Observatorium voor krediet aan niet

Observatorium voor krediet aan
niet-financiële vennootschappen
de Berlaimontlaan 14 – BE-1000 Brussel
Tel. +32 2 221 26 99 – Fax +32 2 221 31 97
BTW BE 0203.201.340 – RPM Brussel
Links:
2015-02-27
kredietobservatorium
Executive summary
In het laatste kwartaal van 2014 (gegevens tot eind november) bleef de kredietverlening aan
Belgische ondernemingen door de ingezeten banken verder teruglopen. Het jaar-op-jaar
veranderingspercentage bedroeg eind november -0,2 %, tegen -0,1 % in september. Deze evolutie
was toe te schrijven aan de verdere teruggang van de kortlopende kredieten, die iets sterker was dan
in het voorgaande kwartaal (-1,4 % eind november, tegen -0,5 % eind september). Voor de
langlopende kredieten werd daarentegen een bescheiden toename opgetekend (0,2 %, tegen 0,1 %
aan het einde van het derde kwartaal).
Overeenkomstig het verloop van de referentietarieven op de geld- en kapitaalmarkten, bleven de
korte rentes op nieuwe bankkredieten in het vierde kwartaal van 2014 relatief stabiel (-4 basispunten
voor kredieten met een waarde van minder dan € 1 miljoen en +5 basispunten voor kredieten boven
dit bedrag). De middellange- en langetermijnrentes op kredieten aan ondernemingen zijn
daarentegen opnieuw gedaald, met respectievelijk 47 en 16 basispunten.
Hoewel de Belgische banken, op geaggregeerd niveau, ongewijzigde kredietvoorwaarden
rapporteerden voor het vierde kwartaal, maakten ze toch melding van een gematigde versoepeling
voor grote ondernemingen en voor de kmo’s. Ze motiveerden deze versoepeling door een
verbetering van hun financieringskosten en balansbeperkingen, alsook door een verscherping van de
concurrentie tussen de bankinstellingen. Voorts maakten de banken gewag van een al met al
toegenomen kredietvraag. Deze stijging zou volledig toe te schrijven zijn aan de grote
ondernemingen, terwijl de vraag van de kmo’s zou zijn teruggelopen. Volgens de kredietinstellingen
zou de globale stijging te wijten zijn aan de toename van de financieringsbehoefte terwijl het beroep
op alternatieve (interne) financiering een matigend effect had op de kredietvraag. Voor het eerste
kwartaal van 2015 gaan de banken uit van, enerzijds, een stabilisering van hun voorwaarden voor
bedrijfskredieten voor kmo’s en een versoepeling van die voor grote ondernemingen, en, anderzijds,
van een toenemende vraag naar leningen. De ondernemingen, van hun kant, beschouwden de
algemene kredietvoorwaarden voor het derde opeenvolgende kwartaal als gunstig.
In het eurogebied bleef het jaar-op-jaar veranderingspercentage van het bankkrediet aan
ondernemingen in het vierde kwartaal van het jaar negatief. Het beliep -1,1 %, wat niettemin een
verbetering is ten opzichte van het voorgaande kwartaal (-1,8 %). De kredietontwikkelingen binnen
het eurogebied blijven echter sterk verschillen tussen de lidstaten. De banken uit de monetaire unie
maakten tijdens deze periode overigens gewag van een lichte versoepeling van hun voorwaarden
voor bedrijfskredieten en van een toename van de vraag naar krediet. Voor het eerste kwartaal van
2015 verwachten ze opnieuw een versoepeling van hun kredietvoorwaarden en een stijging van de
vraag naar krediet.
VERLOOP VAN DE KREDIETVERLENING AAN ONDERNEMINGEN
IN HET VIERDE KWARTAAL VAN 2014
_________________________
1. Kredietvolume
Het jaar-op-jaar veranderingspercentage van de kredietverlening door ingezeten banken aan
Belgische ondernemingen bleef gedurende het laatste kwartaal van 2014 (gegevens tot eind
november1) licht negatief. Gecorrigeerd voor het effect van de wisselkoersschommelingen, beliep de
verandering op jaarbasis eind november 2014 -0,2 %, dat is een lichte verslechtering ten opzichte van
het einde van het derde kwartaal, toen deze -0,1 % bedroeg. Parallel met die ontwikkelingen blijft de
nettokredietstroom, na zuivering voor seizoeninvloeden, over de laatste elf maanden negatief
(€ 1,2 miljard). In oktober en november 2014 viel de toekenning van nieuwe kredieten eveneens
lager uit dan de terugbetalingen, namelijk ten belope van € 0,6 miljard.
BANCAIRE KREDIETEN1 AAN ONDERNEMINGEN IN BELGIË
Netto trimestriële stromen2
(in € miljard)
Bancaire kredieten en conjuncturele evolutie
16
20
6
10
4
0
2
-10
0
-20
-2
-30
-4
-40
-6
14
12
10
8
6
4
2
0
-2
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
-6
2005
-4
Totaal van de kredieten (jaarlijkse veranderingspercentages) (linkerschaal)
Synthetische conjunctuurcurve (afgevlakte indicator) (rechterschaal)
Bron: NBB (schema A en conjunctuurenquête).
¹ Toegekend door de ingezeten banken.
2
Gezuiverd voor seizoeninvloeden.
1
De gegevens met betrekking tot het verloop van de kredietverlening door de ingezeten banken aan de nietfinanciële vennootschappen in België worden in deze toelichting nog altijd opgesteld volgens de
methodologie van het ESR 1995. De invoering van nieuwe definities voor de sector van de financiële
instellingen en die van de niet-financiële vennootschappen volgens de nieuwe methodologie van het
ESR 2010, de herclassificatie van institutionele eenheden in de overheidssector als gevolg van een
aanbeveling van Eurostat, en de wijziging van het transmissieformaat van de reeksen in het kader van een
nieuwe reglementering van de ECB, hebben geleid tot veranderingen in de kredietgegevens. Om die reden
eindigen de hier voorgestelde kredietreeksen in november 2014. De publicatie van de gebruikelijke
toelichting, volgens de methodologie van het ESR 2010, wordt hervat zodra de kwaliteit van de gegevens als
voldoende beschouwd wordt.
2
Een uitsplitsing van de kredieten naar looptijd toont uiteenlopende ontwikkelingen. Het jaar-op-jaar
groeitempo van de langlopende kredieten (met een looptijd van meer dan een jaar), dat in het
eerste en tweede kwartaal van 2014 negatief was, is sinds het derde kwartaal terug positief. In het
vierde kwartaal nam het opnieuw toe, tot 0,2 % eind november, tegen 0,1 % eind september. Het
volume van de kortlopende kredieten (met een looptijd van minder dan een jaar) bleef daarentegen
afnemen. Eind november bedroeg het jaar-op-jaar veranderingspercentage van die kredieten 1,4 %,
tegen 0,5 % tijdens het voorgaande kwartaal.
BANCAIRE KREDIETEN¹ AAN ONDERNEMINGEN
IN BELGIË
(jaarlijkse veranderingspercentages)
20
Opsplitsing naar looptijd van het krediet
15
10
5
0
-5
-10
-15
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
-20
Kortetermijnkredieten2
Langetermijnkredieten3
Bron: NBB (schema A).
1
Toegestaan door de ingezeten banken.
Voor ten hoogste een jaar.
3
Voor meer dan een jaar.
2
Om zich te financieren, kunnen de Belgische ondernemingen tevens een beroep doen op
buitenlandse banken2. De financiële rekeningen die de Bank opstelt op basis van de
betalingsbalansstatistieken3, geven een beeld van de kredietstromen die afkomstig zijn van deze
niet-ingezeten banken. Ten opzichte van de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar
liep de kredietverlening door buitenlandse banken al met al op in het derde kwartaal van 2014:
jaar-op-jaar zijn de nettotransacties door de banken van het eurogebied (ongerekend België)
toegenomen met € 8,2 miljard, als gevolg van een uitzonderlijk kredietverstrekking in het vierde
2
3
Het begrip buitenlandse (of niet-ingezeten) bank berust op het territorialiteitsbeginsel. De
dochterondernemingen en bijbanken van buitenlandse banken die in België een stabiele vestiging bezitten,
zijn vervat in het begrip ‘ingezeten bank’. De kredietverlening door buitenlandse banken bestaat dus enkel
uit de kredietverstrekking door in het buitenland gevestigde instellingen.
Deze gegevens zijn later beschikbaar dan die betreffende de door de ingezeten banken verleende
kredieten: ze zijn momenteel beschikbaar tot het derde kwartaal van 2014.
3
kwartaal van 2013, terwijl de nettostroom van de door de overige buitenlandse banken verstrekte
kredieten tijdens dezelfde periode licht negatief was ( 0,3 miljard). Het jaar-op-jaar
veranderingspercentage van het bankkrediet, dat alle aan de Belgische ondernemingen toegekende
bankkredieten omvat, beliep in het derde kwartaal van 2014 derhalve 5,5 %.
In het eurogebied bleef de kredietverlening aan ondernemingen in het vierde kwartaal van 2014
slinken. Ondanks een verbetering ten opzichte van het voorgaande kwartaal, blijft het
veranderingspercentage van deze kredieten in het eurogebied onder het percentage dat in België is
opgetekend. In december bedroeg het jaar-op-jaar veranderingspercentage -1,1 %, tegen -1,8 % aan
het einde van het voorgaande kwartaal. Dit gemiddelde voor het eurogebied blijft echter nog steeds
zeer heterogene en sterk gefragmenteerde kredietmarkten verhullen: terwijl het jaar-op-jaar
veranderingspercentage van het bankkrediet aan de ondernemingen in bijna de helft van de landen
positief blijft (onder meer in Finland (4,9 %) en in Frankrijk (3,3 %)), is het in de andere landen - soms
sterk - negatief. Dat is met name het geval in Ierland (-7,6 %), Portugal (-7,1 %), Spanje (-6,5 %),
Griekenland (-2,8 %) en Nederland (-2,3 %).
BANCAIRE KREDIETEN AAN NIET-FINANCIELE
BANCAIRE KREDIETEN AAN ONDERNEMINGEN
IN BELGIË: GEOGRAFISCHE OPSPLITSING
VAN DE VERSTREKKERS
1
ONDERNEMINGEN
(veranderingspercentages op jaarbasis)
20
20
15
15
10
10
5
5
0
0
-5
-5
-10
-10
(bijdrage aan de jaarlijkse groei,
procentpunten, tenzij anders vermeld)
25
20
15
10
5
Belgische banken
België
Banken van het eurogebied
Eurogebied
Banken buiten het eurogebied
Jaarlijkse groei (%)
Bron: NBB (financiële rekeningen en schema A).
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
-10
2005
-5
2005
0
Bronnen: ECB, NBB.
¹ Toegestaan door ingezeten banken,
inclusief geëffectiseerde kredieten.
(enkel vanaf januari 2010 voor het eurogebied).
De statistieken van de Kredietcentrale4 voor ondernemingen, die zowel betrekking hebben op de
toegestane kredietlijnen als op de opgenomen kredieten bij de ingezeten banken, geven een beeld
van het verloop van het krediet op basis van de grootte van de kredietnemende ondernemingen,
maar ook van de bedrijfstak en het gewest waartoe ze behoren.
4
De deelnemende instellingen leveren continu data aan de Centrale voor kredieten aan ondernemingen. De
reeksen kunnen worden herzien, en dat over een periode van een jaar. In de grafieken die in deze
toelichting worden gebruikt, worden enkel de gegevens vóór december 2013 als definitief beschouwd.
4
KREDIETEN VAN DE INGEZETEN BANKEN AAN ONDERNEMINGEN IN BELGIË:
OPSPLITSING NAAR GROOTTE VAN DE ONDERNEMINGEN ¹ ²
(uitstaande bedragen, in € miljard)
Toegestane kredieten
Kleine
Middelgrote
2014
2013
2012
2011
2010
0
2009
0
2008
10
2007
10
2006
20
2014
20
2013
30
2012
30
2011
40
2010
40
2009
50
2008
50
2007
60
2006
60
2005
70
2005
Opgenomen kredieten
70
Grote
Bron: NBB (centrale voor kredieten aan ondernemingen).
1 In april 2012 werden methodologische aanpassingen ingevoerd voor het verzamelen van de gegevens van de Kredietcentrale. De
gegevens van vóór die datum werden op basis van die nieuwe concepten geretropoleerd. Er blijft evenwel een reeksbreuk
bestaan tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2012 doordat rekening is gehouden met het geheel van de kredieten aan
de niet-financiële vennootschappen vanaf april 2012, terwijl voorheen de kredieten van minder dan € 25 000 niet moesten worden
gerapporteerd.
2 Bedrijven die een verkort schema van de jaarrekeningen hebben neergelegd worden als kleine ondernemingen beschouwd.
Bedrijven die een volledig schema hebben neergelegd, worden als groot of middelgroot beschouwd, al naar gelang de omzet van
twee opeenvolgende jaren meer dan wel minder dan € 37,2 miljoen bedroeg.
Volgens de statistieken van de Kredietcentrale bedroegen de door de ingezeten kredietinstellingen
aan niet-financiële vennootschappen toegestane kredietlijnen eind november 2014 in totaal
€ 173,8 miljard. Het effectief door de ondernemingen aangewende kredietvolume beliep
€ 120,5 miljard. Die leningen werden overwegend verstrekt aan kleine ondernemingen die, eind
november, goed waren voor € 67,2 miljard toegestane kredieten en € 56,3 miljard opgenomen
kredieten. Daarnaast werden kredieten toegestaan aan middelgrote ondernemingen voor een
bedrag van € 42,5 miljard, waarvan € 29 miljard aan kredieten werd opgenomen. Tot slot hadden de
grote ondernemingen voor € 52,7 miljard toegestane kredieten en voor € 26 miljard opgenomen
kredieten uitstaan5. Het gemiddeld opgenomen kredietbedrag - berekend voor de bedrijven die
effectief leningen aangingen - beliep € 13,8 miljoen voor de grote ondernemingen, € 2,5 miljoen voor
de middelgrote ondernemingen en € 0,2 miljoen voor de kleine ondernemingen.
De aanwendingsgraad van de kredieten, die het bedrag van de opgenomen kredieten relateert aan
dat van de toegestane kredieten, geeft weer hoe intens de ondernemingen gebruik maken van hun
kredietlijnen. Algemeen beschouwd, is de aanwendingsgraad omgekeerd evenredig met de
bedrijfsgrootte. Dit zou kunnen worden verklaard door het feit dat er voor kleine ondernemingen
nauwelijks alternatieve financieringsvormen bestaan; het kan echter ook wijzen op een negatief
5
De som van de aan de kleine, middelgrote en grote ondernemingen verstrekte leningen is kleiner dan het
totaal van de opgetekende toegestane of aangewende kredieten. Een bepaald aantal ervan wordt immers
verleend aan ondernemingen waarvoor geen informatie over de grootte beschikbaar is (omdat ze hun
balans nog niet hebben neergelegd of die niet moeten neerleggen). De aan deze ondernemingen verstrekte
kredieten bedroegen in november 2014 in totaal € 11,4 miljard voor de toegekende kredieten en
€ 9,2 miljard voor de opgenomen kredieten.
5
verband tussen de omvang van het kredietnemende bedrijf en de beoordeling van het risico door de
kredietinstellingen.
AANWENDINGSGRAAD VAN DE TOEGESTANE KREDIETEN DOOR DE INGEZETEN BANKEN¹
(in %)
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
Opsplitsing naar bedrijfstak³
2006
40
2014
50
30
2013
60
40
2012
50
2011
70
2010
60
2009
80
2008
70
2007
90
2006
80
2005
100
2005
Opsplitsing naar grootte van de ondernemingen²
90
Klein
Verwerkende industrie
Horeca
Middelgroot
Bouwnijverheid
Diensten i.v.m. vastgoed
Groot
Handel
Bron: NBB (centrale voor kredieten aan ondernemingen).
1
2
3
In april 2012 werden methodologische aanpassingen ingevoerd voor het verzamelen van de gegevens van de Kredietcentrale.
De gegevens van vóór die datum werden op basis van die nieuwe concepten geretropoleerd. Er blijft evenwel een reeksbreuk
bestaan tussen het eerste en het tweede kwartaal van 2012 doordat rekening is gehouden met het geheel van de kredieten aan
de niet-financiële vennootschappen vanaf april 2012, terwijl voorheen de kredieten van minder dan € 25 000 niet moesten worden
gerapporteerd.
Bedrijven die een verkort schema van de jaarrekeningen hebben neergelegd worden als kleine ondernemingen beschouwd.
Bedrijven die een volledig schema hebben neergelegd worden als groot of middelgroot beschouwd, al naar gelang de omzet van
twee opeenvolgende jaren meer dan wel minder dan € 37,2 miljoen bedroeg.
De selectie van sectoren is niet-exhaustief.
Eind november 2014 beliep de aanwendingsgraad van de kredieten 83,8 % voor de kleine
ondernemingen, 68,3 % voor de middelgrote en 49,2 % voor de grote ondernemingen. Tegenover
eind november 2013 is de aanwendingsgraad voor de kleine ondernemingen dus matig gedaald,
namelijk met 0,4 procentpunt. Voor de middelgrote en grote ondernemingen is hij daarentegen
toegenomen (met respectievelijk 1,2 en 1 procentpunt). Uit het kortetermijnverloop (kwartaal-opkwartaal) blijkt dat hij tussen augustus en november 2014 voor alle categorieën van ondernemingen
is gedaald, namelijk met 0,9 procentpunt voor de kleine ondernemingen en met 0,8 procentpunt
voor de middelgrote en grote ondernemingen.
De aanwendingsgraad verschilt ook aanzienlijk afhankelijk van de bedrijfstak. Zo beschikken de
ondernemingen uit de verwerkende nijverheid over de grootste marges inzake 'niet-aangewend'
krediet, zoals de structureel lagere aanwendingsgraad doet vermoeden. De ondernemingen uit de
horeca of de vastgoedsector - vaak kmo's - wenden daarentegen meestal een groter gedeelte van de
hun ter beschikking gestelde kredietlijnen aan.
Eind november 2014 bedroeg de aanwendingsgraad van de kredieten 89,4 % voor de ondernemingen
uit de horeca en 87,6 % voor die uit de vastgoedsector. Hij had een middelgrote waarde voor de
ondernemingen uit de handel (71,5 %) en was het laagst in de bouwnijverheid en in de industrie
(respectievelijk 61,5 % en 54,8 %). Ten opzichte van eind november 2013 steeg hij in de
bouwnijverheid (+2,2 procentpunt), in de handel (+1,3 procentpunt), alsook in de vastgoedsector
(+1,4 procentpunt) en de horeca (+0,2 procentpunt). Hij is daarentegen gedaald in de nijverheid
( 1,8 procentpunt).
6
Wat de gewesten betreft, ligt de aanwendingsgraad in Wallonië en in Vlaanderen gemiddeld
beschouwd hoger dan in Brussel, voornamelijk omdat heel wat hoofdzetels van grote
ondernemingen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gevestigd zijn. Eind
november 2014 bedroeg hij 74,2 % in het zuiden van het land en 72,6 % in het noorden. In Brussel
beliep hij 55 %. In vergelijking met de situatie van november 2013 is de aanwendingsgraad van de
kredieten gestegen in Brussel (+3,3 procentpunt), maar gedaald in Wallonië (-0,4 procentpunt) en in
Vlaanderen (-0,1 procentpunt).
Het beroep van de Belgische niet-financiële ondernemingen op handelskrediet: een overzicht
De niet-financiële ondernemingen kunnen voor de financiering van hun activiteiten kiezen uit een
waaier van externe financieringsbronnen waaronder aandelen, bankkrediet, obligaties, leningen
tussen bedrijven en handelskrediet.
Het handelskrediet is een specifiek krediet met vaak een korte looptijd. Het is ofwel een uitstel van
betaling dat een leverancier aan zijn cliënt toestaat, ofwel een lening die een onderneming aan een
andere onderneming verstrekt. Dankzij dat krediet kan de ontvangende onderneming haar
bedrijfsbehoeften financieren, terwijl ze over de liquiditeiten blijft beschikken (of in afwachting dat
ze die ter beschikking heeft) die op de afgesproken vervaldag aan de leverancier zullen worden
overgemaakt.
Door de aanpassing van de statistieken van de financiële rekeningen aan de methodologie van het
ESR 2010 kon het handelskrediet1 als dusdanig worden afgezonderd in de financiële verplichtingen
van de ondernemingen. Door deze nieuwe reeksen ter beschikking te stellen, kan worden nagegaan
in welke mate de ondernemingen in België een beroep doen op deze financieringsvorm.
Op basis van een uitsplitsing van de financiële rekeningen van de ondernemingen blijkt dat het
handelskrediet voor de niet-financiële ondernemingen een belangrijke financieringsbron is. In
september 2014 was het immers goed voor 7,4 % (of € 121 miljard) van de totale financiële
verplichtingen van de ondernemingen. Tussen 2000 en 2007, de jaren vóór de financiële crisis,
schommelde dat aandeel rond de 10 %; vervolgens werd het gematigd kleiner. Het handelskrediet
maakt derhalve een niet te verwaarlozen deel uit van de (kortetermijn)financiering van de
ondernemingen, amper kleiner dan het aandeel van het bankkrediet. Eind september 2014 was dit
laatste – zowel op korte als op lange termijn – goed voor 8,9 % van de financiële verplichtingen van
de Belgische ondernemingen. Het handelskrediet wordt grotendeels verstrekt door andere nietfinanciële ondernemingen; in september 2014 beliep het aandeel van deze financieringsvorm met
een ingezeten onderneming als tegenpartij 75 % van het totaal opgetekend handelskrediet. Het deel
dat wordt verstrekt door het buitenland (hoofdzakelijk andere ondernemingen) wordt geraamd op
18,5 % van het totaal.
7
AANDEEL VAN DE HANDELSKREDIETEN IN DE FINANCIËLE VERPLICHTINGEN VAN DE IN BELGIË GEVESTIGDE ONDERNEMINGEN
(in % van het totale uitstaande bedrag, gegevens aan het einde van september 2014)
Andere (1,5%)
Obligaties (2,5%)
Handelskrediet (7,4%)
Bankkrediet (8,9%)
Niet-bancaire kredieten (21,9%)
Niet-genoteerde aandelen en andere participaties (43,8%)
Genoteerde aandelen (14,0%)
Bron: NBB.
Het beroep op handelskrediet hangt nauw samen met de economische cyclus2, zoals blijkt uit de
onderstaande linkergrafiek. Terwijl de jaar-op-jaar toename van de transacties in 2009 negatief was
als gevolg van de forse inkrimping van de economische bedrijvigheid - een inkrimping die samenhing
met de eerste fase van de financiële crisis -, werd ze in 2010 opnieuw positief, alvorens in 2012, op
het ogenblik van de overheidsschuldencrisis, weer te verzwakken. Het beroep op het handelskrediet
nam vervolgens toe en de afgelopen twee jaar is de groei al met al positief gebleven.
HANDELSKREDIETEN EN BANKKREDIETEN OP
KORTE TERMIJN TUSSEN 2000 EN 2014¹
BEROEP OP HANDELSKREDIETEN DOOR DE
NIET-FINANCIËLE VENNOOTSCHAPPEN IN
BELGIË EN BBP-VERLOOP
(groei op jaarbasis)
(transacties op jaarbasis, in € miljard)
25
7
20
6
20
15
5
15
10
3
5
5
2
0
1
0
-5
-1
Handelskrediet
4
10
0
-5
-10
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
-20
2007
-3
2006
-15
2005
-15
2004
-2
2003
-10
-25
-30
Handelskrediet (linkerschaal)
Bankkrediet (linkerschaal)
Bbp (rechterschaal)
Bron: NBB.
-8
-6
-4
-2
0
2
Bankkrediet
4
6
8
Bron: NBB.
¹ Alleen de eerste drie kwartalen voor 2014.
8
Dient het handelskrediet te worden beschouwd als vervanging van of als aanvulling op het
bankkrediet? In de economische literatuur zijn voor beide verklaringen argumenten te vinden.
Enerzijds mag men ervan uitgaan dat wanneer de toegang tot bankkrediet moeilijker wordt, de
ondernemingen bankkrediet vervangen door handelskrediet, in het bijzonder de kmo's die doorgaans
meer te lijden hebben onder een kredietrantsoenering dan de grote ondernemingen3. Anderzijds kan
ook worden gesteld dat de leveranciers de cliënten die met financiële problemen kampen, zouden
bijstaan teneinde een langdurige handelsrelatie te handhaven. Het aanbod van handelskrediet zou te
verklaren zijn door het informatievoordeel van de leveranciers: dankzij de handelsbetrekkingen die
ze met hun cliënt-ondernemingen onderhouden, zijn ze beter dan de banken geïnformeerd over de
gezondheid van de ondernemingen. In dat geval kan het handelskrediet een positief signaal zijn dat
de ondernemingen vervolgens toegang kan verschaffen tot bankkrediet; in een dergelijk geval
zouden beide financieringswijzen complementair zijn4.
De afgelopen jaren hebben de transacties inzake handelskrediet in België al met al een vergelijkbaar
verloop vertoond met de transacties van het kortlopend bankkrediet. Dat lijkt eerder te wijzen op
een complementaire relatie tussen de beide kredietvormen (zie rechtergrafiek hierboven). Een
grondiger onderzoek zou echter een analyse vereisen volgens de omvang van de ondernemingen op
basis van de micro-economische gegevens van de Balanscentrale.
__________________________
1
2
3
4
In het ESR 2010 komt het handelskrediet neer op krediet dat leveranciers van goederen en diensten rechtstreeks aan hun cliënten
verstrekken. Er is sprake van handelskrediet wanneer de betaling van de goederen en diensten niet plaatsvindt op het tijdstip van de
eigendomsoverdracht van een goed of de verlening van een dienst.
Dit geldt ook voor het eurogebied. Zie ECB (2013), Corporate finance and economic activity in the euro area, Structure Issue Report
2013, Occasional paper series n° 151, augustus.
Zie bijvoorbeeld Niskanen, J. en Niskanen, M. (2006), The determinants of corporate trade credit policies in a bank-dominated financial
environment: the case of Finnish small firms, European Financial Management, 12, (1): 81–102.
Zie bijvoorbeeld Biais, B. en Gollier, C. (1997), Trade credit and credit rationing, The Review of Financial Studies, 10, (4): 903-937, of
Burkat, M. en Ellingsen, T. (2004), In-kind finance: a theory of trade credit, The American Economic Review, 94, (3): 569-590.
2. Rentetarieven
De rentetarieven die de Belgische banken en de banken van het eurogebied op de nieuwe
bedrijfskredieten toepassen, zijn een van de voornaamste determinanten van de kredietkosten die
de ondernemingen worden aangerekend. Ze worden verzameld via de MIR-enquête (zie
http://www.mfiir.be).
Tijdens het vierde kwartaal van 2014 zijn de korte termijn referentietarieven op de geldmarkt al met
al stabiel gebleven, terwijl die op lange termijn hun neerwaartse tendens hebben voortgezet. De ECB
hield haar beleidsrente ongewijzigd op 0,05 %. Als gevolg daarvan bleef de driemaands Euribor
onveranderd ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Eind december 2014 bedroeg hij 0,08 %. De
OIS over de zelfde periode kwam uit op -0,01 %. Wat de lange termijn betreft, namen de
rendementen op de kapitaalmarkten, vooral op de markten voor overheidsobligaties, het hele
kwartaal lang verder af. Eind december 2014 bedroeg het rendement op de Belgische vijfjaars
9
overheidsobligaties 0,13 % (tegen 0,29 % eind september), wat historisch laag is. Voor de tienjaars
overheidsleningen bedroeg dat rendement eind december 1,04 %, tegen 1,33 % eind september.
RENTETARIEVEN OP DE GELD- EN KAPITAALMARKTEN EN TARIEVEN OP BANKKREDIETEN
(in %)
Rente op de geld- en
kapitaalmarkten
5
5
4
4
4
3
3
3
2
2
2
1
1
1
0
0
0
2013
2014
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2013
2014
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2014
2012
2013
2011
2010
5
2008
2009
6
2006
6
2007
6
2005
7
Rente op nieuwe kredieten aan ondernemingen
Eurogebied
7
7
België
Vijfjaars OLO's
Kredieten met variabele rente < 1 jaar, < € 1 miljoen
Leidinggevende basisrente van de ECB
Kredieten met variabele rente < 1 jaar, > € 1 miljoen
Driemaands Euribor
Kredieten met vaste rente 1-5 jaar, < € 1 miljoen
Kredieten met vaste rente > 5 jaar, < € 1 miljoen
Bronnen: ECB, NBB (MIR-enquête).
De rentetarieven voor nieuwe bankkredieten volgden het renteverloop op de geld- en
kapitaalmarkten. In België bleven de korte rentevoeten tijdens het vierde kwartaal van het jaar
relatief stabiel: ten opzichte van het voorgaande kwartaal liepen de tarieven voor kredieten met een
waarde van minder dan € 1 miljoen gemiddeld met 4 basispunten terug, terwijl die voor kredieten
met een grotere waarde gemiddeld met 5 basispunten toenamen. In december beliepen de tarieven
1,91 % voor de kleine bedragen en 1,73 % voor de grotere bedragen. De kosten voor
middellangetermijnkredieten (kredieten met een rentevaste periode van één tot vijf jaar en een
waarde van minder dan € 1 miljoen) daalden met 47 basispunten tot 2,05 %, terwijl die voor
langlopende leningen (kredieten met een rentevaste periode van meer dan 5 jaar en een waarde van
minder dan € 1 miljoen) met 16 basispunten afnamen tot 2,67 %, een historisch laag percentage.
Afgezien van het verloop van de referentietarieven, namen de marges van de banken (die worden
benaderd door het verschil tussen de rente op kredieten aan ondernemingen en de OIS rente6) in de
loop van het kwartaal af voor de kredieten op korte termijn en met een laag bedrag
5 basispunten), alsook voor de kredieten op middellange termijn (-45 basispunten). Ze lieten
daarentegen een bescheiden stijging optekenen voor de kredieten op lange termijn (+2 basispunten)
en voor die op korte termijn en met een bedrag van meer dan € 1 miljoen (+4 basispunten).
In het eurogebied zijn de tarieven voor bankkredieten in alle kredietcategorieën afgenomen. De
rente op kortlopende kleine leningen (minder dan € 1 miljoen) daalde met 18 basispunten tot 3,13 %,
6
Rente op de daggeldrenteswaps (Overnight Indexed Swap, OIS). Het gaat om de rente op de leningen aan
banken met een zeer gunstige rating (prime banks). De rente op kortlopende kredieten werd vergeleken
met de OIS op één jaar, de kredieten op middellange termijn met de OIS op drie jaar en de langlopende
kredieten met de OIS op zeven jaar.
10
terwijl die op omvangrijkere kredieten (meer dan € 1 miljoen) met 2 basispunten zakte, tot 1,85 % in
december 2014. Het banktarief voor kredieten met een rentevaste periode tussen één en vijf jaar en
een waarde van minder dan € 1 miljoen liep met 33 basispunten terug tot 3,17 %. Tot slot bedroeg
de rente op kredieten met een rentevaste periode van meer dan vijf jaar en een waarde van minder
dan € 1 miljoen 2,59 % (-25 basispunten ten opzichte van het voorgaande kwartaal).
3. Enquêtes naar de kredietvoorwaarden
De enquête van
het Eurosysteem naar de
bancaire
kredietverlening
(zie
http://www.nbb.be/doc/DQ/BLS/nl/BLS_home.htm) verschaft kwalitatieve informatie over het
verloop van de toekenningsvoorwaarden van en de vraag naar bankkredieten, alsook over de
factoren die aan deze ontwikkelingen ten grondslag liggen.
KREDIETVOORWAARDEN VAN EN VRAAG NAAR BEDRIJFSKREDIETEN: GLOBALE BEOORDELING DOOR DE BANKEN
(netto gewogen percentages1)
2015
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
-75
2015
-75
2014
-50
2013
-50
2012
-25
2011
-25
2010
0
2009
0
2008
25
2007
25
2006
50
2006
Eurogebied
België
50
Toekenningscriteria door de banken
Door de respondenten opgetekende evolutie
Door de respondenten verwachte evolutie
Kredietaanvragen uitgaande van de
ondernemingen
Door de respondenten opgetekende evolutie
Door de respondenten verwachte evolutie
Bronnen: ECB, NBB (enquête van het Eurosysteem naar de bancaire kredietverlening).
1 Een positief (negatief) percentage komt overeen met een versoepeling (verstrakking) van de kredietvoorwaarden of met een
toename (afname) van de kredietvraag.
In het vierde kwartaal van 2014 deelden de vier Belgische grootbanken die bij deze enquête werden
ondervraagd mee dat de kredietvoorwaarden voor ondernemingen, die tijdens het tweede en derde
kwartaal waren versoepeld, al met al stabiel gebleven zijn, zowel voor lang- als voor kortlopende
kredieten. Zowel voor kmo’s als voor grote ondernemingen zijn de kredietvoorwaarden volgens de
banken echter enigszins versoepeld. De kredietinstellingen van het eurogebied maakten dan weer
gewag van een gematigde versoepeling van de voorwaarden voor alle types van kredieten
(kortlopende en langlopende) aan grote ondernemingen en kmo’s. Op dit vlak is de heterogeniteit
tussen de lidstaten van het eurogebied binnen de perken gebleven. In de meeste landen, vooral in de
grote landen van het eurogebied, hebben de banken hun kredietverleningscriteria grotendeels
onveranderd gehouden of enigszins verbeterd, behalve in Nederland, waar de kredietinstellingen
hun voorwaarden ietwat hebben aangescherpt.
11
Wat de determinanten van die ontwikkelingen in België betreft, bestempelen de ondervraagde
banken hun financieringskosten en balansbeperkingen (voornamelijk hun liquiditeitspositie en de
kosten in verband met het bedrag van het eigen vermogen), alsook de concurrentiedruk (en meer
specifiek die van de andere bankinstellingen) als factoren die zouden hebben bijgedragen tot een
versoepeling van de kredietvoorwaarden aan ondernemingen. De risicoperceptie zou daarentegen
geen rol hebben gespeeld in het vierde kwartaal.
KREDIETVOORWAARDEN VAN BEDRIJFSKREDIETEN IN BELGIË:
VOORNAAMSTE VERKLARENDE FACTOREN EN AANGEWENDE TOEKENNINGSCRITERIA
(netto gewogen percentages1)
Voornaamste toekenningscriteria
Voornaamste verklarende factoren
150
150
100
100
50
50
0
0
-50
-50
-100
Financieringskosten en balansbeperkingen
Marges op de standaardkredieten
Concurrentiedruk
Marges op de meest risicovolle kredieten
Risicoperceptie
Andere toekenningscriteria
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
-200
2007
-250
2006
-150
2005
-200
2005
-100
-150
Bronnen: ECB, NBB (enquête van het Eurosysteem naar de bancaire kredietverlening).
Een positief (negatief) percentage komt overeen met een factor die heeft bijgedragen tot een versoepeling (verstrakking) van de
kredietvoorwaarden of met een criterium waarin die versoepeling (verstrakking) tot uiting is gekomen.
1
De banken beschikken over verschillende instrumenten om hun kredietaanbod aan ondernemingen
aan te passen. Ze kunnen dat aanbod bijvoorbeeld opvoeren (inperken) door de marges te verkleinen
(vergroten), maar ook door de niet-monetaire voorwaarden te versoepelen (aan te scherpen), met
name de waarborgvereisten, de contractuele clausules of de diverse kosten die verbonden zijn aan
de kredietopname.
Het handhaven van de kredietvoorwaarden in het vierde kwartaal van 2014 vertaalde zich in
uiteenlopende ontwikkelingen van de monetaire en de niet-monetaire kredietvoorwaarden. De
rapporterende banken meldden immers een nieuwe daling van de marges op de standaardkredieten
aan grote ondernemingen, terwijl die op hetzelfde type van leningen aan kmo’s identiek bleven. De
marges op de meest risicovolle kredieten aan kmo’s zijn daarentegen enigszins toegenomen, terwijl
ze voor de grote ondernemingen stabiel gebleven zijn. Voorts verhoogden de banken over het geheel
genomen de bijkomende kosten op de kredieten aan ondernemingen, terwijl ze zich minder strikt
opstelden voor het volume en voor de clausules van de kredietovereenkomsten. De grote
ondernemingen genoten bovendien gunstiger voorwaarden wat de looptijd van de leningen betreft.
Voor het eerste kwartaal van 2015 verwachten de Belgische banken een stabilisering van hun
kredietvoorwaarden voor de kmo's, terwijl die voor de grote ondernemingen licht versoepeld zouden
12
worden. In het eurogebied gaan de banken ervan uit dat hun voorwaarden gunstiger zullen zijn,
zowel voor grote ondernemingen als voor kmo’s.
Daarnaast deelden de Belgische banken mee dat de kredietvraag in het vierde kwartaal van 2014
algemeen beschouwd toenam. Deze toename zou volledig voor rekening komen van de grote
ondernemingen, terwijl de vraag vanuit de kmo’s zou zijn teruggelopen. Volgens de ondervraagde
kredietinstellingen is de stijging van de vraag toe te schrijven aan een reeks factoren: toename van
de financieringsbehoeften in verband met investeringen, voorraadbeheer en bedrijfskapitaal,
schuldherstructurering en fusie- en overnameactiviteiten. De kredietverlening door concurrerende
instellingen zou eveneens hebben bijgedragen tot de stijging van de vraag. De beschikbaarheid van
interne financiering zou daarentegen een omgekeerde invloed hebben gehad door de vraag te
beperken. Voor het eerste kwartaal van 2015 verwachten de Belgische banken een nieuwe stijging
van de vraag naar leningen, zowel van de grote ondernemingen als van de kmo’s.
VRAAG NAAR BEDRIJFSKREDIETEN IN BELGIË: VOORNAAMSTE VERKLARENDE FACTOREN
(netto gewogen percentages1)
100
50
0
-50
-100
-150
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Bruto-investeringen in vaste activa
Voorraden en bedrijfskapitaal
Andere financieringsbehoeften
Interne financiering
Kredieten verleend door de concurrentie
Marktfinanciering
Algemene vraag
Bronnen: ECB, NBB (enquête van het Eurosysteem naar de bancaire kredietverlening).
1 Een positief (negatief) percentage komt overeen met een factor die heeft bijgedragen tot een toename (afname)
van de vraag naar kredieten.
De banken uit het eurogebied rapporteerden voor het vierde kwartaal van 2014 een toename van de
kredietvraag, die vooral geschraagd werd door de grote ondernemingen en in mindere mate door de
kmo’s. Net als in België zou ze toe te schrijven zijn aan de stijging van de financieringsbehoeften in
verband met het herstel van de investeringen, het beheer van de voorraden en van het
bedrijfskapitaal, alsook aan de herstructurering van de schulden en fusies en overnames. Ze zou
eveneens getemperd zijn door de beschikbare alternatieve financiering. De kredietinstellingen uit het
eurogebied verwachten voor het eerste kwartaal van 2015 eveneens een stijging van de vraag naar
krediet, zowel vanuit de grote ondernemingen als vanuit de kmo’s.
13
BEOORDELING VAN DE KREDIETVOORWAARDEN DOOR DE ONDERNEMINGEN:
ALGEMENE RESULTATEN
Op het moment van de enquête waren de voorwaarden:
Neutraal
Ongunstig
%
Gedurende het kwartaal vóór de enquête is de specifieke voorwaarde:
Gunstig
Verbeterd
Onveranderd
Verslechterd
100
80
60
40
20
Rentevoet
Algemene voorwaarden
Kosten
2014-IV
2014-II
2014-III
2014-I
2013-IV
2014-III
2014-IV
2014-I
2014-II
2013-IV
2014-IV
2014-II
2014-III
2014-I
2013-IV
2014-III
2014-IV
2014-I
2014-II
2013-IV
2014-III
2014-IV
2014-I
2014-II
2013-IV
2013-III
2013-I
2013-II
2012-IV
0
Gevraagde
waarborgen
Kredietvolume
Saldo1
%
40
20
0
Rentevoet
Kredietvolume
2014-III
2014-IV
2014-II
2014-I
2013-IV
2014-IV
2014-II
2014-III
2014-I
2013-IV
2014-III
Kosten
2014-IV
2014-II
2014-I
2013-IV
2014-IV
2014-II
2014-III
2014-I
2013-IV
2014-IV
2014-II
Algemene voorwaarden
2014-III
2014-I
2013-IV
2013-II
2013-III
2013-I
-40
2012-IV
-20
Gevraagde
waarborgen
Bron: NBB (trimestriële enquête naar de kredietvoorwaarden).
1
Saldo van de antwoordpercentages gunstig/verbeterd (+) en ongunstig/verslechterd (-).
Uit de in januari 2015 door de Bank uitgevoerde enquête7 blijkt dat de bedrijfsleiders, voor het
derde kwartaal op rij, de algemene toekenningsvoorwaarden voor bankkrediet gunstig beoordelen.
34,5 % van de ondernemingen uit de verwerkende nijverheid, de bouwnijverheid en de diensten aan
ondernemingen bestempelde de toekenningsvoorwaarden voor nieuwe bankkredieten als gunstig,
terwijl 11,7 % ze als ongunstig beoordeelde. Al met al kwam het nettosaldo van de antwoorden van
de bedrijfsleiders op 22,8 % uit (tegen 21,4 % in het voorgaande kwartaal). Dit positieve sentiment
van de bedrijfsleiders is het resultaat van een meer positieve beoordeling van het verloop van de
kredietvoorwaarden tijdens de drie maanden vóór de enquête. De beoordeling van het renteverloop
7
In deze enquête wordt de ondernemingen verzocht twee vragen te beantwoorden. De eerste vraag betreft
de kredietvoorwaarden op het ogenblik van de enquête ('Lijken de voorwaarden om bij de banken krediet
op te nemen u momenteel: gunstig, neutraal of ongunstig?'). In de toelichting worden de antwoorden op
die vragen behandeld onder de titel 'Algemene voorwaarden'. De tweede vraag gaat over de tijdens het
kwartaal vóór de enquête vastgestelde ontwikkelingen (verbetering, stabilisatie of verslechtering van de
voorwaarden) en de antwoorden worden uitgesplitst volgens specifieke criteria (rentetarieven, andere
bankkosten, kredietvolume, gevraagde waarborgen). De antwoorden op die vraag worden criterium per
criterium toegelicht.
14
is stabiel positief gebleven ten opzichte van de voorgaande periode (38 %, tegen 39 % in oktober).
Met betrekking tot de niet-monetaire kredietvoorwaarden (kosten, kredietvolume en gevraagde
waarborgen) meldden de ondernemers een nieuwe verslechtering, van ongeveer dezelfde
grootteorde als tijdens het voorgaande kwartaal.
De resultaten naar bedrijfstak tonen dat de al met al gunstige beoordeling van de
kredietvoorwaarden geldt voor alle bedrijfstakken. Het saldo van de antwoorden bedroeg 26 % in de
verwerkende nijverheid, 20 % in de diensten en 14 % in de bouwnijverheid.
Een en ander komt doordat de bedrijfsleiders in het vierde kwartaal van 2014 het verloop van de
rentetarieven op nieuwe kredieten als gunstig beoordeelden, en dit voor de drie bedrijfstakken. Alle
andere kredietvoorwaarden (kosten, volume en gevraagde waarborgen) zijn relatief stabiel gebleven
of in iets mindere mate verslechterd dan in het voorgaande kwartaal, met uitzondering van de
bijkomende kosten voor de sector van de diensten aan ondernemingen.
BEOORDELING VAN DE KREDIETVOORWAARDEN DOOR DE ONDERNEMINGEN:
OPSPLITSING NAAR BEDRIJFSTAK
(netto percentages¹)
60
40
20
0
-20
-40
Industrie
Kosten
Kredietvolume
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
Rentevoet
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
Algemene voorwaarden
op het moment van de enquête
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
-60
Gevraagde waarborgen
Ontwikkeling gedurende het kwartaal vóór de enquête
Bouwnijverheid
Diensten aan ondernemingen
Bron: NBB (trimestriële enquête naar de kredietvoorwaarden).
¹ Saldi van de antwoordpercentages gunstig/verbeterd (+) en ongunstig/verslechterd (-).
Wat de verschillen naar bedrijfsgrootte betreft, werden de algemene kredietvoorwaarden in
januari 2015 door alle ondernemingscategorieën als gunstig beoordeeld: het saldo van de
antwoorden bedroeg voor de kleine ondernemingen (1 tot 49 werknemers) 16 %, voor de
middelgrote ondernemingen (50 tot 249 werknemers) 30 %, voor de grote ondernemingen (250 tot
499 werknemers) 38 % en voor de zeer grote ondernemingen (500 werknemers of meer) 28 %. De
beoordeling van de rentevoorwaarden ten opzichte van het voorgaande kwartaal is voor alle
ondernemingscategorieën zeer positief gebleven, behalve voor de zeer grote ondernemingen. De
voorwaarden inzake de bijkomende kosten, het kredietvolume en de gevraagde waarborgen zijn al
met al eveneens op een vergelijkbaar peil gebleven als tijdens de voorgaande periode. Hoewel de
bedrijfsleiders nog steeds oordelen dat deze kredietvoorwaarden relatief verslechterd zijn, is het
15
algemene niveau ervan nog altijd een van meest gunstige die werden opgetekend sedert het begin
van de enquête in 2002.
BEOORDELING VAN DE KREDIETVOORWAARDEN DOOR DE ONDERNEMINGEN:
OPSPLITSING NAAR GROOTTE VAN DE ONDERNEMING¹
(netto percentages²)
60
40
20
0
-20
-40
Algemene voorwaarden
op het moment van de enquête
Rentevoet
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
2013-I
2013-II
2013-III
2013-IV
2014-I
2014-II
2014-III
2014-IV
-60
Kosten
Kredietvolume
Gevraagde waarborgen
Ontwikkeling gedurende het kwartaal vóór de enquête
Klein
Groot
Middelgroot
Zeer groot
Bron: NBB (trimestriële enquête naar de kredietvoorwaarden).
¹ Klein = 1-49 werknemers; middelgroot = 50-249 werknemers; groot = 250-499 werknemers; zeer groot = 500 werknemers of meer.
² Saldi van de antwoordpercentages gunstig/verbeterd (+) en ongunstig/verslechterd (-).
16