Technische fiche

Tubobel produceert 2 verschillende types van
doorpersbuizen afhankelijk van de binnendiameter : RMR en RMT. Het verschil zit in de
verbinding.
De rubberring wordt ofwel in een spiegroef
gelegd (RMR), ofwel in de mof verlijmd (RMT).
De mof bestaat uit inox of galva. De mof is met
deuvels verankerd in het beton.
Doorpersbuizen zijn voorzien van een houten
stootring.
Bij RMR-buizen wordt de stootring apart meegeleverd. Deze bestaat uit 4 eenvoudig te
monteren delen.
Standaard worden onze doorpersbuizen
gemaakt met 1 injectiegat voor de
bentonietspecie. Op verzoek is het aantal
injectiegaten aanpasbaar.
Het ontwerp van de boring wordt bepaald
door de aannemer. Tubobel vermeldt de
toelaatbare perskracht.
Op verzoek wordt een rekennota afgeleverd
die de sterkteklasse van de buis bevestigd.
09/09
3. Tuyaux en fonçage
Tubobel produit 2 types différents de tuyaux de
fonçage qui dépendent du diamètre intérieur
: RMR et RMT. C’est le raccordement qui fait la
différence.
Le joint en caoutchouc est mis dans une
rainure sur l’about mâle (RMR), ou collé contre
la bague (RMT).
Le manchon est en acier inoxydable ou
galvanisé.
Il est ancré dans le béton à l’aide de goujons.
Les tuyaux de fonçage sont pourvus d’une
bague de répartition en bois. Pour les tuyaux
RMR cette bague de répartition est livrée
séparément. Celle-ci est composée par 4
parties faciles à monter.
En version standard, nos tuyaux de fonçage
sont pourvues d’un trou d’injection pour la
bentonite. Sur demande, le nombre de trous
d’injections est adaptable.
DOORPERSBUIZEN / TUYAUX EN FONÇAGE
3. Doorpersbuizen
Le projet du fonçage est élaboré par
l’entrepreneur. Tubobel mentionne la poussée
admissible.
Sur demande, la note de calcul qui confirme
la classe de résistance du tuyau vous sera
transmise.
NBN EN 1916 + NBN B 21-106
3.1
3.1. Doorpersbuizen met RMTverbinding
3.1. Tuyaux de fonçage RMT
DOORPERSBUIZEN / TUYAUX EN FONÇAGE
Doorpersbuis / Tuyau fonçage
lt
RMT
t
lm
lp
Diam.
3.2
du d
Lengte / Longueur
Gewicht Reeks Rubberring
d
du
t
lp
lt
lm
Poids
(mm)
(mm)
(mm)
(mm)
(mm)
(mm)
(kg/st)
900
1080
90,0
3023
3098
83
2100
135
x
x
x
x
1400
1680
140,0
3000
3081
90
5000
135
x
x
x
x
1600
1910
155,0
3000
3101
110
6300
135
x
x
x
x
NBN EN 1916 + NBN B 21-106
Joint
Classe
Benor CE
SBR NBR
09/13
3.2. Doorpersbuizen met RMRverbinding
3.2. Tuyaux de fonçage RMR
DOORPERSBUIZEN / TUYAUX EN FONÇAGE
Doorpersbuis / Tuyau fonçage
lt
RMR
t
lm
lp
Diam.
Lengte / Longueur
Gewicht Reeks Rubberring
d
du
t
lp
lt
lm
Poids
(mm)
(mm)
(mm)
(mm)
(mm)
(mm)
(kg/st)
400
564
82,0
2000
2086
95
573
135
x
x
x
x
700
872
86,0
2000
2086
95
1003
135
x
x
x
x
700
872
86,0
3000
3086
95
1523
135
x
x
x
x
800
1036
118,0
3000
3086
95
2500
135
x
x
x
x
1000
1216
108,0
3000
3131
140
2800
135
x
x
x
x
1200
1500
150,0
3000
3131
140
4700
135
x
x
x
x
Tubobel kan ook andere diameters
doorpersbuizen aanbieden.
09/13
du d
Classe
Joint
Benor CE
SBR NBR
Tubobel peut aussi livrer d’autres diamètres
de tuyaux de fonçage.
NBN EN 1916 + NBN B 21-106
3.3
3.3. Tussendrukstation
3.3. Station intermédiaire
Voorbeeld van een tussendrukstation ø 1000/1216 mm / Exemple d’une station intermédiaire ø 1000/1216 mm
3.4
mofdeel / partie femelle
Ø 1216 mm
longueur totale = 3256 mm (925 mm ouverture)
longueur de montage = 3125 mm (925 mm ouverture)
longueur utile = 2191 mm
Ø 1000 mm
BETONBUIZEN / TUYAUX EN BÉTON
totale lengte = 3256 mm (bij 925 mm opening)
montagelengte = 3125 mm (bij 925 mm opening)
nuttige lengte = 2191 mm
925 mm opening / ouverture 925 mm
spiedeel / partie mâle
Tubobel produceert betonnen tussendrukstations.
Deze zijn samengesteld uit :
- voorloopdeel voorzien van een stalen mofring
- naloopdeel voorzien van een stalen spiering
- dichtingsprofiel (in overleg met de aannemer)
De hydraulische vijzels worden gemonteerd door de
aannemer.
Tubobel produit des stations intermédiaires en béton.
Celles-ci sont constituées de
- première partie pourvue d’un anneau métallique
femelle
- dernière partie pourvue d’un anneau métallique mâle
- profil d’étanchéité (en accord avec l’entrepreneur)
Les vérins hydrauliques sont montés par l’entrepreneur.
Werking :
Eén of meerdere tussendrukstations worden op
vooraf berekende locaties in de tunnel
aangebracht. Wanneer tijdens het persen de
maximaal toelaatbare perskracht op de
doorpersbuis door het hoofdpersstation wordt
bereikt, dan zal men een tussendrukstation
inschakelen. De tussendrukstations verdelen de
totale tunnellengte in een aantal deellengten. Door
het hoofdpersstation te vergrendelen kan zo één
deellengte van de tunnel afzonderlijk worden
voortbewogen. De persvijzels van het eerste
tussendrukstation worden uitgeduwd waardoor de
voorliggende deellengte van de tunnel in beweging
komt, dit totdat deze persvijzels het einde van hun
slaglengte hebben bereikt. Hierna wordt met een
volgend tussendrukstation een volgende deellengte
verder geduwd. Het eerste tussendrukstation wordt
daarbij opnieuw dichtgeduwd. Het verder duwen in
deellengten vergt uiteraard minder perskracht dan
het verder duwen van de volledige tunnel. De
tunnelvoortgang is als het ware vergelijkbaar met de
voortbeweging van een rups. Nadat de tunnel
volledig klaar is, worden de tussendrukstationsvijzels
uitgebouwd. Men bekomt op deze plaats een
gewone voegverbinding, net als tussen twee
normale persbuizen.
Fonctionnement :
Une ou plusieurs station intermédiaires peuvent
être utilisées lors du fonçage à des endroits
préétablis. Lors du fonçage, dès que la puissance
maximale permise de poussée sur le tuyau est
atteinte dans la tête de fonçage, il est alors
nécessaire d’utiliser une station intermédiaire de
fonçage. Les stations intermédiaires partagent la
longueur totale du tunnel en un certain nombre
de tronçons. Lorsque l’on ferme les clapets de la
tête de fonçage, on peut séparément continuer à
foncer avec une autre partie du tronçon. Les vérins
hydrauliques de la première station intermédiaire
s’écartent par le fait que la partie avant du tunnel
entre en mouvement, et cela jusqu’à ce que ces
vérins aient atteint leur course finale. Ensuite, une
autre station intermédiaire pousse un autre
tronçon. La première station intermédiaire se
referme à nouveau. La poussée suivante dans les
tronçons exige alors évidemment moins de
puissance que la poussée dans le tunnel entier. La
progression du tunnelier est alors comparable au
mouvement d’une chenille. Dès que le tunnelier
est tout-à-fait prêt, les vérins hydrauliques sont
démontés. On obtient à cet endroit un
raccordement habituel avec joint, comme entre
deux tuyaux de fonçage normaux.
NBN EN 1916 + NBN B 21-106
09/09

Download Report