codex101.pdfUitleg over het wetboek

1
Uitsluitend bestemd voor de studenten aan de faculteit Rechtsgeleerdheid van de UGent
Opgemaakt door het Vlaams Rechtsgenootschap Gent
Credits aan Morgan Bechet, Mathias Vander Stock en Simon Geiregat
2
Voorwoord
Vroeger mocht men geen wetboeken gebruiken. Alle wetteksten werden toen gememoriseerd wat
(waarschijnlijk) geen pretje was. Vandaag de dag mogen deze handige verzamelingen van normen
gelukkig op het examen worden gebruikt. Belgisch recht zou natuurlijk geen Belgisch recht zijn
mocht het allemaal zo makkelijk zijn. In ons land treden verschillende wetgevers naast elkaar op,
waardoor de wetgeving soms een onoverzichtelijk kluwen wordt.
Vandaar zijn we, in navolging van Antwerpen, op het idee gekomen om – voornamelijk, maar niet
uitsluitend – eerstejaars op weg te helpen doorheen het labyrint van wetteksten, op basis van deze
brochure. Deze brochure is opgesteld voor en door studenten.
Verder zijn, naast deze brochure, ook de tips van het monitoraat en de praktische richtlijnen die je
in het opleidingsonderdeel Vaardigheden I zullen bijgebracht worden, niet onbelangrijk.
Voor de begrijpelijkheid van deze brochure zal gebruik gemaakt worden van drie teksten die in
het eerste jaar een primordiale rol spelen: het burgerlijk wetboek (B.W.), het gerechtelijk wetboek
(Ger.W.) en de Grondwet (Gw.).
Inhoud
3
4
7
10
11
14
Voorwoord
De structuur van een wetboek of -tekst
De structuur van een wetsartikel
Terminologie: behoudens, niettegenstaande en onverminderd
Slim kleuren, slim onderlijnen
Slotopmerking
3
Structuur van een wetboek of -tekst
Een wettekst is vaak opgesteld vanuit een logisch opzicht. Er zijn titels, hoofdstukken, afdelingen en
ten slotte onderafdelingen. Men kan dus uitgaan van een getrapte structuur. Die getrapte structuur
bevat vaak reeds theorie die men dan niet meer uit het hoofd moet leren.
Wij zullen nu het voorbeeld van de Grondwet en dan het Burgerlijk Wetboek bespreken.
Tip
Bij veel wetteksten in VRG-wetboeken werd reeds een inhoudstafel opgenomen.
De Grondwet
Hieronder wordt een deel van de inhoudstafel weergegeven. Deze is op zodanige wijze opgemaakt
dat de trapstructuur duidelijk wordt. Ze begint in titels. Vervolgens wordt elke titel opgesplitst in
verschillende hoofdstukken, die op hun beurt worden opgesplitst in afdelingen. Tot slot vallen de
afdelingen uiteen in verscheidene onderafdelingen.
Titel I: Het federale België, zijn samenstelling en zijn grondgebied
Titel Ibis: Algemene beleidsdoelstellingen van het federale België, de gemeenschappen ...
Titel II: De Belgen en hun rechten
Titel III: De machten
Hoofdstuk 1: De federale kamers
Afdeling I: De Kamer van volksvertegenwoordigers
Afdeling II: De Senaat
Hoofdstuk 2: De federale wetgevende macht
Hoofdstuk 3: De Koning en de federale regering
Afdeling I: De Koning
Afdeling II: De federale Regering
4
Afdeling III: De bevoegdheden
Hoofdstuk 4: De Gemeenschappen en de Gewesten
Afdeling I: De organen
Onderafdeling I: De Gemeenschaps –en Gewestparlementen
Onderafdeling II: De Gemeenschaps –en Gewestregeringen
Afdeling II: De bevoegdheden
Onderafdeling I: De gemeenschapsbevoegdheden
Onderafdeling II: De gewestbevoegdheden
Onderafdeling III: Bijzondere bepalingen
Tip
Bestudeer de structuur van alle belangrijke wetteksten.
Burgerlijk Wetboek
De inhoudstafel van het burgerlijk wetboek werd in de meeste codices opgenomen. In de VRG
Codex Privaatrecht kan deze worden gevonden op bladzijden 3 e.v. Ze is opgebouwd uit boeken,
vervolgens uit titels, vervolgens uit hoofdstukken, afdelingen en onderafdelingen.
Elke wet zal grosso modo deze structuur aanhouden. Volg deze structuur dan ook tijdens het studeren en gebruik ze slim, bijvoorbeeld bij het kwalificeren van bepaalde zaken (waarover verder meer).
5
Oefening 1
Zoek het artikel waarin de verantwoordelijk van parlementairen voor hun hun mening uitgebracht in
het parlementair halfrond wordt uitgesloten.
Oefening 2
Zoek de bepalingen die handelen over de verplichtingen van de koper naar gemeen recht.
Oefening 3
Zoek het artikel dat het eigendomsrecht weerspiegelt.
6
Structuur van een wetsartikel
Vooraleer een voorbeeld te behandelen, eerst het volgende: wanneer men verwijst naar een wetsartikel, dient dit zo precies mogelijk te gebeuren. Indien een wetsartikel van toepassing is, dient men
er op het examen altijd naar te verwijzen.
Elke keer wanneer in een cursus een wetsartikel wordt vermeld dat belangrijk lijkt voor die specifieke
cursus (zoals bv. art. 1382 B.W., art. 159 Gw., art. 14 R.v.S.-wet), duid deze dan aan in het wetboek
en lees de artikelen die er onmiddellijk voor of na komen. Zo gaat er zeker geen informatie verloren.
Vaak voorkomende artikelstructuren zijn de volgende:
§
a), b), c), d) ...
Elke alinea
paragraaf
Littera a, b, c, d ...
lid
We nemen even het volgende artikel uit het Ger.W.:
Art. 747. § 1. De partijen kunnen op de inleidingszitting en op elke latere zitting onderling conclusietermijnen afspreken.
De rechter licht de partijen die conclusietermijnen wensen af te spreken in over de vroegste
datum waarop een rechtsdag zou kunnen worden bepaald.
De rechter neemt akte van de conclusietermijnen, bekrachtigt ze en bepaalt de rechtsdag overeenkomstig § 2, derde lid. De beschikking wordt in het proces-verbaal van de zitting vermeld.
De griffier geeft de partijen en hun advocaten kennis van deze beschikking overeenkomstig §
2, vierde lid.
§ 2. Onverminderd de toepassing van de regels inzake het verstek, kunnen de partijen, afzonderlijk of gezamenlijk, in voorkomend geval in de gedinginleidende akte, aan de rechter en aan
de andere partijen hun opmerkingen over de instaatstelling van de zaak bezorgen, uiterlijk binnen de maand na de inleidingszitting. Deze termijn kan door de rechter worden verkort ingeval
dat noodzakelijk is of de partijen daarover overeenstemming hebben bereikt.
7
Zij kunnen eveneens in onderlinge overeenstemming afwijken van deze instaatstelling van de
zaak en om de verwijzing ervan naar de rol verzoeken en, als de omstandigheden het toelaten,
om verdaging tot een bepaalde datum.
Uiterlijk zes weken na de inleidingszitting, bepaalt de rechter het tijdsverloop van de rechtspleging, in voorkomend geval het akkoord van de partijen bekrachtigend of rekening houdend met
de opmerkingen van de partijen. Afhankelijk van de datum van de pleitzitting, die, ingeval de
conclusietermijnen door de rechter worden bepaald, uiterlijk drie maanden na de overlegging
van de laatste conclusies plaatsvindt, bepaalt de rechter het aantal conclusies en de uiterste
datum waarop de conclusies ter griffie moeten worden neergelegd en toegezonden aan de andere partij, alsmede de datum en het uur van de pleitzitting en de duur ervan.
Tegen de beschikking van in staat stellen en van bepaling van rechtsdag staat geen rechtsmiddel open. De rechter kan echter in geval van verzuim of verschrijving in de beschikking
van in staat stellen en van bepaling van rechtsdag, deze beschikking ambtshalve dan wel op,
zelfs mondeling, verzoek van een partij, verbeteren of aanvullen. De beschikking wordt in het
proces-verbaal van de zitting vermeld. De griffier brengt de beschikking bij gewone brief ter
kennis van de partijen en, in voorkomend geval, van hun advocaten, en bij gerechtsbrief van
de niet verschenen partij.
Wanneer de zaak naar de rol is verwezen, of werd verdaagd naar een latere datum, kan iedere
partij, door middel van een gewoon schriftelijk verzoek neergelegd ter of gezonden aan de griffie, om de instaatstelling van de zaak verzoeken, overeenkomstig het eerste tot het vierde lid.
Dit verzoek wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan de andere partijen ter kennis gebracht
en, in voorkomend geval, bij gewone brief aan hun advocaten. Deze kennisgeving doet de termijnen bepaald in het eerste en het derde lid ingaan.
Onverminderd de toepassing van de in artikel 748, §§ 1 en 2 bedoelde uitzonderingen, worden
de conclusies die na het verstrijken van de termijnen ter griffie worden neergelegd of aan de
tegenpartij gezonden, ambtshalve uit de debatten geweerd. Op de rechtsdag kan de meest
gerede partij een vonnis vorderen, dat in ieder geval op tegenspraak gewezen is.
8
In geval van onsplitsbaarheid van het geschil en onverminderd de toepassing van artikel 735,
§ 5, moet deze paragraaf worden toegepast wanneer een of meer partijen verstek laten gaan,
terwijl ten minste één partij verschijnt.
§ 3. Voor de rechter in kort geding, voor de voorzitter van de als in kort geding zetelende
rechtbank en voor de beslagrechter bedraagt, in afwijking van de vorige paragrafen, de termijn
waarover de partijen beschikken om hun opmerkingen te doen gelden ten hoogste 5 dagen,
en de termijn waarbinnen de rechter het tijdsverloop dan wel de instemming daarmee van de
partijen aantekent ten hoogste 8 dagen. De rechter kan die termijnen inkorten of afschaffen
indien de omstandigheden zulks verantwoorden.
De griffier geeft uiterlijk de eerste werkdag volgend op die waarop de beschikking werd gewezen, bij gewone brief kennis van de beschikking aan de partijen en in voorkomend geval aan
hun advocaat, alsmede bij gerechtsbrief aan de niet verschenen partij, tenzij de partijen hem
van die kennisgeving vrijstellen.
Een hele boterham. In feite is dit artikel zeer eenvoudig gestructureerd. Alleen moet men de tijd
nemen om ze rustig te lezen. Elke paragraaf (§) handelt in principe over een ander onderdeel van
hetzelfde onderwerp. Deze regel kan men meestal ook transponeren naar andere wetsartikelen.
Stel dat we verwijzen naar art. 747, §2, tweede lid, dan zou de tekst luiden:
“Zij kunnen eveneens in onderlinge overeenstemming afwijken van deze instaatstelling van de
zaak en om de verwijzing ervan naar de rol verzoeken en, als de omstandigheden het toelaten,
om verdaging tot een bepaalde datum.”
9
Terminologie
Recht is taal. Zo heeft professor Martyn al menig malen verkondigd. Recht is echter vaak ook een
moeilijke taal. Daarom hier snel een kleine bespreking van een aantal vaak voorkomende woorden
in wetteksten waarvan wij achterovervielen in ons eerste jaar.
Onverminderd betekent dat nog rekening moet gehouden worden met hetgeen naast “onverminderd” staat (bv. onverminderd artikel X van het BW). De desbetreffende bepaling (artikel X) blijft
dan nog steeds gelden.
Behoudens is een synoniem voor behalve.
Niettegenstaande is een synoniem voor ondanks, ongeacht. Dit wil zeggen: ‘geen rekening mee
houden’ (bv. ‘niettemin andersluidende contractuele bepalingen’ betekent ‘geen rekening houden
met contractuele bepalingen die afwijken van de wet’).
10
Slim kleuren, slim onderlijnen
Volgens het facultaire reglement op het gebruik van wetboeken tijdens examens zijn wetboeken
toegelaten, tenzij anders aangekondigd door de docent. Het wetboek wordt best op voorhand ingekleurd en aangeduid om het onoverzichtelijke geheel aan wetteksten, overzichtelijker te maken.
Gebruik het wetboek dus zeker bij het studeren. Zo vind je op het examen alles makkelijker terug.
Hierbij zijn volgende vuistregels in acht te nemen:
- duid niet te veel aan
- duid niet met te veel verschillende kleuren aan
- schrijf er niets bij
Hoe het wetboek in te kleuren en aan te duiden?
Twee niveau’s: niveau van de wettekst zelf, en op het niveau van het wetsartikel.
Niveau van de wettekst
Duid steeds met een post-it het begin van de belangrijkste wetteksten aan (bv. met een post-it aan
de bovenkant van de bladzijde). Als het een omvangrijke wettekst betreft, kan je ook een post-it
gebruiken bij elk belangrijk hoofdstuk. Merk op dat op deze post-its niet mag worden geschreven.
Gebruik post-its van dezelfde kleur voor wetteksten die bij elkaar horen (bv. De Raad van State-wet
en haar uitvoeringsbesluit in dezelfde kleur).
Gebruik bij het inkleuren steeds een verschillend kleur voor elk onderdeel van een wettekst: de titels
in hetzelfde kleur, hoofdstukken in een ander kleur, afdelingen in een ander kleur en onderafdelingen in nog een ander kleur. Om het voorbeeld van de Grondwet terug te nemen (in de tekst van de
Grondwet zelf aan te duiden):
11
Titel I: Het federale België, zijn samenstelling en zijn grondgebied
Titel Ibis: Algemene beleidsdoelstellingen van het federale België, de gemeenschappen ...
Titel II: De Belgen en hun rechten
Titel III: De machten
Hoofdstuk 1: De federale kamers
Afdeling I: De Kamer van volksvertegenwoordigers
Afdeling II: De Senaat
Hoofdstuk 2: De federale wetgevende macht
Hoofdstuk 3: De Koning en de federale regering
Afdeling I: De Koning
Afdeling II: De federale Regering
Afdeling III: De bevoegdheden
Hoofdstuk 4: De Gemeenschappen en de Gewesten
Afdeling I: De organen
Onderafdeling I: De Gemeenschaps –en Gewestparlementen
Onderafdeling II: De Gemeenschaps –en Gewestregeringen
Afdeling II: De bevoegdheden
Onderafdeling I: De gemeenschapsbevoegdheden
Onderafdeling II: De gewestbevoegdheden
Onderafdeling III: Bijzondere bepalingen
Niveau van het wetsartikel
Duid elke paragraaf aan, maar met een verschillende kleur; in de wettekst zelf niet te veel kleuren.
Tracht de wetteksten te categoriseren volgens kleur. Schoolvoorbeeld zijn de soorten bevoegdheden
van de hoven en rechtbanken. Duid de algemene bevoegdheden, de bijzondere bevoegdheden en
de exclusieve bevoegdheden elk in hetzelfde kleur aan om zo categorieën op kleur te creëren.
12
Oefening 1
Duid artikel 14, § 3 R.v.S.-wet aan.
Oefening 2
Duid het deel van het artikel over de mogelijkheid tot opzeg door de woningverhuurder aan.
13
Slotopmerking
Lees ook telkens het einde van de wet voor informatie over de inwerkingtreding en het al dan niet
dwingend karakter van de wet.
14
15