KBS St. Jozef Tuinstraat 15, 5121 EG Rijen tel: 0161 22 29 18 Email: [email protected] Informatieavond groepen 1 en 2 1 3 4 5 Tijdens de inloop gaan de kinderen aan het werk en wordt er een groepje uitgenodigd voor de kleine kring. We starten in de grote kring met het openen van de dag. We staan even stil bij bepaalde gebeurtenissen. Digibord zetten we in voor de reken, lees-, teken- en schrijfactiviteiten. Ook aanbieden van prentenboek en extra interactie. De inzet van het bord is bij kleuters heel divers. Zowel klassikaal, begeleid inoefenen (in kleine groepen) en tijdens werken. Toetsen & observaties: Toets rekenvoorwaarden, toets woordenschat en leesvoorwaarden. 2 keer per jaar. KIJK: observaties over de algemene ontwikkeling en de vooruitgang 2 keer per jaar Rekenen – wiskunde voor kleuters: 1.Tellen & getalbegrip 1.1 Kennis van de telrij t/m 20 1.2.Getalsymbolenkennis t/m 20 herkennen en benoemen 1.3. Rangtelwoorden: eerste, tweede, derde enz. 1.4. Omgaan met hoeveelheden 1.5. Ordenen en vergelijken aantallen 1.6. Hoeveelheidbegrippen en schatten: meer-minder-evenveel, meeste-minste, veel-weinig, enz. 1.7 Herkennen eenheden: Herkennen zonder tellen van ten minste 6 en verkort kunnen tellen. van hoeveelheden onder 12 op basis patronen (handen, dobbelsteen, telraam etc.) 1.8 Eenvoudige berekeningen: Eenvoudig optellen, aftrekken, splitsen en verdelen t/m 12 1.9 Representeren hoeveelheden: Hoeveelheden t/m 10 kunnen representeren (handen, streepjes, stippen) Kunnen redeneren over hoeveelheden in eenvoudige betekenisvolle probleem/conflictsituaties (bv. wat is de buur van 11?) 1.10 Representeren getalsymbolen: Hoeveelheden t/m 10 representeren met een getalsymbool en omgekeerd bij een getalsymbool de hoeveelheid t/m 10 kunnen weergeven. Getalsymbolen, telwoorden kunnen koppelen aan hoeveelheden t/m 10 1.11 Begrippen kunnen toepassen: verder-terug, groter-kleiner-terugtellen, volgende-vorige-ervoor/na 2. Meten en wegen 2.1 Begrippen rond lengte en omtrek: Lang-kort-breed-smal-eromheen 2.2 Inhoud: Begrippen "wat zit erin" en "wat kan erin" toepassen: vol-leeg, te veel te weinig 2.3 Gewicht en lengte vergelijken en sorteren: Groot-klein-groter-kleiner, lang-kort-breed-smal-dik-dun-hoog-laag-lichtzwaar 2.4 Tijdbegrip: Weten wat de volgorde is van handelingen en tijd schatten: langer-korter Kunnen benoemen van dagdelen en de plaats van het dagdeel 2.5 Tijdsaanduidingen: Kennismaken en benoemen van seizoenen en dagen van de week. 2.6 Logische volgorde tijd: plaatjes in logische volgorde van tijd leggen 3. Meetkunde 3.1 Kennis van routes: Met verschillende materialen kunnen toepassen van plaatsbegrippen: voor-achter-links-rechts-naast-in-op-boven-onder, veraf-dichtbij. 3.2 Begrijpen plaats dingen in de ruimte: Naast-in-op-boven-onder. 3.3 Vergelijken, herkennen, benoemen, sorteren op basis van eigenschappen: Cirkel-vierkant-driehoekrechthoek-ruit-ovaal 3.4 Ruimtelijk inzicht: Opereren met vormen en figuren (bijv. schaduw, spiegels, symmetrie) 6 4. Kleur: kennen en onderscheiden van de kleuren Taal: 1. Mondelinge taal: mondeling taalgebruik, deelnemen aan gesprekken, interactief leren, begrijpend luisteren, vertellen en presenteren, reflectie op taal en communcatie. 2. Fonemisch bewustzijn: 2.1 Luisteren en onthouden 2.2 Zinnen en woorden (lange en korte woorden/zinnen, eerste/laatste woord) 2.3 Rijmen 2.4 Klankgroepen: verdelen en samenvoegen van lettergrepen 2.5 Isoleren van klanken: eerste, laatste of middelste klank, vooraan 2.6 Synthese: klanken samenvoegen tot een woord (plakken) 2.7 Analyse: een woord verdelen in klanken (hakken) 2.8 Manipuleren: weglaten, toevoegen of vervangen van klanken 7 8 9 10 3. Letterkennis: Groep 1: belangstelling voor letters Groep 2: opbouwen van letterkennis. Minimaal 15 letters!! De ik-tafel/ logeren Ko: Kinderen kunnen op deze manier iets over zichzelf aan de groep vertellen en zo komt iedereen iets meer te weten over zijn/haar klasgenootje. Ze leren vertellen en presenteren en actief te luisteren naar elkaar. Schrijfdans: wil kinderen leren schrijven vanuit hun eigen emoties en hun eigen natuurlijke bewegingen, met hun eigen “zwaai en draai”. Het doel van het eerste deel (vanaf 4 jaar) is het bevorderen van het ritme en de balans in de basisbeweging van het lichaam en niet prestatiegericht bezig zijn. Alles is er op gericht, dat kinderen zich goed in hun vel voelen. Niets is verkeerd, iedere uitdrukking is een goede uitdrukking. Materialen om te schrijbelen: krijtjes, scheerschuim, sponsjes, wasco, vingers en handen, houtskool, zand, en glijverf. Pennenstreken:. Deze methode heeft een doorgaande lijn van groep 1 t/m 8. Deze bestaat uit 7 thema’s. Ieder thema start met een verhaal en lied. We starten hiermee in januari en de verhalen en liedjes worden voor de hele groep aangeboden, met groep 2 oefenen we verder met de motorische activiteiten, die aansluiten bij de motorische ontwikkeling. De volgende methodes worden in de groep gebruikt: - Fonemisch Bewustzijn (spraak- taalontwikkeling) - Leefstijl (sociaal- emotionele ontwikkeling, waarden en normen) - Wegwijs (verkeer) - Schrijfdans / Pennenstreken (schrijfontwikkeling) - Ik en Ko (rekenen en taal) - Trefwoord en een Ark vol verhalen (katechese) - Letterboek van Schatkist
© Copyright 2024 ExpyDoc