Toepassing van artikel 9 W. Succ. op een in België niet

Toepassing van artikel 9 W. Succ. op een in België niet geregistreerde schenking van de
blote eigendom van een effectenportefeuille uitgevoerd voor buitenlands notaris : een
storm in een glas water?
De laatste weken van april 2014 was er commotie ontstaan over de toepassing in de praktijk van
de tweede zinsnede van artikel 9 W.Succ. die gesplitste inschrijvingen (vruchtgebruik - blote
eigendom) van effecten viseert.
Deze commotie vloeide voort uit een antwoord dat werd gegeven door de Dienst
Patrimoniumdocumentatie op een informele vraag die hen werd gesteld in een concreet dossier.
De indruk werd gewekt dat artikel 9 W. Succ. van toepassing zou zijn op een schenking van de
blote eigendom van effecten (met voorbehoud van vruchtgebruik door de schenker) die werd
gerealiseerd middels een voor buitenlands notaris verleden akte die niet in België ter registratie
werd aangeboden. Als gevolg zouden er dan alsnog successierechten geheven worden bij het
overlijden van de schenker, onafhankelijk van het tijdstip waarop de schenking is gebeurd, dus
ook nadat de driejaarsperiode verstreken is. De niet-geregistreerde akte zou niet als geldig
tegenbewijs aanvaard worden.
De Administratie heeft inmiddels uitdrukkelijk bevestigd dat ‘de voordien door haar ingenomen
standpunten blijven gelden wat de inschrijving van effecten betreft, voor het vruchtgebruik op naam van de
overledene en voor de blote eigendom op naam van een derde - ook wel de gesplitste inschrijving van effecten
genoemd’. Verder werd bevestigd dat haar eerdere beslissing over de gesplitste aankoop aldus niet
naar analogie zal worden toegepast op 'de gesplitste inschrijving ( van effecten). De Administratie
ziet aldus geen probleem in de schenking van effecten met voorbehoud van vruchtgebruik, zelfs
wanneer die schenking plaatsvindt voor buitenlandse notaris. Voorwaarde is wel dat de schenking
“geen deel uitmaakt van een gecombineerde constructie”.
Uiteindelijk heeft het gezond verstand dan toch gezegevierd.
Hierna toch enige toelichting over de wijze waarop artikel 9 W.Succ. effectief dient te worden
toegepast op de gesplitste inschrijving van effecten.
Laat ons beginnen bij het begin.
Welke specifieke situaties had de wetgever voor ogen bij het invoeren van artikel 9 W.Succ.?
1
Artikel 9 W.Succ (vroeger artikel 5), zoals ingevoerd bij wet van 18 oktober 1919, viseert
uiteindelijk alleen bedekte bevoordelingen.
Het artikel poneert het volgende :
“De roerende of onroerende goederen, verkregen ten bezwarenden titel voor het vruchtgebruik door de
overledene en voor de blote eigendom door een derde, alsmede de effecten aan toonder of op naam,
ingeschreven voor het vruchtgebruik op naam van de overledene en voor de blote eigendom op naam van een
derde worden, voor de heffing van het uit hoofde van de nalatenschap van de overledene eisbaar
successierecht en recht van overgang bij overlijden, geacht in volle eigendom in dezes nalatenschap
voorhanden te zijn en door de derde als legaat te zijn verkregen, tenzij het bewezen wordt dat de
verkrijging of de inschrijving niet een bedekte bevoordeling ten behoeve van de derde is.”
Zo heeft de wetgever onder meer de situatie willen viseren waarbij de vader, die geen openlijke
schenking wil uitvoeren aan zijn zoon van de effecten die hem in volle eigendom toebehoren,
deze effecten onmiddellijk inschrijft in vruchtgebruik op eigen naam en (zonder titel) in blote
eigendom op naam van zijn zoon. De zoon stelt geen enkele handeling1.
De vader heeft dus duidelijk niet de openlijke intentie om te schenken.
Een bedekte bevoordeling wordt vermoed in de diverse feitelijke hypotheses die zijn opgenomen
in de tekst van artikel 9 W. Succ. Een mogelijkheid tot het leveren van een tegenbewijs bestaat.
Overeenkomstig de bepalingen van art. 13 W. Succ kan dit tegenbewijs worden bijgebracht door
alle gewone rechtsmiddelen, ook door getuigen en vermoedens, de eed uitgezonderd.
Vormt de schenking voor buitenlands notaris van de blote eigendom van een
effectenportefeuille een bedekte bevoordeling ex art. 9 W. Succ zonder mogelijkheid tot
tegenbewijs behoudens bij registratie in België voor het uitvoeren van de gesplitste
inschrijving in vruchtgebruik/blote eigendom ?
Ervan uitgaande dat er een vermoeden van bedekte bevoordeling bestaat bij een gesplitste
inschrijving in vruchtgebruik/blote eigendom, zal het tegenbewijs moeten worden geleverd.
Dit tegenbewijs kan door alle middelen van het gemeen recht, uitgezonderd de eed, worden
geleverd2. Dit wordt niet alleen uitdrukkelijk vermeld in de parlementaire voorbereiding : « Au
surplus, la présomption n’aura pas le caractère juris et de jure et pourra être renversée par les moyens de
preuve les plus larges. Il a paru, en effet, équitable de ne pas limiter cette preuve contraire aux stricts
éléments prévus à l’article 8 du projet du Gouvernement.3», doch tevens in de tekst zelf van artikel 13 W.
Succ.
1
2
3
Rapport M. Jansom, Travaux parlementaires, Chambre 1919, p. 1618. DONNAY, Rép.Not., Droits de
succession, p. 533; M. Donnay, Commentaar op het Wetboek der Successierechten, Brussel, Van
Buggenhout, 1948, p. 231; DEBLAUWE, Inleiding tot de successierechten, Knops Publishing, 2013, p. 108-119; A.
VAN GEEL, Op welke wijze is vermogensplanning mogelijk na de inwerkingtreding van de nieuwe fiscale
anti-misbruikbepaling?, in Patrimonium 2012, Intersentia, Antwerpen, 2012, p. 317 ev.
J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2008-2009, I, Mechelen, Kluwer, 2008, nr. 323, p. 225;
E. SPRUYT, J. RUYSSEVELDT, P.DONS, Praktijkgids successierecht en – planning, Kapelle-op-den-bos,
Toth, 2003, p. 130, nr. II/3395.
Artikel 8 van het ontwerp van wet in 1919 luidde oorspronkelijk als volgt : « la preuve à administrer en vertu du
premier alinéa des articles 5, 6 et 7 ne peut être fournie qu’au moyen d’écrits ayant acquis date certaine plus de trois ans avant le
2
Welk tegenbewijs moet precies worden geleverd om het vermoeden van bedekte bevoordeling te
weerleggen? Er moet worden aangetoond dat de blote eigenaar reeds de blote eigendom had
verkregen vóór de gesplitste inschrijving in de zin van artikel 9 W.Succ. Of deze verkrijging ten
kosteloze titel dan wel ten bezwarende titel is, is van geen belang, zolang deze verkrijging de
inschrijving voorafgaat en regelmatig is.4
Dit werd eveneens als dusdanig in 1946 bevestigd door Maurice Donnay, toenmalig directeur bij
het ministerie van Financiën5: “Artikel 9 mag niet toegepast worden indien er bewezen wordt dat de effecten
of fondsen die ingeschreven of gedeponeerd werden op naam van de overledene voor het vruchtgebruik en op naam
van zijn erfgenaam voor de blote eigendom, hun in die verhouding toebehoorden daar zij het voorwerp hadden
uitgemaakt van een vroegere schenking door de overledenen aan zijn erfgenamen onder voorbehoud van
vruchtgebruik, hetzij bij geregistreerde akte, hetzij bij niet-geregistreerde akte.”
Dit werd wederom expliciet bevestigd in 1995 door de toenmalige bevoegde minister in een
antwoord op een parlementaire vraag van de heer Fernand Huts. Zo vermeldt hij dat een
voorafgaande schenking de toepassing van art. 9 W.Succ.6 verhindert op voorwaarde van het
leveren van het bewijs van een schenking met vaste datum vóór de gesplitste inschrijving7.
Een voor de gesplitste inschrijving gedateerde (Belgische of buitenlandse) notariële akte is dan
ook het middel bij uitstek om het vermoeden ex. artikel 9 W.Succ. te weerleggen8.
Het invoeren van een nieuwe antimisbruikbepaling inzake registratie- en successierechten met
ingang van 1 juni 2012 wijzigt niets aan het voormelde.
Artikel 9 W Succ is reeds een bijzondere anti-misbruikbepaling zodat een toepassing van de
algemene anti-misbruikbepaling op de door de bijzondere bepaling reeds geviseerde situaties niet
mogelijk is. De Administratie dient met dit principe rekening te houden. Dit werd overigens nog
zeer duidelijk bevestigd door het Grondwettelijk Hof in het arrest dd. 30 oktober 20139 (nr.
141/2013):
“B.21.2. Wanneer de belastingadministratie het bestaan aantoont van het objectieve element van fiscaal
misbruik, in de zin van de artikelen 344, § 1, en 18, § 2, kan zij de strijdigheid van de verrichting met
de doelstellingen van de betrokken fiscale bepaling echter enkel vaststellen wanneer die doelstellingen op
voldoende duidelijke wijze blijken uit de tekst en, in voorkomend geval, uit de parlementaire voorbereiding
van de van toepassing zijnde wetsbepaling. In dat opzicht zal de administratie rekening moeten houden
met, onder meer, de algemene context van de relevante fiscale wetgeving, de praktijken die gewoonlijk
gangbaar zijn op het ogenblik van de inwerkingtreding van de fiscale bepaling waarvan zij het misbruik
4
5
6
7
8
9
décès du decujus. » Vervolgens werd artikel 8 (huidig artikel 13 W.Succ.) als volgt gewijzigd «La preuve à
administrer en vertu de second alinéa de l’article 4, de l’article 5 (huidig art. 9 W.Succ.) et du premier alinéa des articles 6 et 7
peut être fournie par tous moyens de droit commun, témoins et présomptions compris».
J. DECUYPER, Successierechten 2002-2003, Mechelen, Kluwer, 2002, 184-185.
M. Donnay, Commentaar op het Wetboek der Successierechten, Brussel, Van Buggenhout, 1948, nr. 362, p.
249
Luik 9 mei 1995, Rec.Gén.Enr.Not. 1995, 304, noot.
Vr. en Antw. Kamer 1995-96, 22 januari 1996 (Vr. nr. 168 HUTS).
J. RUYSSEVELDT, “Analyse van de schenkingsakte bij de aangifte nalatenschap”, in L. MAES, H. DE
CNIJF, L. DE BROECK (eds.), Fiscaal Praktijkboek indirecte belastingen 2008-2009, Mechelen Kluwer, 2008,
(77) 92.
GWH 30 oktober 2013 nr. 141/2013, Fisc.Act. 2013, 39/4.
3
aanvoert alsook met het eventuele bestaan van specifieke bepalingen die reeds ertoe
strekken bepaalde misbruiken van de betrokken fiscale bepaling tegen te gaan.
Dit is overigens onlangs ook nog eens bevestigd door de minister van Financiën 10 :
“Artikel 9 van het Wetboek Successierechten is op zich reeds een antimisbruikbepaling wat ertoe geleid
heeft dat de gesplitste aankoop niet meer opgenomen is in de lijst van verrichtingen waarop de nieuwe
antimisbruikbepaling van toepassing kan zijn”
Conclusie
Een voor een buitenlands notaris verleden notariële schenkingsakte heeft vaste datum en kan dan
een geldig tegenbewijs uitmaken zoals vereist door art. 9 W. Succ. De geldigheid tot tegenbewijs
van deze akte koppelen aan een verplichte registratie in België zou een manifeste schending zijn
van de bepalingen van art. 13 W. Succ.
Alain Van Geel, Romina Abiuso, Rik Deblauwe
Brussel, 16 mei 2014
10
P.V. Rosaline Mouton, 10/12/2013, nr. 671, zittingsperiode 53.
4