reclamant constateert dat de verdere uitbreiding van de recent gebouwde stal niet binnen het
bouwvlak past. Reclamant verzoekt alsnog het bouwvlak aan te passen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak zal worden aangepast aan de vergunde situatie.
308
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". Gezien de specifieke ontsluiting, ligging bedrijfswoning en ligging van de
bedrijfsgebouwen is de invulling van het bouwvlak in alle gevallen strijdig met deze regeling. Gezien
de specifieke situatie wordt verzocht hiervoor een uitzondering te maken, zodat toekomstige
bouwplannen niet belemmerd worden door de opgenomen (bouw)regels.
C. Standpunt
Omdat het niet wenselijk is dat het overal mogelijk wordt bebouwing op een afstand van minder dan
10 meter tot de weg te kunnen oprichten, is hiervoor geen aparte binnenplanse
afwijkingsbevoegdheid of bouwregel opgenomen. Er zal dus een afzonderlijke (buitenplanse)
procedure met bijbehorende beoordeling voor dergelijke initiatieven gevolgd moeten worden.
D. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
D. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
E. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
Bestemmingsplan Buitengebied
309
E. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak overgenomen. De vergunde situatie (uitbreiding
stal) wordt gerespecteerd.
Zienswijze 260
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens L.M.L. Linders, Paalweg 1, 6095 NH Baexem
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de Paalweg 1 te Baexem is verkleind ten
opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het
bouwvlak zou worden aangepast. Deze herbegrenzing doet echter geen recht aan de bestaande en
verwachte situatie op deze locatie. Reclamant verzoekt om het bouwvlak enigszins te vergroten.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
310
Nota van zienswijzen
Zienswijze 261
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Orbon-Winters, Roorstraat 1, 6093 NG Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat geen aanduiding voor twee agrarische bedrijfswoningen ter plaatse van
de locatie Roorstraat 1 te Heythuysen is opgenomen. In de beantwoording van de inspraakreactie
was aangegeven dat het dit zou gebeuren.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'maximum aantal wooneenheden '
met het aantal 2 wordt opgenomen op de verbeelding.
B. Samenvatting
In artikel 5.2.1 sub h. van de regels is opgenomen dat bestaande gebouwen voor de
achtergevelrooilijn behouden en eventueel herbouwd mogen worden. Bij de herbouw is het echter
niet toegestaan de afmetingen of locatie te wijzigen. De gebruiksmogelijkheden van dit deel van het
bouwvlak worden hierdoor ernstig beperkt.
B. Standpunt
Herbouw in gelijke omvang/grootte en op dezelfde locatie is direct toegestaan, omdat de ruimtelijke
impact van deze nieuwe bebouwing hetzelfde is als die van de bestaande bebouwing. Indien er een
vergroting of verplaatsing plaatsvindt van bebouwing, verandert ook de ruimtelijke impact en kan
niet langer sprake zijn van herbouw. Hierbij dient een ruimtelijke afweging gemaakt te worden, door
middel van de opgenomen afwijkingsbevoegdheid (5.4.1.) voor bouwen tussen de voorgevelrooilijn
en de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning, waarbij de stedenbouwkundige kwaliteit,
beeldkwaliteit en de landschappelijke omgevingskwaliteit gewaarborgd moeten worden. Het
bestemmingsplan wordt op dit punt niet aangepast.
C. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
C. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
Bestemmingsplan Buitengebied
311
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
D. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
D. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
E. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
E. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
F. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
312
Nota van zienswijzen
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
F. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2
opgenomen.
Zienswijze 262
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M. Nouwen, Aan de Bergen 7, 6093 NW Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
Bestemmingsplan Buitengebied
313
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Aan de Bergen 7 te Heythuysen
niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien
de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. Tevens ligt de vergunde koeienstal nu buiten het
bouwvlak.
C. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. Het
bouwvlak zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan.
D. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
314
Nota van zienswijzen
D. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
E. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
E. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Bestemmingsplan Buitengebied
315
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Het bouwvlak zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
– In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 263
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M. van den Boom, Eyckheuvels 1a, 6037 RC Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het perceel dat voor wonen wordt gebruikt op de locatie Eyckheuvels 1a te Kelpen-Oler is niet in zijn
geheel als 'Wonen' bestemd. Reclamant verzoekt het perceelgedeelte dat feitelijk bij de
woonbestemming hoort, ook daadwerkelijk als zodanig te bestemmen.
A. Standpunt
Vergroting van de bestemming 'Wonen' op de locatie kan een beperking opleveren voor de
(agrarische) bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De woonbestemming, zoals opgenomen in het
ontwerpplan wordt gehandhaafd. In het vigerend bestemmingsplan was sprake van een verbale
regeling, die is vertaald naar een passende begrenzing van de woonbestemming.
Conclusie
De zienswijze is ongegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 264
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens G.O. Zanderink , Katsberg 1a, 5768 RH Meijel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
316
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Boerderijweg 6 te Neer niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
B. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
C. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
D. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
Bestemmingsplan Buitengebied
317
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
D. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
E. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
E. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
318
Nota van zienswijzen
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
G. Samenvatting
In artikel 48.2 is opgenomen dat de landschappelijke inpassing gereed moet zijn binnen 1 jaar nadat
het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van een landschappelijk
inpassingsplan wordt privaatrechtelijk geregeld met de initiatiefnemer. Verzocht wordt om artikel
48.2 onder a. te schrappen of om een termijn van minimaal 2 jaar op te nemen.
G. Standpunt
De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het vigerend bouwvlak opgenomen.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
– In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar.
Zienswijze 265
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Van Ool Argo B.V., Oudenhofweg 6, 6095 NR Baexem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
Bestemmingsplan Buitengebied
319
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Oudenhofweg 6 te Baexem niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien
de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd.
C. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De
gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog
aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het
bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in
een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient
reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren.
D. Samenvatting
Reclamant constateert dat geen aanduiding 'intensieve veehouderij' ter plaatse van de locatie
Oudenhofweg 6 is opgenomen. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat het
dit zou gebeuren.
320
Nota van zienswijzen
D. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij ' wordt
opgenomen op de verbeelding.
E. Samenvatting
Binnen het bouwvlak zijn twee woningen aanwezig. Deze zijn niet zo bestemd. Reclamant verzoekt
een aanduiding op te nemen waarmee de twee woningen positief bestemd worden.
E. Standpunt
De opmerking is terecht. Er zal een aanduiding op de verbeelding worden opgenomen "maximum
aantal wooneenheden = 2".
F. Samenvatting
Op de agrarische productiegronden ten noordenoosten van het bedrijf is gedeeltelijk een
wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de omzetting van de bestemming 'Agrarisch'
naar 'Natuur'. Reclamant verzoekt om deze wijzigingsbevoegdheid op dit deel te schrappen.
F. Standpunt
Het gaat om een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van de provinciale Ecologische hoofdstructuur.
Hiervan hoeft en zal geen gebruik worden gemaakt zolang het perceel agrarisch in gebruik is. Het
bestaande gebruik wordt hierdoor niet gefrustreerd.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Bestemmingsplan Buitengebied
321
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2, wordt
opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 266
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Van Ool Agro B.V., Oudenhofweg 6, 6095 NR Baexem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
322
Nota van zienswijzen
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Op een deel van de locatie aan de Vestjeshoek 4 te Baexem is de aanduiding 'intensieve veehouderij'
opgenomen. Deze aanduiding werkt beperkend en past niet binnen het beleid. Reclamant verzoekt
de aanduiding op een groter deel van het bouwvlak te leggen.
C. Standpunt
Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied is het legale, feitelijke gebruik
bestemd. De aanduiding is opgenomen ter plaatse van de als intensieve veehouderij in bedrijf zijnde
stal. Gelet op de omliggende woonbestemmingen is uitbreiding van de aanduiding intensieve
veehouderij niet aan de orde.
D. Samenvatting
Het bouwvlak aan de Vestjeshoek 4 is verkleind ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan.
Reclamant verzoekt primair om het vigerende bouwvlak te handhaven of het bouwvlak te begrenzen
van vorm te veranderen zodat deze past binnen de toekomstige ontwikkelingsplannen.
D. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
E. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
E. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
Bestemmingsplan Buitengebied
323
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
F. Samenvatting
Volgens het reconstructieplan is in een extensiveringsgebied geen vergroting van het bouwvlak
toegestaan, maar wel vormverandering. Vormverandering kan noodzakelijk zijn om het bedrijf aan te
passen aan toekomstige wetgeving of welstandseisen. Reclamant verzoekt om bij een ligging in het
extensiveringsgebied, vormverandering expliciet toe te staan.
F. Standpunt
Doelstelling binnen de extensiveringsgebieden is uiteindelijk afbouw van agrarische
bedrijfsactiviteiten. Vormverandering ten behoeve van de bedrijfsontwikkeling draagt daar niet aan
bij. Derhalve wordt dit niet toegestaan binnen het bestemmingsplan. Het is in het voorkomende
geval wellicht mogelijk om maatwerk te leveren in het kader van een aparte procedure.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
324
Nota van zienswijzen
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 267
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Kessels Dahlia, Heide 1b, 6088 PC Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 1b te Roggel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. Het verkregen bouwvlak in de doorlopen individuele
wijzigingsprocedure is niet ingetekend. Reclamant verzoekt derhalve het bouwvlak conform de
individuele wijzigingsprocedure over te nemen in de vaststelling van het bestemmingsplan.
A. Standpunt
De locatie zal conform het wijzigingsplan voor de locatie worden ingetekend in het bestemmingsplan.
Conclusie
De zienswijze is gegrond.
Wijzigingen in bestemmingplan
De locatie zal conform het wijzigingsplan voor de locatie worden ingetekend in het bestemmingsplan.
Zienswijze 268
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens J. Huijskens, Margerethastraat 52, 6014 AG Ittervoort
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie aan de Napoleonsweg 9a te Ittervoort is een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend. In
het voorontwerp bestemmingsplan was het bouwvlak correct overgenomen. In het ontwerp
bestemmingsplan is het bouwvlak echter verkleind. Reclamant verzoekt het bouwvlak conform
bedrijfsontwikkelingsplan in te tekenen.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
Bestemmingsplan Buitengebied
325
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 269
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M. Geelen, Kampstraat 8, 6011 RV Ell
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op een groot deel van de gronden aan de Kampstraat 8 heeft recent het ontwerp bestemmingsplan
'Kampstraat' ter inzage gelegen. Reclamant verwacht dat de bouwmogelijkheden uit dit plan
overgenomen worden in het bestemmingsplan “Buitengebied”. Dit is momenteel niet het geval.
Reclamant verzoekt deze gronden uit het bestemmingsplan te halen. Mocht dit niet mogelijk zijn,
dan verzoekt reclamant om de mogelijkheden qua situering van de bijgebouwen van de woningen
aan de Kampstraat in overeenstemming te brengen met het bestemmingsplan 'Kampstraat'.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bestemmingsplan zal worden aangepast conform het bestemmingsplan
Kampstraat.
326
Nota van zienswijzen
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Het bestemmingsplan zal worden aangepast conform het bestemmingsplan Kampstraat.
Zienswijze 270
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Stal Cuijpers, Heide 4a, 6088 PD Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
B. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
B. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
C. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
Bestemmingsplan Buitengebied
327
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
C. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 271
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Breukers, Hoogstraat 53, 6011 RX Ell
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak aan de Hoogstraat 53 te Ell is aan de noordoostzijde te klein ingetekend en de
aanwezige toegangswegen liggen niet binnen het bouwvlak. Reclamant verzoekt om de vreemde
328
Nota van zienswijzen
hoek uit het bouwvlak te bestemmen als agrarisch bouwvlak, omdat deze hoek niet voldoet aan het
beleid en in gebruik is ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
A. Standpunt
De opmerking is gedeeltelijk terecht. De toegangswegen worden alsnog binnen het bouwvlak
opgenomen. Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan
ingediend moeten worden.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
C. Samenvatting
Op de gronden aan de van het bouwvlak is de gebiedsaanduiding 'overige zone - bufferzone 1'
gelegen. Deze gebiedsaanduiding met bijbehorende regels zijn dermate onduidelijk dat deze
onvoldoende rechtszekerheid bieden voor de betreffende grondeigenaren. Verzocht wordt deze
gebiedsaanduiding te schrappen.
C. Standpunt
Rond bos- en natuurgebieden zijn deze bufferzones opgenomen, conform het vigerend
bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Roggel en Neer. Binnen deze zones
zijn geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de
nabijgelegen bos- of natuurgebieden voorkomende natuur- en landschapswaarden en activiteiten
die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende natuur- of bosgebieden kunnen
verstoren. Om deze reden mag binnen deze gebiedsaanduiding ook niet worden gebouwd, met
uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter. De bijbehorende
bepalingen worden voldoende duidelijk geacht. Deze gebiedsaanduiding zal dan ook niet worden
verwijderd.
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
Bestemmingsplan Buitengebied
329
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding worden de toegangswegen in het bouwvlak opgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 272
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens T.H.M. Kranen, Hunnissenstraat 3, 6011 RG Ell
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
330
Nota van zienswijzen
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
C. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
Bestemmingsplan Buitengebied
331
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
D. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Hunnissenstraat 3 te Ell niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het vergunde mestbassin.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het vergunde
mestbassin.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
332
Nota van zienswijzen
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het vergunde mestbassin.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 273
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens J.P.H. Beenders, Graven 5, 6086 RA Neer
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
Bestemmingsplan Buitengebied
333
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Graven 5 te Ell niet is aangepast
ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat
het bouwvlak zou worden aangepast conform het vigerend bestemmingsplan. Reclamant verzoekt
om de vormverandering van het bouwvlak aan de achterzijde toe te passen.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
E. Samenvatting
In het ontwerp bestemmingsplan is opgenomen dat het niet is toegestaan om overige bouwwerken
te realiseren voor de voorgevelrooilijn. Kadaverkoelingen liggen verplicht aan de openbare weg en
kennen bouwwerken van 2 meter hoog, vaak ook ondergronds. Reclamant verzoekt om in de regels
een uitzondering op te nemen voor kadaverbakken en kadaverkoelingen.
E. Standpunt
Enkel perceel- en erfafscheidingen mogen voor de voorgevelrooilijn worden opgericht. Het is niet de
intentie van de gemeente om overige bouwwerken voor de voorgevelrooilijn toe te laten.
F. Samenvatting
In het ontwerp bestemmingsplan is opgenomen dat het niet is toegestaan om overige bouwwerken
te realiseren voor de voorgevelrooilijn. Voor de bedrijfsvoering is het noodzakelijk dat er een
weegbrug wordt gemaakt aan de zijde van de weg. Hier is enkel sprake van een minimale verhoging
van de verharding. Reclamant verzoekt om een uitzondering op te nemen voor het niet bouwen voor
de achtergevelrooilijn voor weegbruggen.
334
Nota van zienswijzen
F. Standpunt
Enkel perceel- en erfafscheidingen mogen voor de voorgevelrooilijn worden opgericht. Het is niet de
intentie van de gemeente om overige bouwwerken voor de voorgevelrooilijn toe te laten.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 274
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Poeliersbedrijf Crins, Grote Laak 13a, 6088 NJ Roggel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Bestemmingsplan Buitengebied
335
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Grote Laak 13a te Roggel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan.
Zienswijze 275
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens H. Korsten, Schaapsbrug 7, 6089 NB Heibloem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Voor de locatie aan de Schaapsbrug 7 te Heibloem heeft het voorste deel van het bouwvlak de
aanduiding 'specifieke vorm van wonen – paardentandarts'. Deze specifieke aanduiding past niet
binnen de bestemming 'Agrarisch met Waarden – 4'. Reclamant verzoekt om de aanduiding te
wijzigen in 'specifieke vorm van agrarisch met waarden – 4 – paardentandarts'.
A. Standpunt
De naamgeving van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – paardentandarts' doet geen afbreuk
aan de toegestane gebruiksmogelijkheden van een praktijk ten behoeve van een paardentandarts.
De naamgeving van de functieaanduiding zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
De paardenbak gelegen aan de achterzijde is niet geheel opgenomen binnen het bouwvlak.
Reclamant verzoekt de gehele paardenbak in het bouwvlak te leggen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. Een klein gedeelte van de paardenbak ligt buiten het bouwvlak. Het
bouwvlak zal hierop aangepast worden.
336
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
C. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform de feitelijke situatie rond de
paardenbak.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 276
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens P.H. van Nieuwenhoven, Heide 7, 6088 PC Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
Bestemmingsplan Buitengebied
337
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 7 te Roggel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan aangepast.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
338
Nota van zienswijzen
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
E. Samenvatting
In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor
bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden
opgestald. Reclamant verzoekt de status “intensieve graasdierhouderij” toe te kennen voor de
locatie Heide 7 en aanvullend de wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid.
Tevens verzoekt reclamant deze aanduiding op te nemen in de beschrijving van alle agrarische
bestemmingen.
E. Standpunt
Aan de locatie wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierhouderij'
toegekend. De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid wordt niet omgezet naar
een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een
afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van
de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een
wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd.
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
Bestemmingsplan Buitengebied
339
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve
graasdierhouderij' opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 277
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens L.J. Bollen, Santforterstraat 1, 6014 RB Ittervoort
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
340
Nota van zienswijzen
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak aan de Santforterstraat 1.
In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve
veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
E. Samenvatting
Het bouwvlak aan de Santerforstraat 1 in Ittervoort is behoorlijk verkleind. Dit staat de realisatie van
een nieuwe pluimveestal in de weg en kan leiden tot planschade. Reclamant verzoekt om het
bouwvlak van het vigerende bestemmingsplan “Hunsel” op te nemen.
E. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
Bestemmingsplan Buitengebied
341
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 278
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
342
Nota van zienswijzen
namens maatschap Brouwers, Reijnderstraat 1, 6095 NJ Baexem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak aan de Parallelweg 13a te
Baexem. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve
veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
Bestemmingsplan Buitengebied
343
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
D. Samenvatting
De individuele procedure die voor de locatie aan de Parallelweg 13a is doorlopen is niet goed
overgenomen in het bestemmingsplan. De nieuw vergunde stal ligt niet binnen het bouwvlak en de
groenstroken ten behoeve van de landschappelijke inpassing zijn niet correct overgenomen.
Reclamant verzoekt de om individuele procedure correct over te nemen in het bestemmingsplan
“Buitengebied”.
D. Standpunt
De locatie zal conform het wijzigingsplan voor de Parallelweg worden ingetekend in het
bestemmingsplan.
E. Samenvatting
In artikel 48.2 is opgenomen dat de landschappelijke inpassing gereed moet zijn binnen 1 jaar nadat
het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van een landschappelijk
inpassingsplan wordt privaatrechtelijk geregeld met de initiatiefnemer. Verzocht wordt om artikel
48.2 onder a. te schrappen of om een termijn van minimaal 2 jaar op te nemen.
E. Standpunt
De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2.
F. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
F. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
G. Samenvatting
In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische
bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen
gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat
er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed
woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.
344
Nota van zienswijzen
G. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;”
Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd:
“l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische)
bedrijven.”
H. Samenvatting
Binnen de bestemmingen Bedrijf, Horeca, alle vormen van Recreatie, Maatschappelijk en WonenWoonwagenstandplaats geldt dat het verplaatsen van (bedrijfs)woningen en bebouwing binnen het
gehele bouwvlak mogelijk is. Door het rechtstreeks mogelijk maken van verplaatsing van woningen
kan dit een extra belemmering opleveren voor de omliggende agrarische bedrijven. Verzocht wordt
om in de genoemde bestemmingen op te nemen dat het niet mogelijk is om bebouwing binnen het
bouwvlak rechtstreeks te verplaatsen, maar uitsluitend door middel van een afwijkingsbvoegdheid.
Als voorwaarde geldt dat woningen alleen verplaatst kunnen worden in de richting van agrarische
bedrijven als met onderzoeken is aangetoond dat er geen belemmeringen optreden voor de
toekomstige bedrijfsvoering van omliggende agrarische bedrijven.
H. Standpunt
Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat enkel herbouw op dezelfde locatie is
toegestaan. De afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen binnen de woonbestemming voor herbouw
elders op het perceel, zal binnen de genoemde bestemming worden overgenomen.
I. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
I. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
Bestemmingsplan Buitengebied
345
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
van een bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus ook niet ten aanzien van de geurverordening.
J. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
J. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
- De locatie zal conform het wijzigingsplan voor de Parallelweg worden ingetekend in het
bestemmingsplan.
- Het bestemmingsplan zal worden aangepast in de zin dat enkel herbouw van een (bedrijfs)woning
mogelijk is, enkel op dezelfde locatie is toegestaan. De afwijkingsmogelijkheid die is opgenomen
346
Nota van zienswijzen
binnen de woonbestemming voor herbouw elders op het perceel, zal binnen alle andere genoemde
bestemmingen met (bedrijfs)woning worden overgenomen.
– In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking
voor omliggende (agrarische) bedrijven.
– In de planregels wordt aan ARTIKELEN aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 279
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Bottenberg – Smeets, Moosterstraat 12, 6012 RC Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Moosterstraat 12 te Haler niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien
de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd.
A. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De
gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog
aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het
bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in
een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient
reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren.
B. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt in het bouwvlak aan de Moosterstraat 12. In
de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve
veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
Bestemmingsplan Buitengebied
347
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
348
Nota van zienswijzen
Zienswijze 280
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens J. van Dael, Weigeliastraat 19, 6011 RR Ell
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Ten behoeve van de gewenste toekomstige ontwikkelingen aan de Uffelsestraat 3 te Haler is het
belang van behoud van het vigerend agrarisch bouwvlak in een bedrijfsontwikkelingsplan
omschreven. Het voorste deel van het bouwvlak is echter niet geheel goed opgenomen in het
bestemmingsplan. Reclamant verzoekt om het bouwvlak correct op te nemen en de vigerende
rechten te respecteren.
A. Standpunt
De locatie zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan.
B. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Uffelsestraat 3. In de
beantwoording van de inspraakreactie is aangeven dat op grond van ingediende milieuvergunning
geen sprake is van intensieve veehouderij. Deze vergunning doet niets af aan de bedrijfsvoering
aangaande het houden van rundvee. Reclamant verzoekt alsnog de aanduiding 'intensieve
veehouderij' op te nemen
B. Standpunt
De opmerking is niet terecht. In de inspraakreactie is reeds aangegeven dat volgens de milieumelding
hier geen sprake is van een intensieve veehouderij. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt dan
ook niet opgenomen.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
349
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
F. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
350
Nota van zienswijzen
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- De locatie zal worden ingetekend conform het ingediende bedrijfsontwikkelingsplan.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
Zienswijze 281
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens A. Dirks, Lochterstraat 3a, 6012 RD Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
A. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
Bestemmingsplan Buitengebied
351
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
352
Nota van zienswijzen
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 282
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Snijkers, Kuiperweg 1b, 6096 BN Grathem
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Kuiperweg 1b te
Grathem. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve
veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
B. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
Bestemmingsplan Buitengebied
353
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
B. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
354
Nota van zienswijzen
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
E. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
F. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
Bestemmingsplan Buitengebied
355
F. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
G. Samenvatting
Onduidelijk is om welke reden op de locatie Kuiperweg 1b te Grathem sprake is van een 'milieuzone
– grondwaterbeschermingsgebied'. Dit blijkt niet in overeenstemming met het POL. Reclamant
verzoekt om deze gebiedsaanduiding ter hoogte van de bedrijfslocatie te schrappen.
G. Standpunt
De opmerking is niet terecht. De grondwaterbeschermingsgebieden zijn overgenomen uit de
Omgevingsverordening van de provincie Limburg. Hieruit blijkt dat ter plaatse een
grondwaterbeschermingsgebied aanwezig is. Deze gebiedsaanduiding zal dan ook niet van de
verbeelding worden geschrapt.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
Zienswijze 283
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens VOF gebroeders Rietjens, Swartbroekstraat 2, 6011 RA Ell
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Swartbroekstraat 2 te Ell niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast.
356
Nota van zienswijzen
B. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de bedrijfslocatie. In de beantwoording
van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden
opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
C. Samenvatting
In de huidige situatie zijn twee bedrijfswoningen aanwezig. In de beantwoording van de
inspraakreactie was aangegeven dat het aantal '2' zou worden opgenomen op de verbeelding.
Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'
met het aantal 2 wordt opgenomen.
D. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
D. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
E. Samenvatting
In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische
bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen
gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat
er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed
woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.
E. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;”
Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd:
Bestemmingsplan Buitengebied
357
“l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische)
bedrijven.”
F. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
F. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
G. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
G. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
H. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
358
Nota van zienswijzen
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
H. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
I. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
I. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
Bestemmingsplan Buitengebied
359
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het vigerend bestemmingsplan.
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2
opgenomen.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking
voor omliggende (agrarische) bedrijven.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 284
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Orbon-Winters, Roorstraat 1, 6093 NG Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Kempisweg 1 te
Kelpen-Oler. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding
'intensieve veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te
doen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
360
Nota van zienswijzen
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
C. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
C. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
D. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
D. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
E. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Bestemmingsplan Buitengebied
361
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
E. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 285
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Mts. Roost, Smidstraat 10, 6013 RX Hunsel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de Smidstraat 10 te Hunsel is een agrarisch bedrijf gevestigd. Via een doorlopen Wabo procedure
is, ter realisatie van een nieuwe loods, een deel van de grond van het aangrenzend perceel
Smidstraat 11 verworven. Verzocht wordt de begrenzing tussen de bestemming 'Wonen' en
'Agrarisch' aan te passen aan de hand van de doorlopen procedure.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De begrenzing van de bestemmingen 'Agrarisch'
en 'Wonen' worden aangepast overeenkomstig het projectbesluit.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Wonen' aangepast
conform het projectbesluit.
362
Nota van zienswijzen
Zienswijze 286
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Mousset, Isidoorstraat 23a, 0 Hunsel
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Isidoorstraat 23a te Hunsel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak alleen kan worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan,
indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. Echter gaat het hier om een reeds
vergunde situatie. In dit geval is er dus geen sprake van een nieuwe planologische situatie.
A. Standpunt
Het vigerende bestemmingsplan zal worden overgenomen. Overeenkomstig het beleid als gevolg van
het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw ingetekend. De onbenutte delen van het
bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het bouwvlak opgenomen. Indien het vigerend
bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten
worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan ten behoeve van de
uitbreiding van het bedrijf, kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling van uitbreiding hierin mee te nemen, dient indiener voor 1 april 2014 de gevraagde
stukken aan te leveren.
B. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
B. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
363
C. Samenvatting
Op het bedrijf worden arbeidsmigranten gehuisvest. Enige tijd geleden is hier een
afwijkingsprocedure voor gestart. Reclamant verzoekt om de huisvesting van arbeidsmigranten op
deze locatie in het bestemmingsplan vast te leggen.
C. Standpunt
Voor de verleende vergunningen voor de huisvesting van arbeidsmigranten wordt geen aanduiding
op de verbeelding opgenomen, deze vergunningen worden gerespecteerd. Het bestemmingsplan
wordt op dit punt niet aangepast.
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
E. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
364
Nota van zienswijzen
E. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
F. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
F. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 287
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Zorgboerderij de Meyseberg, Jacobusstraat 25, 6013 RK Hunsel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Jacobusstraat 25 te Hunsel niet
correct is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie
was aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
Aangezien geen bedrijfsontwikkelingsplan is ingediend maar wel een ruimtelijke procedure is
doorlopen, gaat reclamant er van uit dat het bouwvlak aangepast wordt aan de hand van het
doorlopen procedure.
Bestemmingsplan Buitengebied
365
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet correct is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform de
ruimtelijke procedure aangepast.
B. Samenvatting
De gronden ten oosten van het agrarisch bouwvlak zijn in het ontwerp bestemmingsplan bestemd als
'Groen'. De bestemming 'Groen' is niet noodzakelijk voor de reeds gerealiseerde landschappelijk
inpassing en brengt beperkingen met zich mee voor het agrarisch gebruik van deze gronden.
Reclamant verzoekt de bestemming 'Groen' te vervangen door de bestemming 'Agrarisch'.
B. Standpunt
Voor de borging van de landschappelijke inpassing is een groenbestemming acceptabel. Een
agrarische bestemming kan de landschappelijke inpassing teniet doen.
C. Samenvatting
Ten opzichte van het voorontwerp heeft een wijziging plaatsgevonden van het begrip 'zorgboerderij'.
Hierbij is toegevoegd dat op deze locaties (ook) feesten en partijen zijn uitgesloten. Onduidelijk is
waarom deze toevoeging zo specifiek is opgenomen bij dit type activiteiten en niet bij andere
aanduidingen. Reclamant verzoekt de overbodige en willekeurige toevoeging 'feesten en partijen'
binnen de begripsbepaling 1.140 te verwijderen.
C. Standpunt
De toevoeging is bewust opgenomen. Feesten en partijen horen niet thuis binnen de zorgactiviteiten
ter plaatse van een zorgboerderij en in het buitengebied in het algemeen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan.
Zienswijze 288
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens P.M.M. van Lier, Heide 2, 6093 PB Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
366
Nota van zienswijzen
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Het bouwvlak op het adres Achter het Klooster 5a te Heythuysen is behoorlijk verkleind. De
bedrijfssituatie uit het bedrijfsontwikkelingsplan is niet terug te vinden in het ontwerp
bestemmingsplan. Reclamant constateert dat de inspraakreactie niet is bekeken en beoordeeld.
Reclamant verzoekt om het bouwvlak uit het vigerende plan over te nemen in het nieuwe plan.
C. Standpunt
De opmerking is terecht. De locatie zal worden ingetekend conform het ingediende
bedrijfsontwikkelingsplan.
D. Samenvatting
Westelijk van het bedrijf heeft een strook landbouwgrond de bestemming 'Natuur' gekregen. Deze
bestemming is niet in overeenstemming met de feitelijke situatie ter plekke. Reclamant verzoekt om
voor deze gronden de bestemming 'Agrarisch' op te nemen.
D. Standpunt
De situatie zal worden aangepast conform de werkelijke situatie in het veld.
Bestemmingsplan Buitengebied
367
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het ingediende
bedrijfsontwikkelingsplan (huidige situatie).
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 289
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens B. Aendekerk, Isidoorstraat 22, 6012 RE Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Isidoorstraat 22 te Haler niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien
368
Nota van zienswijzen
de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. De ruimtelijke onderbouwing met onderzoeken
is inmiddels aangeleverd. Verzocht wordt om de in de ruimtelijke onderbouwing gewenste
planologische situatie over te nemen in de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied'
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De ontwikkeling zal worden meegenomen conform de stukken behorende
bij de ruimtelijke onderbouwing.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". Het bouwvlak aan de Isidoorstraat 22 wordt doorsneden door een
openbare weg. Deze regeling kan leiden tot beperking van de ontwikkelings- en bouwmogelijkheden
van het bedrijf, omdat dit zou betekenen dat een strook van 10 meter aan beide zijden van de weg
vrij van bebouwing gehouden dient te worden. Verzocht wordt om voor deze locatie af te wijken van
het verbod en op te nemen dat binnen 10 meter van de weg wel gebouwd mag worden.
B. Standpunt
Gelet op de stedenbouwkundige uitgangspunten van het bestemmingsplan, zal geen afwijkende
regeling worden opgenomen. Eventuele bestaande bebouwing die binnen deze zone valt, mag
worden behouden en herbouwd op deze locatie.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Bestemmingsplan Buitengebied
369
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- De ontwikkeling zal worden meegenomen conform de stukken behorende bij de ruimtelijke
onderbouwing.
Zienswijze 290
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens P.M.A. Verheggen, Ensebroekerweg 2, 6037 NV Kelpen-Oler
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
370
Nota van zienswijzen
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Ensebroekerweg 2, 2a
te Kelpen-Oler, terwijl dit toch duidelijk een intensieve veehouderij betreft. Reclamant verzoekt om
alsnog de aanduiding 'intensieve veehouderij' aan te geven op deze locatie.
C. Standpunt
De opmerking is niet terecht. De vergunde hoeveelheid vleesstieren rechtvaardigt niet de aanduiding
intensieve veehouderij.
D. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve graasdierhouderij' ontbreekt in het bouwvlak. Reclamant verzoekt
de aanduiding 'intensieve graasdierhouderij' toe te kennen voor de locatie Ensebroekerweg 2, 2a en
aanvullend de wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid. Tevens verzoekt
reclamant deze aanduiding op te nemen in de beschrijving van alle agrarische bestemmingen.
D. Standpunt
De opmerking is niet terecht. De vergunde hoeveelheid vleesstieren rechtvaardigt niet de aanduiding
intensieve graasdierhouderij.
E. Samenvatting
Het bouwvlak is te klein ingetekend. De recentelijk vergunde en gebouwde stal en de sleufsilo's
liggen buiten het bouwvlak. Reclamant verzoekt het bouwvlak op te nemen, zoals is opgenomen in
het vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied 1999' van de voormalige gemeente Heythuysen.
E. Standpunt
Conform de uitgangspunten van het bestemmingsplan buitengebied wordt het feitelijke gebruik
bestemd. Aangezien er geen bedrijfsontwikkelingsplan voor deze locatie is ingediend, is het
bouwvlak strak om de bestaande bebouwing getekend. Wanneer een bedrijfsontwikkelingsplan
wordt ingediend zal de situatie opnieuw beoordeeld worden. Dit kan eventueel nog in het reparatie-
Bestemmingsplan Buitengebied
371
en veegplan plaatsvinden. Vooralsnog zal het feitelijk gebruik worden bestemd. De recentelijke
vergunde activiteiten zullen hierin wel worden meegenomen (de nieuwe bebouwing).
F. Samenvatting
Binnen het bouwvlak van de Ensebroekerweg 2, 2a zijn twee bedrijfswoningen vergund en aanwezig.
Reclamant verzoekt om de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden – 2' op te nemen.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 2" zal op de verbeelding
worden opgenomen.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform de feitelijke en vergunde situatie.
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met het aantal 2,
opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
372
Nota van zienswijzen
Zienswijze 291
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Dhr. Timmermans, Heide 6, 6093 PB Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het bouwvlak aan de Heide 6 te Heythuysen is te klein ingetekend en bijna gehalveerd ten opzichte
van het vigerende plan. Een deel van de aanwezige bebouwing en de aanwezige toegangsweg liggen
niet binnen het bouwvlak. Reclamant verzoekt om het bestaande bouwvlak uit het vigerende
bestemmingsplan te herstellen.
A. Standpunt
De opmerking is gedeeltelijk terecht. Het bouwvlak wordt alsnog conform de feitelijke in gebruik
zijnde situatie aangepast.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
C. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
Bestemmingsplan Buitengebied
373
C. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak ten aanzien van de feitelijke situatie aangepast.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 292
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens L.M. van Lier, Meijelseweg 18a, 6089 ND Heibloem
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
374
Nota van zienswijzen
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
C. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
Bestemmingsplan Buitengebied
375
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
D. Samenvatting
Op de gronden zijn de gebiedsaanduidingen 'overige zone - bufferzone 1' en 'overige zone –
bufferzone 2' gelegen. Deze gebiedsaanduidingen met bijbehorende regels zijn dermate onduidelijk
dat deze onvoldoende rechtszekerheid bieden voor de betreffende grondeigenaren. Verzocht wordt
deze gebiedsaanduidingen te schrappen.
D. Standpunt
Rond bos- en natuurgebieden zijn deze bufferzones opgenomen, conform het vigerend
bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Roggel en Neer. Binnen deze zones
zijn geen activiteiten toegestaan die kunnen leiden tot een onevenredige aantasting van de in de
nabijgelegen bos- of natuurgebieden voorkomende natuur- en landschapswaarden en activiteiten
die de uitwisselingsfunctie tussen de gronden en de aangrenzende natuur- of bosgebieden kunnen
verstoren. Om deze reden mag binnen deze gebiedsaanduiding ook niet worden gebouwd, met
uitzondering van erf- en terreinafscheidingen met een bouwhoogte van 2 meter. De bijbehorende
bepalingen worden voldoende duidelijk geacht. Deze gebiedsaanduidingen zullen dan ook niet
worden verwijderd.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
376
Nota van zienswijzen
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 293
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Stemkens- Lempens, Dries 28, 6086 AW Neer
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
Bestemmingsplan Buitengebied
377
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
De aanduiding die op de verbeelding is opgenomen voor de teeltondersteunende voorzieningen die
op het perceel ten oosten van Dries 28 te Neer aanwezig en vergund zijn, is niet correct. De
opgenomen aanduiding is voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, terwijl permanente
teeltondersteunende voorzieningen zijn vergund. Reclamant verzoekt om de correcte aanduiding op
te nemen, of de regels zo aan te passen dat ter plaatse permanente teeltondersteunende
voorzieningen zijn toegestaan.
C. Standpunt
In de huidige situatie is sprake van onbebouwd bouwblok. De aanduiding permanente
teeltondersteunende voorzieningen is dan ook terecht.
D. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
D. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
378
Nota van zienswijzen
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- De aanduiding permanente teeltondersteunende voorzieningen zal worden opgenomen.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 294
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens J. Frenken, Tamboerenstraat 1, 6088 CN Roggel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
Bestemmingsplan Buitengebied
379
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
"Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat
onder het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken
over de “bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet
geurhinder en veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het
ontbreken van toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote
rechtsonzekerheid en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen
uit de Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking. "
C. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
380
Nota van zienswijzen
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
D. Samenvatting
Niet alle aanwezige gebouwen aan de Tamboerenstraat 1 te Roggel zijn gelegen binnen het
bouwvlak. Gebleken is dat deze gebouwen ook in het vorige bestemmingsplan “Roggel en Neer”,
reeds buiten het begrensde bouwvlak waren getekend. Omdat de bebouwing niet opnieuw onder
het overgangsrecht kan vallen, verzoekt reclamant om de bebouwing op te nemen in het bouwvlak
van het vast te stellen bestemmingsplan “Buitengebied”.
D. Standpunt
De betreffende stallen zijn thans opgenomen als solitaire stalruimten. Deze zijn dan ook bestemd in
dit bestemmingsplan en derhalve niet onder het overgangsrecht gebracht.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
381
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 295
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Mousset Container Service B.V., Isidoorstraat 2, 6012 RE Haler
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Het voorgestelde bouwvlak in het ontwerp bestemmingsplan voor het bedrijf aan de Isidoorstraat 2
te Haler is in het geheel niet goed opgenomen. In het bedrijfsontwikkelingsplan is de inrichting van
het bouwvlak opgenomen. Reclamant is in overleg met de gemeente over de toekomst van het
bedrijf. Tevens conflicteert de voorgestelde vormverandering van het bouwvlak met het vigerend
bouwvlak en de noodzakelijke ontwikkelingsmogelijkheden en het zorgvuldigheidsbeginsel.
Reclamant verzoekt nogmaals om de gewenste ontwikkelingen in het bestemmingsplan te
verwerken.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Het bedrijf is voornemens te verplaatsen. Om die reden wordt geen
aanpassing van het bouwvlak, zoals in het ontwerp opgenomen, aangebracht.
B. Samenvatting
Reclamant verzoekt om de aanduiding 'overige zone – oud bouwland' van het gedeelte van het
bouwkavel, waar het bouwvlak gecorrigeerd dient te worden, te schrappen. De aanduiding mag niet
zorgen voor een beperking van de gewenste ontwikkelingen op het bouwvlak.
B. Standpunt
De mogelijkheid voor het uitbreiden van het bouwvlak gaat hier niet op.
Zoals ook al bij de behandeling van de inspraakreactie is aangegeven, is de aanduiding 'overige zone
– oud bouwland' is overgenomen uit het vigerend bestemmingsplan en dient behouden te blijven.
Deze elementen zijn belangrijk voor het landschap en de dieren. De mogelijkheid voor het uitbreiden
van het bouwvlak gaat hier niet op. Derhalve wordt niet ingegaan op het verzoek.
C. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
382
Nota van zienswijzen
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
C. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
D. Samenvatting
Uit de Geurverordening van de gemeente en de Wet geurhinder en veehouderij blijkt niet wat onder
het begrip “kern” wordt verstaan. In de Wet geurhinder en veehouderij wordt wel gesproken over de
“bebouwde kom”. De verschillende kernen voldoen niet aan de criteria uit de Wet geurhinder en
veehouderij. De begrenzing van de kernrandzones is niet te achterhalen. Door het ontbreken van
toetsbare criteria en het duidelijk niet hanteren van een kader ontstaat er grote rechtsonzekerheid
en rechtsongelijkheid voor de bedrijven binnen de kernrandzones die voortkomen uit de
Geurverordening.
Verzocht wordt de Geurverordening niet van toepassing te verklaren op het bestemmingsplan en de
kernrandzones met beperkingen en juridische consequenties op de verbeelding en in de regels te
schrappen. Tevens wordt verzocht de geurverordening in te trekken vanwege het feit dat er geen
sprake is van een toetsbaar en consequent beleid en de geurverordening in te trekken vanwege het
feit dat de geurverordening niet voldoet aan de Wet geurhinder en veehouderij en er geen
argumenten zijn geleverd voor deze afwijking.
D. Standpunt
In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is geregeld dat bij gemeentelijke verordening kan
worden bepaald dat binnen een deel van het grondgebied van de gemeente een andere waarde van
toepassing is dan de desbetreffende waarden als opgenomen in de Wgv. Bij het opstellen van de
geurverordening is rekening gehouden met de eisen uit de Wgv. Zo is ondermeer een gebiedsvisie
opgesteld. In deze gebiedsvisie is invulling gegeven aan “bepaalde delen van het grondgebied van de
gemeente”, waaronder de zogenoemde kernen en kernrandzones. Tevens is hierbij rekening
gehouden met toekomstige ontwikkelingen en de noodzaak tot het waar nodig vaststellen van
andere waarden dan de Wgv. Voor alle kernen zijn deze zones op kaart gezet en bij de verordening
gevoegd, zodat duidelijk is om welke gebieden het gaat. Omdat geurhinder voorts een aspect is dat
in belangrijke mate kan afdoen aan een goed woon- en verblijfsklimaat, acht de gemeente het
noodzakelijk om deze relevante contouren in het kader van een goede ruimtelijke ordening in het
bestemmingsplan op te nemen en hieraan bouw- en gebruiksbeperkingen te verbinden. In het kader
Bestemmingsplan Buitengebied
383
van het bestemmingsplansprocedure wordt geen besluit genomen over het eventueel intrekken van
gemeentelijke beleid of een verordening, dus wordt niet ten aanzien van de geurverordening.
E. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
E. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 296
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap van Heur, Kelperweg 22, 6037 RM Kelpen-Oler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Kelperweg 22 te Kelpen-Oler niet
is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
384
Nota van zienswijzen
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
Bestemmingsplan Buitengebied
385
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
E. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
E. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
F. Samenvatting
In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische
bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen
gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat
er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed
woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.
F. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;”
Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd:
“l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische)
bedrijven.”
G. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
386
Nota van zienswijzen
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
G. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking
voor omliggende (agrarische) bedrijven.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 297
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M. Nouwen, Aan de Bergen 4, 6093 NX Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
Bestemmingsplan Buitengebied
387
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Aan de Bergen 4 te Heythuysen
niet is aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien
de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd.
C. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De
gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog
aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het
bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in
een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient
reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren.
D. Samenvatting
Het bedrijf op de locatie Aan de Bergen 4 voldoet aan de definitie van een 'intensieve veehouderij'. In
het voorontwerp bestemmingsplan was deze aanduiding ook opgenomen. In het ontwerp
bestemmingsplan is deze aanduiding onterecht verwijderd. Reclamant verzoekt de functieaanduiding
'intensieve veehouderij' weer op te nemen.
D. Standpunt
De opmerking is niet terecht. De aanduiding intensieve veehouderij is nog steeds op het perceel
aanwezig.
388
Nota van zienswijzen
E. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
E. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
F. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
F. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
Bestemmingsplan Buitengebied
389
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 298
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Claessens-van Dael, Scheidingsweg 9, 6011 SW Ell
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Scheidingsweg 9 te Ell niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan, indien
de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd.
A. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak is een bedrijfsontwikkelingsplan aangeleverd. De
gemeente heeft op basis van de beoordeling gevraagd een ruimtelijke onderbouwing en nog
aanvullende stukken aan te leveren. De wijziging wordt derhalve niet meer meegenomen in het
bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om dergelijke wijzigingen te regelen in
een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de ontwikkeling hierin mee te nemen, dient
reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te leveren.
B. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de bedrijfslocatie. In de beantwoording
van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden
opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
390
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
Bestemmingsplan Buitengebied
391
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
F. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 299
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens P. Geenen, Brumholt 13, 6086 PV Neer
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In het ontwerp bestemmingsplan “Buitengebied” is de locatie Brumholt 13 te Neer bestemd als
'Wonen'. Op deze locatie zijn twee woningen aanwezig. Reclamant verzoekt om de aanduiding '2' op
te nemen.
A. Standpunt
Het is de gemeente niet bekend dat hier woningsplitsing heeft plaatsgevonden of dat een tweede
woning mocht worden gebouwd. Ook op grond van het vigerende bestemmingsplan is sprake van
één woning ter plaatse. De opmerking is dan ook niet terecht.
392
Nota van zienswijzen
Conclusie
De zienswijze is niet gegrond en leidt niet tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Niet van toepassing.
Zienswijze 300
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens H. Winters, Hulmusweg 4, 6012 RP Haler
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Hulmusweg 4 te Haler niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Voor de aanwezige rundveetak is de aanduiding 'intensieve veehouderij' noodzakelijk. In de
beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding niet noodzakelijk is
vanwege de omvang van de rundveetak. In de begripsbepalingen is echter niets opgenomen als
voorwaarde ten aanzien van een benodigde omvang. Reclamant verzoekt alsnog de aanduiding
'intensieve veehouderij' op te nemen.
B. Standpunt
Het ter plaatse aanwezige vee rechtvaardigt niet de aanduiding intensieve veehouderij in de zin van
de begripsbepalingen uit het bestemmingsplan. Het bedrijf voldoet voorts niet aan de voorwaarde
voor intensieve graasdierhouderij (200 dieren). Derhalve wordt geen aanduiding van dergelijke aard
opgenomen.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
Bestemmingsplan Buitengebied
393
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: "...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied."
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: "...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden".
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
394
Nota van zienswijzen
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 301
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens A. Dirks, Lochterstraat 3a, 6012 RD Haler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Eikesstraat 55 te Hunsel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en het vigerend bestemmingsplan aangepast.
B. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de bedrijfslocatie. In de beantwoording
van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve veehouderij' zou worden
opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
C. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
Bestemmingsplan Buitengebied
395
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
C. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
D. Samenvatting
In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische
bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen
gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat
er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed
woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.
D. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;”
Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd:
“l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische)
bedrijven.”
E. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
E. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
F. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
396
Nota van zienswijzen
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
F. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform vigerend bestemmingsplan.
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
397
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking
voor omliggende (agrarische) bedrijven.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 302
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Baetsen, Heideweg 12, 6037 NZ Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Conform de plansystematiek van de Wet Plattelandswoningen verzoekt reclamant de bedrijfswoning
op de locatie Grathemerweg 19 te Kelpen-Oler als plattelandswoning te bestemmen. Het betreft
immers een woning die qua gebruik is afgesplitst van de bedrijfsvoering op deze locatie.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Voor de woning op de locatie Grathemerweg 19 zal de aanduiding
plattelandswoning worden opgenomen.
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
398
Nota van zienswijzen
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
D. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
D. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Voor de woning op de locatie Grathemerweg 19 zal de aanduiding plattelandswoning worden
opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
399
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 303
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Rutten-Knoops, Heide 13, 6093 PA Heythuysen
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Heide 13 te Heythuysen niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. Het bouwvlak wordt alsnog conform het
bedrijfsontwikkelingsplan aangepast.
B. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
B. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
400
Nota van zienswijzen
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
In artikel 29.4.2 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat herbouw van een woning op een andere
locatie dan de bestaande locatie, de omliggende agrarische bedrijven niet extra mag belemmeren.
Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat niet mag worden afgeweken van de
bouwregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat er nadelige effecten optreden voor de toekomstige
(agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan
worden.
E. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
Bestemmingsplan Buitengebied
401
“d. aangetoond wordt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat
van omwonenden;
e. aangetoond wordt dat geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische) bedrijven.”
F. Samenvatting
In artikel 50.7 is nog niet scherp genoeg geformuleerd dat woningsplitsing de omliggende agrarische
bedrijven niet extra mag belemmeren. Verzocht wordt de voorwaarden zo aan te passen dat geen
gebruik mag worden gemaakt van de algemene afwijkingsregels wanneer uit onderzoeken blijkt dat
er nadelige effecten optreden voor de toekomstige (agrarische) bedrijfsvoering of wanneer een goed
woon- en leefklimaat niet gegarandeerd kan worden.
F. Standpunt
Ter verduidelijking zal de regeling als volgt aangepast worden:
“g. aangetoond wordt dat na splitsing sprake is van een goed woon- en leefklimaat;”
Verder wordt de volgende voorwaarde toegevoegd:
“l. aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking voor omliggende (agrarische)
bedrijven.”
G. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
G. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt het bouwvlak aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
– In de planregels wordt aan artikel 29.4.2 aan sub d. en e. de zinsnede 'aangetoond wordt dat'
toegevoegd.
- In de planregels wordt aan artikel 50.7 aan sub g. de zinsnede 'aangetoond wordt dat' toegevoegd.
Tevens wordt sub l. toegevoegd 'aangetoond wordt dat na splitsing geen sprake is van een beperking
voor omliggende (agrarische) bedrijven.
402
Nota van zienswijzen
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 304
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Baetsen, Heideweg 12, 6037 NZ Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Gezien de bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten op de locatie aan de Heideweg 12 te KelpenOler is de aanduiding 'intensieve veehouderij' benodigd. Reclamant verzoekt deze aanduiding op het
bouwvlak op te nemen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Op de locatie zal alsnog de aanduiding intensieve veehouderij worden
opgenomen.
B. Samenvatting
In artikel 48.2 is opgenomen dat de landschappelijke inpassing gereed moet zijn binnen 1 jaar nadat
het onderhavige bestemmingsplan onherroepelijk is. De realisatie van een landschappelijk
inpassingsplan wordt privaatrechtelijk geregeld met de initiatiefnemer. Verzocht wordt om artikel
48.2 onder a. te schrappen of om een termijn van minimaal 2 jaar op te nemen.
B. Standpunt
De voorgestelde termijn van 2 jaar is akkoord. Dit zal worden aangepast in artikel 48.2.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
Bestemmingsplan Buitengebied
403
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
404
Nota van zienswijzen
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
– In de planregels wordt in artikel 48.2 sub a. de termijn van 1 jaar gewijzigd in 2 jaar.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 305
Bergs Advies, ing. P.S.J. Van Lier, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens C.H.J. van Lier, Grote Laak 5a, 6088 NJ Roggel
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie aan de Grote Laak 5a en Grote Laak 5b te Roggel liggen twee woningen. Deze woningen
zijn opgenomen in het bestemmingsvlak 'Wonen' met ook nog woningen van derden. Reclamant
verzoekt om een apart bestemmingsvlak 'Wonen' op te nemen met daarop een maatvoering dat er
twee woningen zijn toegestaan.
A. Standpunt
Ter plaatse is niet aangegeven hoeveel woningen binnen het bestemmingsvlak aanwezig mogen zijn.
Er zal een aanduiding "maximum aantal wooneenheden = 3" worden opgenomen, in
overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan.
B. Samenvatting
Aan de noordwestzijde van het bestemmingsvlak is de grens van het vlak zodanig ingetekend dat niet
alle aanwezige bebouwing binnen het bestemmingsvlak valt. Reclamant verzoekt de noordwestelijke
grens met 10 meter te verschuiven.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De belijning van het bestemmingsvlak zal worden verplaatst, zodat de
bestaande bebouwing in de noordwestelijke hoek hierbinnen zal komen te vallen.
Conclusie
De zienswijze is gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Er zal een aanduiding “maximum aantal wooneenheden = 3” worden opgenomen, in
overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan..
- De belijning van het bestemmingsvlak zal worden verplaatst, zodat de bestaande bebouwing in de
noordwestelijke hoek hierbinnen zal komen te vallen.
Bestemmingsplan Buitengebied
405
Zienswijze 306
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Creemers, Rijksweg Zuid 9, 6037 RD Kelpen-Oler
datum reactie: 02 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie aan de Rijksweg Zuid 9 te Kelpen-Oler ligt een bouwvlak ten behoeve van een
melkveehouderij. Aan de noordzijde is een deel van de bestaande verharding niet opgenomen in het
bouwvlak. Reclamant verzoekt het bouwvlak in het vastgesteld bestemmingsplan correct op te
nemen.
A. Standpunt
De intekening aan de noordzijde van de locatie is iets verschoven naar de westzijde. Dit wordt
gecorrigeerd zodat de bestaande verhardingen binnen het bouwvlak komen te liggen.
B. Samenvatting
Reclamant wil in het verlengde van de bestaande schuur nog graag een opslagruimte realiseren.
B. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend
moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een
akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd,
kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt
echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens
om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
De intekening aan de noordzijde van de locatie is iets verschoven naar de westzijde. Dit wordt
gecorrigeerd zodat de bestaande verhardingen binnen het bouwvlak komen te liggen.
Zienswijze 307
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens J. Custers en C. Custers-Camp, Smidstraat 1, 6013 RX Hunsel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
406
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Smidstraat 1 te Hunsel niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak zou worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
Er is geen bedrijfsontwikkelingsplan ontvangen. Het bouwvlak is conform de uitgangspunten bij het
bestemmingsplan buitengebied ingetekend conform het huidige gebruik. Het bouwvlak blijft dan ook
gehandhaafd.
B. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
B. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 308
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
Bestemmingsplan Buitengebied
407
namens Jori Heythuysen B.V., Aan de Bergen 23, 6093 NW Heythuysen
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Gezien de bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten op de locatie aan de Hollander 1 te Heythuysen
is de aanduiding 'intensieve veehouderij' benodigd. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat vernoemde vergunning niet terecht is en derhalve de aanduiding niet opgenomen
zal worden. Reclamant gaat er van uit dat bij de vergunningverlening een zorgvuldige
belangenafweging heeft plaats gevonden. Ter voorkoming van strijdigheid met de rechtszekerheiden zorgvuldigheidsbeginsel, verzoekt reclamant de aanduiding 'intensieve veehouderij' alsnog op het
bouwvlak op te nemen.
A. Standpunt
De milieuvergunning is destijds inderdaad ten onrechte verleend. In het bestemmingsplan is voorts
nooit intensieve veehouderij mogelijk gemaakt. Het gemeentelijke en provinciale beleid staat dit ook
niet toe.
B. Samenvatting
Ten behoeve van de bestaande en gewenste ontwikkelingen op de locatie is het van belang het
vigerend agrarisch bouwvlak te behouden. Reclamant verzoekt het bouwvlak in het vastgesteld
bestemmingsplan correct op te nemen.
B. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
408
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
Bestemmingsplan Buitengebied
409
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 309
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens M.T.J. Smeets, Smidstraat 8, 6013 RX Hunsel
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie aan de Smidstraat 8 te Hunsel staat een vergunde loods. Deze loods ligt in het ontwerp
bestemmingsplan buiten het bouwvlak. Reclamant verzoekt om het bouwvlak zo op te nemen, dat de
vergunde loods binnen het bouwvlak komt te liggen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Het bouwvlak is iets te strak om de bestaande bebouwing getrokken,
waardoor een deel van de bestaande loods erbuiten valt. Dit zal in het bestemmingsplan
gecorrigeerd worden.
B. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
B. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -
410
Nota van zienswijzen
landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
- Het bouwvlak is iets te strak om de bestaande bebouwing getrokken, waardoor een deel van de
bestaande loods erbuiten valt. Dit zal in het bestemmingsplan gecorrigeerd worden.
Zienswijze 310
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens P. Brouwers, Heerbaan 5, 6092 NB Leveroy
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Een gedeelte van de agrarische gronden aan de Veestraat ongenummerd te Baexem heeft de
bestemming 'Natuur' gekregen. Deze bestemming is niet in overeenstemming met het feitelijke
gebruik ter plekke. Reclamant verzoekt om voor deze gronden de bestemming 'Agrarisch' op te
nemen.
A. Standpunt
Het gaat om het perceel kadastraal bekend als gemeente Heythuysen, sectie M, nummer 248. In de
noordwestzijde van dit perceel is een bosje aanwezig. Hiervoor zal de natuurbestemming behouden
blijven. Voor het overige deel van het perceel zal de agrarische bestemming worden opgenomen.
B. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
Bestemmingsplan Buitengebied
411
B. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- In de noordwestzijde van dit perceel is een bosje aanwezig. Hiervoor zal de natuurbestemming
behouden blijven. Voor het overige deel van het perceel zal de agrarische bestemming worden
opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 311
Bergs Advies, ing. N.P.M. Maes, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens F.J.J.M. Rietjens, Castertstraat 1a, 6011 SL Ell
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Reclamant constateert dat het bouwvlak ter plaatse van de locatie Casterstraat 1a te Ell niet is
aangepast ten opzichte van het voorontwerp. In de beantwoording van de inspraakreactie was
aangegeven dat het bouwvlak alleen kan worden aangepast conform het bedrijfsontwikkelingsplan,
indien de noodzakelijke onderzoeken worden aangeleverd. Deze noodzakelijke ruimtelijke
onderbouwing heeft reclamant doen besluiten het bedrijfsontwikkelingsplan aan te passen op het
vigerend bouwvlak. Reclamant verzoekt het bouwvlak aan te passen aan de hand van het nieuwe
bedrijfsontwikkelingsplan.
A. Standpunt
De opmerking is correct. Het bedrijfsontwikkelingsplan is inmiddels beoordeeld en akkoord
bevonden. Het bouwvlak wordt conform het bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan
ingetekend (kleine uitbreiding achterkant perceel).
412
Nota van zienswijzen
B. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
B. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
C. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
C. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Het bedrijfsontwikkelingsplan is inmiddels beoordeeld. Het bouwvlak wordt conform het
bedrijfsontwikkelingsplan en vigerend bestemmingsplan ingetekend.
Zienswijze 312
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
Bestemmingsplan Buitengebied
413
namens De Waog, biologische tuinderij vof, Dijk 2, 6086 AM Neer
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Op de locatie aan de Dijk 2 te Neer is een, in zijn soort unieke, biologische boerderijwinkel gelegen.
Door strengere eisen gesteld door de Voedsel en Waren Autoriteit aan de verkoop en het opslaan
van producten. Hierdoor is een grotere bedrijfsvloeroppervlakte nodig. Reclamant verzoekt om voor
de boerderijwinkel een bedrijfsvloeroppervlakte van 120 m2 op te nemen in de regels en tevens een
specifieke aanduiding op te nemen voor de biologische boerderijwinkel.
A. Standpunt
Ter plaatse zal de aanduiding "boerderijwinkel" op de verbeelding en in de planregels worden
opgenomen, ter grootte van 120 m2.
B. Samenvatting
De boerderijwinkel heeft een kleine zitgelegenheid in de winkel. In de regels staat omschreven dat de
nevenactiviteiten plaats moeten vinden in het hoofdgebouw. Reclamant gaat er vanuit dat
kleinschalige horeca ook is toegestaan in de loods, waar de winkel is vergund. Anders verzoekt
reclamant om in de regels op te nemen voor deze locatie, dat de boerderijwinkel zich in een
bijgebouw bevindt.
B. Standpunt
De betreffende loods voldoet aan de begripsomschrijving van "hoofdgebouw" als opgenomen in de
begripsbepalingen. In de betreffende loods mag dan ook als ondergeschikte nevenactiviteit
kleinschalige horeca plaatsvinden.
C. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
C. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -
414
Nota van zienswijzen
landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Ter plaatse zal de aanduiding “boerderijwinkel” op de verbeelding worden opgenomen ter grootte
van 120 m2 en in de planregels (bestemmingsomschrijving) worden opgenomen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 313
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Sillekens landbouwbeheer B.V., Hollander 11, 6093 PC Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
A. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
B. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Bestemmingsplan Buitengebied
415
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
B. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
C. Samenvatting
Het bouwvlak op de locatie Hollander 11 te Heythuysen is in het ontwerp bestemmingsplan met ruim
2000 m2 verkleind ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. Dit staat de geplande uitbreiding
van de bebouwing in de weg. Reclamant verzoekt het vigerende bouwvlak te handhaven.
C. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
D. Samenvatting
Het verkleinen van het bouwvlak is niet beschreven in de financiële paragraaf en het exploitatieplan.
Het ontbreken van deze onderdelen kan zorgen voor een niet financieel haalbaar bestemmingsplan.
D. Standpunt
Niet wordt ingezien waarom het bestemmingsplan niet financieel haalbaar zou zijn. Er is gekozen
voor een bouwvlak op maat - benadering, conform gemeentelijk en provinciaal beleid.
E. Samenvatting
In dit ontwerp bestemmingsplan wordt de term “intensieve graasdierhouderij' geïntroduceerd voor
bedrijven met 200 melkkoeien of meer, waarvan een deel of alle koeien permanent worden
opgestald. Voor de omzetting van een niet-intensieve graasdierhouderij naar een intensieve
graasdierhouderij is een wijzigingsprocedure noodzakelijk, waar een afwijkingsbevoegdheid beter
lijkt wanneer het dieraantal niet toeneemt. Reclamant verzoekt de status “intensieve
graasdierhouderij” toe te kennen voor de locatie Hollander 11 en aanvullend de
wijzigingsbevoegdheid om te zetten in een afwijkingsbevoegdheid.
E. Standpunt
Aan de locatie wordt geen aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierhouderij'
toegekend. Dat blijkt uit de vergunde dieraantallen. De in het bestemmingsplan opgenomen
416
Nota van zienswijzen
wijzigingsbevoegdheid wordt voorts niet omgezet naar een afwijkingsbevoegdheid. Het betreft de
toevoeging van een aanduiding op kaart. Met een afwijkingsbevoegdheid kunnen geen wijzigingen
worden doorgevoerd die leiden tot aanpassing van de verbeelding. Derhalve blijft de regeling zoals in
het ontwerp bestemmingsplan, in de vorm van een wijzigingsbevoegdheid, gehandhaafd.
F. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
F. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
G. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
G. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
H. Samenvatting
Momenteel vindt er een herverdeling plaats in het natuurgebied Sarsven & De Banen en een
herbegrenzing van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) ter plaatse. Reclamant verzoekt om in te
Bestemmingsplan Buitengebied
417
gaan op de veranderingen die spelen rondom de herverdeling van de EHS en dit op te nemen in de
MER die bij het bestemmingsplan Buitengebied hoort.
H. Standpunt
Voor de betreffende werkzaamheden in het kader van de herverdeling Sarsven & De Banen is een
aparte procedure gevolgd (herschikking gronden). Het merendeel van dit project vindt plaats in de
gemeente Nederweert. Voor de betreffende gronden gelegen in de gemeente Leudal, ziet dit
voornamelijk op de herschikking van enkele kleinere watergangen, wat binnen de bestaande
bestemmingen plaats mag vinden.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 314
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens P.M.M. van Lier, Heide 2, 6093 PB Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De locatie aan de Heide 2 te Heythuysen heeft de bestemming 'Wonen'. Een deel dat feitelijk in
gebruik is als wonen is niet als dusdanig bestemd. Reclamant verzoekt een grotere bestemming
'Wonen' op te nemen, zodat de gehele tuin met bijgebouwen in deze bestemming worden
opgenomen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De tuin is groter dan ingetekend op de verbeelding. Dit zal worden
aangepast in het definitieve bestemmingsplan.
B. Samenvatting
In de directe omgeving van deze locatie zijn een tweetal recreatieve objecten gelegen. Door ook
Heide 2 als dusdanig te bestemmen, sluiten deze gebieden aan en ontstaat een goede ruimtelijke
eenheid. Reclamant verzoekt om het perceel mede te bestemmen tot 'Verblijfsrecreatie' met een
bebouwingspercentage van 15%.
B. Standpunt
Deze gewenste ontwikkeling is nieuw en niet eerder onderbouwd. Dit kan dan ook niet zonder meer
als nieuwe ontwikkeling worden meegenomen in dit bestemmingsplan.
418
Nota van zienswijzen
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- Op de verbeelding wordt de bestemming 'Wonen' aangepast conform het feitelijk gebruik.
Zienswijze 315
Bergs Advies, mr. Y.G.P. Vos, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Jori Heythuysen B.V., Aan de Bergen 23, 6093 NW Heythuysen
datum reactie: 06 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
Ten behoeve van de bestaande en gewenste ontwikkelingen op de locatie is het van belang het
vigerend agrarisch bouwvlak te behouden. Reclamant verzoekt het bouwvlak in het vastgesteld
bestemmingsplan correct op te nemen.
A. Standpunt
Overeenkomstig het beleid als gevolg van het maatschappelijk debat zijn de bouwvlakken opnieuw
ingetekend. De onbenutte delen van het bouwvlak worden volgens dit beleid niet meer binnen het
bouwvlak opgenomen. Indien het bouwvlak gehandhaafd dient te blijven zal hiervoor een
bedrijfsontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat
bedrijfsontwikkelingsplan kan het bouwvlak worden aangepast. Deze wijziging wordt echter niet
meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens om
dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
B. Samenvatting
Gezien de bestaande en vergunde bedrijfsactiviteiten op de locatie aan de Hollander 1a te
Heythuysen is de aanduiding 'intensieve veehouderij' benodigd. In de beantwoording van de
inspraakreactie was aangegeven dat vernoemde vergunning niet terecht is en derhalve de
aanduiding niet opgenomen zal worden. Reclamant gaat er van uit dat bij de vergunningverlening
een zorgvuldige belangenafweging heeft plaats gevonden. Ter voorkoming van strijdigheid met de
rechtszekerheid- en zorgvuldigheidsbeginsel, verzoekt reclamant de aanduiding 'intensieve
veehouderij' alsnog op het bouwvlak op te nemen.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. De aanduiding intensieve veehouderij zal worden opgenomen op de locatie
Hollander 1a te Heythuysen.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
Bestemmingsplan Buitengebied
419
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
E. Samenvatting
Op het gehele plangebied ligt de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'.
Ingevolge de regels is het verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke
elementen' op of in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met
Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels, aangewezen gronden, zonder
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden,
deze buiten het bouwvlak uit te voeren. Volgens reclamant worden op deze manier veel gebieden
onnodig belemmerd in hun mogelijkheden voor het uitvoeren van werkzaamheden. Verzocht wordt
de gebiedsaanduiding op te nemen alleen waar deze van toepassing is en de regels als volgt te
wijzigen: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen'
op en in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de kaarten met Landschappelijke
elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels...."
420
Nota van zienswijzen
E. Standpunt
Met de regeling wordt bedoeld dat een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden nodig is voor bepaalde werken en werkzaamheden buiten het bouwvlak
op/in de gebieden en/of landschapselementen die zijn aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij de
regels. Dit is nu ook als zodanig opgenomen in de regels. De betreffende regel (49.11.2) moet als
volgt gelezen worden: "het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone landschappelijke elementen' op/in de voor landschappelijke elementen, zoals aangegeven op de
kaarten met Landschappelijke elementen die als Bijlage 3 zijn gevoegd bij de regels....". Om
misverstanden over de regeling te voorkomen, zal deze wel worden herschreven. Het is dan ook niet
nodig op de verbeelding de gebiedsaanduiding 'overige zone - landschappelijke elementen' aan te
passen.
F. Samenvatting
De aanwezige goothoogte van de bedrijfsgebouwen is reeds hoger dan de opgenomen maatvoering
van 7,2 meter. Het betreft een afwijking van gemiddeld 17 centimeter. Reclamant verzoekt de
minimale overschrijding positief te bestemmen.
F. Standpunt
In artikel 47.3.1 is reeds bepaald dat indien afstanden tot en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of
oppervlakten van bestaande bouwwerken die legaal gebouwd zijn, op het tijdstip van de
inwerkingtreding van het bestemmingsplan meer bedragen dan voorgeschreven in de verschillende
artikelen, deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. De
goothoogte staat in dit artikel echter nog niet specifiek genoemd. Voor de betreffende
bouwhoogteoverschrijding wordt thans een separaat traject gevolgd. Het bestemmingsplan zal dit
traject niet doorkruisen.
G. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
G. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
H. Samenvatting
Reclamant wil voor de volledigheid het volgende onder de aandacht brengen. Op korte termijn wordt
er een principeverzoek ingediend met de aanvraag om een standpunt in te nemen aangaande
aanpassing van het bestemmingsplan. Dit principeverzoek heeft met name betrekking op het
Bestemmingsplan Buitengebied
421
verplaatsen van het bouwvlak teneinde luchtwassers aan de achterzijde van de stallen te realiseren
en de realisatie van een loods. Het is van belang dat het bouwvlak in het vastgesteld
bestemmingsplan correct wordt opgenomen.
H. Standpunt
Ten behoeve van de uitbreiding van het bouwvlak zal een bedrijfsontwikkelingsplan ingediend
moeten worden. Aan de hand van de beoordeling van dat bedrijfsontwikkelingsplan en nadat een
akkoord bevonden ruimtelijke onderbouwing en eventueel benodigde onderzoeken zijn aangeleverd,
kan het bouwvlak conform het bedrijfsontwikkelingsplan worden aangepast. Deze wijziging wordt
echter niet meer meegenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. De gemeente is voornemens
om dergelijke wijzigingen te regelen in een nog op te stellen ‘veeg’bestemmingsplan. Om de
ontwikkeling hierin mee te nemen, dient reclamant voor 1 april 2014 de gevraagde stukken aan te
leveren.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
- De opmerking is terecht. De aanduiding intensieve veehouderij zal worden opgenomen op de
locatie Hollander 1a te Heythuysen.
– In de planregels wordt artikel 49.11.2 duidelijker geformuleerd.
Zienswijze 316
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Maatschap Adams, Weverstraat 17, 6013 RA Hunsel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Venderstraat 5 te
Haler. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve
veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
B. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
422
Nota van zienswijzen
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
B. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
C. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
C. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
D. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
D. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Bestemmingsplan Buitengebied
423
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
Zienswijze 317
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens maatschap Adams, Weverstraat 17, 6013 RA Hunsel
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De functieaanduiding 'intensieve veehouderij' ontbreekt op de locatie aan de Kapittelstraat 1-3 te
Haler. In de beantwoording van de inspraakreactie was aangegeven dat de aanduiding 'intensieve
veehouderij' zou worden opgenomen op de verbeelding. Reclamant verzoekt dit alsnog te doen.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. De gemeente betreurt ten zeerste dat het standpunt op de inspraakreactie
niet is verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan. De aanduiding 'intensieve veehouderij' wordt
opgenomen op de verbeelding.
B. Samenvatting
In de afwijkingsbevoegdheden voor bouwen vóór de achtergevelrooilijn in de diverse agrarische
bestemmingen is de volgende voorwaarde opgenomen: "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of
overige bouwwerken tot de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak niet minder dan
10 meter mag bedragen". In de toelichting en beantwoording van inspraakreactie wordt aangegeven
dat de bouwvlakken doorgetrokken zijn tot de weg. Dit is op een aantal locaties niet het geval. Om
onduidelijkheid te voorkomen wordt voorgesteld in de afwijkingsbevoegdheden op te nemen dat
binnen 10 meter van de weg niet gebouwd mag worden.
B. Standpunt
De opmerking is terecht. In de verschillende afwijkingsbevoegdheden wordt de betreffende
voorwaarde als volgt gewijzigd: “de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige bouwwerken tot de
openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen”.
C. Samenvatting
In de planregels is een specifieke groep van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals
warmtewisselaars en luchtwassers opgenomen, waarvoor een maximale bouwhoogte van 7,2 meter
geldt. Verzocht wordt ook voor luchtbakken een bouwhoogte tussen de 7,2 meter en 12 meter op te
nemen of deze te koppelen aan de maximale bouwhoogte van gebouwen. Door de maximale hoogte
van luchtbakken te koppelen aan de gebouwhoogte wordt recht gedaan aan de ruimtelijke uitstraling
van die luchtbakken en wordt ruimte geboden aan de ondernemers om milieukundig gunstigere
verspreiding van stoffen te bereiken.
424
Nota van zienswijzen
C. Standpunt
Naar de mening van de gemeente dienen luchtbakken met een hoogte van meer dan 7,2 meter
geïntegreerd te worden in het gebouw. Dit omdat dergelijke constructies de ruimtelijke
verschijningsvorm van gebouwen te veel aantasten. Derhalve worden de bouwregels hier niet op
aangepast.
D. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, die 9 tot 19 jaar terug ligt,
betekent dat eventueel gewijzigde bedrijfssituaties na die datum middels deze bepaling
waarschijnlijk niet positief worden bestemd. Uit de milieueffectrapportage blijkt dat het
waarschijnlijk de bedoeling is om de situatie per datum van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan te hanteren als bestaand gebruik. Om onduidelijkheid te voorkomen wordt
voorgesteld artikel 1.29 als volgt aan te passen: "bestaande veestapel: ten aanzien van het gebruik
van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee geldt als peildatum de
bestaande of vergunde situatie op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt en
aanvragen die voor deze datum al in behandeling waren".
D. Standpunt
De bestaande vergunningen worden gerespecteerd. Alleen wanneer een initiatiefnemer iets nieuws
wil realiseren, zal deze moeten aantonen dat deze hier recht op heeft op basis van de
Natuurbeschermingswet. De definitie zal niet worden aangepast.
E. Samenvatting
Bij de verschillende agrarische artikelen en in de algemene gebruiksregels is de volgende voorwaarde
opgenomen met betrekking tot de effecten op de Natura 2000-gebieden: “...er geen sprake is van
een toename van de ammoniakemissie vanaf het betreffende agrarische bedrijf, met als gevolg een
verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitat en habitatsoorten of een significant effect
op de kwalificerende soorten van een Natura 2000-gebied.”
Primair wordt verzocht deze voorwaarde op de verschillende plekken te schrappen, omdat het geen
planologisch relevante wetgeving betreft en dus niet in het bestemmingsplan hoeft te worden
verankerd. Of bij behoud van deze regeling, de voorwaarde als volgt te wijzigen: “...en door
initiatiefnemer wordt aangetoond dat er geen significant negatieve effecten optreden op Natura
2000-gebieden”.
E. Standpunt
De effecten van naderhand (via een omgevingsvergunning) toe te stane ruimtelijke ontwikkelingen
op een Natura 2000-gebied zijn wel degelijk ruimtelijk relevant. De criteria zijn zodanig gekozen dat
objectief bezien kan worden of een ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op een Natura
2000-gebied. Het bestemmingsplan wordt hierop niet aangepast.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
– Op de verbeelding wordt de aanduiding 'intensieve veehouderij' opgenomen.
Bestemmingsplan Buitengebied
425
- In de planregels wordt de voorwaarde gewijzigd in "de afstand van bedrijfsgebouwen en/of overige
bouwwerken tot de openbare weg niet minder dan 10 meter mag bedragen.”
Zienswijze 318
Bergs Advies, ing. E.P.W. van Geldrop, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens Mevr. Hohenwalt – Derks, Grathemerweg 13, 6037 NP Kelpen-Oler
datum reactie: 07 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
De locatie aan de Grathemerweg 20 is in het ontwerp bestemmingsplan bestemd als 'Wonen' en zijn
de achterliggende gebouwen opgenomen binnen de bestemming 'Agrarisch'. Binnen dit
bestemmingsvlak is op dit perceel, bekend als Grathemerweg 20a geen bouwvlak toegekend. Op dit
perceel staan meerdere vergunde stallen en gebouwen. Reclamant verzoekt een bouwvlak op te
nemen binnen de bestemming 'Agrarisch'.
A. Standpunt
De opmerking is terecht. Er zal een bouwvlak getekend worden om de bestaande bebouwing heen
met de aanduiding geen bedrijfswoning toegestaan.
B. Samenvatting
Het verwijderen van het bouwvlak is niet beschreven in de financiële paragraaf en het
exploitatieplan. Het ontbreken van deze onderdelen kan zorgen voor een niet financieel haalbaar
bestemmingsplan en planschade.
B. Standpunt
Gelet op de eerdere opmerking bij reactie 1 is de onderhavige vraag niet meer aan de orde.
Conclusie
De zienswijze is (deels) gegrond en leidt tot wijziging van het bestemmingsplan.
Wijzigingen in bestemmingplan
Er zal een bouwvlak getekend worden om de bestaande bebouwing heen met de aanduiding geen
bedrijfswoning toegestaan.
Zienswijze 319
Bergs Advies, drs. L.I.E.P. Savelkoul, Leveroyseweg 9a, 6093 NE Heythuysen
namens S.A.J. Knapen, Heide 19, 6093 PA Heythuysen
datum reactie: 03 januari 2014, datum ontvangst: 08 januari 2014
426
Nota van zienswijzen
Behandeling zienswijze
A. Samenvatting
In artikel 1.29 wordt gesproken over "de peildatum bepaald bij of krachtens de
Natuurbeschermingswet 1998". Het hanteren van deze peildatum, di