Reducties op en vrijstelling van vliegopleidingen

Reducties op en vrijstelling van vliegopleidingen
Informatieblad voor opleidingsinstellingen betreffende het verlenen van een reductie op cq vrijstelling
van de opleiding op basis van:
A.
een niet-JAA bewijs van bevoegdheid of een door een niet-JAA-lidstaat afgegeven bevoegdverklaring;
B.
ervaringsuren opgedaan bij een niet afgeronde opleiding;
C.
overige vormen van ervaringover het loggen van vlieguren met daarbij beschreven in welke
hoedanigheid deze uren mogen worden gelogd. Deze informatie is bestemd voor alle vliegers van
vleugelvliegtuigen.
INLEIDING
De divisie Luchtvaart ontvangt regelmatig aanvragen voor goedkeuring van opleidingstrajecten die afwijken van de goedgekeurde syllabus,
waarbij reductie of vrijstelling gevraagd wordt
van het aantal instructie-uren, die vereist zijn
voor de afgifte van een bewijs van bevoegdheid
of een bevoegdverklaring. Het beleid dat de
divisie Luchtvaart dienaangaande hanteert
wordt hieronder uiteengezet.
De JAR-FCL geeft aanknopingspunten om van
de reguliere opleidingseisen af te wijken, waarbij het aan de nationale luchtvaartautoriteiten
wordt overgelaten om daar nadere invulling aan
te geven.
Het doel van dit informatieblad is om inzichtelijk
te maken in welke situaties reductie cq vrijstelling van de opleidingseis kan worden gegeven
en waaruit de reductie kan bestaan.
Vervolgens kan de kandidaat de divisie Luchtvaart verzoeken om een adviesbrief, waarin de
reductie cq vrijstelling wordt omschreven en
bevestigd.
A. Situaties waarin reductie cq vrijstelling wordt
1. Reductie op basis van een niet-JAA bewijs
van bevoegdheid. (JAR-FCL 1.016(a) of
2.016(a))
Men verzoekt reductie, op basis van een door
een niet-JAA staat afgegeven bewijs van bevoegdheid (Afgegeven conform ICAO Annex)
voor bepaalde onderdelen van de opleiding voor
een gelijkwaardig bewijs van bevoegdheid of,
indien van toepassing, de bevoegdverklaring
Instrument Rating.
JAR-FCL stelt dat reductie kan worden gegeven
op de cursusduur, het aantal lessen en de specifieke trainingsuren. Aan kandidaten die hiervan gebruik willen maken kan de reductie worden verleend met inachtneming van het hierna
gestelde:
 Theorie-examens en praktijkexamens worden te allen tijde binnen de daarvoor geldende termijnen afgelegd.
 Op de vereiste theorie-instructie wordt geen
reductie verleend.
 Op de ervaringsuren, d.w.z. de totaal benodigde praktische vliegervaring, wordt geen
reductie toegestaan. Wel mogen alle ervaringsuren als eerste bestuurder opgedaan op
basis van het buitenlandse bewijs van bevoegdheid (bijvoorbeeld solo-uren) worden
meegeteld voor dit totaal. Deze uren behoe-
toegestaan
1

ven niet tijdens de nieuw te volgen opleiding
te zijn gevlogen.
Op de vereiste instructie-uren wordt een
reductie van 50% van de in JAR-FCL 1 of 2
genoemde minimum hoeveelheid instructie –
uren toegestaan. De reductie kan worden
opgevoerd, in stappen van 10% voor elke
200 uren ervaring na het behalen van het
buitenlandse bewijs van bevoegdheid of de
bevoegdverklaring, tot een maximum van
90%.
Algemene uitgangspunten op basis waarvan
deze reductie wordt toegestaan:
 De opleiding wordt in haar geheel binnen de
daarvoor geldende termijnen afgerond.
 De opleidingsinstelling zorgt dat de resterende uren evenredig worden verdeeld over
alle cursusonderdelen
 De opleidingsinstelling hanteert daarbij als
basis de goedgekeurde syllabus voor het
desbetreffende bewijs van bevoegdheid of
bevoegdverklaring.
 De training omvat tenminste alle te examineren onderwerpen tot een voldoende niveau.
 De opleidingsinstelling maakt melding van
de reductie in de trainingsfile van de kandidaat.
2. Vrijstelling op basis van een bevoegdverklaring afgegeven door een niet-JAA-lidstaat.
(JAR-FCL 1.240(a), lid (5) of JAR-FCL 2.240(a) lid
(5))
Men verzoekt op basis van een bevoegdverklaring afgegeven door een niet-JAA-lidstaat om
afgifte van een bevoegdverklaring voor een
type of klasse in een door Nederland afgegeven
Bewijs van Bevoegdheid.



Kandidaat voldoet aan de voorwaarden zoals
vermeld in JAR-FCL 1.250, 1.255 of 1.260
resp. JAR-FCL 2.250 of 2.255.
De benodigde training mag door de betrokkene zelf worden bepaald.
Als een kandidaat bij een opleidingsinstelling
enige training wenst te ondergaan, behoeft
dit trainingsprogramma niet vooraf te worden goedgekeurd.
De bevoegdverklaring zal worden beperkt tot
vleugelvliegtuigen die in die niet-JAA-staat zijn
geregistreerd, of door een exploitant uit die
niet-JAA-staat worden geëxporteerd.
De beperking kan worden opgeheven wanneer
de houder ten minste 500 vlieguren als bestuurder op het type/de klasse heeft voltooid en
aan de verlengingseisen van JAR-FCL 1.245
resp. 2.245
heeft voldaan.
B. Situatie waarin GEEN reductie wordt toegestaan
1. Reductie op basis van ervaringsuren bij een
niet afgeronde, niet –JAA geregistreerde / gekwalificeerde opleiding.
Men verzoekt goedkeuring of reductie op basis
van vliegervaring bij een NIET-JAA-geregistreerde/gekwalificeerde vliegopleiding. Men is
niet in het bezit van een ICAO bewijs van
bevoegdheid.
Dit is in de JAR-FCL niet omschreven en daarom
wordt in dergelijke situaties geen reductie toegestaan.
2. Het niet afronden van een geïntegreerde
opleiding.
( Bijlage 1 bij JAR-FCL 1.160 & 1.165(a)(1), (2) of
(3)onder punt 5 of bijlage 1 bij JAR-FCL 2.160 &
2.165(a)(1) en (2) onder punt 5.)
Vrijstelling van de opleiding wordt verleend
onder de volgende voorwaarden:
Men verzoekt afgifte van een bewijs van bevoegdheid ondanks dat een geïntegreerde op-
2
leiding (ATP, CPL/IR of CPL) niet geheel is afgerond.
Dit kan alleen indien een lager bewijs van bevoegdheid, dat wil zeggen een PPL of RPL met
eventueel daarin de bevoegdverklaring IR (A/H)
wordt aangevraagd. Dit wordt toegestaan mits
aan de afgifte-eisen voor het lagere brevet is
voldaan.
daadwerkelijk sprake zijn van een gelijkwaardige opleiding die opleidt voor hetzelfde bewijs
van bevoegdheid of dezelfde bevoegdverklaring
als waaraan men bij de eerste opleiding was
begonnen.
2. Overzetten van een bevoegdverklaring afgegeven door een JAA-lidstaat.
( JAR-FCL 1.240(a), lid (8) of JAR-FCL 2.240(a)
lid(7))
C. Situatie waarin geen sprake is van reductie.
1. Overstappen naar een andere vliegschool.
Het is toegestaan dat een kandidaat naar een
andere opleidingsinstelling over gaat indien de
opleiding op elkaar aansluit en beide instellingen door de divisie Luchtvaart zijn geregistreerd of gekwalificeerd. De opleidingsinstelling
waar de vliegopleiding wordt afgerond zorgt dat
in de leerlingenadministratie de overgang duidelijk wordt gedocumenteerd. Eventueel reeds
behaalde theorie-examens blijven geldig, mits
de gehele opleiding en de vereiste examens
binnen de daarvoor geldende termijnen worden
afgerond.
Bij de overstap van een geïntegreerde opleiding
naar een andere geïntegreerde opleiding is de
“registratie start opleiding” van de eerste opleiding maatgevend voor de resterende termijn
waarbinnen de opleiding moet worden afgerond.
De in punt 6 van bijlage 1 bij JAR-FCL 1.160 &
1.165(a)(1), (2) en (3) of punt 6 van bijlage 1
bij
JAR-FCL 2.160 & 2.165(a)(1) en (2) genoemde
toestemming hoeft in deze situaties niet vooraf
te worden aangevraagd.
Er is hierbij namelijk geen sprake van enige
reductie op de opleiding, maar van het één op
één overstappen van de ene vliegschool naar de
andere. Bij het overstappen moet uiteraard ook
Men verzoekt op basis van een bevoegdverklaring afgegeven door een andere JAA-lidstaat om
afgifte van een bevoegdverklaring voor een
type of klasse in een door Nederland afgegeven
Bewijs van Bevoegdheid.
De bevoegdverklaring afgegeven in een andere
JAA-lidstaat kan worden overgezet op een bewijs van bevoegdheid conform JAR-FCL op
voorwaarde dat:
 de bevoegdverklaring geldig is en
 de laatste verlenging/hernieuwde afgifte van
de bevoegdverklaring werd uitgevoerd in
overeenstemming met de eisen van JAR-FCL
en
 voldaan wordt aan JAR-FCL 1.250, 1.255 of
1.260 resp. JAR-FCL 2.250 of 2.255, afhankelijk van de bevoegdverklaring.
ALGEMENE INFORMATIE
Indien in de hiervoor genoemde situaties training wordt vereist is het niet nodig dat de opleidingsinstelling daarvoor een aparte syllabus
ter goedkeuring aanbiedt. De geregistreerde /
gekwalificeerde opleidingsinstelling moet uiteraard wel beschikken over een goedgekeurde
syllabus voor het gevraagde bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring. Deze syllabus
wordt door de opleidingsinstelling naar rato
toegepast, zodanig dat tenminste alle examenonderdelen naar behoren zijn getraind.
3
PROCEDURE AANVRAAG
Indien één van de in dit informatieblad omschreven situaties van toepassing is kan de
kandidaat een adviesbrief aanvragen bij de
divisie Luchtvaart.
Wanneer de opleiding is afgerond conform de in
dit blad gestelde eisen moet de kandidaat naast
het aanvraagformulier voor afgifte van een bewijs van bevoegdheid of bevoegdverklaring
tevens het aanvraagformulier “Ontheffingen
voor Vliegtuigen en Helikopters” invullen. Indien
een adviesbrief is aangevraagd kan de kandidaat hiervan een kopie bij het aanvraagformulier voegen.
Bij afgifte van een bewijs van bevoegdheid of
bevoegdverklaring wordt aan de kandidaat een
ontheffing verleend van het niet voldoen aan de
volledige afgifte-eisen.
Het aanvraagformulier “Ontheffingen voor
Vliegtuigen en Helikopters” is verkrijgbaar op
het onderstaande adres of via de website:
www.divisieluchtvaart.nl/nla/formulieren/formul
ieren.html
Aan deze tekst - heruitgave van ‘Reducties op
en vrijstelling van vliegopleidingen’ van oktober
2003 - kunnen geen rechten worden ontleend.
Dit is een uitgave van:
Inspectie Leefomgeving en Transport
Postbus 16191 | 2500 BD Den Haag
T 088 489 00 00
www.ilent.nl
@InspectieLenT
Maart 2015
4