Zorg

INTERNE ZORGSTRUCTUUR
ALGEMEEN
De eerstverantwoordelijke in het opvangen van signalen van kinderen met een stagnerende
ontwikkeling is de groepsleerkracht. Op ieder moment van een schooldag worden er door de
leerkracht grote en kleine beslissingen genomen, die bepalend zijn voor de verdere
ontwikkeling van de kinderen in zijn of haar klas.
Behalve de eigen groepsleerkracht is ook het team als geheel verantwoordelijk voor alle
kinderen. Daarom is het belangrijk, dat kennis, ervaring en vaardigheden gedeeld worden.
Een open oor naar elkaar toe en allerlei vormen van collegiale consultatie kunnen daartoe
een bijdrage leveren.
Om duidelijkheid binnen het team en naar de ouders toe te creëren is een duidelijke
zorgstructuur onmisbaar. Een zorgstructuur, waarbinnen de rol van de individuele
groepsleerkracht, de intern begeleider, de directie en niet in de laatste plaats die van de
ouders omschreven staat.
IN DE PRAKTIJK
De leerkracht houdt het kind het hele jaar zorgvuldig in de gaten. We toetsen, observeren en
hebben gesprekjes met kinderen en ouders. Dit wordt in het leerlingvolgsysteem vastgelegd.
Als een leerling ziet dat het kind op enig gebied in zijn of haar ontwikkeling stagneert dan
gaat de leerkracht gezamenlijk met de internbegeleider om de tafel zitten. Samen
interpreteren ze de gegevens en zetten dit om in een actieplan (we noemen dit een
handelingsplan). Ouders worden hiervan op de hoogte gebracht in een gesprek. Een
handelingsplan loopt circa zes tot acht weken.
DE POSITIE VAN DE OUDERS
Als de bespreking van een leerling leidt tot het opstellen en uitvoeren van een
handelingsplan, is overleg met de ouders wettelijk verplicht:
Ouders worden betrokken bij onderzoek en besprekingen die gericht zijn op het ontwikkelen
van een handelingsplan. Ouders krijgen een afschrift van het handelingsplan.
Als bij het opstellen en uitvoeren van een handelingsplan externe deskundigen worden
ingeschakeld voor het doen van onderzoek of observaties, is toestemming van de ouders
vereist. De actie hiertoe gaat in alle gevallen uit van de groepsleerkracht.
Op het handelingsplan vermelde tijdstip wordt het handelingsplan vervolgens door de
groepsleerkracht, de i.b-er gezamenlijk geëvalueerd.
De volgende stappen zijn mogelijk:
Het handelingsplan heeft voldoende resultaat gehad. Er volgen geen verdere acties
en het zorgdossier wordt gesloten (verandert in een zgn. slapend dossier).
Het handelingsplan heeft nog niet voldoende resultaat gehad, er wordt een nieuw
handelingsplan opgesteld.
Er kan besloten worden externe ondersteuning bij het ZAT ( zorgadvies team) aan te vragen.
Het ZAT is een ondersteuningsteam dat bestaat uit een aantal gelijkwaardige partners:
Vanuit school: intern begeleider, directeur en leerkracht
Ouders
Onderwijsondersteuner vanuit het speciaal onderwijs
Gezinsondersteuner vanuit jeugdzorg
Onderzoeker vanuit samenwerkingsverband de West-Friese Knoop
Alle betrokkenen dragen vanuit hun eigen expertise bij aan het gesprek. Dit kan hulp zijn op
leerkracht niveau of hulp aan of met het kind. Er kan ook worden gedacht aan de leesklas of
de rekenklas. Voor de leerling wordt een ontwikkelingsperspectief opgesteld. Ouders
kunnen dit document ten alle tijden inzien. Ook moeten ouders moeten er mee instemmen
dat gegevens over hun kind (uit het zorgdossier) worden doorgespeeld aan het ZAT.
EXTERNE ONDERSTEUNING
Ambulante Begeleiding als basiszorg
Als blijkt dat een bepaalde vorm van ambulante begeleiding ondersteuning kan bieden, kan
dit worden besproken en aangevraagd in het ZAT.
Evaluatie vindt na afronding van een traject plaats m.b.v. een evaluatieformulier. Deze
evaluatie wordt uitgevoerd door de groepsleerkracht, de intern begeleider en de ambulant
begeleider.
Extra onderzoek kan bestaan uit:
Een pedagogisch-didactisch, psychologisch en/of intelligentieonderzoek.
Een observatie door een orthopedagoge van het samenwerkingsverband.
Het ZAT-onderzoek
De onderzoeksprocedure is afhankelijk van de hulpvraag en het soort onderzoek waarom
gevraagd is.
Observaties, oudergesprekken, inzet van deskundigen en het opvragen van informatie bij
andere betrokken instanties kunnen deel uitmaken van een pedagogisch-didactisch, een
psychologisch en/of een begaafdheidsonderzoek.
Is het onderzoek afgerond, dan ontvangt de school het rapportagerapport. De school (i.b-er)
zorgt ervoor dat de ouders een kopie hiervan ontvangen. Vervolgens wordt het verslag, wat
doorgaans voorzien is van adviezen, met ouders en school doorgesproken. Van de kant van
de school zijn de i.b-er en de groepsleerkracht hierbij aanwezig.
Inhoudelijk gezien kan het advies inhouden, dat de school in meer of mindere mate het
lesprogramma op het kind dient aan te passen. Deze aanpassing kan dusdanig zijn, dat
m.b.v. een hulpprogramma geprobeerd wordt het kind weer op te trekken tot het niveau
van de groep waarin het zit.
Het kan ook zijn, dat het beter is het kind bij bepaalde vakgebieden een eigen programma te
bieden, waarmee het in eigen tempo de school door gaat. Anders gezegd: het kind komt
voor één of meerdere vakgebieden op enkel spoor.
De school voor speciaal basisonderwijs
Als het ZAT-beschikking over toelaatbaarheid positief is, kan het kind worden geplaatst. De
speciale school voor ons eigen samenwerkingsverband is Het Palet in Bovenkarspel en De
Wissel in Hoorn.
Ouders kunnen er echter ook voor kiezen om hun kind naar een andere school voor speciaal
basisonderwijs te sturen. Omdat zo’n school tot een ander samenwerkingsverband behoort,
dient het ZAT. van dat verband de aanvraag opnieuw te beoordelen.
De school waarbij het kind wordt aangemeld beslist over de toelating (het ZAT heeft slechts
een toelaatbaarheidsverklaring afgegeven).