Nieuwsbrief Awb/Wabo - Hekkelman Advocaten & Notarissen

Nieuwsbrief Awb/Wabo
18 maart 2015
Toepassing relativiteitsvereiste in een verzoek om
voorlopige voorziening hangende bezwaar
In deze nieuwsbrief brengen wij de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 februari 2015
(ECLI:NL:RBGEL:2015:969) onder uw aandacht. Deze uitspraak is opmerkelijk vanwege de
toepassing van het relativiteitsvereiste (artikel 8:69a van de Awb) in een voorlopige
voorzieningsprocedure hangende bezwaar.
Essentie
Het relativiteitsvereiste is niet van toepassing in een bezwaarprocedure. Evenmin kan een
beroep worden gedaan op het relativiteitsvereiste in een verzoek om voorlopige voorziening
hangende de bezwaarprocedure. Dit neemt echter niet weg dat de voorzieningenrechter de
toepasselijkheid van het relativiteitsvereiste in een latere beroepsprocedure wél mag betrekken
in de door hem te verrichten belangenafweging in het kader van de voorlopige
voorzieningsprocedure hangende de bezwaarprocedure.
Nader bekeken
Burgemeester en wethouders van Maasdriel hebben met toepassing van een binnenplanse
afwijkingsbevoegdheid een omgevingsvergunning voor het bouwen verleend voor het
verbouwen van de pui en de entree van een bestaand winkelpand en het gebruik van dit pand
voor horecadoeleinden (de vestiging van een grand café). Verzoekers hebben bezwaar
gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning. Tevens hebben zij een verzoek om
voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter. Het bezwaar en verzoek om
voorlopige voorziening is, zo volgt uit de uitspraak, uitsluitend ingegeven vanuit de vrees van
verzoekers voor concurrentie en omzetderving (r.o. 3). Verzoekers hebben geen ruimtelijke
bezwaren (bijvoorbeeld overlast als gevolg van de met de omgevingsvergunning mogelijk
gemaakte ontwikkelingen) naar voren gebracht (r.o. 13).
pagina 2
De voorzieningenrechter stelt – kort samengevat – vast dat het bestreden besluit een dragende
motivering en een deugdelijke belangenafweging ontbeert. Desondanks wordt er geen reden
voor schorsing van het bestreden besluit gezien. De voorzieningenrechter stelt namelijk vast dat
het belang van verzoekers enkel is gelegen in het voorkomen van een aantasting van hun
concurrentiepositie. Naar het (voorlopig) oordeel van de voorzieningenrechter strekken de door
verzoekers ingeroepen rechtsnormen niet tot bescherming van de concurrentiepositie van
verzoekers. De voorzieningenrechter anticipeert hierbij op de toepasselijkheid van het
relativiteitsvereiste in een (eventuele) latere beroepsprocedure. Zoals hiervoor al is opgemerkt,
geldt het relativiteitsvereiste niet in de bezwaarprocedure en dus evenmin in een verzoek om
voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure. Dit gegeven belet de
voorzieningenrechter echter niet, zo blijkt uit de uitspraak, om de toepasselijkheid van het
relativiteitsvereiste in een mogelijke latere beroepsprocedure te betrekken in de door hem te
verrichten belangenafweging in het kader van de voorlopige voorzieningsprocedure hangende
bezwaar. Ik merk hierbij nog op dat uit artikel 8:81 lid 1 van de Awb volgt dat een voorlopige
voorziening uitsluitend wordt getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken
belangen, dat vereist. Het verrichten van een belangenafweging door de voorzieningenrechter
ligt in dit criterium besloten.
De voorzieningenrechter overweegt – voor zover relevant – het volgende:
“12. De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met
een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, indien deze
regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene
die zich er op beroept. Dit uitgangspunt is neergelegd in artikel 8:69a van de Algemene
wet bestuursrecht. Hoewel dit artikel niet van toepassing is op procedures hangende
bezwaar, ziet de voorzieningenrechter, nu dit artikel wel van toepassing zal zijn op een
– mogelijk – later van de zijde van verzoeksters te entameren beroepsprocedure,
aanleiding om dit uitgangspunt bij de door hem te maken belangenafweging te
betrekken.
13. De voorzieningenrechter stelt vast dat het belang van verzoeksters enkel is gelegen
in de gestelde concurrentiepositie. Zij vrezen – kort gezegd – dat de komst van extra
horeca zal leiden tot inkomstenderving. Niet is gesteld dat nieuwvestiging van horeca
op korte afstand van de door verzoeksters geplande horecavoorziening de
gebruiksmogelijkheden van hun perceel ook in ruimtelijk opzicht aantast. Evenmin is
gesteld dat het vergunde plan leidt tot een duurzame ontwrichting van het
voorzieningenniveau. Dit is niet zonder belang, nu de vraag of uitbreiding van horeca op
het plein aanvaardbaar is vanuit een ruimtelijk oogpunt moet worden beoordeeld,
waarbij concurrentieverhoudingen geen rol spelen. Anders gezegd: de rechtsnorm
strekt niet tot bescherming van de concurrentiepositie van verzoeksters. Verder geldt
dat de overige door verzoeksters gestelde schendingen van rechtsregels, die onder
pagina 3
andere zien op de parkeerdruk en het geluidsniveau in de woning direct boven de nieuw
te vestigen horeca, evenmin strekken tot bescherming van belangen van verzoeksters.
14. Aan het voorgaande kan nog worden toegevoegd dat van een aantasting van de
belangen van verzoeksters thans nog geen sprake is. Het door hen te realiseren project
zal immers naar verwachting medio mei zijn afgerond en wordt eerst daarna in
exploitatie genomen. Naar mag worden verondersteld zal tegen die tijd op de bezwaren
van verzoeksters zijn beslist. Hoewel niet kan worden gezegd dat zij geen spoedeisend
belang hebben bij de door hen gevraagde voorziening, betekent dit wel dan aan de
belangen van verzoeksters thans minder gewicht dient te worden toegekend.
15. Gelet op het voorgaande moet worden vastgesteld dat het bestreden besluit in
bezwaar niet zonder meer stand zal houden. Niet kan echter worden uitgesloten dat
verweerder in bezwaar alsnog een deugdelijke motivering kan geven en het besluit van
een adequate afweging van belangen kan voorzien. Alles overziende is de
voorzieningenrechter dan ook van oordeel dat het belang van verzoeksters niet zodanig
is, dat dit het treffen van een ordemaatregel rechtvaardigt. Het verzoek zal daarom
worden afgewezen.”.
Voor vragen en/of opmerkingen naar aanleiding van deze nieuwsbrief kunt u zich wenden tot:
Rachid Benhadi
[email protected]
024 – 3 828 385
Disclaimer
De informatie in deze nieuwsbrief is bedoeld ter voorlichting van cliënten en andere relaties en kan niet worden gebruikt als advies in
individuele situaties. In die gevallen kan vanzelfsprekend een op de specifieke situatie toegesneden advies worden gegeven.
Hoewel deze nieuwsbrief met de grootst mogelijke zorgvuldigheid tot stand is gekomen, aanvaardt Hekkelman Advocaten N.V. geen
enkele aansprakelijkheid voor eventuele fouten of andere onjuistheden (of de gevolgen daarvan).
© Hekkelman Advocaten N.V.