HET NIEUWE WELZIJN 2009-2014 5 jaar beleid in Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Inleiding Over de rode draad in het Nieuwe Welzijn: meer zorg op maat en de vermaatschappelijking van de zorg Tijdens de regeringsonderhandelingen in 2009 kwamen de coalitiepartners overeen om zwaar in te zetten op de verdere uitbouw van de welzijnssector. Aangespoord door een resolutie die door het vorige Vlaamse parlement was aangenomen, werd er een akkoord gemaakt over een groeipad voor de sector personen met een handicap. Ook andere sectoren werden voorzien van een budgettair groeipad. Maar en cours de route heeft de economische crisis de Vlaamse overheid ertoe verplicht die groeiscenario’s bij te stellen. Ondanks de budgettaire krapte en de besparingen die als gevolg daarvan alle beleidsdomeinen troffen, zijn de uitgaven voor zorg toch met 30% of 900 mio euro gestegen. Een dergelijk perspectief van de uitbreiding van het aanbod was natuurlijk ook het uitgelezen moment om een aantal grote veranderingen in de organisatie van het aanbod door te voeren. Het is niet overdreven te stellen dat haast geen enkel aspect van het Vlaamse welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid onaangeroerd is gebleven. Doortastende hervormingen van de welzijns- en zorgsector in Vlaanderen hebben de efficiëntie en effectiviteit van het aanbod aanzienlijk verhoogd. Het heeft zorg transparanter en toegankelijker gemaakt. En het heeft zorg meer geheroriënteerd op wat de zorgontvanger nodig heeft en wenst. Uiteindelijk wordt op die manier de inkanteling van de nieuwe bevoegdheden na de zesde staatshervorming een grote opportuniteit. Vlaanderen is inmiddels beter voorbereid op de ontwikkelingen die het verzekeren van een warme samenleving nog meer op de proef zullen stellen. De levensverwachting stijgt, de bevolking veroudert, het aantal chronisch zieken neemt toe. Daardoor neemt de behoefte aan zorg toe. Hoe wij daarmee omgaan, belangt iedereen aan. Nu of later, maar zeker ooit. Ouders zoeken kinderopvang, kinderen wensen het beste voor hun zieke ouder. Als het fout gaat, staat niemand er graag alleen voor. Dat is meteen het ijkpunt van het Vlaamse welzijnsbeleid: ervoor zorgen dat die zorgzame Vlaamse man en vrouw, die elke dag in de weer is voor zijn partner, kind, ouders en grootouder de zekerheid geven dat de overheid zijn of haar zorgzaamheid waardeert. En dat, als het nodig is, niemand er alleen voor staat. Toch is de sky niet de limit. Er zijn grenzen aan wat een samenleving wil en vooral kan investeren in zorg. Ondanks alle verregaande inspanningen, zijn er nog onvervulde zorgnoden. De eerlijkheid gebiedt ons om in te zien dat geen enkele overheid of geen enkele minister die snel helemaal kan doen verdwijnen. 2 Het beleid van de afgelopen legislatuur berust op een visie van het op lange termijn in stand houden van een zorgzame samenleving. De volgende principes hebben daarbij centraal gestaan: meer geïntegreerd werken, op maat van de zorgvrager, ontkokerd, intersectoraal. Niet de logica van de organisatie, maar het perspectief van de cliënt of de patiënt moet de zorg bepalen. En ten tweede: zorg hoort thuis in de samenleving. Het hoort bij het leven van elke dag. In het gezin, de buurt, op het werk. Er is niet zoiets als de wereld van de hardwerkende perfecte Vlaming en de wereld van de mensen met beperkingen of kwetsbaarheden. We leven samen en zorg is pas goede zorg als de betrokkene ook het authentieke gevoel heeft iets te betekenen voor anderen. En erbij te horen. Daarover gaat de vermaatschappelijking van de zorg. Het begrip is overgewaaid uit Nederland, waar het de evolutie naar een geestelijke gezondheidszorg in de samenleving beschreef. Vandaag staat vermaatschappelijking voor de hele evolutie die welzijn en zorg in Vlaanderen inspireert. Om die ambities waar te maken, is er bijvoorbeeld een verdere verschuiving nodig van residentiële naar ambulante zorg, evenals naar preventie, vroegdetectie en vroeginterventie. Die beweging vereist innovatieve (technologische) oplossingen die het mogelijk maken dat mensen thuis kunnen blijven wonen en toch de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Zorg is ook geen geïsoleerde verantwoordelijkheid van één minister. Welzijn mag dan wel een vakbevoegdheid zijn, maar de linken tussen welzijn en werk, onderwijs, huisvesting, innovatie, ondernemen, mobiliteit, cultuur enzovoort, zijn voor de hand liggend. Ook op dat terrein heeft de Vlaamse regeringsploeg bakens verzet, en dat in tal van concrete dossiers. De inspiratie van dat beleid aanhouden, is de beste garantie op een warme samenleving. In deze publicatie verduidelijken we de inspiratie en verwezenlijkingen van 5 jaar doorgedreven beleid in welzijn, volksgezondheid en gezin. We zijn in dit overzicht natuurlijk niet volledig. Een van de zaken uit het regeerakkoord die we niet konden realiseren, is de ombouw van de Vlaamse zorgverzekering naar een heuse volksverzekering. Het decreet dat daarvoor de basis moest vormen, is door het parlement goedgekeurd. De economische crisis dwong de regering om prioriteiten te stellen en de voorkeur ging uit naar het verder versterken van het welzijnsaanbod. Daardoor werden de operationalisering van de kindpremie en de maximumfactuur in de thuiszorg (en de andere takken van die verzekering) niet gerealiseerd. Andere (grote) hervormingen worden in dit verslag met enkele pennentrekken beschreven, maar de realiteit is natuurlijk complexer. Het gaat over transities die veel vragen van de betrokkenen. En waarbij de opstart vaak gepaard gaat met onvermijdelijke groeipijnen en leerprocessen. Jo Vandeurzen Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 3 Wel-zijn in het gezin Als je aan kinderen vraagt waarover ze dromen, dan antwoorden ze steevast: “Als ik later groot ben, wil ik gelukkig zijn”. Ze willen het liefst opgroeien zonder zorgen, in een warm gezin. Maar niet elk familie is gelijk. Elk gezin kent zijn groeipijnen. Het Vlaamse beleid ondersteunt daarom alle gezinnen, in elke mogelijke vorm en levensfase. In het Vlaams gewest zijn er ongeveer 2,6 miljoen huishoudens. In 2012 werden 69.446 kinderen in Vlaanderen geboren. Dat zijn er 863 minder dan in 2011 of een daling van 1,2%. De daling zet zich verder, met uitzondering van Brussel en Antwerpen. Daardoor komt het geboortecijfer volgens Kind en Gezin voor het eerst sinds 2007 weer onder de 70.000 kinderen. Het woord “gezin” dekt verschillende samenlevingsvormen. Het aantal alleenstaanden, nieuw samengestelde gezinnen en samenwonenden nam toe, het aantal echtparen met kinderen af. Ruim 33% van de kinderen onder de drie jaar leeft in een gezin met ongehuwde partners. Het aandeel kinderen onder de drie jaar dat in een eenoudergezin leeft, bedraagt 7,1%; bij kinderen van drie tot zes jaar bedraagt dat 10,5% en bij kinderen die naar de lagere school gaan 14,6%. 11% van de jonge kinderen leeft in een gezin met een verhoogd armoederisico, 16,7% van de kinderen leeft in een gezin dat aangeeft moeilijk rond te komen met het beschikbare inkomen en 1,4% of 910.000 personen leven in armoede of sociale uitsluiting. Dat heeft bijzondere gevolgen voor de kinderen die in die gezinnen opgroeien. Het beperkt hun kansen en verhoogt het risico op generatie-armoede. Meer en meer vrouwen gaan uit werken. De komende generaties zullen voor de zorg voor en opvang van kinderen minder kunnen terugvallen op hun ouders. Uit een onderzoek blijkt dat de mate waarin gezinnen een beroep doen op grootouders is gedaald van 22,4% in 2009 naar 16% in 2013. Bovendien komen grootouders tegenover 2009 ook minder nadrukkelijk in beeld als aanvulling op de formele opvang. De belangrijkste reden daarvoor is dat de grootouders zelf nog aan het werk zijn. 4 Een decreet op de preventieve gezinsondersteuning en de Huizen van het Kind De combinatie van werk, gezin en zorg vraagt veel van onze gezinnen. De verwachting om taken te kunnen uitbesteden en het appèl daarvoor op de overheid is groot. Vanaf de geboorte komen gezinnen in contact met het Vlaamse beleid. Bovendien telt Vlaanderen 342 consultatiebureaus. Dat zijn bureaus, ingericht door een aantal zgn. ‘organiserende besturen’, waar ouders naar toe komen voor vaccinaties en allerlei screenings van hun baby om zo tijdig gezondheidsrisico’s te kunnen ontdekken. In de consultatiebureaus werken artsen en vanuit die bureaus gaan verpleegkundigen in dienst van Kind en Gezin ook aan huis om ouders en jonge kindjes te bezoeken. Het bereik van de consultatiebureaus ligt hoog: 97% van de kinderen komt tijdens het eerste levensjaar in contact met een verpleegkundige van Kind en Gezin. In het tweede en derde levensjaar is er een lichte daling. Daarmee staan we in Vlaanderen met de ondersteuning van gezinnen met jonge kinderen aan de top van de wereld. Alle ouders stellen zich wel eens vragen over de ontwikkeling, de gezondheid of de opvoeding van hun kind, ook wanneer ze naar school gaan of beginnen te puberen. Een veelheid van organisaties (consultatiebureaus, Inloopteams, opvoedingswinkels, Mamacafés,…) helpt ouders en kinderen om die vragen te beantwoorden. Maar ze werken vaak los van elkaar. Om de toegang overzichtelijker te maken, hebben we het aanbod samengebracht in Huizen van het Kind. Een decreet op de preventieve gezinsondersteuning maakt de ontwikkeling mogelijk. Een Huis van het Kind is een netwerk van alle lokaal beschikbare informatie en ondersteuning voor ouders. In het Huis van het Kind brengen we alle aanbod van gezinsondersteuning samen. We zorgen voor financiële incentives. In elke gemeente zal in de volgende jaren een Huis van het Kind opgericht worden. En dat, met alle lokale actoren, op maat van de lokale situatie en met steun van de lokale overheid. Verhoging functioneringskosten vrijwilligers Het strategisch project preventieve gezinsondersteuning met de daarin veranderde uitbouw van de Huizen van het Kind vraagt de nodige inspanningen van de vrijwilligerswerking, zowel op inhoudelijk als op structureel vlak. In dat kader was het noodzakelijk om de functioneringskosten van de vrijwilligers te verhogen. Daarvoor werd deze legislatuur 394.900 euro geïnvesteerd. De verhoging wordt toegekend aan alle organiserende besturen werkzaam in de sector van de consultatiebureaus 5 en zou hen in staat moeten stellen om hun vrijwilligers een bijkomende vorming te laten volgen om op die manier mee te kunnen bijdragen aan de uitbouw van de Huizen van het Kind. Verhoging vergoeding artsen-zelfstandigen Gezien het artsentekort was een verhoging van de verloning voor de artsen-zelfstandigen noodzakelijk om de continuïteit van de medische consulten voor jonge kinderen te garanderen. Daarvoor werd er in 2011 1,25 miljoen euro vrijgemaakt. Met die verhoging wensten we enerzijds de uitstroom te stoppen en anderzijds de instroom te laten toenemen. Het bedrag van 39,4 euro forfaitaire subsidie per uur werd opgetrokken met 18,6 euro per uur tot 58 euro per uur. Versterking van het aanbod In 2012 ontwikkelden we het project betreffende de ‘versterking of uitbreiding van de integrale en laagdrempelige gezinsondersteuning met bruggen naar onderwijs en activering’. Concreet gaat het om een klaverbladfinanciering met Werk en Sociale Economie, Armoedebestrijding, Onderwijs en Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. De doelstelling van die 11 initiatieven is om peuters tijdig en goed voorbereid te laten doorstromen naar het kleuteronderwijs, ouders te versterken in hun ouderrol en hen op weg te helpen naar activering. Vooral kwetsbare groepen krijgen daarbij verhoogde aandacht. Vanuit het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin investeren we daar 300.000 euro in. Het project kende een structurele verankering in het decreet preventieve gezinsondersteuning, evenals de projecten opvoedingsondersteuning door vrijwilligers waarvoor we 100.000 euro vrijmaakte. Daarnaast wordt er in 2014 nog 324.000 euro vrijgemaakt voor bijkomend aanbod in de Huizen van het Kind. Een decreet op de kinderopvang van baby’s en peuters Kinderopvang is een belangrijk moment van opvoeding in het leven van jonge kinderen. Net in hun eerste levensjaren is de kwaliteit van de opvoedingsrelaties bepalend. Het gebruik van opvang op voltijdse basis neemt toe. In 2013 wordt de regelmatige opvang in de eerste plaats verzorgd door kinderdagverblijven. Dat regelmatig gebruik van kinderdagverblijven is van 35,9% in 2009 naar 46,4% in 2013 gestegen. Naast de werksituatie als hoofdreden om opvang te gebruiken, vinden ouders ook steeds meer dat kinderopvang goed is voor de ontwikkeling van hun kind. De legislatuur was nog maar net gestart of een aantal incidenten in kinderopvanginitiatieven eisten de aandacht van de Vlaamse volksvertegenwoordigers op. De kwaliteit van de Vlaamse kinderopvang wordt door bijna alle ouders als uitstekend beoordeeld. Maar de gebeurtenissen maakten duidelijk dat het beeld niet eenduidig is. Niet veel later kwamen er noodkreten uit de zelfstandige opvangsector die blijkbaar in alle stilte was opgenomen in het paritair comité van de erkende en gesubsidieerde sector met plotse loonaanpassingen als gevolg. 6 Iedereen die dat wou, kon starten met kinderopvang: zonder vergunning en zonder kennis van zaken. De kinderopvang was een belangrijke sector met tal van soorten actoren, zes verschillende reglementeringen en ongelijke financieringen. Het werd een enorme uitdaging voor het beleid om de sector in één kader te vatten, en om op die manier de sector alle toekomstkansen te geven. Op 31 januari 2014 keurde het Vlaams Parlement een decreet goed dat de kinderopvang in Vlaanderen en Brussel grondig hervormt en een einde maakt aan de verschillende statuten en de versnippering van het aanbod. Nu is er één structuur. En die werd van meet af aan EU-proof gemaakt en respecteert dus de Europese regelgeving. Het decreet is een masterplan dat noodzakelijk is om de leefbaarheid van de sector kinderopvang op termijn te garanderen. Het is geen regelgeving die uit een ivoren toren komt. Er werd rekening gehouden met de uiteenlopende belangen van verschillende betrokkenen. Voor het eerst wordt er ook een vergunningsplicht ingevoerd. Wie instaat voor kinderopvang, draagt een belangrijke verantwoordelijkheid. Kinderbegeleiders dragen immers dag in dag uit zorg voor de kinderen. Er wordt een grote betrokkenheid verwacht en belangrijke competenties op vlak van pedagogische vaardigheden. Dat is zeer zinvol in functie van kwaliteitsvolle opvang, maar niet altijd even evident te realiseren voor opvangorganisaties, zeker voor diegene die het zonder of met weinig subsidies moeten stellen. Daarom besliste de Vlaamse Regering eind 2013 om een budget (4 miljoen euro) vrij te maken om alvast tot juli 2016 aan zelfstandige kinderopvangorganisaties gratis pedagogische - en taalondersteuning aan te bieden. Het decreet geeft de aanzet tot een duidelijk competentie- en kwalificatiekader voor de kinderopvangsector. De Vlaamse overheid organiseert kinderopvang als een eenvormige, kwalitatief gestandaardiseerde dienstverlening aan gezinnen. De dienstverlening heeft een economische, pedagogische en sociale functie, die kwaliteitsvol, beschikbaar, betaalbaar en rechtstreeks toegankelijk is voor elk kind. Het decreet maakt ook thuisopvang mogelijk voor acuut en chronisch zieke kinderen, maar dat laatste vraagt nog verdere uitwerking. Kinderen uit gezinnen die kinderopvang nodig hebben om een job te kunnen uitvoeren of om een beroepsopleiding te kunnen volgen, krijgen voorrang in de inkomensgerelateerde kinderopvang. De Vlaamse Regering stelde de doelstelling voorop om tegen 2016 een aanbod aan kinderopvang te hebben voor minstens de helft van de kinderen jonger dan drie jaar, en vanaf 2020 voor alle gezinnen met een behoefte aan kinderopvang. Op dit ogenblik is er in Vlaanderen nu al voor de helft van de kinderen tussen nul en drie jaar (die er behoefte aan hebben) een plaats in de kinderopvang. Uit een studie van 2013 blijkt voorts dat voor ongeveer zeven op de tien gezinnen die regelmatig van opvang gebruik maken, de meest gebruikte opvangplaats zich op minder dan vier kilometer van de woning bevindt. We hebben de capaciteit aan kinderopvang waar ouders een bijdrage betalen volgens hun inkomen, fors uitgebreid. In totaal zijn er deze legislatuur meer dan 20.000 plaatsen bij gekomen waar ouders volgens hun inkomen betalen. Voor de uitbreiding van de kinderopvang werd er vanaf 2009 maar liefst 114 miljoen euro geïnvesteerd. Daarbij werd er alle prioriteit gegeven aan het verbeteren van 7 de levensvatbaarheid van de zelfstandige kinderopvang, 80 miljoen euro werd voor die sector gereserveerd. Tevens werd er deze legislatuur 59 644 056 euro (73 projecten) vrijgemaakt voor infrastructuursubsidies in de kinderopvang. De kwetsbaarheid van de zelfstandige sector bleek nog maar eens nadat de sector een akkoord gemaakt had met de fiscus rond het fiscaal forfait dat achteraf nefast bleek te zijn. In allerijl en na tussenkomst vanuit de Vlaamse regering, sloot de minister van Financiën een nieuw akkoord met de sector. De fiscale behandeling van de zelfstandige opvang is voortaan op een uniforme wijze geregeld. Uiteindelijk kon ook een aparte CAO afgesloten worden zodat de sector van de zelfstandige kinderopvang geleidelijk kan groeien naar dezelfde arbeidsvoorwaarden en dezelfde financiering van de vroegere erkende en gesubsidieerde sector. Het decreet trad in werking op 1 april 2014. Een stabielere financiering van de vroegere zelfstandige kinderopvang die met een inkomensgerelateerde ouderbijdrage werkt werd al op 1 januari 2014 ingevoerd. Kinderopvang organiseren is niet alleen een pedagogisch project. De organisatorische en bedrijfsmatige aspecten zijn minstens even belangrijk en mee bepalend voor de kwaliteit van de kinderopvang. Daarom maakten we, in eerste instantie, werk van een Actieplan Zelfstandige Kinderopvang. In de verdere opvolging daarvan voorzien we, in samenwerking met de diverse stakeholders, in een breed vertakte, laagdrempelige en professionele ondersteuning van zelfstandige ondernemers in de kinderopvang. Om op die manier ook de implementatie van het decreet in de zelfstandige sector te faciliteren. Van meet af aan hebben we erg ingezet op de automatische rechten toekenning. Ouders moeten voortaan niet meer met hun belastingsbrief zeulen. De aflevering van het attest met betrekking tot de inkomensgerelateerde bijdrage gebeurt automatisch nu in de back office de gegevens automatisch verzameld worden. In elke gemeente moet voortaan ook een lokaal loket kinderopvang actief zijn. Bij dat loket worden de opvangvragen geregistreerd en krijgen de gezinnen info over beschikbare plaatsen in hun gemeente. Ze kunnen daar ook, indien nodig, bemiddelen en aandacht geven aan kwetsbare gezinnen. Een andere opdracht voor dat loket is Kind en Gezin en het lokaal bestuur te informeren over de vraag naar opvang. De Kinderopvangzoeker is een instrument dat binnenkort gratis beschikbaar zal zijn op de website van Kind en Gezin. Het instrument zal vraag en aanbod overzichtelijk maken. Dankzij de Kinderopvangzoeker wordt zoeken naar opvang eenvoudiger. Ouders moeten hun vraag maar één keer stellen om ze bij een relevante opvangvoorziening bekend te maken. Het instrument draait proef in de zorgregio Hasselt. 8 In het decreet zijn ook afwijkingsbepalingen en overgangsmaatregelen voorzien die ook een budgettair groeipad veronderstellen. De doelstelling van het groeipad is duidelijk: 1) voldoende opvang, 2) betaalbare opvang, 3) leefbare opvang en 4) toegankelijke opvang (sociale functie) realiseren. http://youtu.be/ZWoDP6xLcII Onthaalouders zijn de tweede meest gebruikte opvangvorm in Vlaanderen. Ongeveer een derde (31%) van de ouders vertrouwt hun kind op regelmatige basis aan hen toe. Vlaanderen kent bijna 7.000 aangesloten onthaalouders die instaan voor een belangrijk deel van de kinderopvang. Die onthaalouders genieten sinds 2003 van een sui generis statuut dat hen toegang verleent tot bepaalde sociale rechten, zoals de terugbetaling van gezondheidszorg, uitkeringen in geval van ziekte of invaliditeit, pensioen, kinderbijslag en een opvanguitkering wanneer een kind afwezig is door ziekte. De vraag naar de uitwerking van een volwaardig werknemersstatuut voor aangesloten onthaalouders stelt zich al enige tijd. Op 14 februari 2014 keurde de Vlaamse Regering de start van een proefproject rond dat werknemersstatuut goed. Het project gaat in op 1 januari 2015 en zal, in samenspraak met de sociale partners, nauw opgevolgd worden. Op die manier kunnen we concreet ervaren wat de consequenties van een mogelijke introductie van een veralgemening kunnen zijn. Inclusieve kinderopvang is binnen het bereik van alle gezinnen. In de kinderopvang is iedereen welkom, ook kinderen met een specifieke zorgbehoefte. Net als andere kinderen willen ze met vrienden spelen en nieuwe dingen ontdekken. Hun ouders kiezen vaak bewust om hun kind tussen andere kinderen die geen specifieke zorgbehoefte hebben, op te vangen. Dat is net inclusieve kinderopvang. In uitvoering van het plan Perspectief 2020 voor personen met een handicap heeft de Vlaamse overheid beslist om de inclusieve 9 opvanginitiatieven voor kinderen met een specifieke zorgbehoefte blijvend uit te breiden met een half miljoen euro per jaar. Het gaat om middelen van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap die naar Kind en Gezin verhuisden. In juni 2013 hebben we een oproep gedaan voor de toekenning van subsidies voor nieuwe centra voor inclusieve kinderopvang. Die centra bieden zelf inclusieve kinderopvang aan en ondersteunen andere voorzieningen in hun regio voor inclusieve kinderopvang. Kind en Gezin heeft intussen 16 kandidaten de kans gegeven om een centrum voor inclusieve kinderopvang te beginnen. Ook de inclusieve kinderopvang werd uitvoerig geregeld in het decreet kinderopvang van baby’s en peuters. Werk maken van een nieuw, hedendaags concept voor de opvang van schoolkinderen Tijdens de schoolvakanties maakt 67% van de schoolkinderen regelmatig gebruik van opvang of nemen ze deel aan vrijetijdsactiviteiten. 43% van alle schoolkinderen maakt bijna elke vakantie gebruik van opvang of vrijetijdsinitiatieven. Dat blijkt uit cijfers uit een onderzoeksrapport van Kind en Gezin. In deze legislatuur hebben we 3.614 plaatsen in de buitenschoolse kinderopvang gerealiseerd. Toch vindt niet iedereen tijdens de vakantie even makkelijk opvang voor zijn kind. Om een beter en intersectoraal antwoord te bieden op de vraag naar buitenschoolse kinderopvang, wil de Vlaamse Regering werk maken van een nieuw, hedendaags concept voor de opvang van schoolkinderen. Buitenschoolse kinderopvang is immers niet alleen een zaak van welzijn. In dat kader werd er op vraag van de ministers van Onderwijs, Sport en Welzijn op 24 april 2014 een Staten-Generaal georganiseerd. Daar werd er werk gemaakt van een aanzet tot een gezamenlijk concept over de opvang en vrije tijd van schoolgaande kinderen met de welzijnssector, het onderwijs, de jeugdsector, de sector vrije tijd en de lokale besturen. Daarbij moet duidelijk zijn wat ieders rol is en hoe de financiering loopt. Er moet ook aandacht zijn voor de economische, pedagogische en sociale functie van de buitenschoolse kinderopvang. Verder zijn de capaciteit, de betaalbaarheid, de kwaliteit en de toegankelijkheid van het aanbod belangrijke aandachtspunten. De bepalingen in het witboek interne staatshervorming en de overheveling van het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD) in het kader van de zesde staatshervorming zijn daarbij opportuniteiten die we moeten aangrijpen. Een nieuwe organisatie van de pleegzorg Elk kind heeft het recht om op te groeien in een gezin. Toch lukt het voor sommige kinderen niet om op te groeien in het gezin waarin ze geboren zijn. De voorbije 10 jaar is het aantal pleegzorgsituaties met de helft toegenomen. De stijging situeert zich het sterkst in de bijzondere jeugdbijstand (+ 75%). 10 Voor kinderen die niet spontaan in een gezin terecht kunnen, kan adoptie en pleegzorg overwogen worden. Momenteel zijn er 4.445 pleeggezinnen actief in Vlaanderen. Zij vangen kinderen, jongeren, maar ook volwassenen met een handicap op in hun gezin. Uit cijfers van Pleegzorg Vlaanderen blijkt dat ¼ van de pleegouders alleenstaande ouders zijn, waarvan ¾ kiest voor een engagement op lange termijn. Om pleegzorg verder te ondersteunen, trad op 1 januari 2014 het nieuwe intersectorale decreet Pleegzorg in werking, gebaseerd op een parlementair initiatief. Het nieuwe decreet speelt in op de behoefte om pleegzorg nog sterker te profileren in de zorg voor en ondersteuning van kinderen, jongeren en volwassenen. Het decreet werkt van een eenduidig, kwaliteitsvol pleegzorgkader en financieringssysteem, terwijl dat voorheen opgesplitst was in verschillende sectoren: Kind en Gezin, het Agentschap Jongerenwelzijn, het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap en de psychiatrische gezinsverpleging. De focus ligt daarbij op meerdere doelgroepen en problematieken: kinderen, volwassenen, psychosociale problemen, handicap, psychiatrische problematiek… Daarenboven wordt gestreefd naar een actieve participatie van de ouders, het pleeggezin en de pleegkinderen of pleeggasten. In iedere provincie wordt één dienst voor pleegzorg opgericht, met een grote diversiteit inzake pleegzorgaanbod. De bestaande diensten worden in de nieuwe diensten geïntegreerd. Door die beweging vergroten de aanspreekbaarheid en de herkenbaarheid en worden efficiëntiewinsten geboekt t.a.v. het voordien, eerder versnipperd, aanbod. Vanaf 1 januari 2014 moet een (kandidaat-)pleegzorger over een attest per pleegkind of pleeggast beschikken. De toekenning van zo’n attest gebeurt op basis van een screening. Pleegouders krijgen voortaan ook een kostenvergoeding per dag pleegzorg. De uitgangspunten voor de berekening ervan zijn zeer duidelijk: een geharmoniseerde en gedifferentieerde aanpak. Dat betekent dat er een uniforme aanpak zal zijn in een intersectorale, ééngemaakte context. Differentiatie is mogelijk op basis van leeftijd, het al dan niet ontvangen van kinderbijslag en/of verhoogde zorgzwaarte. In het decreet werden er ook belangrijke beslissingen genomen over de kosten voor kinderopvang. Zo zullen pleegouders steeds het meest voordelige tarief moeten betalen voor de opvang van hun pleegkind. Daarnaast komt er een Partnerorganisatie Pleegzorg, samengesteld uit vertegenwoordigers van pleegkinderen, pleeggezinnen, ouders en pleegzorgdiensten die zal instaan voor: - het ontwikkelen en uitdragen van deskundigheid rond pleegzorg; - het vertegenwoordigen van de pleegkinderen, de pleeggasten, de pleegzorgers, de gezinnen en de diensten voor pleegzorg; - het sensibiliseren en bekendmaken van pleegzorg; - het ondersteunen van de diensten voor pleegzorg; - het opzetten van steungroepen voor pleegkinderen en pleegzorgers; Die organisatie, die ook zal optreden als structurele gesprekspartner rond pleegzorg voor de Vlaamse overheid, zal een cruciale rol spelen in de pleegzorg van de toekomst. 11 Wil je meer weten over pleegzorg, ga dan naar de website van Pleegzorg Vlaanderen. Een nieuw decreet op de interlandelijke adoptie Adoptie is een beschermingsmaatregel voor kinderen zonder familie. Bij een buitenlandse adoptie brengen we het adoptiekind vanuit zijn land van herkomst over naar België. Een buitenlandse adoptie kan alleen wanneer voor een kind alle plaatsingsmogelijkheden in het herkomstland uitgeput zijn en er geen enkele andere duurzame oplossing is. De meeste adopties zijn interlandelijke adopties, alhoewel we daar een daling zien, en er is ook een stijging van het aantal binnenlandse adopties. Bij 60% van de adopties werd het kind opgenomen in een kinderloos gezin en bij 87% van de adopties gaat het over de adoptie van één kind. We hebben nu een decreet voor interlandelijke adoptie, dat was opnieuw een parlementair initiatief dat mee uitvoering gaf aan het regeerakkoord. Het zorgt voor een kwalitatief, transparant en realistisch adoptiebeleid. Door het instellen van een instroombeheer weten kandidaatadoptieouders heel precies of en met welke timing ze een kind kunnen adopteren. Binnen Kind en Gezin werd er in 2012 een nieuwe afdeling opgericht: het Vlaams Centrum voor Adoptie. Dat centrum neemt de rol over van de Vlaamse centrale autoriteit interlandelijke adoptie. Maar het nieuwe centrum is veel meer dan dat. Het biedt informatie en ondersteuning aan alle betrokkenen: kandidaat-gezinnen, gezinnen en de adoptiekinderen zelf. De Vlaamse adoptieambtenaar staat aan het hoofd van het Vlaams Centrum voor Adoptie. Dat is een mandaatfunctie van zes jaar. De adoptieambtenaar staat in voor het uittekenen van een visie en missie voor het centrum. Zo moet het adoptiebeleid maximaal afgestemd worden op de maatschappelijke verwachtingen. Integrale jeugdhulp, gegarandeerd met een nieuw decreet Jaren geleden werd er in Vlaanderen het ambitieuze plan opgevat om alle hokjes en sectorale reflexen in de jeugdhulp te doen verdwijnen. Als kwetsbare jongeren in de jeugdzorg terechtkwamen, geraakten ze immers moeilijk uit. Ook als er eigenlijk sprake was van een handicap, waarbij de jongere beter ondersteund zou worden in de gehandicaptensector. Over dat grote plan om zes verschillende sectoren in één jeugdhulp te vatten (één laagdrempelig aanbod, één diagnosestelling, één toegangspoort, één 12 administratief systeem, één systeem om met verontrustende situaties om te gaan…) is er jarenlang overlegd en gestudeerd. Het werd tijd om een knoop door te hakken. Ofwel gingen we ermee door, ofwel lieten we de droom en ambitie varen en stelden we vast dat de structuren te weerbarstig waren om ze te veranderen. In deze legislatuur werd met een nieuw decreet op de integrale jeugdhulp de grootste hervorming in 20 jaar jeugdzorg ingezet. Daarbij dragen we de participatie van gebruikers hoog in het vaandel. En meteen werd ook een nieuwe uitdaging glashelder: de samenwerking met justitie. Met de zesde staatshervorming worden de Federale Detentiecentra van Everberg en Tongeren Vlaamse instellingen en wordt Vlaanderen bevoegd voor de maatregelen die opgelegd worden aan jongeren die strafbare feiten hebben gepleegd. Een andere stevige uitdaging vormt de samenwerking met de psychiatrie. Daar werden al enige aanzetten gegeven (met betrekking tot crisisjeugdhulp, een ketenaanpak…). Op de laatste interministeriële conferentie Volksgezondheid van de legislatuur hebben we een akkoord bereikt over de principes van de hervorming van de kinder- en jeugdpsychiatrie. In Vlaanderen zullen de zorgcircuits voor kinderen en jongeren geïntegreerd moeten worden in de jeugdhulp. http://youtu.be/WpzmATjHMfU Op 1 maart 2014 werd de jeugdhulpverlening in Vlaanderen grondig hervormd. Er komt één centrale toegangspoort (vroeger waren er twee) die de kinderen en jongeren moet doorverwijzen naar de verschillende zorgvormen, daarbij worden alle vormen van hulpverlening op elkaar afgestemd en kunnen verschillende vormen van hulp gecombineerd worden. De bedoeling van de hervorming is om de muren tussen de verschillende sectoren te slopen en ervoor te zorgen dat elke jongere de hulp die hij op dat moment nodig heeft, krijgt. De sector van de jeugdhulp in Vlaanderen was namelijk erg versnipperd, met honderden organisaties zoals onder andere Kind en Gezin en Algemeen Welzijnswerk die zorg aanboden. Het gevolg was dat gezinnen vaak niet wisten waar ze terecht moesten en dat jongeren bijgevolg door de mazen van het net glipten. Vanaf 1 maart werd de werking van alle diensten op elkaar afgestemd. Van de hulpverleners wordt verwacht dat ze in eerste instantie de krachten en mogelijkheden van de jongere en zijn gezin 13 aanspreken. Een opname in een residentiële voorziening moet het laatste redmiddel zijn. Zo kende met het decreet Integrale jeugdhulp, de vermaatschappelijking van de zorg voor het eerst een decretale verankering. Een kwaliteitscentrum diagnostiek werd opgericht. Dat centrum, dat van start zal gaan met de Integrale Jeugdhulp als focus, zal dé plaats zijn waar we de volgende jaren in Vlaanderen verder gestalte zullen geven aan een afstemming van instrumenten voor diagnostiek, indicatiestelling en zorgzwaarte-inschaling. Het is, bij uitstek, het forum waar gebruikers, wetenschap, welzijns- en gezondheidssectoren en overheid zich zullen vinden. De opvang en zorg voor de allerkleinsten in de Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning Centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning (CKG) bieden aan gezinnen met kinderen van 0 tot 12 jaar tijdelijke ondersteuning om een moeilijke periode door te komen. Die hulp kan bestaan uit pedagogische begeleiding aan huis, een verblijf van het kind in het centrum gekoppeld aan gezinsbegeleiding of opvoedingsondersteunende programma’s. Tijdens deze legislatuur maakten we werk van een vernieuwd erkennings- en subsidiëringskader voor de CKG’s. De regelgeving werd herwerkt in functie van een modulair, flexibel aanbod dat maximaal inzet op de zorg en ondersteuning in de context. De (bijzondere) jeugdzorg Totale hervorming van de financieringsmethode van de bijzondere jeugdzorg De hervorming in de sector van de jeugdhulp is inderdaad zeer ingrijpend geweest. Ook het financieringssysteem van de bijzondere jeugdzorg is compleet gewijzigd. Met de koppeling van de financiering aan een (experimenteel) modulair kader werd de stap gezet van een aanbodsgestuurde naar een vraaggestuurde financiering. Daarbij baseerden we ons op de resultaten en (wetenschappelijke) evaluatie van de proefprojecten multifunctionele centra. Sinds begin 2014 heeft 95% van de private voorzieningen actief in Jongerenwelzijn de stap gezet naar een modulaire, erkende en gesubsidieerde organisatie. Vanaf 2015 is dat van toepassing op de volledige sector. Op dit ogenblik wordt er, in samenwerking met de sector voor personen met een handicap, een kader uitgetekend voor intersectorale multifunctionele centra. Huidig aanbod versterken Sedert het begin van deze legislatuur hebben we het mobiele aanbod aanzienlijk uitgebreid. De capaciteit thuisbegeleiding binnen Jongerenwelzijn werd met 540 plaatsen verhoogd. De capaciteit begeleid zelfstandig wonen werd met 80 plaatsen verhoogd. De ambulante en mobiele plaatsen werden tijdens deze legislatuur dus met 620 plaatsen uitgebreid. Tijdens de vorige legislatuur werd die capaciteit al met 554 plaatsen verhoogd. Dat betekent dat die capaciteit de voorbije jaren verdubbelde, van ruim duizend capaciteitseenheden thuisbegeleiding in 2006 naar meer dan 14 tweeduizend momenteel. Tijdens deze legislatuur werd er 24.745.627 euro vrijgemaakt voor infrastructuur. Wat we zeker moeten vermelden, zijn de vernieuwende mobiele of ambulante werkvormen zoals het proefproject ‘Positieve Heroriëntering’ of ‘Columbus’ waar jaarlijks 250 gezinnen baat bij hebben, en ‘Youth at Risk’ dat er 50 bijkomende trajecten bij kreeg. We moeten initiatieven die de ambitie om vroeger en/of gerichter te interveniëren, verder concretiseren. Meer dan 26.000 jongeren doen een beroep op het ambulante en mobiele aanbod van de bijzondere jeugdzorg. Hun aantal neemt jaar na jaar toe. Op basis van zowel het cijfermateriaal als vanuit kwalitatieve bevraging van de regio's is het duidelijk dat, naast de aangehouden beweging in de uitbreiding van de thuisbegeleiding, er ook grote noden blijven voor opvangvormen voor jonge kinderen en adolescenten, in het bijzonder voor meisjes, met zeer complexe problematieken. De voorbije jaren hebben we, gespreid over Vlaanderen, 140 bijkomende residentiële plaatsen binnen Jongerenwelzijn gecreëerd. In de loop van 2014 worden daarboven nog 38 nieuwe residentiële plaatsen operationeel. Van de uitbreidingen gerealiseerd in 2013 en 2014 zijn er 48 plaatsen exclusief voorbehouden voor de opvang van jonge kinderen. Begin 2014 werd er een uniek samenwerkingsproject gelanceerd voor de behandeling van meisjes tussen 14 en 20 jaar met ernstige gedrags- en/of emotionele problemen. Het gaat om een samenwerkingsverband tussen Jeugdzorg Emmaüs, de kinder- en jeugdpsychiatrie van Antwerpen en de Vlaamse overheid. Het project voorziet in de behandeling van 30 meisjes met een ernstige gedrags- en emotionele problematiek zoals wanhoopsgedachten, zelfdestructief en suïcidaal gedrag, grote problemen in relaties en een negatief zelfbeeld. Het gaat over meisjes die nu vaak (regelmatig) in een gemeenschapsinstelling verblijven. Er is een grote maatschappelijke nood en noodzaak om hen in hun ontwikkeling te helpen en naar de juiste behandeling te zoeken. De psychiatrische ondersteuning wordt in de voorziening zelf aangeboden. Dat vraagt een grote bereidheid van alle betrokken partners om buiten de vertrouwde kaders samen te werken. Dergelijke verregaande samenwerking is meteen ook de essentie van integrale jeugdhulp. Een ander project is ‘Buiten beeld’, dat eind 2013 werd opgestart. Hulpverlening moet aansluiting vinden met de samenleving en de leefwereld van de jongeren. Daarom is het van belang aspecten van de maatschappij, zoals cultuur en natuur, te integreren in het proces van hulpverlening. Zo krijgt de jongere weer het gevoel dat hij daadwerkelijk deel uitmaakt van de samenleving en daar een zinvolle en tastbare bijdrage aan levert. ’Buiten Beeld in de bossen’ is daar een mooi voorbeeld van. Jongeren uit de jeugdhulp gaan aan de slag met 15 arbeidersploegen van het Agentschap voor Natuur en Bos. Samen vernieuwen ze de kijkwand om vogels te spotten, zorgen ze voor de aankleding met silhouetten van dieren, maken ze zitbanken en leggen ze een ‘boomschijvenpad’ aan in de Vinderhoutse Bossen. Het project biedt jongeren van 14 tot 17 jaar een alternatieve dagbesteding en leert hen ervaring op te doen. Een nieuw kader voor de Centra voor Integrale Gezinszorg De Centra voor Integrale Gezinszorg (CIG) bieden hulp aan gezinnen met ernstige opvoedingsproblemen. De begeleiding richt zich op het gezin als geheel. De hulpverlening bestaat uit intensieve opvoedingshulp en gezinszorg en grijpt in op diep gewortelde problemen. De centra hebben een specifiek aanbod voor tienermoeders. Ook die werking kreeg een nieuwe reglementaire basis en een aangepaste financiering. Ze werd ondergebracht bij het Agentschap Jongerenwelzijn. Bovendien kwam er een uitbreiding van het aanbod van de CIG’s met 30 capaciteitseenheden (516.441 euro). Op die manier is er voortaan eveneens in iedere provincie een dergelijk aanbod. Noodinternaten laten uitdoven Ook in het Gemeenschapsonderwijs (GO!) verblijven kwetsbare kinderen in internaten. Op dit moment bestaan er twee soorten internaten: - ‘Noodinternaten’: dat zijn de vier opvangcentra van het Gemeenschapsonderwijs waar kinderen en jongeren ononderbroken 7 dagen op 7 verblijven; Gewone internaten: daar verblijven kinderen en jongeren tijdens de week. De 4 noodinternaten zijn geografisch onvoldoende verspreid. Daardoor moeten de jongeren en kinderen vaak lange busritten maken om in het weekend en op vakantiedagen naar een noodinternaat te verhuizen. Zo’n verhuis staat voor de kinderen en jongeren telkens gelijk aan een andere kamer, een andere omgeving en andere begeleiders. Om dat in de toekomst te vermijden, gaven we in april 2014 groen licht aan een plan van aanpak dat een nieuw systeem introduceert. In dat plan verdwijnen de term ‘noodinternaten’ (opvangcentra) en de huidige manier van werken. Door meerdere maatregelen te voorzien, willen we een andere aanpak van het verblijf en begeleiding op schoolvrije dagen organiseren. In onderwijsdecreet XXIV werd daarvoor eveneens de wettelijke basis gelegd. Vanaf september 2015 zullen minimaal 8 bestaande internaten de weekend- en vakantieopvang organiseren, en dat volgens een betere geografische spreiding. Daardoor kunnen de kinderen en jongeren in kleinere leefgroepen opgevangen worden en zullen ze niet meer moeten verhuizen. Allereerst wordt op die locaties systematisch het kwaliteitsdecreet en het decreet rechtspositie van minderjarigen in de jeugdhulp van toepassing. Ook toezicht door gemengde inspectieteams (Onderwijs-Welzijn) is voorzien. Met de internaten wordt er ook een beheersovereenkomst afgesloten. We voorzien daarvoor een extra budget van 500.000 euro. Daarnaast zorgen we voor een passende ondersteuning vanuit de Vertrouwenscentra voor Kindermishandeling. 16 Door meerdere locaties en betere spreiding willen we vermijden dat kinderen en jongeren in de weekends bijvoorbeeld telkens op een andere plek, zonder een eigen kamer, moeten verblijven. Dat is een belangrijke stap voor de kinderen, het biedt tevens meer mogelijkheden om samen met het GO! alternatieven voor uitstroom of meer met de context werken te bekijken. Pleegzorg is één van de alternatieven die overwogen wordt. Relatieondersteuning Relatieondersteuning is eveneens een belangrijk aspect van het gezinsbeleid. Vaak schiet men pas in actie als het misloopt. Toch zijn we van mening dat ook op dat vlak preventie van belang is en dat in functie van het welbevinden van alle gezinsleden. In dat kader gaven we aan het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen de opdracht om een stand van zaken op te maken inzake het aanbod aan relatieondersteuning in Vlaanderen. Op basis daarvan werd een ronde tafel georganiseerd en een aantal preventieve acties geformuleerd. De integrale studie over het relatieondersteunend aanbod in Vlaanderen is te vinden via: http://www.hig.be/sites/default/files/publicaties/rapport_relatieondersteunend_aanbod_in_vlaand eren.pdf Impact van ons beleid op gezinnen meten We zijn een heel eind gevorderd met ons gezinsbeleid. Heel wat van de gezinnen hebben dat ten goede ondervonden. We hebben hervormingen doorgevoerd die het hulp- en zorgaanbod voor gezinnen transparant, overzichtelijk, berekenbaar en kwaliteitsvol maakt en betaalbaar houdt. Ons beleid verwezenlijkte kwalitatieve verbetering en kwantitatieve uitbreiding. We willen nog de impact van het beleid op de gezinnen meten. Daarom engageren we ons om voor het gezinsbeleid meetbare doelstellingen voorop te stellen. De meting zal o.m. gebeuren aan de hand van de indicatoren waarover we systematisch zullen rapporteren. Dat resulteerde in de VRIND van 2013 in een apart hoofdstuk over het gezin. Het startschot voor die aanpak werd gegeven op een gezinsconferentie in 2012 die de Gezinsbond op onze vraag organiseerde. Om de twee jaar willen we zo een gezinsconferentie beleggen, een forum waar de samenleving, de wetenschap en beleidsverantwoordelijken het gezinsbeleid evalueren en inspireren. Op 15 mei 2014 zal de tweede gezinsconferentie met als thema ‘Gezinsbeleid in Vlaanderen: bereik en beleving’ plaatsvinden. 17 Leren uit het verleden In oktober 2012 brachten de media een aantal situaties van misbruik in een therapeutische relatie aan het licht. Eind april 2013 werden we geconfronteerd met aangrijpende getuigenissen over extreem fysiek en psychisch geweld in jeugd- en onderwijsinstellingen in de jaren ’50 tot ‘80. Die feiten hebben, in beide situaties, ertoe geleid dat slachtoffers van dat soort misbruik en hun familieleden hulp zochten bij 1712, de Vlaamse hulplijn inzake misbruik, geweld en kindermishandeling, die we in deze legislatuur opgericht hebben. Om daar een accuraat antwoord op te geven, lieten we de problematiek onderzoeken aan de hand van twee projecten. Het eerste project focuste op het misbruik in therapeutische en andere gezagsrelaties. Dat project had twee doelstellingen, namelijk gepast gevolg geven ten aanzien van de cliënten/slachtoffers en de hulpverleners/vermeende plegers in situaties van misbruik van volwassenen in een gezagsrelatie en het formuleren van beleidsaanbevelingen aangaande de aanpak van die problematiek. In het tweede project kwam een expertenpanel samen om de oproepen in verband met historisch misbruik te bundelen en te analyseren. Die experten hebben op basis daarvan onderzocht welke aanpak maximaal bijdraagt tot de erkenning en de verwerking van het leed van de slachtoffers van historisch geweld en misbruik, en wat er gedaan kan worden om dergelijke situaties in de toekomst te vermijden. De beleidsaanbevelingen vanuit beide projecten zijn een belangrijke impuls voor de verdere ontwikkeling van acties in de strijd tegen geweld en misbruik. Preventie, evenals de erkenning van het leed van de slachtoffers, staan daarbij centraal. Beide rapporten kunnen geraadpleegd worden op de website van 1712 (www.1712.be). Tijdens deze legislatuur hebben we reeds verschillende initiatieven genomen die de strijd aanbinden tegen geweld, misbruik en kindermishandeling. 1. Een speerpunt in onze aanpak van geweld is het meldpunt 1712 voor ‘misbruik, geweld en kindermishandeling.’ Sinds maart 2012 is het meldpunt er voor alle burgers die een vraag hebben of een melding willen doen in de context van geweld, misbruik en kindermishandeling. De Vlaamse Regering koos voor één telefoonnummer voor Vlaanderen dat bereikbaar is voor alle vormen van geweld op zowel minderjarige als meerderjarige slachtoffers. 1712 integreert de bestaande meldpunten, aanspreekpunten, onthaalwerkingen van de Vertrouwenscentra Kindermishandeling en de Centra Algemeen Welzijnswerk (slachtofferhulp, ouderenmis(be)handeling, partnergeweld, intra-familiaal geweld). De hulplijn is vlot bereikbaar voor de burger op het nummer 1712. Sinds de oprichting ontving 1712 ruim 6.804 unieke meldingen. 18 2. Vanuit de vaststelling dat 1712 weinig kinderen en jongeren bereikt, hebben we een onderzoek opgezet om na te gaan hoe we 1712 kind-vriendelijker kunnen maken Zo willen we ervoor zorgen dat kinderen en jongeren die nu het slachtoffer worden van geweld of misbruik, gemakkelijker de weg vinden naar de hulp die ze nodig hebben. De onderzoekers van Kind & Samenleving stellen voor om op de website 1712.be systematisch informatie voor kinderen en jongeren te verzamelen en hen contact aan te bieden via de vertrouwde lijnen die ze al kennen. We stellen daarbij een goede samenwerking en afstemming met Awel, de vroegere kinder- en jongerentelefoon, voorop. De onderzoekers bevelen eveneens aan om de personen die de telefoon bemannen ook specifiek op te leiden om met kinderen en jongeren te werken en gebruik te maken van een aangepaste terminologie. Daarnaast maken we werk van de uitbouw van chatmogelijkheden. In dat kader werken we momenteel, samen met het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling Brussel, aan de operationalisering van de chat ‘nupraatikerover.be’ (voordien gaf Child Focus die chat vorm). 3. Wat de sensibilisering van de brede bevolking betreft, hebben we bij de opstart van 1712 een informatie- en sensibiliseringscampagne gevoerd met een focus op de problematiek van kindermishandeling. In maart 2013 voerden we een campagne in verband met partnergeweld. Van november 2013 tot februari 2014 liep een publiekscampagne om de algemene bekendheid van 1712 verder te ondersteunen. Die belangrijke sensibilisering blijven we ook in de toekomst verder doen. 4. Het mandaat van de Vertrouwenscentra Kindermishandeling (opgericht in de jaren 80) kreeg een decretale verankering in het decreet betreffende de integrale jeugdhulp van 3 juli 2013. De Vertrouwenscentra Kindermishandeling staan verder in voor het organiseren van vrijwillige hulpverlening bij vermoedens van kindermishandeling. Vanaf nu kunnen ze ook optreden als gemandateerde voorziening in verontrustende situaties waar er een vermoeden bestaat dat het aanbieden van jeugdhulpverlening maatschappelijk noodzakelijk is. 19 5. In samenwerking met de ministers bevoegd voor onderwijs, jeugd en sport werkten we aan een Vlaams Actieplan Kindermishandeling. Er kwam een grootschalig initiatief om vorming en deskundigheidbevordering in het omgaan met verontrustende situaties aan alle medewerkers in jeugdhulpvoorzieningen aan te bieden (2011-2014). Het opzet is ambitieus: we willen alle professionelen in de jeugdhulp in Vlaanderen bereiken en hen ondersteunen in het adequaat en respectvol omgaan met situaties waarin de integriteit van minderjarigen bedreigd wordt. In de voorstartregio van Integrale Jeugdhulp, Oost-Vlaanderen, bereikten we 1.650 deelnemers uit de jeugdhulp en de belendende sectoren. Voor heel Vlaanderen betekende dat eind februari 2014 ongeveer 8.000 deelnemers. Specifiek voor de startdagen ‘omgaan met verontrusting’ werden er per regio circa 700 hulpverleners en actoren in de jeugdhulp bereikt. Daarnaast werd er ook nog een specifieke vorming op maat opgezet voor belendende sectoren zoals magistratuur, hogescholen, OCMW’s, politie… met een 650-tal deelnemers. 6. Op 29 februari 2012 werd er een engagementsverklaring ondertekend ter bescherming van minderjarigen in het onderwijs, de sport, de jeugdsector en de kinderopvang. Met de engagementsverklaring verbinden de overheden zich samen met de administraties en de representatieve organisaties tot vorming en sensibilisering rond de problematiek van seksueel grensoverschrijdend gedrag in voorzieningen en organisaties. In uitvoering van de engagementsverklaring vertaalden Sensoa en Child Focus het Raamwerk Seksualiteit en Beleid naar de betrokken beleidsdomeinen. Dat gebeurde in samenwerking met de Vlaamse overheid en organisaties op het terrein. Voor de jeugdhulp, de kinderopvang, de sport en het jeugdwerk bestaat inmiddels een op maat uitgewerkt Raamwerk. Organisaties actief in de vernoemde beleidsdomeinen kunnen het Raamwerk gebruiken om hun beleid rond seksualiteit en lichamelijke integriteit te verfijnen of bij te sturen. Belangrijk daarbij is dat er vertrokken wordt van een positieve visie op seksualiteit waarbij jongeren alle kansen krijgen om zich op hun eigen tempo seksueel te ontwikkelen. 7. De laatste jaren zijn in een aantal gerechtelijke arrondissementen projecten opgezet inzake cliëntgebonden overleg op het snijvlak van de samenwerking tussen welzijn, politie en justitie. Er is een nauwe opvolging van die lokale samenwerkingsprojecten tussen hulpverlening, justitie en politie (bv. Protocol van Moed en CO3). Uit de evaluatie van het Protocol van Moed door het Kenniscentrum WVG blijkt dat zowel het onderzoek zelf als de evaluatieresultaten in globo positief zijn. Op 17 maart 2014 vond een eerste dialoog plaats met een aantal betrokkenen en beleidsactoren over de opgedane ervaringen, de eerste wetenschappelijke onderzoeksbevindingen en een mogelijk beleidsperspectief. 8. In het kader van het kwaliteitsdecreet vragen we aan welzijns- en gezondheidssectoren om werk te maken van een adequaat beleid over grensoverschrijdend gedrag. Concreet gaat het om een meldingsplicht, het ontwikkelen van een interne procedure en de aanduiding van een contactpersoon. Tegen het einde van deze regeerperiode zal dat beleid vertaald zijn in de regelgeving van alle sectoren van welzijn, volksgezondheid en gezin. Dat is een belangrijk sluitstuk in de gezamenlijke zorg die we opnemen in de aanpak van misbruik in voorzieningen en instellingen, om op die manier in de toekomst niet meer geconfronteerd te worden met onverwerkt historisch misbruik. 20 9. We maakten verder werk van de implementatie van artikel 27 van het decreet betreffende de rechtspositie van minderjarigen in de Integrale Jeugdhulp: een verbod op onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. 10. We organiseren actief overleg Welzijn-Justitie in het Vlaams Forum Kindermishandeling. Het Vlaams Forum Kindermishandeling (VFK) bestaat uit actoren van welzijn, politie en justitie. Sinds september 2012 werd het VFK uitgebreid met actoren vanuit de sectoren sport, onderwijs en jeugd. Het VFK speelt een cruciale rol in de monitoring van het beleid. Het is immers essentieel om wetgevende, administratieve, sociale en educatieve maatregelen op mekaar af te stemmen en te integreren. Het VFK vormt daarvoor het geëigende orgaan. Het VFK werkte recent aan een actualisering van zowel het protocol als het stappenplan kindermishandeling. Het nieuwe protocol en aangepast stappenplan kindermishandeling zal ondertekend worden door de Vlaamse minister van Welzijn en de federale ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken . 11. Het verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik, opgemaakt in Lanzarote op 25 oktober 2007, betekent een belangrijke stap in het voorkomen van seksuele misdrijven tegenover kinderen, in het vervolgen van de daders en in de bescherming van de slachtoffers. Het Vlaams Parlement keurde op 3 februari 2010 unaniem het decreet houdende de instemming met het verdrag goed. 12. De bespreking in het Vlaams Parlement van de rapporten inzake historisch misbruik en misbruik van volwassenen in gezagsrelaties resulteerde in de resolutie betreffende de erkenning van slachtoffers van historisch geweld en misbruik in jeugd- en onderwijsinstellingen in Vlaanderen en het omgaan met geweld in het algemeen. Op 2 april 2014 keurde het Vlaams Parlement de resolutie unaniem goed, de tekst van de resolutie staat op de website van het Vlaams Parlement (http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2013-2014/g2475-3.pdf) . 13. Een van de bepalingen in de resolutie zet in op de publieke erkenning van slachtoffers en overlevers van historisch misbruik en geweld in jeugd- en onderwijsinstellingen. Om daarin een krachtig signaal van erkenning te geven, bood het parlement op 22 april 2014 publiekelijk zijn excuses aan aan de slachtoffers van historisch misbruik. De brief met de excuses krijgt een zichtbare plaats in het parlementair halfrond, als permanent teken van verontwaardiging en als een blijvende oproep om niet te vergeten. 21 14. Om steun te bieden en herstel verder mogelijk te maken, is het duidelijk dat slachtoffers en overlevers van historisch misbruik of misbruik in gezagsrelaties ook terecht moeten kunnen bij instanties die specifiek met hun situatie en leed omgaan. Momenteel worden er twee zaken onderzocht. Ten eerste, hoe kan een onafhankelijke raad voor het historisch misbruik gestalte krijgen? Die onafhankelijke raad heeft als doel om naar het verhaal van de slachtoffers en de overlevers te luisteren, hen erkenning te geven en waar nodig bemiddelend op te treden naar de betrokken voorzieningen of instellingen waar het historisch misbruik plaatsvond. We treffen nu de nodige voorbereidingen en werken de modaliteiten uit zodat de raad snel kan opstarten. Ten tweede, hoe kunnen we een duurzame gemandateerde werkvorm creëren, in samenspraak met justitie, om in de toekomst op een onafhankelijke manier gevolg te geven aan meldingen over misbruik in actuele gezagsrelaties? Het gaat om een werkvorm die omkaderd is met een uitdrukkelijke opdracht om de situatie van grensoverschrijding/misbruik stoppen, de noden van slachtoffers lenigen en het risico op nieuw misbruik te verminderen. We hebben die werkvorm uitgetest in het experimenteel project inzake misbruik van volwassenen in gezagsrelaties, zoals beschreven in het desbetreffende rapport. Vanuit die testfase hebben we inzicht verworven in welke omkadering, onder meer decretaal, nodig zal zijn om die werkvorm structureel uit te werken. 15. Samen met het Museum Dr. Guislain in Gent werken we aan een tentoonstelling, toegespitst op het thema van historisch misbruik. Daarmee geven we een symbolische erkenning aan het leed van slachtoffers en overlevers. De artistieke leiding van het museum zal met kunstwerken, documentatiemateriaal en getuigenissen werken. Vanaf 21 november 2014 zal iedereen de tentoonstelling kunnen bezoeken. 22 Vlaams beleid voor personen met een handicap: op weg naar zorggarantie en vraagsturing Geen enkel aspect van het welzijnsbeleid heeft de politieke actualiteit meer beheerst dan de manier waarop we in Vlaanderen de handicapspecifieke ondersteuning organiseren. Individuele cases van personen met een handicap die op de zogenaamde wachtlijst staan, lieten niemand koud. Er zijn belangrijke factoren die de vraag naar een Vlaamse ondersteuning vanuit het gehandicaptenbeleid stimuleren: - de toenemende vergrijzing, ook van de doelgroep personen met een beperking; - de evolutie in de medische technologie; - de evolutie van het ruime familieverband naar het kerngezin; - de erkenning van nieuwe vormen van handicap en een betere diagnosestelling (bv. autisme); - de beschikbare diversiteit aan ondersteuningsaanbod; - de groeiende wens van mensen met een beperking om in hun vertrouwde omgeving via een financiële injectie hun ondersteuning te kunnen organiseren. Al die fenomenen maken dat steeds meer personen een beroep doen op het Vlaams aanbod van handicapspecifieke hulp. In juni 2013 maakten 43.825 mensen met een handicap gebruik van het aanbod van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Aan de kant van de vraagzijde bedraagt het totaal aantal actieve, geregistreerde vragen 18.642. Voor het persoonlijke assistentiebudget zijn er 2.876 vragen. Daartegenover staat dat ongeveer 45.000 zorgvragen werden afgesloten. Er is een tijd geweest dat het beleid veronderstelde dat mits voldoende groei van de budgetten voor de handicapspecifieke zorg, het fenomeen van de wachtlijst zou verdampen. We weten nu dat die visie niet juist is. Het werd hoog tijd om het roer om te gooien en voor een nieuw systeem te kiezen waar de persoon met een handicap centraal staat. In 2010 hebben we die verandering ingezet met het Perspectiefplan 2020 (http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/5146351Perspectief+2020.html). 23 Voor het eerst een lange termijnplan Het Perspectiefplan 2020 bevat de krachtlijnen van de hervormingen vanuit de doelstellingen die tegen 2020 willen bereikt worden. Twee grote doelstellingen staan voorop: - Er moet een zorg- en ondersteuningsgarantie zijn voor personen met de grootste ondersteuningsnood; - Het uitwerken van een vraaggestuurde financieringstechniek: de persoon met een handicap moet in de grootst mogelijke mate die ondersteuning zelf kunnen aansturen, zelf kunnen regisseren. Een veranderingsmanager Omdat de hervorming ook meteen een herpositionering van het Vlaams Agentschap Personen met een Handicap impliceert, werd een veranderingsmanager aangesteld om de realisatie van het plan te begeleiden. De functie van veranderingsmanager werd in het najaar 2013 geïntegreerd in de functie van de nieuwe leidend ambtenaar van het VAPH. Een meerjarenbudget Vandaag investeert de Vlaamse Regering jaarlijks 1,25 miljard in de zorg en ondersteuning van 43.825 mensen met een handicap. In deze legislatuur realiseerden we met een investering van 146 miljoen extra een stevige budgettaire groei om nieuw beleid in de sector personen met een handicap mogelijk te maken. Van dat budget ging 80% naar effectieve uitbreiding en dus zorg en ondersteuning voor 4.500 extra personen. Het overige deel van het budget wordt ingezet voor de kwalitatieve versterking van het aanbod voor de mensen met de zwaarste en meest complexe zorgvragen (bv. personeelsversterking in de voorzieningen met cliënten met de grootste ondersteuningsnood: 4 miljoen euro in 2011, 7 miljoen euro in 2012 en 7 miljoen euro in 2013). Naast de inzet van die budgetten maken we werk van maatregelen in functie van het boeken van efficiëntiewinst. Bij de toekenning van de ondersteuningsbudgetten wordt elk jaar meer ruimte gemaakt voor PABbudgetten en persoonsvolgende convenanten. Op die manier bereiden we de veralgemeende invoering van persoonsvolgende budgetten voor. Naast het meerjarenbudget werd er deze legislatuur ook 123.033.961 euro (160 projecten) vrijgemaakt voor infrastructuursubsidies. Het verzekeren van een goed werkend “voortraject” Sinds 2012 zijn in elke provincie Diensten Ondersteuningsplan actief. Samen met de persoon met een handicap (en zijn omgeving) gaan ze na welke ondersteuning nodig en wenselijk is en hoe dat geactiveerd kan worden om pas nadien na te gaan wat supplementair moet geleverd door gespecialiseerde diensten. Op jaarbasis zullen dus 2.000 personen met een handicap kunnen 24 begeleid worden in de wijze waarop zij denken hun ondersteuning te kunnen organiseren in functie van een optimale kwaliteit van leven. Een vernieuwde toegangspoort in overeenstemming met de toegangspoort integrale jeugdhulp De noodzaak aan niet-rechtstreeks toegankelijke hulp wordt voor kinderen en volwassenen ook bepaald door de mogelijkheden aan en grenzen van de handicapspecifieke rechtstreeks toegankelijke hulp en ondersteuning. In de opeenvolgende uitbreidingsoperaties wordt de rechtstreeks toegankelijke hulp systematisch uitgebreid over heel Vlaanderen: 20% van de provinciale uitbreidingsmiddelen wordt daarvoor ingezet. Het proces van diagnostiek, indicatiestelling/inschaling wordt verder op punt gesteld in functie van de beide toegangspoorten. De kwaliteitseisen voor de multidisciplinaire teams (MDT), die instaan voor de diagnostiek en indicatiestelling, zijn verduidelijkt en verscherpt. In de uitbreidingsoperatie van 2010 werd 1 miljoen euro ingezet voor de verbetering van de kostenvergoeding voor die MDT’s. In aanloop naar het pilootproject inzake de implementatie van de Integrale Toegangspoort Jeugdhulp heeft het VAPH een experiment opgezet in West-Vlaanderen. Het doel daarvan is zowel het nieuwe organisatiemodel voor de toegangspoort (voor volwassenen), dat een afspiegeling is van de intersectorale toegangspoort (voor kinderen en jongeren), als het gebruik van belangrijke instrumenten voor diagnose- en indicatiestelling uit te proberen. De resultaten daarvan zullen, in eerste instantie, besproken worden met de verschillende stakeholders. Op basis daarvan zal dat een verdere uitwerking kennen. Naar een e-dossier: uitbreiding van mijn.vaph.be Ondertussen kreeg elke persoon met een dossier bij het VAPH een elektronische en beveiligde toegang tot zijn of haar dossier. Het is ook de bedoeling om een meer dynamisch gebruik van het dossier mogelijk te maken. De persoon met een handicap kan zelf alle inschrijvingsstappen volgen, evenals de stand van zaken van zijn zorgregievraag. De zorgregie als beveiligend overgangstraject Zolang het aanbod niet groot genoeg is, is een goede zorgregie onvermijdelijk. Sinds 1 december 2011 verloopt de aanvraag voor het PAB, en dat in tegenstelling tot het vorige decennium, op dezelfde manier als de andere ondersteuningsvragen in de zorgregie. Samen met het Platform van Gebruikersverenigingen en het VAPH worden er nu verbeteringen aan het besluitvormingsproces van de zorgregie ingevoerd. Het gaat om acties zoals het beter betrekken van de zorgvragers bij de besluitvorming, het beter motiveren van de genomen beslissingen, het voorzien in een hoorrecht, een beroepsmogelijkheid… 25 Vlottere overgang tussen minder- en meerderjarigen Sinds 1 september 2012 is het mogelijk dat de 21-jarige met zware ondersteuningsnood die in een minderjarigenvoorziening verblijft en waarvoor nog geen plaats in een meerderjarigenvoorziening is, tot en met de leeftijd van 25 jaar in de minderjarigenvoorziening kan blijven. Tegelijk werd voorzien dat de 21-jarige die in aanmerking komt voor een meerderjarigenvoorziening, maar er op korte termijn nog geen gebruik van wenst te maken, ook tot en met de leeftijd van 25 jaar mobiel (dat is in de thuissituatie) ondersteund kan worden door een minderjarigenvoorziening. Een gevalideerd inschalingsinstrument De zorgzwaarte van een persoon is de mate waarin die persoon ondersteuning nodig heeft om zo adequaat mogelijk te kunnen functioneren in het dagelijks leven, ongeacht wie de zorg zal opnemen. Het zorgzwaarte-instrument werd ontwikkeld en bestaat uit een set van schalen en beslissingsregels die toelaten om eenduidig en objectiveerbaar de zorgzwaarte van iedere meerderjarige persoon met een handicap uit te drukken in een aantal parameters. Het instrument beperkt zich niet tot het meten van de ondersteuning die door een VAPH-voorziening of VAPH-dienst moet worden geboden, maar bekijkt de totale nood aan ondersteuning van de persoon, ook die door reguliere zorg, mantelzorgers, vrijwilligers... opgenomen zal worden. Sociaal ondernemerschap bevorderen Met talrijke maatregelen hebben we het ondernemen in het aanbieden van handicapspecifieke ondersteuning aangemoedigd en gedynamiseerd. Zo werd, zoals aangegeven, een belangrijk deel van het gefinancierde aanbod rechtstreeks toegankelijk gemaakt. De persoon die op dat aanbod een beroep wil doen, moet niet langer de hele procedure doorlopen. Met de uitbouw van diensten voor inclusieve ondersteuning (DIO) wordt een volwaardig alternatief geboden voor de opvang in een voorziening. Diensten voor Inclusieve Ondersteuning kunnen soepel op de diversiteit aan zorgvragen inspelen. Via tal van zorgvernieuwingsprojecten kregen initiatiefnemers de kans om met nieuwe formules te experimenteren en in een regelluw kader te werken. Een belangrijke opstap is de creatie van de zgn. multifunctionele centra (MFC), waarbij organisaties die over verschillende erkenningsnormen beschikken, de mogelijkheid krijgen om de middelen flexibel in te zetten in functie van de noden van de zorgvrager (bv. ondersteuning in de thuissituatie, maar steeds met de mogelijkheid om (voor korte tijd) residentieel opgevangen te worden). Ook hebben we werk gemaakt van de intersectorale multifunctionele centra over de grenzen van de bijzondere jeugdzorg en de gehandicaptensector heen. Vanaf 1 januari 2014 kunnen ook volwassenenvoorzieningen in een regelluw kader opereren: het Flexibel Aanbod Meerderjarigen (FAM). Er zijn ondertussen meer dan 3.000 plaatsen opgenomen in het FAM-project. 26 Het invoeren van het regelluw kader onder de vorm van de DIO’s, de MFC en het FAM brengt met zich mee dat met dezelfde middelen meer (tot 10% meer dan de erkende capaciteit) mensen met een handicap van zorg en ondersteuning kunnen genieten. Via de Vlaamse Participatiemaatschappij investeerde de Vlaamse overheid ook in de coöperatieve Inclusie Invest. Die coöperatie doet een beroep op het 0-kapitaal van particulieren, institutionele beleggers en de overheid om met de verzamelde middelen aangepaste infrastructuur te realiseren voor de huisvesting van personen met een handicap. Samen met de minister van Financiën hebben we de btw-tarieven verlaagd voor initiatiefnemers die individuele woningen voor personen met een handicap bouwen. De huidige btw-regelgeving voorziet in een gunstig tarief (6% in plaats van 21%). De Vlaamse overheid zorgt op haar beurt voor een erkenning op Vlaams niveau voor vennootschappen die woningen bouwen voor personen met een handicap. De erkenning op Vlaams niveau zal ook leiden tot een verlaagd tarief inzake onroerende voorheffing (1,6%). Het decreet persoonsvolgende financiering Het hoogtepunt van het beleid voor personen met een handicap was de realisatie van het decreet persoonsvolgende financiering. Het ontwerp decreet werd op 31 januari 2014 door de Vlaamse Regering goedgekeurd, gevolgd door de goedkeuring door het Vlaams Parlement op 23 april 2014. De kern van de persoonsvolgende financiering is dat het geld niet aan de erkenning van de voorziening gekoppeld is, zoals dat voorheen het geval is, maar wel aan de persoon met een handicap. http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/programmas/journaal/2.33077?video=1.1948276 27 Het decreet vertrekt van vier uitgangspunten: 1) Een basisondersteuningsforfait voor elke persoon met een erkende handicap en ondersteuningsnood Wie een erkende handicap én een vastgestelde ondersteuningsnood heeft, heeft in 2020 recht op basisondersteuning. Dat wordt een forfaitair bedrag per maand. Het bedrag zal uitgekeerd worden via het systeem van de zorgverzekering. Toegegeven, het is een forfaitair (en dus beperkt) bedrag, maar het is alvast een enorme verandering ten opzichte van de huidige situatie: nu komen personen terecht op de zogenaamde wachtlijst, zonder meer, zonder een vorm van ondersteuning. De persoon met een handicap kan vrij over het bedrag beschikken om zijn noodzakelijke zorg in te kopen en moet over de besteding geen extra verantwoording afleggen. Hij kan er bijvoorbeeld dienstencheques mee kopen, gezinszorg, tolkenuren of het persoonlijk aandeel betalen van de handicapspecifieke ondersteuning die rechtstreeks toegankelijk gemaakt is. Dat impliceert ook dat er blijvend geïnvesteerd wordt in het voorzien van voldoende capaciteit van het reguliere en het handicapspecifieke rechtstreeks toegankelijke ondersteuningsaanbod. De basisondersteuning komt bovenop de tegemoetkomingen waarop personen eventueel recht hebben vanuit het federale bestuursniveau. 2) Een cashbudget of een voucher op basis van een ondersteuningsplan Personen met een handicap die meer ondersteuning nodig hebben – intensiever, frequenter, gespecialiseerder – dan wat er met het basisondersteuningsforfait en het rechtstreeks toegankelijk aanbod gerealiseerd kan worden, zullen een gepersonaliseerd aanbod van ondersteuning kunnen organiseren. Wat de persoon met een handicap juist nodig heeft aan ondersteuning zal gebaseerd zijn op een ondersteuningsplan dat hij, eventueel met de hulp van een gespecialiseerde dienst, opmaakt. Daarin bepaalt hij hoe hij zijn leven als persoon met een beperking (of als ouders voor een minderjarige kind met een beperking) wil inrichten. Er wordt nagegaan wat hij zelf, samen met zijn omgeving, kan opnemen aan ondersteuning. Daarbij wordt er uitgegaan van wat we de ‘gebruikelijke zorg’ noemen: datgene wat in alle redelijkheid in normale omstandigheden verwacht mag worden. Hij gaat na op welke ‘gewone’ beschikbare diensten hij een beroep wil en kan doen (kinderopvang, gezinszorg…) en tenslotte wordt in dat plan duidelijk welke ondersteuning vanuit het VAPH nodig is. Uiteraard is dat plan geen statisch iets, maar kan het evolueren doorheen allerlei omstandigheden en levensfasen. Als een persoon met een handicap in aanmerking komt voor ondersteuning vanuit het VAPH, maakt hij een keuze: ofwel krijgt hij een cash budget waarmee hij zelf ondersteuning kan organiseren (dan moeten de uitgaven verantwoord worden) ofwel een voucher, dan mag een persoon met een handicap met een vergunde dienstverlener of voorziening overeenkomen dat die voor de ondersteuning zal instaan. Ook een combinatie van beide is mogelijk. Hij hoeft zich in dat geval geen zorgen te maken over de continuïteit van de zorgverlening of allerlei administratieve verplichtingen. 28 3) Consequent verder zetten van het groeipad In de nieuwe regeling zal de Vlaamse Regering bij de start van de legislatuur het groeipad voor dat aanbod moeten vastleggen. Dat is belangrijk, want we moeten ons ervan bewust zijn dat het beschikbaar budget niet volstaat om alle huidige en toekomstige vragen te beantwoorden. 4) Een persoonsvolgend financieringssysteem De ommezwaai naar een persoonsvolgende financiering heeft grote gevolgen. Zowel het basisondersteuningsforfait als het cashbudget of de voucher zijn ‘persoonsvolgend’, dat betekent: ze kleven als het ware aan de persoon met een beperking en volgen hem. Ook als een minderjarige persoon meerderjarig wordt, is er geen onderbreking en geen onzekerheid meer omdat de persoon met een beperking uit het stelsel handicapspecifieke ondersteuning van minderjarigen naar het stelsel voor meerderjarigen moet evolueren. Indien een meerderjarige persoon die enkel overdag ondersteuning nodig had, door een wijziging in zijn situatie ook bijkomend nood heeft aan een verblijf, dan wordt de nodige continuïteit van de ondersteuning gegarandeerd. Het systeem zal geleidelijk worden ingevoerd: eerst voor de nieuwe aanvragers en vervolgens via een omschakeling voor de personen die nu al een PAB hebben of reeds ondersteuning krijgen van een dienst of voorziening. De persoon met een handicap zal voortaan zelf kunnen kiezen of hij dat budget in geldmiddelen zal krijgen, zoals in het huidig PAB, of dat hij dat budget inzet in de dienst of voorziening van zijn keuze. Voor wie nu reeds ondersteuning krijgt van het VAPH, wordt er sowieso continuïteit van de ondersteuning gegarandeerd. 29 Ouderenzorg: klaar voor een megaoperatie Het effect van de vergrijzing De veroudering van de bevolking zal ingrijpende gevolgen hebben voor ons samen leven. De gezondheidszorg zal zich moeten aanpassen. Vergrijzing is een vrij recent fenomeen dat onze samenleving de komende decennia aanzienlijk zal veranderen en de Vlaamse ruimte zal confronteren met grenzen. Binnen enkele decennia zal een kwart van de Vlaamse bevolking ouder zijn dan 65 jaar. Dat is 65% meer dan vandaag. Het aantal 85-plussers zal tegen dan verdrievoudigd zijn. Het gezicht van de Vlaamse bevolking zal dus drastisch veranderen. Dat zal ingrijpende gevolgen hebben voor onze samenleving, onze manier van samen leven, onze sociale draagkracht, onze manier van wonen en het ordenen van de ruimte en onze manier van zorgen voor elkaar. In Vlaanderen is de minister van Welzijn de coördinerend minister voor het ouderenbeleid. Er werd, zoals het decreet bepaalt, bij de start van de legislatuur een ouderenbeleidsplan opgesteld dat alle dimensies van het Vlaams beleid met betrekking tot ouderen in onze samenleving bundelt. Elke minister in de regering heeft daarbij een aantal acties die gerealiseerd moeten worden. We focussen hier even op de ouderenzorg, maar het spreekt voor zich dat het Vlaamse ouderenbeleid veel breder is. In Vlaanderen is de Vlaamse Ouderenraad, de gesprekspartner bij uitstek als het over gaat materies die de ouderen aanbelangen. De rijkdom van de oudere generaties benutten We moeten ons zo organiseren dat de zorg er te allen tijde is, voor iedereen. Maar met het beeld dat we over ‘ouderen’ hebben is er ook een heel emanciperende kwaliteit verbonden: ouderen zijn mensen met veel levenservaring, veel kennis, veel wijsheid, veel overzicht… Hun inbreng waarderen, is evenzeer ons streven. Het zou dus grondig fout zijn om ouderen louter te beschouwen als zorgvragers. Een van de conclusies van een onderzoek over ouderen en maatschappelijke participatie (VUB, Hogeschool Gent, Prof. Verté, De Witte e.a. 2012) is dat ouderen een fors rekruteringspotentieel vertegenwoordigen. Sommige ouderen engageren zich (nog) niet, maar geven aan dat wel te willen doen. Van de niet-geëngageerden geeft 16% aan vrijwilligerswerk te willen verrichten, een kleine 40% wil lid worden van een ouderenvereniging. Die rijkdom benutten, daar is het ons om te doen. Op het belang van vrijwilligerswerk en mantelzorg komen we nog terug. 30 De toename van zorgafhankelijkheid is merkbaar in onze woonzorgcentra Er is geen eenduidig verband tussen een hogere levensverwachting en de toename van chronische aandoeningen. In Vlaanderen stijgt alvast de zorgafhankelijkheid, is er een toename van vereenzaming en isolement en is het risico op armoede bij ouderen toegenomen. De toename van zorgafhankelijkheid is het best merkbaar in onze woonzorgcentra. Momenteel verblijft nog bijna 30% van de bewoners met een zorgafhankelijkheidsscore van O (bijna geen zorg/hulp nodig) of A (lichte zorg) in woonzorgcentra. Gegevens RIZIV 2008 – 2010 Categorie O A Totaal Ligdagen 2008 10.234 9.866 20.100 % 16,25 15,66 31,91 Ligdagen 2009 10.210 9.935 20.145 % 15,72 15,30 31,02 Ligdagen 2010 9.918 9.810 18.728 % 15,14 14,98 30,12 % = Aantal O of A / totaal aantal bewoners die in de WZC verbleven. Jaarlijks is er een daling van 1% van bewoners met categorie O en A vast te stellen. Oudere mensen moeten zo lang mogelijk deelnemen aan de samenleving. In onze visie op ouderenzorg vertrekken we vanuit de overtuiging dat goede zorg – en zeker chronische zorg – mensen versterkt in hun sociaal netwerk en hen toelaat zo lang mogelijk deel te nemen aan de samenleving. Mensen willen graag iets betekenen voor anderen, dat geeft zin in en aan het leven. Daarom willen we de zorg zo organiseren dat ouderen zo lang mogelijk thuis kunnen wonen en contact kunnen hebben met de wereld en de mensen die dicht bij hen zijn. Als dat niet meer mogelijk is, doordat de zorgnood te groot is, is er een thuisvervangend residentieel zorgaanbod nodig, in veel gevallen aangevuld met krachten uit het sociale netwerk van de oudere. We kiezen voor empowerment van de zorgvrager. We doen er met andere woorden alles aan om hem sterker te maken, en hem in staat te stellen om autonoom te leven. Ook het sociale netwerk, de mantelzorgers, krijgen in onze visie ondersteuning. Als we willen dat oudere mensen zo lang mogelijk deel uitmaken van de samenleving, en dat is wat we wensen, moeten we dat ook mogelijk maken. Dat doen we op verschillende manieren. 31 Onzichtbare Zorg De nieuwe visie voor de zorgsector – de beweging naar een vermaatschappelijking van de zorg – heeft nog geen passende ruimtelijke vertaling. De zorginfrastructuur hinkt achterop bij de gevoeligheden die we ondertussen hebben. De Bouwmeester pleit voor ‘onzichtbare zorg’. Onzichtbare zorg is zorg die niet meer afgezonderd plaatsheeft, maar onderdeel is van het leven in een stad, buurt, straat. Onzichtbaarheid betekent vanzelfsprekendheid. De bouwmeester suggereert zeven onzichtbaarheidsinstructies. Het zijn vuistregels die de ontwikkeling van nieuwe vormen van zorg kunnen aansturen. Bovenop sloot hij een protocol af met de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, dat een vlotte samenwerking toelaat met het Agentschap Zorg en Gezondheid. De minister financiert het onderzoek naar innovatieve ruimtelijke vormen van zorg. Vijf pilootprojecten geven daarvan blijk. De Vlaamse Regering maakte deze legislatuur werk van een Groenboek met betrekking tot het Beleidsplan Ruimte waarin een nieuwe ruimtelijke visie op Vlaanderen wordt voorgesteld. Een visie waar vooruitgang hand in hand gaat met respect voor ons rijke verleden en waar nieuwe ontwikkelingen de levenskwaliteit verhogen. Op basis daarvan wordt er momenteel gewerkt aan een Witboek. Ook daarbij hield en zullen we verder rekening moeten houden met de zorg – en infrastructuurnoden en –mogelijkheden van de mensen doorheen de levensloop en verder werk moeten maken van inclusieve oplossingen. We verwijzen in dat verband naar de visie en prioriteiten van de Vlaamse Bouwmeester en onze innovatieve pilootprojecten voor woonzorgcentra. Hier staat de integrale versie: (http://www.vlaamsbouwmeester.be/thema's/zorg/hom e.aspx). Meer nog dan voor andere zorgvormen speelt de komende jaren de ruimtelijke planning een rol in de positionering van de residentiële ouderenzorg. We zullen op zoek gaan naar bijvoorbeeld mogelijkheden om zorgprojecten deel te laten uitmaken van grotere projecten waarin het over veel meer gaat dan enkel zorg en ouderen. We hebben samen met de Vlaamse Bouwmeester vijf pilootprojecten zorg uitgekozen waarvan we verwachten dat er vernieuwende, verfrissende oplossingen uit voortvloeien voor de uitdagingen waar we voor staan. We stimuleren initiatiefnemers die op een verantwoorde wijze vernieuwing willen brengen in de ouderenzorg, onder meer door de regelgeving aan te passen en door afwijkingen op de huidige architectonische erkenningsvoorwaarden toe te laten. Met een besluit werd ook enige regelluwte voor de uitbater van woonzorgcentra gerealiseerd: voortaan mogen onder 1 erkenning meerdere vestigingsplaatsen geëxploiteerd worden indien ze op een ‘redelijke afstand’ van elkaar liggen en zonder kwaliteitsverlies. 32 Dementie boezemt 70 % van de Vlamingen angst in. Vermaatschappelijking van de zorg komt goed tot uiting in het Dementieplan Vlaanderen 20102014 (zie voor meer http://www.zorg-engezondheid.be/uploadedFiles/NLsit e_v2/Nieuws/2011/Dementieplan% 20Vlaanderen%2020102014%20(PDF).pdf). Omgaan met dementie is een uitdaging voor ieder van ons. Onderzoek wijst uit dat het heersende taboe en het eenzijdig negatieve beeld leidt tot isolement en gemiste zorg. 70 % van de Vlamingen blijkt angst te hebben voor dementie. Om die reden staan een genuanceerde beeldvorming en het destigmatiseren van dementie voorop in het dementieplan. Een hoogtepunt in de actie ‘Vergeet dementie, onthou mens!’ was Music For Live dat eind 2012 met succes opkwam voor een andere benadering van dementie. Parallel met de beeldvormingscampagne hebben we samen met de Koning Boudewijnstichting en de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten het label van dementievriendelijke gemeenten gepromoot. Het brengt echte vermaatschappelijking van zorg: personen met dementie worden in winkels, cafés en restaurants, tijdens culturele en sportieve activiteiten, op straat met respect bejegend en in eerste instantie als mens benaderd. Deze houding is de basis voor alle acties in het eerste dementieplan voor. Uiteraard moeten we ook op zoek gaan naar allerlei alternatieve woonvormen. Een goed voorbeeld van een nieuwe en intussen erkende woonvorm zijn de assistentiewoningen. De toekomst ligt niet zozeer in het kritiekloos verder vermenigvuldigen van de oplossingen uit het verleden, maar in het innoveren en zoeken naar nieuwe woonvormen die beantwoorden aan de verwachtingen van de senior van vandaag en morgen. En die moeten we mogelijk maken om de vraag naar privacy en zelfbeschikking te koppelen aan maximale ondersteuningsmogelijkheden als dat nodig is. Groepen van assistentiewoningen komen in de plaats van op zichzelf staande serviceflats. Ze combineren aangepast wonen met zorggarantie en ondersteuning voor de vorming van een sociaal netwerk. Assistentiewoningen zijn eigenlijk in de eerste plaats groepen woningen, huizen die in een straat, een buurt, een gemeente of stad staan en waar de buurt sociaal isolement kan voorkomen. Wat de bouw van assistentiewoningen in een groep van assistentiewoningen betreft, die nadien individueel verkocht worden: voor hen zal het btw-tarief via een administratieve beslissing van 17 oktober 2013 verlaagd worden naar 12% in plaats van 21%. De thuiszorg en de residentiële ouderenzorg zullen de handen in elkaar moeten slaan om die nieuwe woonvorm te laten slagen. Met sociale assistentiewoningen maken we die woonvorm overigens betaalbaar. Andere alternatieve woonvormen, zoals groepswonen en Abbeyfield-huizen, maken ook deel uit van ons verhaal. Dat zijn aangepaste woongemeenschappen die berusten bij de solidariteit onder een kleine groep mensen. De bewoners hebben een individuele woonruimte en delen een gemeenschappelijke ruimte. Een voorwaarde om er te wonen, is dat de bewoners zich engageren om voor elkaar te zorgen en dat ze deelnemen aan het maatschappelijk leven. We hebben de promotie van woonvorm betoelaagd in 2012 en in 2013. In een leeftijdsvriendelijk beleid zijn alle beleidsdomeinen van invloed. Vooral de lokale besturen zijn in staat om o.a. mobiliteit, veiligheid en huisvesting zo te integreren, dat hun beleid ten goede komt aan vermaatschappelijking van zorg. 33 We hebben de lokale dienstencentra meer armslag gegeven. Lokale dienstencentra helpen zorgvragers in hun dagelijkse leven. Ze bieden mantelzorgers vorming en onderling contact aan. De centra zijn uiterst laagdrempelig: ze zijn zeer toegankelijk voor nieuwkomers en etnisch-culturele minderheden. De dienstencentra betrekken vrijwilligers en verenigingen bij de werking. Tijdens deze legislatuur zijn er ruim 40 nieuwe lokale dienstencentra gestart. Ook daar hebben bij uitstek lokale besturen de kans om blinde vlekken te detecteren. Rechtstreeks inspraak Sinds 1 januari 2013 is het aangepaste ouderenparticipatiedecreet van kracht. Een belangrijke nieuwigheid is de erkenning, voor een periode van maximaal vijf jaar, van één of meer partnerorganisaties voor een rol in de aansturing van het lokaal ouderenbeleid en de beleidsparticipatie van ouderen. De ontwikkeling van een lokaal ouderenbeleid is in handen van de lokale besturen die aan hun (oudere) kiezers verplicht zijn om rekening te houden met hun noden en behoeften. Vlaanderen heeft daarin geen hoofdrol. Wel subsidiëren we de Vereniging Van Vlaamse Steden en Gemeenten, opdat die, onder andere, ouderenbeleidscoördinatoren zou kunnen opleiden. Daarnaast is de Vlaamse ouderenraad als partnerorganisatie een belangrijke actor en gesprekspartner voor het Vlaamse ouderenbeleid. Zorgbehoefte van ouderen objectiveren en gegevens delen Met gevalideerde instrumenten en procedures willen we in staat zijn een zorgbehoefte te objectiveren. Om die reden gebruiken we in de ouderensector het diagnose- en indicatiesysteem BelRAI. Dat is een internationaal gevalideerd instrument dat alle zorgverstrekkers en voorzieningen gebruiken om de zorgbehoefte objectief in te schatten, of het nu thuiszorg, thuisondersteunende of thuisvervangende zorg is. Het instrument komt bijvoorbeeld van pas bij het toekennen van hulp aan ouderen. BelRAI is een Belgisch pilootproject dat het internationaal gevalideerde RAI-instrument inhoudelijk en structureel aanpast aan de Belgische situatie. Het RAI-instrument verzamelt alle gegevens die nodig zijn om de zorgbehoefte te bepalen, ongeacht of de oudere zich thuis, in een woonzorgcentrum of in een ziekenhuis bevindt. De federale overheid stelde een BelRAImanager aan. In Vlaanderen willen we het diagnose- en indicatiesysteem gebruiken in de ouderensector. Een volledige BelRAI-assessment is niet opportuun voor alle ouderen die professionele zorg krijgen. We hebben daarom een premodule ontwikkeld waarmee we snel kwetsbare ouderen kunnen identificeren. De federale overheid juicht dat initiatief toe en vraagt een Franstalige versie. 34 In de toekomst horen dergelijke inschalingsinstrumenten, ook voor de ouderenzorg, thuis in het Vlaams Kwaliteitscentrum Diagnostiek. Vrijwilligers en mantelzorgers zijn een voorwaarde voor goede zorg Tegelijk met ons streven naar voldoende professionele zorg, hechten we een groot belang aan de informele zorg. In Vlaanderen zijn er ongeveer 600.000 mantelzorgers. Ze zijn van cruciaal belang. We geven ze waardering en maken hun werk zo aangenaam mogelijk. Dat betekent dat we goed inzien dat de draagkracht van mantelzorgers grenzen kent. Mantelzorgers moeten op adem kunnen komen. Samen met vrijwilligers betekenen ze een belangrijke meerwaarde en voorwaarde voor het verwezenlijken van goede zorg voor de zorgbehoevende senior. Vandaag zijn er naast het Vlaamse Steunpunt Vrijwilligerswerk, ook vijf provinciale steunpunten en 1 steunpunt in Brussel actief. Samen zetten zij hun schouders onder het actualiseren en operationaliseren van de website www.vrijwilligerswerk.be. Sinds 2011 kwam er een nieuwe Vlaamse regelgeving voor het autonoom en georganiseerd vrijwilligerswerk. Het geeft een juridisch en inhoudelijk kader voor de rekrutering van vrijwilligers, duidelijke afspraken, een verzekering, een goed onthaal, een passende vorming en omkadering. Jaarlijks krijgen 13 verenigingen een gemeenschappelijk bedrag van 1,5 miljoen euro. Dat bedrag is voor de Vlaamse Regering een extra uitgave. De investering staat los van de financiering van nieuwe lokale dienstencentra, extra gesubsidieerde uren vrijwillige oppas en gastopvang… We spenderen het aan de daadwerkelijke ondersteuning van vrijwilligers. Ook de thuiszorgvoorzieningen die vrijwilligers inzetten, breiden uit. Sinds 2010 zijn de diensten voor gastopvang nieuw. Vijf diensten zijn inmiddels erkend, gesubsidieerd en actief in de verschillende provincies. Daarnaast zijn er subsidies bij gekomen voor een urencontingent gastopvang. We steunen er de gezinnen of personen mee die zorgbehoevende personen vrijwillig in hun eigen woning opvangen. De diensten voor (vrijwillige) oppashulp groeien al enkele jaren behoorlijk aan. Om elk gepresteerd uur door een vrijwillige oppasser te kunnen subsidiëren, hebben we het urencontingent van de diensten voor oppas van 806.000 uren in 2008 naar 1.043.000 uren verhoogd. Bovendien hebben we 35 in de begroting 2013 900.000 euro extra voorzien voor een professionalisering van de dienstverlening. Met ingang van 1 januari 2014 werd het bedrag per uur ondersteuning voor vrijwilligersoppas verhoogd met 0,4 euro. Het zal vanaf dan 1,85 euro bedragen. Mantelzorgers waarderen, is respecteren dat hun draagkracht beperkt is Wie mantelzorgers waardeert, toont er ook begrip voor dat hun draagkracht beperkt is. En dus moeten er formules zijn die de mantelzorger op adem laten komen. We hebben op dat vlak een belangrijke vooruitgang geboekt. Er zijn zes erkende verenigingen van gebruikers en mantelzorgers. Samen met patiëntenverenigingen, regionale en lokale dienstencentra zorgen zij ervoor dat de mantelzorger zijn taak goed geïnformeerd aanvat en tijdig een beroep kan doen op ondersteuning. Voor levenseindezorg en mensen met dementie zijn er de Palliatieve Netwerken en de Expertisecentra Dementie. Ze stellen momenteel, samen met de Vlaamse Alzheimer Liga en de mantelzorgverenigingen, een wetenschappelijk gevalideerd pakket psycho-educatie samen. Het is een verzameling van modules voor workshops met mantelzorgers. We ontwikkelden het concept van de collectieve autonome dagopvang (CADO). Dat idee is simpel: met uren gezinszorg kunnen mensen een kleinschalige dagopvang starten. Een CADO biedt overdag opvang en verzorging aan ouderen. Zo kunnen zorgbehoevende ouderen langer thuis wonen en wordt de verzorgingstaak van de mantelzorgers lichter. Ouderen kunnen er bijvoorbeeld samen koken, een gezelschapsspel spelen, samen de krant lezen of andere bezigheden op zich nemen. Ze kunnen er ook een bad of douche nemen. Het centrum neemt tijdelijk de opvang en zorg over van de mensen die normaal thuis zorg verlenen (bv. mantelzorgers of thuisverplegers). In plaats van een relatie van één verzorgende op één cliënt, kan op die manier één verzorgende meerdere personen ondersteunen en begeleiden. We willen in elke gemeente dagopvang mogelijk maken. Zo laten we toe dat mantelzorgers ook op adem kunnen komen. Dat betekent dat we goed inzien dat hun draagkracht grenzen kent. Op 1 januari 2008 waren er 101 dagverzorgingscentra over 78 gemeenten, op 1 januari 2013 waren er 170 dagverzorgingscentra over 122 gemeenten en op 1 januari 2014 waren er 195 dagverzorgingscentra over 145 gemeenten. Dat is bijna een verdubbeling van het aantal dagverzorgingscentra. Als we rekening houden met de realisatie van 133 dagverzorgingscentra die momenteel een voorafgaande vergunning hebben, zal er in de toekomst een dagverzorgingscentrum in 87% van de Vlaamse gemeenten zijn (concreet gaat het om 267 gemeenten). Met een recent besluit maken we het ook mogelijk om andere specifieke groepen op de vangen in een CADO. Zo proberen we ook bijvoorbeeld voor mensen met jongdementie een geschikte opvang mogelijk te maken. 36 De thuiszorg zal gaandeweg fors aan belang winnen. Gezinszorg en aanvullende thuiszorg staan in voor zorg en ondersteuning thuis. We hebben het hier over persoonsverzorging, huishoudelijke hulp en poets-, karwei- of oppashulp. Ook algemene psychosociale ondersteuning en pedagogische zorg, zoals de zorg voor kinderen, zijn deel van het aanbod. Deze zorg kan op zichzelf bestaan, maar ook bovenop andere hulpen dienstverlening. In de gezinszorg steeg het aantal subsidieerbare uren van 16,2 miljoen in 2008, naar 17,3 miljoen euro in 2013. De gestage groei van die basiszorg houden we in 2014 aan met een uitbreiding van 1,7%. De aanvullende thuiszorg kende in 2012 al een groei met 26 voltijdse medewerkers. De groei van het aantal lokale dienstencentra, de oppasdiensten, de gastopvang hebben we al vermeld. Ook de diensten maatschappelijk werk groeien jaarlijks met ongeveer 2%. De thuiszorg zal gaandeweg aan belang winnen. Een aantal zorgverstrekkers daarin (huisartsen, thuisverpleegkundigen, kinesisten...) worden gefinancierd door het RIZIV. Anderen, in de gezinszorg en aanvullende thuiszorg, worden door de Vlaamse gemeenschap gefinancierd. Nog andere vormen van ondersteuning (bv. huishoudelijke taken) financiert de federale overheid met dienstencheques. De dienstencheque (een tot nu toe federale bevoegdheid) is ook bij de Vlaamse ouderen een succes. Zo is volgens Rapport 14 van het Steunpunt WVG1 een derde van de in totaal 60 miljoen uren dienstencheques die in 2010 in Vlaanderen werden aangekocht, bestemd voor 65-plussersers en voor zorgbehoevende personen (respectievelijk 18 en 3 miljoen uren). Met de zesde staatshervorming komen de middelen van het stelsel van de dienstencheques, in oorsprong een tewerkstellingsmaatregel, over naar de gewesten. De uitgaven voor thuisverpleging in het RIZIV zijn de voorbije tien jaar telkens met 7,2% gestegen. Het aantal erkende verstrekkers nam vanaf 2004 jaarlijks toe met gemiddeld 756 verpleegkundigen, wat een gemiddelde stijging met 3,6% betekent. De geboekte uitgaven voor verpleegkundigen stegen in 2012 met 6,8% tot 1.191.946.000 euro. De forfaitaire vergoedingen voor zwaar zorgafhankelijke en palliatieve patiënten vertegenwoordigen 64% van de geboekte uitgaven2. Forse verhoging van de capaciteit in de residentiële ouderenzorg, oftewel een megaoperatie Tot de uitvoering van de zesde staatshervorming is de financiering van de zorgkosten in onze residentiële ouderenzorg voor de rekening van het RIZIV. De Vlaamse Gemeenschap kan 1 Prof. J. Pacolet, A. De Coninck, F. De Wispelaere. De dienstencheque in Vlaanderen. Tot uw dienst of ten dienste van de zorg?, Rapport 14 van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, 2011. 2 Bron: RIZIV 2013 37 investeringsmiddelen ter beschikking stellen van social profit-initiatieven en een bankwaarborg geven aan for profit-organisaties die wensen te investeren. Vlaanderen heeft in deze legislatuur veel investeringsmiddelen, namelijk 582.586.075 euro, ingezet om bestaande rustoorden de mogelijkheid te geven de omslag te maken naar echte woonzorgcentra. Tegelijk hebben we geïnvesteerd in nieuwe woongelegenheden door de uitbreiding van bestaande woonzorgcentra of de bouw van nieuwe woonzorgcentra. In totaal hebben we tijdens deze legislatuur meer dan 682 miljoen euro investeringssubsidies uitgekeerd. Uiteindelijk hebben we ook de investeringspolitiek in de infrastructuur grondig aangepakt. Aangespoord door een resolutie van het Vlaams parlement werd er een uitdoofscenario operationeel voor het systeem van investeringssubsidies voor de social profitinitiatieven door het VIPA. Het zal in het nieuwe financieringssysteem vervangen worden door een aangepaste financiering voor investeringen. Dat is een megaoperatie. Op dit ogenblik zijn er in Vlaanderen 766 woonzorgcentra (of meer dan 70.000 woongelegenheden). Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg voorspelt dat we in dit land in de periode 2010-2025 166.030 extra woongelegenheden moeten verwezenlijken. Voor Vlaanderen betekent dat een toename van 20.269 woongelegenheden tegen 2025, of 1.351 bijkomende woongelegenheden per jaar. Dat cijfer gaat uit van een invulling voor 50% van de vereiste zorg door de thuiszorg. Wanneer de thuiszorg die 50% niet kan waarborgen, zal dat een grotere aangroei van de residentiële ouderenzorg nodig maken. Gelukkig is Vlaanderen vooruitziend geweest… Gelukkig is Vlaanderen altijd vooruitziend geweest en heeft het voor de residentiële ouderenzorg een programmatie. Die berekenen we volgens de bevolkingscijfers, ze dient als basis voor de toekenning van voorafgaande vergunningen. In deze legislatuur nam het bestaand aanbod in woonzorgcentra met 6.479 woongelegenheden, 900 woongelegenheden in centra voor kortverblijf en 4.180 woongelegenheden in groepen van assistentiewoningen toe. In 2009 hebben we vastgesteld dat duizenden voorafgaand vergunde woongelegenheden in de portefeuille bleven. Daardoor haalden we het aantal extra woongelegenheden dat we voor elk jaar hadden vooropgesteld, niet. Voor de voorafgaande vergunningen verleend vóór 1 januari 2010 hebben we daarom specifieke overgangsmaatregelen bepaald die de geldigheidsduur van de vergunning verlengen tot maximaal 12 jaar. Die inspanning willen we volhouden. Tegelijkertijd moesten we de sector voorbereiden op de impact van de zesde staatshervorming. De financiering van de zorgkost in de woonzorgcentra wordt immers een gemeenschapsaangelegenheid. Dat betekent dat de Vlaamse gemeenschap zicht moet krijgen op het realisatieritme van de afgeleverde voorafgaande vergunningen en dat moet matchen met de 38 begrotingsvooruitzichten. Ook die reglementering werd een feit. Voorlopig worden er ook geen nieuwe voorafgaande vergunningen afgeleverd omdat de voorraad meer dan groot genoeg is. Wie wil overgaan tot realisatie, moet dat melden en inpassen in een realisatiekalender. Eerder dan nieuwe voorafgaande vergunningen af te leveren, wordt de samenvoeging van bestaande vergunningen gestimuleerd. Thuiszorg en ouderenzorg zijn geen gescheiden werelden We willen dat de groei van de residentiële ouderenzorg spoort met onze de visie op ouderenzorg, en die plaatst zorg in het midden van de samenleving. Nieuwe vormen van wonen en zorg moeten we kunnen combineren. We zien heil in specialisatie en differentiatie, bijvoorbeeld in woonzorgcentra die zich richten op doelgroepen, en bevorderen de samenwerking tussen de zorgactoren. Zo moet een modern woonzorgcentrum integraal deel uit maken van de lokale samenleving. We vinden het van groot belang dat het woonzorgcentrum ingeplant is in een plaatselijke gemeenschap. Een toekomstgericht centrum zet zijn deuren open voor de plaatselijke gemeenschap en verenigingen, zodat het sociaal weefsel van de lokale gemeenschap zich haast automatisch uitbreidt met het woon- en zorgcentrum en vice versa. Thuiszorg en residentieel ouderenbeleid zijn vooral geen twee gescheiden werelden. Het is belangrijk dat thuiszorg, tijdelijke opvangmogelijkheden en residentiële voorzieningen op elkaar aansluiten, elkaar aanvullen en versterken, in het belang van de zorgbehoevende. Differentiatie, ontkokering, flexibilisering en genormaliseerd huiselijk leven zijn de vier belangrijke richtlijnen van ons toekomstig ouderenbeleid. Van behoorlijke tot excellente kwaliteit De kwaliteit van de dienstverlening in onze woonzorgcentra kwam soms in de media aan bod. Het is natuurlijk een kerntaak van de overheid om op die kwaliteit toe te zien. De Vlaamse zorginspectie maakte een rapport over de stand van zaken na drie jaar inspectiewerk in de Vlaamse woonzorgcentra. De algemene conclusie is dat er een behoorlijke kwaliteit is. We verwezenlijken een kwaliteitsbeleid en kwalitatieve zorg. We zien ook dat de sector op eigen initiatief fors investeert in personeel en infrastructuur en werk maakt van informatisering. In 80% van de voorzieningen is er geen opvolgingsinspectie nodig, omdat de zorg en huisvesting van behoorlijke tot excellente kwaliteit zijn. Bij 13% van de voorzieningen is een bijkomende opvolgingsinspectie nodig om na te gaan of ze effectief werk maken van remediëring en bij 7% ten slotte is een frequente (meermaals per jaar) opvolging nodig, omdat ze onvoldoende of onvoldoende snel werk maken van remediëring en er een risico op onverantwoorde zorg bestaat. De bewoner en zijn naasten hebben recht op correcte informatie over de kwaliteit van zorg en wonen. In overleg met de sector hebben we voor dat beleid een nieuw meetinstrument ontwikkeld. 39 Indicatoren meten kwaliteit van woonzorgcentra In 2014 zijn de 765 erkende woonzorgcentra in Vlaanderen begonnen met het systematisch meten en vergelijken van hun kwaliteit. Dat doen ze zelf met indicatoren die een onderdeel van kwaliteit in een cijfer uitdrukken. De eerste 9 indicatoren (o.a. het voorkomen van doorligwonden, het aantal valongelukken en het gebruik van medicatie) zijn gemeten en verwerkt. Elk woonzorgcentrum kan nu zijn eigen prestaties vergelijken met andere centra en zo verbeterpunten zien. Tegen 2015 zullen de woonzorgcentra elk jaar 21 indicatoren over hun werking meten. Die zullen worden aangevuld met peilingen naar de mening van de bewoners over smaak en kwaliteit van de maaltijden, de sfeer in het woonzorgcentrum, de bejegening door het personeel, de inspraak in zorg en begeleiding. De meting is in april 2014 gestart. In een cyclus van 3 jaar zullen bewoners en familie van alle Vlaamse woonzorgcentra ondervraagd worden over hun beleving van de kwaliteit van de dienstverlening. Dementievriendelijk Vlaanderen – Dementieplan De kans dat iemand in zijn leven dementie krijgt, is 1 op 5. Vandaag lijden al ongeveer 100.000 Vlamingen aan de ziekte. In 2020 zal dat aantal toenemen tot 130.000, in 2050 tot 200.000 Vlamingen. Ook wereldwijd zet die opmars zich voort: in 2010 hadden er namelijk 35,6 miljoen mensen te kampen met dementie en in 2050 zal dat aantal tot 115,4 miljoen mensen gestegen zijn. Artsen en wetenschappers beschouwen de ziekte niet voor niets als de grootste volksziekte van de 21ste eeuw. De cijfers spreken voor zich. Toch heerst er nog steeds een groot taboe over dementie. De maatschappelijke relevantie is van die aard dat een gecoördineerde aanpak niet mocht uitblijven. Daarom werd voor het eerst een dementieplan opgemaakt. Het Dementieplan Vlaanderen 2010 – 2014 streeft naar een dementievriendelijk Vlaanderen. Het uitgangspunt is de kwaliteit van leven van personen met dementie en hun naasten als deel van de samenleving te verbeteren. Alle overheden en actoren op het terrein moeten daarvoor samenwerken en hun verantwoordelijkheid opnemen. De klemtoon ligt op heroriëntering: niet alleen méér doen, maar het ook anders doen. Het belangrijkste punt uit dit plan is het taboe en eenzijdige beeldvorming over dementie doorbreken. Daarom werd de communicatiestrategie genuanceerde beeldvorming ‘Vergeet dementie, onthou mens’ opgestart. Ter ondersteuning van de campagne is sinds eind 2011 het campagneplatform www.onthoumens.be actief. Organisaties, gemeenten, overheden of voorzieningen worden geappelleerd om genuanceerde beeldvorming te hanteren en kunnen op het platform terecht om hun engagement 40 waar te maken. Parallel daarmee worden lokale besturen gestimuleerd om gestalte te geven aan het concept dementievriendelijke gemeenten. In 2012 ondersteunde ook Music For Life de actie. Gezien er nog geen medisch antwoord op de ziekte is, wil Vlaanderen koploper blijven in het wetenschappelijk onderzoek naar dementie. Jaarlijks wordt daar 25 miljoen euro in geïnvesteerd. Vlaanderen is inmiddels aangesloten bij het internationaal netwerk van excellentiecentra met focus op dementie. Domus Medica zorgde voor de vorming ‘Detectie van dementie’ en maakt werk van een praktijkrichtlijn. Ook werden de opdracht en de financiering van het Vlaamse en de 9 regionale expertisecentra dementie verruimd. We hebben ook meer geïnvesteerd in dementievriendelijk bouwen. Transitieplan Dementiekundige Basiszorg in het natuurlijke Thuismilieu Uit onderzoek blijkt dat er een tijdsspanne van één jaar is tussen de eerste symptomen van dementie en de melding ervan aan een partner of een vriend door de persoon met dementie. De uiteindelijke diagnosestelling door een arts gebeurt uiteindelijk pas twee tot drie jaar later. Daarom kwam er in 2014 het transitieplan Dementiekundige basiszorg in het natuurlijk thuismilieu, dat de deskundigheid in het thuismilieu moet verhogen. Het doel van dat plan is om elke persoon met dementie tijdig en correct te ondersteunen. Vier pijlers staan centraal: de versterking van de mantelzorg door psycho-educatie (bijvoorbeeld workshops over de verhoging van de draagkracht), de versterking van de dementiekundige basiszorg, de inzet van referentiepersonen dementie en dementie-experten en het realiseren van overlegplatforms dementie. Vanaf september 2014 zullen de ziekenfondsen op een centraal telefoonnummer bereikbaar zijn voor hulpverleners wanneer zij merken dat er nood is aan langdurige zorgbegeleiding bij één van hun cliënten. In het transitieplan zullen het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen en de negen regionale expertisecentra een cruciale rol spelen. Samen met de diensten voor gezinszorg, de lokale dienstencentra, de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, de woonzorgcentra en diverse andere zorgactoren zullen zij instaan voor de verhoging van de deskundigheid in die diensten. Daarom gaan er in die expertisecentra dementie-experten aan de slag en worden zij definitief verankerd in de regelgeving. Bekijk het Transitieplan dementie. Jongdementie Jongdementie is dementie die voor de leeftijd van 65 jaar begint. Het gaat naar schatting om ongeveer 2.800 personen in België, 1.800 personen onder hen leven in Vlaanderen. De huidige dementiezorg is vooral gericht op oudere mensen. Daardoor vallen personen met jongdementie soms uit de boot, want de mogelijkheden van zorg en behandeling zijn niet altijd toegepast op jonge leeftijd. De Vlaamse overheid heeft het voornemen om daar beter werk van te maken. Daarvoor 41 hebben we werk gemaakt van een versoepeling in het beleidsdomein. Vroeger moesten woonzorgcentra een aanvraag indienen bij het Agentschap Zorg en Gezondheid voor de opname van elke bewoner die jonger is dan 65 jaar. In de toekomst wordt de aanvraag door een aanpassing in het woonzorgdecreet makkelijker gemaakt en kunnen ouderenvoorzieningen zich ook, meer dan uitzonderlijk, richten naar mensen die jonger zijn dan 65 jaar. Voor dagverzorgingscentra is de regelgeving extra versoepeld. Daar mag tot 25% van het aantal gebruikers jonger zijn dan 65 jaar, zonder dat daarvoor in de toekomst een aanvraag bij het Agentschap Zorg en Gezondheid ingediend moet worden. Door de aanpassing van het woonzorgdecreet is daarvoor nu een legitieme basis gelegd. http://www.deredactie.be/cm/vrtnieuws/videozone/archief/programmas/journaal/2.24583/ 2.24584/1.1450322 42 Algemeen Welzijnswerk CAW’s en het belang van laagdrempelige hulp- en dienstverlening Samen met de sociale diensten van de OCMW’s (die ook exclusief bevoegd zijn voor de materiële en financiële steun) en de diensten maatschappelijk werk van de mutualiteiten zijn de centra voor algemeen welzijnswerk belangrijke, laagdrempelige welzijnsdiensten. Sinds 1 januari 2014 zijn de 25 CAW’s gefuseerd tot 11 nieuwe CAW’s met werkingsgebieden verbonden aan zorgregio’s en met elk hun eigen bestuur. Ondanks een eerdere fusieoperatie bleven sommige CAW’s klein en kwetsbaar. Het beeld van een versnipperd aanbod bleef bestaan en de CAW’s boetten in aan slagkracht. Met de nieuwe indeling is het aanbod herkenbaar, beter gespreid en bestrijkt het een maximum aan werkgebieden. De kwaliteit van de zorgverlening gaat er fors op vooruit, doordat de CAW’s kennis en expertise bundelen en hun mogelijkheden tot specialisatie toenemen. De CAW’s hebben een belangrijke rol in het realiseren van een toegankelijk, betaalbaar en kwaliteitsvol aanbod aan hulp- en dienstverlening op de eerste lijn en in de bestrijding van kansarmoede. Ze zorgen voor een zo maximaal mogelijke afstemming en samenwerking met de verschillende zorgsectoren, justitie, huisvesting… We hebben enorm geïnvesteerd in de CAW’s. We hebben ruimte gemaakt voor 93 nieuwe voltijdse krachten. De CAW’s kregen ook een subsidie om een elektronisch cliëntdossiersysteem op te starten in de sector van het Algemeen Welzijnswerk. In 2013 werd dat systeem operationeel. De erkenning van het CAW Oost-Vlaanderen werd vanaf 14 september 2011 uitgebreid voor de integratie van de werking van vzw Fevlado-Passage naar doven, slechthorenden en hun omgeving en geïnteresseerden in de basisopdrachten van het CAW (onthaal, psychosociale begeleiding, preventie en beleidssignalering). Expertise rond bepaalde thema’s bundelen en bevorderen Geweld We bundelden de expertise van de Vertrouwenscentra Kindermishandeling en het Algemeen Welzijnswerk op het vlak van geweld, misbruik en kindermishandeling. In maart 2012 lanceerden we de centrale hulplijn 1712 voor geweld, misbruik en kindermishandeling. Sindsdien ontving de hulplijn al ruim 6.804 unieke meldingen. Elke burger kan er terecht. In maart 2014 werd de telefonische hulplijn 1712 uitgebreid met elektronisch hulpverlening. Cliënten kunnen discreet mailen wanneer het hen past. 43 Verkeersslachtoffers Tijdens deze legislatuur hebben we ook aandacht besteed aan verkeersslachtoffers. Sinds 1 januari 2011 wordt Rondpunt als autonome organisatie gesubsidieerd. Rondpunt heeft de volgende opdracht: kennis- en informatieverzameling en verspreiding; deskundigheidsbevordering; samenwerking bevorderen; afstemming en samenwerking realiseren (lokaal en bovenlokaal) tussen professionele actoren en adviseren van professionals; sensibilisering en aandacht vragen voor de gevolgen van een verkeersongeval (zodat mensen zich beter bewust zijn van de invloed van een ongeval op iemands leven); signalering en ondersteuning van lotgenoten. De strijd tegen armoede is een topprioriteit Vele Vlaamse gezinnen hebben moeite om met het beschikbaar inkomen de eindjes aan elkaar te knopen. Eind 2013 boden de erkende instellingen voor schuldbemiddeling aan ongeveer 66.000 gezinnen budgeten schuldhulpverlening. Verschillende oorzaken liggen aan de basis van schulden, ongeveer 50% van de gezinnen kampt bijvoorbeeld met aanpassingsschulden (schulden als gevolg van ziekte, jobverlies of scheiding) en ongeveer 55% met overlevingsschulden (het inkomen voldoet niet om de uitgaven te betalen). Het Vlaams Centrum Schuldenlast (VCS) is het ondersteunings- en expertisecentrum over schuldenproblematiek. Het treedt ook op als steunpunt voor de 332 erkende instellingen voor schuldbemiddeling en de 15 regionale samenwerkingsverbanden. Jaarlijks wordt 1,25 miljoen euro extra voor hen vrijgemaakt. Doelstellingen van de organisatie: - een cliëntgerichte en integrale budget- en schuldhulpverlening die voldoende toegankelijk, bereikbaar en beschikbaar is; - passende motiveringstechnieken inzetten zodat gezinnen met schulden in staat zijn verantwoordelijkheid te (leren) dragen voor hun duurzaam budgetmanagement; - organiseren van preventieve initiatieven en nazorg om (herval in) schuldenlast te voorkomen. Nog te veel mensen leven in armoede. Daarom investeerde het beleidsdomein welzijn ook in hen. In 2012 werd het budget van de armoedeverenigingen met 36% verhoogd (totale budget: 2.442.000 euro). Vanaf januari 2013 werd het Vlaams Netwerk versterkt voor: - ondersteuning aan de verenigingen; - afstemming en uitwisseling tussen verenigingen faciliteren; - uitwisseling van goede praktijken; - gemeenschappelijke activiteiten stimuleren en ondersteunen; - ondersteunen van het kwaliteitsbeleid; - samenwerking met het algemeen welzijnswerk, samenlevingsopbouw en andere lokale of regionale actoren faciliteren en stimuleren. 44 Eind 2011 werd de samenwerking gefinaliseerd tussen de verschillende organisaties die actief zijn op het vlak van vorming, training, ondersteuning, supervisie, coaching en begeleiding van voorzieningen, diensten en organisaties die werken met en/of voor mensen in armoede: - Armoede In-zicht van Welzijnszorg in samenwerking met het Vlaams Netwerk; - het project TAO van De Link; - het project Bind-Kracht van de Karel de Grote-Hogeschool; - de werking van CEDES. Er kwam een preventieve en integrale aanpak voor de thuislozenproblematiek. Een applicatie (THULOZO – Web-based database) brengt de thuislozenzorg op een intersectorale wijze in kaart. Dat werd getest door alle Oost-Vlaamse OCMW’s en CAW’s. De applicatie is gemaakt door LUCAS en zorgt voor een inschatting van de thuislozenpopulatienulmeting dak- en thuisloosheid. Het brengt daklozen, thuislozen en de personen met een instabiele huisvesting als gevolg van een (dreigende) uithuiszetting in kaart. Zo hebben we een database met variabelen om de vraag op een duurzame wijze te meten (het onderzoek loopt af in mei/juni 2014). Met de provincies, de VGC en de VVSG, werd er een project gerealiseerd over de aanpak van de daken thuislozenproblematiek. Lokale en regionale partners werden gestimuleerd en ondersteund om vanuit een intersectorale samenwerking te werken aan volgende doelstellingen: - optimaliseren van het huidige aanbod; - inventariseren, stimuleren en ondersteunen van noodzakelijke/mogelijke (intersectorale) samenwerkingsverbanden en ontwikkelingen - ondersteunen van veranderingstrajecten; - uitbouwen van winter- en/of noodopvang; - signaleren van structurele tekortkomingen. Samen met de minister van Sport hebben we de Belgian Homeless Cup (BHC) ondersteund. We geloven in dat sociaal-sportief voetbalproject, een initiatief van Open Stadion vzw en Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, dat dak- en thuislozen opnieuw integreert in onze samenleving. We willen uithuiszetting vermijden door sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren mensen te laten begeleiden. We zorgen voor 68,60% regiodekkend aanbod. Er werd ook een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten inzake daklozen gerealiseerd. Ook hulp- en dienstverlening voor mensen in de gevangenis Als mensen een fout hebben gemaakt en in de gevangenis terechtkomen, is het belangrijk dat we de hulpverlening van buiten de muren, ook binnen de gevangenismuren krijgen. In maart 2013 werd het decreet over hulp- en dienstverlening aan gedetineerden goedgekeurd. Het decreet bevat zes concrete doelstellingen voor de uitbouw van een kwaliteitsvolle hulp- en dienstverlening aan gedetineerden: - de zelfontplooiing van de gedetineerde stimuleren; het sociale, relationele en psychische evenwicht van de gedetineerde herstellen; 45 - de negatieve gevolgen voor de gedetineerde en zijn directe sociale omgeving, veroorzaakt door en tijdens de detentie, beperken; de integratie en participatie in de samenleving na de detentieperiode bevorderen; een proces van herstel tussen dader, slachtoffer en samenleving stimuleren; de kans op herval beperken. Om die doelstellingen te realiseren, worden er een aantal deelopdrachten bepaald: het hulp- en dienstverleningsaanbod moet aan een aantal kwaliteitsvereisten voldoen. Het moet ook bekend gemaakt worden in de gevangenis. Gedetineerden moeten gemotiveerd worden om eraan deel te nemen. Er wordt ook ingezet op duidelijke afspraken via samenwerkingsmodellen en organisatievormen. Communicatie tussen de betrokken partners is daarbij noodzakelijk. Er wordt een Vlaams bovenlokaal strategisch plan uitgewerkt waarin de algemene en domeinspecifieke strategische doelstellingen in het kader van de hulp- en dienstverlening per legislatuur worden vastgelegd. Het plan wordt opgemaakt en opgevolgd door een gemengde commissie, en meegedeeld aan het Vlaams Parlement. 46 Uw gezondheid, onze zorg De laatste jaren zijn de uitdagingen voor de gezondheidszorg in onze samenleving veranderd. Mensen worden mondiger, raadplegen het internet als dokter, en willen vooral centraal staan in hun zorgtraject. Tijdens deze legislatuur hebben we die boodschap goed begrepen. In het gezondheidsbeleid van de afgelopen vijf jaar hebben we serieus geïnvesteerd in de versterking van de positie van de zorggebruiker, de patiënt. Vlaanderen maakt haar bevoegdheid m.b.t. gezondheidspromotie en ziektepreventie waar door in te zetten op de realisatie van gezondheidsdoelstellingen. We hebben ons toezicht op de kwaliteit en de toegankelijkheid van de zorg verrijkt met een nieuwe dimensie: de kwaliteit van de geboden zorg op een transparante manier aantoonbaar te maken. Gezondheidszorg kunnen we niet tot een zuiver marktgebeuren van vraag en aanbod reduceren, maar vergt een regelgevend kader dat een evenwicht zoekt tussen het stimuleren van ondernemerschap in de zorg, het aantrekken van voldoende gedreven en bekwame professionele zorgverleners met een hart voor patiënten en het garanderen van een gelijke toegang voor iedereen tot een kwaliteitsvolle zorg; met andere woorden zorg die dicht bij de mensen staat. Gezondheidsdoelstellingen De gezondheidszorg evolueert van care naar cure, van residentieel naar thuis, van one size fits all naar zeer geïndividualiseerde behandelingen en vooral, van reactieve gezondheidszorg naar preventieve gezondheidszorg. De uitgaven voor de gezondheidszorg staan onder druk. Inzetten op preventie en uitgaven vermijden is een manier om onze samenleving een duurzame gezondheidszorg te gunnen. Om accenten te leggen in het preventieve gezondheidsbeleid werkt de Vlaamse overheid met gezondheidsdoelstellingen. Dat zijn specifieke, meetbare en algemeen aanvaardbare doelstellingen die in een bepaalde periode gerealiseerd moeten zijn. In deze legislatuur hebben we rond 6 thema’s gewerkt. 1. Gezondheidsdoelstelling voeding en beweging Doel: een stijging van het aantal mensen dat voldoende fysiek actief is, evenwichtig eet en een gezond gewicht nastreeft tegen 2015. De Vlaming kampt met een gemiddelde BMI-waarde van 25,3 met licht overgewicht en amper 46% beweegt voldoende. Gezonde voeding en voldoende beweging vormen een centraal aandachtspunt in het preventieve gezondheidsbeleid van de Vlaamse overheid. Werken aan een gezondere levensstijl is essentieel, want een goede gezondheid kan overgewicht en zwaarlijvigheid voorkomen, net als heel wat ziekten zoals ouderdomsdiabetes, hart- en vaatziekten, osteoporose en bepaalde kankers. 47 Gezond leven vraagt bovendien geen grote inspanningen. Alle beetjes helpen, is de redenering achter het beleid van deze legislatuur. Elke dag groenten en fruit eten, de fiets en de trap nemen, voor gezonde tussendoortjes in plaats van snoep kiezen, voldoende water drinken en vaker te voet gaan, zijn alvast enkele concrete voorbeelden die naar een gezondere levensstijl leiden. De Vlaamse overheid heeft deze legislatuur via haar gezondheidsdoelstelling ingezet op: - percentage personen dat voldoende fysiek actief is te verhogen; - percentage sedentaire personen te verlagen; - percentage moeders dat met borstvoeding start te verhogen; - meer mensen die volgens de aanbevelingen van de voedseldriehoek eten; - het percentage personen die hun gewicht behouden minstens constant houden. We willen die deeldoelstellingen bereiken in de leeftijdsgroepen van de kleuters, jongeren, volwassenen en uiteraard ouderen (onder andere met ‘Tutti Frutti’, ‘Elke Stap Telt’ en ‘10.000 stappen’). Daarom zetten we in op acties in de lokale gemeenschap (met een oproep voor lokale acties, via het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie), promoten van borstvoeding, het aanleren van goede gewoonten in de kinderopvang (ook met een project van VIGEZ), gezond bewegen en evenwichtiger eten op school, in de arbeidssfeer en via zorgverstrekkers. In samenwerking met de Vlaamse Diabetes Liga werd het project ‘Zoet Zwanger’ uitgebouwd, dat screent zwangere vrouwen op zwangerschapsdiabetes (wat een verhoogd risico op diabetes op latere leeftijd inhoudt), volgt hen op en adviseert hen. In 2014 lanceerden we de campagne ‘Bewegende baby’s hebben een stapje voor’. Daarmee willen we ouders laten stilstaan bij het belang 48 van bewegen. Daarbij willen we hen ook ondersteunen met praktische tips om van beweging een dagelijkse gewoonte te maken. In 2013 kwam er een overkoepelende campagne ‘Goed in je vel, dat voelt beter’. Met die slogan wil de Vlaamse overheid alle Vlamingen aan het bewegen krijgen en gezonder doen eten. Die campagne kreeg aanvulling dankzij een samenwerking met het VTM-programma ‘Let’s Get Fit’. In 2014 krijgt de campagne een vervolg onder het motto ‘ook de twaalfde man moet in vorm zijn’, uiteraard in de context van de Wereldbeker voetbal. Ook voor hulpverleners werd materiaal ontwikkeld. Hulpverleners en preventiewerkers in de gezondheidszorg zijn vaak als eerste getuige van problemen rond voeding en beweging. Toch is het voor hen niet altijd even eenvoudig om een gepaste boodschap of advies te geven aan elke leeftijdscategorie. Daarom ontwikkelde het kenniscentrum Eetexpert.be een consensustekst met aanbevelingen over gezonde voeding en beweging. Die tekst is voor zorgverleners de basis om op een eenduidige manier voorlichting en informatie te geven over voeding en beweging. 2. Gezondheidsdoelstelling tabak, alcohol en drugs Doel: tegen het jaar 2015 het gebruik van tabak, alcohol en illegale drugs terugdringen. "Gebruik terugdringen" betekende in deze legislatuur onder meer: - voorkomen dat jongeren en jongvolwassenen beginnen te roken, alcohol te gebruiken of illegale drugs te nemen; - de beginleeftijd uitstellen; - verantwoordelijk gedrag bevorderen - vroegtijdige aanpak stimuleren (bv. stoppen met roken, vroegdetectie); - hulp aanbieden (vroeginterventie, behandeling, terugvalpreventie); - een gezonde leefomgeving waarborgen. 49 Tabak Een onderzoek van zes Logo’s (Lokaal Gezondheidsoverleg) wees uit dat er dringend nood was aan aantrekkelijk, up-to-date materiaal en online communicatiemiddelen om het lokale rookstopaanbod te promoten. Op lokaal en regionaal niveau zijn 15 Logo's actief. Hun belangrijkste opdracht is het bundelen en coördineren van de lokale krachten om de Vlaamse gezondheidsdoelstellingen uit te voeren. Daarom lanceerde het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie eind oktober 2012 de portaalwebsite www.vlaanderenstoptmetroken.be. Nu is er ook een gamma aan promotiemateriaal ontwikkeld dat de Logo's kunnen gebruiken. Alle Logo's ontvingen ook een subsidie van 30.000 euro. Met dat bedrag moeten ze de komende twee jaar de promotie van 'Vlaanderen stopt met roken' voor hun rekening nemen. Jaarlijks vindt ook de dag ‘24 uur zonder roken’ plaats, dat is een moment om rokers te motiveren dat ze wel degelijk zonder hun sigaret kunnen. Alcohol In 2012 kreeg de ondersteuning van bedrijven en lokale besturen bij de ontwikkeling en uitvoering van een lokaal alcoholbeleid een duw in de rug. De Vlaamse Regering ondersteunde de 11 Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg die over regionale alcohol- en drugspreventiewerkers beschikken, elk met 34.000 euro extra. De bedoeling van die uitbreiding is om de preventiewerking naar bedrijven en lokale besturen te verbeteren, zowel qua impact als qua kwaliteit. Drugs Het cannabisgebruik terugdringen bij jongeren en jongvolwassenen is een van onze subdoelstellingen. Het gebruik van drugs en specifiek van cannabis spreekt tot de verbeelding en krijgt regelmatig media-aandacht. Uit cijfers van de leerlingenbevraging van de VAD in 2011-2012 blijkt dat slechts 17,3% van alle 12- tot 18-jarige ondervraagden ooit cannabis geprobeerd heeft, 7,8% gebruikt het af en toe en 2,6% regelmatig. Het blijft wel de meest populaire drug en dat blijft een probleem. Sinds 2005 blijven de cijfers over gebruik echter stabiel, mits uitzondering van enkele schommelingen. Daarom was het nodig om een extra impuls aan de preventie-inspanningen te geven. 50 Om jongeren ervan bewust te maken dat cannabisgebruik noch banaal, noch dagelijkse kost is onder hun leeftijdsgenoten, confronteert de campagne ‘Laat je niet vangen’ uit 2013 hen met vaak gehoorde foute stellingen over het gebruik en de gezondheidsrisico’s van cannabis. Na een half jaar campagne werd aan 1.000 jongeren gevraagd wat zij van de campagne vonden. En wat blijkt? 6 op de 10 jongeren heeft de campagne gezien, wat een zeer hoog bereik is, en 6 op de 10 vond ze ook goed. Maar wat meer is: de boodschap is ook over gekomen: de meeste jongeren zijn of blijven overtuigd van de gezondheidsproblemen en de campagne heeft de jongeren aan het denken (en praten) gezet. Ook bij de ondervraagden bleek cannabisgebruik niet zo wijdverbreid te zijn als soms wordt aangenomen: 69% gaf aan nooit cannabis te gebruiken, 16% had ooit gebruikt, maar niet meer tijdens de laatste 12 maanden. In 2012 lanceerde de Vlaamse overheid ook een gerichte campagne naar zwangere vrouwen. Daarvoor werken de VAD/De DrugLijn, VIGeZ en Kind en Gezin samen. De campagne kreeg de naam ‘de mooiste start begint met een stop’, en draagt een glasheldere boodschap: door niet te drinken, niet te roken en geen illegale drugs te gebruiken, krijgt je kind zonder twijfel de beste start. 51 3. Gezondheidsdoelstelling zelfdoding Doel: het aantal zelfdodingen zal met 20% dalen tegen 2020, en dat ten opzichte van het jaar 2000. In Vlaanderen zijn de suïcidecijfers helaas bij de hoogste in Europa. In 2012 hebben we een nieuw Vlaams Actieplan Suïcidepreventie gelanceerd dat het hoge suïcidecijfer moet terugdringen. Dat actieplan richt zich niet alleen op de geestelijke gezondheidsbevordering van het individu en de samenleving, maar bevat ook strategieën die gericht zijn op mensen met suïcidale gedachten of die al een poging hebben ondernomen om zichzelf van het leven te benemen. Doel: werken aan een correcte beeldvorming en de-stigmatisering van psychische problemen. Een op vier mensen kampt in zijn of haar leven met ernstige psychische problemen. Iedereen krijgt er dus (in)direct mee te maken. Vele mensen zetten de stap naar gepaste hulp niet (tijdig), bijvoorbeeld omdat ze onvoldoende weten wat er aan de hand is of waar ze terecht kunnen. De nood aan goede, betrouwbare en begrijpelijke informatie is groot. Praten over psychische problemen is heel belangrijk. Nu blijft het te vaak stil rond geestelijke gezondheid, en toch komt het probleem steeds vaker voor. We worden geconfronteerd met alsmaar meer kinderen die met psychische problemen kampen, het aantal aanmeldingen van mensen met ernstige psychische problemen, in het bijzonder met depressie is aanzienlijk toegenomen en burn-outs op het werk komen steeds meer voor. Het is hoog tijd om geestelijke gezondheidsproblemen uit hun taboesfeer te halen. Het belang van een grootschalig beeldvormingsproject voor geestelijke gezondheid is niet te onderschatten. De Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheidszorg en het project Te Gek!? (St. Annendaelziekenhuis te Diest) hebben de handen in elkaar geslagen en bouwen sinds 2011 samen aan een betere beeldvorming rond geestelijke gezondheid. Dat houdt in: werken aan een attitudewijziging onder de bevolking zodat incorrect denken over psychische problemen afneemt, aan een ruimere kennisverspreiding over pathologieën en het zorgaanbod, aan contactstrategieën die nodig zijn voor de sociale integratie van psychiatrische patiënten. Een ander mooi voorbeeld van hoe Vlaanderen psychiatrische patiënten helpt om in de maatschappij te re-integreren en bovendien heropnames voorkomt, is het buddyproject Vlaanderen. De buddywerking vormt duo's van een vrijwillige buddy en een psychisch kwetsbare deelnemer. Door als duo samen dingen te doen, wordt het sociaal isolement van de deelnemer doorbroken. Met Buddywerking Vlaanderen trachten we mensen met psychische kwetsbaarheid een contact in het ‘echte leven’ aan te reiken en hen terug te laten aanknopen met een sociaal netwerk. Intussen zijn er al meer dan 280 buddysystemen in Vlaanderen. 52 Doel: hulpverlening toegankelijker maken. In november 2013 werd 1813 het nieuwe telefoonnummer van de Zelfmoordlijn. Verder vormt 1813 ook de toegangspoort en het platform voor de preventie van suïcidaal gedrag via een nieuwe website. Het brede aanbod van informatie dat in Vlaanderen aanwezig was, werd versterkt en wordt gecentraliseerd op één website zodat het voor de burger die informatie of hulp zoekt nog makkelijker wordt om snel bij de juiste informatie terecht te komen. Tele-Onthaal en het Centrum ter Preventie van Zelfdoding hebben hun expertises gebundeld en intensief met elkaar overlegd om het mogelijk te maken dat hun vrijwilligers samenwerken aan het noodnummer 1813. Crisishulp is cruciaal in het overbruggen van de suïcidale crisis. Daarom is het belangrijk dat de suïcidale oproeper zeer snel de weg naar hulp vindt. We hebben de capaciteit van de vrijwilligers uitgebreid: 84 vrijwilligers van het CPZ bemannen 16 uur per maand de Zelfmoordlijn 1813. Daarnaast heeft in september 2013 het CPZ 105 vrijwilligers van Tele-Onthaal opgeleid, en dat met resultaat: de samenwerking betekent een capaciteitsuitbreiding van 22% en een uitbreiding van 28% op de chat. Een andere innovatieve ontwikkeling is de app voor de zorg voor jonge suïcidepogers. Die werd recent gelanceerd en is gratis te downloaden via www.zelfmoord1813.be. De website ‘Fit In Je Hoofd, goed in je vel’ en ook de bijbehorende zelftest werden hernieuwd. Voor jongeren kwam er de aangepaste website ‘Nok, nok, het klopt in mijn hoofd’. En voor informatieve zaken over geestelijke gezondheids(zorg) werd de website rond geestelijke gezondheid ontwikkeld. Momenteel wordt er, in samenwerking met de Arteveldehogeschool, werk gemaakt van een Vlaams beleidskader rond online hulpverlening. Dat is noodzakelijk voor een snellere detectie van hulp- en zorgvragen, een efficiëntere hulp- en dienstverlening en last but not least, het inspelen op de toenemende vraag van cliënten naar onlinehulpverlening. Het Vlaamse beleid heeft de voorbije jaren aandacht aan onlinehulpverlening in een beperkt aantal sectoren besteed en bouwt in het beleidsplan verder op de goede praktijken: Tele-Onthaal, de Zelfmoordlijn , Awel! (crisislijnen) maar ook onlinealcohol, onlinedrugs… Een van de meest effectieve preventiestrategieën is het vormen van sleutelfiguren in verband met het herkennen van signalen van suïcidaal gedrag, en het daarop gepast reageren. Onderwijs, huisartsen, ouderenbegeleiders, justitiële sector, medewerkers van de CGG, sociale organisaties, organisaties die telefonische en online hulp bieden, bedrijven… werden de voorbije jaren gevormd door de CGG-suïcidepreventiewerkers en de vormingsdienst van het CPZ. 53 De preventiecoaches, die reeds met succes meer dan 200 secundaire scholen en meer dan 40 CLB’s begeleid hebben in het opstellen van een geestelijk gezondheidsbeleid, zullen in 2014 hun methodiek heroriënteren naar de bedrijfssector. Het doel is om in complementariteit met de psychosociale welzijnswet, in samenwerking met de federale minister van Werk en de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en in afstemming met de interne en externe preventiediensten op het werk een geïntegreerd geestelijk gezondheidsbeleid aan te bieden aan bedrijven. Om het Vlaams actieplan waar te maken, heeft de Vlaamse Regering in november 2013 beslist om het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) als partnerorganisatie te erkennen. Met die partnerorganisatie kan de Vlaamse overheid verder werken aan de coördinatie, afstemming, continuïteit, wetenschappelijke onderbouw én evaluatie van het beleid inzake suïcidepreventie in Vlaanderen. Verder zal het VLESP als algemeen aanspreekpunt in Vlaanderen optreden voor alle algemene vragen over de preventie van zelfdoding die gesteld worden vanuit de algemene bevolking, relevante organisaties, media... Het is belangrijk om te benadrukken dat het VLESP het aanspreekpunt is voor alle niet crisis-gerelateerde vragen, daarmee onderscheidt het zich van Zelfmoordlijn1813 dat het aanspreekpunt is voor alle crisishulp. Doel: sector verder ondersteunen. We hebben goed lopende praktijken erkend: het Centrum ter Preventie van Zelfdoding, de Werkgroep Verder en het project ‘Integrale Zorg voor Suïcidepogers’ werden organisaties met terreinwerking en kregen een overeenkomst van vijf jaar. We hebben de suïcidepreventiewerking van de CGG’s uitgebreid: nu zijn er 6,5 VTE mensen extra aan de slag als suïcidepreventiewerker. Samen met de coördinatoren in de locoregionale uitvoering van het actieplan werken er nu 17,75 VTE systematisch aan de preventie van zelfdoding, en dat door het sensibiliseren, informeren en vormen van intermediairen. Het basisaanbod in de kinderen- en jongerenteams van de CGG is uitgebreid zodat het aan de stijgende vraag kan voldoen. De kinderen- en jongerenteams bouwen de expertise op voor kinderpsychiatrische problematieken en in het bijzonder voor het multidisciplinair werken met zeer complexe casussen in multiprobleemsituaties. Daarnaast financieren we, in het kader van de integrale jeugdhulp, 5 projecten die werk moeten maken van een doorgedreven samenwerking tussen de kinder- en jeugdpsychiatrie en andere sectoren actief in de jeugdhulp. Ook het basisaanbod van de ouderenteams in de CGG’s is uitgebreid. Tevens werden ouderen als risicogroep erkend in het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. De ouderenteams beperken zich niet tot de oudere, maar betrekken er ook zijn of haar context bij zoals de familie, de mantelzorger en de professionele omgeving, met in het bijzonder de woonzorgcentra. De woonzorgcentra geven aan dat ze mensen nodig hebben die hen helpen bij de detectie van psychische problemen van ouderen en die hen kunnen sturen in hoe ze ermee kunnen omgaan, waar ze terecht kunnen voor aanvullende hulpverlening en wie dat dan opneemt. De hulpverleners vervullen taken op het vlak van intake, diagnose en indicatiestelling, begeleiding en therapie, informatie- en adviesverstrekking en outreaching naar de woon- en zorgcentra en de thuissituatie van de ouderen. Ze bieden 54 hooggespecialiseerde zorg aan, laagdrempelig en toegankelijk. Tijdens deze legislatuur hebben we ook meer ingezet op geestelijke gezondheidszorg voor specifieke doelgroepen zoals gedetineerden in gevangenissen, personen met een dubbele diagnose in VAPHinstellingen, mensen in armoede… Zo hebben we in dit kader ook samenwerking geïnstalleerd tussen verenigingen waar armen het woord nemen, de CAW’s en de CGG via 4 pilootprojecten (2012-2014). Dit met als doelstelling: nieuwe methodieken ontwikkelen die de toegankelijkheid voor mensen in armoede in de GGZ verhogen. 4. Gezondheidsdoelstelling vaccinaties In 2012 boog een gezondheidsconferentie zich over het vaccinatiebeleid en gaf het gestalte aan de doelstelling van deze legislatuur: levenslang vaccineren. Doel: tegen 2020 moet een kwaliteitsvol vaccinatiebeleid erop gericht zijn om de bevolking gedurende hun hele leven doeltreffend te beschermen tegen vaccineerbare infectieziekten die een ernstige impact kunnen hebben op de levenskwaliteit. Vlaanderen zit bij de koplopers van Europa op het vlak van vaccinaties bij jonge kinderen en dat is in grote mate te danken aan het uitstekende werk van de vaccinatoren van Kind en Gezin, de CLB’s en de huisartsen en pediaters. 55 Overzicht gratis vaccins 2009-2013 350000 300000 250000 200000 2009 150000 2010 100000 2011 2012 50000 2013 0 De gegevens uit de vaccinatiegraadstudie van 2012 bij jonge kinderen tonen dat de huidige vaccinatiegraad voor alle aanbevolen vaccins beneden het eerste levensjaar boven het streefdoel van 95% ligt. Voor de laatste dosis die gegeven wordt in het tweede levensjaar ligt dat iets lager en ligt dat rond de 93.5%. Er werden geen significante verschillen in vaccinatiegraad vastgesteld tussen de verschillende provincies. Tegen 2014 wordt voor volwassenen een vaccinatiekalender en een vaccinatiestrategie opgemaakt. Er zal speciale aandacht gegeven worden aan kinkhoestvaccinatie van aanstaande ouders en jonge baby’s. Een andere doelstelling is dat tegen 2020 minstens 50% van de zwangere vrouwen gevaccineerd is tegen seizoensgriep. In september 2013 kwam er een campagne om het griepvaccin voor zwangere vrouwen te promoten. Ook voor hen, en hun baby, kan griep gevaarlijk en zelfs dodelijk zijn. Voor de vaccinatie van 65-plussers wordt er tegen 2020 een vaccinatiegraad tegen seizoensgriep van 75% bereikt bij 65-plussers. Daarvoor zetten we in op de woonzorgcentra en bieden we daar nu al het griepvaccin gratis aan. 56 5. Gezondheidsdoelstelling ongevallen in de privésfeer Doel: het aantal dodelijke ongevallen in de privésfeer moet met 20% dalen. De focus ligt valpreventie bij ouderen. Bij thuiswonende ouderen valt ongeveer 1 op de 3 minstens één maal per jaar; één derde onder hen valt zelfs meerdere keren per jaar. Het risico om te vallen neemt toe met de leeftijd: 32% tot 42% van de 75plussers valt jaarlijks minstens één keer. Hoe ouder mensen wordt, hoe meer ze vallen. In de groep 65-75 jarigen is de prevalentie ongeveer 15%, terwijl die vanaf 75 jaar toeneemt tot ongeveer 37% op 85 jaar. In de residentiële zorg ligt de valincidentie nog hoger: ongeveer 50% tot 70% van de bewoners valt minstens één keer per jaar. Bij ouderen met dementie kan dat percentage zelfs oplopen tot 66%. Die cijfers zijn waarschijnlijk een onderschatting omdat veel ouderen hun valincident verzwijgen, en dat uit schaamte of angst dat ze weggehaald worden uit hun vertrouwde omgeving. Het is dus een probleem dat onder de radar blijft, maar dat we zeker tijdens deze legislatuur hebben opgepikt. Zo werd er een beheersovereenkomst afgesloten met het Expertisecentrum Val- en fractuurpreventie Vlaanderen voor een termijn van vijf jaar (begin 2012 tot eind 2016). Het symposium ‘Implementatie Val-en fractuurpreventie’ van 28 maart 2014 legde de focus op het bevorderen van de implementatie van de praktijkrichtlijnen val- en fractuurpreventie. Zo promoten we bewegen en vermijden we niet enkel valincidenten, maar ook ziekten zoals diabetes, kanker, hart- en vaatziekten. Concreet vulden we dat in met initiatieven als de ‘Week van de Valpreventie’ en ‘Boebs’ (Blijf op je eigen benen staan). Een ongeval in de privésfeer kan snel gebeurd zijn, daarom is het belangrijk om tijdig te reageren. In 2013 werden er subsidies toegekend aan het vormingsinstituut Rode Kruis-Vlaanderen en aan het Vlaamse Kruis voor de organisatie van opfrissingscursussen ‘Eerste hulp’. De doelstelling is een opleiding aan te reiken aan Vlamingen die eerstehulpvaardig willen zijn en die, na in het verleden reeds een eerstehulpopleiding te hebben gevolgd, die kennis willen onderhouden. De subsidie voor het Rode Kruis loopt van 1 augustus 2013 tot en met 31 december 2015 en voor het Vlaamse Kruis van 14 september 2013 tot en met 31 december 2015. Verder kreeg de Gezinsbond in 2012 een subsidie voor het reuzenhuis, een ervaringsgericht project waarin volwassenen de woonomgeving bekijken en door de ogen van een kind beleven. Al snel leren ze de obstakels van een woning door kinderogen kennen. Het is een rondtrekkende tentoonstelling 57 die om de vijf jaar georganiseerd wordt. De helft van die subsidie wordt voorzien door Kind en Gezin. De subsidie liep van 15 oktober 2012 tot 30 september 2013. 6. Gezondheidsdoelstelling bevolkingsonderzoek naar kanker Doel: tegen 2020 zijn de Vlaamse bevolkingsonderzoeken naar kanker van de baarmoederhals, borst en dikke darm efficiënt georganiseerd; rekening houdend met de kosteneffectiviteit en met de maatschappelijke en de wetenschappelijke evoluties op het vlak van bevolkingsonderzoeken, en dragen ze bij tot gezondheidswinst voor de bevolking in Vlaanderen. Twintig jaar geleden zat kanker nog in een taboesfeer, nu is de ziekte in elke huiskamer op de een of andere manier aanwezig. Iedereen kent iemand die te maken heeft (gehad) met de ziekte, mensen praten erover, maar ze laten zich vooral vroegtijdig screenen en onderzoeken. De overheid zet in op drie gratis bevolkingsonderzoeken. Het bekendste en oudste bevolkingsonderzoek, is dat naar borstkanker, dat sinds 2001 loopt. In Vlaanderen kunnen vrouwen van 50 jaar tot en met 69 jaar om de twee jaar deelnemen aan het bevolkingsonderzoek. Belangrijke uitdaging in het screeningsprogramma blijft de dekkingsgraad door screeningsmammografie. De aanvankelijk lage dekkingsgraad van 32,5% in 2002 steeg in 20112012 tot 51.2%. De initieel beoogde dekkingsgraad van 75% is dus nog niet bereikt. Mits een heroriëntering van een aantal diagnostische mammografieën annex echografieën, kan in het Vlaamse Gewest waarschijnlijk op korte termijn de gewenste dekkingsgraad van 75% gerealiseerd worden. Grafiek : Deelnemingsgraad van 50-69-jarige vrouwen aan het bevolkingsonderzoek naar borstkanker, Vlaams Gewest, 2003-2012 2003-2004 2005-2006 2007-2008 2009-2010 2011-2012 0,7 0,6 0,5 0,4 0,3 0,2 0,1 0 58 Gegevens van de Stichting Kankerregister (2012) tonen aan dat er sinds 2004 in het Vlaamse gewest een significante trend in vermindering van de kankersterfte met 2.2% werd genoteerd. De benefit van de screening op de mortaliteit begint zich dus stilaan te uiten. In 2013 werd het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker opgestart. Alle vrouwen van 25 jaar tot en met 64 jaar in Vlaanderen, die niet om de drie jaar een uitstrijkje lieten nemen, krijgen vanaf juni 2013 een brief toegestuurd om de huisarts of gynaecoloog te raadplegen. Voor 2013 werden 4 van de 5 provincies gesubsidieerd voor de sensibilisatie voor een driejaarlijks uitstrijkje. Enkel twee provincies deden dat via een persoonlijke uitnodiging. Er wordt ook nauw samengewerkt met de Stichting Kankerregister (SKR). Alle data worden, in overeenstemming met de machtiging die werd verkregen bij de privacycommissie, bijgehouden in een register. Zo worden enkel die vrouwen uitgenodigd die in het lopend jaar nog een uitstrijkje moeten laten nemen en wordt het mogelijk om de kwaliteit van alle stappen in de screening op te volgen en te bewaken. Momenteel lieten 57.2% van de vrouwen uit de doelgroep de laatste drie jaren een uitstrijkje nemen (de totale doelgroep telt 2.27 miljoen vrouwen). Voor dat bevolkingsonderzoek wordt er gestreefd naar 65% deelnamegraad tegen 2020. In 2013 werd het bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker opgestart. In oktober 2013 werden de eerste 250.000 uitnodigingen naar de leeftijdsgroep van 66-, 68-, 70-, 72en 74-jarigen verstuurd. De eerste cijfers qua participatie zijn zeer hoopvol. Maar liefst 43% stuurde een staal van zijn stoelgang naar het labo. Dat cijfer ligt hoger dan de beoogde 35%. Vanaf 2014 zullen jaarlijks ongeveer 650.000 mensen een uitnodiging ontvangen, oftewel de doelgroep van mannen en vrouwen van 56 jaar tot en met 74 jaar. Tegen 2020 wordt er gestreefd naar een deelnamegraad van 65%. Voor de organisatie van die bevolkingsonderzoeken werkt de Vlaamse overheid samen met het Vlaams Centrum voor Kankeropsporing. Op 4 april 2014 kreeg het centrum een verlenging van hun subsidie van 7.235.515 euro. De subsidie wordt ingezet voor het expertisecentrum, de organisatie en terreinwerking rond borst-en baarmoederhalskanker te continueren en voor de organisatie van het bevolkingsonderzoek naar dikkedarmkanker. 59 Zonder daartoe een specifieke gezondheidsdoelstelling te ontwikkelen, investeert Vlaanderen consequent in preventie en seksuele gezondheid. Zo is Sensoa partnerorganisatie, met een erkenning als expertisecentrum en ontwikkelt het methodieken, informeert het de brede bevolking en intermediairen (2.400.000 €/jaar). Voor de specifieke sector van sekswerkers is er de organisatie met terreinwerking Pasop, dat in samenwerking met Gh@pro de werking naar sekswerkers uitrolt over heel Vlaanderen (400.000€/jaar); wat het instituut voor Tropische geneeskunde ontwikkelt voor de doelgroep Subsaharaanse Migranten (255.000 €/jaar). Een geïntegreerde en duurzame aanpak Inzetten op gezondheidspreventie kan slechts succesvol zijn wanneer we de medewerking hebben van partners, die de nodige deskundigheid bezitten, en de preventieboodschappen passend tot bij de respectieve doelgroepen of de lokale gemeenschap brengen. Daarbij spelen de LOGO’s een cruciale rol om de boodschappen te verspreiden, één die steeds toeneemt. Hun bijkomende opdracht om daarbij de boodschappen tot bij de lokale besturen (gemeenten en OCMW’s) te brengen, zal in de toekomst ook structureel gefinancierd worden. Voor die lokale besturen wordt gezondheid een belangrijke opdracht. Zij worden daartoe sterk uitgenodigd door de Vlaamse Regering, in het kader van het Lokaal Sociaal Beleid. Voor het eerst hebben we hen ook een werkinstrument kunnen bieden, onder de vorm van het format Gezonde Gemeente, waar de lokale besturen in hun beleidsprioriteiten en in hun meerjarenplannen voor een lokaal gezondheidsbeleid kunnen kiezen. Gezonde Gemeente werd ontwikkeld door het VIGEZ, de VVSG en de VAD. Het wordt ondersteund door de Logo’s’s. Het aanbod om daarmee aan de slag te gaan, door de ondertekening van het ‘Charter Gezonde gemeente’, was een overweldigend succes: na 1 jaar hebben 250, dus meer dan 80% van de besturen dat charter ondertekend (cijfers midden april 2014). Wat als het misgaat? De overheid kan niet alles voorkomen en soms breekt er een ziekte uit. Dan treedt het team Toezicht Volksgezondheid in actie. Enkele voorvallen waar het Toezicht Volksgezondheid tussenbeide kwam en die het meest tot de verbeelding spreken, zijn: de uitbraak van de pandemische griep (2009), de mazelenuitbraak in de Steinerschool in Gent, de bofepedemie (2011) en de uitbraak van de ziekenhuisinfectie in een tweetal ziekenhuizen. Die voorvallen hebben geleid tot een geïntegreerd plan van aanpak voor zorginfecties door resistente kiemen. De relatie tussen milieu en gezondheid krijgt steeds meer aandacht in Europa. Ook in Vlaanderen zijn we ons daar bewust van. Het team Milieugezondheidszorg zorgde o.a. samen met het departement Leefmilieu, Natuur en Energie voor een biomonitoringsonderzoek over de invloed van verkeer op 60 schoolgaanden, er kwam een air@school, een binnenmilieuproject in secundaire scholen en er werd een draaiboek omgevingsfactoren voor de kinderopvang ontwikkeld. Op het vlak van milieu en gezondheid werden door het Steunpunt Milieu en Gezondheid hot spots (Menen, Genk-Zuid) geïdentificeerd waarop het beleid zich concentreerde en de plaatselijke bevolking, lokale besturen en andere belanghebbenden via een participatief model tot gezamenlijke actie werden uitgenodigd. Om gehoorschade door blootstelling aan luide muziek te voorkomen, werd in samenwerking met de minister van Milieu aan de regelgeving gesleuteld en werd er in 2010 een sensibilisatiecampagne gelanceerd (‘Iets minder is de max’). Ook na het treinincident in Wetteren (2013) ging Milieugezondheidszorg ter plaatse om de putwaterproblematiek als gevolg van het incident aan te pakken. Patiënt centraal Het internet is een van de belangrijkste manieren om zorgverleners en patiënten/cliënten met elkaar nauwer te verbinden in de 21e eeuw. Begin dit jaar werd er een protocolakkoord afgesloten tussen de federale overheid, de gemeenschappen en gewesten over eHealth in afwachting van een samenwerkingsakkoord in uitvoering van de afspraken in het kader van de zesde staatshervorming. Een van de speerpunten in het patiëntenbeleid is het inzagerecht van de patiënt in zijn elektronisch patiëntendossier. Maar ook de mogelijkheid om zelf monitoringgegevens in het dossier in te voeren, werd mogelijk gemaakt. Ook zorgverstrekkers op afstand zullen inzage kunnen hebben in dat dossier, mits toestemming van de patiënt uiteraard. Dat zal toelaten om niet enkel de patiëntveiligheid te verhogen, maar ook om de bewegingsvrijheid van patiënten met een chronische aandoening of beperking te vergroten. Een patiëntenvertegenwoordiging zal deel uitmaken van een agentschap dat het gegevensbeheer en de gegevensdeling in de zorg zal aansturen. Om dat logistiek vast te leggen, keurde de Vlaamse Regering eind januari 2014 het ontwerp decreet gegevensdeling goed, gevolgd door de goedkeuring in het Vlaams Parlement op 24 april 2014. Met het decreet geven we het startschot voor het delen van zorggegevens tussen zorg- en hulpverleners. Tijdens de voorbije legislatuur werd het Vlaams Patiëntenplatform een niet meer weg te denken gesprekspartner voor de Vlaamse overheid, het werd opgenomen in adviesorganen en financieel versterkt. Dankzij het platform kregen de patiënten en zorggebruikers een duidelijke stem in de Vlaamse regelgeving. 61 In april 2012 ging het pilootproject Vitalink van start. Via Vitalink kunnen zorgverleners nu al in bepaalde projectzones voor het eerst het medicatieschema van hun patiënt delen. Dat is een stap vooruit voor de patiënt en de medische wereld. Dankzij de lessen uit de proefzones zijn we binnenkort klaar voor een uitrol over heel Vlaanderen. En ook het buitenland heeft belangstelling voor het project. http://vimeo.com/41279683 Een mooi voorbeeld van de operationele werking van Vitalink, is het bekijken van onze eigen vaccinatiegegevens. Mensen zijn zich meer en meer bewust van het belang van inentingen, maar vraag hen wanneer ze gevaccineerd werden en dan moeten ze vaak het antwoord schuldig blijven. Eind 2013 lanceerde daarom de Vlaamse overheid samen met de mutualiteiten, de Patient HealthViewer. Met die toepassing kan elke Vlaming zelf nakijken welke inentingen hij heeft gekregen, voor zover ze in Vaccinnet werden geregistreerd. Alsmaar meer mensen gaan op het internet op zoek naar gezondheidsinformatie en de informatie die ze daar vinden, is niet altijd even betrouwbaar of te moeilijk. Daarom werd gezondheidenwetenschap.be in het leven geroepen. Het Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (CEBAM) is de beheerder van de website. De website bevat toegankelijke informatie voor patiënten en geeft commentaar en duiding bij gezondheidsberichten in de media. Ook dokters vinden er toegankelijk geschreven artsenrichtlijnen, zodat ze die makkelijk kunnen printen en meegeven aan hun patiënten. Verder werden ook initiatieven ondersteund (o.a. van de Vlaamse Liga tegen Kanker en LUCAS) die een shared decision making model uitwerkten voor personen die in overleg met hun arts de voor- en nadelen willen afwegen van screening. 62 Kwaliteit transparant maken Kwaliteit van zorg is een patiëntenrecht en krijgt de laatste jaren terecht veel aandacht. In de ziekenhuizen is er in 2013 een grote kwaliteitsdynamiek ontstaan. De drie pijlers waarrond er momenteel gewerkt wordt, zijn: accreditatie, werken met kwaliteitsindicatoren en een nieuw toezichtsmodel. Kwaliteitsverbetering is de eerste doelstelling, voor de patiënt is het daarbij belangrijk dat ziekenhuizen hun resultaten bekend maken en dat ze dat op een heldere en duidelijke toon doen. Bij de ontwikkeling van de Vlaamse indicatoren hebben de ziekenhuiskoepels, de Vlaamse hoofdartsen, academici en experten uit ziekenfondsen en kenniscentra, in samenwerking met het agentschap Zorg en Gezondheid verschillende sets van kwaliteitsindicatoren voor verschillende domeinen geïdentificeerd die vaak internationaal gevalideerd en steeds wetenschappelijk onderbouwd werden. Het gaat om een basisset van indicatoren die klinische processen en resultaten meten. Ze zijn voorlopig ingedeeld in 5 domeinen, maar andere domeinen zullen volgen: - moeder en kind: indicatoren over keizersneden, borstvoeding, opname van zuigelingen, heropnames en aanpak van kindermishandeling - orthopedie (heup- en knieprothesen): indicatoren over transfusiegraad, verblijfsduur, revisies en tijdigheid van zorg - cardiologie (hartinfarct): indicatoren over sterfte (mortaliteit), gebruik van ACEIinhibitoren of ARB-therapie, gebruik van aspirine, gebruik van bètablokkers - borstkanker (oncologie): indicatoren over overleving na 5 jaar, diagnose, behandeling en preventie - een ziekenhuisbreed domein met een aantal ziekte-overkoepelende kwaliteitscriteria zoals heropnames, handhygiëne en de ervaring van patiënten Ook Vlaanderen heeft de weg vrij gemaakt voor het systeem van accreditatie. Behalve de overheid gelooft ook de grootste koepelorganisatie Zorgnet Vlaanderen dat audits van gespecialiseerde, private organisaties een goede zaak zijn voor de kwaliteit van de ziekenhuizen en dus ook voor hun patiënten. Ondertussen hebben 59 van de 65 ziekenhuizen, waaronder ook een aantal psychiatrische ziekenhuizen, aangegeven om de komende jaren naar het verwerven van een ziekenhuisaccreditatie te streven. Ziekenhuizen kijken daarbij vooral naar NIAZ en JCI als accrediterende instanties. Het tweede soort toezicht, het systeemtoezicht, is een aangekondigde inspectie die nagaat of het ziekenhuis klaar is om ook in de toekomst patiëntenzorg van een kwalitatief hoogstaand niveau te waarborgen. Vanuit het oogpunt om initiatieven van ziekenhuizen in het werken met indicatoren (het QI-project) en het nastreven van ziekenhuisaccreditatie te ondersteunen, hebben we beslist om over te gaan naar erkenningen van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten voor onbepaalde duur. 63 In het nieuwe toezichtmodel onderscheiden we 2 vormen van toezicht: - systeemtoezicht: een ziekenhuis wordt doorgelicht op de wijze waarop ziekenhuisbrede kwaliteitsborgende systemen zijn geïmplementeerd in het ziekenhuis. Daarbij wordt de organisatie van een ziekenhuis doorgelicht op het vlak van structuren, processen, kwaliteitssystemen, interne controle… - nalevingstoezicht: dat is gericht op het concreet aftoetsen van de gestelde criteria, die zich zowel op structuur-, proces- als resultaatniveau bevinden. Dat zal verder uitgewerkt worden onder de vorm van zorgtrajecten. De normen die gehanteerd zullen worden bij een nalevingstoezicht kunnen allemaal aanzien worden als aspecten voor het garanderen van een cruciale kwaliteit van zorg. Dat maakt dat naast de juridische normen ook andere criteria (op evidentie gebaseerd) kunnen opgenomen worden in het uit te werken referentiekader. Dat normenkader zal voorafgaand aan een inspectie transparant gemaakt worden naar de sector toe. Rond de zorgprogramma’s cardiologie werden door de Vlaamse Regering voor het eerst verplicht te registreren kwaliteitsindicatoren opgelegd. Een decreet over de verplichte melding van risicovolle medische praktijken werd door het Vlaams Parlement goedgekeurd om ook privéklinieken een toetsbaar kwaliteitsbeleid te laten ontwikkelen, maar dat werd door tegenstanders succesvol bestreden bij het Grondwettelijk Hof. In de afgelopen vijf jaar werd er veel aandacht besteed aan het transparant maken van de kwaliteit van zorg in ziekenhuizen. Ziekenhuizen werden uitgenodigd om zelf actief hun inspectieverslagen te publiceren op hun website. Het is tevens de ambitie van alle betrokken partners om de info over de kwaliteitsindicatoren eind 2014 ook beschikbaar te stellen op een centrale website. Ook in de woonzorgcentra worden de kwaliteitsindicatoren gemeten (zie pagina 40 – Indicatoren meten kwaliteit in woonzorgcentra). Tijdens deze legislatuur is er een duidelijke stap gezet: transparantie wordt de norm. 64 Actieplan werk in de zorg Kwaliteitsvolle zorg veronderstelt kwalitatief geschoolde beroepskrachten. Die zijn er wel, maar door de toenemende nood aan zorg als gevolg van de veroudering van de bevolking en door het vertrek (pensioen) van een generatie babyboomers, is er een tekort. Het was van meet af aan duidelijk dat de beschikbaarheid van goede zorgverstrekkers een cruciale factor zal worden in de volgende jaren. Daarom hebben we een zorgambassadeur aangesteld en een actieplan Werk maken van Werk in de Zorgsector opgesteld. De volgehouden inspanningen werpen mooie vruchten af. Voor het eerst sinds lang is het aantal openstaande vacatures in zorg en welzijn gedaald. In juli 2013 keurde de Vlaamse Regering de conceptnota over het geactualiseerde actieplan Werk maken van Werk in de Zorgsector 2.0 goed. Dat actieplan is een vervolg aan het plan dat in 2010 gelanceerd werd en werkt rond drie grote pijlers: het versterken van de instroom, het huidig personeel efficiënter en effectiever inzetten en de uitbouw van een HRM-beleid in functie van werving en retentie en carrièreplanning van medewerkers. 65 Als gevolg van onder andere onze acties onder de noemer ‘ikgaervoor.be’ is het aantal studenten verpleegkunde opvallend toegenomen. De opleiding ergotherapie bijvoorbeeld kent een stijging van het aantal inschrijvingen met 6,6% en is sinds 2014 geen knelpuntberoep meer. De opleiding verpleegkunde (HBO5 en Bachelor samen) bereikte in het academiejaar 2012-2013 een historisch hoogtepunt. Uit een recente studie van het Hiva blijkt dat we erin geslaagd zijn om de gap tussen de noden en het aanbod aan geschikte arbeidskrachten voor de volgende 5 à 7 jaren te dichten. Evolutie # studenten verpleegkunde 18.000 Evolutie verpleegkunde bachelor en HBO5 ↑ sinds 2004 16.000 14.000 Aantal 12.000 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 - 4/10/ 2004 4/10/ 2005 4/10/ 2006 4/10/ 2007 4/10/ 2008 4/10/ 2009 4/10/ 2010 4/10/ 2011 4/11/ 2012 4/10/ 2013 HBO5 4.232 4.392 4.800 4.691 5.075 5.458 6.134 6.510 7.194 8042 Bachelor 5.035 5.026 5.202 5.497 5.852 6.582 7.564 8.086 8.221 8584 VERPLEEGKUNDE TOTAAL 9.267 9.418 10.002 10.188 10.927 12.040 13.698 14.596 15.415 16.626 90 % 70 % Bron: VVSKO, VLHORA en POV 9 Stijging in % sinds 2004: + 79% Het actieplan Werk maken van Werk in de Zorgsector beoogt nadrukkelijk het lenigen van de behoeften in de ouderenzorg. Een goede stage-ervaring is vaak doorslaggevend voor de keuze van een baan. Uit onderzoek blijkt dat 88% van de studenten zijn beroepskeuze maakt op basis van een stage-ervaring. De zorg- en welzijnssector heeft dus alle belang bij kwaliteitsvolle stages. Op basis van een vooropleiding of ervaring in de thuiszorg kunnen zorgkundigen voortaan een verkort opleidingstraject volgen, voorzien voor wie al een diploma behaalde, maar pas sinds 2009 (opnieuw) aan de slag ging. Die maatregel heeft de doorstroom van zorgkundigen naar de werkvloer op gang gebracht. Sinds 2012 vindt op de derde zondag van maart de ‘Dag van de Zorg’ plaats. Met dat initiatief willen de organisatoren mensen vertrouwd maken met de (tewerkstellings-)mogelijkheden in de zorg-en welzijnssector. Tijdens deze legislatuur gingen we ook na hoe we zorgpersoneel ‘slimmer’ kunnen inzetten. Een hogere instroom alleen zal het tekort aan zorgpersoneel niet oplossen. Door zorg anders te organiseren, kunnen we meer doen met de medewerkers die er zijn, zonder aan kwaliteit in te boeten. De projectgroep Z3 (Zorgvrager – Zorggever – Zorgcultuur) organiseerde in dat verband de rondetafelconferentie ‘Slimmer zorgen voor morgen’ die 14 aanbevelingen uitsprak. 66 Zorgverstrekkers vragen al enige tijd vorming en ondersteuning op het vlak van ICT. Daarom heeft het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid een overeenkomst afgesloten met Syntra West vzw. Syntra West vzw zal samen met een aantal partners uit de zorgsector met ervaring in opleiding en ICT de zorgverleners in de eerste lijn ondersteunen op vlak van ICT, in groep en op individuele basis. Het project kreeg de naam en de website: EenLijn.be. Via 4 Het is ook belangrijk dat de werknemers in de zorg- en welzijnssector aan goede voorwaarden kunnen werken. Tijdens deze legislatuur hebben we een sociaal akkoord afgesloten voor de periode 2011-2015. Dat akkoord heeft betrekking op zo’n 150.000 medewerkers uit de social-profit en nonprofit sector: het gaat om personeelsleden uit de sector personen met een handicap, de bijzondere jeugdzorg, de kinderopvang, het welzijnswerk, de geestelijke gezondheidszorg, de gezinszorg en aanvullende thuiszorg, maar ook het sociaal cultureel werk, de beschutte en sociale werkplaatsen en lokale diensteneconomie. Bij haar aantreden heeft de Vlaamse Regering van de versterking van de welzijnssector een speerpunt van haar beleid gemaakt, wat in tijden van budgettaire krapte niet evident is. Voor het totale pakket aan maatregelen is er op kruissnelheid een budget van 210,5 miljoen euro vrijgemaakt voor uitbreidingsbeleid, kwaliteitsmaatregelen en koopkracht. Het akkoord zorgt ook voor extra tewerkstelling, zo zullen er 3.558 extra personeelsleden bijgekomen zijn tegen 2015 in de verschillende sectoren. Dat zijn allemaal mensen die ervoor gaan, in de zorg- en welzijnssector werken ze met hun hoofd, handen en hart. 67 Zorg dicht bij de mensen De eerste opvang van patiënten met klachten of symptomen van ziekte in hun natuurlijk thuismilieu gebeurt door de eerste lijn. Tegen de toenemende veroudering en het steeds dominanter worden van chronische aandoeningen is voor de gefragmenteerde eerste lijn in Vlaanderen een grote uitdaging. Zorgplanning en taakafspraken (met een centrale rol voor de huisarts), een goede samenwerking tussen de verschillende disciplines, tussen woonzorg en eerstelijnsgezondheidszorg zijn onontbeerlijk om een goede continuïteit van kwaliteitsvolle zorg te kunnen bewerkstelligen. Bijna een jaar lang werd de conferentie eerstelijnsgezondheidszorg van 11 december 2010 intensief voorbereid. De doelstellingen van die conferentie waren tweeërlei: - de kwaliteit van de eerstelijnsgezondheidszorg voor de patiënten verbeteren door een betere en meer professionele samenwerking tussen de verschillende zorgverstrekkers; - de kwaliteit van leven en werken van de zorgverleners beter garanderen door de samenwerking te ondersteunen, te faciliteren en ze zo te organiseren dat de administratieve lasten voor alle betrokkenen worden verlaagd. Meer geografische eenduidige werkingsgebieden Uit de conferentie werd duidelijk dat, van onderuit, moest gemikt worden op het praktijkondersteunend mesoniveau dat op een kleinstedelijk niveau de verschillende structuren kan bundelen en orde brengt in het te versnipperde zorglandschap van de eerste lijn met te veel overlappende structuren. Een proefregio in Limburg (GAOZ) en een verkennende studie van Domus Medica (2012-2014) tonen aan dat de eerste lijn rijp is voor stroomlijning en een meer efficiënte organisatie met de nodige dwarsverbindingen tussen welzijn- en gezondheidssector. De zesde staatshervorming draagt de organisatie van de eerste lijn en verschillende organisaties en netwerken over, wat die beweging nog versterkt. Samenwerkingsverbanden in de eerste lijn. Het Samenwerkingsplatform Eerstelijnsgezondheidszorg werd door de Vlaamse Regering enkele jaren geleden opgericht, we hebben nu een forum waar de welzijns- en gezondheidssector elkaar kan ontmoeten, waardoor de overheden elkaar op de hoogte houden en waar eerste en tweede lijn en de verschillende disciplines onderling tot samenspraak kunnen komen. De werkgroepen rond ICT, zorg om talent, de staatshervorming en de samenwerkingsverbanden in de eerste lijn hebben beleidsrelevante teksten en initiatieven voortgebracht. Een ontwerp van besluit wordt voorbereid om ook op het niveau van de eerstelijnspraktijken de multidisciplinaire samenwerking te versterken en te formaliseren. 68 Een nieuwe evolutie in de geestelijke gezondheidszorg Een van de doelstellingen van deze legislatuur was om meer geestelijke gezondheidszorg in de eerstelijnszorg te krijgen. Zo kwamen er 7 projecten van de eerstelijnspsychologische functie. Zij leggen de nadruk op laagdrempelige, kortdurende zorg voor lichte en milde psychische klachten en lopen tot 30 november 2014 met een totale financiering van 1.365.000 euro. De eerstelijnspsycholoog is beschikbaar op plaatsen waar burgers sowieso al af en toe aanwezig zijn zoals het Sociaal Huis, het OCMW, het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk, de huisartsenpraktijk of het wijkgezondheidscentrum. Ze hebben ongetwijfeld ook bijgedragen tot de doorbraak in het federale dossier rond de erkenning van de psycholoog als zorgberoep. Artikel 107: 11 Vlaamse projecten (financiering door FOD volksgezondheid) voor volwassenen In 2010 deden de verschillende overheden in België een oproep om een project in te dienen in het kader van de hervormingen naar een betere geestelijke gezondheidszorg. Het doel van die hervorming is de ontwikkeling van een gemeenschapsgerichte geestelijke gezondheidszorg door de realisatie van zorgnetwerken en zorgcircuits. Die hervorming betekent dat er een volledig GGZaanbod moet zijn voor volwassenen met psychische problemen met de nodige dwarsverbanden naar belendende sectoren. De verschillende onderdelen van het zorgcircuit werden in een intensief samenwerkend netwerk beter op elkaar afgestemd, zodat zorg, ondersteuning en begeleiding optimaal aan de concrete behoeften van personen met psychische problemen beantwoorden. Centraal staat de continuïteit van zorg. De wettelijke basis daarvoor werd gelegd in artikel 11 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, waarbij bedden tijdelijk buiten gebruik worden gesteld. Daardoor kan het personeel, dat aan die bedden verbonden is, op een andere manier ingezet worden. Er lopen momenteel 11 Vlaamse projecten: vijf projecten in een eerste fase (vanaf 2011) en zes projecten in een tweede fase (vanaf januari 2013). De projecten hebben een looptijd van drie jaar. In totaal zijn daarvoor in Vlaanderen 708 bedden en stoelen geneutraliseerd. Heel Vlaanderen wordt gedekt door de artikel 107-projecten, behalve Mechelen/Duffel en een deel van Oost-Vlaanderen. De hervorming wordt gevat in de minimale invulling van de volgende vijf sleutelfuncties: - functie 1: GGZ-promotie, preventie, vroegdetectie en vroeginterventie functie 2: mobiele behandelingsteams voor acute of chronische problematiek. Die teams voor acute zorg komen bij crisis aan huis. Na stabilisatie van de crisis wordt een passende vervolgzorg op maat toegediend: dat kan ambulante zorg zijn, vervolgzorg door een team chronische problematiek of, indien nodig, een opname. Daarvoor doet het team 69 - - een beroep op het netwerk, familieleden worden zo veel als mogelijk betrokken in de zorg. functie 3: teams inzake psychosociale rehabilitatie functie 4: intensieve gespecialiseerde residentiële GGZ-units. Die functie is bedoeld voor personen die zich in een zodanig ernstige fase van hun problematiek bevinden dat hulpverlening in de eigen leef- of woonomgeving niet aangewezen is. De units kunnen specifieke residentiële, intensieve observatie en behandeling aanbieden waarbij het accent op acute zorg, indicatie- en diagnosestelling en intensieve behandeling ligt. Kenmerkend is de korte verblijfsduur en een hoge intensiteit en frequentie van zorg. Het is belangrijk om alert te zijn op het ontslagmanagement, de follow-up (nazorg) na de acute opname, de mogelijkheid op terugkeer naar de thuisomgeving; en om de integratie in de maatschappij zo hoog mogelijk te houden. functie 5: specifieke woonvormen en verblijfsformules Via de staatshervorming komen de PVT’S en initiatieven beschut wonen onder de bevoegdheid van Vlaanderen. Dat schept natuurlijk mogelijkheden om flexibele woonvormen uit te bouwen op maat van de woon- en zorgbehoefte van de patiënt. Ook de realisatie van zorgcircuits en zorgnetwerken voor kinderen en jongeren staat in de steigers. Daartoe is reeds een gemeenschappelijke verklaring getekend door alle bevoegde ministers van volksgezondheid, en dat als eerste stap voor het inrichten van zorgcircuits en netwerken GGZ voor kinderen en jongeren. De afstemming met het plan Integrale Jeugdhulp wordt daarin meegenomen. De planning is dat de zorgcircuits in 2015 van start zouden kunnen gaan. Contingentering Eind 2013 kondigde de federale minister van Volksgezondheid een einde aan voor de contingentering voor bepaalde medische specialismen (huisartsen, geriaters, kinder- en jeugdpsychiaters, acute geneeskunde, spoedgeneeskunde…). Op vraag van de Vlaamse overheid werd het betreffende Koninklijk Besluit (KB) op het overlegcomité besproken. Naar aanleiding hiervan werd de beslissing met betrekking tot KB uitgesteld een werkgroep opgericht met vertegenwoordigers van de gemeenschappen en de federale overheid. De werkzaamheden van de werkgroep zijn nog niet afgerond. In eerste instantie is het de intentie om werk te maken van een correct medisch kadaster dat de arbeidskrachten inzake geneeskunde in kaart brengt. Dat moet gebeuren via een kruising van de gegevens van het federaal kadaster van gezondheidszorgberoepen met de prestatiegegevens van laatstgenoemden.. De resultaten van de werkgroep zullen in elk geval terug aan de regeringen voorgelegd moeten worden. De Vlaamse regering zal het dossier dus blijven opvolgen. Ook de planningscommissie zal zich hier verder over moeten buigen. 70 Inzetten op innovatie Aan de basis van het programma Flanders’ Care liggen de ateliers van Vlaanderen in Actie (ViA), waarin de hoogstaande gezondheidszorg in Vlaanderen als een belangrijke troef werd geïdentificeerd en de contouren zijn geschetst van een breed actieplan dat moet leiden tot een hoog performante zorg en een groeiende witte economie gevoed door de nodige competenties. De aanzienlijke uitdagingen in de zorgsector vormen daarbij een goede voedingsbodem voor veranderingen die gedeeltelijk door (soms radicale) innovatie mogelijk worden. De Vlaamse regering heeft daarop verder gebouwd en haar ambities inzake Flanders’ Care gestalte gegeven en benadrukt in een apart hoofdstuk van het regeerakkoord 2009-2014. Uitdagingen voor de gezondheidszorg Het is duidelijk dat de druk op het zorgsysteem de komende decennia fors zal toenemen. De demografische evolutie brengt meer zorgbehoevenden met zich mee en daarmee gecorreleerd een stijgend aantal chronische aandoeningen. Met het programma Flanders’ Care wil de Vlaamse overheid die evolutie aangrijpen als een kans om door innovatie de kwaliteit van zorg te garanderen en tegelijkertijd ook kansen te scheppen voor ondernemers. Daarbij zijn de mogelijkheden voor mensen die langer thuis willen blijven wonen, een belangrijk aandachtspunt. Het programma Flanders’ Care werd in de legislatuur 2009-2014 geoperationaliseerd door in te zetten op verschillende thema’s: - Zorg voor ouderen en mensen met een beperking Gegevensdeling en ICT in de welzijns- en gezondheidszorg Zorg om talent Translationeel onderzoek Internationale valorisatie Werking: Zorgvernieuwingsplatform Om richting te geven aan het programma werd het Zorgvernieuwingsplatform (ZVP) opgericht, waar verschillende stakeholders (kennisinstellingen, ondernemers en zorgactoren)3 vertegenwoordigd zijn. Op dat overleg worden projectvoorstellen besproken, suggesties gegeven om thema’s verder uit te diepen en verschillende ervaringen uitgewisseld. In de schoot van dat Zorgvernieuwingsplatform werd er ingezet op verschillende thema’s, het Zorgvernieuwingsplatform was actief betrokken bij het thema gegevensdeling in de zorg, ‘Slimmer zorgen voor morgen’ en daarnaast bij de Flanders’ Care demonstratieprojecten, de 3 Zorgvernieuwingsplatform samenstelling: http://www.flanderscare.be/nl/over-ons/organisatie 71 klankbordcommissie van de Zorgproeftuin. Bovendien kwam in het zorgvernieuwingsplatform eveneens het thema ‘hulpmiddelen’, ‘Jaar van het brein’ en ‘Synergie creëren’ aan bod. De vernieuwde thema-aanpak met meer ruimte voor interactie wordt gesmaakt door de deelnemers en dat is ook te zien aan de talrijke opkomst tijdens die laatste zorgvernieuwingsplatforms. 72 Samenwerken voor uw zorg De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin heeft de voorbije legislatuur zeer actief zijn rol (ook als voorzitter) opgenomen in de verschillende interministeriële conferenties: - IMC Volksgezondheid - IMC Drugbeleid - IMC Welzijn, Sport en Familie(personen met een handicap) Vooral de activiteiten van de IMC volksgezondheid kunnen we opmerkelijk noemen. Tussen 2009 en 2014 hebben we samen met de collega’s van de federale regering en van de gemeenschap- en/of gewestregeringen die belast zijn met de betrokken aangelegenheden via die conferenties 36 protocolakkoorden kunnen afsluiten, en dat na maanden van intensief overleg en samenwerking, waaronder als belangrijkste : - Inzake Preventie (2009) - Naar een betere geestelijke gezondheidszorg door realisaties van zorgcircuits en zorgnetwerken. (2010) voor volwassenen en in (2012) voor kinderen en jongeren - Ouderenbeleid, voortzetting en uitbreiding moratorium (2011, 2012, 2013) - Artikel 107 (2011) - Organisatie gezondheidsenquête (2012) - Optimaal elektronisch uitwisselen en delen van informatie en gegevens tussen actoren bevoegd inzake de gezondheid- en welzijnssector en de bijstand aan personen. (2013) - Organisatie en financiering van een nationaal contactpunt grensoverschrijdende gezondheidszorg (2013) - Actieplan voor Eliminatie van mazelen en rubella in België(2013) - Zorgopvang voor patiënten met tuberculose (2013) - Kankerregister (2013) en HIV-plan (2013) - Registratie van de behandelingsaanvragen betreffende drugs en alcohol. (2013) - Monitoring van de evolutie van de sector ouderenzorg voor de jaren 2013-2014 - Mammongrafische Borstkankerscreening (2014) - Gezondheidsbeleid Chronische zieken (2014) - De relatie tussen de beroepsbeoefenaars die in de sector voor hulp aan personen met een handicap werkzaam en tussen zorg- en bijstandsverleners van de erkende diensten voor thuishulp, alsook personen die tewerkgesteld zijn in een door Kind en Gezin vergunde of erkende opvang en de beoefenaars van gezondheidsberoepen(2014) - Medische beeldvorming (2014) 73 Welgeteld Algemeen Het meerjarenprogramma ‘slagkrachtige overheid’ is een strategie die moet zorgen voor meer efficiëntie en effectiviteit binnen de Vlaamse overheid en over de bestuurslagen heen. Het wil vier strategische doelstellingen bereiken: - minder bestuurlijke drukte en vereenvoudiging - meer doen met minder - verbetering van dienstverlening door innovatie - verbetering van oplossingsvermogen en verantwoording Welgeteld Ook het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) neemt deel aan het meerjarenprogramma, via een globaal plan voor het eigen beleidsdomein. Het plan consolideert de gezamenlijke ambities van de WVG-entiteiten voor een efficiënte en effectieve aanpak, illustreert hoe WVG meer doet met minder en heet “Welgeteld”. Welgeteld wil een duidelijk beeld ophangen van de geleverde efficiëntiewinsten en van de engagementen om die verder te realiseren. De nota stelt elf invalshoeken voor, waarop het beleidsdomein mag worden afgerekend. Agentschappen en departement maken voor die invalshoeken de eigen aanpak en resultaten duidelijk. 1. Personeelsevolutie: De Vlaamse overheid wil tegenover 2009 met 6% minder personeelsleden aan de slag. WVG haalt die doelstelling met 6,7% minder personeelsleden. De besparing op personeelsaantallen en -kosten is niet van toepassing voor het Vlaams Agentschap Jongerenwelzijn en gedeeltelijk voor Kind en Gezin. De twee psychiatrische zorgcentra, OPZ Geel en OPZC Rekem, vallen helemaal buiten die operatie. 2. Te bepalen vervangingsratio: Het aantal personeelsleden verminderen is vooral mogelijk door de uitstroom van personeelsleden niet te vervangen. Belangrijk is dat de kwalitatieve dienstverlening verzekerd blijft. 3. Ziekteafwezigheidspercentage: Het is de ambitie van het beleidsdomein WVG om de personeelsinzetbaarheid te verhogen door het terugdringen van het ziekteverzuim. Alle entiteiten van het beleidsdomein nemen daar aan deel. Voor 2011 bedroeg het ziekteafwezigheidspercentage voor het beleidsdomein (excl. OPZ’s) 6,84%, wat een lichte stijging is ten opzichte van 2009 (6,64%). 4. Apparaatskredieten versus beleidskredieten: Met deze invalshoek tracht men een antwoord te geven op de vraag: zijn de middelen die worden ingezet voor de administratieve taken in verhouding tot de middelen die we investeren in maatschappelijke effecten? 74 5. Dossierbehandeling versus personeelsinzet: Deze ratio tracht een inzicht te geven in de evolutie van de personeelsinzet voor de behandeling van dossiers per entiteit. Diverse cijfers illustreren dat meer met minder kan: - Departement, Welzijn & Samenleving: in 2010 nam het aantal inzetbare personeel af en steeg het aantal dossiers, op die manier nam de ratio met 15,02% toe t.o.v. 2009. - Jongerenwelzijn: van 2007 naar 2010 steeg het aantal personeelsdossiers dat verwerkt moest worden met 603 eenheden. Het agentschap bleef daarvoor niet meer dan 1,5 personeelslid inzetten. - Kind & Gezin: in de kinderopvang steeg het aantal dossiers alsook het aantal handelingen dat in elk dossier dient gesteld te worden doch het aantal personeelsleden bleef hetzelfde, op die manier nam de ratio in 2010 toe met 9,11% (t.o.v. 2010). 6. Rationalisatie managementondersteunende functies: De Vlaamse overheid wil haar managementondersteunende functies (MOF) reorganiseren, zodat haar dienstverlening efficiënter en kwaliteitsvoller wordt. Daardoor kunnen de diensten meer middelen aan beleidsdoelstellingen en externe dienstverlening besteden. In 2014 moet het mogelijk zijn de MOF-ratio voor het Departement en de intern verzelfstandigde agentschappen van het Beleidsdomein WVG - op basis van het eigen aantal VTE’s in MOF en het aandeel in de gemeenschappelijke dienstencentra van de Vlaamse overheid - terug te brengen tot minder dan 9%, waar de Vlaamse Regering hiervoor een streefcijfer van 10% oplegt op niveau van de Vlaamse overheid. 7. Entiteitoverschrijdende efficiëntietrajecten: Door de automatisering van een aantal processen betere en kwalitatieve producten en diensten aanbieden aan de burger, en dat met minder personeelsinzet (bijvoorbeeld de rechtenverkenner, Juriwel…). 8. Entiteitspecifieke trajecten: Door de automatisering van een aantal processen betere en kwalitatieve producten en diensten aanbieden aan de burger, en dat met minder personeelsinzet (bijvoorbeeld eenvormig registratiesysteem DOMINO voor minderjarigen in de bijzondere jeugdbijstand, mijn.vaph.be…). 9. Evaluatie huidig takenpakket: Om op die manier de huidige of de te realiseren efficiëntiewinsten in kaart te brengen, bijvoorbeeld aansturing CAW, subsidiëring van activiteiten voor opvoedingsondersteuning. 10. Managementprincipes: Een overzicht van goede managementpraktijken voor het beleidsdomein (bijvoorbeeld eHealth-platform, slanke regelgeving, Hergebruik van data, authentieke bronnen…). 11. Administratieve lastenverlaging: Overzicht van de realisatie rond administratieve vereenvoudiging en kwaliteitsvolle regelgeving, aangestuurd vanuit de dienst Wetmatiging van het Departement Bestuurszaken. Een voorbeeld daarvan zijn de formulieren. Het beleidsdomein WVG behaalt een zeer goede score inzake kwaliteitsvolle formulieren: 94% van de WVG-formulieren op de Vlaamse formulierenwebsite bezitten eind 2013 een kwaliteitslabel. 75
© Copyright 2025 ExpyDoc