<<MACHINES & MOTION >> Machines in beweging. Over mechatronica en aandrijftechniek in al hun aspecten De ingenieurs van het CERN, de Europese Organisatie voor Kernonderzoek, sturen de beweging en positionering van een honderdtal ‘collimators’ niet aan met de klassieke methodes, maar met Programmable Automation Controllers en FPGA’s. Collimators zijn cruciale veiligheidsmechanismen: ze ‘vangen’ verdwaalde deeltjes die anders de grootste deeltjesversneller ter wereld kunnen verwoesten. door Erik van Hilten, National Instruments. Bewerking: Bert Belmans, Control & Automation Magazine D foto: National Instruments eze zomer nam CERN – de Europese Organisatie voor Kernonderzoek - de Large Hydron Collider, ’s werelds grootste deeltjesversneller, in bedrijf. Helaas kortstondig, want na korte tijd werd de stekker uit het stopcontact gehaald, naar verluidt wegens een groot heliumlek in één van de tunnels. Maar eenmaal de versneller operationeel is - de volgende poging volgt begin 2009 - hopen de CERN-onderzoekers antwoorden te vinden op fundamentele vragen over het ontstaan van het heelal door omstandigheden te creëren, vergelijkbaar met de Big Bang. CERN maakt gebruik van machines, deeltjesversnellers genaamd, die bundels ionen of protonen op elkaar of een ander doel laten botsen. Bij deze botsingen komen grote hoeveelheden energie vrij, voldoende om de omstandigheden na te bootsen die bestonden bij het ontstaan van het heelal. De gegevens, die verzameld worden bij deze deeltjesbotsingen in de Large Hydron Collider zullen waarschijnlijk uitstekende informatie leveren over hoe het heelal ontstond en helpen een antwoord te vinden op vragen als “waarom hebben deeltjes massa?” en “waar komt donkere materie vandaan?”. De deeltjesversneller, met een omtrek van 27 km, ligt 100-150 meter onder de grond op de grens tussen Frankrijk en Zwitserland en is in staat om deeltjes met bijna de lichtsnelheid op elkaar te laten botsen. Om deze botsingen te laten plaatsvinden, stuurt de versneller twee bundels protonen of andere positief geladen zware ionen in tegengestelde richting door de cirkelvormige tunnel. Supergeleidende magneten gekoeld door vloeibaar helium tot 1,9 K (-271°C), controleren de baan van de bundels. De totale energie in elke bundel op volle kracht is 350 MJ, dat is ongeveer de energie die nodig is om een trein van 400 ton, zoals de TGV met een snelheid van 200 km/u te laten rijden of om een blok koper van 500 kg te smelten. De energie die opgeslagen is in de magneten is nog een factor 30 hoger. Extreme veiligheidseisen Vanwege de extreem hoge energieniveaus in de deeltjesbundels, worden hoge veiligheidseisen gesteld aan de onderdelen van de deeltjesversneller, en voor het ENGINEERINGPROJECT: LARGE HYDRON COLLIDER Veilige Motion Control voor CERN deeltjesversneller 20 CONTROL & AUTOMATION MAGAZINE NR. 87 - DECEMBER 2008 MOTION >> foto: CERN besturingssysteem een extreem hoge betrouwbaarheid. Elk deeltje dat buiten het vastgestelde parcours belandt zou kunnen leiden tot schade en de deeltjesversneller kunnen verwoesten. Om te voorkomen dat de deeltjes uit de hun beoogde baan vliegen, zijn er een honderdtal speciale apparaten geïnstalleerd, die ook wel ‘collimators’ genoemd worden. Een collimator absorbeert de energie van deeltjes die uit de buurt van de normale straalbundel komt met behulp van langwerpige blokken grafiet of andere zware materialen. Deze blokken worden met een hoge nauwkeurigheid zorgvuldig om de bundeldeeltjes gepositioneerd. Het regelen van de collimators is dus een nauwkeurige taak, die zeer betrouwbaar moet zijn, en die ook synchroon op 100 locaties, verdeeld over 27 km, moet plaatsvinden. De collimators moeten tot op 20 µm precies geplaatst worden, op 2 mm van elkaar terwijl ertussen een bundel met de energie van een TGV-trein raast. We spreken hier dan ook over een bijzonder project: mechatronica of ‘motion control’ verspreid over vele kilometers en met 500 vrijheidsgraden. Een cruciaal besluit voor de regeling was dan ook de selectie van de embedded controller voor deze regeling. foto: CERN << MACHINES & De Large Hydron Collider tijdens de montagewerkzaamheden. Let op de supergeleidende magneten die gekoeld worden met vloeibaar helium op -271°C. Eén van de eerste geregistreerde reële events na de opstart: restanten van deeltjes opgepikt door de calorimeters nadat de straal in de collimator was gestuurd. In de praktijk sturen twee met FPGA’s uitgevoerde PAC’s elke collimator redundant aan. Elke PAC bestaat uit een modulair PXI chassis, waarin een embedded controller en een FPGA-module is ondergebracht. In de standaard configuratie bestuurt elk chassis tot 15 stappenmotoren, gemonteerd op drie verschillende collimators, via een 20-minuten durend foto: CERN 600 stappenmotoren De deeltjesversneller zit 100 à 150 meter de grond, en heeft een omtrek van 27km. In totaal moeten 600 stappenmotoren in deze tunnels synchroon aangestuurd worden. foto: National Instruments Het positioneren van de collimators mag dus zonder overdrijven een zeer delicate opdracht genoemd worden. Traditioneel hebben ontwerpers drie mogelijkheden voor hun besturingssystemen: PLC’s, pc’s, of op maat gemaakte (custom) hardware, zoals VME. Toch lieten de CERN-ingenieurs hun oog vallen op een vierde alternatief voor specifiek het aansturen van de positionering: de PAC, of Programmable Automation Controller. “Wat ons aansprak bij PAC’s waren de kleine afmetingen, hoge robuustheid en het kostenbesparingspotentieel in vergelijking met een traditioneel op VME of PLC gebaseerd model”, aldus Alessandro Masi en Roberto Losito. Beiden zijn lid van de LHC Collimation Working Group van het CERN. “Om te kunnen voldoen aan de strenge eisen van timing, precisie en betrouwbaarheid ,kozen we voor een motion control- en feedbacksysteem dat gebaseerd is op herconfigureerbare hardware. Voor ons was het belangrijk te beschikken over een ontwikkelplatform dat alle functies bevatte die we nodig hadden, waardoor we het schrijven van eigen softwaredrivers konden vermijden en het aantal manuren voor de bouw van het systeem reduceren.” foto: CERN Delicate opdracht Links: CMS-detector. Collimators absorberen de energie van deeltjes die uit de buurt van de normale straalbundel komen. Rechts: simulatie van een ionenbotsing. CONTROL & AUTOMATION MAGAZINE NR. 87 - DECEMBER 2008 21 << MACHINES & bewegingsprofiel, waarbij de grafietblokken precies en synchroon in lijn worden gebracht, terwijl een tweede chassis de real-time positionering van de collimators controleert. Alessandro Masi: “In fase 2 van het project zijn we van plan om nog eens 60 collimators toe te voegen, zodat er in totaal ongeveer 200 PXI-systemen zullen zijn. Per collimator draait LabVIEW Real-Time op beide PXI chassis’, voor een hoge betrouwbaarheid, en een FPGA op de herconfigureerbare FPGA-insteekmodules, voor de aansturing van de collimator. Via de software kunnen we snel een standaard motion controller creëren met synchronisatie in milliseconden voor de ongeveer 600 stappenmotoren langs de 27 km van de LHC. De FPGA’s van deze controllers geven ons de mate van vrijheid en toch de betrouwbaarheid die we nodig hebben.” Waarom PAC’s? Zoals gezegd, verkozen de CERN-ingenieurs de oplossing met PAC’s boven de traditionele methoden ondermeer omwille van de hogere flexibiliteit. Vooral in complexe applicaties kan het snel bouwen of aanpassen van sturingsmodellen een grote invloed hebben op de projectkost. Qua concept combineert een PAC in feite de robuustheid van de PLC met de openheid van de PC-architecturen. In het rijtje van mogelijke sturingsopties - PLC, PC, Custom Hardware of PAC - is deze laatste de jongste van de bende. Dat heeft te maken met het feit dat het PAC-concept eerst realiseerbaar was vanaf het ogenblik dat er voldoende snelle pc-componenten beschikbaar waren die zich ook leenden tot industrieel gebruik. Hardwarematig waren dat bijvoorbeeld processors met een werkbaar temperatuurbereik van -40 tot +85°C en gegevensopslag zonder bewegende delen. Softwarematig was het wachten op deterministische realtime operatingsystemen (RTOS), zoals Phar Lap van Ardence (voorheen Venturecom) of VxWorks van Wind River. Deze RTOS bieden de mogelijkheid om alle aspecten van het besturingssysteem aan te passen, van de snelheid waarmee de I/O uitgelezen en geschreven wordt, tot de prioriteiten van de verschillende taken die de controller uitvoert. Leveranciers voegen vaak functiebibliotheken toe die bijvoorbeeld het lezen en schrijven naar I/O eenvoudiger maken. Het resultaat is een flexibeler softwareomgeving die geschikt is voor toepassingen die een mix zijn van custom discrete I/O, procesbesturing, en motion control, waarbij andere taken meespelen als signaalverwerking, datalogging, en communicatie. Eigen aan PAC’s is de mogelijkheid om de hardware softwarematig te definiëren in FPGA’s (Field-Programmable Gate Arrays). Deze geïntegreerde schakelingen kunnen door programmeurs zo worden gedefinieerd dat ze de functionaliteit van het apparaat – de hardware - bepalen. De FPGA’s bestaan uit verschillende configureerbare en combineerbare logische blokken die verschillende taken MOTION >> Complexe mechatronica: wat zijn de sturingsopties? Bij een complexe installatie zoals een deeltjesversneller wordt uiteraard een amalgaam van technische oplossingen aangesproken. Op het vlak van sturingen zijn dat de klassieke systemen - PLC’s, PC’s en Custom Hardware - naast PAC’s. Elke methode heeft zo zijn eigen toepassingsgebied, inclusief voordelen en beperkingen voor het CERN. • Methode 1: de PLC PLC’s zijn gespecialiseerde industriële computers en worden geprogrammeerd met een vastgesteld software-executiemodel met een betrouwbare en eenvoudig te gebruiken scanarchitectuur. De ingenieur hoeft hier enkel te letten op de regelcode, omdat de inputcycli, outputcycli, en overige al automatisch worden uitgevoerd en zijn vastgelegd. Dit maakt ze bijzonder populair in toepassingen waar niet- programmeurs - zoals bijvoorbeeld onderhoudspersoneel van een eindgebruiker, die wijzigen aan de besturingen moet aanbrengen - toegang moeten hebben tot de controllers. Maar de afgebakende software-architectuur zorgt ook voor beperkingen en in flexibiliteit als het gaat om op maat gemaakte toepassingen zoals data logging en communicatie of - zoals bij het CERN - synchronisatie en custom regelalgoritmen. • • Methode 2: de PC Pc’s zijn universele computers die aanvankelijk ontworpen waren voor het verwerken van een verscheidenheid aan niet-realtime toepassingen. In tegenstelling tot een PLC, maakt een typische pc gebruik van roterende opslagmedia en is niet bedoeld voor zwaar industrieel gebruik. Aan de andere kant zijn pc’s gebaseerd op normen die het mogelijk maken de pc gemakkelijk uit te breiden en systeem-upgrades uit te voeren. Vergeleken met een PLC, bevat een typische pc een krachtiger floating-pointprocessor en meer geheugen, waardoor het geschikt is voor intensievere gegevensverwerking. Om de vereiste betrouwbaarheid te halen is een speciaal real-time operating systeem vereist, aangezien een general purpose besturingssysteem zoals Microsoft Windows een te lage stabiliteit garandeert. Het ontbreken van een omlijnde software-architectuur en van de fysieke robuustheid maakt de meeste pc’s minder bruikbaar voor de “standaard” besturingstoepassingen. Echter door hun krachtiger verwerkingscapaciteit, netwerkmogelijkheden, uitbreidingsmogelijkheden en de grafische interfaces, spelen pc’s een sleutelrol in vele supervisory toepassingen, bij geavanceerde besturingen, voor de human-machine interface, en voor datalogging. • • • Methode 3: Custom Hardware Bij het CERN is in het verleden veel met custom hardware op basis van VME gewerkt. Custom hardware is, per definitie, een op maat ontworpen circuit dat voldoet aan een specifieke behoefte. Omdat het speciaal ontworpen is voor een bepaalde toepassing kan het gebruik maken van elke hardware-architectuur. Het nadeel van custom hardware is de vrij dure onderhoudbaarheid op lange termijn en de hoge ontwikkelingskosten. Typische toepassingen van custom hardware zijn onder meer sensor- specifieke signaalprocessing, afhandelen van taken in high-speed besturingen, of complete besturingen wanneer het systeem in grote productieaantallen geleverd moet worden, zoals in elektronische controle units (ECU’s) die worden gebruikt in de automobielsector. Hoewel deze apparaten in theorie kunnen worden geprogrammeerd in vrijwel elke programmeertaal, maken de meeste ontwerpers gebruik van low-level tools en schrijven ze de toepassingen direct in ANSI C of VHDL • • • • Methode 4: PAC’s en FPGA’s FPGA-technologie is van oudsher uitsluitend beschikbaar geweest voor hardwareontwerpers die geschoold waren in low-level programmeertalen zoals VHDL. Vandaag de dag bestaat er aangepaste software om op maat gemaakte regelingen te ontwikkelen die dan worden gedownload op de FPGA-chips in de PAC. In het geval van CERN is dit de LabVIEWuitvoeren. Ingenieurs gebruiken software om de functionaliteit van de configureerbare logische blokken, en de manier waarop ze zijn verbonden met elkaar en de I/O, vast te leggen. FPGA’s zijn vergelijkbaar met een computer die letter- software. Het sterke punt van deze methode is dat technici signaalverwerking op sensorniveau kunnen uitvoeren en tijdkritische regelingen en speciale communicatieprotocollen kunnen inbouwen. Omdat de code rechtstreeks in silicium wordt uitgevoerd, kunnen zeer snelle applicaties worden ontwikkeld, wat precies is wat de CERN-ingenieurs op het oog hadden. lijk haar interne circuit herbedraadt voor een specifieke toepassing. << CONTROL & AUTOMATION MAGAZINE NR. 87 - DECEMBER 2008 23
© Copyright 2025 ExpyDoc