Achtergrondinformatie

Lespakket ‘Vogels’
Achtergrondinformatie
Inleiding
“Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (a)nda thu uuat unbidan uue nu”
“Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten wij op.”
http://www.hetklokhuis.nl/algemeen/Hebban%20Olla%20Vogala
Dit zou de oudste Nederlandse zin zijn die bekend is. Hoewel niet iedereen het hiermee eens is
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Hebban_olla_vogala) is het wel leuk om de kinderen van de bovenbouw
kennis te laten maken met het oud-Nederlands. Sommige kinderen vragen zich wel eens af of je met
het hedendaags Nederlands in een andere tijd uit de voeten zou kunnen. Voor deze uitgave over
vogels een leuke binnenkomer. Geschiedenis en taal voor een biologisch onderwerp: Vogels.
Vogels in het dierenrijk
De vogels (latijn: Aves) zijn in de indeling van het dierenrijk volgens Linnaeus
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Carolus_Linnaeus ) onder de gewervelden de één na hoogste klasse.
Vogels kenmerken zich door hun veren en snavel en het feit dat zij eierleggend zijn. Vogels leggen als
enige eieren met een harde kalkachtige harde schil (de eierschaal) en hebben broedzorg. Vogels
hebben een vaste lichaamstemperatuur van ongeveer 41º Celsius en inwendige longen. Hun poten
zijn geschubd wat verwijst naar de ontwikkeling vanuit de reptielen die in de direct onderliggende
klasse zitten.
Als bewijs van de evolutie van vogels vanuit reptielen wordt de
Archeopterix vaak genoemd
(http://nl.wikipedia.org/wiki/Archaeopteryx_%28dier%29).
Zie ook http://nl.wikipedia.org/wiki/Gevederde_dinosauriërs of
https://gervanpoelgeest.wordpress.com/2012/12/11/evolutietheorie-onduidelijk-en-speculatief-over-deoorsprong-van-hedendaagse-vogels-zoals-de-aras/ om de verwarring compleet te krijgen.
Hieronder de indeling van de gewervelden in het dierenrijk in het kort:
*Let op: dit zijn algemeenheden, in elke klasse zijn uitzonderingen!
Klasse:
Vissen:
Amfibieën:
Reptielen:
Vogels:
Zoogdieren:
Lichaamstemp.:
-koudbloedig
-koudbloedig
-koudbloedig
-warmbloedig
-warmbloedig
Huid:
-geschubde huid
-gladde, vochtige huid
-geschubde huid
-huid met veren
-huid met haren
Ademhaling:
-kieuwen
-als larf kieuwen, als
-longen
-longen
-longen
volgroeid dier longen
Jongen:
-eierleggend
-eierleggend (taaie
-eierleggend (leerachtige
-eierleggend (harde
-levendbarend (de
(zachte schil)
schil)
schil)
schil)
jongen komen
levend ter wereld
Broedzorg:
-geen broedzorg
-geen broedzorg
-soms broedzorg
-broedzorg
-verregaande
broedzorg(zogen)
Leefplaats:
-leven in water
-leven als larf in water,
-leven voornamelijk op
als volgroeid dier ook
het land
-leven op het land
-leven voornamelijk
op het land
op land
(Met de les ‘Allemaal Anders’ van de Rotterdamse Centra voor Natuur- en Milieueducatie wordt de indeling van de gewervelden
op een zelfontdekkende manier behandeld. Vogels worden als diergroep behandeld bij de les ‘Uit-vogelen’.)
Vogels leven overal op de wereld. Van pool tot evenaar. Dankzij de vaste lichaamstemperatuur
kunnen zij in relatief extreme koude en hitte overleven; in elk klimaat dus. Sommige klimaten zijn
natuurlijk wel geschikter voor vogels dan andere. Daar is het eenvoudiger overleven. Soms zelfs per
seizoen. Meer over vogels: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vogels
In het lespakket ‘Herfst (2014)’ http://www.rotterdam.nl/lesmateriaalnatuuronderwijs werd reeds
gesproken over overlevingsstrategieën van o.a. vogels. In deze uitgave gaan we daar wat dieper op
in.
Vogels en de winter
De winter is voor veel organismen ‘a struggle for life’. Het weer kan levensbedreigend zijn en het
voedselaanbod erg summier. Zeker aan het einde van de winter wanneer de dagen lengen en de
nachten strengen. De overlevingsstrategie van vogels is in twee hoofdgroepen te verdelen:
Wegtrekken naar andere oorden (trekvogels) of blijven en zien te overleven (standvogels). Wat vogels
ook doen, het gaat bij beide strategieën over voedselaanbod.
Trekvogels
Sommige vogelsoorten vluchten voor de kou of trekken weg vanwege een dreigend voedseltekort. Dat
zijn de trekvogels. Wanneer de winter dreigt in te vallen, zullen deze vogelsoorten naar warmere
streken vertrekken. Vliegen is gewoon hard werken voor vogels. Dus waarom zo’n eind vliegen? Het
antwoord is heel logisch. Omdat dat de plaats is waar het eten is.
Eén zwaluw (http://nl.wikipedia.org/wiki/Zwaluwen_(zangvogels) ) maakt nog geen zomer. Maar als er
meer komen is het echt wel gedaan met de winter en het koude weer. De zwaluwen komen vanuit het
zuiden en komen hier hun nesten bouwen, eieren uitbroeden, jongen grootbrengen en vervolgens
weer wegtrekken naar het zuiden. Zwaluwen zijn vliegende insecteneters en zullen hier alleen maar
zijn wanneer er voldoende eten voor hen rondvliegt. Als het lekker weer is dus. Nadat de jongen groot
genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen, moeten de volwassenen weer krachten opbouwen om te gaan
overwinteren in Afrika. Toch zo’n 5.000 km. De jongen volgen later in het seizoen wanneer zij groter
en sterker zijn en vol energiereserves zitten.
Sommige, zoals de kievit (http://nl.wikipedia.org/wiki/Kievit ), vertrekken al tijdens de zomer wanneer
hun jongen zelfstandig genoeg zijn om te overleven. De jongen blijven nog even om voldoende
voedselreserves op te bouwen om het stuk naar Afrika te kunnen vliegen. Dat heet dan een
zomervogel (http://nl.wikipedia.org/wiki/Zomergast ).
Een andere vogelsoort doet niet zo heftig: ganzen. Tenminste de ganzen die in Nederland leven.
Tijdens de winter pendelen ze op en neer tussen warm en koud. Wanneer het koud gaat worden
trekken ze naar het warmere zuiden. Soms niet eens zo ver. Als het warmer wordt, gaan ze weer
terug naar het noorden. Dag en nacht. Al eeuwen wordt de ganzentrek aangegeven als
weersvoorspeller: “De ganzen trekken naar het zuiden; de kou komt eraan” of “De ganzen trekken
naar het noorden; het is afgelopen met de kou”. Overigens krijgen we in de winter ook veel ganzen op
bezoek. Deze ganzen komen uit het hoge noorden en Rusland en komen hier in, voor hen, warmere
oorden overwinteren.
Wat afstand betreft is de Noordse Stern ( http://nl.wikipedia.org/wiki/Noordse_stern ) recordhouder. In
een jaar vliegt hij met de vogeltrek zo’n beetje de aarde rond, meer dan 30.000 km. Bijvoorbeeld van
Groenland tot de randen van de Zuidpool en het volgende jaar weer terug. Alleen om van het juiste
klimaat en een groot voedselaanbod te kunnen profiteren. Wanneer het hier winter is, is het daar
zomer. De dagen zijn lang en dus kunnen ze elke dag langer naar voedsel zoeken. Een soort
koopavond in de supermarkt, maar dan aan de andere kant van de aarde.
Een ander bijzonder verhaal gaat over merels en roodborsten. Jarenlang meende men dat het
standvogels (http://nl.wikipedia.org/wiki/Standvogel waren. De waarheid blijkt anders. De merels en
roodborsten uit onze streken trekken weg naar het zuiden, terwijl de merels en roodborsten uit veel
koudere streken hiernaartoe komen, want voor hen is het hier lekker warm en is er genoeg te eten. Ze
maken dus plaats voor hun soortgenoten uit het oosten en noorden.
De vogels die hier in de zomer niet voorkomen maar wel in onze winter komt overwinteren noemen we
wintergasten ( http://nl.wikipedia.org/wiki/Wintergast )
Een veel gestelde vraag van kinderen is: “Hoe weten die trekvogels dan de weg?” Een sluitend en
eenduidig antwoord is er niet. Er werd en wordt veel onderzoek naar gedaan. Het lijkt erop dat
sommige vogels gebruik maken van het magnetisch veld van de aarde, de stand van de sterren, de
stand van de zon en het lijkt erop dat sommige vogelsoorten de routes uit hun hoofd kennen en op
kenmerken in het landschap (water, bergen etc.) vliegen. Wellicht geleerd van de oudere vogels.
Soms ook met combinaties van deze manieren.
Deze site geeft ook nog aanvullende informatie over vogeltrek en trekvogels, maar lees de
terughoudendheid van de schrijver tussen de regels:
http://www.noorderkempen.be/vogels/tekst/vogeltrek.htm
Meer over vogeltrek: http://nl.wikipedia.org/wiki/Vogeltrek
Standvogels
De groep vogels die blijft, zijn de standvogels. Deze vogels trekken niet weg maar hebben andere
manieren om de winter door te komen: veel eten in de herfst! Deze vogels moeten een grote
(vet)reserve opbouwen. Zij eten dan vooral voedsel met een hoge energetische waarde. Vooral noten
en zaden. Gelukkig zijn die er in overvloed in de herfst. Door het eten van dit voedsel bouwen zij een
dikke vetlaag op die isoleert en voedselreserve oplevert. Sommige vogels schakelen ook over naar
een ander dieet. Door het verdwijnen van insecten in het najaar wanneer het kouder wordt, gaan veel
insecteneters over op een dieet van zaden en noten.
Tijdens de winter zijn de vogels maar op een ding gericht: eten zoeken! Verder proberen zij, zeker
wanneer er sneeuw ligt, zo min mogelijk te bewegen omdat bewegen veel energie kost. Ze zoeken
een plaatsje in de luwte en proberen op die manier zo min mogelijk energie te gebruiken. Daartoe
zetten ze vaak hun veren op om de isolerende verenlaag zo dik mogelijk te houden.
Als het weer het toestaat wordt de vogel actief voor het vergaren van voedsel. Het is dan ook niet
verkeerd om vogels te voeren in de winter.
(http://www.vogelbescherming.nl/tuinvogel/vogels_voeren/hoe_voeren )
(http://www.vogelbescherming.nl/tuinvogel/vogels_voeren/wanneer_voeren )
Op die manier blijven ze in conditie om ook het laatste en zwaarste stuk van de winter te overleven.
De periode van februari tot het begin van het voorjaar is het moeilijkste te overleven. Zeker wanneer
er sneeuw ligt. Het voedselaanbod raakt op en wat er nog was, is bijna onvindbaar geworden door de
sneeuw. Het is in deze periode dat veel oude, zieke maar ook jonge vogels het leven laten. Ook alleen
vorst kan zo zijn slachtoffers maken. De kou, maar ook het ontbreken van drinkbaar water. Het water
waar de vogels van drinken is bevroren dus is de kans op fatale uitdroging groot. Het aanbieden van
water met suiker (geen zout!!) kan de vogels helpen. Door steentjes in het water te leggen kunnen de
vogels niet gaan baden want als de vogels nat zijn, kunnen de veren aan elkaar vriezen met alle
gevolgen van dien. Meer over standvogels: http://nl.wikipedia.org/wiki/Standvogels.
Veren, vleugels, vliegen
Veren
Een belangrijk kenmerk van vogels is veren. Er is geen andere klasse in het dierenrijk die veren heeft.
Veren zijn vooral belangrijk voor de isolatie. De lichaamstemperatuur van vogels ligt rond de 41º
Celsius. Vooral voor vogels in koudere streken is dit heel belangrijk dat de ze geen warmte verliezen.
Veren zijn naar functie te verdelen in 5 groepen: donsveren, dekveren, slagpennen, staartpennen en
sierveren.
-Donsveren zijn kleine veren met een losse structuur die dicht op de huid liggen. Door de losse
structuur wordt veel lucht vastgehouden. Stilstaande lucht isoleert als beste. Daarnaast zijn het ook de
veren die waterafstotend zijn.
-Dekveren zijn de veren die de donslaag afdekken en daarmee de isolatie compleet maken. Het is erg
belangrijk dat deze laag vettig blijft, want het verendek van de vogel mag niet nat worden omdat de
vogel dan te veel afkoelt en dood zal gaan.
Dekveren zijn de veren die de stroomlijn geven aan de vogels. Deze veren geven de vogel ook het
verenkleed waarmee vogels per soort herkenbaar zijn.
-Slagpennen zijn de grote veren aan de vleugels van vogels. Deze geven de vogels de mogelijkheid te
vliegen (bij vliegende vogels). Ze geven lift en stuwkracht.
-Staartpennen zijn de grote veren in de staart van de vogel. Hiermee kan hij sturen en remmen in de
lucht.
-Sierveren hebben eigenlijk alleen maar een functie in relatie tot de voortplanting. De kleurige veren
zijn ervoor om indruk te maken op het andere geslacht. Verreweg in de meeste gevallen zijn het de
mannetjes die een prachtkleed (http://nl.wikipedia.org/wiki/Prachtkleed ) hebben. Aan het begin van
het broedseizoen is dit kleed op zijn mooist. En dat alleen om dan indruk te maken op het andere
geslacht. Later zal het minder mooi worden omdat het verslijt tijdens de broedzorg. Wanneer de
broedzorg voorbij is, gaan de vogels ruien (http://nl.wikipedia.org/wiki/Rui_(biologie) ). Ze krijgen
nieuwe veren. In deze periode zijn de vogels kwetsbaar voor jagers omdat zij niet meteen een volledig
verenkleed hebben. De veren in de vleugels zijn nog niet volgroeid en daardoor kunnen de vogels niet
zo goed vliegen. Maar wanneer het nieuwe verenkleed compleet is, hebben de vogels ook een perfect
passende dikke ‘donsjas’ aan. Dat hebben ze ook hard nodig in de winter. Het verenkleed in de winter
is dus minder mooi maar heeft wel een betere isolatiewaarde.
Vooral de vrouwtjes hebben veelal geen prachtkleed maar een
broedkleed. Het is er vooral op gericht om onzichtbaar te zijn
tijdens het broeden. Vaak prachtige voorbeelden van
camouflage. Een mooi voorbeeld is de wilde eend. Het
mannetje met een mooi verenkleed met een groen-blauw
iriserende kop, het vrouwtje met camouflagekleuren
(afbeelding van wikipedia).
Vogelveren zijn werkelijk een wonder van natuurlijk vernuft.
Langs de holle schacht (3) zitten de baarden (5) en aan die baarden zitten weer kleine baardjes (6).
Die laatste baardjes grijpen in elkaar met
haakjes (7) waardoor de baardjes en
baarden netjes naast elkaar blijven zitten en
min of meer aan elkaar vastzitten. Deze
constructie zorgt ervoor dat het verendek en
de pennen in zekere mate luchtdicht zijn.
Wanneer vogels zichzelf wassen wordt er veel aandacht besteed aan het goed ordenen van deze
baarden. Het is tenslotte essentieel voor het behouden van warmte –en dus energie- en het goed
kunnen vliegen. Meer over veren: http://nl.wikipedia.org/wiki/Veer_(vogel)
Vogelvlucht
Vliegen is zoals eerder gezegd hard werken voor vogels. Er is heel veel energie voor nodig. Voor het
bewegen van de vleugels zijn grote spieren nodig. Denk maar aan de kipfilets. Dit zijn de spieren die
de kip gebruikt om te vliegen (inderdaad; kippen kunnen vliegen!). Vliegspieren maken een groot deel
uit van het totale gewicht van een vogel.
Afhankelijk van de soort tot wel 18%. Het is dus
voor een vogel van belang om zo licht mogelijk te
blijven.
Vogels hebben daarvoor ook speciaal aangepaste
botten. De wanden van de ronde, holle botten zijn
veel dunner dan die van andere niet vliegende
dieren. Om nu toch de goede sterkte te krijgen is
de holte in de botten voorzien van een
netstructuur waardoor de sterkte toch voldoende is. Dit geeft, vergeleken met massieve botten, een
gewichtsbesparing van wel 20%. Het totale gewicht van botten van vogels is hooguit 15% van het
totale gewicht terwijl dat bij andere, niet vliegende, dieren pakweg 25% is.
Toch is er een uiterste grens bij de verhoudingen tussen gewicht en vliegen. Zwanen kunnen tot
pakweg 12 kg wegen. Dat is zo’n beetje het maximale gewicht voor vliegende vogels. Wanneer ze
zwaarder zouden zijn, zouden ze grotere vleugels nodig hebben en daarom zwaardere spieren en
botten en om daarmee te kunnen vliegen heb je weer grotere vleugels nodig enzovoort. Vogels die
zwaarder zijn, zoals bijvoorbeeld de struisvogel, kunnen dus niet vliegen omdat ze gewoonweg te
zwaar zijn.
Een pinguïn is ook een vogel maar kan niet vliegen. Deze vogel, die in het wild alleen voorkomt op het
zuidelijk halfrond, is aangepast om te zwemmen. Hij vliegt als het ware onder water. Zijn vleugels zijn
daarvoor klein, maar zeker niet minder krachtig.
Vogels eten verschillend. De snavelvorm verraadt vaak wat de vogel eet. Het gaat hier te ver om daar
verder op in te gaan maar deze site (http://nl.wikipedia.org/wiki/Snavel ) geeft verder informatie. Een
leuk weetje is dat de verschillende snavelvormen van een vink op de verschillende Galapagos
eilanden Darwin op het idee van de evolutietheorie hebben gebracht.
(http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i000637.html )
Roofvogels
Roofvogels staan bovenaan in de voedselpiramide. Zij moeten hoogwaardig voedsel hebben in de
vorm van dierlijke eiwitten, meestal vlees. Hiervoor hebben ze scherpe klauwen, een scherpe snavel
en een ongelooflijk scherp gezichtsvermogen. Vele malen beter dan dat van de mens. Uilen die in het
donker jagen hebben daarbij ook nog een uitstekend gehoor waarmee ze hun prooi kunnen
ontdekken.
Roofvogels hebben allerlei manieren (http://www.schooltv.nl/video/jagers-uilen-en-roofvogels/ ) om
aan hun voedsel te komen (http://www.schooltv.nl/video/jagers-uilen-en-roofvogels/ ). Om een paar
voorbeelden te noemen: een buizerd zit vaak op een iets hogere plaats te wachten tot er ergens een
prooi te verschalken valt. Regelmatig zitten ze op paaltjes in weilanden langs de snelweg te wachten
of er onvoorzichtige prooien slachtoffer worden van het verkeer. De buizerd steelt ook vaak prooien
van andere roofdieren die hij daarna opeet.
(http://commons.wikimedia.org/w/index.php?title=File%3ABuizerd_Dieder_Plu.ogv ).
Een slechtvalk is wat actiever. Hij stort zich in de lucht op zijn prooi, vliegende vogels. Dit doet hij met
een snelheid van meer dan 300 km/uur. Hij stoot (slaat) de prooi uit de lucht die daardoor vrijwel altijd
op slag dood is. http://www.schooltv.nl/video/de-slechtvalk-voor-deze-roofvogel-geldt-hoe-hoger-hoemooier/#q=slechtvalk
Een uil jaagt op zijn gehoor in het donker. Ook al heeft hij een heel goed gezichtsvermogen, het jagen
doet hij grotendeels op zijn gehoor. Ook tijdens de vlucht. Om nu te zorgen dat de wind rond zijn
vleugels geen geruis maakt tijdens zijn vlucht, is de uil uitgerust met speciale veren op de vleugelrand
waardoor en geen geruis ontstaat. (Vliegtuigbouwers nemen dit als voorbeeld en onderzoeken of het
mogelijk is vliegtuigen te bouwen die minder geluid maken).
Roofvogels die hun prooi in zijn geheel inslikken doen dat met huid en haar. De scherpe botjes
zouden de ingewanden kunnen beschadigen. Deze dieren vormen een braakbal in hun maag. De
verteerbare delen gaan het darmstelsel in maar de onverteerbare delen blijven in de maag. Deze
spuugt de vogel later uit als braakbal. Je kunt aan de inhoud van de braakbal zien wat het dier
gegeten heeft. http://www.schooltv.nl/video/braakballen-alles-wat-een-uil-niet-kan-verteren-spuugt-hijuit/#q=braakballen
In deze uitgave staat een opdracht over het uitpluizen van braakballen. Deze site:
http://www.zoogdiervereniging.nl/sites/default/files/imce/nieuwesite/0verigen/downloads/Handleiding_b
raakballen_pluizen.pdf geeft informatie.
Het is ook mogelijk virtueel braakbalen te pluizen http://www.wildzoekers.nl/uilenmuizen/index2.html
maar dat is nooit zo leuk en leerzaam als in het echt. Zeker met deze kaart erbij.
(http://www.katoelenkiekers.nl/PDF%20en%20zo/Zoekkaart%20Muizenresten.pdf ).
Ook in dit lespakket hebben we weer geprobeerd om leuke activiteiten en interessante
wetenswaardigheden bij elkaar te brengen. Natuurlijk staan we altijd open voor vragen en suggesties,
graag zelfs. De contactgegevens staan hieronder.
Meer informatie:
Over de inhoud van de pakketten:
Natasja Huijs & Perkash Soekhoe, Kwekerij Lesmateriaal Vreelustweg.
Telefoon: 010 – 437 26 64
E-mail: [email protected]
Over de instructie/lessuggesties:
Marloes Petri
E-mail : [email protected]