Persoonlijk Nationale Politie T.a.v. de heer mr. G.L. Bouman

POSTADRES
Postbus 290
3830 AG Leusden
BEZOEKADRES
Larikslaan 1
3833 AM Leusden
TELEFOON
Persoonlijk
Nationale Politie
T.a.v. de heer mr. G.L. Bouman
Postbus 17107
2502 CC DEN HAAG
033 - 4952888
FAX
033 - 4962777
INTERNET
www.acp.nl
E-MAIL
[email protected]
AFDELING
PLAATS
ONS KENMERK
Bestuur
Leusden
DB/cor.uit/14.022/gk/svdb
DOORKIESNUMMER
DATUM
UW KENMERK
15 mei 2014
E-MAIL
[email protected]
BETREFT
Vragen en aanbevelingen n.a.v. interview PTSS-commissie
Geachte heer Bouman, Beste Gerard
Onlangs verscheen op het Intranet van de Nationale Politie een interview met Martin la
Haye, voorzitter van de PTSS-commissie. Een interview dat een goede indruk geeft van de
werkzaamheden van de PTSS-commissie en de stappen die nodig zijn om de
beroepsgerelateerdheid van PTSS te beoordelen. Toch heeft de wijze waarop de procedure
in het interview geschetst wordt bij de ACP een aantal vragen opgeroepen over de wijze
waarop de incidenten die hebben bijgedragen aan het ontstaan van PTSS, getoetst worden.
Daarnaast wil de ACP graag uw aandacht vragen voor enkele aanvullende mogelijkheden
voor verbetering die wij zien.
De circulaire PTSS is tot stand gekomen omdat alle betrokken partijen het belang zagen
van erkenning en waardering van politiemensen die door het politiewerk PTSS hebben
opgelopen. Met de circulaire kan nu op eenduidige wijze beoordeeld worden of er sprake is
van een beroepsziekte. De Adviescommissie PTSS is eind 2013 gestart met het behandelen
van de meer dan 300 binnengekomen aanvragen. Naar aanleiding van zorgwekkende
signalen van medewerkers die zich hadden gemeld bij het meldpunt en van de uitzending
van Zembla is in maart het proces rondom erkenning van PTSS op initiatief van de
politiebonden besproken in het CGOP. Daarna heeft er nog een gesprek plaatsgevonden
tussen de voorzitter van de PTSS-commissie en de voorzitters van de bonden. Dit alles
heeft, samen met gesprekken die de PTSS-commissie heeft gevoerd met diverse
deskundigen, geleid tot een aantal aanpassingen in de procedure.
Helaas moet de ACP uit het interview met de heer La Haye concluderen dat er nog steeds
enkele ‘hobbels’ te nemen zijn. De nu gehanteerde werkwijze komt zelfs op een belangrijk
punt niet overeen met de circulaire en het protocol. Daarom vinden wij het belangrijk om
middels deze brief enkele signaleringen met u te delen en hebben wij een aantal vragen en
suggesties voor het optimaliseren van de werkwijze.
Bij beantwoording ons
kenmerk vermelden
a.u.b.
DATUM
PAGINA
15 mei 2014
2/5
ONS KENMERK
DB/cor.uit/14.022/gk/svdb
Juridische toets
De ACP is zeer verbaasd over de toets door de directeur HRM die blijkbaar plaatsvindt ná
het advies door de commissie. Citaat uit het interview: ‘De directeur HRM doet nog een
laatste toets: de PTSS mag niet zijn veroorzaakt door eigen schuld of onzorgvuldig
handelen en moet ontstaan zijn in het kader van opgedragen werk (besluit algemene
rechtspositie politie). Die aspecten beoordeelt het korps na raadpleging van de Afdeling
Juridische Zaken.’
Als deze toets inderdaad plaatsvindt, is dat niet in overeenstemming met de circulaire
PTSS en het PTSS-protocol. Sterker nog, een juridische toets is in het verleden de oorzaak
geweest van veel problemen rondom de erkenning van PTSS als beroepsziekte. De
circulaire PTSS is juist bedoeld om dit te voorkomen. Volgens de circulaire (p. 7) moet ‘het
uitgangspunt zijn, dat als een medisch vastgestelde PTSS beroepsgerelateerd is, dit ook in
juridische zin erkend wordt als beroepsziekte’. En: ‘Er moet kortom dus sprake zijn van
een oorzakelijk verband tussen het beroep of de werkomstandigheden en de ziekte. Is er
sprake van een causaal verband, dan geldt PTSS als een rechtspositioneel te erkennen
beroepsziekte’.
De ACP is van mening dat de circulaire voor zich spreekt en dat er daarom, nadat de
commissie haar advies heeft uitgebracht, geen sprake kan zijn van een aanvullende toets
op verwijtbaarheid of opgedragen werk. Bovendien impliceert een dergelijke toets dat een
collega die zich genoodzaakt ziet op te treden zonder daarvoor expliciet opdracht te
hebben gekregen (b.v. in privétijd) en daardoor PTSS zou oplopen, daarvoor geen
erkenning als beroepsziekte zou kunnen krijgen. Ook dit correspondeert niet met de
circulaire en bovendien niet met datgene wat in de Beroepscode en de Politiewet staat over
het uitoefenen van de politietaak.
Vraag: Mocht er inderdaad een aanvullende toets op verwijtbaarheid en opgedragen werk
plaatsvinden door de directeur HRM, dan verzoeken wij u om deze per direct te beëindigen.
Controle van de feiten in de eenheden
Vrijwel altijd is de belangrijkste reden voor medewerkers om zich te melden bij het PTSSmeldpunt, dat zij eindelijk waardering en erkenning hopen te krijgen voor hun situatie en
voor datgene wat zij hebben meegemaakt. Vaak zijn de betrokken medewerkers zelfs niet
eens op de hoogte van de rechtspositionele ‘voordelen’ die de erkenning als beroepsziekte
met zich meebrengt. Dit toont aan hoe belangrijk het is dat de procedure rondom het
erkennen van PTSS als beroepsziekte ook waardering en erkenning uitstraalt richting deze
collega’s.
In de praktijk blijkt dat dit door de betrokken collega’s vaak niet zo ervaren wordt.
Oorzaak is de sterke nadruk die (bedoeld of onbedoeld) in de procedure is komen te liggen
op het controleren of de incidenten die ten grondslag liggen aan de PTSS, wel echt hebben
plaatsgevonden. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in het incidentenformulier dat
ingevuld moet worden en vervolgens door het korps getoetst wordt en in het feit dat het
bevoegd gezag op het incidentenformulier moet aangeven of er wel sprake was van
opgedragen werkzaamheden. Los van de vraag of het überhaupt zinvol is om op deze wijze
te toetsen, geeft dit de betrokken collega’s al snel het gevoel dat zij gewantrouwd en niet
geloofd worden. Illustratief was het verband dat La Haye in de oorspronkelijke versie van
het interview legde met Vietnamveteranen en hulpverleners die betrokken zijn geweest bij
9/11 en die, zo blijkt uit onderzoek, PTSS ‘gefaked’ hebben.
DATUM
PAGINA
15 mei 2014
3/5
ONS KENMERK
DB/cor.uit/14.022/gk/svdb
De ACP vindt alleen al de suggestie dat hiervan ook sprake zou zijn bij politiemedewerkers
met een PTSS-diagnose die zich melden bij het meldpunt, ongepast en respectloos.
Dergelijke uitspraken dragen niet bij aan de waardering en erkenning van
politiemedewerkers met PTSS, terwijl dit nu juist voor de meesten dé reden is om een
aanvraag tot erkenning te doen bij het meldpunt.
Opmerkelijk genoeg (en gelukkig) is deze passage verwijderd uit het interview. In plaats
daarvan geeft La Haye nu aan: ‘Wij willen dat als iemand een erkenning van PTSS als
beroepsziekte heeft gekregen, er geen enkele twijfel bestaat of dit terecht is. Zou immers
bekend worden dat één van de erkenningen onterecht is, omdat feiten niet kloppen, dan
kan dat ook gevolgen hebben voor de geloofwaardigheid van de andere erkenningen’.
Uiteraard moet iedere erkenning op terechte gronden worden afgegeven. Echter, bij een
goede PTSS-diagnose is er geen noodzaak om daarnaast nog uitgebreid te controleren of
de daarin genoemde incidenten wel echt hebben plaatsgevonden. Niet voor niets zegt het
protocol dat de PTSS-commissie de diagnose van een daartoe gekwalificeerde deskundige
als eerste uitgangspunt neemt om tot een beoordeling van de beroepsgerelateerdheid te
komen. Een goed diagnostisch rapport heeft immers de ingrediënten in zich om te kunnen
beoordelen of er sprake is van een oorzakelijk verband tussen het beroep en de PTSS. De
ACP vindt het daarom vooral belangrijk om te investeren in de juiste route naar goede
diagnostische centra.
Als naast het diagnostisch rapport toch aanvullende informatie nodig is, wil de ACP met
klem bepleiten dat de belasting die dit voor de betrokken medewerker met zich
meebrengt, tot een minimum beperkt wordt en dat alleen de absoluut noodzakelijke
informatie gevraagd wordt die nodig is om de beroepsgerelateerdheid te kunnen
beoordelen.
> Via het incidentenformulier wordt aan de indiener gevraagd om de 5 incidenten te
beschrijven die het belangrijkst zijn geweest bij het ontstaan van de PTSS. In de praktijk
blijkt echter dat die opdracht voor veel getroffen collega’s een zware emotionele belasting
met zich meebrengt. Het leidt tot herbelevingen van het trauma en daarmee tot
verergering of terugkeer van de klachten. Met het oog daarop verscheen onlangs op het
korpsnet een toelichting waarin werd aangegeven dat de incidenten slechts kort
beschreven hoeven te worden en dat voor meer informatie eventueel verwezen kan
worden naar de diagnose. De ACP zou graag zien dat de toelichting duidelijk op het
incidentenformulier vermeld wordt.
Vraag: Graag vernemen wij welke maatregelen het korps neemt om zich ervan te
verzekeren dat deze toelichting bekend is bij alle medewerkers die een aanvraag doen bij
het meldpunt en bij de casemanagers die hen ondersteunen.
> Op het incidentenformulier moet het bevoegd gezag de vraag ‘U dient aan te geven of er
sprake was van opgedragen werkzaamheden in de zin van artikel 1 lid 1 sub y van het
Barp’ beantwoorden.
Vraag: Wij verzoeken u deze vraag te verwijderen van het incidentenformulier. Of er
sprake was van opgedragen werkzaamheden is immers niet van belang om
beroepsgerelateerdheid vast te stellen. Bovendien impliceert het, zoals eerder aangegeven,
dat een collega die zich genoodzaakt ziet op te treden zonder daarvoor expliciet opdracht
te hebben gekregen en daardoor PTSS zou oplopen, daarvoor geen erkenning als
beroepsziekte zou kunnen krijgen.
DATUM
PAGINA
15 mei 2014
4/5
ONS KENMERK
DB/cor.uit/14.022/gk/svdb
Casemanagers
Inmiddels is het aantal casemanagers, die medewerkers ondersteunen bij het proces
rondom aanmelding en behandeling van hun aanvraag, verdubbeld. De ACP juicht dit van
harte toe. Uit de praktijk horen wij echter dat de casemanagers niet altijd goed bekend zijn
met (de symptomen van) PTSS. Onze eigen ervaring is bovendien dat collega’s die een
erkenning als beroepsziekte hebben gekregen en zich vervolgens bij de ACP melden, niet
op de hoogte zijn van de rechtspositionele mogelijkheden die dit hen biedt. De ACP zou
graag zien dat er geïnvesteerd wordt in uitgebreide voorlichting van de casemanagers over
de rechtspositionele consequenties van een erkenning als beroepsziekte en alle scenario’s
die daarbij denkbaar zijn. Dit is bij uitstek een taak die de casemanager kan oppakken.
Omdat er onder de doelgroep sprake kan zijn van opgebouwde emoties en wantrouwen
jegens de politieorganisatie is het dringend aan te bevelen om de juridische voorlichting
door de casemanager te laten doen, zodat de begeleiding over zo min mogelijk ‘schijven’
gaat en deze optimaal bijdraagt aan (herstel van) vertrouwen in de politieorganisatie.
Naast goede contactuele eigenschappen zou een casemanager dus over goede juridische
kennis ten aanzien van beroepsziekten moeten beschikken.
Vraag: Op welke wijze draagt het korps zorg voor een goede training/opleiding van
casemanagers? En is het korps bereid om te investeren in juridische scholing van
casemanagers zodat medewerkers met een erkenning deskundig voorgelicht worden over
hun rechtspositionele mogelijkheden en het vervolgtraject?
Vertrouwelijkheid
De ACP is van mening dat door het PTSS-meldpunt zeer vertrouwelijk omgegaan dient te
worden met de PTSS-dossiers. Er zijn wat dat betreft nog een aantal verbeterpunten te
benoemen.
> De medische machtiging is zeer ruim geformuleerd. Met het ondertekenen van de
machtiging krijgen de arts van het meldpunt, de commissie en de secretaris van de
commissie ‘inzage in de medische gegevens, waaronder de diagnose en aanvullende
medische gegevens’. Ook krijgt de arts van het meldpunt toestemming om ‘aanvullende
informatie op te vragen met betrekking tot medische gegevens’ bij de door de indiener
aangewezen personen of instituten.
Vraag: De ACP zou graag zien dat de toestemmingsverklaring wordt versmald tot het
opvragen van medische gegevens in relatie tot de diagnose PTSS.
> Borging van zorgvuldige opslag dossiers nadat de commissie advies heeft uitgebracht, is
van groot belang. De dossiers mogen immers alleen door de PTSS-commissie worden
ingezien.
DATUM
PAGINA
15 mei 2014
5/5
ONS KENMERK
DB/cor.uit/14.022/gk/svdb
Vraag: Op welke wijze is de vertrouwelijke opslag van de dossiers geborgd?
Compleetheid dossiers
> De directeur HRM geeft in haar brief d.d. aan dat van veel aanvragers de dossiers nog
niet compleet zijn.
Vraag: Op welke wijze zorgt het korps ervoor dat medewerkers van wie het dossier niet
compleet is, actief geholpen worden om dit compleet te maken? Op welke wijze worden de
casemanagers hierbij ingezet? Dit is van belang gezien de kwetsbare situatie waarin
sommige van deze collega’s zitten en waardoor de drempel om zelf actie te ondernemen,
hoog kan zijn.
Tot slot
De ACP is zich bewust van de inspanningen die de Nationale Politie doet en al gedaan heeft
om goede zorg te organiseren voor collega’s die tijdens het werk PTSS hebben opgelopen.
Met onze vragen en aanbevelingen willen wij eraan bijdragen dat het proces van erkenning
van PTSS als beroepsziekte geoptimaliseerd wordt. Onze wens is dat collega’s die PTSS
hebben opgelopen door het politiewerk zich ook als zodanig erkend en gewaardeerd weten
en dat zij het vertrouwen in de politieorganisatie zullen hervinden. Een spoedige reactie op
onze vragen en aanbevelingen stellen wij zeer op prijs.
Met vriendelijke groet,
Politievakbond ACP
Gerrit van de Kamp
voorzitter
cc
CGOP
Dhr. mr. W.F. Saris
Mw. J.A. van den Berg
Mw. D. Oldenhof
Dhr. La Haye