Uitleg persoonsvorm (pv)

Uitleg gezegde (wg-ng-wwu)
Er zijn drie soorten gezegdes:
1. werkwoordelijk gezegde (wg)
2. naamwoordelijk gezegde (ng)
3. werkwoordelijke uitdrukking (wwu)
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu)
Omdat het werkwoordelijk gezegde (wg) het meest voorkomt,
ga je er altijd eerst van uit, dat je met een wg te maken hebt.
In een wg moet altijd een zelfstandig werkwoord (zww) voorkomen. Dit is een werkwoord met een duidelijke betekenis.
Wel: gaan, lopen, verven, fietsen, leren, pakken, vertrouwen.
Niet: zijn, willen, kunnen, moeten, hebben, blijven, worden.
Een zww is heel vaak te herkennen, doordat je er ik ga voor
kunt zetten.
In een wg komen alleen werkwoorden voor, en de woorden
zich en te (Hij loopt zich te schamen).
voorbeelden
Hij heeft haar toen zien lopen.
Heeft zien lopen is het wg.
Hij wilde niet, dat zij zich zou ergeren.
Wilde is het wg in de eerste zin.
zich zou ergeren is het wg in de tweede zin.
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu)
Als er geen zww in een zin voorkomt, ga je kijken of het een
naamwoordelijk gezegde (ng) is.
Dat moet aan drie voorwaarden voldoen:
1. er moet een naamwoord (zn of bn) in voorkomen
2. er moet een koppelwerkwoord (kww) in voorkomen
(zijn, worden of blijven)
3. het naamwoord moet iets van het onderwerp zeggen.
voorbeelden
Zij wil later advocaat worden.
wil advocaat worden is het ng.
Na die griep bleef hij nog lang koortsig.
bleef koortsig is het ng.
Na die griep bleef hij nog lang thuis.
bleef is het wg, want blijven = zich bevinden.
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu)
De kww zijn en blijven kunnen ook zww zijn.
Als ze zww zijn, kun je ze vervangen door zich bevinden.
Met die betekenis kunnen ze natuurlijk nooit in een ng staan!
Als een zin al duidelijk genoeg is, laten we het kww soms weg.
In de zin Hij lijkt ziek staan geen zww en kww.
Toch is het een ng, want het kww zijn is weggelaten: Hij lijkt
ziek te zijn.
Uitleg gezegde (wg-ng-wwu)
Het derde soort gezegde is de werkwoordelijke uitdrukking
(wwu). Zo’n gezegde lijkt op een wg, maar je voelt al snel aan
dat er iets niet klopt. De betekenis is vaak figuurlijk.
Heel vaak neemt zij hem in de maling.
Het wg zou hier neemt moeten zijn. Maar dat kan natuurlijk
niet, want zij neemt niets! En als je vraagt, waar zij mee bezig
is, antwoord je toch niet: “met nemen”?
Zij is bezig hem in de maling te nemen. We noemen in dit
geval neemt in de maling een wwu.
voorbeelden
Hij verkoopt haar knollen voor citroenen.
verkoopt knollen voor citroenen is de wwu.
Zij hield hem voor het lapje.
hield voor het lapje is de wwu.
Zij gaf hem terecht op zijn donder.
gaf op zijn donder is de wwu.
Al na een kwartier had zij het eerste
hoofdstuk helemaal gelezen.
wg = had gelezen
antwoord
uitleg
Al na een kwartier had zij het eerste
hoofdstuk helemaal gelezen.
had gelezen is het wg, want lezen is een
zww (ik ga lezen).
Staat in een vragende zin de persoonsvorm
altijd vooraan?
wg = staat
antwoord
uitleg
Staat in een vragende zin de
persoonsvorm altijd vooraan?
staat is het wg, want staan is een zww (ik
ga staan).
Doe die deur eens even achter je dicht!
wg = doe dicht
antwoord
uitleg
Doe die deur eens even achter je dicht!
doe dicht is het wg, want dichtdoen is een
zww (ik ga dichtdoen).
Had jij dit antwoord van haar verwacht?
wg = had verwacht
antwoord
uitleg
Had jij dit antwoord van haar verwacht?
had verwacht is het wg, want verwachten
is een zww (ik ga (iets) verwachten).
Daar wordt op de deur geklopt!
wg = wordt geklopt
antwoord
uitleg
Daar wordt op de deur geklopt!
wordt geklopt is het wg, want kloppen is
een zww (ik ga kloppen).
Hadden ze me dat maar iets eerder verteld!
wg = hadden verteld
antwoord
uitleg
Hadden ze me dat maar iets eerder
verteld!
hadden verteld is het wg, want vertellen is
een zww (ik ga vertellen).
Als je het mij vraagt, bedoelen ze precies
hetzelfde.
wg = vraagt en bedoelen
antwoord
uitleg
Als je het mij vraagt, bedoelen ze precies
hetzelfde.
vraagt is het wg, want vragen is een zww
(ik ga vragen).
bedoelen is het wg, want bedoelen is een
zww (ik ga bedoelen) (wel wat vreemd…).
Toen ze die boom hadden omgezaagd,
zagen ze pas, dat er een schat onder lag.
wg = hadden omgezaagd,
zagen en lag
antwoord
uitleg
Toen ze die boom hadden omgezaagd,
zagen ze pas, dat er een schat onder lag.
hadden omgezaagd is het wg, want
omzagen is een zww (ik ga omzagen).
zagen is het wg, want zien is een zww (ik
ga zien).
lag is het wg, want liggen is een zww (ik
ga liggen).
Het is gemeen, als je zonder bewijs zegt,
dat zij het heeft gedaan.
ng = is gemeen
wg = zegt en heeft gedaan
antwoord
uitleg
Het is gemeen, als je zonder bewijs zegt,
dat zij het heeft gedaan.
is gemeen is het ng, want zijn is een kww,
gemeen is een bn en zegt iets van het on.
zegt is het wg, want zeggen is een zww
(ik ga zeggen).
heeft gedaan is het wg, want doen is een
zww (ik ga (iets) doen).
In de vakantie zie je vaak, dat mensen naar
het buitenland gaan, omdat het weer daar
warmer is.
wg = zie en gaan
ng = warmer is
antwoord
uitleg
In de vakantie zie je vaak, dat mensen
naar het buitenland gaan, omdat het weer
daar warmer is.
zie is het wg, want zien is een zww (ik ga
(iets) zien).
gaan is het wg, want gaan is een zww
(heeft als betekenis vertrekken).
warmer is is het ng, want zijn is een kww,
warmer is een bn en zegt iets van het on.
Zij blijven de hele vakantie in Nederland,
omdat volgens het KNMI het hier ook warm
wordt.
wg = blijven
ng = warm wordt
antwoord
uitleg
Zij blijven de hele vakantie in Nederland,
omdat volgens het KNMI het hier ook
warm wordt.
blijven is het wg, want blijven is een zww
(blijven betekent hier zich bevinden).
warm wordt is het ng, want worden is een
kww, warm is een bn en zegt iets van het
on.
Als je daar je rijbewijs wilt verliezen, hoef je
alleen maar dronken achter het stuur te
gaan zitten.
wg = wilt verliezen en
hoef te gaan zitten
antwoord
uitleg
Als je daar je rijbewijs wilt verliezen, hoef
je alleen maar dronken achter het stuur te
gaan zitten.
wilt verliezen is het wg, want verliezen is
een zww (ik ga verliezen).
hoef te gaan zitten is het wg, want zitten
is een zww (ik ga zitten).
Er wordt blindelings van uitgegaan, dat het
waar is, wat ze daarover verteld hebben.
wg = wordt uitgegaan
en verteld hebben
ng = waar is
antwoord
uitleg
Er wordt blindelings van uitgegaan, dat
het waar is, wat ze daarover verteld
hebben.
wordt uitgegaan is het wg, want uitgaan is
een zww (ik ga uit).
waar is is het ng, want zijn is een kww,
waar is een bn en zegt iets van het on.
verteld hebben is het wg, want vertellen is
een zww (ik ga vertellen).
Wie dat heeft gezegd, is niet bekend, maar
je kunt het wel raden.
wg = heeft gezegd
en kunt raden
ng = is bekend
antwoord
uitleg
Wie dat heeft gezegd, is niet bekend,
maar je kunt het wel raden.
heeft gezegd is het wg, want zeggen is
een zww (ik ga (iets) zeggen).
is bekend is het ng, want zijn is een kww,
bekend is een bn en zegt iets van het on.
kunt raden is het wg, want raden is een
zww (ik ga (iets) raden).
Wie je vertrouwt, vertel je het, maar dat lijkt
me logisch.
wg = vertrouwt
en vertel
ng = lijkt logisch
antwoord
uitleg
Wie je vertrouwt, vertel je het, maar dat
lijkt me logisch.
vertrouwt is het wg, want vertrouwen is
een zww (ik ga (iemand) vertrouwen).
vertel is het wg, want vertellen is een zww
(ik ga vertellen).
lijkt logisch (te zijn) is het ng, want zijn is
een (weggelaten!) kww, logisch is een bn
en zegt iets van het on.
Wil je het meisje van wie je dit hebt
gehoord, mijn hartelijke groeten doen?
wg = hebt gehoord
en wil doen
antwoord
uitleg
Wil je het meisje van wie je dit hebt
gehoord, mijn hartelijke groeten doen?
wil doen is het wg, want doen is een zww
(ik ga (iets) doen).
hebt gehoord is het wg, want horen is een
zww (ik ga (iets) horen).
Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik
samen spelen.
wg = wou en
kon spelen
ng = twee hondjes was
antwoord
uitleg
Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon
ik samen spelen.
wou is het wg, want willen is een zww
(heeft hier als betekenis wensen).
twee hondjes was is het ng, want zijn is
een kww, hondjes is een zn en zegt iets
van het on.
kon spelen is het wg, want spelen is een
zww (ik ga spelen).
einde