of March 2015 - European Commission

Handboek Kwaliteit
GHOR-bureau Hollands Midden
Proceseigenaar
Tineke Vuurman
Versie
5-0
Vaststeller
Joost Bernsen, DPG
Datum vaststelling
4 augustus 2014
2
Versiebeheer
Versie nr
Versie datum
Auteur
Opmerkingen
2007-04-12
Tineke Vuurman
Inhoudelijke wijzigingen
2007-09-25
Tineke Vuurman
Aanpassing aan Organisatieplan
2008-08-13
Tineke Vuurman
Uitsluiting norm 7.8
2009-01-06
Tineke Vuurman
Inhoudelijke wijzigingen
2009-02-25
Tineke Vuurman
Inhoudelijke wijzigingen
3.0
2009-08-10
Tineke Vuurman
Procedures vervangen normbeschrijvingen
3.1
2010-10-15
Tineke Vuurman
Focus op essentie. Bondiger inhoud.
4.0
2012-05-01
Tineke Vuurman
Actualisatie
4.1
2013-05-06
Tineke Vuurman
Inhoudelijke wijzigingen; actualisatie
4.2
2013-09-20
Tineke Vuurman
Actualisatie mbt beschrijven en beheren van processen
5-0
2014-08-04
Tineke Vuurman
Actualisatie gegevens. Wijziging GR. Nadrukkelijk is benoemd
dat het handboek een beschrijving betreft van het
kwaliteitsmanagementsysteem van het GHOR-bureau (i.p.v.
de GHOR).
Locatie:
H:\GHOR\03 Kwaliteitsmanagement\32 Opzet kwaliteitssysteem\Handboek kwaliteit\word
documenten\Handboek kwaliteit vs 5-0 2014.docx
3
Directieverklaring
Dit handboek kwaliteit GHOR-bureau Hollands Midden beschrijft de inrichting en de opzet van het
kwaliteitsmanagementsysteem.
Het toepassingsgebied van het kwaliteitsmanagementsysteem is de uitvoering van de taken van de
geneeskundige hulpverlening conform wettelijke en bestuurlijke kaders, zoals uitgevoerd door het
GHOR-bureau. De reikwijdte van het kwaliteitsmanagementsysteem is alle processen van het GHORbureau Hollands Midden.
De inrichting van het kwaliteitsmanagementsysteem is gebaseerd op het HKZ-certificatieschema
versie 2010. Dit schema beschrijft de voorwaarden waaraan het kwaliteitssysteem van de GHOR dient
te voldoen.
Alle documenten, die in dit handboek kwaliteit worden genoemd of waarnaar wordt verwezen, maken
deel uit van het kwaliteitssysteem.
Datum: 4 augustus 2014
Plaats: Leiden
J.C. Bernsen
Directeur Publieke Gezondheid
4
Inhoudsopgave
Directieverklaring ............................................................................................................................... 4
Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 5
1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 6
2.
Organisatie ...................................................................................................................................... 7
3.
Kwaliteitsbeleid en kwaliteitsmanagementsysteem ....................................................................... 9
4.
PLAN: Afspraken over de taakuitvoering ...................................................................................... 11
5.
DO: Uitvoering ............................................................................................................................... 14
6.
CHECK en ACT: meten, analyseren en verbeteren ........................................................................ 17
7.
Beleid en kwaliteitsmanagementsysteem .................................................................................... 19
8.
Personeelsbeleid ........................................................................................................................... 21
9.
Actueel houden en vernieuwen van uitvoering van taken ........................................................... 25
10.
Werkomgeving, materiaal en middelen .................................................................................... 26
11.
Inkoop en uitbesteding.............................................................................................................. 27
12.
Documentatie ............................................................................................................................ 28
Bijlage 1
Definities van begrippen......................................................................................... 29
5
1.
Inleiding
Het handboek kwaliteit GHOR-bureau Hollands Midden is bedoeld voor management, medewerkers
en de certificerende instantie.
De verantwoordelijkheid voor het kwaliteitsmanagementsysteem ligt bij de directeur Publieke
Gezondheid (DPG). De beleidsmedewerker kwaliteit beheert het kwaliteitsmanagementsysteem,
onder directe aansturing van de manager GHOR-bureau.
Aanpassingen en ontwikkelingen in het kwaliteitsmanagementsysteem worden besproken in het
werkoverleg waar de DPG regelmatig aan deelneemt. Jaarlijks wordt een rapportage opgesteld over
het functioneren van het kwaliteitsmanagementsysteem. De DPG beoordeelt in deze
directiebeoordeling of op basis hiervan maatregelen nodig zijn.
Het GHOR-bureau beschikt niet over een Geneeskundige Combinatie met bewakings- en
meetapparatuur. Medische uitrusting in koffers worden gecontroleerd door het IFV. Om deze reden
zijn de HKZ-normen 7.1.4 Opslag van geneesmiddelen, medische uitrusting en steriele materialen en
7.2 Beheersing van bewakings- en meetapparatuur uitgesloten van het kwaliteitssysteem.
Leeswijzer
In hoofdstuk twee is de organisatie beschreven. Het derde hoofdstuk gaat over het kwaliteitsbeleid en
het toepassingsgebied van het kwaliteitsmanagementsysteem.
Voor de opzet van de hierna volgende hoofdstukken is uitgegaan van de rubriek indeling van het HKZcertificatieschema, zodat het voor management, medewerkers en certificerende instantie duidelijk is
op welke wijze het GHOR-bureau de vereisten van het certificatieschema heeft geborgd.
6
2.
Organisatie
2.1
Wettelijk kader
Het wettelijk kader voor de GHOR is beschreven in het beleidsplan GHOR Hollands Midden 2012 –
2015·. In de Wvr staat de rol van de GHOR als volgt omschreven 1: de GHOR is verantwoordelijk voor
de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en de advisering van andere
overheden en organisaties op dat gebied.
Deze taken worden in de wet verder gespecificeerd; ten tijde van rampen en crises draagt de GHOR
zorg voor de leiding en coördinatie van de geneeskundige keten 2 en voor het informatiemanagement
binnen de geneeskundige keten 3.
2.2
Bestuurlijk kader en bestuurlijke verantwoordelijkheden
Wettelijk is geregeld dat zorginstellingen onder alle omstandigheden verantwoorde zorg moeten
leveren. Zij zijn daardoor ook verantwoordelijk voor hun voorbereiding op rampen en crises. Dit geldt
ook voor de GGD en de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) in Hollands Midden. Beide
organisaties zijn ondergebracht bij de Regionale Dienst Openbare Gezondheid Hollands Midden
(RDOG HM), waarvan ook het GHOR-bureau onderdeel uit maakt.
De GHOR is verantwoordelijk voor coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige
hulpverlening en advisering van andere overheden en organisaties op dat gebied. Door de functie van
directeur Publieke Gezondheid is de relatie tussen de GHOR en GGD verstevigd.
Een logische vervolgstap in de regio Hollands Midden was dan ook de verantwoordelijkheid voor de
organisatie van de geneeskundige hulpverlening te borgen bij de RDOG HM. De VRHM blijft
verantwoordelijk voor het in stand houden van de GHOR. Dit is bestuurlijk geregeld in de herziene
gemeenschappelijke regeling RDOG HM en VRHM, die met terugwerkende kracht vanaf 1 januari
2014 ingaat. Door de geneeskundige hulpverlening op deze manier te organiseren ontstaat een
sterkere samenwerking in de geneeskundige hulpverlening. De GHOR behoudt haar spilfunctie tussen
veiligheid, zorg en openbaar bestuur.
De GHOR staat onder leiding van de DPG, die tevens directeur GGD is. De DPG is belast met de
operationele leiding van de geneeskundige hulpverlening. De taak van de GHOR en de benoeming
van de DPG zijn geregeld in de Gemeenschappelijke Regeling (GR) VRHM en GR RDOG.
De benoeming, schorsing en ontslag van de DPG vindt plaats door het bestuur van de RDOG in
overeenstemming met het bestuur VRHM. Het algemeen bestuur VRHM stelt voor de DPG een
instructie vast. De DPG legt verantwoording af aan zowel het bestuur RDOG als aan het bestuur
VRHM.
2.3
GHOR-bureau
De DPG heeft een ondersteuningsbureau tot zijn beschikking. Dit GHOR-bureau bestaat uit een
manager GHOR-bureau, beleidsmedewerkers, coördinatoren Opleiden, Trainen en Oefenen,
informatiemanager, communicatieadviseur, adviseur evenementen, medewerker Materieel en logistiek
en een secretariaat. De formatie van het GHOR-bureau (exclusief de DPG) is op 1 januari 2014 12,43
fte. De bedrijfsvoering gaat uit van integraal management. De invulling daarvan is beschreven in het
managementstatuut GHOR Hollands Midden en is onderdeel van de Organisatieverordening RDOG.
1
Wvr, artikel 1
Wvr, artikel 32.2
3
Besluit VR, hoofdstuk 2
2
7
2.4
Operationele GHOR-organisatie
De parate organisatie bestaat uit personen die 24 uur per dag, 7 dagen in de week, beschikbaar zijn
voor een daadwerkelijke inzet. Voor de GHOR zijn ca. 160 4 Functionarissen oproepbaar uit
verschillende organisaties zoals de RAV, de GGD, de MKA en het Nederlandse Rode Kruis. Belangrijk
hierbij is dat ondanks de extra capaciteit die een groot incident vraagt, de normale hulpverlening altijd
door moet gaan. Bij het bestrijden van grootschalige incidenten werken functionarissen van de GHOR
samen met partners in de geneeskundige keten en de veiligheidsketen.
4
Exclusief medewerkers PSHOR, inclusief leiders kernteam.
8
3.
Kwaliteitsbeleid en kwaliteitsmanagementsysteem
3.1
Uitgangspunten en doelen
Het kwaliteitsbeleid is onderdeel van het algemeen beleid, zoals dat is vastgelegd in de
programmabegroting en het beleidsplan GHOR 2012 – 2015. De meerjaren doelstellingen van het
kwaliteitsbeleid zijn opgenomen in het beleidsplan GHOR 2012 – 2015.
Om aan eisen en verwachtingen van klanten en partners te voldoen, taken op een efficiënte en
effectieve wijze uit te voeren en continu te leren en te verbeteren, werkt het GHOR-bureau vanaf 2006
met een gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem.
Het kwaliteitsmanagementsysteem is gebaseerd op de PDCA-cyclus:
Plan: Het vaststellen van doelstellingen en processen die nodig zijn om resultaten te bereiken in
5
overeenstemming met de eisen van belanghebbenden en het beleid van de organisatie;
Do:
Het invoeren en werken volgens processen;
Check: Het bewaken en het meten van processen ten opzichte van beleid, doelstellingen en eisen
van belanghebbenden, evenals het rapporteren van resultaten;
Act:
Maatregelen treffen om de procesprestaties continu te verbeteren.
Het kwaliteitsmanagementsysteem is op deze wijze gebaseerd op drie pijlers: proces-, prestatie- en
verbetermanagement. Proces-, prestatie- en verbetermanagement dragen bij aan transparantie en
aan doeltreffende en efficiënte uitvoering van de GHOR-taken.
Toepassing van procesmanagement leidt tot een overzicht, waarin onderlinge relaties van processen
zichtbaar zijn, in welke volgorde processen lopen en hoe zij op elkaar ingrijpen. Het weergeven van de
onderlinge relaties laat tevens de afhankelijkheid tussen de processen zien en met de omgeving.
Met behulp van prestatiemeting wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre (bij)sturen van doelstellingen en
processen noodzakelijk is (zie paragraaf 4.4)
Verbetermanagement zorgt ervoor dat de PDCA-cyclus volledig wordt doorlopen. Hierdoor wordt
continue verbetering mogelijk gemaakt (zie hoofdstuk 6).
Het kwaliteitsmanagementsysteem moet zodanig ingericht zijn dat het helpt om de uitvoering van de
GHOR-taken voortdurend te verbeteren. Het kwaliteitsmanagementsysteem bevat zo min mogelijk
papier en gaat uit van de vak volwassen medewerker.
Het kwaliteitsmanagementsysteem draagt bij aan het verbeteren van de samenwerking en
communicatie met derden (klanten, partners, operationele functionarissen, leveranciers en bestuur).
Het kwaliteitsmanagementsysteem is een vindplaats voor het vastgelegde beleid en de primaire
processen van de GHOR en draagt bij aan het inwerken van nieuwe medewerkers en het vervangen
van medewerkers in het geval van (langdurige) afwezigheid.
5
Belanghebbenden: bestuur, partners en operationele functionarissen
9
3.2
Verantwoordelijkheden
De DPG is de directievertegenwoordiger voor de GHOR en is verantwoordelijk voor het
kwaliteitsmanagementsysteem. De beleidsmedewerker met aandachtsgebied kwaliteit is belast met de
ontwikkeling en het beheer van het kwaliteitssysteem, onder directe aansturing van de manager
GHOR-bureau.
Iedere medewerker binnen het bureau is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van zijn eigen
taakgebied. Belangrijke wijzigingen in het kwaliteitsmanagementsysteem worden besproken in het
werkoverleg, onder voorzitterschap van de manager GHOR-bureau. De DPG neemt regelmatig deel
aan dit werkoverleg.
10
4.
PLAN: Afspraken over de taakuitvoering
4.1
Inleiding: PLAN
Dit hoofdstuk gaat over zaken die het GHOR-bureau op orde moet hebben om haar taken goed uit te
voeren. Een belangrijk onderdeel is de beschrijving en de analyse van de processen, waarin de
uitvoering van de GHOR-taken is georganiseerd. Door deze procesbenadering komen kwetsbare
onderdelen en potentiële risico’s in de uitvoering van taken naar voren. Het GHOR-bureau kan, indien
nodig, preventieve maatregelen nemen en risico’s, die in de primaire en kritische processen aanwezig
zijn, beheersen.
Onderdeel van het procesmanagement in deze PLAN-fase is het vaststellen wie de klanten en
partners zijn 6.
4.2
Processen
Voor de beschrijving van processen worden uitgangspunten van de Ordening Methodiek Processen
(OMP) 7 toegepast. OMP levert inzicht in de grenzen van het proces, het beoogde doel van het proces,
de afhankelijkheden met andere processen en de informatieproducten.
Voor elk primair proces en kritisch sturend of ondersteunend proces is een procesrapport gemaakt.
Kritisch zijn die processen die invloed hebben uit de uitvoering van de primaire processen.
In het procesrapport is vastgelegd:
• Wie de proceseigenaar is;
• Hoofdproces waartoe het proces behoort;
• Doel van het proces;
• Toelichting;
• Omschrijving gebruikte begrippen;
• Uitvoerder van het proces;
• Prestatie-indicatoren (zie paragraaf 4.4);
• Werkwijze, bij voorkeur met een processchema. In het processchema is vastgelegd welke
producten het proces gebruikt (input), wat de processtappen of –fasen zijn en welke producten het
proces voortbrengt (output).
• Overzicht van de informatieproducten, met het doel ervan, de goedkeurder en de noodzaak tot
archiveren van het informatieproduct.
• Versiebeheer.
Elke procesfase kent bijstellingsinformatie, die in het dagelijkse werk wordt uitgevoerd. Hiervoor wordt
geen aparte loop in het processchema opgenomen.
Elk proces kan worden gestart door de output van het proces Monitoren, evalueren en verbeteren
(deelproces van Kwaliteitsmanagement). Deze sturende informatie is niet afzonderlijk in het
processchema opgenomen.
De producent van een informatieproduct zorgt ook voor het archiveren (indien dit archiveren nodig is)
in het formele archief van het GHOR-bureau.
Uitsluitend de informatieproducten die behoren tot de directe invloedssfeer van het GHOR-bureau zijn
beschreven.
6
7
HKZ-certificatieschema pagina 16.
Voor uitgangspunten en werkwijzen: zie Handleiding OMP, 2007.
11
In onderstaand schema 8 staan de sturende, primaire en ondersteunende bedrijfsfuncties met de
binnen desbetreffende bedrijfsfunctie vallende processen (procesmodel GHOR-bureau).
4.3
Risicoanalyse processen
Van elk primair en kritisch ondersteunend proces is een risicobeoordeling gemaakt. Daarmee wordt
vastgesteld waar in de processen kritische punten zitten die invloed kunnen hebben op de beoogde
resultaten. De analyse vindt plaats met vooraf vastgestelde frequentie en in ieder geval bij een
relevante verandering of wijziging in het proces. Het doel van deze zgn. prospectieve risicoanalyse is
dat het GHOR-bureau nadenkt over wat de risicovolle momenten of situaties zijn binnen haar
processen en hoe hier mee om te gaan. De gebruikte werkwijze is beschreven in de Werkafspraken
Risicobeoordeling en –analyse van processen.
4.4
Prestatie-indicatoren
Met behulp van prestatiemeting wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre (bij)sturen van doelstellingen en
processen noodzakelijk is. Ook wil het GHOR-bureau transparant zijn in haar operationele prestaties
naar de DPG en in de verantwoording naar het bestuur. Daarom wordt gewerkt met prestatieindicatoren, die zijn gebaseerd op de processen en vastgelegd in procesrapporten. Normen voor deze
indicatoren zijn vastgelegd in het bestuurlijk vastgestelde jaarplan en daar waar mogelijk gebaseerd
op het landelijk project Aristoteles (zie Relatie prestatie-indicatoren Aristoteles procesrapporten en
jaarplan). Prestatie-indicatoren en normen zijn waar mogelijk SMART uitgedrukt.
Het GHOR-bureau beperkt zicht tot output-indicatoren.
8
Vastgesteld in beleidsplan GHOR 2012–2015.
12
4.5
Klanten, partners en functionarissen van de GHOR
Klanten kunnen zowel partners als opdrachtgevers zijn als ook andere organisaties waarmee het
GHOR-bureau een klantrelatie heeft. 9. Klanten zijn de afnemers van de informatieproducten. Wie klant
is voor de GHOR, hangt daardoor af van het beschreven proces. Voorbeelden zijn het bestuur en
vergunningverleners gemeenten.
Partners van het GHOR-bureau zijn partijen waarmee samen gewerkt wordt aan de voorbereiding op
en de bestrijding van incidenten. Deze partijen omvatten zowel gebruikers als leveranciers van de
(informatie)producten en diensten die het GHOR-bureau levert. Wat in de ene situatie een klant is, kan
in een andere situatie een partner zijn.
Het Besluit personeel artikel 2 van de Wvr regelt de wettelijke GHOR-functies. Deze functies zijn
opgenomen in het beleidsplan GHOR 2012 –2015. De personen die deze GHOR-functies uitvoeren
(operationele functionarissen) zijn geregistreerd in het vakbekwaamheidsmanagementsysteem AG5.
4.6
Afspraken met het bestuur van de Veiligheidsregio Hollands Midden
In de GR VRHM zijn de benoeming van de DPG, zijn taken voor de GHOR en de verantwoording
hierover aan het algemeen bestuur VRHM vastgelegd. De bevoegdheden van de DPG worden
vastgelegd in een instructie. 10
De GHOR valt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014 onder de GR RDOG. Met het bestuur
RDOG maakt de DPG afspraken over de uitvoering GHOR-taken, nadat het bestuur VRHM hierover
positief heeft geadviseerd. In het overgangsjaar 2014 worden de lopende afspraken uitgevoerd die
met het bestuur VRHM zijn gemaakt.
4.7
Melden en beheersen van afwijkingen
In het procesrapport Monitoren, evalueren en verbeteren ligt vast:
• wat verstaan wordt onder afwijkingen, waaronder taken die niet structureel conform afspraken
zijn/worden uitgevoerd, klachten en (bijna) ongevallen,
• de wijze van melding en rapportage van deze afwijkingen,
• wie verantwoordelijk en bevoegd zijn voor het melden en beheersen van afwijkingen,
• wie de afwijking kan goedkeuren,
• wie verantwoordelijk en bevoegd zijn voor het treffen van verbetermaatregelen.
• hoe klanten, partners en functionarissen worden geïnformeerd over de afwijkingen en de
eventueel genomen verbetermaatregelen
• het opbouwen van een gegevensbestand van de afwijkingen, het periodiek analyseren ervan en
het nemen van verbetermaatregelen naar aanleiding van deze analyse.
Het GHOR-bureau streeft naar zo min mogelijk structurele afwijkingen in de uitvoering van processen.
Door nauw overleg met klanten, partners en operationele functionarissen wil het bureau eventuele
knelpunten bespreken, oplossen en voorkomen.
9
HKZ-certificatieschema, pagina 8.
GR VRHM (2014), artikel 35, lid 6.
10
13
5.
DO: Uitvoering
5.1
Inleiding: DO
De normen van het HKZ-schema die onder de DO-fase vallen, gaan over de uitvoering van taken.
Daarbij vormen het beleid en de doelstellingen van het GHOR-bureau de leidraad. Bij de uitvoering is
het belangrijk vraaggericht en professioneel te handelen.
Planning en beheersing van de werkzaamheden, werkmethoden en verslaglegging of registraties
ondersteunen dat. Hierdoor is achteraf te achterhalen wie wat heeft gedaan en wie dat heeft
gecontroleerd.
5.2
Planvorming VRHM
Het GHOR-bureau werkt binnen de VRHM mee aan het tot stand komen van en het actueel houden
van het risicoprofiel, het regionaal beleidsplan, het regionaal crisisplan en de operationele plannen.
Tevens draagt het GHOR-bureau bij aan de uitvoering van deze plannen.
Het GHOR-bureau neemt deel aan de Multidisciplinaire werkgroep Operationele Planvorming
(MDOP). De werkwijze is vastgelegd in het procesrapport Bijdragen aan planvorming en convenanten
VRHM.
5.3
Advisering risicobeheersing
Adviezen evenementen
Voor advisering vergunningverlening evenementenveiligheid heeft het GHOR-bureau een beleidsplan
opgesteld (zie Beleidsplan Advisering vergunningverlening publieksevenementen GHOR Hollands
Midden). De werkwijze van het GHOR-bureau is vastgelegd in het procesrapport Adviezen
evenementen. Verstrekte adviezen worden geregistreerd en gemonitord in het overzicht Registratie
geadviseerde evenementen GHOR.
Adviezen risicobeheersing gebouwde omgeving
Het GHOR-bureau neemt deel aan de Multidisciplinaire werkgroep RisicoBeheersing (MDRB). De
relatie van de werkgroep MDRB, met het GHOR-bureau en andere partners en het hoofdenoverleg is
vastgelegd in een processchema. MDRB heeft op basis van het regionaal beleidsplan de bestuurlijke
opdracht beleid voor advisering risicobeheersing op te stellen voor de VRHM. Met behulp van het
overzicht Registratie advisering risicobeheersing kan het GHOR-bureau zijn advies registreren en
monitoren. De werkwijze van het GHOR-bureau is vastgelegd in het procesrapport Adviezen
risicobeheersing.
5.4
Afspraken partners
Het GHOR-bureau maakt, onderhoudt en monitort afspraken met haar monodisciplinaire partners. De
afspraken zijn gebaseerd op wettelijke eisen, het regionaal beleidsplan, het regionaal crisisplan, het
beleidsplan GHOR, het regionaal zorgcontinuïteitsplan en de landelijke visie zorgcontinuïteit. De
werkwijze ligt vast in een tweetal procesrapporten: Afsluiten en implementeren van convenanten en
overeenkomsten met ketenpartners en Vaststellen werkafspraken en implementeren met
ketenpartners.
5.5
Functie- en vakbekwaamheidseisen functionarissen van de GHOR
Het GHOR-bureau heeft de functie- en vakbekwaamheidseisen van de functionarissen van de GHOR
vastgelegd. Het GHOR-bureau zorgt ervoor dat functionarissen van de GHOR voldoen en blijven
voldoen aan de functie- en vakbekwaamheidseisen voor de functie die ze uitvoeren (zie paragraaf
5.7).
14
In het vakbekwaamheidsmanagementsysteem (AG5) worden de persoonsgegevens en de mate van
vakbekwaamheid van de operationele GHOR-functionarissen beheerd.
5.6
Veiligheid functionarissen van de GHOR
In het beleidsplan GHOR 2012-2015 is vastgelegd dat aandacht voor veiligheid tijdens voorbereiding
en uitvoering van oefeningen van essentieel belang is voor een goed verloop ervan. Enerzijds om
ongevallen en onveilige situaties tijdens oefeningen te voorkomen, anderzijds om ervan te leren om zo
de veiligheid tijdens een inzet te verhogen. In draaiboeken van oefeningen en praktijktrainingen is een
veiligheidsparagraaf opgenomen.
In de inzetrapportages geeft de operationele functionaris aan of een (bijna) ongeval heeft
plaatsgevonden en geeft hij, als dit het geval is, hierop een toelichting.
Tijdens een multidisciplinaire oefening of inzet beschikken operationele GHOR-functionarissen over
kleding waarmee zij als GHOR-functionaris herkenbaar zijn en die voldoen aan de veiligheidseisen
(brandwerend, goed zichtbaar en hygiënisch).
De functionarissen OvDG, ODPG, AGGZ en HIN beschikken tijdens hun dienst over een piketvoertuig,
vanwege de wettelijke opkomsttijd van deze functies. De uiterlijke herkenbaarheid van het voertuig
bevordert een veilige en snelle toegang tot de plaats van het incident c.q. plaats van overleg. De
GHOR kent een programma van rijvaardigheidstrainingen gericht op veilig rijden bij het vervullen van
de operationele functie.
5.7
Opleiden, Trainen en Oefenen (OTO)
Het GHOR meerjarenbeleidsplan Monodisciplinair Opleiden, Trainen en Oefenen 2010 - 2013 11 is
afgestemd op de opleidingen, ervaringen en vaardigheden van de functionarissen van de GHOR en is
conform wettelijke eisen, het beleid van de veiligheidsregio en het beleid van de GHOR.
Het GHOR-bureau neemt deel aan de Multidisciplinaire werkgroep Opleiden, Trainen en Oefenen
(MDOTO), die binnen de veiligheidsregio het multidisciplinair oefenbeleid opstelt en dit beleid uitvoert.
Het Multidisciplinaire Opleidings- Trainings- en Oefenbeleidsplan 2014 – 2017· en het
meerjarenbeleidsplan Monodisciplinair Opleiden, Trainen & Oefenen 2010 – 2013 zijn input voor het
opstellen van het jaarplan GHOR Opleiden Trainen Oefenen.
Het werkplan OTO 12 wordt uitgewerkt in een jaarplanning, gericht op het vaststellen van de uitvoering
van OTO-activiteiten intern en extern. De activiteiten worden volgens de jaarplanning uitgevoerd en
geregistreerd in het vakbekwaamheidsmanagementsysteem AG5. Een
(OTO-)checklist wordt gebruikt voor overzicht op het individueel plannen en monitoren van OTOactiviteiten. De checklist wordt beheerd door de coördinatoren Opleiden, Trainen en Oefenen. De
werkwijze van het GHOR-bureau ligt vast in het procesrapport Opleiden, Trainen en Oefenen.
5.8
Operationele inzetten
Het GHOR-bureau voert haar taken tijdens operationele inzetten uit conform gemaakte afspraken in
de operationele plannen, de operationele kaarten voor operationele functionarissen, regionaal
crisisplan en de met ketenpartners gemaakte afspraken.
De coördinatoren OTO zorgen voor actuele informatie in het operationeel handboek voor operationele
functionarissen (zgn. witte boekje), via de website GHOR en/of mail. De medewerkers van het GHORbureau leveren de hiervoor relevante informatie aan.
11
12
Vastgesteld DB VRHM, 28 januari 2010.
DB VRHM, 30 januari 2014.
15
Van de operationele inzetten vindt registratie plaats. Van elke inzet maakt de betrokken operationele
functionaris een inzetrapportage. De werkwijze is beschreven in het procesrapport Afhandelen en
evalueren operationele inzet.
5.9
Rapportage aan het bestuur van de veiligheidsregio
Het GHOR-bureau verantwoordt elk kwartaal de uitvoering van haar taken aan de DPG.
Deze managementrapportage is de basis voor de bestuurlijke rapportage van de DPG aan het bestuur
VRHM en het bestuur RDOG. Tevens legt de DPG verantwoording af over de taakuitvoering in de
jaarrekeningen en jaarberichten VRHM en RDOG.
De DPG rapporteert periodiek de mate waarin ketenpartners de met het bestuur VRHM gemaakte
afspraken uitvoert. De werkwijze is vastgelegd in het procesrapport Monitoren en rapporteren
afspraken met ketenpartners 13.
13
Op 4 augustus 2014 nog in ontwikkeling.
16
6.
CHECK en ACT: meten, analyseren en verbeteren
6.1
Inleiding: Check en act
In ‘Check en act ‘ wordt de PDCA-cyclus van de primaire processen ‘rondgemaakt’ op het niveau van
de taakuitvoering. Het gaat over het meten van de behaalde resultaten in relatie tot de eerder
vastgelegde doelstellingen en het meten van ervaringen van bestuur, klanten, partners en
functionarissen van de GHOR. Ook gaat het over het verzamelen en analyseren van gegevens uit de
procesanalyse / risicobeoordeling en de analyse van de ingevoerde verbeteringen.
6.2
Meten en evalueren resultaten processen
Het GHOR-bureau wil haar organisatie in de volle breedte versterken door afwijkingen en kansen voor
verbeteringen te signaleren, hun oorzaken vast te stellen en verbeteringen voor te stellen en
Verbetermaatregelen te implementeren en te borgen. De werkwijze hiervoor is vastgelegd in het
procesrapport Monitoren, evalueren en verbeteren. Dit generieke proces bestaat uit twee
deelprocessen: het deelproces Monitoren en het deelproces Evalueren en verbeteren. Triggers voor
een opdracht tot het opstellen van een evaluatieplan zijn plannen (time based) en afwijkingen (event
based).
Daarnaast heeft de organisatie werkwijzen voor specifieke processen, die het generieke proces
Monitoren, evalueren en verbeteren overrulen:
• Proces Afhandelen en evalueren operationele inzetten
• Proces Opleiden, Trainen en Oefenen: Trainingen en oefeningen worden standaard
monodisciplinair geëvalueerd
• Proces Monitoren en rapporteren afspraken met ketenpartners
• Proces Monitoren paraatheid.
Indien van toepassing, koppelt het GHOR-bureau resultaten van evaluaties terug naar de bij het
geëvalueerde proces betrokken klanten, partners en functionarissen van de GHOR en legt deze vast.
Het GHOR-bureau meet elk kwartaal of de behaalde resultaten voldoen aan de gestelde normen uit
het jaarplan en ligt dit vast in de managementrapportage aan de DPG. Indien afwijkingen op de
normen worden geconstateerd, worden deze onderzocht en verbetermaatregelen vermeld in deze
periodieke rapportage. De werkwijze van de RDOG is vastgelegd in het Memo Beleid- en
kwaliteitscyclus en werkplannen.
6.3
Waardering bestuur van de veiligheidsregio, klanten, partners en
functionarissen van de GHOR
Het GHOR-bureau meet periodiek en systematisch de waardering van klanten, partners en
functionarissen.
In 2011 is gestart met het meten van de waardering van het bestuur (zie Werkafspraken Meten
waardering bestuur). In 2015 wordt de werkwijze aangepast en afgestemd aan de positie van het
GHOR-bureau naar het bestuur RDOG en gewijzigde relatie met het bestuur VRHM.
6.4
Analyse metingen
De gehouden metingen zijn input voor de rapportage voor de directiebeoordeling. Het doel is de
beoordeling door de DPG van de geschiktheid en doeltreffendheid van het
kwaliteitsmanagementsysteem en identificatie van kansen voor verbetering. Het verschil met de
verbetercyclus (Check en Act) is dat de directiebeoordeling op een ander niveau plaatsvindt. De
verbetercyclus focust zich nu op het totale kwaliteitssysteem en niet op de processen, de evaluaties
17
en risico’s binnen het primaire proces. Directie en management moeten continu zoeken naar
verbetermogelijkheden.
De werkwijze is vastgelegd in een procesrapport. Registratie van verbetermogelijkheden vindt plaats
in het overzicht Monitoring afwijkingen en aandachtspunten proces Kwaliteitsmanagement.
6.5
Continu verbeteren
Op basis van de Rapportage directiebeoordeling beoordeelt de DPG het functioneren van het
kwaliteitssysteem en stelt lijnen voor de toekomst en verbetermaatregelen vast.
Deze maatregelen worden geregistreerd en beheerst door de beleidsmedewerker met
aandachtsgebied kwaliteit. Periodiek analyseert het GHOR-bureau of de gerealiseerde
verbetermaatregelen effectief zijn geweest.
18
7.
Beleid en kwaliteitsmanagementsysteem
7.1
Inleiding: Beleid en kwaliteitsmanagementsysteem
Beleid en kwaliteitsmanagementsysteem zijn onderwerpen van rubriek 4 van het certificatieschema.
Hierin wordt het centrum van het kwaliteitsmanagementsysteem en de beleidscyclus van het GHORbureau zichtbaar. De eisen in deze rubriek gaan over het beleid en de doelstellingen die richting
geven aan de organisatie als geheel en over de structuren, systemen en processen die nodig zijn voor
planning, uitvoering, controle en verbetering van het beleid. Hierbij staan klant en partner centraal.
Daarnaast stemt het GHOR-bureau haar beleid af op eisen en verwachtingen van het bestuur,
financiers en andere belanghebbenden.
Het verschil met de verbetercyclus zoals beschreven in hoofdstuk 6 Check en Act is dat deze hier op
een ander niveau plaatsvindt. De verbetercyclus focust zich niet op processen, evaluaties en risico’s
binnen de primaire organisatiefuncties, maar juist op het totale kwaliteitsmanagementsysteem. Hierbij
komt alle verzamelde informatie, dus ook evaluaties van ondersteunende processen bij elkaar en
worden nieuwe lijnen uitgezet voor de toekomst.
7.2
Beleid
Het regionaal beleidsplan VRHM 2012 – 2015 stelt kaders voor het beleid van de GHOR. Missie, visie
en beleid GHOR zijn geformaliseerd in de (meerjaren)programmabegroting VRHM en RDOG en in het
beleidsplan GHOR 2012 – 2015.
Tevens beschikt het GHOR-bureau over een OTO-beleidsplan, meerjaren communicatiebeleidsplan
en een beleidsplan Advisering vergunningverlening publieksevenementen (zie Proces Strategie en
beleid).
De beleidsdoelstellingen worden in het jaarplan geconcretiseerd. De actiepunten uit het regionaal
beleid worden hierin geborgd (zie Overzicht actiepunten GHOR uit het regionaal beleidsplan VRHM
2012 – 2015).
Op basis van het jaarplan worden individuele jaarplannen opgesteld voor sturing door de manager
GHOR-bureau. In management rapportages en bestuurlijke rapportages wordt verantwoording
afgelegd.
7.3
Structuren en afspraken
In de gemeenschappelijke regeling VRHM is vastgelegd dat de DPG namens het bestuur VRHM
verantwoordelijk is voor het in stand houden van de GHOR. In de gemeenschappelijke regeling RDOG
is vastgelegd dat de RDOG verantwoordelijk is voor de organisatie van de geneeskundige
hulpverlening.
Organisatiestructuur
Zie hiervoor hoofdstuk 2.
Interne en externe communicatiestructuur
Communicatie en overleg binnen het GHOR-bureau zijn geborgd via het werkoverleg, het
voortgangsoverleg (tussen manager GHOR-bureau en de individuele medewerkers) en via
gestructureerde communicatiemiddelen (website en intranet). De werkwijze met betrekking tot deze
communicatiemiddelen is vastgelegd in het procesrapport Communicatie en PR.
Om de onderlinge samenhang van de overleggen te bewaken en voor alle medewerkers inzichtelijk te
houden zijn de communicatie en het structurele overleg met organisaties en personen buiten het
GHOR-bureau vastgelegd in het overzicht Overleg- en communicatiestructuur GHOR Hollands
Midden. Dit overzicht wordt periodiek geactualiseerd.
19
Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
De bedrijfsvoering gaat uit van integraal management. De invulling daarvan is beschreven in het
managementstatuut GHOR Hollands Midden en is onderdeel van de Organisatieverordening RDOG.
De verdeling van de formatie van het GHOR-bureau naar medewerkers, activiteiten en fte is
vastgelegd in het document Taakverdeling en formatieopbouw GHOR-bureau.
Om de relatie met klanten en partners te optimaliseren wordt gewerkt met relatiemanagers in casu
beleidsmedewerkers die een eerste verantwoordelijkheid hebben in het beheer van de aan hen
toegewezen relaties (zie Verdeling verantwoordelijkheden in het relatiebeheer).
Voor een goede communicatie met de operationele GHOR-functionarissen kent het GHOR-bureau
vaste contactpersonen voor de diverse operationele GHOR-functies.
Benodigde middelen en informatie
De benodigde middelen voor het in stand houden van de GHOR zijn geborgd via begroting en
budgetbewaking in de managementrapportages.
Doel en visie van informatiemanagement voor de GHOR zijn vastgelegd in het beleidsplan GHOR
2012-2015.
Continuïteit
Het GHOR-bureau heeft een continuïteitsplan 14. Hierin staan de activiteiten beschreven, de prioriteiten
en het afbreukrisico indien processen wegens continuïteitsproblemen niet kunnen worden uitgevoerd.
Voor het borgen van de uitvoering van processen bij langdurige afwezigheid door ziekte of vakantie
zijn overdrachtsdocumenten per medewerker opgesteld.
7.4
Uitvoeren van beleid en kwaliteitsmanagementsysteem
De DPG is verantwoordelijk voor het kwaliteitsmanagementsysteem. Als zodanig ondertekent hij het
handboek kwaliteit en alle daaraan gerelateerde documenten en registraties. Periodiek beoordeelt hij
het functioneren van het kwaliteitsmanagementsysteem op basis van een Rapportage
directiebeoordeling. De werkwijze is vastgelegd in het procesrapport Rapportage directiebeoordeling.
De manager GHOR-bureau is verantwoordelijk voor vaststellen, invoeren en onderhouden van de
processen die nodig zijn voor het kwaliteitsmanagementsysteem. Als zodanig stelt hij de
hoofdversienummers vast van procesrapporten en werkafspraken, onderdeel van het handboek
Interne organisatie.
Via het werkoverleg vindt communicatie plaats over eisen, behoeften en verwachtingen van bestuur,
klanten, partners en operationele functionarissen van de GHOR. De DPG neemt regelmatig deel aan
het werkoverleg van het GHOR-bureau.
De werkwijzen voor het meten, evalueren en verbeteren van processen is vastgelegd. Zie hoofdstuk 6.
7.5
Interne audit
De werkwijze met betrekking tot de interne audit is vastgelegd in het procesrapport Interne audit.
7.6
Directiebeoordeling
De werkwijze met betrekking tot de directiebeoordeling is vastgelegd in het procesrapport Rapportage
directiebeoordeling.
14
Het continuïteitsplan wordt geactualiseerd. Planning september/oktober 2014.
20
8.
Personeelsbeleid
8.1
Inleiding: personeelsbeleid
Personeelsbeleid is de vijfde rubriek in het HKZ-schema. Medewerkers en management zijn van
doorslaggevend belang voor de taakuitvoering. De eerste stap in goed personeelsbeleid is het
opstellen van een beleid dat gerelateerd is aan missie en visie. Ook worden functie-eisen vastgelegd.
Bij de uitvoering van het beleid wordt ervoor gezorgd dat medewerkers aan de gestelde eisen voldoen
en dat de omgeving geschikt is om het werk te verrichten. Regelmatig wordt gemeten en
geanalyseerd of medewerkers en het beleid nog voldoen aan de eisen. Indien nodig worden
verbetermaatregelen genomen 15.
8.2
Personeelsbeleid
De RDOG is de werkgever voor de medewerkers van het GHOR-bureau. De RDOG is
verantwoordelijk voor het vaststellen en het onderhouden van het RDOG personeelsbeleid, die
daarmee ook geldt voor het GHOR-bureau.
Beleid en afspraken op het gebied van personeel zijn opgenomen op het RDOG Intranet en in het
handboek GGD Hollands Midden (toegankelijk via RDOG Intranet). Indien afspraken zijn gemaakt en
(nog) niet zijn gepubliceerd, zijn deze opvraagbaar bij de personeelsadviseur van de RDOG voor het
GHOR-bureau.
Deskundigheidsbevordering en/of opleidingsbeleid
Missie en visie van de RDOG zijn opgenomen in het RDOG Opleidingsbeleid. Dit beleid stelt de
kaders voor de sectoren - waaronder het GHOR-bureau - om de opleidingsplannen op te stellen en te
realiseren. Op basis hiervan heeft de manager GHOR-bureau het Opleidingsbeleidsplan 2012 – 2015
voor GHOR-medewerkers opgesteld. Dit beleidsplan is besproken en vastgesteld in het werkoverleg.
Het opleidingsbeleidsplan heeft betrekking op de medewerkers van het GHOR-bureau en omvat ook
supervisie, intervisie, interne en externe stages en training on the job. Het opleidingsbeleid voor de
operationele functies staat beschreven in het meerjaren monodisciplinaire opleidings-, trainings- en
oefenbeleidsplan en valt buiten de reikwijdte van het Opleidingsbeleidsplan voor GHORbureaumedewerkers.
Arbeidsvoorwaarden
De Arbeidsvoorwaardenregeling RDOG is van toepassing.
Arbeidsomstandigheden
Op basis van de Arbowet heeft de RDOG regelingen over ziekte en arbeidsongeschiktheid, draagt de
RDOG zorg voor een periodieke bedrijfsbrede risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en verzorgt de
RDOG opvang van medewerkers bij psychische problematiek die direct uit de werkzaamheden
voortvloeit. Binnen het GHOR-bureau is een aanvulling op het arbeidsverzuimprotocol van de RDOG
afgesproken: indien de manager niet aanwezig is voor ziek- en herstelmelding, dan geven
medewerkers deze melding door aan het secretariaat van het GHOR-bureau.
15
HKZ-certificatieschema, pagina 34.
21
RI&E
Voor het GHOR-bureau is een risico-inventarisatie uitgevoerd en is een plan van aanpak opgesteld.
Jaarlijks vindt in het werkoverleg in aanwezigheid van de Arbo coördinator van de RDOG overleg
plaats over de voortgang in de uitvoering van het plan van aanpak RI&E.
Psychische werkomstandigheden (werkdruk, relaties met collega’s en dergelijke) vallen onder de
aandacht van de manager GHOR-bureau. Medewerkers kunnen problemen in het kader van
arbeidsomstandigheden, veiligheid, gezondheid en welzijn (VGW) bij de manager GHOR-bureau
kenbaar maken. In overleg met de medewerker - en zo nodig met deskundigen van de RDOG of
andere deskundigen - wordt naar een oplossing gezocht.
Inrichting werkplek: Op basis van vragen of klachten over de werkplek van medewerkers laat de
manager GHOR-bureau via de afdeling PO&C een werkplekonderzoek verrichten. De manager draagt
zorg voor prioritering en uitvoering van de aanbevelingen uit dit onderzoek.
Veiligheid medewerkers
Zie paragraaf 5.6.
Bedrijfshulpverlening
Voor de bedrijfshulpverlening (BHV) wordt een beroep gedaan op de brandweerorganisatie waarmee
het GHOR-bureau in één pand is gehuisvest. Een vastgesteld en geoefend bedrijfshulpverleningsplan
locatie Rooseveltstraat is beschikbaar. Het GHOR-bureau beschikt over een professioneel opgeleide
BHV’er.
Functiehuis
De RDOG kent een regeling voor functiebeschrijving, competenties en functiewaardering. De RDOG
beschikt over een functiehuis met (sub)families. Iedere medewerker van het GHOR-bureau is
ingedeeld in een subfamilie waarin vastgelegd zijn: doel, resultaatgebieden, beoordelingscriteria,
competenties en differentiërende factoren. De resultaatgebieden worden geconcretiseerd in het
individuele jaarplan voor medewerkers van het GHOR-bureau. Het interne jaarplan voor de individuele
medewerker is gebaseerd op het jaarplan GHOR.
De functies voor operationele GHOR-functionarissen zijn landelijk bepaald en beschreven voor de
GHOR. De functie van de DPG is beschreven en vastgesteld.
Werving en selectie
De afdeling PO&C coördineert de uitvoering van de werving en selectie binnen de RDOG. De
uitvoering van het beleid voor het GHOR-bureau is een verantwoordelijkheid van de manager GHORbureau. Indien een vacature budgettair niet voorzien was, stelt de manager een voorstel tot invulling
op en legt dit ter besluitvorming voor aan de DPG. Na akkoord door de DPG kan de manager GHORbureau het proces van vacaturevervulling vervolgen. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij
de manager; PO&C adviseert en ondersteunt de manager GHOR-bureau.
Nieuwe medewerkers
De RDOG heeft een introductiebeleid voor nieuwe medewerkers opgesteld. Na indiensttreding wordt
vanuit de afdeling PO&C algemene informatie over de RDOG verstrekt. De manager GHOR-bureau is
verantwoordelijk voor het inwerken van nieuwe medewerkers. De manager kan voor de inwerkperiode
een begeleider aanwijzen.
22
Uitstroom medewerkers
Met medewerkers met wie het dienstverband eindigt voert de manager GHOR-bureau een
exitgesprek. Indien de medewerker of manager GHOR-bureau wenst, kan aanvullend een gesprek
plaatsvinden met de personeelsadviseur. Het GHOR-bureau beschikt over een registratie wanneer
medewerkers zijn uitgestroomd met vermelding van de reden ervan.
Medezeggenschap
De RDOG beschikt over een Centrale Ondernemingsraad (COR), een OR voor de sector RAV en een
OR voor de sectoren GGD en GHOR-bureau, de RDOG-afdelingen PO&C en FAZ (OR GGPF).
De OR bewaakt de belangen van de medewerkers en adviseert de directie RDOG over het te voeren
beleid. Het GHOR-bureau is vertegenwoordigd in de OR GGPF en namens de OR GGPF in de COR.
De werkwijze en de verslagen staan op het intranet van de RDOG.
Beleid over inzet en begeleiding van stagiaires en vrijwilligers
Indien bij het GHOR-bureau een verzoek tot stage of vrijwillig werk wordt ingediend, dan stelt de
manager GHOR-bureau vast of het verzoek ingewilligd kan worden. Na akkoord van de stage
opdracht stelt de afdeling PO&C de stage overeenkomst op. De manager wijst een begeleider aan
voor de stagiaire.
8.3
Functioneringsgesprekken
Het beleid voor functioneringsgesprekken, beoordelingsgesprekken en POP-gesprekken is vastgelegd
in het RDOG Opleidingsbeleid en in het GHOR Opleidingsbeleid 2012 –2015.
De manager GHOR-bureau is verantwoordelijk voor het jaarlijks houden van
functioneringsgesprekken. Zowel de medewerker als de manager kan het initiatief nemen voor een
functioneringsgesprek.
Tijdens de individuele jaargesprekken worden afspraken gemaakt over de te behalen doelstellingen
en activiteiten voor het komend jaar. Een dergelijk jaargesprek wordt gekoppeld aan het
functioneringsgesprek. Door het voeren van een functioneringsgesprek in een frequentie van
tenminste eenmaal per jaar worden de werkprestaties beoordeeld en wordt vastgelegd welke
aanvullende kennis vereist en wenselijk is. Het welbevinden van de medewerker en de mate waarin hij
met tevredenheid zijn werk doet, is onderdeel van het functioneringsgesprek. De manager GHORbureau maakt een verslag, dat wordt besproken met de betrokken medewerker. De manager
archiveert het verslag. De medewerker ontvangt een afschrift.
De manager GHOR-bureau is verantwoordelijk voor het opmaken van een beoordeling op die
momenten dat de rechtspositieregelingen dat vereisen. De afdeling PO&C adviseert hierin.
8.4
Waardering medewerkers
De RDOG organiseert elke vier jaar een medewerkerswaarderingsonderzoek. De resultaten worden
besproken in het managementteam van de RDOG, waar de DPG en de manager GHOR-bureau aan
deelnemen. Het GHOR-bureau neemt deel aan dit onderzoek van de RDOG.
Resultaten van het medewerkerswaarderingsonderzoek worden besproken in het werkoverleg.
De medewerkers hebben de gelegenheid in de voortgang overleggen en ook in de werkoverleggen
uiting te geven aan onderwerpen of zaken waarvan zij vinden dat goed is en wat beter kan.
Het GHOR-bureau kent een ‘open deur beleid’: klachten en suggesties over het personeelsbeleid
kunnen op elk moment bij de manager GHOR-bureau worden besproken of tijdens een voortgangs- of
werkoverleg. Heeft de eigen medewerker een klacht over de manager GHOR-bureau, dan dient de
medewerker deze klacht in bij de DPG.
23
8.5
Analyseren en continu verbeteren
Voor de evaluatie personeelsbeleid worden de normen uit het HKZ-schema als leidraad gebruikt.
Evaluatie vindt in het werkoverleg plaats.
24
9.
Actueel houden en vernieuwen van uitvoering van taken
9.1
Inleiding: Actueel houden en vernieuwen
‘Actueel houden en vernieuwen van uitvoering van taken’ is rubriek 6 in het HKZ-schema. Het gaat
over de werkwijze van onderzoek naar mogelijke ontwikkelingen en implementatie van nieuwe
processen. Het GHOR-bureau houdt de ‘buitenwereld’ in de gaten en gaat na of bepaalde
ontwikkelingen gevolgen hebben voor de eigen organisatie. In dat geval neemt de organisatie
maatregelen om de taakuitvoering bij te stellen 16.
9.2
Inventariseren van ontwikkelingen
Het GHOR-bureau volgt ontwikkelingen op het terrein van wet- en regelgeving en kennisontwikkeling.
Tevens volgt zij nieuwe ontwikkelingen op het gebied van werkwijzen en methodieken.
De medewerker die verantwoordelijk is voor een bepaald aandachtsgebied binnen het GHOR-bureau,
volgt de ontwikkelingen voor dat aandachtsgebied. Medewerkers en manager GHOR-bureau
participeren in landelijke en regionale werkgroepen 17 en projecten, die informatie leveren over nieuwe
ontwikkelingen. Eisen, behoeften en verwachtingen van bestuur, partners en functionarissen van de
GHOR worden gevolgd via overleggen met deze doelgroepen. De periodieke
waarderingsonderzoeken leveren aanvullende informatie over eisen, behoeften en verwachtingen van
bestuur, partners en operationele functionarissen.
9.3
Analyse van ontwikkelingen
Een analyse van de belangrijkste ontwikkelingen is opgenomen in de programmabegroting en in het
beleidsplan GHOR 2012 - 2015. De analyse vormt input voor de doelstellingen van het GHOR-bureau.
9.4
Verbeteren en ontwikkelen taakuitvoering
Op basis van de uitkomsten uit de analyse van nieuwe ontwikkelingen neemt het bureau actie om de
taakuitvoering te verbeteren en te ontwikkelen. De resultaten vormen de input voor de
directiebeoordeling (zie procesrapport Rapportage directiebeoordeling).
9.5
Invoering nieuwe taak of proces
Bij het invoeren van een nieuwe taak of nieuw proces, wordt een projectplan opgesteld. Hiervoor zijn
een toolkit en formats digitaal beschikbaar.
De samenstelling van het projectteam is afhankelijk van de nieuwe taak of het nieuwe proces. In het
projectteam zit tenminste een gebruiker van desbetreffende taak of proces.
Bij een nieuwe taak of nieuw proces worden zoveel mogelijk eisen en beschikbare landelijke formats
gevolgd van GGD GHOR Nederland. Eisen aan de nieuwe taak of nieuw proces worden in overleg
met gebruikers opgesteld.
Indien mogelijk en noodzakelijk wordt tussentijds geëvalueerd en bijgestuurd. Dit wordt dan
opgenomen in het projectplan.
Tijdens de eindevaluatie wordt gekeken of de nieuwe taak of proces overeenkomt met het doel en de
verwachtingen alvorens deze goedgekeurd wordt door de manager GHOR-bureau.
Via de gebruikelijke communicatiestructuur worden de beoogde veranderingen ingevoerd.
16
17
HKZ-certificatieschema, pagina 38.
Zie Overleg- en communicatiestructuur GHOR Hollands Midden.
25
10.
Werkomgeving, materiaal en middelen
10.1
Inleiding: werkomgeving, materiaal en middelen
Dit hoofdstuk beschrijft de werkwijze van rubriek 7 van het HKZ-schema. Voor het kunnen uitvoeren
van de taken van het GHOR-bureau zijn een goede werkomgeving en goed materiaal een
randvoorwaarde. Het GHOR-bureau moet vaststellen aan welke eisen de werkomgeving, het
materiaal en andere middelen moeten voldoen en welke onderdelen kritisch zijn voor de
taakuitvoering. Verder stelt de organisatie eisen aan zaken zoals hygiëne, veiligheid voor
functionarissen van de GHOR en medewerkers 18.
10.2
Bepalen eisen omgeving, materiaal en middelen
Het GHOR-bureau stelt middelen ter beschikking aan operationele functionarissen voor de uitoefening
van hun functie voor de GHOR. Het beheer van deze middelen is vastgelegd in het procesrapport
Beheer middelen voor operationele functionarissen. In werkafspraken is vastgelegd op welke wijze de
operationele functionarissen met de aan hen beschikbaar gestelde middelen dienen om te gaan.
Het betreft de volgende middelen:
1.
Alarmerings- en communicatiemiddelen
2.
Beschermende kleding en schoeisel
3.
Voertuigen: materieel en middelen
4.
Geneeskundige Combinaties (GNK-c): materieel en middelen
5.
Legitimatie- en toegangspasjes
6.
Operationeel handboek GHOR
Het ministerie van V&J is verantwoordelijk voor de beheersing van bewakings- en meetapparatuur, in
casu het kalibreren van meetmiddelen die in de container van de Geneeskundige Combinaties zitten.
Het GHOR-bureau is hiervoor niet verantwoordelijk (zie hoofdstuk 1).
10.3
Beheersing van meet- en monitoringsuitrusting
Het GHOR-bureau heeft geen meet- en monitoringsuitrusting waarvoor zij verantwoordelijk is (zie
hoofdstuk 1).
18
HKZ-certificatieschema pagina 42
26
11.
Inkoop en uitbesteding
11.1
Inleiding: inkoop en uitbesteding
Inkoop en uitbesteding zijn het onderwerp van rubriek 8 van het HKZ-schema. Het gaat om ingekochte
en/of uitbestede producten en diensten die doorslaggevend zijn voor de uitvoering van taken door het
GHOR-bureau. Inkoop c.q. uitbesteding moet gecontroleerd gebeuren. Inkoopopdrachten moeten
heldere en ondubbelzinnige gegevens bevatten, of het nu gaat om eenmalige inkoop of herhaalde
afname. De organisatie moet hiervoor criteria opstellen. Aan de hand van deze criteria worden zowel
de inkoop en/of uitbesteding als de leverancier beoordeeld 19.
11.2
Bepalen eisen voor inkoop en uitbesteding
Het beleidskader is beschreven in het RDOG Inkoopbeleid. Dit inkoopbeleid biedt een handvat voor
medewerkers en externe opdrachtnemers, zodat sprake kan zijn van een professionele samenwerking
bij inkooptrajecten. Het draagt ook bij aan rechtmatig en doelmatig inkopen. De RDOG heeft
Algemene Inkoopvoorwaarden opgesteld evenals Regels voor inkoopfacturen.
In het procesrapport Inkoop is de werkwijze van het GHOR-bureau vastgelegd.
In het procesrapport (Her)beoordelen van leveranciers is de werkwijze beschreven hoe vastgesteld
wordt dat blijvend wordt voldaan of aan de gewenste afspraken met leveranciers. Registratie van
(her)beoordelingen vindt plaats in het overzicht Evaluatie c.q. beoordeling leveranciers GHOR
Hollands Midden.
19
HKZ-certificatieschema pagina 46
27
12.
Documentatie
12.1
Inleiding documentatie
Documentatie is de laatste en negende rubriek van het HKZ-schema. Deze rubriek beschrijft de eisen
aan het beheersysteem voor alle documenten en elektronische bestanden die onder de reikwijdte van
het kwaliteitsmanagementsysteem vallen. Het gaat hierbij om documenten waarin de werkwijze van
het GHOR-bureau is vastgelegd, documenten waarin de feitelijke uitvoering van taken is
geregistreerd, kwaliteitsregistraties en relevante externe documenten. Het beheersysteem schetst hoe
documenten ontstaan en hoe ze worden geautoriseerd, gewijzigd, bewaard, vervallen verklaard en
vernietigd 20.
12.2
Kwaliteitsmanagementsysteem
Het GHOR-bureau beschikt over een kwaliteitsmanagementsysteem, dat is ingericht volgens de eisen
van het HKZ-certificatieschema versie 2010.
12.3
Kwaliteitshandboek
De DPG tekent het handboek kwaliteit. De beleidsmedewerker kwaliteit is proceseigenaar en beheert
het handboek kwaliteit. Het handboek kwaliteit is toegankelijk en beschikbaar via het netwerk en de
website van het GHOR-bureau. Een overzicht van beleidsbepalende documenten en registraties van
het kwaliteitssysteem met vindplaats, beheerder en bewaartermijn is opgenomen in het Overzicht
documenten kwaliteitssysteem en het Overzicht registraties kwaliteitssysteem.
12.4
Beheersing van documentatie
Het handboek interne organisatie bestaat uit procesrapporten, werkafspraken, werkinstructies,
formulieren en sjablonen. Definities van deze begrippen zijn opgenomen in bijlage 1. Ook de
verantwoordelijkheden van de proceseigenaar is in deze bijlage beschreven.
De manager GHOR-bureau stelt de hoofdversienummers (1.0, 2.0 etc.) van de procesrapporten en
werkafspraken uit het handboek interne organisatie vast. Zo mogelijk vindt besluitvorming en
vaststelling plaats in het werkoverleg. De digitale versie van het handboek interne organisatie is
toegankelijk via het netwerk GHOR.
De proceseigenaar zorgt ervoor dat de documentatie van het proces actueel en toegankelijk is. De
beleidsmedewerker met aandachtsgebied kwaliteit en de informatiemanager ondersteunen de
proceseigenaren hierin. De proceseigenaar stelt de subversienummers (1.1, 1.2 etc.) van de
procesrapporten en werkafspraken vast. Tevens is de proceseigenaar verantwoordelijk voor het
opstellen en bijhouden van relevante werkinstructies, formulieren en sjablonen.
Actualisatie van documenten vindt tenminste tweejaarlijks plaats of eerder indien de proceseigenaar
dit wenselijk vindt.
In de werkafspraken Beheersing documenten en registraties is de werkwijze vastgelegd met
betrekking tot het beheerssysteem van documenten en registraties die onder de reikwijdte van het
kwaliteitssysteem vallen.
12.5
Beheersing van registraties
In de procesrapporten is opgenomen welke registraties relevant zijn voor sturing op de processen.
Een overzicht van registraties van het kwaliteitssysteem met vindplaats, beheerder en bewaartermijn
is opgenomen in het Overzicht registraties kwaliteitssysteem.
20
HKZ-certificatieschema pagina 48
28
Bijlage 1
Definities van begrippen
Bedrijfsfunctie
Een bedrijfsfunctie is een taakgebied waaraan een organisatie structureel aandacht besteedt om de
organisatiedoelen te realiseren. Een bedrijfsfunctie omvat vrijwel altijd meerdere processen.
Proces
Een proces bestaat uit een aantal activiteiten of deelprocessen die in een bepaalde volgorde worden
uitgevoerd om input om te zetten in output. Een proces wordt gestart door een duidelijke trigger en
eindigt met de levering van een (informatie)product of dienst. Het doel van het bedrijfsproces is om
één of meer producten of diensten te produceren.
Elke activiteit (intern gedrag) maakt onderdeel uit van, of hoort bij, een bedrijfsfunctie, maar het niet zo
dat één proces altijd bij slechts één bedrijfsfunctie hoort (zoals in het geval van de GHOR). Een
Procedure
Een procedure is de beschrijving van een proces. Het beschrijft minimaal de achtereenvolgens uit te
voeren activiteiten en omvat bij voorkeur de volgende elementen:
•
Doel proces;
•
Proceseigenaar;
•
Prestatie-indicatoren;
•
Procesbeschrijving in schemavorm, waarbij de verantwoordelijkheden en in- en output per
activiteit worden aangegeven;
•
Desgewenst een korte toelichting;
•
Eventuele referenties, bijlagen en hyperlinks naar andere documenten.
Werkinstructie
Een werkinstructie of protocol is een uitwerking van hoe te handelen binnen een bepaalde processtap.
Een werkinstructie of protocol is erop gericht om de uitvoering van dezelfde – maar door verschillende
actoren verrichte – handelingen binnen een processtap te uniformeren.
Werkafspraak
Een werkafspraak is een uitwerking van hoe de interactie en uitwisselingen van (informatie)producten
en diensten tussen verschillende processtappen – ook wanneer onderdeel van verschillende
processen – en/of de communicatie tussen verschillende actoren, dient te verlopen.
Formulier
Een formulier is een document in de vorm van standaardgegevens of standaardteksten die met
bijzondere gegevens moeten worden in- of aangevuld. Het doel van een formulier is gestructureerd
informatie vergaren. Een formulier kent een voor gedefinieerde vorm en inhoud. Beide liggen na
vaststelling van het formulier vast en zijn vanaf dat moment onderworpen aan versiebeheer.
Sjabloon
Een sjabloon is een model voor de creatie van een bepaald document. Een sjabloon legt de opmaak
en indeling van het onderliggende document vast. Een sjabloon wordt gebruikt om een bepaald
document met gestandaardiseerde opmaak en indeling te kunnen creëren. De gebruiker van een
sjabloon is vrij in de invulling van de inhoud van het onderliggende document. De enige eis aan de
29
inhoud is dat deze het doel van het document waarvoor het sjabloon is gemaakt, dient. Na vaststelling
van een sjabloon is deze onderworpen aan versiebeheer (lees: de opmaak en indeling van het
onderliggende document is onderworpen aan versiebeheer).
Proceseigenaar
De proceseigenaar is verantwoordelijk is voor het beheren van het proces. Dit omvat:
•
Weten wat kritisch is voor het proces. De proceseigenaar moet begrijpen welke
kwaliteitsaspecten voor de (interne) klanten belangrijk zijn.
•
Het continu verbeteren van het proces of het herinrichten ervan.
•
Monitoren of de uitvoerders van het proces over de juiste opleiding en/of de juiste middelen
beschikken om hun werk goed te doen.
•
Het monitoren van (de output van) het proces door de prestatie-indicatoren.
•
Zorgen dat het proces is gedocumenteerd en dat de documentatie wordt gebruikt en regelmatig
bijgewerkt.
30